ONDERNEMINGSPLAN 2014 VLAAMS ENERGIEAGENTSCHAP
Januari 2014
2
Inhoudsopgave 1.
Inleiding .................................................................................................................................... 4
2.
Het Vlaams Energieagentschap als organisatie ..................................................................... 4
3.
Samenvatting prioriteiten 2014 ............................................................................................... 6
4.
Interne werking – uitvoering generieke bepalingen uit de beheersovereenkomst ............. 9
5.
Uitvoering strategische en operationele doelstellingen uit de beheersovereenkomst ....... 19
6.
Begroting ................................................................................................................................. 86
7.
Personeel ................................................................................................................................. 93
8.
Personeelsinzet en besteding van beleidskredieten in functie van de operationele organisatiedoelstellingen van de beheersovereenkomst 2011-2015 ................................... 99
3
1. Inleiding Dit ondernemingsplan is opgemaakt in uitvoering van de beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en het Vlaams Energieagentschap (1 januari 2011 – 31 december 2015) zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 12 november 2010. Artikel 10 van de beheersovereenkomst bepaalt onder andere: ‘Het ondernemingsplan bepaalt de concrete acties die het Vlaams Energieagentschap zal uitvoeren om de operationele jaardoelstellingen te realiseren. Het ondernemingsplan bevat gedetailleerde activiteitenplannen, de nodige middeleninput en de hieraan verbonden output om de strategische organisatiedoelstellingen en de generieke doelstellingen uit de beheersovereenkomst te realiseren.’ Het voorliggende ondernemingsplan 2014 herneemt de strategische en operationele organisatiedoelstellingen van de beheersovereenkomst 2011-2015. Aan de strategische organisatiedoelstellingen zijn in het ondernemingsplan effectindicatoren en streefnormen gekoppeld. Voor de operationele organisatiedoelstellingen werden de prestatie-indicatoren en prestatienormen van de beheersovereenkomst hernomen. Waar relevant, worden aan de operationele organisatiedoelstellingen in het ondernemingsplan concrete actiepunten voor 2014, met prestatie-indicatoren en prestatienormen, gekoppeld. Artikel 15.1 van de beheersovereenkomst bepaalt onder andere: ‘Het agentschap zal over de uitvoering van de beheersovereenkomst aan de minister rapporteren door middel van een jaarrapport en een afsluitend eindrapport over de beheersovereenkomst. De rapporten zullen duidelijk verwijzen naar de organisatiedoelstellingen, prestatienormen, prestatie-indicatoren en strategische projecten die in de beheersovereenkomst bepaald zijn.’ Het ondernemingsplan is opgemaakt volgens de beslissing van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 betreffende inhoud en implementatie van het jaarlijks ondernemingsplan en de jaarlijkse uitvoeringsrapportering. Het agentschap heeft de voorbije jaren een intern rapporteringsinstrument opgezet voor de opvolging van de doelstellingen, normen, indicatoren en projecten van de beheersovereenkomst en onderliggende ondernemingsplannen. De daaruit volgende interne rapportering, geënt op de scorekaartmethodiek, dient mede als input voor de formele rapportering over de uitvoering van de beheersovereenkomst.
2. Het Vlaams Energieagentschap als organisatie Het besluit tot oprichting van een intern verzelfstandigd agentschap, het Vlaams Energieagentschap, werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 16 april 2004. 4
Het Vlaams Energieagentschap heeft formeel zijn werking opgestart vanaf 1 april 2006. In 2013 heeft de Vlaamse Regering de opdrachten van het VEA substantieel uitgebreid wat betreft de te behandelen expertisedossiers over de groenestroom- en warmte-krachtinstallaties (taak- en personeelsverschuiving vanuit de VREG). De Vlaamse Regering nam hierover principiële beslissingen op 6 september en 25 oktober 2013.
Missie Het evalueren, voorbereiden en uitvoeren van een op duurzaamheid gericht energiebeleid door het inzetten van de beleidsinstrumenten op een efficiënte en kwaliteitsvolle manier.
Visie
een klantvriendelijke en betrouwbare overheidsinstantie zijn; binnen zijn mogelijkheden bijdragen tot het stimuleren van het rationeel energiegebruik en de milieuvriendelijke energieproductie; via sturende maatregelen en doorgedreven communicatie trachten de samenleving te doordringen van de boodschap dat de meest milieuvriendelijke, de meest goedkope én dus de meest sociale energie deze is welke niet wordt verspild; flexibel en efficiënt inspelen op veranderende omgevingsfactoren; medewerkers de kans bieden zichzelf te vervolmaken en ruime aandacht hebben voor een stimulerende werksfeer met een goede balans tussen werk en privé.
Waarden Bij de uitvoering van de taken wordt het gedrag en handelen van de werknemers van het Vlaams Energieagentschap afgetoetst aan de volgende agentschapsspecifieke waarden: klantgerichtheid; dynamiek en flexibiliteit; efficiëntie; deskundigheid; teamgeest.
Taken In het kader van de realisatie van zijn missie en visie voert het Vlaams Energieagentschap volgende beleidsuitvoerende taken uit: het bevorderen van het rationeel energiegebruik en het beheer van de daartoe bestemde middelen en fondsen; het bevorderen van de milieuvriendelijke energieproductie en het beheer van de daartoe bestemde middelen en fondsen; het voeren van sensibiliserings- en communicatieacties inzake milieuvriendelijke energieproductie en rationeel energiegebruik; het uitvoering geven aan de regelgeving in verband met beheer en uitbouw van de distributienetten van elektriciteit, gas en warmte; het uitvoeren, of laten uitvoeren, van analyses ter ondersteuning van de beleidsuitvoering; 5
het verwerken van de uit de beleidsuitvoering verworven informatie met het oog op het toeleveren aan het departement van beleidsgerichte input; het bijdragen tot de uitvoering van het Vlaams klimaatbeleidsplan; alle andere beleidsuitvoerende taken betreffende het energiebeleid die bij decreet of door de Vlaamse Regering aan het Vlaams Energieagentschap worden toevertrouwd.
3. Samenvatting prioriteiten 2014
Voorbereiding van de input van het VEA voor het volgende Regeerakkoord en de beleidsnota Energie 2014-2019.
Verder optimaliseren van een monitoringtool om de interne efficiëntiewinsten van het agentschap op enkele concrete terreinen zichtbaar te maken.
Implementatie nieuwe richtlijn inzake energie-efficiëntie en opmaak derde actieplan energie-efficiëntie.
Uitwerking langetermijnvisie grondige renovatie van bestaande woningen.
Implementatie Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen.
Uitwerken nieuwe erkenningsregeling voor EPB-verslaggevers.
Uitvoeren voorbereidende studies voor EPB-evaluatie 2015 (studie kostenoptimum actualiseren, studie EPB-eisenpakket en eis gebouwenschil, onderzoek administratieve lasten).
Implementatie systeemeisen.
Implementatie E-peileis bij ingrijpende energetische renovaties.
Voorbereiding invoering energieprestatie-eis niet-residentiële gebouwen.
Finaliseren opmaak tweejaarlijkse energieprestatiecertificatenregelgeving.
Ontwikkeling nieuwe certificatiesoftware voor het energieprestatiecertificatensysteem voor residentiële gebouwen die worden verkocht of verhuurd.
Ontwikkelen certificatiesoftware voor het energieprestatiecertificatensysteem voor nietresidentiële gebouwen die worden verkocht of verhuurd.
BEN-definitie voor bestaande woongebouwen vastleggen.
Ontwikkelen van energiegegevensdatabank van bedrijven en benchmarkplatform voor KMO’s.
evaluatienota
inzake
de
6
Evaluatie van de sociale openbaredienstverplichtingen.
Monitoring van de sociale dakisolatieprojecten met uitgebreide doelgroep.
Implementatie van nieuwe energiebeleidsovereenkomsten met de industrie (VER en nietVER).
Opmaak Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020/2050.
Implementatie van het krachtcertificatensystemen.
Ontwikkelen van installatiedatabank krachtcertificatensysteem.
Monitoring implementatie nieuwbouwwoningen.
Beheer calls voor grootschalige biomethaaninjectieinvesteringen.
Implementatie van de certificatieregeling voor opleidingen van de installateurs van kleinschalige hernieuwbare-energie-installaties.
Voorbereiden opmaak Warmteplan Vlaanderen.
beleidskader
voor
de
groenestroom-
voor
groenestroom-
minimumaandeel
hernieuwbare
groene
warmte-,
en en
warmtewarmte-
energie
in
restwarmte-
en
Een aantal projecten vergt een cel-, entiteits- en soms zelfs een beleidsveld overschrijdende aanpak. Voor de projecten met zwaartepunt binnen het VEA, worden projectbeheerders aangeduid. Zij coördineren en bewaken de opmaak en uitvoering van het betreffende stappenplan met daarin de mijlpalen en verantwoordelijke actoren. In het bijzonder worden er voor 2014 projectbeheerders aangesteld voor:
De uitvoering van het Energierenovatieprogramma 2020 (Wilfried Bieseman).
De uitwerking van de langetermijnvisie voor de grondige renovatie van bestaande gebouwen (Wilfried Bieseman/Ann Collys/Wina Roelens).
De opmaak van een uitvoeringsplan voor de uitwerking van een geïntegreerde berekeningsmethode voor de energieprestaties van gebouwen (Lore Stevens).
De voorbereiding van de opmaak van een Warmteplan Vlaanderen (Tine Stevens).
De monitoring van de implementatie van het actieplan bijna-energieneutrale gebouwen (Maarten De Groote).
7
De uitwerking van het Vlaams actieplan hernieuwbare energiebronnen 2020/2050 (Lieven Van Lieshout).
De voorbereiding van de omzetting van de nieuwe richtlijn inzake energie-efficiëntie (Jan Vereecke/Nadine Dufait/Ann Collys).
Voorbereiding van de input voor de beleidsnota Energie 2014-2019 (Jan Vereecke).
Implementatie systeemeisen (Jens Franken).
Implementatie E-peileis bij ingrijpende energetische renovaties (Marijke De Meulenaer).
Voorbereiding invoering energieprestatie-eis bij nieuwe niet-residentiële gebouwen (Lore Stevens/Tine Vande Casteele).
Evaluatie sociale openbaredienstverplichtingen (Roel Vermeiren).
BEN-definitie voor bestaande woongebouwen vastleggen (Lore Stevens/Sigrid De Coninck/Ann Collys).
Conceptontwikkeling BEN-advies voor bestaande gebouwen (Wim Lameire).
Uitwerken nieuwe erkenningsregeling voor EPB-verslaggevers (Jens Franken/Katrien De Baets).
8
4. Interne werking – uitvoering generieke bepalingen uit de beheersovereenkomst 4.1. Het VEA zal de maturiteit van haar organisatie verbeteren door een verbetertraject op te zetten - Effectindicator: Maturiteitsinschatting (door IAVA) - Streefnorm: Verhoging van de maturiteit eind 2014 ten opzichte van eind 2010 4.1.1.
Jaarlijks actualiseren van de zelfevaluatie volgens de thema’s van de leidraad interne controle/organisatiebeheersing
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid jaarlijkse actualisatie van de zelfevaluatie - Prestatienorm: Jaarlijks beschikbaar op de Directieraad van oktober Kader en stand van zaken In 2013 is bepaald dat IAVA jaarlijks een beleidsgericht rapport opmaakt en voorlegt aan de voogdijminister. Het rapport betracht op vlak van interne controle/organisatiebeheersing een beeld te geven van de belangrijkste knelpunten voor de entiteit en omvat drie luiken: Stand van zaken/evolutie maturiteitsinschatting. Stand van zaken uitvoering van de aanbevelingen. Stand van zaken inzake uitbouw risicomanagement. Het rapport is gebaseerd op informatie uit de uitgevoerde auditopdrachten door IAVA, het Rekenhof en eventuele andere controle actoren in het kader van single audit, uit de administratieve opvolging van de aanbevelingen geformuleerd door IAVA en uit de permanente opvolging van de beleidsdomeinen en de entiteiten. Het eerste beleidsgericht rapport voor het VEA werd eind 2013 door IAVA ter beschikking gesteld en schetst een stand van zaken op 30/09/2013. Het rapport geeft aan dat het VEA bij de validatie van de maturiteit door IAVA in 2010 al over een globaal hoge maturiteit op het vlak van interne controle/organisatiebeheersing beschikte. In de periode 2011-2013 werden op een planmatige en gestructureerde wijze verdere acties ondernomen om het systeem van organisatiebeheersing te onderhouden en te optimaliseren. Aandacht werd besteed aan de realisatie van de aanbevelingen, de periodieke evaluatie van de maturiteit op het vlak van interne controle/organisatiebeheersing en de verdere uitbouw van het systeem van risicomanagement binnen de organisatie. Deze acties reflecteren zich bijgevolg in een hoge realisatiegraad van de aanbevelingen en in een positieve evolutie van de maturiteit op het vlak van interne controle/organisatiebeheersing.
9
De evolutie van de maturiteitsinschattingen voor het VEA is als volgt: Maturiteitsinschatting IAVA Thema 2008 3 Doelstellingen en risicomanagement 2 Belanghebbendenmanagement 2 Monitoring 3 Organisatiestructuur 3 Human Resources Management 2 Organisatiecultuur 2 Informatie en Communicatie 2 Financieel Management 2 Facility Management 2 ICT
2010 3 3 3 4 3 3 4 3 3 2
2013 3 3 3 4 3 3 4 3 3 3
Legende: 0 Onbestaand
1 Ad-hocbasis
2 Gestructureerde aanzet
3 Gedefinieerd
4 Beheerst systeem
5 Geoptim aliseerd
De verdere uitbouw van het systeem van interne controle/organisatiebeheersing uit zich concreet in een stijging van de maturiteit voor het thema ICT van niveau 2 (gestructureerde aanzet) naar niveau 3 (gedefinieerd) en in het behoud van de reeds behaalde goede maturiteitsscores voor de andere thema’s. In oktober 2013 is de zelfevaluatie (evaluatierooster interne controle/organisatiebeheersing) geactualiseerd en gevalideerd door de Directieraad. Deze geactualiseerde zelfevaluatie focust op de te remediëren aandachtspunten en vormt de basis voor een verbetertraject voor de relevante thema’s, op te nemen in volgende ondernemingsplannen. Uit deze zelfevaluatie blijkt dat de maturiteit voor de thema’s belanghebbendenmanagement, HRM en organisatiecultuur naar het niveau 4 kan worden getild en dat voor de andere thema’s de reeds behaalde maturiteitsscores behouden kunnen blijven. IAVA zal in 2014 de evolutie naar het niveau 4 onderzoeken en eventueel valideren. Planning 2014 Tegen oktober 2014 wordt de zelfevaluatie geactualiseerd en opnieuw gevalideerd door de Directieraad. Deze geactualiseerde zelfevaluatie zal ook rapporteren over de voortgang van acties genomen in kader van te remediëren aandachtspunten en aanbevelingen resulterend uit eerdere validatieaudits en bevindingen in het beleidsgericht rapport van IAVA en/of rapporten van andere controle-instanties. Het verbetertraject voor de relevante thema’s rond interne controle/organisatiebeheersing voor de volgende ondernemingsplannen zal op de bevindingen van de zelfevaluatie worden afgestemd.
10
4.1.2.
