41 Nr. 40.853
ONDERWIJS Provincieraadsbesluit van 22 november 2012 in verband met de goedkeuring van de Rechtspositieregeling Provinciaal Onderwijs Antwerpen _______________
De provincieraad van Antwerpen, Overwegende dat de noodzaak bestaat tot invoering van een vernieuwde rechtspositieregeling voor het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel van de onderwijsinstellingen voor secundair onderwijs en volwassenenonderwijs en het personeel van het centrum voor leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen; Gelet op de bespreking van de rechtspositieregeling met de representatieve onderwijsvakbonden op 23 oktober 2012 in de vergadering van het afzonderlijk bijzonder onderhandelingscomité en het afzonderlijk hoog overlegcomité bij de provincie Antwerpen; Gelet op het feit dat COC op deze vergadering verontschuldigd was; Gelet op het feit dat VSOA-Onderwijs op deze vergadering verontschuldigd was; Gelet op het protocol van niet akkoord met ACOD-Onderwijs, wegens enerzijds de mogelijkheid dat technisch adviseurs als eerste evaluator kunnen worden aangeduid zoals het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding voorziet, en anderzijds het toelaten van externen tot de screening voor de selectie- en bevorderingsambten in het provinciaal onderwijs; Gelet op de bepalingen van het provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, en de op grond van dit decreet genomen uitvoeringsbesluiten; Op voorstel van de deputatie, BESLUIT: Enig artikel: Volgende rechtspositieregeling wordt goedgekeurd: ‘RECHTSPOSITIEREGELING VAN HET BESTUURS-, ONDERWIJZEND EN ONDERSTEUNEND PERSONEEL VAN DE ONDERWIJSINSTELLINGEN VOOR SECUNDAIR ONDERWIJS EN VOLWASSENEN¬ONDERWIJS EN HET PERSONEEL VAN HET CENTRUM VOOR LEERLINGEN-BEGELEIDING VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN
42 Nr. 40.853 HOOFDSTUK 1: Artikel 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Toepassingsgebied
§1. Deze rechtspositieregeling is van toepassing op de personeelsleden van de provinciale onderwijsinstellingen voor secundair onderwijs, het Centrum voor Volwassenenonderwijs Provincie Antwerpen en het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding die geheel of gedeeltelijk een salaristoelage ontvangen van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) van de Vlaamse overheid. §2. Deze rechtspositieregeling is eveneens van toepassing op de in §1 vermelde personeelsleden die een verlofstelsel genieten, in zoverre de bepalingen ervan met het toegekende verlofstelsel verenigbaar zijn. Behoudens als deze personeelsleden een opdracht vervullen binnen het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen, het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding, een scholengemeenschap waartoe het Provinciaal Onderwijs Antwerpen behoort of in het kader van het flankerend onderwijsbeleid van de provincie Antwerpen, kunnen zij geen rechten doen gelden op de vergoedingen en voordelen die krachtens deze rechtspositieregeling aan de personeelsleden worden toegekend. §3. Deze rechtspositieregeling is niet van toepassing op hen die overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, bij contract op zelfstandige basis of via een detachering, behoudens uitdrukkelijke verwijzing in de arbeidsovereenkomst, het contract of de detacheringsovereenkomst, prestaties leveren ten behoeve van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen, het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding, een scholengemeenschap waartoe het Provinciaal Onderwijs Antwerpen behoort of in het kader van het flankerend onderwijsbeleid van de provincie Antwerpen.
Artikel 2
Definities
§1. Voor de toepassing van deze rechtspositieregeling wordt verwezen naar de definities van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding en het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding en de uitvoeringsbesluiten en naar de onderwijsnormering in zijn geheel. §2. Voor de toepassing van deze rechtspositieregeling oefent het hoofd van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen de bevoegdheden over hen uit die aan de directeuren van de provinciale onderwijsinstellingen worden toegekend, als zij zelf handelen in de hoedanigheid van personeelslid. §3. Voor de toepassing van deze rechtspositieregeling oefent het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Onderwijs Antwerpen behoort de bevoegdheden over hem of haar uit die aan de directeur van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding worden toegekend, als deze zelf handelt in de hoedanigheid van personeelslid. §4. Bij verhindering of ontstentenis van de directeur oefent het personeelslid dat door de provincie Antwerpen tijdelijk met de leiding van een onderwijsinstelling of het centrum voor leerlingenbegeleiding is belast, de bevoegdheden uit die aan de directeur zijn toegekend.
43 Nr. 40.853 §5. Als de provincie Antwerpen geen personeelslid tijdelijk met de leiding van een onderwijsinstelling heeft belast, worden, bij verhindering of ontstentenis van de directeur, de bevoegdheden van de directeur uitgeoefend door de adjunctdirecteur, bij diens verhindering of ontstentenis door de technisch adviseurcoördinator, en bij diens verhindering of ontstentenis door de technisch adviseur, en wel door het personeelslid met de hoogste anciënniteit in het ambt.
HOOFDSTUK 2: Artikel 3
WERVING EN SELECTIE
Aanstellende overheid
§1. De deputatie heeft het aanstellingsrecht voor alle ambten en mandaten, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. §2. In afwijking van §1 is de provinciegriffier bij afzonderlijk delegatiebesluit van de deputatie bevoegd voor de aanstelling van de personeelsleden van de provinciale onderwijsinstellingen voor secundair onderwijs en volwassenenonderwijs en het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding die geheel of gedeeltelijk gesubsidieerd worden door het Vlaamse ministerie van Onderwijs en Vorming, met uitzondering van de ambten van: a)
algemeen directeur
b)
coördinerend directeur van een scholengemeenschap
c)
directeur van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding
d)
directeur
e)
adjunct-directeur
f)
technisch adviseur-coördinator
g)
technisch adviseur
h)
coördinator van een Centrum Leren en Werken
§3. De aanstellende overheid is tevens bevoegd voor de vaste benoeming, de ter beschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling, de wijziging van affectatie, de mutatie, de pensionering, de tucht en het ontslag, onverminderd de bevoegdheid van de reaffectatiecommissies inzake reaffectaties en wedertewerkstellingen. §4. Uitgezonderd de in §1 tot en met §3 vermelde aspecten van personeelsbeheer behoren alle andere tot het dagelijkse personeelsbeheer. §5. Bij tucht en ontslag wordt de in §3 bedoelde bevoegdheid bepaald door het ambt dat het personeelslid bekleedt op het moment van het opstarten van de tucht- of ontslagprocedure. Als het personeelslid op dat moment verscheidene
44 Nr. 40.853 ambten bekleedt waarvoor respectievelijk de deputatie en de provinciegriffier bevoegd zijn, dan is de deputatie de bevoegde overheid. De aanstellende overheid die bij het opstarten van de tucht- of ontslagprocedure bevoegd is, blijft bevoegd tijdens de volledige duur van de procedure, ook als de hoedanigheid van het personeelslid in de loop van de procedure wijzigt. §6. De godsdienstleraren en de leraren secundair onderwijs belast met nietconfessionele zedenleer kunnen enkel tijdelijk aangesteld of vast benoemd worden op voordracht van de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst respectievelijk niet-confessionele zedenleer. Zij kunnen ook niet uit hun ambt worden ontheven dan op een met reden omkleed voorstel of met instemming van deze instantie.
Artikel 4
Openverklaring ambten en mandaten
Met inachtneming van de bepalingen van de onderwijswetgeving en van deze rechtspositieregeling behandelt de aanstellende overheid de openverklaring van de ambten en mandaten.
