VW
Onteigening in de gemeente Amersfoort Aanleg gedeelten ontsluiting Vathorst Besluit van 3 april 2003, nr. 03.001513 houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort van 31 mei 2002, kenmerk SOB/EOGZ/724902, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de aanleg van een deel van de nieuw aan te leggen hoofdwegenstructuur met bijkomende werken ten behoeve van de ontsluiting van de VINEX-locatie Vathorst in de gemeente Amersfoort. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 28 februari 2003, nr. HKW/R 2003/2393, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken. Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode van 5 september 2002 tot en met 4 oktober 2002 op de secretarie van de gemeente Amersfoort ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de ter inzage legging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant van 4 september 2002, nr. 169, en in ‘De Stad Amersfoort’ van 28 augustus 2002. Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in de gemeente Amersfoort op 16 oktober 2002. In genoemde kennisgeving zijn belanghebbenden voorts op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen. De volgende belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
1. De heer E. Stroobosscher namens de heer J.T. Noortman, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 9. 2. De heer C.G. Bellaar namens de heer E.J. van de Grootevheen, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 4. 3. De heer C.G. Bellaar namens de heer T.J. van Hamersveld en mevrouw M.C.W.A. van Middelaar, eigenaren van de onroerende zaak met het grondplannummer 5. 4. De heer C.G. Bellaar namens de heer R.W.A. Renkers en mevrouw M.C. van de Hoef, eigenaren van de onroerende zaak met het grondplannummer 2. 5. De heer C.G. Bellaar namens de heer W.E.G. van de Kletersteeg en mevrouw J.M. van de Grootevheen, eigenaren van de onroerende zaak met het grondplannummer 3. 6. De heer J.G. Overkamp, van wie geen onroerende zaken ter onteigening behoeven te worden aangewezen.
om onteigening is gehouden om in geval van een verzoek om coördinatie van een belanghebbende die zich geconfronteerd weet met meerdere grondbehoeften ten behoeve van verschillende projecten te onderzoeken of, en zo ja, op welke wijze tegemoet gekomen kan worden aan een dergelijk verzoek. Alhoewel dergelijke zienswijzen in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig beoordeeld worden, komen zij in de onderhavige procedure wel in het kader van de toetsing van het minnelijke overleg aan de orde. De noodzaak van de onteigening is immers mede afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen.
Reclamant sub 1. Reclamant wijst erop, dat bij zijn gronden in de ter inzage gelegde onteigeningsbescheiden de bestemming ‘weiland’ staat vermeld. Hij geeft hierbij aan, dat verzuimd is aan te geven dat er behoudens het aanwezige weiland ook nog een bedrijfswoOverwegingen ning, een ligboxenstal en een wagenloods aanwezig zijn. Ingevolge artikel 72a van de onteigeMet betrekking tot deze zienswijze ningswet kan, zonder voorafgaande van reclamant wordt opgemerkt, dat verklaring bij de wet dat het algede ter inzage te leggen onteigeningsmeen nut onteigening vordert, onteibescheiden ingevolge de onteigeningsgening plaatsvinden onder meer ten wet dienen te worden gebaseerd op behoeve van de aanleg en verbetering de openbare registers van het van wegen. Kadaster. Voorts wordt opgemerkt, dat de Vinex-locatie Vathorst schadeloosstelling ingevolge artikel 40 Gebleken is, dat van reclamanten sub en volgende van de onteigeningswet 2 en sub 3 gronden benodigd zijn een volledige vergoeding vormt voor voor de aanleg van een tijdelijk werk- alle schade die de eigenaar rechtstterrein, die tezamen met het resteren- reeks en noodzakelijk door het verlies de gedeelte van de betreffende onroe- van zijn onroerende zaak