Jaarlijks een verbetertraject voor de relevante thema’s van de leidraad interne controle/organisatiebeheersing concretiseren in het ondernemingsplan op basis van de jaarlijkse actualisatie van de zelfevaluatie en, indien beschikbaar, op basis van aanbevelingen geformuleerd door controle-instanties
- Prestatie-indicator: Beschrijving verbetertraject in het ondernemingsplan - Prestatienorm: Ondernemingsplan is jaarlijks beschikbaar op de Directieraad van december van het jaar N-1 De concrete actiepunten dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Monitoring van het actie- en opvolgingsplan Interne Controle/Organisatiebeheersing
Prestatie-indicator Beschikbaarheid monitoringrapport
Prestatienorm Directieraad juni 2014
Het VEA heeft in 2011 een actie- en opvolgingsplan Organisatiebeheersing/Interne Controle opgesteld, dat jaarlijks wordt geactualiseerd. De uitvoering van het plan wordt opgevolgd door een interne projectgroep. Deze projectgroep stelde tot op heden halfjaarlijks een monitoringrapport op. Indien de uitvoering van een bepaalde actie eventueel achterblijft op de planning, worden de nodige remediërende initiatieven voorzien. Gelet op de quasi volledige uitvoering van het actie- en opvolgingsplan wordt in 2014 de monitoring beperkt tot 1 rapport. In 2014 zal de focus voor het verder onderhouden en de verdere optimalisatie van het systeem van organisatiebeheersing onder andere liggen op: - De systematische verfijning en optimalisatie van de gehanteerde methodiek van risicomanagement om aldus te komen tot een volwaardig geïntegreerd systeem met een duidelijke prioriteitenstelling. - De evaluatie en de eventuele bijsturing van de organisatiestructuur. - Het verder uitbouwen van een systeem dat het agentschap in staat stelt om de (productie)middelen/apparaatskosten in hun totaliteit toe te wijzen aan de organisatiedoelstellingen en/of de (kern)processen. Zie de organisatiedoelstelling onder punt 4.2.4. In december 2013 heeft het VEA het HR-beleidsplan 2012-2015 en/of de bijhorende stappen en acties geactualiseerd. In dit HR-beleidsplan zijn de strategische en operationele HRdoelstellingen, met stappenplan en beoogde effecten opgenomen. Resultaatgerichte jaardoelstelling Het opstellen van het vormingsplan 2014
Prestatie-indicator Beschikbaarheid van vormingsplan 2014
Prestatienorm Goedkeuring op Directieraad van april 2014
In het HR-beleid van het VEA blijft vorming een belangrijke rol spelen. Het VEA zal zijn medewerkers in 2014 opnieuw een kwaliteitsvol opleidingsbeleid aanbieden met zowel aandacht voor ontwikkelingsgerichte competenties als functiespecifieke competenties. 11
De individuele vormingsaanvragen worden beoordeeld volgens de criteria die zijn vastgelegd in een vormingsplan. Het agentschap zal binnen haar werkingsmiddelen voor 2014 per personeelslid een gemiddeld vormingsbudget van 500 euro voorzien. Resultaatgerichte jaardoelstelling Het contractueel aanwerven van een persoon met een migratieachtergrond of van een persoon met een arbeidshandicap
Prestatie-indicator Arbeidsovereenkomst tussen het VEA en een persoon met een migratieachtergrond of persoon met een arbeidshandicap
Prestatienorm Arbeidsovereenkomst in 2014 getekend door minstens één contractueel personeelslid of jobstudent met een migratieachtergrond of met een arbeidshandicap
Het VEA heeft een plan ‘Gelijke kansen en diversiteit binnen het VEA: 2012-15’ opgemaakt. In 2014 wordt rond verschillende aandachtspunten gewerkt. Werknemers met een migratieachtergrond en met een arbeidshandicap zijn vertegenwoordigd in het personeelsbestand van het VEA. De personeelsformatie van het VEA kende sinds de oprichting van het agentschap quasi geen vrijwillig verloop. Gelet op het engagement opgenomen in het kader van de beheersovereenkomst en de te leveren bijdrage aan de besparingsdoelstellingen van de Vlaamse Regering door het aantal werknemers te verminderen tegen 2014 (zie punt 4.2.1), is het niet mogelijk om voor diversiteit streefcijfers met een structureel karakter vast te leggen. Het VEA hanteert een streefcijfer van 3,3% medewerkers met een migratieachtergrond op 31/12/2014. Voor medewerkers met een arbeidshandicap bedraagt het streefcijfer op 31/12/2014 1,7%. Bij alle uit te schrijven contractuele vacatures in het jaar 2014 zal het VEA speciale aandacht besteden aan het aanmoedigen tot solliciteren van personen van allochtone afkomst. Bij selectie van kandidaten voor een vacature wordt de voorkeurregel gehanteerd. Er wordt minstens één vakantiejob voorzien en hiervoor worden personen uit kansengroepen in het bijzonder aangemoedigd om zich kandidaat te stellen. Het agentschap zal in 2014 een persoon van allochtone afkomst of van een persoon met een arbeidshandicap in contractueel dienstverband (bijvoorbeeld via vakantiejob) aanwerven. De werknemers van het VEA worden gesensibiliseerd voor gelijke kansen en diversiteit. Communicatie van de Dienst Emancipatiezaken wordt gepubliceerd op het intranet en/of het prikbord. Nieuwe werknemers worden ingelicht over het beleid van het VEA rond gelijke kansen en diversiteit. Het VEA voert een gelijke-kansen-en-diversiteitsbeleid dat inspeelt op de behoeften. Het zal voor relevante zaken deelnemen aan de Commissie Emancipatiezaken. Het VEA heeft een globaal preventieplan 2011-2015 opgemaakt. De vertaling in concrete acties die aansluiten bij de actuele situatie rond het welzijn op het werk gebeurt in een jaaractieplan. Op het EOC van 2 december 2013 werd de uitvoering van het jaaractieplan 2013 besproken en werd het jaaractieplan 2014 goedgekeurd. Het jaaractieplan 2014 bevat grosso modo volgende projecten: 12
-
Jaarlijkse welzijnsrondgang. Verdere opmaak en actualisering van de richtlijnen en instructiekaarten bij bezoeken ter plaatse in het kader van de EPB- en EPC-regelgeving. Maatregelen rond psychosociaal welzijn en gezondheidsbeleid op basis van de resultaten van de welzijnsenquête. Risico’s met betrekking tot het arbeidsklimaat beperken.
Het VEA besteedt in haar processen veel aandacht aan belanghebbenden- en stakeholdermanagement waarbij de belangen van de diverse (externe) belanghebbenden mee worden afgewogen in de strategieontwikkeling en -implementatie. Belanghebbendenmanagement wil waarborgen scheppen voor de realisatie van de organisatiedoelstellingen. In 2014 zal dit belanghebbendenmanagement zich vooral concentreren rond volgende processen en acties: Implementatie van de bijgestuurde ondersteuningssystemen voor de milieuvriendelijke energieproductie via de zogenaamde groenestroomen warmtekrachtcertificatensystemen (berekening van de onrendabele toppen). Uitwerking van het Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020/2050. Implementatie van het Energierenovatieprogramma 2020. Evaluatie van het energieprestatiecertificatensysteem voor bestaande gebouwen. Uitwerking van de langetermijnvisie voor de grondige renovatie van gebouwen. Implementatie van het actieplan bijna-energieneutrale gebouwen. Implementatie van de erkenningsregeling voor EPB-verslaggevers.
13
4.2. Het VEA wil bij de uitvoering van haar kerntaken meetbare efficiëntiewinsten realiseren door een verbetertraject op te zetten - Effectindicator: Personeelseffectief van het agentschap in VTE en koppen - Streefnorm: Status quo aantal VTE’s eind 2015 t.o.v. juli 2009 en -5% in koppen in juli 2014 t.o.v. juli 2009, voor zover hiervoor geen andere beslissing werd genomen door de Vlaamse Regering of geen compensatie kan worden gevonden binnen het beleidsdomein of de Vlaamse overheid 4.2.1.
Vermindering van de personeelsbehoeften van het VEA voor de processen die in de nutsmatrix voor het agentschap als afstootbare processen of processen met een beperkte meerwaarde voor het Vlaamse energiebeleid worden gecatalogeerd
- Prestatie-indicator: Personeelsinzet voor processen die volgens de nutsmatrix 2010 een beperkte meerwaarde hebben of als afstootbaar worden gecatalogiseerd - Prestatienorm: Eind 2015 wordt voor deze processen geen personeel meer ingezet Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Monitoringrapport van de personeelsinzet per kernproces
Prestatie-indicator Beschikbaarheid monitoringrapport
Prestatienorm Uiterlijk eind 2014 (ondernemingsplan 2015)
Om het toenemende werkvolume met minder personeel binnen de gestelde prestatienormen te kunnen verwerken, optimaliseert het agentschap zijn organisatiebeheersing. Eén element is dat ter voorbereiding van de beheersovereenkomst 2011-2015 het agentschap eind 2010 zijn (deel)processen met beperkte meerwaarde voor de strategische en operationele doelstellingen voor het Vlaams energiebeleid intern heeft geïnventariseerd in een nutsmatrix. Dit met het oog op een verhoogde efficiëntie van de beschikbare personeelsinzet. Het agentschap heeft zich geëngageerd om de nodige initiatieven nemen om de personeelsinzet voor de volgende processen af te bouwen, of minstens sterk te verminderen: - Behandelen van aanvragen van wegovereenkomsten en -vergunningen. - Adviesverlening aangaande dossiers in het kader van het thema Energie van de Samenwerkingsovereenkomst. Het eerste proces werd volledig afgebouwd in de loop van 2011. Hiervoor werd een decretaal initiatief genomen. De afbouw van het tweede proces wordt beoogd in de loop 2014. De huidige Samenwerkingsovereenkomst loopt tot eind 2013. De Vlaamse Regering heeft in 2013 beslist dat er geen nieuwe Samenwerkingsovereenkomst komt. Personeel dat vrijkomt door de afbouw van deze processen zal door het agentschap aan de meer prioritaire processen worden toegewezen. 14
Bij elk jaarlijks ondernemingsplan wordt een document gevoegd dat de geplande personeelsinzet per kernproces in het betreffende werkingsjaar beschrijft (zie ook 7.2 en 7.3). In het jaarverslag worden personeelsherschikkingen beschreven. 4.2.2.
Jaarlijkse systematische doorlichting van de processen met het oog op mogelijke automatisaties
- Prestatie-indicator: Jaarlijkse doorlichtingsnota - Prestatienorm: Jaarlijks beschikbaar op Directieraad van december en bezorgd aan de minister. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Regelmatige rapportering, bespreking en beslissing over lopende en nieuwe automatiseringsmogelijkheden
Prestatie-indicator Datum beschikbaarheid rapportering
Prestatienorm Directieraad september 2014
Om efficiëntiewinsten te kunnen boeken, zal het agentschap blijven inzetten op de verdere automatisering van zijn kernprocessen. 4.2.3.
Uitbouwen van gegevensbron
een
energieprestatiedatabank
tot
authentieke
- Prestatie-indicator: Release van de energieprestatiedatabank als authentieke gegevensbron - Prestatienorm: De energieprestatiedatabank wordt uiterlijk op 31 december 2015 erkend als authentieke bron. De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Automatisch aanspreken van authentieke bronnen voor de unieke identificatie van natuurlijke personen en rechtspersonen bij het aanmaken van correspondentie
Prestatie-indicator Release van de EPBbackoffice
Prestatienorm Release uiterlijk op 31 oktober 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling Automatisch aanspreken van de centrale bronnen voor de vergunningen – digitale bouwaanvraag
Prestatie-indicator Akkoord voor in productie stellen van de release van de frontoffice
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Kader en stand van zaken Een betere dienstverlening door de koppeling van databanken, de integratie van gegevensverkeer en backoffice activiteiten, en de ontwikkeling van een geïntegreerde Vlaamse publieksbalie, is een sleutelproject van het Meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid (invulling ViA-doorbraak Slagkrachtige overheid). 15
Op 9 juli 2013 werd een eerste fase van de nieuwe ontwikkeling voor de energieprestatiedatabank gelanceerd waarbij een koppeling werd gemaakt naar de authentieke bronnen voor de unieke identificatie van natuurlijke personen (via het VKBP) en rechtspersonen (via het VKBO). Bij het aanmelden op de energieprestatiedatabank wordt de identiteit van bestaande en nieuwe gebruikers (zowel energiedeskundigen als verslaggevers) geverifieerd. Daarnaast werd de energieprestatiedatabank gekoppeld aan de Leer- en Ervaringendatabank (LED) van het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming. Voor bestaande en nieuwe registraties van verslaggevers wordt de correctheid van het diploma behaald na 2000 bij het eerste aanmelden geverifieerd met de diplomadatabank. Voor diploma’s behaald voor 2000 moet elke verslaggever zijn diploma elektronisch opladen. Het VEA verifieert dit diploma. Op 29 november 2013 werd een tweede fase gereleased waarbij ook de aangifteplichtigen in de EPB-frontoffice (vermeld in de startverklaring en EPB-aangifte) worden geverifieerd met de authentieke bron voor natuurlijke personen (VKBP) en rechtspersonen (VKBO). In 2013 volgde het VEA het project over de digitale bouwaanvraag van het beleidsveld Ruimtelijke Ordening op. Aangezien dit project nog steeds vertraging oploopt, kan het VEA de aanpassingen die nodig zijn om de digitale vergunningen en meldingen uit het centrale register te kunnen inlezen in de energieprestatiedatabank, pas analyseren in 2014. Planning 2014 Om haar handhavingsprocessen te optimaliseren voorziet het VEA uiterlijk tegen de zomer van 2014 een release van de EPB-backoffice. Het VEA zal dan zijn handhavingstaken efficiënter kunnen uitvoeren door bij het versturen van briefwisseling naar de aangifteplichtigen, de adressen automatisch te verifiëren in de authentieke bronnen. Hierdoor zullen de medewerkers van het VEA de meest up to date informatie niet meer manueel moeten opzoeken. In 2014 streeft het VEA er ook naar een volgende stap te nemen in de koppeling van de databank met authentieke bronnen, het aanspreken van de centrale databank met vergunningen. Hierdoor zal op termijn het maandelijks versturen van vergunningen door de gemeenten en RO Vlaanderen naar het VEA wegvallen. In maart 2014 zou het project van de digitale bouwaanvraag operationeel worden. Indien dit het geval is, plant het VEA in de zomer een analyse van een uitwisseling met de centrale vergunningendatabank om dan begin 2015 een release met een koppeling aan de digitale bouwaanvraag te realiseren. Budget 2014 Uitbouw energieprestatiedatabank tot authentieke gegevensbron (175.000 euro): - Bouw EPB-backoffice: koppeling correspondentie aan check adresgegevens in VKBP en VKBO: 75.000 euro. - Analyse en bouw koppeling EPB-databank aan digitale bouwaanvraag: 100.000 euro. 16
4.2.4.