Artikel 5
Wervingsambten
§1. Voor de aanstelling in een wervingsambt selecteert de directeur van een onderwijsinstelling of het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding de kandidaten. §2. Aan het personeelslid dat het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur heeft verworven, wordt dit recht als volgt verzekerd in een onderwijsinstelling die tot een scholengemeenschap behoort: a) het personeelslid wordt eerst een aanstelling voor doorlopende duur in vacante uren aangeboden in de school waar men het vorige schooljaar aangesteld is geweest. Het personeelslid kan opteren voor niet-vacante uren in de eigen school. In dat geval tekent het personeelslid een document waaruit deze keuze blijkt. b) als binnen de school waar het personeelslid het vorige schooljaar aangesteld is geweest, geen mogelijkheid bestaat om het personeelslid aan te stellen met toepassing van a), dan wordt het voor doorlopende duur aangesteld in vacante uren in een andere school van hetzelfde schoolbestuur. Het personeelslid kan opteren voor niet-vacante uren in een andere school van dit schoolbestuur. In dat geval tekent het personeelslid een document waaruit deze keuze blijkt. c) als binnen geen enkele school van het schoolbestuur waar het personeelslid het vorige schooljaar aangesteld is geweest, de mogelijkheid bestaat om het personeelslid voor doorlopende duur aan te stellen met toepassing van b), dan wordt het voor doorlopende duur aangesteld in vacante uren in een school van een ander schoolbestuur dat tot dezelfde scholengemeenschap behoort. Het personeelslid kan opteren voor niet-vacante uren in een school van dit schoolbestuur. In dat geval tekent het personeelslid een document waaruit deze keuze blijkt. d) als binnen geen enkele school de mogelijkheid bestaat om het personeelslid voor doorlopende duur aan te stellen in vacante uren, dan wordt het voor
45 Nr. 40.853 doorlopende duur aangesteld in niet-vacante uren in de school waar men het vorige schooljaar aangesteld is geweest, bij gebreke hieraan in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, en bij gebreke hieraan in een school van een ander schoolbestuur dat tot dezelfde scholengemeenschap behoort. §3. Aan het personeelslid van het CVO Provincie Antwerpen of het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding wordt eerst een aanstelling voor doorlopende duur in vacante uren aangeboden. Het personeelslid kan opteren voor niet-vacante uren. In dat geval tekent het personeelslid een document waaruit deze keuze blijkt. §4. Als verscheidene personeelsleden hun recht op een aanstelling voor doorlopende duur bij samenloop laten gelden, dan wordt: a) eerst de kandidaat aangesteld die op 30 juni van het vorige schooljaar is aangesteld in de betrokken betrekking, b) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub a), de kandidaat aangesteld met de grootste ambtsanciënniteit bij de provincie Antwerpen, c) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub b), de kandidaat aangesteld met de grootste dienstanciënniteit bij de provincie Antwerpen, d) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub c), de kandidaat aangesteld met de grootste ambtsanciënniteit bij een ander schoolbestuur dat tot eenzelfde scholengemeenschap behoort, e) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub d), de kandidaat aangesteld met de grootste dienstanciënniteit bij een ander schoolbestuur dat tot eenzelfde scholengemeenschap behoort. Voor personeelsleden van het CVO Provincie Antwerpen of het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding geldt enkel de rangorde die bepaald is onder a) tot en met c). §5. Het personeelslid dat kandideert voor vaste benoeming in een wervingsambt in een provinciale onderwijsinstelling die tot een scholengemeenschap behoort, moet, boven de wettelijk en decretaal vastgelegde voorwaarden om voor vaste benoeming in aanmerking te komen, een dienstanciënniteit van ten minste 360 dagen verworven hebben in dienst van de provincie Antwerpen, waarvan 240 dagen effectief gepresteerd. Voor de toepassing van deze paragraaf worden het zwangerschapsverlof en de periode van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte en/of moederschapsbescherming tot een maximum van 210 dagen meegerekend als effectief gepresteerde dagen voor zover die dagen binnen de aanstellingsperiode vallen. §6. Als personeelsleden die geldig kandideerden voor vaste benoeming en/of uitbreiding van vaste benoeming in open verklaarde vacante uren, gelijke aanspraken hebben ten aanzien van de toe te kennen vaste benoeming wordt: a) eerst de kandidaat benoemd in de open verklaarde vacante uren waarin betrokkene als tijdelijke van doorlopende duur is aangesteld,
46 Nr. 40.853 b) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub a), de kandidaat met de grootste ambtsanciënniteit bij de provincie Antwerpen benoemd, c) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub b), de kandidaat met de grootste dienstanciënniteit bij de provincie Antwerpen benoemd.
Artikel 6 Selectie- en bevorderingsambten bij de provinciale onderwijsinstellingen §1. De ambten van directeur, adjunct-directeur, coördinator van een Centrum Leren en Werken, technisch adviseur-coördinator en technisch adviseur bij het Provinciaal Onderwijs Antwerpen worden ingevuld vanuit een kandidatenpool, waartoe men wordt toegelaten na geslaagd te zijn voor een screening. De screening staat open voor zowel personeelsleden van het Provinciaal Onderwijs Antwerpen, als externen. Het hoofd van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen bepaalt de modaliteiten van de screening. Om in aanmerking te komen voor het ambt van technisch adviseur dient men minstens 50% van het puntentotaal op de screening te behalen. Om in aanmerking te komen voor de ambten van adjunct-directeur, coördinator van een Centrum Leren en Werken en technisch adviseur-coördinator dient men minstens 60% van het puntentotaal op de screening te behalen. Om in aanmerking te komen voor het ambt van directeur dient men minstens 70% van het puntentotaal op de screening te behalen. Geslaagde kandidaten blijven in de kandidatenpool tot en met 31 augustus van het derde volledige schooljaar volgend op de screening. Een kandidaat kan deze periode telkens met drie schooljaren verlengen. Om in de kandidatenpool te blijven moet een kandidaat tijdens het laatste schooljaar een opfrissingscursus met betrekking tot management- en/of leidinggevende vaardigheden volgen. Het hoofd van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen duidt de cursus aan die geldt als opfrissingscursus. Wie is opgenomen in de kandidatenpool kan deelnemen aan een nieuwe screening om zo ook in aanmerking te kunnen komen voor een ander ambt. Indien men in een nieuwe screening een lager percentage behaalt dan dat waarvoor men reeds in de kandidatenpool is opgenomen, dan blijft men in de kandidatenpool opgenomen met het hogere behaalde percentage. §2. Bij een vacature in een selectie- of bevorderingsambt stelt de aanstellende overheid de selectieprocedure vast in functie van het in te vullen ambt. Om voor deze selectieprocedure te kunnen kandideren moet men in de pool zijn opgenomen met een slaagpercentage voor het te begeven ambt. De kandidaat moet uiterlijk op het moment van de kandidaatstelling voldoen aan de aanstellings- en subsidiëringsvoorwaarden voor het te begeven ambt en als laatste evaluatie geen evaluatie met de eindconclusie “onvoldoende” hebben verkregen.
47 Nr. 40.853 Als de kandidaat niet werd geëvalueerd, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn. §3. Als de afwezigheid van een titularis eindigt, wordt de vervanger die is aangesteld met een selectieprocedure conform §2 opgenomen in een preferente pool. De geslaagden in een examen zoals bedoeld in §2 die niet dadelijk met het te begeven ambt worden belast, worden eveneens opgenomen in deze preferente pool. Bij het ontstaan van een nieuwe, al dan niet vacante vacature in een selectieof bevorderingsambt, heeft de kandidaat in de preferente pool die voldoet aan de aanstellings- en subsidiëringsvoorwaarden voor dit ambt én die geslaagd is in een selectieprocedure voor dit ambt, prioritair het recht op een aanstelling in dit ambt. §4. Bij verscheidene kandidaten binnen de preferente pool die gelijke aanspraken kunnen laten gelden op het te begeven ambt, wordt volgende rangorde in acht genomen onverminderd het recht van de aanstellende overheid om bij gemotiveerd besluit van deze rangorde af te wijken: a) de kandidaat die reeds het te begeven ambt heeft uitgeoefend binnen het Provinciaal Onderwijs Antwerpen, heeft voorrang op de kandidaat die het ambt nog niet heeft uitgeoefend. b) de kandidaat met de grootste ambtsanciënniteit als vervanger in het te begeven ambt binnen het Provinciaal Onderwijs Antwerpen heeft voorrang op de kandidaat met een lagere ambtsanciënniteit. c) de kandidaat die gerangschikt is in een eerder examen voor het te begeven ambt zoals bedoeld in §2, heeft voorrang op de kandidaat die gerangschikt is in een recenter examen. d) de kandidaat die hoger is gerangschikt in hetzelfde examen voor het te begeven ambt zoals bedoeld in §2, heeft voorrang op de kandidaat die in dat examen lager is gerangschikt. §5. In afwijking van §2, en bij afwezigheid van kandidaten om het ambt in te vullen conform §3, kunnen personeelsleden van het Provinciaal Onderwijs Antwerpen die zijn toegelaten tot de kandidatenpool zich kandidaat stellen om de titularis van een selectie- of bevorderingsambt te vervangen bij een afwezigheid van meer dan 10 werkdagen en minder dan 365 kalenderdagen. Bij verscheidene kandidaten wordt volgende rangorde in acht genomen, onverminderd het recht van de aanstellende overheid om bij gemotiveerd besluit van deze rangorde af te wijken: a) de kandidaat voldoet uiterlijk op het moment van de kandidaatstelling aan de aanstelling- en subsidiëringsvoorwaarden om voor een salaristoelage van het Vlaamse ministerie van Onderwijs en Vorming in aanmerking te komen en is in de pool opgenomen met een slaagpercentage voor het te begeven ambt. b) de kandidaat die reeds een selectie- of bevorderingsambt bekleedt gaat voor op een kandidaat die een wervingsambt bekleedt. c) binnen de groep van kandidaten die een selectie- of bevorderingsambt bekleden, wordt volgende rangorde in acht genomen:
48 Nr. 40.853 1) de kandidaat die adjunct-directeur is, gaat voor op de kandidaat die coördinator van een Centrum Leren en Werken, technisch adviseur-coördinator of technisch adviseur is, 2) de kandidaat die coördinator van een Centrum Leren en Werken is, gaat voor op de kandidaat die technisch adviseur-coördinator of technisch adviseur is, 3) de kandidaat die technisch adviseur-coördinator is, gaat voor op de kandidaat die technisch adviseur is. d) de kandidaat met de grootste ambtsanciënniteit binnen het Provinciaal Onderwijs Antwerpen gaat voor op de kandidaat met een lagere ambtsanciënniteit. e) de kandidaat met de grootste dienstanciënniteit binnen het Provinciaal Onderwijs Antwerpen gaat voor op de kandidaat met een lagere dienstanciënniteit. Als de duur van de afwezigheid van een titularis door een verlenging op 365 dagen of meer wordt gebracht, wordt de betrekking alsnog ingevuld conform §2. Als de vervanging een einde neemt, dan keert de vervanger die op grond van deze paragraaf is aangesteld, terug naar de kandidatenpool. §6. De aanstelling in een selectie- of bevorderingsambt geschiedt steeds conform de bepalingen van artikel 42 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
Artikel 7
Directeur Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding
§1. Om in aanmerking te komen voor het ambt van directeur van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding dat zowel bij aanwerving als bij bevordering wordt begeven, moeten de kandidaten voldoen aan de aanstellings- en subsidiëringsvoorwaarden voor dit ambt en mogen zij als laatste evaluatie geen evaluatie met de eindconclusie “onvoldoende” hebben verkregen. Als de kandidaat niet werd geëvalueerd, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn. §2. De aanstellende overheid stelt voor dit ambt de selectieprocedure vast. §3. De aanstelling in dit ambt geschiedt steeds conform de bepalingen van artikel 42 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
Artikel 8
Algemeen directeur
§1. Om in aanmerking te komen voor het mandaat van algemeen directeur moet men directeur zijn van een provinciale onderwijsinstelling voor secundair onderwijs of volwassenenonderwijs, en mag men als laatste evaluatie geen evaluatie met de eindconclusie “onvoldoende” hebben verkregen. Als de kandidaat niet werd geëvalueerd, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn.
49 Nr. 40.853 §2. De aanstellende overheid stelt voor dit mandaat de selectieprocedure vast.
Artikel 9 Coördinerend directeur en selectie- en bevorderingsambten scholengemeenschap §1. Om in aanmerking te komen voor het mandaat van coördinerend directeur van een scholengemeenschap moet men directeur zijn van een onderwijsinstelling voor secundair onderwijs die tot deze scholengemeenschap behoort, en mag men als laatste evaluatie geen evaluatie met de eindconclusie “onvoldoende” hebben verkregen. Als de kandidaat niet werd geëvalueerd, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn. §2. Om in aanmerking te komen voor de ambten van adjunct-directeur en technisch adviseur bij een scholengemeenschap mag men als laatste evaluatie geen evaluatie met de eindconclusie “onvoldoende” hebben verkregen. Als de kandidaat niet werd geëvalueerd, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn. §3. De aanstellende overheid stelt voor deze functies de selectieprocedure vast. §4. Een aanstelling in een selectie- of bevorderingsambt bij een scholengemeenschap doet geen rechten ontstaan op een selectie- of bevorderingsambt bij een provinciale onderwijsinstelling.
Artikel 10
Salarisschaal 106
§1. In toepassing van de bepalingen van artikel 44 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding kan de provincie Antwerpen een lid van het ondersteunend personeel dat vast benoemd is in deze categorie, de hogere salarisschaal 106 toekennen, zonder dat het personeelslid zich hiervoor kandidaat moet stellen. Bij toekenning van de hogere salarisschaal 106 wordt deze schaal toegewezen aan het personeelslid in de categorie van het ondersteunend personeel met de grootste dienstanciënniteit binnen de onderwijsinstelling, behoudens uitdrukkelijk gemotiveerd andersluidend advies van de directeur. §2. Het personeelslid mag als laatste evaluatie niet de evaluatie “onvoldoende” hebben gekregen. Als het personeelslid niet werd geëvalueerd, wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn.
Artikel 11
Bewijsstukken
§1. Elke aanstelling, benoeming of bevordering in dienst van de provincie Antwerpen gebeurt onder voorbehoud van het inzenden van de vereiste bewijsstukken. §2. De sollicitant moet staven dat hij of zij aan de gestelde aanstellings- en subsidiëringsvoorwaarden voldoet. De sollicitant die wordt aangesteld, benoemd of bevorderd moet deze bewijsstukken aan de aanstellende overheid voorleggen uiterlijk op het ogenblik van de indiensttreding, behoudens andersluidende bepaling in de vacantverklaring.
50 Nr. 40.853 §3. De kandidaat draagt de kosten die aan de voor te leggen bewijsstukken verbonden zijn.
Artikel 12
Eed
Elk personeelslid legt de overeenkomstig de onderwijswetgeving voorgeschreven eed af, ongeacht of hij deze eed reeds vroeger in een andere hoedanigheid zou hebben afgelegd.
Artikel 13
Affectatie
Alle personeelsleden worden aangesteld of benoemd in dienst van de provincie Antwerpen. Zij worden aan één of aan verscheidene provinciale onderwijsinstellingen of centra geaffecteerd.
HOOFDSTUK 3: Artikel 14
INTERNE MOBILITEIT
Tijdelijk andere opdracht
§1. Alle personeelsleden kunnen vragen om met een andere opdracht belast te worden door uiterlijk op 15 juni een verzoek daartoe in te dienen, gericht aan de aanstellende overheid, onverminderd het recht van de aanstellende overheid om in het belang van de dienst, met akkoord van betrokkene, een personeelslid tijdelijk met een andere opdracht te belasten. §2. Een personeelslid kan enkel tijdelijk met een andere opdracht in dezelfde instelling worden belast als aan de wettelijk en decretaal bepaalde voorwaarden is voldaan en met gunstig advies van de directeur van de betrokken instelling. §3. Een personeelslid kan enkel tijdelijk met een andere opdracht in een andere instelling worden belast als aan de wettelijk en decretaal bepaalde voorwaarden is voldaan en met unaniem, gunstig advies van het hoofd van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen en de directeuren van de betrokken instellingen. §4. De tijdelijk andere opdracht gaat steeds in op 1 september van het daaropvolgende schooljaar, onverminderd de mogelijkheid dat deze op een andere datum aanvangt in het belang van de dienst. §5. De godsdienstleraren en de leraren secundair onderwijs belast met nietconfessionele zedenleer worden enkel tijdelijk met een andere opdracht belast op voordracht van de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst respectievelijk niet-confessionele zedenleer.
Artikel 15
Wijziging van affectatie
§1. Alle vastbenoemde personeelsleden kunnen een wijziging van affectatie naar een andere provinciale onderwijsinstelling aanvragen door uiterlijk op 15 juni een verzoek daartoe in te dienen, gericht aan de aanstellende overheid.
51 Nr. 40.853 §2. Wijziging van affectatie op verzoek van het personeelslid is enkel mogelijk als aan de wettelijk en decretaal bepaalde voorwaarden is voldaan en met unaniem, gunstig advies van het hoofd van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen en de directeuren van de betrokken instellingen. §3. De aanstellende overheid kan de affectatie van het vastbenoemd personeelslid wijzigen met instemming van het personeelslid. Bij onenigheid kan de aanstellende overheid de affectatie bij gemotiveerde beslissing wijzigen na kennisname van de bezwaren van het betrokken personeelslid. §4. Elke nieuwe affectatie gaat steeds in op 1 september van het daaropvolgende schooljaar, onverminderd de mogelijkheid dat deze op een andere datum aanvangt in het belang van de dienst. §5. De affectatie van godsdienstleraren en leraren secundair onderwijs belast met niet-confessionele zedenleer wordt enkel gewijzigd op voordracht van de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst respectievelijk niet-confessionele zedenleer.