lijdt. rende zaken tevens (permanent) Ingevolge artikel 41a van deze wet benodigd zullen zijn voor de uitvoezijn de artikelen 40-41, voor zover ring van het vigerende bestemmingsvolgende artikelen niet anders meeplan ‘Vathorst’. brengen, van overeenkomstige toepasVoorts is gebleken, dat van reclasing op rechten die door de onteigemanten sub 5 gronden benodigd zijn ning geheel of gedeeltelijk vervallen. voor de aanleg van het werk en het De hoogte van de schadeloosstelling resterende gedeelte van de betreffende staat in het kader van onderhavige onroerende zaak tevens benodigd zal administratieve onteigeningsprocedure zijn voor de uitvoering van het vigeniet ter beoordeling, maar komt, bij rende bestemmingsplan ‘Vathorst’. het ontbreken van minnelijke overOverwogen wordt, dat de verzoeker eenstemming, in het kader van de
Uit: Staatscourant 28 april 2003, nr. 81 / pag. 20
1
gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Tot slot verzoekt reclamant sub 1 om niet tot onteigening van zijn betrokken gronden over te gaan en de ter hoogte van deze gronden voorziene rondweg zodanig te verplaatsen dat zijn opstallen kunnen worden ingepast in de plannen. Hij schetst zijn eigendomsituatie als volgt. Ter plaatse heeft reclamant een melkveebedrijf met 20 melkkoeien en een oppervlakte aan gronden van drie hectare. Zo’n tien jaren geleden heeft een onteigening reeds geleid tot verplaatsing van zijn bedrijf naar de huidige locatie. Hier heeft hij een mooie bedrijfswoning gebouwd, die is voorzien van alle gemakken voor zijn (hun) oude dag. Hij melkt nog steeds tweemaal daags zijn twintig melkkoeien in de, twaalf jaar geleden volledig nieuw gebouwde, ligboxenstal en hoopt dit voort te kunnen zetten om over een aanvulling te beschikken op de uitkering die hij krijgt in het kader van de Algemene Ouderdomswet. Naar aanleiding van het bovenstaande heeft reclamant bedenkingen ingediend in de bestemmingsplanprocedure voor het plan ‘Vathorst’ en verzocht tot verplaatsing van de rondweg en de geplande ondertunneling. Hij geeft hierbij aan, dat dit plan nog nadere uitwerking behoefde en dat hiertoe deelbestemmingsplannen zijn opgesteld. In deze deelplannen echter, is genoemde weg wel vijfentwintig meter de ‘verkeerde kant’ op verlegd en is deze precies over zijn bedrijfswoning geprojecteerd. Hieromtrent is door de gemeente geen uitleg gegeven of moeite gedaan om van gedachten te wisselen over eventuele oplossingen. Reclamant hoopt, dat een correcte belangenafweging leidt tot verplaatsing van de weg. Vooreerst wordt naar aanleiding van deze zienswijze opgemerkt, dat met betrekking tot het kunnen starten van de administratieve onteigeningsprocedure het vereiste geldt dat een aanvang is genomen met de planologische inpassing van het project. Hierbij geldt dat een anticipatieprocedure als bedoeld in de artikelen 19 en 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel een bestemmingsplanprocedure op grond van deze wet moet zijn gestart. Hierbij geldt bovendien, dat belanghebbenden de mogelijkheid moeten hebben tot het naar
voren brengen van zienswijzen in een planologische procedure voorafgaand aan of ten minste gelijktijdig met de mogelijkheid tot het naar voren brengen van zienswijzen in het kader van de onteigening. Voorts wordt opgemerkt, dat het door reclamant gestelde handelt over de noodzaak van het werk en de keuze tussen bestaande alternatieven. Hierop wordt overwogen, dat dit in hoofdzaak planologisch van aard is en dientengevolge in de procedures op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan bod dient te komen. Verwezen wordt naar hetgeen omtrent bovenstaande onder ‘Overige overwegingen’ wordt overwogen. Overigens kan nog worden opgemerkt, dat de uitvoering eerst kan aanvangen nadat de benodigde planologische procedures zijn doorlopen en de benodigde vergunningen en ontheffingen zijn verleend.