Monitoringtool ontwikkelen voor het meten van efficiëntiewinsten
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid en meting van set van efficiëntie-indicatoren - Prestatienorm: De efficiëntie-indicatoren zijn beschikbaar en worden jaarlijks gemeten Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling 2-meting van reeks indicatoren om recente efficiëntiewinsten die op enkele concrete terreinen zijn gemaakt, zichtbaar te maken
Prestatie-indicator Beschikbaarheid 2-meting van set van efficiëntieindicatoren
Prestatienorm Uiterlijk 31 juli 2014
Kader en stand van zaken Vanuit verschillende invalshoeken wordt de Vlaamse administratie aangespoord om efficiënter en effectiever te werken. Uitdaging voor de komende jaren is onze inspanningen op dat vlak zichtbaarder en meetbaar te maken. Het in kaart brengen van de efficiëntie van het functioneren van een Vlaamse administratie is geen evidentie, maar daarom niet minder belangrijk. Het VEA heeft in 2012 een aanpak ontwikkeld waarbij vier globale categorieën van processen werden geïdentificeerd waaraan VTE wordt toegewezen met het oog op efficiëntiemetingen of het meer zichtbaar maken van de VTE-inzet, namelijk een blok met volumegerichte processen, de beleidsondersteuning, het stakeholderoverleg en een blok met overige processen. In 2013 werden de finale volumegerichte outputindicatoren van 2012 gefinaliseerd (1-meting) en afgezet tegenover de indicatoren van 2011 (0-meting beschikbaar begin 2012). De bruikbaarheid ervan is tevens geanalyseerd. Op de Directieraad van september 2013 zijn de resultaten van de metingen voor volume-indicatoren besproken en positief beoordeeld. In de loop van 2013 werd verder gewerkt aan de identificatie van de VTE die worden ingezet op beleidsondersteuning en het stakeholderoverleg. Bedoeling is ervaring op te doen met efficiëntie-indicatoren en bovengenoemde tool de komende jaren in de praktijk uit te testen teneinde de bruikbaarheid te kunnen evalueren en vervolgens eventueel verder te optimaliseren. Met deze tool tracht het VEA in te spelen op de doelstellingen (in het bijzonder het deelproject inzake efficiëntie-indicatoren) van het sleutelproject Barometer van Slagkrachtige Overheid (onderdeel van het Meerjarenplan Slagkrachtige overheid - invulling ViA-doorbraak Slagkrachtige overheid) dat op niveau Vlaamse overheid wordt uitgewerkt. Planning 2014 Het VEA zal de werkzaamheden van de werkgroep efficiëntie-indicatoren van het CAG verder opvolgen. 17
Wat de eigen ontwikkelde tool betreft, zal tegen medio 2014 op basis van de gegevens van het Jaarverslag 2013 met de monitoringtool een 2-meting worden uitgevoerd voor de volumegerichte processen. De bruikbaarheid van de tool zal dan opnieuw worden geanalyseerd. Begin 2014 zal een overzicht van beleidsondersteunende activiteiten stakeholderoverleg beschikbaar zijn (0-meting met betrekking tot 2013).
en
het
Een 1-meting die de VTE-inzet bestrijkt en afweegt ten opzichte van een 0-meting voor de vier globale categorieën (dus inclusief de VTE-inzet voor het stakeholderoverleg) zal in principe beschikbaar zijn begin 2015.
18
5. Uitvoering strategische en operationele doelstellingen uit de beheersovereenkomst 5.1. Het VEA wil Europese en Vlaamse beleidsmaatregelen inzake de bevordering van het efficiënte gebruik van energie kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs - Effectindicator: Finaal energiebesparingspercentage - Streefnorm: Evolutie conform de doelstellingen zoals door de Vlaamse Regering vooropgesteld in het tweede en derde actieplan energie-efficiëntie 5.1.1.
Het VEA zal de implementatie coördineren van de bepalingen van de Europese richtlijn energie-efficiëntie die betrekking hebben op de gewestelijke energiebevoegdheden
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid Vlaams actieplan energie-efficiëntie - Prestatienorm: Het ontwerp van het tweede Vlaams actieplan energie-efficiëntie wordt uiterlijk op 31 mei 2011 aan de minister bezorgd. Het ontwerp van het derde Vlaams actieplan energie-efficiëntie wordt uiterlijk op 28 februari 2014 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Notificatie omzetting richtlijn efficiëntie in Vlaamse regelgeving
energie-
Prestatie-indicator Beschikbaarheid notificatie
Prestatienorm Uiterlijk 5 juni 2014
Kader en stand van zaken Het implementeren van de bepalingen van de Europese richtlijn energie-efficiëntie die betrekking hebben op de gewestelijke energiebevoegdheden is een sleutelproject in uitvoering van het Regeerakkoord en Vlaanderen in Actie (ViA), doorbraak ‘Groen en dynamisch stedengewest’. De huidige richtlijn energie-efficiëntie1 vervangt zowel de WKK-richtlijn van 2004 als de richtlijn energie-efficiëntie van 2006, behalve de artikels met betrekking tot de 9% streefwaarde in 2016. De richtlijn werd op 14 november 2012 gepubliceerd en moet uiterlijk op 5 juni 2014 zijn omgezet in nationale regelgeving.
1
Richtlijn 2012/27/EU van 25 oktober 2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG.
19
Het VEA heeft in 2013 een stappenplan opgesteld voor de omzetting van deze nieuwe richtlijn in Vlaamse regelgeving en invulling van de andere niet-regelgevingsgebonden bepalingen. Bij het VEA en de VREG zijn trekkers aangeduid. Er wordt samengewerkt met andere betrokken beleidsvelden en via ENOVER afgestemd met de andere gewesten en de federale overheid. In 2013 werden volgende initiatieven genomen: In verband met artikel 3 en het streefdoel van de richtlijn waarmee de EU tegen 2020 naar 20% primaire energiebesparing wil gaan ten opzichte van een basisscenario, moeten de lidstaten een nationale indicatieve energie-efficiëntiedoelstelling bepalen en daarover jaarlijks voor 30 april rapporteren aan de EU in het kader van het Europees semester. Op 9 juli 2013 aanvaardde de Europese Commissie de Belgische mededeling van het indicatief nationaal energie-efficiëntiestreefcijfer voor 2020. Na compilatie van de te verwachten besparingen door het beleid van de drie gewesten en de federale overheid, kon 18% primaire energiebesparing ten opzichte van een referentiescenario in 2020 naar voor worden geschoven. Artikel 4 stelt dat lidstaten tegen 30 april 2014 een eerste versie van een langetermijnstrategie moeten bepalen om het gebouwenpark grondig te renoveren. Stakeholdersoverleg over de langetermijn-renovatiestrategie van het gebouwenpark werd gevoerd op 11 juni 2013 en gevolgd door een informatiesessie op 23 september. Specifiek aandachtspunt is het verzamelen van de in bijlage B van het door de commissie ter beschikking gestelde rapporteringssjabloon gevraagde gegevens in verband met de gebouwinventaris. Om deze gegevens te kennen, werd een externe ondersteuningsopdracht uitgeschreven voor de inventarisatie van kantoorgebouwen, bedrijfsgebouwen en nutsgebouwen in Vlaanderen. Het eindrapport werd op 29 november 2013 opgeleverd. Daarnaast worden ook de gegevens geanalyseerd van de EPCdatabanken voor woongebouwen en publieke gebouwen. Hiervoor wordt een beroep gedaan op respectievelijk het Steunpunt Wonen (een samenwerkingsverband tussen verschillende universitaire instellingen) en de VITO. Artikel 5 legt aan de lidstaten een renovatieverplichting voor overheidsgebouwen op. Er is nota aan Vlaamse Regering voorbereid in verband met toepassingsgebied en aanmelding van alternatieve benadering. De Vlaamse Regering heeft op 13 december deze nota goedgekeurd. Artikel 7 verplicht lidstaten tot een efficiëntieverbetering van 1,5% per jaar tussen 2014 en 2020, en vertaalt dit in een cumulatief doel voor energiebesparingen. Er werd een mededeling aan de Vlaamse Regering voorbereid in verband met aanmelding alternatieve benadering. De Vlaamse Regering nam akte van de mededeling werd geagendeerd op 22 november. Aanmelding is gebeurd op 10 december. Voor de omzetting van artikel 8 in verband met energieaudits en energiebeheerssystemen, heeft het VEA een tekstvoorstel bezorgd voor opname in de VLAREM-trein 2013. Artikel 14 legt verplichtingen op voor de bevordering van warmte-krachtkoppeling, warmtenetten en benutting van restwarmte. Het VEA heeft voor de omzetting van dit artikel een tekstvoorstel bezorgd voor opname in de VLAREM-trein 2013. Op ENOVERplenair van 24 oktober 2013 werd de beslissing genomen om geen uitzonderingen aan te vragen. Deze beslissing werd op 3 december meegedeeld aan de Europese Commissie. 20
Op het vlak van de verplichtingen over energiemeters (artikel 9) en de energietransformatie, -transmissie en -distributie (artikel 15), heeft de VREG halfweg 2013 een consultatieronde opgestart voor de decretale omzetting van deze artikelen. Vervolgens heeft de VREG eind 2013 een ontwerp van decreet voorbereid dat op 20 december werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering en doorgezonden naar het Vlaams Parlement.
Op 22 mei 2013 legde de Europese Commissie de template voor de nationale energieefficiëntie actieplannen vast in een uitvoeringsbesluit bij de richtlijn energie-efficiëntie. De informatie en data worden verzameld om de verplichte en, waar mogelijk, facultatieve delen van de template aan te vullen voor wat de Vlaamse bevoegdheden betreft. Planning 2014 Het VEA zal de omzetting van de nieuwe richtlijn inzake energie-efficiëntie coördineren. De omzettings-/implementatietabel wordt op regelmatige basis opgevolgd met beknopte vermelding van de geboekte vorderingen, aandachtspunten en opties voor omzetting en/of implementatie van de verschillende maatregelen van deze richtlijn. In 2014 zal tevens het derde Vlaams actieplan energie-efficiëntie worden gefinaliseerd en tegen eind april bij de EC worden ingediend, als onderdeel van het nationale actieplan. Dit plan zal de voortgang en de (verwachte) wijzigingen van de beleidsmaatregelen uit het tweede actieplan beschrijven. De impact op de realisatie van de streefwaarde voor 2016 (9% besparing ten opzichte van het gemiddeld finaal verbruik in de niet-VER sectoren over 20012005) zal worden gekwantificeerd. Het actieplan moet worden uitgebreid met een beschrijving van de maatregelen en kwantificering van de finale en primaire besparing in alle sectoren tot en met 2020. Conform de template van de Europese Commissie moet tevens worden gerapporteerd over de relevante andere bepalingen in de richtlijn energie-efficiëntie. De richtlijn moet uiterlijk op 5 juni 2014 zijn omgezet. Het VEA zal tijdig de implementatie van de richtlijn in Vlaamse regelgeving notificeren. 5.1.2.
Het VEA zal de omzetting in Vlaamse regelgeving voorbereiden van de bepalingen van de gereviseerde Europese richtlijn inzake de energieprestaties van gebouwen (EPBD-richtlijn)
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid ontwerp van regelgeving - Prestatienorm: Het ontwerp van regelgeving wordt uiterlijk op 31 juli 2011 aan de minister bezorgd De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Energiebeleidsovereenkomst inzake energieprestatie voor de niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven
Prestatie-indicator Beschikbaarheid energiebeleidsovereenkomst
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar oktober 2014
31
21
Resultaatgerichte jaardoelstelling Ministerieel besluit betreffende uitzonderingen in landbouwsector
Prestatie-indicator Beschikbaarheid ontwerp van MB
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar oktober 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling EPB-Software 3G waarin systeemeisen vervat zitten voor opleidingen en testen
Prestatie-indicator Release van EPB-software 3G
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar 30 juli 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling EPB-Software 3G en frontoffice waarmee startverklaringen voor projecten met systeemeisen kunnen worden ingediend.
Prestatie-indicator Beschikbaarheid geaccepteerde productieversie EPBsoftware 3G en frontoffice
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar december 2014
31
Resultaatgerichte jaardoelstelling EPB-Software 3G waarin het E-peil voor ingrijpende energetische renovaties berekend wordt.
Prestatie-indicator Beschikbaarheid geaccepteerde productieversie EPBsoftware 3G en frontoffice
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar december 2014
31
Resultaatgerichte jaardoelstelling Implementatie E-peileis voor ingrijpende energetische renovatie: beschikbaarheid MB dat de waarden bij ontstentenis voor bestaande componenten vastlegt.
Prestatie-indicator Beschikbaarheid ontwerp van MB
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar eind april 2014
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Resultaatgerichte jaardoelstelling Ministerieel besluit betreffende de aanpassing van de formulieren van de EPB-aangifte en de startverklaring aan systeemeisen en ingrijpende energetische renovaties
Beschikbaarheid ontwerp van MB
Uiterlijk beschikbaar oktober 2014
31
31
Resultaatgerichte jaardoelstelling Opstellen referentie voor het E-peil van alle niet-residentiële gebouwen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid referentie
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar mei 2014
31
Resultaatgerichte jaardoelstelling Aangepaste indeling van het gebouw voor nieuwe methode alle niet-residentiële gebouwen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid ontwerp van Ministerieel besluit
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar september 2014
30
Kader en stand van zaken De (herziene) Europese richtlijn energieprestaties van gebouwen2 trad in werking op 8 juli 2010. Elke lidstaat heeft maximum twee jaar de tijd om deze richtlijn om te zetten in eigen wetgeving.
2
Richtlijn 2010/31/EU van 19 mei 2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen.
22
Een aantal bepalingen zijn omgezet met het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid. De bepalingen die een decretale basis vereisen, zijn grotendeels omgezet via het decreet van 18 november 2011 houdende wijziging van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid. In 2013 werd een regelgevingsproces opgestart dat uitvoering geeft aan de EPB-evaluatie 2013 en de Europese richtlijn volledig omzet. Het gewijzigde Energiebesluit en het ontwerp van wijzigingsdecreet werden op 29 november 2013 definitief goedgekeurd. Het ontwerp van wijzigingsdecreet moet nog worden goedgekeurd door het Vlaams Parlement. In dit gewijzigde regelgevende kader zijn o.a. opgenomen: - concretisering van de definitie van bijna-energieneutraal gebouw (zie 5.1.3); - vaststellen van het stappenplan voor de verstrenging van de EPB-eisen tot 2018/2021 (zie 5.1.3); - opleggen van systeemeisen aan technische bouwsystemen die in bestaande gebouwen nieuw geïnstalleerd, vervangen of verbeterd worden; - een E-peileis bij ingrijpende energetische renovaties; - omzetting definities Europese richtlijn; - wijziging omschrijving toepassingsgebied om in lijn te zijn met Europese richtlijn. Via een tweede besluit zal tevens verder uitvoering worden gegeven aan o.a. vrijstellingen voor bepaalde gebouwen van landbouwbedrijven, waarvoor er door het wijzigingsdecreet thans een rechtsgrond wordt voorzien. De definitieve goedkeuring van dit besluit kan pas na aanname van het wijzigingsdecreet door het Vlaams Parlement en het bekomen van een advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State (vermoedelijk maart/april 2014). Planning 2014 In uitvoering van het Energiebesluit moet begin 2014 een ministerieel besluit worden genomen met betrekking tot de algemene haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen bij elke bouw (zie voor onderliggende info ook 5.2.2). Het VEA zal het goedkeuringsproces van het wijzigingsdecreet in het Vlaams Parlement opvolgen. Het VEA zal het goedkeuringsproces van een tweede besluit met o.a. vrijstellingen voor bepaalde gebouwen van landbouwbedrijven, opvolgen. Om die bepalingen uit te voeren, zal een ministerieel besluit nodig zijn betreffende uitzonderingen of vrijstellingen voor de niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven met een lage energiebehoefte en voor de niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven die in gebruik zijn bij een sector die onder een energiebeleidsovereenkomst inzake energieprestatie valt. Het VEA zal overleg opstarten met het departement Landbouw en Visserij om een energiebeleidsovereenkomst inzake energieprestatie voor de niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven op te stellen. 23
Vanaf 2015 zullen eisen worden opgelegd aan technische installaties van te renoveren gebouwen (systeemeisen). In het najaar van 2014 zal een aangepaste softwareversie ter beschikking worden gesteld voor de toepassing van de eisen (zie 5.1.9). Het VEA zal een referentielespakket laten ontwikkelen om lesgevers te ondersteunen. De nieuwe verplichtingen zullen vanaf juni 2014 uitvoerig worden gecommuniceerd. Vergunningsplichtige renovaties van gebouwen waarbij de muren en daken grotendeels worden na-geïsoleerd en de verwarmingsinstallatie gelijktijdig wordt vervangen, zullen vanaf 2015 aan een E-peil E90 moeten voldoen. Het VEA zal in overleg met de sector de werkwijze vastleggen voor het bepalen van de kenmerken van de onderdelen van het gebouw die behouden blijven en waarvan de kenmerken nodig zijn om het E-peil te bepalen. Daarnaast zijn aanpassingen in de software (zie 5.1.9) en in de formulieren nodig. In de toekomst (in principe vanaf 1 januari 2015) zullen eisen worden opgelegd aan het E-peil van nieuwe niet-residentiële gebouwen. De formule voor de bepaling van het referentie karakteristiek jaarlijks primair energiegebruik zal hiervoor halverwege 2014 worden vastgelegd. De niet-residentiële gebouwen worden opgedeeld in verschillende functies zoals kantoren, scholen, handel, gezondheidszorg, sport, enz. Deze gebouwenindeling moet vastgelegd worden in een ministerieel besluit halverwege 2014. Budget 2014 Opstellen lespakket en examenvragen systeemeisen (70.000 euro). Uitbreiding backoffice voor systeemeisen en ingrijpende energetische renovaties (100.000 euro). Uitbreiding frontoffice voor systeemeisen en ingrijpende energetische renovaties (100.000 euro). Opstellen referentie niet-residentiële gebouwen (20.000 euro).