HOOFDSTUK 4: Artikel 16
RECHTEN EN PLICHTEN
Ambtsuitoefening
§1. Alle personeelsleden zijn onderworpen aan het gezag van de deputatie, de provinciegriffier en het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Onderwijs Antwerpen behoort. De personeelsleden van de instellingen voor secundair en volwassenenonderwijs zijn tevens onderworpen aan het gezag van het hoofd van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen. Ook zijn alle personeelsleden onderworpen aan het gezag van de directeur van de instelling waaraan ze verbonden zijn, en hun hiërarchische meerderen. §2. Onverminderd zijn recht op vrije meningsuiting oefent het personeelslid zijn ambt op loyale en integere wijze uit onder het gezag van zijn hiërarchische meerderen die verantwoordelijk zijn voor de gegeven opdracht. §3. Het personeelslid vervult zijn ambt met openheid en zonder enige discriminatie tegenover de leerlingen, ouders en het publiek in het algemeen. Het personeelslid waakt erover geen enkel gegeven van persoonlijke aard dat werd ingezameld bij de leerlingen en de ouders, bekend te maken, tenzij aan de personen, bevoegd om ervan kennis te nemen. §4. Elk personeelslid is ertoe gehouden zijn diensttijd volledig aan zijn opdracht te besteden. Zonder voorafgaande toelating van zijn directeur mag een personeelslid de uitoefening van zijn opdracht niet opschorten. §5. Het personeelslid moet bij elke aangelegenheid zorg dragen voor het provinciaal belang en is ertoe gehouden zijn opdracht nauwgezet en zorgvuldig uit te voeren. §6. Het personeelslid draagt met volledige inzet bij tot de goede werking van de school of het centrum waar het is tewerkgesteld. In dit kader moet het personeelslid alle bij zijn dienstuitoefening vastgestelde misbruiken, nalatigheden
52 Nr. 40.853 en overtredingen van wetten of reglementen doen ophouden of het nodige ondernemen om deze te doen ophouden. §7. Het personeelslid moet al wat de veiligheid van het personeel en van derden in het gedrang brengt, elke nalatigheid op het werk die ongevallen zou kunnen teweegbrengen en elk gebrek in de gebruikte materialen meedelen aan zijn of haar direct leidinggevende. §8. Het personeelslid mag de hem ter beschikking gestelde middelen enkel gebruiken voor de uitoefening van zijn ambt. Het personeelslid mag geen misbruik maken van de communicatie- en informaticamiddelen die in de school of het centrum voorhanden zijn. Het gebruik van communicatie- en informaticatoepassingen en internetconsultaties is enkel toegestaan als dit gebruik duidelijk en rechtstreeks verband houdt met de opdracht van het personeelslid in de school of het centrum. De directeur van de onderwijsinstelling of het centrum beoordeelt de relevantie van het gebruik. Misbruik van communicatie- en informaticamiddelen kan worden opgespoord in opdracht van de provinciegriffier. De gegevens kunnen worden verstrekt aan de directeur van de onderwijsinstelling of het centrum, aan het hoofd van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen, aan het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Onderwijs Antwerpen behoort, en aan de aanstellende overheid. De door systeemmonitoring verkregen gebruikersgegevens zullen enkel worden aangewend met het oog op de bewaking van de goede werking van de provinciale instellingen. Genoemde inbreuken kunnen – overeenkomstig hun frequentie, aard en ernst - gesanctioneerd worden.
Artikel 17
Arbeidsprestaties
§1. Behoudens uitdrukkelijk andersluidende bepalingen wordt elk personeelslid geacht in dienstactiviteit te zijn. §2. Voor het personeel worden de te leveren prestaties door de directeur van de onderwijsinstelling of het centrum bepaald met inachtneming van de aan het personeelslid toegekende ambtsbevoegdheid of opdracht, zo dat zij in aanmerking komen voor salaristoelagen door de Vlaamse overheid, en rekening houdend met de aard van het te vervullen ambt en de specificiteit van de dienst of afdeling waar de prestaties worden vervuld. §3. De personeelsleden moeten de verplichtingen van hun ambt trouw na komen en de hun toevertrouwde opdracht op een loyale wijze uitoefenen met inachtneming van de visie en waarden van de provincie Antwerpen en het pedagogisch concept van het Provinciaal Onderwijs Antwerpen, alsook met inachtneming van de op hen van toepassing zijnde regelgeving, gedragsregels en onderrichtingen. De personeelsleden van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding moeten bovendien het pedagogisch concept van de door hen begeleide scholen eerbiedigen. §4. De directeur van een onderwijsinstelling of een centrum voor leerlingenbegeleiding, alsook hij die door de provincie Antwerpen tijdelijk met de leiding van een onderwijsinstelling of het centrum voor leerlingenbegeleiding is belast, moet bij een afwezigheid voor meer dan één dag, uiterlijk de dag voor aanvang ervan, deze afwezigheid melden aan de stafdienst van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen met opgave van het personeelslid dat de vervanging
53 Nr. 40.853 waarneemt en met mededeling van de concrete plaats en tijdstippen waarop de vervanger bereikbaar is. Zo mogelijk geeft betrokkene ook een telefoonnummer op voor dringende aangelegenheden.
Artikel 18
Geheimhoudingsplicht
Het is het personeelslid verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op het intern beraad aangaande persoonsgebonden aangelegenheden en op het vertrouwelijk karakter van dossiers. Het intern beraad dat voorafgaat aan een beslissing kan ook niet na de beslissing openbaar gemaakt worden. Dit geldt eveneens voor een personeelslid dat zijn ambt heeft neergelegd.
Artikel 19
Giften en andere voordelen
Het personeelslid mag noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks, giften, beloningen of andere voordelen vragen, eisen of aannemen die het loyaal uitoefenen van zijn ambt beïnvloeden of zouden kunnen beïnvloeden.
Artikel 20
Ongewenst gedrag
Pesten, ongewenst seksueel gedrag en geweld op het werk zijn niet toegelaten.
Artikel 21
Mededeling gegevens
Elk personeelslid is ertoe gehouden alle gegevens te verstrekken over zijn burgerlijke stand, de samenstelling van zijn gezin, zijn beroepsactiviteiten en al wat invloed kan hebben op zijn rechtspositie en/of op zijn bezoldigingsregeling. Het personeelslid moet alle wijzigingen die zich dienaangaande tijdens de loopbaan voordoen uit eigen beweging, onmiddellijk en uiterlijk binnen een termijn van acht werkdagen, meedelen via het personeelssecretariaat van de instelling waaraan het verbonden is. Laattijdige, onjuiste of onvolledige mededeling van deze gegevens kan aanleiding geven tot terugvordering met terugwerkende kracht van de in deze rechtspositieregeling bepaalde en ten onrechte genoten voordelen. Zij kan ook aanleiding geven tot verlies van recht op de toepasselijkheid met terugwerkende kracht van deze voordelen. Eén en ander onverminderd de eventuele toepassing van ontslag of tuchtmaatregelen.
Artikel 22
Nevenactiviteiten
§1. Het personeelslid mag noch in persoon, noch via een tussenpersoon activiteiten verrichten die: a)
verhinderen dat hij zijn plicht vervult
54 Nr. 40.853 b)
in strijd zijn met de waardigheid van zijn ambt
c)
zijn onafhankelijkheid in het gedrang brengen
d)
een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben
§2. Onverminderd §1 mag het personeelslid nevenactiviteiten en beroepsactiviteiten buiten de diensturen cumuleren met de eigen beroepsactiviteiten, overeenkomstig de onderwijsreglementering. Het moet hiervan mededeling doen aan de aanstellende overheid die ervan kennis neemt en die oordeelt of de activiteiten verenigbaar zijn met de bepalingen van §1. Wanneer een personeelslid een met zijn ambt verband houdend mandaat of ambtelijk lidmaatschap wenst op te nemen, moet de provincie Antwerpen hiervoor vooraf een schriftelijke en steeds herroepbare machtiging verlenen.
HOOFDSTUK 5: Artikel 23
PERSONEELSDOSSIER
Samenstelling en inzage
§1. Het personeelslid heeft het recht om na schriftelijke aanvraag op de stafdienst van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen inzage te nemen van het personeelsdossier dat op zijn naam is geopend en zich, zo betrokkene dit verkiest, naar zijn keuze, te laten bijstaan door een raadsman. §2. Het personeelslid kan langs hiërarchische weg schriftelijk bemerkingen aangaande de inhoud van het personeelsdossier ter kennis brengen van de aanstellende overheid. §3. Elk voor het personeelslid bezwarend stuk dat aan het personeelsdossier wordt toegevoegd, moet aan betrokkene ter kennis worden gebracht. Deze kennisgeving geschiedt hetzij aan het betrokken personeelslid in persoon die ter kennisname tekent, hetzij per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs dat wordt gericht aan het betrokken personeelslid. §4. De tuchtbesluiten die lastens een personeelslid op basis van een tegen hem geopend tuchtdossier worden genomen, worden eveneens aan het personeelsdossier toegevoegd. §5. Kunnen als raadsman optreden een advocaat, een personeelslid van de onderwijsinstellingen of van de centra voor leerlingenbegeleiding of een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie die is vertegenwoordigd in het Afzonderlijk Hoog Overlegcomité bij de provincie Antwerpen.