Bij brief van 31 mei 2002, kenmerk SOB/EOGZ/724902, hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort verzocht tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de aanleg van een deel van de nieuw aan te leggen hoofdwegenstructuur met bijkomende werken ten behoeve van de ontsluiting van de VINEXlocatie Vathorst in de gemeente Amersfoort. Genoemde brief behoeft ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet niet toegevoegd te worden aan de ter inzage te leggen onteigeningsbescheiden. Voorts geeft reclamant sub 2 aan, dat uit de ter inzage gelegde stukken blijkt dat het plan van het werk (deels) gelegen is buiten het daartoe in het bestemmingsplan aangegeven gebied. Vooreerst wordt verwezen naar hetgeen over de bestemmingsplanprocedure voor het bestemmingsplan Reclamant sub 2. ‘Vathorst’ ten aanzien van reclamant Reclamant geeft aan, dat de ter inza- sub 1 wordt overwogen. ge gelegde onteigeningsbescheiden Het onderhavige plan van het werk niet vermelden tot wanneer hij zijn is opgenomen in de uitwerkingsplanzienswijze naar voren kan brengen en nen zoals bedoeld in het bestemnaar welk adres hij deze kan zenden. mingsplan ‘Vathorst’. In dit verband merkt hij op, dat het Voorts is reclamant sub 2 van blad ‘De Stad Amersfoort’ niet overal mening, dat geen sprake is van urgenbezorgd wordt. tie van onteigening voor zijn gronMet betrekking tot deze zienswijze den. Immers, de ter inzage gelegde wordt opgemerkt, dat de onderhavige Zakelijke beschrijving geeft het voladministratieve onteigeningsprocedure gende aan: ‘Ter plaatse van de onderovereenkomstig de bepalingen uit de doorgang, ten behoeve waarvan een onteigeningswet en de Algemene wet beperkt zakelijk recht wordt verkrebestuursrecht is aangekondigd in de gen van de Nederlandse Spoorwegen Staatscourant van 4 september 2002, (…)’ Hieruit valt op te maken, dat nr. 169, en in het huis-aan-huis-blad genoemd recht niet verleend is en ‘De Stad Amersfoort’ van 28 augusdientengevolge de rondweg niet kan tus 2002. In deze aankondigingen zijn worden aangelegd. belanghebbenden op de hoogte De verzoeker om onteigening heeft gesteld van de mogelijkheid tot het aangegeven dat volgens planning met naar keuze schriftelijk of mondeling de werkzaamheden wordt gestart naar voren brengen van zienswijzen zodra de gronden hiertoe beschikbaar en voorts op welke wijze deze kunnen komen. Derhalve is de urgentie van worden ingediend. onteigening gegeven. Tevens wordt opgemerkt, dat de Reclamant doelt op de beschreven verzoeker om onteigening belangheb- aanleg van het oostelijk tunnelbakbenden afzonderlijk met een persoon- tracé. Hieromtrent heeft de verzoeker lijke aanschrijving op de hoogte heeft om onteigening aangegeven, dat voor gesteld van de voorgenomen onteige- de doorgang onder de spoorlijn de ning. eigendom ter plaatse niet benodigd is Reclamant sub 2 geeft voorts aan, omdat deze met het dat het verzoek om onteigening van Ontwikkelingsbedrijf Vathorst en NS burgemeester en wethouders van de Railinfrabeheer B.V. een overeengemeente Amersfoort niet ter inzage komst heeft gesloten. Op grond van is gelegd.
Uit: Staatscourant 28 april 2003, nr. 81 / pag. 20
2
deze overeenkomst kan het werk ter plaatse worden aangelegd. Voorts brengt reclamant sub 2 naar voren, dat zijn eigendommen ten onrechte ter onteigening zijn voorgesteld. Specifiek geeft hij aan, dat uit de ter inzage gelegde onteigeningsbescheiden blijkt dat zijn eigendommen niet zijn aangewezen voor de aanleg van het werk of voor ‘werkruimte benodigd voor de bouw van de tunnel’. Zijn eigendommen zijn op de kaarten aangeduid met een LinksBoven-RechtsOnder-Arcering (LBRO), terwijl werkterreinen volgens de renvooi zijn aangeduid met een RechtsBoven-LinksOnder-arcering (RBLO). Het plan van het werk ter hoogte van de eigendommen van reclamant komt (onder meer) aan de orde op de situatietekening en kent voor werkterreinen een LBRO-arcering met een onderbroken stippellijn. Reclamant merkt terecht op, dat een dergelijke arcering niet in de Verklaring op deze kaart voorkomt. De eigendommen van reclamant zijn tijdelijk benodigd voor de aanleg van een werkterrein en hadden dientengevolge een RBLOarcering moeten hebben met een onderbroken stippellijn. Opgemerkt wordt, dat genoemde LBRO-arcering abusievelijk op de situatietekening is aangebracht. Omdat van arceringen op deze tekening alleen gebruik is gemaakt voor het aangeven van werkterreinen voor de bouw van de tunnel, is de functie van de eigendommen van reclamant uit de situatietekening evenwel te herleiden. Bovendien zijn de overige onteigeningsbescheiden in deze zin op de juiste wijze opgesteld. Voorts wordt opgemerkt, dat de van reclamant benodigde gronden in het minnelijk overleg met de verzoeker om onteigening op de juiste wijze (als werkterrein) aan de orde komen. Verwezen wordt naar hetgeen hieromtrent in het onderstaande wordt overwogen. Voorts geeft reclamant sub 2 aan, dat ook indien de bovengenoemde interpretatie van de ter visie liggende tekeningen onjuist zou zijn (quod non) verkoop van zijn gronden feitelijk in het geheel niet nodig is. Uit de beschrijving van het werk waarvoor wordt onteigend blijkt thans dat de zogenoemde ‘werkruimte benodigd voor de bouw van de tunnel’ na afloop van de werkzaamheden weer