24
5.1.3.
Het VEA zal een actieplan bijna-energieneutrale gebouwen uitwerken
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid voorstel van actieplan - Prestatienorm: Het voorstel van actieplan wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak monitoringrapport uitvoering Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid monitoringrapport
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar september 2014
30
Resultaatgerichte jaardoelstelling Handleiding BEN-nieuwbouw
Prestatie-indicator Beschikbaarheid handleiding
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar december 2014
31
Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgen van de branding van het merk ‘BEN’ en sensibiliserings- en informatiecampagnes naar voorlopers
Prestatie-indicator Beschikbaarheid monitoringrapport
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar november 2014
30
Resultaatgerichte jaardoelstelling Vastleggen definitie BEN voor bestaande woongebouwen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid definitie
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Kader en stand van zaken De richtlijn energieprestaties van gebouwen bepaalt dat vanaf 2021 alle nieuwe gebouwen bijna-energieneutraal moeten zijn. In het kader van een voortrekkersrol geldt die verplichting voor de overheid al vanaf 2019 (m.n. voor nieuwe gebouwen waarin overheidsinstanties zijn gehuisvest die eigenaar zijn van deze gebouwen). De richtlijn stelt dat er een actieplan moet worden opgesteld om een toename van het aantal bijna-energieneutrale gebouwen, zowel bij nieuwbouw als in het bestaande gebouwenpark, te stimuleren. Het actieplan moet onder meer de volgende elementen omvatten: - de gedetailleerde definitie van bijna-energieneutrale gebouwen, waarin nationale, regionale of lokale omstandigheden in aanmerking worden genomen, en met inbegrip van een numerieke indicator van het primaire energieverbruik, uitgedrukt in kWh/m² per jaar; - de tussentijdse cijfers aanscherpingspad voor het verbeteren van de energieprestatie van nieuwe gebouwen tegen 2015; - informatie over het beleid en de vastgestelde financiële of andere maatregelen ter bevordering van bijna-energieneutrale gebouwen, met inbegrip van nadere gegevens over nationale eisen en maatregelen in verband met het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in nieuwe gebouwen en in bestaande gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan.
25
Het Vlaams actieplan werd in nauw overleg met alle stakeholders uitgewerkt. Een ontwerp van Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen werd op 23 maart 2012 als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Na integratie van de feedback van de SERV en de Mina-Raad werd op 21 juni 2012 het finaal actieplan aan de Vlaamse Regering meegedeeld. Op ENOVER van 23 september 2011 is overeengekomen een nieuwe werkgroep op te starten met de doelstelling een nationaal gecoördineerd actieplan in te dienen bij de Europese Commissie. Het VEA heeft de werkzaamheden van deze werkgroep gecoördineerd. De ENOVER-werkgroep heeft op 28 september 2012 het nationaal gecoördineerd actieplan ingediend bij de Europese Commissie. Het VEA heeft externe actoren gevraagd actief mee te werken aan de uitvoering of verdere realisaties van bepaalde acties en maatregelen. Het VEA zal zelf ‘trekker’ zijn van volgende acties en maatregelen: Uitwerken van een EPB-kader voor valorisatie van innovatieve systemen of technologieën. Individuele certificering van installateurs/uitvoerders. Branding merk ‘BEN’ en sensibiliserings- & informatiecampagnes gericht naar voorlopers. Opmaak handleiding BEN-gebouwen. Uitwerking van financiële ondersteuningsmaatregelen voor BEN-gebouwen. Uitwerking van de energieprestatieregelgeving voor BEN-gebouwen (o.a. verstrengingspad, minimum niveau hernieuwbare energie) De definitie van bijna-energieneutrale nieuwbouw is in kader van de EPB-evaluatie 2013 uitgewerkt op basis van het kostenoptimaal niveau van de energieprestatie van typegebouwen. De tussentijdse aanscherpingsstappen zijn vastgelegd in het Energiebesluit dat op 29 november 2013 definitief werd goedgekeurd. Planning 2014 Het VEA zal de uitvoering van het volledige actieplan monitoren. De opvolgingsfiches voor de acties worden gepubliceerd op de website van het VEA (www.energiesparen.be). De maatregelen en acties uit het actieplan bijna-energieneutrale gebouwen worden verder gerealiseerd met maximale betrokkenheid van de stakeholders. Zo kunnen financiële instellingen een energiebeleidsovereenkomst ondertekenen met de Vlaamse overheid en er zich toe verbinden voordelige leningsvoorwaarden aan te bieden aan bouwers van energiezuinige woningen. Als tegenprestatie krijgen deze banken een label en worden ze vermeld in de overheidscommunicatie rond energiezuinig bouwen en verbouwen. Het E-peil dat woningen moeten halen om te beantwoorden aan het BEN-niveau, werd op 29 november 2013 definitief vastgelegd door de Vlaamse Regering en zal worden geïntegreerd in de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten tussen de Vlaamse overheid en de banken. Begin 2014 wordt opnieuw overleg gepland met de banken om hen te informeren over het aanscherpingspad voor het E-peil tot 2021 en de communicatiestrategie die als werd uitgewerkt om de BEN-voorlopers in de schijnwerpers te zetten. Het beoogde doel is om meer 26
banken te overtuigen de energiebeleidsovereenkomst te ondertekenen. De banken die reeds in 2013 de energiebeleidsovereenkomst hebben onderschreven, met name Belfius en Triodos bank, moeten de voorwaarden voor een voordelige lening aan dit E-peil aanpassen. Doordat het aanscherpingspad voor de energieprestatievereisten van nieuwe gebouwen tot 2021 is vastgelegd via de eerste BEN-definitie, is er een grote interesse van voorlopers aan zowel aanbod- als vraagzijde. Voorlopers aan de aanbodzijde kunnen zich kandidaat stellen om BEN mee uit te dragen. Wie de BEN-principes promoot of in de praktijk brengt, kan daar zichtbaarheid aan geven door zich te laten opnemen in de lijst van de voorlopers die het VEA publiceert. Het VEA zal dit initiatief verder uitdragen en monitoren. Voor de bouwheer (vraagzijde) die nu al wenst te bouwen volgens de standaard van 2020 zijn er echter nog heel wat onduidelijkheden en bekommernissen. Daarom dat een handleiding zal worden ontwikkeld die de bouwheer kan ondersteunen in het proces om een BEN-nieuwbouw te realiseren. In 2014 zal het VEA ook de BEN-definitie voor bestaande woongebouwen vastleggen. Budget 2014 Uitvoering van concrete actiepunten (400.000 euro). 5.1.4.
Het VEA zal een stappenplan uitwerken tot het aanscherpen van de EPB-eisen voor nieuwbouw tot 2021
stapsgewijs
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid voorstel van stappenplan - Prestatienorm: Het voorstel van stappenplan wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Aanbesteding actualisatie studie kostenoptimale EPB-eisen
Prestatie-indicator Gunningsbeslissing
Prestatienorm Uiterlijk 31 augustus 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling Aanbesteding studie eis gebouwenschil en revisie EPB-eisenpakket
Prestatie-indicator Gunningsbeslissing
Prestatienorm Uiterlijk 31 augustus 2014
Kader en stand van zaken In het kader van de implementatie van de Europese richtlijn energieprestaties van gebouwen werden een aantal studies uitgevoerd, o.a. met betrekking tot de kostenoptimale niveaus van de energieprestatie-eisen (uitvoering van een specifieke verplichting van de richtlijn waarvan de resultaten eind mei 2013 gerapporteerd werden aan de Europese Commissie). Het kostenoptimale niveau van de minimumeisen inzake energieprestatie wordt in de richtlijn gedefinieerd als het energieprestatieniveau dat gedurende de geraamde economische 27
levensduur de laagste kosten met zich meebrengt. De lidstaten moeten de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestatie berekenen aan de hand van het ter beschikking gestelde vergelijkend methodologisch kader en de resultaten vergelijken van die berekening met de geldende minimumeisen inzake energieprestatie. Om het kostenoptimale niveau te onderzoeken, moeten de lidstaten de volgende stappen volgen: - Referentiegebouwen definiëren. Tot de referentiegebouwen behoren zowel nieuwe als bestaande, al dan niet voor bewoning bestemde, gebouwen. - Energie-efficiëntiemaatregelen definiëren die voor de referentiegebouwen worden beoordeeld. - De finale en primaire energiebehoefte van de referentiegebouwen beoordelen, alsook van de referentiegebouwen als de vastgestelde energie-efficiëntiemaatregelen zijn toegepast. - De kosten (d.w.z. de netto contante waarde) van de op de referentiegebouwen gedurende de verwachte levensduur toegepaste energie-efficiëntiemaatregelen berekenen door toepassing van de beginselen van het vergelijkend methodologisch kader. De lidstaten moeten regelmatig en tenminste om de vijf jaar aan de Commissie verslag uitbrengen over de inputgegevens, de veronderstellingen en de resultaten van de berekeningen. Als het resultaat van de uitgevoerde vergelijking aantoont dat de geldende minimumeisen beduidend minder energie-efficiënt zijn dan de kostenoptimale niveaus, geeft de lidstaat in het verslag aan de Commissie een schriftelijke verantwoording voor dat verschil. Als het verschil niet kan worden verantwoord, gaat het verslag vergezeld van een plan waarin de gepaste stappen worden geschetst om tegen de volgende toets het verschil aanzienlijk te verminderen. Mede op basis van een beleidsvoorbereidende studie heeft de Vlaamse Regering de definitie van bijna-energieneutrale nieuwbouw in regelgeving vastgelegd. De Vlaamse Regering heeft beslist dat het VEA deze studie moet actualiseren in kader van de volgende EPB-evaluatie in 2015. Planning 2014 Het VEA zal in 2014 de actualisatiestudies van het kostenoptimum aanbesteden. Bij deze actualisatie zal de focus vooral gaan naar nieuwe niet-residentiële gebouwen. De Vlaamse Regering besliste op 19 oktober 2013 het VEA te gelasten in het kader van de decretaal voorziene tweejaarlijkse evaluatie van de EPB-methode en EPB-eisen een voorstel uit te werken voor een nieuwe parameter (en bijhorende eisenpad richting 2021) voor de energie-efficiëntie van de gebouwschil. Deze parameter en bijhorend eisenniveau moet worden uitgewerkt in overleg met de betrokken bouwactoren en de andere gewesten en rekening houdend met gebruikte parameters in de buurlanden. Tevens moet de relatie tussen de verschillende ventilatiesystemen en de voorgestelde parameters worden onderzocht. Budget 2014 Actualisatie studies kostenoptimum (200.000 euro). Studie EPB-eisenpakket en eis gebouwenschil (80.000 euro). 28
5.1.5.
Het VEA zal de implementatie voorbereiden van het energieprestatiecertificatensysteem voor niet-residentiële gebouwen
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van ontwerp van ministerieel besluit dat de datum van inwerkingtreding vastlegt - Prestatienorm: Het ontwerp van ministerieel besluit wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolging ontwikkeling rekenmethodiek, inspectieprotocol en certificatiesoftware
Prestatie-indicator Deelname aan de opvolgingsvergaderingen voor de ontwikkeling van de certificatiesoftware
Prestatienorm 100%
Kader en stand van zaken Op 5 december 2008 heeft de Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring gehecht aan het besluit met betrekking tot de energieprestatiecertificatie bij verkoop en verhuur van nietresidentiële gebouwen. Het besluit moet nog door middel van een ministerieel besluit in werking worden gesteld. Een effectieve inwerkingtreding is pas zinvol indien er een certificatiesoftware beschikbaar is en er voldoende energiedeskundigen type D zijn erkend om de energieprestatiecertificaten voor niet-residentiële gebouwen op te maken. Om erkend te kunnen worden, moet een kandidaat-energiedeskundige type D een door het VEA erkende opleiding hebben gevolgd. Een belangrijke module van de opleiding zal bestaan uit het strikt na te leven inspectieprotocol en de verplicht te gebruiken certificatiesoftware. De opleidingen kunnen dan ook maar pas starten van zodra de certificatiesoftware en het inspectieprotocol beschikbaar zijn. Voor de berekening van de energieprestaties van bestaande, niet-residentiële gebouwen werd in samenspraak met de andere gewesten gekozen om een Nederlandse rekenmethodiek en software aan te passen aan de Belgische context. De gezamenlijke opdracht werd eind mei 2010 toegekend aan de NV BuildDesk. Voor de ontwikkeling van de rekenmethodiek is wetenschappelijke ondersteuning vereist. Hiervoor werd, eveneens samen met de andere gewesten, een algemene offerteaanvraag gelanceerd. Nadat midden 2011 alle wetenschappelijke partners gekend waren, werd gestart met de ontwikkeling van de rekenmethodiek voor de bepaling van de energieprestaties van bestaande, niet-residentiële gebouwen. Van oktober 2011 tot april 2012 is over de verschillende thema’s (gebouwindeling, verlichting, gebouwschil, installaties) die in de rekenmethodiek aan bod moeten komen, een eerste consultatieronde gehouden met de wetenschappelijke partners, de experten uit de praktijk, de drie gewesten en de softwareontwikkelaar. 29
Midden oktober 2012 werd de tweede ronde van werksessies met de deskundigen aangevat. Van februari 2013 tot mei 2013 is een derde consultatieronde over de verschillende thema’s (gebouwindeling, verlichting, gebouwschil, installaties) die in de rekenmethodiek aan bod moeten komen, gehouden met de wetenschappelijke partners, de experten uit de praktijk, de drie gewesten en de softwareontwikkelaar. Op basis van de nieuwbouwmethodiek en de input van de verschillende geraadpleegde deskundigen werd in het voorjaar een eerste ontwerp van formulestructuur uitgewerkt. Eind mei 2013 werd een akkoord bereikt tussen de drie gewesten over de principes van de gebouwindeling. De resultaten van de studie andere specifieke bestemmingen (zie 5.1.8) werden maximaal geïntegreerd in de rekenmethodiek voor het EPC voor bestaande nietresidentiële gebouwen. Gelet op het feit dat de aspecten voor bestaande gebouwen nog te weinig aan bod kwamen voor de gebouwindeling, ging in het najaar van 2013 een extra werksessie over de gebouwindeling door. Verder werd gestart met de concrete uitwerking van het inspectieprotocol. Planning 2014 De bedoeling is om de rekenmethodiek zo veel mogelijk af te stemmen met de projecten onder hoofdstuk 5.1.8 (invoeren van berekeningsmethodiek voor andere specifieke bestemmingen nieuwbouw - stroomlijning rekenmethodes voor nieuwe en bestaande gebouwen). Gelet op de vertraging bij het uitwerken van de rekenmethodiek, zullen de rekenmethodiek en het inspectieprotocol voor niet-residentiële gebouwen pas eind 2014 beschikbaar zijn. In het voorjaar van 2015 worden zowel de rekenmethodiek als het inspectieprotocol eerst in de praktijk getest op een reeks bestaande gebouwen. Daarna start de softwareontwikkeling die ongeveer een jaar tijd in beslag zal nemen. In het midden van 2016 worden de lesgevers opgeleid, zodat de verplichting om over een EPC niet-residentiële gebouwen te beschikken eind 2016/begin 2017 in werking zal kunnen treden. 5.1.6.