HOOFDSTUK 6: Artikel 24
VERLOVEN EN AFWEZIGHEDEN
Vakantieregeling provinciale onderwijsinstellingen
55 Nr. 40.853 §1. De vastbenoemde personeelsleden van de provinciale onderwijsinstellingen hebben vakantie tijdens de herfst-, kerst-, krokus-, paas- en zomervakanties, alsook op de wettelijk en decretaal vastgelegde vrije dagen. De tijdelijke personeelsleden van de provinciale onderwijsinstellingen hebben vakantie tijdens de herfst-, kerst-, krokus-, paas- en zomervakanties, alsook op de wettelijk en decretaal vastgelegde vrije dagen, voor zover de vakantieperiodes en vrije dagen vallen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid. §2. In afwijking van §1 moet per onderwijsinstelling steeds minstens één persoon die een selectie- of bevorderingsambt bekleedt, tijdens de vakantieperiodes en de wettelijke en decretaal vastgelegde vrije dagen bereikbaar zijn. Het principe “bereikbaar zijn” omvat niet de verplichting zich in de school of thuis te bevinden. De permanentieregeling moet aan het hoofd van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen worden gemeld uiterlijk 10 werkdagen voor de aanvang van de vakantieperiode of vrije dag met aanduiding van de contactgegevens van diegene die de dienst verzekert. §3. In afwijking van §1 zijn de directeurs ertoe gehouden vanaf 16 augustus tot en met 31 augustus arbeidsprestaties te leveren. §4. In afwijking van §1 bepaalt de directeur, of zij die door de provincie Antwerpen tijdelijk met de leiding van een onderwijsinstelling zijn belast, de prestaties die de adjunct-directeurs, de coördinator van een Centrum Leren en Werken, de technisch adviseurs-coördinatoren, de technisch adviseurs en de teeltleiders van de provinciale onderwijsinstellingen moeten vervullen tijdens de vakantieperiodes en de vrije dagen. De prestaties worden vastgesteld overeenkomstig de noodwendigheden binnen de onderwijsinstelling. Zij kunnen maximaal 15 dagen per schooljaar omvatten. De dienstroosters worden door de directeur vastgesteld in samenspraak met de betrokken personeelsleden, met dien verstande dat deze personeelsleden recht hebben op een verlofperiode in de zomervakantie van minstens dertig aaneengesloten kalenderdagen. §5. In afwijking van §1 en onverminderd hun recht op een verlofperiode van minstens vijfendertig aaneengesloten kalenderdagen die de periode van 15 juli tot en met 15 augustus moet omvatten, moeten de leden van het onderwijzend personeel, vastbenoemd, met een aanstelling van doorlopende duur of tijdelijk aangesteld gedurende het voorbije schooljaar, tijdens de zomervakantie maximum vijf dagen arbeidsprestaties leveren overeenkomstig de dienstregeling die de directeur vaststelt. §6. In afwijking van §1 en onverminderd hun recht op een verlofperiode van minstens vijfendertig aaneengesloten kalenderdagen die de periode van 15 juli tot en met 15 augustus moet omvatten, moeten de leden van het ondersteunend personeel, vastbenoemd, met een aanstelling van doorlopende duur of tijdelijk aangesteld gedurende het voorbije schooljaar, tijdens de zomervakantie maximum tien dagen arbeidsprestaties leveren overeenkomstig de dienstregeling die de directeur vaststelt. Bovendien moeten de administratief medewerkers maximum twee dagen arbeidsprestaties leveren tijdens de andere vakantieperiodes. §7. De arbeidsprestaties tijdens de vakantieperiodes kunnen met akkoord van het personeelslid al dan niet deels in halve dagen worden gepresteerd. Een volle dag arbeidsprestaties tijdens de vakantieperiode omvat minstens zes uur aanwezigheid verspreid over ten minste twee dagdelen en een halve dag arbeidsprestaties minstens drie uur aanwezigheid tijdens één dagdeel.
56 Nr. 40.853 §8. Het in §4 tot en met §6 vermelde aantal prestatiedagen geldt voor personeelsleden met een voltijdse opdracht. Als een personeelslid met een deeltijdse opdracht is belast, wordt het aantal prestatiedagen verhoudingsgewijs aangepast. §9. Tijdelijk aangestelde leden van het onderwijzend personeel en tijdelijk aangestelde opvoeders, die niet opnieuw aangesteld worden bij het begin van het nieuwe schooljaar kunnen gedurende de zomervakantie enkel ingezet worden, overeenkomstig de prestatieregeling van dit artikel, als de door hen te leveren prestaties verband houden met het lopende schooljaar. Tijdelijk aangestelde leden van het onderwijzend personeel en tijdelijk aangestelde opvoeders, die opnieuw aangesteld worden bij het begin van het nieuwe schooljaar kunnen zowel ingezet worden, overeenkomstig de prestatieregeling van dit artikel, voor activiteiten die verband houden met het lopende schooljaar als voor activiteiten die verband houden met het nieuwe schooljaar.
Artikel 25
Vakantieregeling Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding
§1. De vastbenoemde personeelsleden van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding hebben vakantie tijdens de kerstvakantie, uitgezonderd de eerste maandag en de tweede vrijdag van de kerstvakantie, tijdens de paasvakantie en van 15 juli tot en met 15 augustus, alsook op de wettelijke en decretale feestdagen. De tijdelijke personeelsleden van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding hebben vakantie tijdens de kerstvakantie, uitgezonderd de eerste maandag en de tweede vrijdag van de kerstvakantie, tijdens de paasvakantie en van 15 juli tot en met 15 augustus, alsook op de wettelijke en decretale feestdagen, voor zover deze periodes en feestdagen vallen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid. Als de eerste maandag en/of de tweede vrijdag van de kerstvakantie respectievelijk gelijk vallen met 24, 25, 26 of 31 december of met 1 of 2 januari, dan moeten de personeelsleden hun prestaties leveren op de datum binnen de kerstvakantie die hierbij het dichtste aansluit. §2. Boven de vakantiedagen bepaald in §1 hebben de personeelsleden van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding recht op 21 werkdagen vakantie. Deze dagen moeten worden opgenomen tijdens de schoolvakanties (herfst , kerst-, krokus- en zomervakantie), met uitzondering van zeven werkdagen die buiten de schoolvakanties, behalve in de maand juni, kunnen worden opgenomen. Ze worden door de directeur vastgesteld in samenspraak met de betrokken personeelsleden overeenkomstig de noodwendigheden binnen het centrum. Bij onvolledige prestaties en/of bij aanstellingen kleiner dan een volledig schooljaar wordt het aantal vakantiedagen in evenredige mate verminderd. §3. In afwijking van §1 en §2 moet steeds minstens één lid van het personeel tijdens de vakantieperiodes en de wettelijke en decretaal vastgelegde vrije dagen bereikbaar zijn. Het principe “bereikbaar zijn” omvat niet de verplichting zich in het centrum of thuis te bevinden. De permanentieregeling moet aan het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Onderwijs
57 Nr. 40.853 Antwerpen behoort, worden gemeld uiterlijk 10 werkdagen voor de aanvang van de vakantieperiode of vrije dag met aanduiding van de contactgegevens van diegene die de dienst verzekert. §4. In afwijking van §1 en §2 is de directeur van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding, alsook het personeelslid dat door de provincie Antwerpen tijdelijk met de leiding van dit centrum is belast, ertoe gehouden vanaf 16 augustus tot en met 31 augustus arbeidsprestaties te leveren.
Artikel 26
Ziekteverlof
Elk personeelslid dat afwezig is wegens ziekte verwittigt zo spoedig mogelijk de directeur of zijn aangestelde van de onderwijsinstelling of het centrum waar het is tewerkgesteld. Deze mededeling moet telefonisch gebeuren uiterlijk voor de aanvang van de door het personeelslid te vervullen prestatie en bij voorkeur voor de aanvang van de werkdag. Het personeelslid dat gedurende de afwezigheid wegens ziekte niet op zijn gebruikelijk adres verblijft, stelt hiervan onmiddellijk de directeur schriftelijk in kennis.