terug in de oorspronkelijke staat wordt gebracht, en dat met de eigenaren over huur zal worden gesproken. Er is hem geen enkel aanbod omtrent huur gedaan, terwijl dit, zo daar mogelijkheden toe waren, zeker zijn voorkeur zou hebben. Tot slot geeft reclamant sub 2 aan, dat over aankoop in verband met onteigening nimmer is onderhandeld. Zijn perceel is destijds door de gemeente belast met een voorkeursrecht van de gemeente als bedoeld in de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). In dat kader heeft de verzoeker om onteigening over aankoop gesproken. Dit moge blijken uit het feit dat deze in dat kader heeft aangeboden de waarde van de betrokken gronden te laten bepalen door een taxatiecommissie ex artikel 16 Wvg. Wel heeft de verzoeker om onteigening, kennelijk om te voldoen aan het desbetreffende vereiste, voorafgaande aan het verzoek tot onteigening een brief met een aanbod toegezonden. Dit is echter een aanbod onder voorbehoud van goedkeuring door burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Voorts is dit bod onder voorbehoud dat uit bodemonderzoek zal blijken dat de bodem geschikt is voor de realisering van Vathorst, zodat hij alleen al daarom niet op dat aanbod kan ingaan. Vooreerst wordt verwezen naar hetgeen onder Vinex-locatie Vathorst wordt overwogen. Omtrent het kunnen onteigenen voor tijdelijk benodigde werkterreinen wordt opgemerkt, dat de verzoeker om onteigening de onteigeningsprocedure niet eerder met het starten van de gerechtelijke fase zal voortzetten, dan nadat gebleken is dat via het minnelijk overleg tussen beide partijen geen overeenstemming kan worden bereikt over huur van deze gronden, eigendomsoverdracht, beëindiging van gebruiksrechten of een oplossing anderszins. Omdat een dergelijke overeenstemming tussen beide partijen tot op heden niet is verkregen, blijft de aanwijzing ter onteigening van de gronden noodzakelijk. Met betrekking tot het reeds tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbende gevoerde minnelijk overleg wordt het volgende opgemerkt. Beide partijen voeren vanaf september 1998 minnelijk overleg over de verwerving van de gehele onroerende zaak van reclamant.
Uit: Staatscourant 28 april 2003, nr. 81 / pag. 20
Vervolgens is, na taxatie, op 19 februari 1999 op basis van dit uitgangspunt door de verzoeker om onteigening een bod uitgebracht. Hierop heeft reclamant een tegenbod uitgebracht, dat aanleiding vormde voor volgend minnelijk overleg. Recent is door de verzoeker om onteigening bij brief van 24 mei 2002 wederom een bod uitgebracht op de gehele onroerende zaak. In laatstgenoemde brief is tevens opgenomen een voortstel tot huur van de voor het werkterrein benodigde gronden. Met betrekking tot de door reclamant aangehaald voorbehouden wordt opgemerkt, dat de uitgebrachte aanbiedingen als serieus dienen te worden aangemerkt. Het voorbehoud van goedkeuring door burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort is formeel van aard en ingegeven door het feit dat verzoeker niet gemachtigd is om transacties af te sluiten zonder goedkeuring van burgemeester en wethouders. Een dergelijke goedkeuring wordt slechts bij hoge uitzondering niet verleend. Voorts is de verzoeker om onteigening voornemens om de onroerende zaak van reclamant aan een bodemonderzoek te onderwerpen in verband met de realisatie van de VINEX-locatie Vathorst. Hieromtrent dient duidelijkheid te bestaan alvorens tot ondertekening van de koopovereenkomst kan worden overgegaan. Opgemerkt wordt, dat dit voorbehoud slechts bij hoge uitzondering kan leiden tot het niet doorgaan van de aankoop. Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met reclamant tot overeenstemming te komen. Het overleg met reclamant gaat door. Dit overleg, danwel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Ingevolge artikel 40 en volgende van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eige-
3
naar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. Ingevolge artikel 41a van deze wet zijn de artikelen 40-41, voor zover volgende artikelen niet anders meebrengen, van overeenkomstige toepassing op rechten die door de onteigening geheel of gedeeltelijk vervallen. De hoogte van de schadeloosstelling staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde.