Het VEA wil, geïntegreerd in een certificatiesoftware, een gebruiksvriendelijke maatwerkadviesmodule voor residentiële gebouwen laten ontwikkelen
- Prestatie-indicator: Release van de maatwerkadviesmodule - Prestatienorm: Release uiterlijk op 31 december 2012 De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolging ontwikkeling certificatiesoftware
nieuwe
Prestatie-indicator Deelname aan de opvolgingsvergaderingen voor de ontwikkeling van de certificatiesoftware
Prestatienorm 100%
30
Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolging ontwikkeling maatwerkadviesmodule
Prestatie-indicator Deelname aan de opvolgingsvergaderingen voor de ontwikkeling van de maatwerkadviesmodule
Prestatienorm 100%
Kader en stand van zaken Het huidige licentie- en onderhoudscontract voor het gebruik van de certificatiesoftware loopt af op 1 december 2014. Het Vlaams Energieagentschap kan geen risico’s lopen met betrekking tot het ontbreken van licenties. Als het licentie- en onderhoudscontract afloopt, kunnen de energiedeskundigen immers geen energieprestatiecertificaten meer opstellen, en kunnen de verkopers en verhuurders de facto niet voldoen aan hun verplichting om over een energieprestatiecertificaat te beschikken bij het te koop of te huren aanbieden van de woning noch aan de verplichting om het kengetal te adverteren in alle commerciële publicaties. Dit zou rechtsonzekerheid creëren en tevens de Europeesrechtelijke verdragsverplichtingen van het Vlaamse Gewest in het gedrang brengen. Het VEA heeft drie alternatieven voor het opstellen van energieprestatiecertificaten na 1 december 2014 onderzocht: 1. een nieuwe verlenging van de licenties voor een periode van 4 jaar; 2. de eigendomsrechten van de EPACT-W-Vlaanderen software aankopen en de huidige EPACT- software laten omvormen tot een webbased-applicatie door BuildDesk; 3. een nieuwe webbased applicatie laten ontwikkelen door HP-Belgacom op basis van de huidige rekenmethodiek. Omwille van de vele voordelen, in het bijzonder de integratie met de Energieprestatiedatabank, werd geopteerd voor de derde piste en werd gestart met de analyse. Voor het opmaken van een grondige energieaudit voor eengezinswoningen wordt momenteel gebruik gemaakt van de energieadviesprocedure (EAP). Deze procedure staat volledig los van de huidige certificatiemethode voor bestaande residentiële gebouwen. De gegevens die verzameld worden voor de opmaak van het certificaat kunnen bijgevolg niet automatisch worden overgenomen voor de opmaak van een energieaudit. Bovendien vereist de EAPsoftware een zeer gedetailleerde gegevensinvoer. Hierdoor loopt de inspectietijd gevoelig op, waardoor ook de kostprijs van de energieaudit vrij hoog ligt. Als gevolg van deze hoge kostprijs wordt weinig beroep gedaan op maatwerkadvies vooraleer de energierenovatiewerken worden uitgevoerd. Bovendien zijn de resultaten van het EPC en de energieaudit niet vergelijkbaar en kan er met de huidige procedure geen energieaudit voor appartementen worden opgemaakt. Bijkomend nadeel is dat de energieaudit enkel mag worden opgemaakt door de energiedeskundigen type B en niet door de energiedeskundigen type A die erkend zijn voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat. Eind september 2013 werd de rekenmethode voor het maatwerkadvies opgeleverd. Het VEA is van oordeel dat een maatwerk zeer moeilijk op een gebruiksvriendelijke manier en met voldoende meerwaarde voor de eigenaar/klant in een software kan worden geïmplementeerd. Maatwerk vraagt immers detailinformatie, o.m. op basis van concrete offertes, die in de 31
adviesfase dikwijls nog niet beschikbaar is. Het VEA is er daarom voorstander van het adviesluik eerder te stimuleren in het pad dat moet worden afgelegd om de woning te laten voldoen aan de definitie van BEN-woning die in 2014 zal worden vastgelegd. Planning 2014 In het voorjaar van 2014 zal de analyse voor de nieuwe certificatiesoftware worden afgerond. Dan kan worden gestart met de ontwikkeling van de software. De ontwikkelingstijd voor de webapplicatie wordt geschat op ongeveer een jaar. In de loop van 2014 kan eveneens, deels parallel met de ontwikkeling van de nieuwe certificatiesoftware, worden gestart met de conceptontwikkeling van het BEN-advies als extra module van de certificatiesoftware. Budget 2014 Ontwikkeling BEN-advies in certificatiesoftware (300.000 euro). 5.1.7.
Het VEA zal een ontwerp van besluit voorbereiden over stroomlijning van de erkenningsregelingen voor energiedeskundigen type A en type B
de de
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering - Prestatienorm: Het ontwerp van besluit wordt uiterlijk op 31 juli 2012 aan de minister bezorgd Kader en stand van zaken Momenteel zijn er teveel verschillende types van erkende deskundigen en daaraan gekoppelde opleidingen. Dit maakt het niet eenvoudig om de opleidingen inhoudelijk op elkaar af te stemmen. Bovendien is dit weinig transparant naar de burger toe. Doelstelling is om tot een rationalisatie te komen van het aantal energiedeskundigen. In eerste instantie wordt hierbij gedacht aan twee grote groepen: erkende energiedeskundigen voor bestaande residentiële gebouwen en erkende energiedeskundigen voor bestaande niet-residentiële gebouwen. Planning 2014 Het regelgevend kader voor de stroomlijning van de erkenningsregeling voor energiedeskundigen type A en B zal worden uitgewerkt. Hierbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan kwaliteitsgaranties, zoals het regelmatig volgen van een verplichte bijscholing om de erkenning te kunnen behouden. De effectieve invoering van één type energiedeskundige voor bestaande residentiële gebouwen kan pas gebeuren als de adviesmodule geïntegreerd werd in de bestaande certificatiesoftware (zie 5.1.6).
32
5.1.8.
Het VEA wil meewerken aan de uitwerking van een geïntegreerde berekeningsmethode voor de energieprestaties van gebouwen
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid uitvoeringsplan om, bij voorkeur samen met de andere gewesten, een geïntegreerde berekeningsmethode voor de energieprestaties van gebouwen uit te werken - Prestatienorm: Het uitvoeringsplan wordt uiterlijk op 31 juli 2011 aan de minister bezorgd De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak nota met stand van zaken stroomlijning berekeningsmethodiek voor niet-residentiële gebouwen op basis van lopende studies
Prestatie-indicator Beschikbaarheid nota
Prestatienorm Uiterlijk 31 juli 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak nota met voorstel van aanpak voor stroomlijning berekeningsmethodiek voor residentiële gebouwen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid nota
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Kader en stand van zaken Een visiegroep binnen het VEA heeft de verschillen tussen de diverse methodes geïnventariseerd en de mogelijk pistes voor de aanpak van het integratieproject uitgewerkt. De visiegroep heeft vervolgens een plan van aanpak voor het integratieproject opgesteld. Dit plan van aanpak houdt in dat de twee projecten ‘EPC niet-residentieel’ (bestaande bouw) en ‘studie andere specifieke bestemmingen’ (nieuwbouw) parallel worden opgevolgd en zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd om tot een geïntegreerde methode te komen voor niet-residentiële nieuwe en bestaande gebouwen. Naast de berekeningsmethodiek is het ook nodig om de bestemmingen (functies) en het indelen van complexe gebouwen af te stemmen. Op basis van de ervaring met niet-residentiële gebouwen kan nadien worden beslist om voor residentiële gebouwen een gelijkaardige piste te volgen. Het project ‘EPC niet-residentieel’ en de studie ‘andere specifieke bestemmingen’ werden in juni 2011 opgestart. Deze twee projecten worden door het VEA opgevolgd en zoveel mogelijk op elkaar afgestemd om tot een geïntegreerde methode te komen voor nietresidentiële nieuwe en bestaande gebouwen. Na afronding van de studie ‘andere specifieke bestemmingen’ en de verwerking van de resultaten in het project ‘EPC niet-residentieel’, zal worden geëvalueerd of dergelijke aanpak eveneens kan worden overgenomen voor residentiële gebouwen. Naast de berekeningsmethodiek werden ook de bestemmingen (functies) en het indelen van complexe gebouwen afgestemd. Planning 2014 In 2014 zal het project ‘EPC-niet residentieel’ verder lopen, met maximale afstemming met de resultaten van de studie ‘andere specifieke bestemmingen’ (cf. supra). Halfweg 2014, als 33
de rekenmethodiek voor het project ‘EPC niet-residentieel’ afgewerkt is, zal omtrent de afstemming tussen beide projecten een eindevaluatie worden opgemaakt. Eind 2014 zal de verdere aanpak voor de geïntegreerde methode voor residentiële gebouwen worden geëvalueerd. 5.1.9.
Het VEA wil ter ondersteuning van de implementatie van de aangescherpte energieprestatieregelgeving een EPB-software van de tweede generatie ter beschikking stellen van verslaggevers en architecten
- Prestatie-indicator: Release van de EPB-software van de tweede generatie - Prestatienorm: Release uiterlijk op 31 december 2012 Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Monitoring performantie EPB-software 3G bij grote projecten
Prestatie-indicator Beschikbaarheid monitoringrapport
Prestatienorm Uiterlijk 30 september 2014
Kader en stand van zaken De evaluaties van de energieprestatieregelgeving door het VEA toonden aan dat de EPBsoftware een heikel punt blijft. De andere gewesten hebben door het bedrijf Altran een alternatieve software laten ontwikkelen die eind april 2010 officieel werd uitgebracht. De Altransoftware is duidelijk een EPB-software van een nieuwe generatie. De gebruiksvriendelijkheid en visuele mogelijkheden liggen een stuk hoger en het ontwikkelen van nieuwe functionaliteiten zou een stuk vlotter verlopen dan in de organisch gestructureerde Vlaamse EPB-software. De onderhandelingen met de andere gewesten betreffende het verkrijgen van een gebruiks- en aanpassingsrecht op de Altransoftware, werden in mei 2010 opgestart en in 2012 afgerond. Op 22 maart 2012 gaf de Vlaamse Regering haar toestemming aan de overeenkomst tussen de drie gewesten over het verkrijgen van een gebruiks- en aanpassingsrecht door het Vlaamse Gewest op de software van de andere Gewesten. Op 25 april 2012 werd de overeenkomst ondertekend door de bevoegde ministers van de drie gewesten. Vanaf halfweg 2012 is Altran gestart met de analyseopdracht voor aanpassingen aan de Vlaamse context. Halfweg 2013 is een Vlaamse versie van de nieuwe software beschikbaar gekomen voor testen en opleidingen. Er zijn opleidingen georganiseerd zodat de verslaggevers vertrouwd konden geraken met het nieuwe programma. Het VEA heeft de opleiders trainen en opleidingsmateriaal ter beschikking gesteld. Op 6 januari 2014 is de nieuwe software officieel gereleased. Deze nieuwe software is verplicht voor vergunningen aangevraagd vanaf 1 januari 2014.
34
Planning 2014 Het VEA zal in 2014 de performantie van de nieuwe software bij grote bestanden opvolgen en indien nodig initiatieven nemen om de vastgestelde bugs zo spoedig mogelijk te verhelpen. De wijzigingen aan het EPB-eisenpakket die ingaan vanaf 2015 (systeemeisen, ingrijpende energetische renovatie), worden toegevoegd aan de nieuwe software. 5.1.10. Het VEA zal de lopende energiebeleidsovereenkomsten evalueren en het overleg over de opmaak van een of meer nieuwe overeenkomsten coördineren en ondersteunen - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid ontwerpnota aan de regering over de voortzetting van de aflopende energiebeleidsovereenkomsten - Prestatienorm: Ontwerpnota aan de regering wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd Kader en stand van zaken Het benchmarking- en auditconvenant liepen in principe respectievelijk af eind 2012 en eind 2013. In 2013 heeft de Vlaamse Regering beslist deze convenanten te verlengen tot de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten in werking zijn getreden. In 2012 werd een ontwerp voor nieuwe energiebeleidsovereenkomsten principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Op 2 mei 2013 volgde de bespreking van deze energiebeleidsovereenkomsten in de Commissie Energie van het Vlaams Parlement. Door de federale overheid werd het dossier van de energiebeleidsovereenkomsten bij de Europese Commissie aangemeld in kader van de staatssteunregels. Na afronding van deze aanmeldingsprocedure kan de Vlaamse Regering de energiebeleidsovereenkomsten definitief goedkeuren en kunnen de energiebeleidsovereenkomsten in werking treden, vermoedelijk eind eerste kwartaal, begin tweede kwartaal 2014. Planning 2014 De effectieve implementatie van de energiebeleidsovereenkomsten zal voorbereid kunnen worden vanaf de definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering. Deze definitieve goedkeuring kan plaatsvinden na de goedkeuring door de Europese Commissie van de aanmelding van de energiebeleidsovereenkomsten in kader van de staatssteunregels.