Artikel 27
Verlofstelsels
Elk personeelslid dat gebruik wenst te maken van een afwezigheid of een verlofstelsel zendt hiertoe minstens één maand van tevoren, behoudens overmacht of tenzij anders voorzien in de wetgeving, via de directeur van de onderwijsinstelling of het centrum waar het is tewerkgesteld, een schriftelijke aanvraag vergezeld van de nodige bewijsstukken en documenten ter staving van zijn aanvraag. De aanvraag wordt door de directeur voorzien van een advies en gedateerd en gehandtekend doorgezonden naar de stafdienst van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen.
Artikel 28
Dienstvrijstelling
Door de directeur wordt in navermelde gevallen bijkomend dienstvrijstelling voor de hoogstnodige tijd verleend: a) voor deelneming aan examens en selectieproeven georganiseerd door de provincie Antwerpen b) bij oproeping tot de Europese verkiezingen, de federale verkiezingen, de regionale verkiezingen en de gemeente- en provincieraads¬verkiezingen c)
om voor het gerecht te getuigen
d)
om als gezworene bij het Assisenhof te zetelen
e) bij verhoor door de provinciale overheid of voor oproepingen door de sociale dienst
58 Nr. 40.853 f)
voor kennisneming van het tuchtdossier
g)
bij oproep voor de:
1) arbeidsgeneeskundige dienst 2) provinciale controlegeneesheer 3) controlegeneesheer van het verzekeringsorganisme tegen arbeidsongevallen h)
voor andere door de deputatie bij algemene maatregel bepaalde gevallen
Artikel 29
Oproeping en wederoproeping militaire dienst
Bij oproeping of wederoproeping voor militaire dienst stelt het personeelslid de directeur van de onderwijsinstelling of het centrum waar het is tewerkgesteld hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis, met toevoeging van een kopie van het oproepingsbevel.
HOOFDSTUK 7: Artikel 30
FUNCTIONEREN EN EVALUEREN
Evaluatoren
§1. Ieder personeelslid heeft twee evaluatoren, een eerste en een tweede evaluator. De eerste evaluator staat in voor de begeleiding en coaching van het personeelslid door het voeren van functionerings- en evaluatiegesprekken. De tweede evaluator bewaakt het evaluatieproces en ondersteunt zowel het personeelslid als de eerste evaluator. Hij kan nooit zelfstandig een formeel functionerings- of evaluatiegesprek voeren met het te evalueren personeelslid. Hij kan ook de uiteindelijke beslissing van de eerste evaluator niet wijzigen. §2. Voor elk personeelslid worden de eerste evaluator en de tweede evaluator aangeduid overeenkomstig de bepalingen dienaangaande in het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. §3. Als een personeelslid verscheidene ambten op een verschillend hiërarchisch niveau bekleedt, worden als eerste evaluator en tweede evaluator voor het lagere ambt dezelfde evaluatoren aangeduid als die voor het hogere ambt.
Artikel 31
Functiebeschrijvingen
§1. Het personeelslid en de eerste evaluator leggen per ambt en per instelling waar het personeelslid fungeert, een geïndividualiseerde functiebeschrijving vast. In deze functiebeschrijving worden de instellingspecifieke doelstellingen, de namen en functies van de eerste en tweede evaluator, de rechten en plichten inzake permanente vorming en nascholing, de taken en instellingsgebonden opdrachten
59 Nr. 40.853 van het personeelslid en de wijze waarop het personeelslid deze taken en opdrachten moet uitvoeren, vastgelegd rekening houdend met het door de provincieraad vastgestelde juridisch kader. §2. Een functiebeschrijving kan worden aangepast: a) ingevolge afspraken die de eerste evaluator en het personeelslid maken tijdens een functioneringsgesprek b) na overleg tussen eerste evaluator en het personeelslid bij een belangrijke wijziging van de opdracht van het personeelslid c)
bij aanvang van een nieuwe evaluatieperiode
Aan de functiebeschrijving kunnen, naar aanleiding van een functioneringsgesprek of op basis van de afspraken gemaakt op het einde van een vorige evaluatieperiode, ook persoons- en ontwikkelingsgerichte doelstellingen worden toegevoegd. §3. De eerste evaluator ondertekent de functiebeschrijving. Het personeelslid ondertekent de functiebeschrijving voor kennisname. §4. De functiebeschrijving van de godsdienstleerkracht en de leraar secundair onderwijs belast met niet-confessionele zedenleer moet voor de vakinhoudelijke en vaktechnische aspecten ook het akkoord wegdragen van de bevoegde instantie voor het betrokken levensbeschouwelijke vak. Dit akkoord blijkt uit de ondertekening van dit deel van de betrokken functiebeschrijving door een afgevaardigde van de bevoegde instantie. §5. Als de eerste evaluator en het personeelslid het niet eens raken over de functiebeschrijving of bepaalde onderdelen ervan, beslist op verzoek de aanstellende overheid na voorafgaandelijk de eerste evaluator en het betrokken personeelslid gehoord te hebben.
Artikel 32
Functioneringsgesprekken
§1. Per evaluatiecyclus heeft de eerste evaluator met het personeelslid minimaal één functioneringsgesprek. §2. Van elk functioneringsgesprek wordt door de eerste evaluator een verslag gemaakt. Dit verslag wordt ondertekend door de eerste evaluator en voor kennisname ondertekend door het personeelslid. §3. Als het personeelslid het verslag van het functioneringsgesprek weigert te ondertekenen voor kennisname dan zal de evaluator het verslag aangetekend versturen naar het personeelslid. Het bewijs van deze aangetekende zending geldt als bewijs dat het personeelslid heeft kennis genomen van het verslag van het functioneringsgesprek.
Artikel 33
Evaluaties
60 Nr. 40.853 §1. Elk personeelslid wordt minimaal om de vier schooljaren geëvalueerd op basis van de vastgestelde, geïndividualiseerde functiebeschrijving. Er kan bij de evaluatie enkel rekening worden gehouden met prestaties geleverd in het lopende schooljaar en de drie voorafgaande schooljaren. Een personeelslid voor wie geen functiebeschrijving werd opgesteld kan niet worden geëvalueerd. In afwijking hiervan wordt een personeelslid na een evaluatie met eindconclusie "onvoldoende", en voor zover deze niet leidt tot het ontslag, opnieuw geëvalueerd na een periode van ten minste twaalf maanden effectieve prestaties vanaf het ogenblik dat het evaluatieverslag wordt voorgelegd aan het personeelslid. §2. Met het oog op de evaluatie wordt er een evaluatiegesprek gehouden tussen de eerste evaluator en het personeelslid. §3. De godsdienstleerkracht en de leraar secundair onderwijs belast met nietconfessionele zedenleer wordt voor de niet-vakinhoudelijke en niet-vaktechnische aspecten geëvalueerd door de eerste evaluator. Voor de vakinhoudelijke en vaktechnische aspecten levert de bevoegde instantie voor het betrokken levensbeschouwelijke vak een bijdrage tot deze evaluatie. §4. Van het evaluatiegesprek wordt een evaluatieverslag opgesteld door de eerste evaluator. Het evaluatieverslag beschrijft op zorgvuldige wijze het volledig functioneren van het personeelslid ten opzichte van de functiebeschrijving en bevat steeds een eindconclusie. De eindconclusie van een beoordeling is steeds “voldoende”, “voldoende met verbeterpunten” of “onvoldoende”. De eerste evaluator ondertekent en dateert het evaluatieverslag en legt het voor aan het betrokken personeelslid. Het personeelslid ondertekent en dateert ter kennisneming en bezorgt het onmiddellijk terug aan de eerste evaluator. De eerste evaluator bezorgt onmiddellijk een kopie van dit evaluatieverslag aan het personeelslid. De eerste evaluator bezorgt eveneens een kopie van het evaluatieverslag ter kennisneming aan de tweede evaluator en aan de provincie Antwerpen. Als het personeelslid het verslag van het evaluatiegesprek weigert te ondertekenen voor kennisname dan zal de evaluator het verslag aangetekend versturen naar het personeelslid. Het bewijs van deze aangetekende zending geldt als bewijs dat het personeelslid heeft kennis genomen van het verslag van het evaluatiegesprek. Als het evaluatieverslag de eindconclusie "onvoldoende" bevat, moet het op straffe van nietigheid steeds de beroepsmogelijkheden bevatten.