Ten aanzien van deze zienswijze wordt het volgende opgemerkt. In de paragraven 4.2 en 4.3 van de Zakelijke beschrijving staat aangegeven, dat bestaande wegen, zoals Bombiezen, in de tijdelijke situatie waarin het werk wordt uitgevoerd op het werk zullen worden aangesloten. Daarnaast is aangegeven, dat hekwerken die tot afscheiding van het erf dienen, worden verplaatst indien daarin door de uitvoering van het werk verandering wordt gebracht, of, indien noodzakelijk, worden geplaatst. Aangegeven is voorts, dat dit ook geldt ten aanzien van de toeen afritten van en naar de onroerende zaken. Op grond hiervan heeft de verzoeker om onteigening aangegeven, dat zij garant staat voor een tijdelijke ontsluiting van het resterende gedeelte van de betrokken onroerende zaak. Overigens heeft deze tevens naar voren gebracht, dat dit gedeelte na afloop van de werkzaamheden begrepen wordt in de uitvoering van het bestemmingsplan ‘Vathorst’.
met onteigening nimmer is onderhandeld. Hun perceel is destijds door de gemeente belast met een voorkeursrecht van de gemeente als bedoeld in de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). In dat kader heeft de verzoeker om onteigening over aankoop gesproken. Dit moge blijken uit het feit dat deze in dat kader heeft aangeboden de waarde van de betrokken gronden te laten bepalen door een taxatiecommissie ex artikel 16 Wvg. Wel heeft de verzoeker om onteigening, kennelijk om te voldoen aan het desbetreffende vereiste, voorafgaande aan het verzoek tot onteigening een brief met een aanbod toegezonden. Reclamanten sub 3. Dit is echter een aanbod onder voorReclamanten hebben gelijkluidende behoud van goedkeuring door burgezienswijzen naar voren gebracht als meester en wethouders van de reclamant sub 2. Verwezen wordt gemeente Amersfoort. Voorts is dit naar hetgeen hieromtrent ten aanzien bod onder voorbehoud dat uit bodevan reclamant sub 2 wordt overwomonderzoek zal blijken dat de bodem gen. geschikt is voor de realisatie van Met betrekking tot het tussen de Vathorst, zodat zij alleen al daarom verzoeker om onteigening en belangniet op dat aanbod kan ingaan. hebbenden reeds gevoerde minnelijk Met betrekking tot deze zienswijzen overleg wordt het volgende opgewordt verwezen naar hetgeen hierommerkt. Beide partijen voeren minneReclamanten sub 4. trent ten aanzien van reclamant sub 2 lijk overleg over verwerving van de Reclamanten geven aan, dat de ter wordt overwogen. gehele onroerende zaak van reclainzage gelegde onteigeningsbescheiden Met betrekking tot het reeds tussen manten. Op 22 oktober 1999 is, na niet vermelden tot wanneer zij hun de verzoeker om onteigening en taxatie, een bod door de verzoeker zienswijze naar voren kunnen brengen belanghebbenden gevoerde minnelijk om onteigening uitgebracht op basis en naar welk adres zij deze kunnen overleg wordt het volgende opgevan dit uitgangspunt. Volgend minne- zenden. In dit verband merken zij op, merkt. Beide partijen voeren lijk overleg heeft geresulteerd in een dat het blad ‘De Stad Amersfoort’ vanaf november 1997 minnelijk overlaatste schriftelijke aanbieding op niet overal bezorgd wordt. leg over verwerving van de betrokken 21 februari 2002. Hierover is nadien Reclamanten sub 4 geven voorts gronden (gehele onroerende zaak) tussen partijen overeenstemming aan, dat het verzoek om onteigening van reclamanten. Vervolgens heeft de bereikt. Totdat de akte notarieel is van burgemeester en wethouders van verzoeker om onteigening op 24 mei verleden blijft aanwijzing ter onteige- de gemeente Amersfoort niet ter inza- 2002 een bod op deze gronden uitgening nog noodzakelijk. ge is gelegd. bracht. Bovenstaande in ogenschouw Voorts brengen