35
5.1.11. Het VEA zal met het oog op een beperking van administratieve lasten van de EPB-regelgeving een interactieve ICT-frontoffice exploiteren, ter ondersteuning van externen, bij de toepassing van de EPB-regelgeving en die tijdig aanpassen aan wijzigende wetgeving - Prestatie-indicator: Waardering van verslaggevers en gemeentebesturen voor de beperking van de administratieve lasten van de EPB-regelgeving door de uitbouw van een interactieve ICT-frontoffice - Prestatienorm: De waardering ligt eind 2014 hoger dan in 2011 Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Organiseren van een bevraging in verband met de waardering EPB-frontoffice
Prestatie-indicator Beschikbaarheid rapport in verband met waardering van verslaggevers en gemeentebesturen voor de frontoffice
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar december 2014
31
Kader en stand van zaken In het kader van de energieprestatieregelgeving moeten vanaf 2006 tijdens het bouwproces bepaalde administratieve formaliteiten vervuld worden door gemeenten en EPBverslaggevers. Hiervoor werd, in uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005, de energieprestatiedatabank ontwikkeld om alle gegevens elektronisch te laten doorsturen en centraal bij het VEA te beheren. Iedere gemeente staat in voor het elektronisch verzenden van haar vergunningengegevens. De verslaggever staat in voor het elektronisch indienen van de startverklaring en de EPB-aangifte bij het VEA. In 2011 werd een nulmeting uitgevoerd inzake de waardering van verslaggevers en gemeentebesturen met betrekking tot administratieve lasten en de frontoffice-applicatie. Op basis van de voornaamste resultaten van deze nulmeting werd een werkplan opgesteld met de voornaamste aanpassingen die de tevredenheid omtrent het gebruik van de energieprestatiedatabank tegen eind 2014 moeten verhogen. De grootste aanpassing op dit vlak, het dossiergebaseerd werken, werd in 2012 uitgevoerd. Planning 2014 In 2014 zal een bevraging worden georganiseerd om te peilen naar de waardering van de EPB-verslaggevers en lokale besturen voor de gebruiksvriendelijkheid van de EPBfrontoffice. Budget 2014 Onderhoud frontoffice (50.000 euro). Enquête (50.000 euro).
36
5.1.12. Het VEA zal met het oog op een beperking van administratieve lasten van de EPC-regelgeving een interactieve ICT-frontoffice exploiteren, ter ondersteuning van externen, bij de toepassing van de EPC-regelgeving en die tijdig aanpassen aan wijzigende wetgeving - Prestatie-indicator: Waardering van energiedeskundigen voor de gebruiksvriendelijkheid van een interactieve ICT-frontoffice - Prestatienorm: De waardering ligt eind 2014 hoger dan in 2011 Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Organiseren van een bevraging in verband met de waardering van de frontoffice
Prestatie-indicator Beschikbaarheid rapport in verband met waardering van de energiedeskundigen voor de frontoffice
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar december 2014
31
Kader en stand van zaken Vanaf 2007 is de ontwikkeling gestart om de energieprestatiedatabank ook uit te bouwen als centraal systeem en databank voor de implementatie van de energieprestatiecertificatensystemen. Het systeem met de bijhorende databank is momenteel aldus functioneel opgesplitst in 3 grote groepen: - Nieuwbouw & verbouwingen: EPB-eisen bij vergunningsplichtige werken; - EPC (energieprestatiecertificaat) publieke gebouwen; - EPC verhuur- en verkoop van residentiële gebouwen. Planning 2014 In 2014 zal een bevraging worden georganiseerd om te peilen naar de waardering van de energiedeskundigen voor de gebruiksvriendelijkheid van de frontoffice. Budget 2014 Onderhoud frontoffice (50.000 euro). Enquête (50.000 euro).
37
5.1.13. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van de tijdige indiening van de startverklaring en de EPB-aangifte - Prestatie-indicator: Aantal gemeenten waar controle wordt uitgevoerd - Prestatienorm: In de periode 2011-2015 zijn in alle gemeenten controles uitgevoerd De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Het VEA zal in minstens 1/5 van de gemeenten een herinnering of aanmaning sturen voor nieuwbouwof uitbreidingsprojecten die langer dan twee jaar voordien opgestart werd, waarvan de ingebruikname werd vastgesteld en waarvoor de EPB-aangifte nog ontbreekt
Prestatie-indicator Aantal gemeenten waarin controle wordt uitgevoerd
Prestatienorm 62 gemeenten
Resultaatgerichte jaardoelstelling Het VEA zal in minstens 1/5 van de gemeenten een aanmaning sturen voor nieuwbouwen uitbreidingsprojecten waarvoor de start van de werken is vastgesteld en waarvoor 8 maand na het verlenen van de vergunning, geen startverklaring werd ingediend.
Prestatie-indicator Aantal gemeenten waarin controle wordt uitgevoerd.
Prestatienorm 62 gemeenten
Resultaatgerichte jaardoelstelling Plan van aanpak opstellen voor het beperken van het aantal dwangsommen voor het nietindienen van de EPB-aangifte.
Prestatie-indicator Beschikbaarheid plan van aanpak
Prestatienorm Eind juni 2014
Kader en stand van zaken In de herziene Europese richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen wordt het belang van handhaving onderstreept. De lidstaten moeten regels vaststellen en toepassen die gelden voor inbreuken op de regelgeving. De cijfers van het aantal ingediende documenten in de energieprestatiedatabank tonen aan dat voor een groot aantal bouwprojecten de procedurevereisten van de energieprestatieregelgeving worden nageleefd. Het aantal werven dat wordt opgestart zonder een startverklaring in te dienen, blijft stabiel. Het VEA volgt de vergunde bouwdossiers op waarvoor geen startverklaring wordt ingediend. Wanneer 8 maand na het verlenen van de vergunning geen startverklaring is ingediend, stuurt het VEA een herinnering. Het VEA is in 2010 gestart met het versterken van de handhaving op het indienen van de EPB-aangifte door het versturen van herinneringsbrieven. Sinds 2012 doet het VEA vaststellingen van ingebruikname op basis van domiciliëring in het Rijksregister of het 38
vestigen van de maatschappelijke zetel in de kruispuntbank van ondernemingen. Dit leidde tot een sterke stijging in de efficiëntie van dit proces en het aantal aanmaningen steeg aanzienlijk. In 2013 werd een regelgevingsproces opgestart dat uitvoering geeft aan de EPB-evaluatie 2013. Een wijziging van de uiterste indiendatum van de EPB-aangifte, werd opgenomen in het ontwerp van wijzigingsdecreet dat op 29 november 2013 definitief werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het ontwerp van wijzigingsdecreet moet nog worden goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Planning 2014 De activiteiten die het VEA de voorbije jaren heeft uitgebouwd op vlak van handhaving van de energieprestatieregelgeving worden in 2014 verder gezet. Met de beperkte personeelsmiddelen en de afbouw van de personeelsinzet, is een controle van alle dossiers per gemeente niet uitvoerbaar. De controle op het tijdig indienen van de startverklaring wordt beperkt tot vergunning in de gecontroleerde gemeente aangevraagd vanaf 1/1/2011 en focust op vaststellingen ter plaatse. De controle op het indienen van de aangifte wordt beperkt tot werken gestart in de gecontroleerde gemeente vanaf 1/1/2010. De focus ligt op nieuwbouw en uitbreidingen. Het VEA zal het goedkeuringsproces van het wijzigingsdecreet in het Vlaams Parlement opvolgen. Het VEA zal na de goedkeuring, een plan van aanpak uitwerken rond het communiceren en het handhaven van de wijzigingen betreffende de uiterste indieningsdatum van de EPB-aangifte. Het grote aantal aanmaning heeft geleid tot een stock van onbehandelde dossiers voor hoorzitting niet indienen van de EPB-aangifte. De doorlooptijd van de dossierbehandeling werd tot op heden niet opgevolgd. In 2014 wordt hiervoor een specifieke monitoring opgestart. Na het opleggen van een boete voor het niet-indienen van de EPB-aangifte, krijgt de aangifteplichtige zestig dagen tijd om de EPB-aangifte alsnog in te dienen. Uit de huidige dwangsomdossiers blijkt dat sommige aangifteplichtigen niet of onvoldoende op de hoogte waren van deze verplichting. Het VEA zal in 2014 onderzoeken welke acties mogelijk zijn om deze communicatie te verbeteren en het aantal dwangsommen te beperken tot een minimum.
39
5.1.14. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van het voldoen aan de EPB-eisen - Prestatie-indicator: Aantal dossiers waarvoor een eerste kennisgeving boeteberekening op basis van de ingediende EPB-aangifte wordt verstuurd - Prestatienorm: Jaarlijks worden 500 kennisgevingsbrieven verstuurd
van
de
De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling In uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 de handhaving op vlak van het voldoen aan de EPB-eisen versterken
Prestatie-indicator Aantal dossiers waarvoor een eerste kennisgeving van de boeteberekening op basis van de ingediende EPB-aangifte wordt verstuurd
Prestatienorm In 2014 worden 1700 kennisgevingsbrieven verstuurd
Resultaatgerichte jaardoelstelling Beperken doorlooptijd dossiers met tegenargumenten
Prestatie-indicator Aantal dossiers waarvan de tegenargumenten na eerste kennisgeving van de boeteberekening op basis van de ingediende EPBaangifte, binnen de zes maanden behandeld zijn
Prestatienorm Eind 2014 is 90% van de openstaande dossiers met tegenargumenten, jonger dan 6 maand.
Kader en stand van zaken Aan ongeveer 6% van het aantal op heden ingediende EPB-aangiften moest een boete van meer dan 250 euro worden opgelegd. In 2008 werd gestart met het opleggen van een administratieve geldboete aan gebouwen die niet voldoen aan de EPB-eisen. Eind 2011 wachtten nog 2536 dossiers op behandeling. Dankzij de uitbreiding van het personeelsbestand kon deze stock vanaf 2012 worden afgebouwd. Eind 2013 was de stock quasi volledig weggewerkt. Planning 2014 De goedgekeurde tijdelijke personeelsuitbreiding zal halfweg 2014 deels worden afgebouwd. Er wordt verwacht dat met het beschikbare personeelsbestand de stock te behandelen dossiers onder controle kan worden gehouden. De doorlooptijd van de dossierbehandeling werd tot op heden niet opgevolgd. In 2014 wordt hiervoor een specifieke monitoring opgestart.
40
5.1.15. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van waarheidsgetrouwe rapportering van de energieprestaties door de EPBverslaggever - Prestatie-indicator: Aantal EPB-aangiften waarbij de geldigheid van de inputgegevens wordt gecontroleerd (deskaudit) - Prestatienorm: Jaarlijks worden 100 EPB-aangiften gecontroleerd op geldigheid van de inputgegevens - Prestatie-indicator: Aantal volledig gecontroleerde EPB-aangiften, waarbij naast de geldigheid van de inputgegevens ook de overeenstemming tussen de in de aangifte vermelde specificaties en het gebouw as-built met een plaatsbezoek wordt nagegaan (in-situ-audit) - Prestatienorm: Jaarlijks worden 20 EPB-aangiften gecontroleerd via een bezoek ter plaatse De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Uitwerking van nieuwe erkenningsregeling voor EPB-verslaggevers
Prestatie-indicator Beschikbaarheid ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering
Prestatienorm Uiterlijk 31 maart 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling Uitwerking van nieuwe erkenningsregeling voor EPB-verslaggevers in frontoffice energieprestatiedatabank
Prestatie-indicator Akkoord voor in productie stellen van de nieuwe release van de frontoffice
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling Uitwerking van MB erkenningsvoorwaarden opleidingsinstellingen en inhoud opleidingen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid ontwerp van MB
Prestatienorm Uiterlijk 31 augustus 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling Aanbesteding centraal examen
Prestatie-indicator Gunningsbeslissing
Prestatienorm Uiterlijk 31 augustus 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling In uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 de handhaving op de waarheidsgetrouwe rapportering van de energieprestaties door de EPB-verslaggever versterken
Prestatie-indicator Aantal dossiers waarvoor een eerste kennisgeving van het resultaat van de waarheidsgetrouwheidscon trole uitgevoerd na vaststellingen ter plaatse of bij vermoeden van niet correcte rapportering aan de verslaggever worden verstuurd
Prestatienorm In 2014 wordt aan 60 verslaggevers een kennisgeving verstuurd
Kader en stand van zaken In de Europese richtlijn energieprestaties van gebouwen wordt het belang van handhaving en kwaliteitscontrole onderstreept. Jaarlijks moet een kwaliteitscontrole uitgevoerd worden op een statistisch relevante steekproef van het totale aantal energieprestatiecertificaten bouw. 41
Bij de controledossiers stelt het VEA regelmatig vast dat de verslaggevers rapporteren dat het gebouw aan de EPB-eisen voldoet, terwijl dat in realiteit niet zo is, of dat het gebouw een Epeil behaalt waarmee het in aanmerking komt voor financiële ondersteuning, terwijl dat in realiteit niet zo is. Bij het uitvoeren van de controle is het niet mogelijk om vast te stellen of de verslaggever de fout met opzet, uit vergetelheid of onkunde maakte. Eenzelfde fout kan de ene verslaggever bij gebrek aan kennis maken, terwijl de kans bestaat dat een andere verslaggever er bewust verkeerd over rapporteert (eventueel onder druk van de aangifteplichtige) zodat het gebouw beter scoort om bijvoorbeeld te voldoen aan premievoorwaarden of aan de EPB-eisen. Frequente fouten werden ondertussen in de EPB-software opgenomen als validatieregel zodat de verslaggever die niet meer kan maken. De werkwijze voor het uitvoeren van dit type controles werd op punt gezet. Het bleek immers dat een betere onderbouwing van de vaststellingsdossiers nodig was om juridische problemen bij het verdere verloop te vermijden. Dit zorgt ervoor dat de tijd nodig om een dossier te behandelen, gestegen is. In 2010 werd voor 39 verslaggevers de handhavingsprocedure opgestart. Dankzij de personeelsuitbreiding kon in 2013 voor 160 verslaggevers de handhavingsprocedure worden opgestart. In 2013 werd een regelgevingsproces opgestart dat uitvoering geeft aan de EPB-evaluatie 2013. Het VEA stelde in de evaluatienota voor om een erkenningsregeling voor verslaggevers in te voeren waarin naast het diploma, ook een opleiding, het slagen in een proef en het volgen van permanente opleiding een onderdeel van vormen. Het ontwerp van wijzigingsdecreet met een rechtsgrond voor het invoeren van erkenningsvoorwaarden voor verslaggevers, werd op 29 november 2013 definitief goedgekeurd. Het ontwerp van wijzigingsdecreet moet nog worden goedgekeurd door het Vlaams Parlement. De details van de erkenningsregeling zijn beschreven in een ontwerp van wijzigingsbesluit dat in oktober 2013 een tweede principiële goedkeuring kreeg. Planning 2014 Het VEA zal het goedkeuringsproces van het wijzigingsdecreet in het Vlaams Parlement opvolgen. Het VEA zal input geven voor het wijzigingsbesluit betreffende de erkenningsregeling en de implementatie van de erkenningsregeling in overleg met de sector voorbereiden. Voor bestaande verslaggevers wordt een overgangsregeling uitgewerkt. De praktische organisatie van de opleidingen en het afnemen van de examens wordt uitbesteed. Om de beoogde kwaliteitsverhoging van de EPB-aangiftes te behalen, is de kwaliteit van de opleidingen en examens van groot belang. Om dit te bekomen, moet zorg worden besteed aan de erkenning van opleidingsinstellingen en moeten de nodige randvoorwaarden en inhoudelijke bepalingen goed worden vastgelegd bij de aanbesteding van het centraal examen. De frontoffice moet worden aangepast zodat het voldoen aan de bijkomende erkenningsvoorwaarden zo automatisch mogelijk wordt beheerd.