Artikel 34
Evaluatiedossier
Het personeelslid heeft op elk ogenblik recht op inzage in zijn persoonlijk evaluatiedossier. Hij kan tevens op zijn verzoek een kopie krijgen van zijn evaluatiedossier. Dit evaluatiedossier bevindt zich in de instelling waar het personeelslid tewerkgesteld is en bevat alle nodige en nuttige documenten die als beoordelingsgrond kunnen dienen. De toevoeging van stukken aan het evaluatiedossier valt buiten het toepassingsgebied van artikel 23.
HOOFDSTUK 8:
ONTSLAG
61 Nr. 40.853 Artikel 35
Ontslaggevende overheid
De aanstellende overheid is bevoegd voor het ontslag zoals beschreven in het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
Artikel 36
Ontslagprocedure
§1. De aanstellende overheid neemt kennis van de redenen tot ontslag en neemt hierop haar beslissing na het betrokken personeelslid gehoord te hebben. §2. Voor dit verhoor door de aanstellende overheid wordt het personeelslid opgeroepen bij ter post aangetekende brief. §3. Het personeelslid heeft het recht zich gedurende dit verhoor te laten bijstaan door een raadsman. §4. Het personeelslid heeft tevens het recht het dossier in te zien en er kopie van te krijgen na telefonische afspraak met de griffier als de deputatie aanstellende overheid is, en met een door de provinciegriffier aangeduide secretaris als de griffier zelf aanstellende overheid is. Het personeelslid kan zich tijdens deze consultatie laten bijstaan door een raadsman, die samen met het personeelslid een verklaring van inzage en eventuele afgifte van kopie ondertekent met vermelding van zijn of haar hoedanigheid en identiteitsgegevens. §5. Kunnen als raadsman optreden een advocaat, een personeelslid van de onderwijsinstellingen of van de centra voor leerlingenbegeleiding of een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie die is vertegenwoordigd in het Afzonderlijk Hoog Overlegcomité bij de provincie Antwerpen. §6. De godsdienstleraren en de leraren secundair onderwijs belast met nietconfessionele zedenleer kunnen enkel worden ontslagen op een met reden omkleed voorstel of met instemming van de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst respectievelijk niet-confessionele zedenleer.
HOOFDSTUK 9: Artikel 37
TUCHT
Tuchtoverheid en tuchtonderzoeker
§1. De aanstellende overheid oefent de tuchtmacht uit. §2. Als de tuchtmacht wordt uitgeoefend door de deputatie is de provinciegriffier belast met het tuchtonderzoek en het formuleren van een tuchtvoorstel aan de deputatie als tuchtoverheid. §3. Als de tuchtmacht wordt uitgeoefend door de provinciegriffier is het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Onderwijs Antwerpen behoort, belast met het tuchtonderzoek en het formuleren van een tuchtvoorstel aan de provinciegriffier als tuchtoverheid. Bij verhindering van voornoemd departementshoofd belast de griffier het hoofd van het IVA Provinciaal
62 Nr. 40.853 Onderwijs Antwerpen met het tuchtonderzoek en het formuleren van een tuchtvoorstel. §4. De tuchtonderzoeker en de provinciegriffier als tuchtoverheid worden bijgestaan door een door hen aangeduide secretaris.
Artikel 38
Tuchtprocedure voor de tuchtonderzoeker
§1. De ambtenaar die met het tuchtonderzoek belast is, stelt een tuchtdossier op. De toevoeging van bezwarende stukken aan het tuchtdossier valt buiten het toepassingsgebied van artikel 23. Hij hoort het betrokken personeelslid vóór hij zijn advies aan de tuchtoverheid formuleert. Deze ambtenaar kan getuigen horen op eigen initiatief en moet dit doen op verzoek van het betrokken personeelslid. Als hij getuigen hoort, doet hij dit in aanwezigheid van het betrokken personeelslid. Het personeelslid wordt schriftelijk bij ter post aangetekende brief opgeroepen om gehoord te worden. §2. Van de verklaringen van het personeelslid, en eventuele getuigen, wordt proces-verbaal opgemaakt. §3. Vooraleer gehoord te worden heeft het personeelslid recht het tuchtdossier in te zien en er kopie van te krijgen na telefonische afspraak met de secretaris van de tuchtonderzoeker. Het personeelslid kan zich bij het uitoefenen van het inzagerecht laten bijstaan door een raadsman, die samen met het personeelslid een verklaring van inzage en eventuele afgifte van kopie ondertekent met vermelding van zijn of haar hoedanigheid en identiteitsgegevens. §4. Tijdens het verhoor heeft het personeelslid het recht zich te laten bijstaan door een raadsman. §5. Kunnen als raadsman optreden een advocaat, een personeelslid van de onderwijsinstellingen of van de centra voor leerlingenbegeleiding of een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie die is vertegenwoordigd in het Afzonderlijk Hoog Overlegcomité bij de provincie Antwerpen. §6. De ambtenaar die met het tuchtonderzoek belast is, formuleert een tuchtvoorstel aan de tuchtoverheid. Dit tuchtvoorstel wordt tevens ter kennis van het betrokken personeelslid gebracht.
Artikel 39
Tuchtprocedure voor de tuchtoverheid
§1. De tuchtoverheid neemt kennis van het tuchtdossier en het tuchtvoorstel. Zij hoort het betrokken personeelslid vóór zij een beslissing neemt.
63 Nr. 40.853 De tuchtoverheid kan getuigen horen op eigen initiatief en moet dit doen op verzoek van het betrokken personeelslid. Als zij getuigen hoort, doet zij dit in aanwezigheid van het betrokken personeelslid. Het personeelslid wordt schriftelijk bij ter post aangetekende brief opgeroepen om gehoord te worden. §2. Van de verklaringen van het personeelslid, en eventuele getuigen, wordt proces-verbaal opgemaakt. §3. Vooraleer gehoord te worden heeft het personeelslid recht het tuchtdossier in te zien en er kopie van te krijgen na telefonische afspraak met de griffier als de deputatie aanstellende overheid is, en met een door de provinciegriffier aangeduide secretaris als de griffier zelf tuchtoverheid is. Het personeelslid kan zich bij het uitoefenen van het inzagerecht laten bijstaan door een raadsman, die samen met het personeelslid een verklaring van inzage en eventuele afgifte van kopie ondertekent met vermelding van zijn of haar hoedanigheid en identiteitsgegevens. §4. Tijdens het verhoor heeft het personeelslid het recht zich te laten bijstaan door een raadsman. §5. Kunnen als raadsman optreden een advocaat, een personeelslid van de onderwijsinstellingen of van de centra voor leerlingenbegeleiding of een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie die is vertegenwoordigd in het Afzonderlijk Hoog Overlegcomité bij de provincie Antwerpen. §6. De tuchtoverheid neemt een gemotiveerd besluit. Aan de godsdienstleraren en de leraren secundair onderwijs belast met niet-confessionele zedenleer kan enkel een tuchtsanctie worden opgelegd op een met reden omkleed voorstel of met instemming van de bevoegde instantie voor het betrokken levensbeschouwelijke vak.
HOOFDSTUK 10: Artikel 40
BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN
Bezoldigingen
De bezoldiging van de personeelsleden gebeurt overeenkomstig de bepalingen aangaande de subsidiëring van deze personeelsleden door de Vlaamse overheid. Zowel voor de volledig gesubsidieerde prestaties als voor de gedeeltelijk gesubsidieerde en gedeeltelijk niet-gesubsidieerde prestaties wordt de bezoldigingsregeling toegepast zoals vastgesteld door de wetten, de decreten, de verordeningen en de besluiten betreffende het onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap.
Artikel 41
Rust- en overlevingspensioenen
De lopende en de toekomstige rust- en overlevingspensioenen worden uitbetaald en geperekwateerd op basis van de bepalingen aangaande de subsidiëring door de Vlaamse overheid. Deze bepaling geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 september 1999.
64 Nr. 40.853 Artikel 42
Bijzondere prestaties personeelsleden
De bijzondere prestaties die de personeelsleden occasioneel buiten het lessenrooster of de diensturen in opdracht of met goedkeuring van de deputatie leveren, worden vergoed tegen een basisbedrag van 24 EUR per uur gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01. Dit laatste bedrag volgt de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
HOOFDSTUK 11: Artikel 43
VERGOEDINGEN EN VOORDELEN
Woon-werkverkeer
De personeelsleden hebben recht op de volledige terugbetaling van de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer en/of met de fiets op de voorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2011 betreffende de volledige ten laste neming door de werkgever in de onderwijssector van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk en de toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer.