reclamanten sub 4 Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de naar voren, dat uit de ter inzage nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure gelegde stukken blijkt dat het plan administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is van het werk (deels) gelegen is buiten een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteihet daartoe in het bestemmingsplan gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze aangegeven gebied. gening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met Voorts zijn reclamanten sub 4 van pogingen heeft ondernomen om met reclamanten tot overeenstemming te mening, dat geen sprake is van urgen- reclamanten tot overeenstemming te komen. tie van onteigening voor hun gronkomen. Tot slot geven reclamanten sub 3 den. Immers, de ter inzage gelegde Het overleg met reclamanten gaat aan, dat zo hun eigendommen al ont- Zakelijke beschrijving geeft het voldoor. Dit overleg, danwel het overleg eigend zouden moeten worden (quod gende aan: ‘Ter plaatse van de onder- dat ingevolge artikel 17 van de onteinon), de plannen van het werk en van doorgang, ten behoeve waarvan een geningswet bij het ontbreken van onteigening niet aangeven op welke beperkt zakelijk recht wordt verkreminnelijke overeenstemming aan de wijze het resterende gedeelte van de gen van de Nederlandse Spoorwegen gerechtelijke procedure vooraf zal onroerende zaak zowel tijdens als na (…)’ Hieruit valt op te maken, dat moeten gaan, zal wellicht tot een de aanleg van het werk zal worden genoemd recht niet verleend is en voor beide partijen aanvaardbare ontsloten. Bovendien wordt niet aan- dientengevolge de rondweg niet kan oplossing kunnen leiden. gegeven hoe de resterende eigendom- worden aangelegd. men van de omliggende gronden zulTot slot geven reclamanten sub 4 Reclamanten sub 5. len worden afgescheiden. aan, dat over aankoop in verband Reclamanten hebben gelijkluidende
Uit: Staatscourant 28 april 2003, nr. 81 / pag. 20
4
zienswijzen naar voren gebracht als reclamanten sub 4. Verwezen wordt naar hetgeen hieromtrent ten aanzien van reclamanten sub 4 wordt overwogen. Voorts wordt verwezen naar hetgeen onder Vinex-locatie Vathorst wordt overwogen. Met betrekking tot het reeds tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbende gevoerde minnelijk overleg wordt het volgende opgemerkt. Beide partijen voeren vanaf 1999 minnelijk overleg over de verwerving van de gehele onroerende zaak van reclamanten. Vervolgens heeft de verzoeker om onteigening op 24 mei 2002 een schriftelijk bod uitgebracht op deze zaak. Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met reclamanten tot overeenstemming te komen. Het overleg met reclamanten gaat door. Dit overleg, danwel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamant sub 6. Reclamant is verbaasd, dat de ter inzage gelegde stukken vooral ten noordoosten van Hooglanderveen aanmerkelijk afwijken van het geldende bestemmingsplan ‘Vathorst’. Beide komen niet overeen. Hij heeft tegen de uitwerking van dit plan in het ‘Uitwerkingsplan Randboulevard, Vathorst 2002’ bedenkingen aangevoerd, omdat de weg dichter bij het dorp en vlak voor zijn voordeur gesitueerd wordt, terwijl deze weg volgens genoemd bestemmingsplan gemiddeld ruim 75 meter verderop moet liggen. De gemeente Amersfoort heeft tot op heden niet gereageerd op zijn bedenkingen. Reclamant vreest, dat de onteigeningsprocedure is gestart met stukken die (nog) niet door bevoegde instanties zijn goedgekeurd en voorts dat mogelijk voor verkeerde percelen een onteigeningsprocedure is gestart. Naar aanleiding van de door recla-