42
Gedurende de uitvoering van het project is veel inhoudelijke input van het VEA vereist. Het VEA zal de kwaliteit van de opleidingen en van de examens opvolgen en het kader voor de permanente opleiding uitwerken. Voor 2014 wordt ernaar gestreefd om parallel met de uitwerking van de nieuwe erkenningsregeling voor EPB-verslaggevers voor 60 verslaggevers de handhavingsprocedure inzake een waarheidsgetrouwe rapportering op te starten. Budget 2014 Centraal examen verslaggevers (250.000 euro). Opstellen vragen voor het examen (50.000 euro). Erkenningsvoorwaarden aanpassen in registratiemodule frontoffice (80.000 euro). Beheer verslaggever in de EPB-backoffice (100.000 euro).
5.1.16. Het VEA zal het energieprestatiecertificatensysteem voor bestaande woongebouwen handhaven - Prestatie-indicator: Aantal gecontroleerde gebouwen op aanwezigheid van het EPC - Prestatienorm: Jaarlijks worden 3000 woongebouwen die te koop of te huur worden aangeboden, gecontroleerd op de aanwezigheid van het EPC - Prestatie-indicator: Aantal kwaliteitscontroles op basis van een plaatsbezoek - Prestatienorm: Jaarlijks wordt de kwaliteit van het EPC voor 12 gebouwen ter plaatse gecontroleerd - Prestatie-indicator: Aantal kwaliteitscontroles via deskaudit - Prestatienorm: Jaarlijks worden 600 kwaliteitscontroles uitgevoerd via deskaudit De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Aantal kwaliteitscontroles op energiedeskundigen via deskaudit
Prestatie-indicator Aantal gecontroleerde energiedeskundigen
Prestatienorm 300 gecontroleerde energiedeskundigen
Resultaatgerichte jaardoelstelling Controles uitvoeren inzake (correcte) vermelding kengetal EPC voor residentiële gebouwen op commerciële publiciteit bij verkoop en verhuur van residentiële gebouwen
Prestatie-indicator Aantal controles op correcte vermelding kengetal op commerciële publiciteit
Prestatienorm 3000 controles op correcte vermelding kengetal op commerciële publiciteit
Resultaatgerichte jaardoelstelling Controles ter plaatse uitvoeren inzake de aanwezigheid van het energieprestatiecertificaat
Prestatie-indicator Aantal controles ter plaatse op aanwezigheid van het energieprestatiecertificaat
Prestatienorm 750 controles ter plaatse
43
Kader en stand van zaken Eind 2013 werden al meer dan 700.000 energieprestatiecertificaten voor bestaande woongebouwen opgemaakt. In 2013 werden ongeveer 3200 controles op de aanwezigheid van de energieprestatiecertificaten voor bestaande residentiële gebouwen uitgevoerd. Bovendien geldt vanaf 1 januari 2012 de verplichting om het kengetal van het EPC te vermelden in alle commerciële publiciteit van woningen die te koop of te huur worden aangeboden. Deze verplichting vergemakkelijkt de aanwezigheidcontroles en responsabiliseert tussenpersonen als immomakelaars en notarissen. De communicatie en controles werpen duidelijk hun vruchten af. In 2010 beschikte bijna 68% van de verkopers en verhuurders bij een initiële controle over een EPC. In 2013 was dit percentage opgelopen tot ongeveer 95%. In geval bij de controle twijfelachtige invoergegevens worden vastgesteld, worden stavingsstukken en plannen opgevraagd. Als uit de ingediende argumentatie niet kan besloten worden dat het een correct invoergegeven betreft, dan worden de handhavingsprocedures opgestart. Afhankelijk van de grootte van de fout(en) loopt de energiedeskundige het risico op een boete of op een schorsing van de erkenning. Vooraleer er effectief een boete wordt opgelegd of een erkenning wordt geschorst, wordt de energiedeskundige uitgenodigd om zijn tegenargumenten te bezorgen. Energiedeskundigen die een boete krijgen omwille van een foutief opgemaakt EPC, moeten op eigen kosten een aangepast EPC opstellen. Tot slot zijn energiedeskundigen die geschorst worden, verplicht om een nieuwe opleiding te volgen. De opheffing van de schorsing is gekoppeld aan het volgen van de opleiding en het slagen in een examen. Naast controles zonder plaatsbezoek, worden in een beperkt aantal gevallen ook controles met een plaatsbezoek uitgevoerd. Hierbij wordt een volledige visuele inspectie van het gebouw uitgevoerd en wordt nagegaan of de gerapporteerde vaststellingen overeenstemmen met de vaststellingen van de controleambtenaar. De controles met plaatsbezoek worden voornamelijk uitgevoerd bij klachten. Planning 2014 In 2014 zullen opnieuw minstens 2250 woningen die te koop of te huur worden aangeboden, worden gecontroleerd op de aanwezigheid van het EPC en de publicatie van het kengetal. Het aantal aanwezigheidscontroles ter plaatse wordt verhoogd van 500 naar 750. De controleambtenaren van het VEA zullen bovendien energieprestatiecertificaten van 300 energiedeskundigen controleren op foutieve invoergegevens en onregelmatigheden. Op een totaal van 3000 actieve energiedeskundigen betekent dit dat een EPC van ongeveer 10% van het aantal actieve energiedeskundige zal worden gecontroleerd. Budget 2014 Ontwikkeling backoffice voor het automatiseren en beheren van de kwaliteitscontroles via deskaudits (150.000 euro). 44
5.1.17. Het VEA zal het energieprestatiecertificatensysteem voor publieke gebouwen handhaven - Prestatie-indicator: Aantal gecontroleerde doelgroepen - Prestatienorm: Tegen eind 2015 zijn de volgende doelgroepen gecontroleerd: overheden, onderwijsinstellingen en welzijns- of gezondheidsvoorzieningen - Prestatie-indicator: Aantal kwaliteitscontroles op basis van een plaatsbezoek - Prestatienorm: Jaarlijks wordt voor 10 gebruikers de kwaliteit van het EPC ter plaatse gecontroleerd - Prestatie-indicator: Aantal kwaliteitscontroles via deskaudit - Prestatienorm: Jaarlijks worden 30 kwaliteitscontroles uitgevoerd via deskaudit Kader en stand van zaken Eind 2013 beschikten ongeveer 7600 publieke gebouwen over een EPC. Opgesplitst naar de verschillende categorieën geeft dit het volgende resultaat: - onderwijs: ongeveer 45%; - welzijn- of gezondheidsvoorzieningen: ongeveer 15%; - administratie: ongeveer 14%; - cultuur: ongeveer 13%; - sport: ongeveer 8%; - openbare diensten (luchthaven, postkantoor, stationsgebouw): ongeveer 3% - politie en gerecht: ongeveer 2%. Er werden tot eind 2013 nog geen administratieve geldboetes opgelegd voor het niet (tijdig) beschikken over een EPC publieke gebouwen. Planning 2014 Voor publieke gebouwen zullen de verschillende doelgroepen verder worden gecontroleerd. 5.1.18. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving inzake de energieprestaties van nieuwe en vernieuwde gebouwen evalueren - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid evaluatierapport - Prestatienorm: Beschikbaar binnen de termijn die door het EPB-decreet is vastgelegd Kader en stand van zaken Artikel 11.1.6 van het Energiedecreet bepaalt dat de Vlaamse Regering minstens om de twee jaar de berekeningsmethode van de energieprestaties van gebouwen, de te volgen procedures, de EPB-eisen en de administratieve lasten van de regelgeving evalueert en in voorkomend geval aanpast. Deze termijn werd, wat betreft de te volgen procedures en de administratieve lasten van de regelgeving, door het decreet van 18 november 2011 naar 4 jaar gebracht. In 2012 is het VEA gestart met een evaluatie van zowel de EPB-eisen als de berekeningsmethode. De evaluatie van de EPB-eisen wordt gebaseerd op de studie rond het 45
kostenoptimale eisenniveau en op de studie rond de systeemeisen voor technische bouwsystemen. Voor de evaluatie van de berekeningsmethode is begin 2012 een stakeholdersbevraging opgestart. Via de stakeholdersbevraging heeft het VEA een geprioriteerd overzicht van de meest kritische te onderzoeken aanpassingen aan de EPB-berekeningsmethodiek kunnen opmaken. Dit overzicht zal richtinggevend zijn bij de planning van verdere onderzoeksprojecten die gericht zijn op optimalisatie van de berekeningsmethodiek. Bij de stakeholdersbevraging lag de focus op eventuele structurele tekortkomingen aan de huidige EPB-berekeningmethodiek die verhinderen de energieprestaties van de zeer energiezuinige gebouwen van de toekomst adequaat te berekenen. De gewenste aanpassingen zijn geprioriteerd op basis van een aantal criteria zoals: - impact (relevant voor een grote groep gebouwen of eerder voor een beperkte specifieke groep?); - impact op de energieprestatie (groot besparingspotentieel of klein besparingspotentieel?); - beschikbare onderbouwing; - impact op innovatie in de bouwsector. De prioriteitenlijst werd voorgelegd aan het Brusselse en het Waalse Gewest zodat een gezamenlijke prioriteitenlijst beschikbaar is gekomen die als agenda zal dienen voor de verdere gezamenlijke ontwikkeling van de berekeningsmethode. Eind 2013 werd samen met de drie gewesten de aanbestedingsprocedure opgestart voor de selectie van een consortium van kennisinstellingen dat ondersteuning kan bieden bij de verdere optimalisatie van de EPBberekeningsmethodiek. Deze aanbestedingsprocedure zal pas begin 2014 kunnen worden afgerond. Halfweg 2013 werd de evaluatie afgewerkt. Planning 2014 Het VEA zal in voorbereiding van de evaluatie in 2015 volgende voorbereidende onderzoeken en studies laten uitvoeren: - de actualisatie van het onderzoek naar de kostenoptimale niveaus van de energieprestatie-eisen (zie 5.1.4); - het uitwerken van een voorstel voor een nieuwe parameter (en bijhorende eisenpad richting 2021) voor de energie-efficiëntie van de gebouwschil en evaluatie van het EPB-eisenpakket (zie 5.1.4); - een bevraging om te peilen naar de waardering van de EPB-verslaggevers en lokale besturen voor de gebruiksvriendelijkheid van de EPB-frontoffice (zie 5.1.11). Budget 2014 Externe ondersteuning EPB-platform (1.670.000 euro).
46
5.1.19. Het VEA zal een tweede evaluatie uitvoeren van de energieprestatieregelgeving inzake de energiecertificatie van bestaande gebouwen - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid evaluatierapport - Prestatienorm: Het evaluatierapport wordt uiterlijk op 31 december 2013 aan de minister bezorgd De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Ontwerpversie van het evaluatierapport beschikbaar voor publieksconsultatie
Prestatie-indicator Datum waarop ontwerpversie van het evaluatierapport online wordt gepubliceerd
Prestatienorm Uiterlijk 31 mei 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling Definitief evaluatierapport
Prestatie-indicator Datum waarop het definitief evaluatierapport aan de minister wordt bezorgd
Prestatienorm Uiterlijk 30 september 2014
Kader en stand van zaken In 2013 werd de tweede evaluatie van de energieprestatiecertificatieregelgeving opgestart. Tijdens deze tweede evaluatie wordt bijzondere aandacht geschonken aan: - de stroomlijning van energiedeskundigen type A en B; - het inbouwen van kwaliteitsgaranties, zoals verplichte bijscholing voor al erkende energiedeskundigen; - de handhaving van de kwaliteit van de energieprestatiecertificaten. Midden 2013 werd met begeleiding van een extern bureau een aantal groepsdiscussies gehouden met enerzijds energiedeskundigen type A en anderzijds lesgevers en vertegenwoordigers van de opleidingsinstellingen die de opleiding tot energiedeskundige type A aanbieden. Tijdens deze discussies werd bijzondere aandacht geschonken aan de opleiding, permanente vorming en handhaving. De voorstellen die voortvloeien uit deze kwalitatieve bevragingen werden in september via een enquête afgetoetst bij de actieve energiedeskundigen. De resultaten van deze bevraging zullen verwerkt worden in het evaluatierapport. Voor de evaluatie van het EPC voor publieke gebouwen werd in december 2013 een bevraging gelanceerd naar de verschillende stakeholders (energiedeskundigen, gebruikers van publieke gebouwen, opleidingsinstellingen, …). Planning 2014 In 2014 wordt het evaluatierapport afgewerkt. Uiterlijk eind april 2014 zal een ontwerpversie beschikbaar worden gesteld voor feedback van de verschillende stakeholders. De 47
opmerkingen van de stakeholders worden verwerkt in het definitieve rapport dat vervolgens aan de minister zal worden bezorgd. 5.1.20. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving ontwikkelingen analyseren
monitoren
en
de
- Prestatie-indicator: Opvolging van een set van kerncijfers, gerelateerd aan de energieprestatieregelgeving (o.a. aantal startverklaringen, EPB-aangiften, energiedeskundigen, certificaten per doelgroep) - Prestatienorm: Trimestriële publicatie van kerncijfers (op energiesparen.be of in een nieuwsbrief) - Prestatie-indicator: Publicatie van een rapport met een overzicht van een aantal kerncijfers over de energieprestatieregelgeving in het voorgaande jaar met analyses en duiding - Prestatienorm: Tegen 30 april van het jaar N+1 Kader en stand van zaken Inzake (ver)nieuwbouw: Een overzicht van het aantal ingediende startverklaringen en EPB-aangiften per maand wordt per kwartaal gepubliceerd op energiesparen.be. Het overzicht bevat eveneens het aantal actieve verslaggevers. Regelmatig wordt een rapport met evoluties en uitgebreide analyses betreffende de energieprestatieregelgeving gepubliceerd. Het rapport bevat onder andere gemiddelde E- en K-peilen per jaar van aanvragen van de stedenbouwkundige vergunning, maar ook een analyse van de geometrieën van nieuwbouw, de toegepaste maatregelen en dergelijke meer. Inzake bestaande gebouwen: Voor de regelgeving met betrekking tot het EPC voor residentiële gebouwen en de regelgeving met betrekking tot het EPC voor publieke gebouwen werd een verschillende set van kerncijfers vastgelegd. Deze worden driemaandelijks geactualiseerd en gepubliceerd op www.energiesparen.be. Voor het EPC voor residentiële gebouwen worden volgende cijfers trimestrieel gepubliceerd: - het aantal erkende energiedeskundigen type A; - het aantal actieve energiedeskundigen type A; - per gemeente het gemiddeld kengetal en de mediaan per type woning, opgesplitst naar verkoop en verhuur Voor het EPC voor publieke gebouwen worden volgende cijfers trimestrieel gepubliceerd: - aantal geregistreerde energiedeskundigen, opgesplitst naar interne energiedeskundigen en energiedeskundigen type C; - per provincie het aantal certificaten per maand opgesplitst naar categorie (administratie, onderwijs, sport, welzijn, cultuur, politie en gerecht). 48
Planning 2014 Het VEA zal het periodiek rapporteren van de cijfergegevens verderzetten. 5.1.21. Het VEA zal een actieplan uitwerken en implementeren voor de kwaliteitsborging van de opleidingen tot energiedeskundige - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid actieplan - Prestatienorm: Het actieplan wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid evaluatienota over implementatie actieplan - Prestatienorm: Evaluatienota wordt uiterlijk op 30 juli 2013 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Evaluatierapport omtrent het centraal examen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid evaluatierapport
Prestatienorm Uiterlijk beschikbaar op 31 december 2014
Kader en stand van zaken Om meer kwaliteitsgaranties in te bouwen, werd een actieplan uitgewerkt voor de kwaliteitsborging van de opleidingen voor energiedeskundigen. Begin 2013 werd een aangepaste versie van de certificatiesoftware en het inspectieprotocol gelanceerd. Vanaf februari 2013 wordt maandelijks (behalve in juli en augustus) een centraal examen georganiseerd voor de kandidaat-energiedeskundigen type A en tweemaandelijks voor de kandidaat-energiedeskundigen type C. De examenresultaten werden statistisch geanalyseerd om enerzijds het examen zelf stelselmatig bij te sturen en om anderzijds de kwaliteit van de opleidingen te verbeteren. Planning 2014 In het kader van de evaluatie van de energieprestatiecertificatenregelgeving zal de mogelijkheid verder worden onderzocht om de bestaande energiedeskundigen, naar analogie met de nieuwe kandidaat-energiedeskundigen, een centraal examen te laten afleggen, met de nodige overgangsregeling en voldoende tijd om alle deskundigen de gelegenheid te geven aan dit examen deel te nemen. Budget 2014 Organisatiekosten centraal examen (250.000 euro).