Artikel 44
Reis- en verblijfskosten
§1. Het personeelslid kan aanspraak maken op vergoeding van kosten voor dienstopdrachten na voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de directeur. §2. De verplaatsingskosten die een personeelslid effectief maakt voor dienstopdrachten, worden op verzoek terugbetaald. De werkelijk gedane uitgaven worden terugbetaald aan de hand van de ingediende vervoersbewijzen. Als de verplaatsing met eigen vervoermiddelen gebeurt, dan worden de tarieven gevolgd die gelden voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap. Voor het toekennen van deze vergoedingen wordt de standplaats als referentiepunt beschouwd. §3. Het personeelslid dat een dienstreis maakt, heeft recht op vergoeding van de effectief voor zichzelf gemaakte verblijfskosten. Het personeelslid dient voor al de gemaakte kosten de originele bewijsstukken in.
Artikel 45
Nascholing
§1. Het personeelslid kan aanspraak maken op vergoeding van kosten die met nascholing verband houden na voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de directeur. §2. De werkelijk gedane uitgaven voor nascholing die een personeelslid maakt in functie van de uitvoering van zijn opdracht, worden terugbetaald aan de hand van de ingediende rekeningen.
Artikel 46
Materiële schade
65 Nr. 40.853 §1. De door een plotse gebeurtenis veroorzaakte materiële schade aan schoeisel, kleding en/of op het lichaam gedragen horloges, opgelopen tijdens de uitoefening van de dienst of op de weg van en naar het werk, wordt aan het personeelslid vergoed als deze geen nalatigheid kan ten laste gelegd worden én op voorwaarde dat deze ofwel geen vordering tegenover derden kan doen gelden, ofwel na uitputting van zijn rechtsmiddelen geen vergoeding van derden kan verkrijgen. §2. De terugbetaling gebeurt op grond van een ‘voor echt en onvergolden’ verklaarde schuldvordering. §3. Bij hogervermelde materiële schade wordt slechts de venale waarde vergoed met een maximum van 1.000 EUR per schadegeval.
HOOFDSTUK 12: INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN EN VERMOGENSRECHTEN Artikel 47
Intellectuele eigendomsrechten
§1. Het personeelslid draagt aan de provincie het geheel van de vermogensrechten over op de werken waarvan het de (mede)auteur is en die het ter uitvoering van zijn functie tot stand brengt. §2. De vergoeding voor deze overdracht van rechten is begrepen in de bezoldiging van het personeelslid. §3. Het personeelslid verleent aan de provincie Antwerpen de toelating om de werken, bedoeld in §1, onder de naam van de provincie aan het publiek mee te delen en onder die naam te exploiteren. Deze toelating geldt voor een duur van 20 jaar vanaf de datum van creatie van het werk.
Artikel 48
Vermogensrechten
Alle uitvindingen die door het personeelslid in de uitvoering van zijn functie worden gedaan of die verkregen worden door middelen die door de provincie Antwerpen ter beschikking worden gesteld, zijn het exclusieve eigendom van de provincie, zonder dat het personeelslid een recht op vergoeding kan doen gelden.
HOOFDSTUK 13: Artikel 49
SLOTBEPALINGEN
Inwerkingtreding
§1. Deze rechtspositieregeling heeft uitwerking vanaf 1 januari 2013 met uitzondering van de artikelen 6 tot en met 9. §2. De artikelen 6 tot en met 9 van deze rechtspositieregeling hebben uitwerking vanaf 1 september 2013. §3. Met ingang van 1 januari 2013 worden de rechtspositieregeling van het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel van de onderwijsinstellingen voor secundair onderwijs en volwassenenonderwijs en het personeel van het
66 Nr. 40.853 Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen, vastgesteld door de provincieraad in zitting van 22 oktober 2008, met uitzondering van de artikelen 11 en 12 van deze rechtspositieregeling, en de Leidraad en afzonderlijk reglement betreffende functiebeschrijvingen, functioneringsgesprekken en evaluaties in het provinciaal onderwijs, vastgesteld door de provincieraad in zitting van 27 november 2008, opgeheven. §4. Met ingang van 1 september 2013 worden de artikelen 11 en 12 van de rechtspositieregeling van het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel van de onderwijsinstellingen voor secundair onderwijs en volwassenenonderwijs en het personeel van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen, vastgesteld door de provincieraad in zitting van 22 oktober 2008, opgeheven.
Artikel 50
Kennisgeving reglement – Naleving reglement
§1. Een exemplaar van deze rechtspositieregeling wordt ter kennis gebracht van elk personeelslid waarop deze rechtspositieregeling van toepassing is. In geval van wijzigingen aan de rechtspositieregeling, worden deze wijzigingen eveneens ter kennis gebracht van elk personeelslid. §2. Het personeelslid tekent een verklaring waaruit blijkt dat hij kennis heeft kunnen nemen van de rechtspositieregeling. §3. De personeelsleden verbinden zich tot de naleving van de op hen toepasselijke bepalingen.
Artikel 51
Overgangsbepalingen
§1. De artikelen 65, 66 en 67 van het geldelijk statuut van het directie-, onderwijzend en opvoedend hulppersoneel van de provinciale onderwijsinstellingen van de provincie Antwerpen, vastgesteld door de provincieraad in zitting van 14 december 1972, gewijzigd bij besluit van de deputatie van 23 maart 1973, goedgekeurd bij K.B. van 27 april 1973, zoals gewijzigd, blijven in overgangsstelsel behouden. §2. De algemene functiebeschrijvingen vastgesteld bij het reglement inzake functiebeschrijvingen en evaluatie van het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel van de onderwijsinstellingen en het personeel van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen, goedgekeurd door de provincieraad in vergadering van 22 april 2004, blijven in overgangsstelsel behouden. §3. Als de afwezigheid van een titularis eindigt, wordt de vervanger die na een door de aanstellende overheid georganiseerde selectieprocedure is aangesteld in een selectie- of bevorderingsambt conform de artikelen 11 en 12 van de rechtspositieregeling van het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel van de onderwijsinstellingen voor secundair onderwijs en volwassenenonderwijs en het personeel van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen, vastgesteld door de provincieraad in zitting van 22 oktober 2008, opgenomen in de preferente pool, zoals bedoeld in artikel 6.
67 Nr. 40.853 §4. De tuchtprocedures die bij de inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling reeds zijn opgestart, worden verder gezet conform de bepalingen van hoofdstuk 6 van de rechtspositieregeling van het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel van de onderwijsinstellingen voor secundair onderwijs en volwassenenonderwijs en het personeel van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen, vastgesteld door de provincieraad in zitting van 22 oktober 2008. De overheid die bij het opstarten van de tuchtprocedure bevoegd is, blijft bevoegd tijdens de volledige duur van de procedure, ook als de hoedanigheid van het personeelslid in de loop van de procedure wijzigt. §5. De ontslagprocedures die bij de inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling reeds zijn opgestart, worden verder gezet conform de bepalingen van hoofdstuk 7 van de rechtspositieregeling van het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel van de onderwijsinstellingen voor secundair onderwijs en volwassenenonderwijs en het personeel van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen, vastgesteld door de provincieraad in zitting van 22 oktober 2008. De overheid die bij het opstarten van de ontslagprocedure bevoegd is, blijft bevoegd tijdens de volledige duur van de procedure, ook als de hoedanigheid van het personeelslid in de loop van de procedure wijzigt. Artikel 52
Vastbenoemde niet-gesubsidieerde personeelsleden
§1. Vastbenoemde niet-gesubsidieerde personeelsleden die een ambt bekleden dat voorzien is op de goedgekeurde personeelsformatie van een provinciaal centrum of een provinciale onderwijsinstelling, zoals die is voorgebracht door de stafdienst van het IVA Provinciaal Onderwijs Antwerpen en goedgekeurd door de provincieraad, en die tewerkgesteld zijn binnen een centrum of onderwijsinstelling vallen onder de toepassingssfeer van onderhavige rechtspositieregeling. Bedoelde personeelsleden bekleden deze ambten ten persoonlijke titel, zodat de ambten een uitdovend karakter hebben. §2. Wanneer een in §1 bedoeld personeelslid tewerkgesteld wordt binnen de provinciale administratie, behoudt betrokkene de salarisschaal van het ambt waarin het personeelslid vast benoemd is, terwijl zijn tewerkstellingsregime verder wordt beheerst door de rechtspositieregeling die van toepassing is op de plaats van tewerkstelling. Artikel 53
Aanduiding
Deze rechtspositieregeling kan worden aangeduid met “Rechtspositieregeling Provinciaal Onderwijs Antwerpen”.’
Goedgekeurd door de provincieraad van Antwerpen in vergadering van 22 november 2012. In opdracht : De provinciegriffier, (w.g.) Danny Toelen
De voorzitter, (w.g.) Ludwig Neefs