mant ingediende zienswijze wordt het volgende overwogen. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de onteigeningswet kan reclamant niet als belanghebbende in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van de aanleg van een deel van de nieuw aan te leggen hoofdwegenstructuur met bijkomende werken ten behoeve van de ontsluiting van de VINEX-locatie Vathorst in de gemeente Amersfoort worden aangemerkt. Dientengevolge kan deze zienswijze in de onderhavige procedure niet aan de orde komen. Voorts staat het reclamant vrij om, indien hij schade meent te lijden als gevolg van de planologische ontwikkelingen, op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een verzoek om planschadevergoeding in te dienen bij de raad der gemeente Amersfoort. Overige overwegingen De planologische grondslag voor het te maken werk in de gemeente Amers-foort wordt gevormd door het vigerende bestemmingsplan ‘Vathorst’. Dit bestemmingsplan kent zijn uitwerking in de volgende plannen. Het ‘Uitwerkingsplan SpoortunnelZuid 2002, Vathorst’ is op 4 juni 2002 door burgemeester en wethouders van Amersfoort vastgesteld en voorts op 9 juli 2002 door gedeputeerde staten van de provincie Utrecht goedgekeurd. Het ‘Uitwerkingsplan Randboulevard, Vathorst 2002’ is op 19 november 2002 door burgemeester en wethouders van Amersfoort vastgesteld en voorts door gedeputeerde staten van de provincie Utrecht op 18 februari 2003 goedgekeurd. Het ‘Uitwerkingsplan De Velden 1, Vathorst’ heeft met ingang van 25 april 2002 tot en met 8 mei 2002 ter inzage gelegen. In het streekplan provincie Utrecht is aan de gemeente Amersfoort een groeifunctie toegekend en is Vathorst aangeduid als ‘nieuwe locatie woningbouw’. In het kader van de uitvoering van de VINEX-taakstelling heeft de gemeente Amersfoort tezamen met het Gewest Eemland de ‘Realiseringsovereenkomst VINEXbouwlocaties Stadsgewest Amersfoort’ gesloten met de provin-
Uit: Staatscourant 28 april 2003, nr. 81 / pag. 20
cie Utrecht. De ontwikkeling van de VINEX-locatie Vathorst is uitgewerkt in het bovengenoemde bestemmingsplan ‘Vathorst’. De doelstellingen voor de verkeerskundige structuur van Vathorst zijn uitgewerkt in het rapport ‘Vathorst voor Vriendelijk Verkeer’. Dit rapport heeft geresulteerd in richtlijnen voor een verkeersvriendelijk woongebied. Het nut van de onderhavige ringweg is gelegen in een adequate verkeersontsluiting van Vathorst. De weg vormt de hoofdwegenstructuur van Vathorst. De ringweg vormt de hoofdontsluiting voor het autoverkeer, de ontsluiting voor het hoogwaardig openbaar vervoer en maakt voorts deel uit van de hoofdstructuur voor het fietsverkeer. De aanleg van de ringweg is derhalve een vereiste voor een goede verkeersafwikkeling van, naar en binnen Vathorst. Om de bereikbaarheid voor de eerste bewoners te kunnen garanderen is uitvoering van het werk op korte termijn noodzakelijk. Daarnaast dient het werk tevens als ontsluitingsweg voor het bouwverkeer. Voorkomen moet worden, dat het zware bouwverkeer gebruik moet maken van de bestaande wegen in en om de woonkern Hooglanderveen. Het moet in het belang van de veiligheid en bereikbaarheid van het wegverkeer noodzakelijk worden geacht, dat de gemeente Amersfoort de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken. De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht dat op grond daarvan het verzoek, om een koninklijk besluit ex artikel 72a van de onteigeningswet te bevorderen, moet worden afgewezen. Beslissing Gelet op de onteigeningswet; Gehoord de Raad van State, advies van 21 maart 2003, nr. W 09.030085/V, en gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 1 april 2003, nr. HKW/R 2003/3477, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken; Hebben Wij goedgevonden en verstaan:
5
Ten behoeve van de aanleg van een deel van de nieuw aan te leggen hoofdwegenstructuur met bijkomende werken ten behoeve van de ontsluiting van de VINEX-locatie Vathorst
Grond plan nummer
Te onteigenen grootte
in de gemeente Amersfoort zullen ten algemenen nutte en ten name van de gemeente Amersfoort worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen welke ingevol-
Van het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogland
Als ha
ge artikel 63 van de onteigeningswet op de secretarie van de gemeente Amersfoort ter inzage hebben gelegen als:
Ter grootte sectie en van nummer ha a ca
a
ca
1
7
67
Huis, weiland
45 90
M 208
2
33
70
Huis, tuin, schuur
33 70
M 209
3
12
14
Bos
14 5
B 3216
4
6
61
Huis, schuur, grasland, bos, erf, tuin
74 99
B 3217
5
8
12
Huis, schuren, erf
10 12
B 2929
6
17
23
Weiland
35
B 2170
1
Uit: Staatscourant 28 april 2003, nr. 81 / pag. 20
Staande ten name van
1/1 eigendom, de heer Dirk Ham, Hogesteeg 3, 3828 MV Hoogland, gehuwd met (i.a.g.v.g.) mevrouw Adriana Catharina van Loen. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel; gerechtigde: publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Amersfoort. 1/2 eigendom, de heer Rutgerus Wulfranus Adrianus Renkers, Hogesteeg 1, 3828 MV Hoogland, gehuwd met (i.a.g.g.) mevrouw Maria Cornelia van de Hoef; 1/2 eigendom, mevrouw Maria Cornelia van de Hoef, Hogesteeg 1, 3828 MV Hoogland, gehuwd met (i.a.g.v.g.) de heer Rutgerus Wulfranus Adrianus Renkers. Bp gedeeltelijk (zak. recht/ged. pl.) 1/2 eigendom, de heer Wilhelmus Everardus Gerardus van de Kletersteeg, Zevenhuizerstraat 137, 3828 PS Hoogland, gehuwd met (het huwelijksgoederenregiem is onbekend) mevrouw Johanna Maria van de Grootevheen; 1/2 eigendom, mevrouw Johanna Maria van de Grootevheen, Zevenhuizerstraat 137, 3828 PS Hoogland, gehuwd met (het huwelijksgoederenregiem is onbekend) de heer Wilhelmus Everardus Gerardus van de Kletersteeg. 1/1 eigendom, de heer Everardus Johannes van de Grootevheen, Verbindingsweg 4, 3829 MG Hooglanderveen, gehuwd met (het huwelijksgoederenregiem is onbekend), partner gegevens onbekend. 1/1 eigendom, de heer Theodorus Johannes van Hamersveld, Bombiezen 3, 3829 BH, Hooglanderveen, gehuwd met (i.a.g.v.g.) mevrouw Maria Christina Wilhelmina Aleida van Middelaar. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel tbv een riool; gerechtigde: publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Amersfoort. 1/1 eigendom, Kerkgenootschap alsmede haar zelfstandige onderdelen: De R.K. parochiekerk van den H. Jozef, Van Tuyllstraat 29, 3829 AB Hooglanderveen.
6
Grond plan nummer
Te onteigenen grootte
Van het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogland
Als ha
Ter grootte sectie en van nummer ha a ca
a
ca
7
14
3
Boerderij, huis, varkensstallen, erf
54 85
C 1100
8
22
66
Veeschuren, weiland
59 82
C 1149
9
44
96
Weiland
44 60
C 1247
3
Staande ten name van
1/1 eigendom, de heer Hermanus Theodorus Antonius van Wee, Hoog en Wellerlaan 17, 3829 AW Hooglanderveen. 1/1 eigendom, de heer Theodorus Cornelis van Wee, Hoog en Wellerlaan 13, 3829 AW Hooglanderveen. 1/1 eigendom, de heer Johannes Theodorus Noortman, Brenninkmeyerlaan 41, 3829 AL Hooglanderveen.
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Raad van State zal worden gezonden. ’s-Gravenhage, 3 april 2003. Beatrix. De Minister van Verkeer en Waterstaat, Roelf H. de Boer. Het advies van de Raad van State en het nader rapport aan de Koningin zullen worden gepubliceerd in het supplement ‘Adviezen van de Raad van State’ van de Staatscourant van 13 mei 2003, nr. 91.
Uit: Staatscourant 28 april 2003, nr. 81 / pag. 20
7