49
5.1.22. Het VEA zal de aanvragen beoordelen die worden ingediend in het kader van de subsidieregeling voor energieconsulentenprojecten - Prestatie-indicator: Aantal aanvragen, beoordeeld binnen de termijn die daarvoor door de minister is vastgelegd in verhouding tot het aantal te beoordelen aanvragen - Prestatienorm: 100% Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsrapport nieuwe energieconsulentenprojecten
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsrapport
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Kader en stand van zaken Op 29 oktober 2010 keurde de Vlaamse Regering het besluit tot toekenning van steun aan energieconsulentenprojecten definitief goed. Een eerste oproep voor 2011 tot 2013 leidde tot het afsluiten van subsidieovereenkomsten voor de doelgroepen huishoudens, bouwprofessionals en bedrijven. In de Beleidsbrief Energie 2012-2013 is bepaald dat het VEA de wenselijkheid en haalbaarheid van de verderzetting van energieconsulentenprojecten na 2013 zou onderzoeken. Op basis van de evaluatie werd voorgesteld om: - De werking met energieconsulenten voor bedrijven, met uitzondering van landbouwbedrijven, na 2013 niet meer te coördineren en te subsidiëren vanuit het beleidsveld Energie maar de in de energieconsulentenprojecten opgedane ervaring van nut te maken via andere kanalen. - De werking met energieconsulenten voor de doelgroepen bouwprofessionals en huishoudens na 2013 te continueren door het lanceren van een nieuwe oproep. De Vlaamse Regering reserveerde voor de periode 2014 tot en met 2016 een budget van 2,35 miljoen euro in het Energiefonds voor de verderzetting van de werking met energieconsulenten (1,2 miljoen euro voor energieconsulenten voor gezinnen, 0,8 miljoen euro voor energieconsulenten voor bouwprofessionals en 0,35 miljoen euro voor energieconsulenten voor landbouwbedrijven). Op basis van een nieuwe oproep in het najaar van 2013 sloot de minister nog voor eind 2013 opnieuw een aantal subsidieovereenkomsten 2014-2016 voor energieconsulentenprojecten voor de doelgroepen huishoudens, landbouwbedrijven en bouwprofessionals. Elk energieconsulentenproject wordt opgevolgd door een begeleidingscomité dat door het VEA is samengesteld. De in de subsidieovereenkomsten opgenomen afspraken rond monitoring en rapportage laten toe dat het bereiken van de vastgelegde doelstellingen periodiek met voldoende detail kan worden gemeten. Planning 2014 Het VEA zal bij de semestriële opvolging van de nieuwe energieconsulentenprojecten nauwgezet toezien op het bereiken van de globale projectdoelstellingen en waar nodig bijsturen. 50
5.1.23. Het VEA zal het Energierenovatieprogramma 2020 uitvoeren en monitoren - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van uitvoerings- en monitoringrapport - Prestatienorm: Het eerste uitvoerings- en monitoringrapport wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het tweede uitvoerings- en monitoringrapport wordt uiterlijk op 31 december 2013 aan de minister bezorgd. Het derde uitvoerings- en monitoringrapport wordt uiterlijk op 31 december 2015 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Organiseren van stakeholderoverleg in verband met de concrete gevolgen die werden gegeven aan de aanbevelingen van de stakeholders
Prestatie-indicator Stakeholderoverlegvergade ringen
Prestatienorm Twee overlegvergaderingen in 2014
Kader en stand van zaken Bevorderen van energiebesparende maatregelen om de energiekosten te beperken bij eigenaars, huurders op de private markt en sociale huurders is een sleutelproject (en tevens vlaggenschipinitiatief) in uitvoering van het Regeerakkoord en ViA, doorbraak ‘Groen en dynamisch stedengewest’. De onderliggende projecten hebben een sterke link met de doorbraak Warme samenleving van ViA. Het Energierenovatieprogramma 2020 heeft als doelstelling dat elke Vlaming tegen 2020 een energiezuinige woning heeft die beschikt over minstens verbeterd dubbel glas, een geïsoleerd dak en een energiezuinige verwarmingsinstallatie. Om deze ambitieuze doelstelling waar te maken, is een coherente set van maatregelen nodig. Er werd al een kortetermijnactieplan uitgevoerd, met acties die snel konden worden geïmplementeerd. Dit was belangrijk om te mobiliseren en te tonen dat er concreet werk wordt van gemaakt. Er is een middellange termijnactieplan in uitvoering. Dit is nodig om de meer ingrijpende doelgroepgerichte (verhuurders, oudere eigenaars, lagere inkomens) ondersteunende maatregelen uit te werken en te implementeren. Er is ook een langetermijnactieplan nodig om de structurele maatregelen uit te werken die nodig zijn om de doelstellingen afdwingbaar te maken. De grote stijging van het aantal toegekende energiepremies vanaf 2009, laat vermoeden dat er een belangrijke stap is gezet in de richting van de ‘sense of urgency’ die nodig is om de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 te realiseren. In 2011 werd al een eerste concrete stap gezet naar de invoering van concrete verplichtingen in uitvoering van de intentie van de Vlaamse Regering om minimale eisen op het vlak van energieprestaties in de Vlaamse Wooncode op te nemen. Het VEA verzorgde de voorbereidende insteek vanuit het beleidsveld Energie. 51
In 2011 werden de bestaande premies geëvalueerd en gestroomlijnd, wat uitmondde in het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 dat vanaf 1 januari 2012 in werking is getreden. Inzake de fiscale uitgaven voor energiebesparing is in het institutioneel akkoord van de nieuwe federale regering opgenomen dat dit een materie wordt waarvoor de gewesten in de toekomst de exclusieve bevoegdheid zullen hebben. Vanaf 2012 werd er verder stakeholderoverleg gevoerd over de haalbaarheid van meer structurele en dwingende maatregelen. Verplichtingen opleggen voor de bestaande gebouwen is bijzonder complex en niet alle doelgroepen zijn in de mogelijkheid om de nodige investeringen te doen, soms is er zelfs geen technische mogelijkheid. Alle consequenties van dergelijke verplichtingen werden met de belangengroepen afgewogen. De uitdaging ligt hier vooral op het creëren van voldoende maatschappelijk draagvlak bij de doelgroep. In het kader van het Vlaams Mitigatieplan (zie 5.5.3) werd onderzocht op welke wijze de realisatie van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 kan worden versterkt. De voornaamste wijzigingen die werden doorgevoerd aan de REG-ODV met het wijzigingsbesluit van 29 november 2013 zijn: De maximumbedragen voor na-isolatiepremies (dak, muur, vloer en beglazing) worden geschrapt. De premies worden expliciet toegankelijk gemaakt voor externe investeerders in woningen en niet-woongebouwen. De warmtepomp- en zonneboilerpremie wordt nu ook toegekend voor woningen aangesloten op uiterlijk 31 december 2013 (voorheen was een aansluiting op het distributienet vereist voor 1 januari 2014). Voor niet-woongebouwen worden de premies voor warmtepompen en zonneboilers beperkt tot diezelfde datum (voorheen voor alle gebouwen). Er wordt een nieuwe combipremie ingevoerd die geldt als er tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in nieuwe ramen met hoogrendementsglas (ter vervanging van bestaande ramen) en in muurisolatie voor woningen. De beglazingspremie wordt dan verviervoudigd tegenover hetgeen tot nu toe werd toegekend. De E-peilpremie wordt aangepast aan het aanscherpingspad tot 2021. Er wordt een extra doelgroep toegevoegd voor zowel de energiescans als de sociale dakisolatieprojecten, nl. bescheiden huurwoningen (als het huurgeld minder dan 450 euro bedraagt - of 500 euro in bepaalde gemeenten). Voor de sociale dakisolatieprojecten, zie 5.3.1. Voor wat steun na audit betreft, wordt afgestapt van de verplichting dat de audit moet worden uitgevoerd door een energiedeskundige. De steun zelf wordt geüniformiseerd (naar 0,035 euro per bespaarde kWh primair en maximum 25.000 euro per project per jaar).
52
Planning 2014 Er zal in 2014 verder stakeholderoverleg worden gevoerd over de langetermijnvisie voor de grondige renovatie van woningen. De premie-uitgaven van de netbeheerders worden trimestrieel gemonitord. Op basis van de jaarlijkse detailrapportering in mei, controleert het VEA of de netbeheerders bij de premiebehandeling de opgelegde voorwaarden en regels respecteren en wordt de premieevolutie ten opzichte van het verleden afgeleid. De detailrapportering wordt eveneens gehanteerd als input voor de berekening van de energiebesparing gekoppeld aan de REGopenbaredienstverplichtingen, zoals die onder meer wordt gerapporteerd in het kader van de verschillende Europese richtlijnen. Budget 2014 Beleidsondersteunend onderzoek in kader van het Energierenovatieprogramma 2020 (100.000 euro). Uitbetaling compenserende vergoedingen aan de netbeheerders voor hun REGactieverplichtingen (37.550.000 euro voor de REG-premies en 6.000.000 euro voor de energiescans). Voor het budget van de sociale dakisolatieprojecten, zie punt 5.3.1. 5.1.24. Het VEA zal de REG-actieplannen en -rapporten elektriciteitsdistributienetbeheerders beoordelen
van
de
- Prestatie-indicator: Aantal plannen en rapporten die binnen de wettelijk vastgelegde termijn worden beoordeeld in verhouding tot het aantal ingediende plannen en rapporten - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Tot en met 2011 dienden onder deze operationele organisatiedoelstelling en in uitvoering van de toen geldende regelgeving zowel de REG-actieplannen als –rapporten (uitvoering actie- en resultaatsverplichtingen) van de elektriciteitsdistributienetbeheerders te worden beoordeeld door het VEA. Door een wijziging van het regelgevend kader vanaf 1 januari 2012 met een focus eerder op actieverplichtingen dan resultaatsverplichtingen door de netbeheerders, komt deze operationele organisatiedoelstelling uit de beheersovereenkomst deels te vervallen. Planning 2014 De operationele organisatiedoelstelling kreeg vanaf 2012 een beperkter karakter. Het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 voorziet enkel nog rapportering door de netbeheerders over hun actieverplichtingen. Het VEA is de centrale actor bij de implementatie en monitoring van de regelgeving inzake de REG-openbaredienstverplichtingen. Zie hiervoor de volgende organisatiedoelstelling inzake evaluatie van de REGopenbaredienstverplichtingen (5.1.25) en de organisatiedoelstellingen in verband met de bijdrage aan de beleidsvoorbereiding (5.5). 53
5.1.25. Het VEA zal een evaluatierapport aan de minister voorleggen over de REG-openbaredienstverplichtingen van de elektriciteitsdistributienetbeheerders - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van evaluatierapport - Prestatienorm: Het evaluatierapport wordt uiterlijk op 31 juli 2015 aan de minister bezorgd Kader en stand van zaken Door het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 werden de REGopenbaredienstverplichtingen grondig gewijzigd. Er zijn sinds 2012 geen resultaatgerichte doelstellingen meer, zodat alleen over ondernomen acties moet worden gerapporteerd. Tevens is in de nieuwe regelgeving geen wettelijke evaluatieverplichting meer voorzien.
5.1.26. Het VEA zal de premieaanvragen van de sociale verhuurkantoren beoordelen - Prestatie-indicator: Aantal volledige aanvragen beoordeeld binnen een termijn van maximaal 1 maand in verhouding tot het totaal aantal ingediende volledige aanvragen - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Sinds april 2009 loopt een subsidieregeling die energiebesparende investeringen (dakisolatie, hoogrendementsbeglazing en condensatieketels) in woningen verhuurd door SVK’s, voor 100% subsidieert. Initieel was daar een totale enveloppe van 10 miljoen euro voor uitgetrokken. Halfweg 2010 werd duidelijk dat het budget niet zou volstaan voor de 970 woningen die de SVK’s voor eind juni 2010 hadden aangemeld voor een aan de subsidieaanvraag voorafgaande woningscreening. Daarom werd in het kader van de begrotingscontrole 2011 een bijkomend budget van 2 miljoen euro voor het SVK-project uitgetrokken en werden de in aanmerking komende woningen beperkt tot de vermelde gescreende huurwoningen. Aangezien het aantal nieuwe aanvragen in het tweede trimester van 2012 grotendeels stilviel, werd beslist om in het Energiebesluit op te nemen dat vanaf 1 oktober 2012 geen nieuwe aanvragen meer behandeld zullen worden. De regeling doofde in oktober 2012 uit. Vanaf dan viel de behandeling van nieuwe subsidieaanvragen weg. Het VEA zorgt verder voor de uitvoering van de goedgekeurde aanvragen en de uitbetaling van de subsidie. 5.1.27. Het VEA zal op basis van de lijsten van de netbeheerders de uitbetalingsdossiers voor de Vlaamse dakisolatiepremie opmaken - Prestatie-indicator: Aantal uitbetalingsdossiers opgemaakt binnen 60 werkdagen na ontvangst van de lijst van de netbeheerder in verhouding tot het totaal aantal opgemaakt uitbetalingsdossiers - Prestatienorm: 100% 54
Kader en stand van zaken Het plaatsen van dak- of zoldervloerisolatie is de meest prioritaire energiebesparende investering van het Energierenovatieprogramma 2020. Het besluit van de Vlaamse Regering dat tot in 2011 een eigen Vlaamse dakisolatiepremie invoerde, werd op 19 december 2008 definitief goedgekeurd en trad op 1 januari 2009 in werking. De toekenningsvoorwaarden waren identiek aan deze van de premie voor dakisolatie van de elektriciteitsdistributienetbeheerder. Er werd wel een bijkomende voorwaarde opgelegd inzake minimale geïsoleerde dakoppervlakte, namelijk 40m². Sinds het begin van de premieregeling tot en met eind 2012 ontving het Vlaams Energieagentschap ongeveer 210.000 aanvraagdossiers, goed voor zo’n 96,23 miljoen euro aan Vlaamse dakisolatiepremies. Op 23 september 2011 besliste de Vlaamse Regering om de energiepremies te hervormen. De Vlaamse dakisolatiepremie wordt vanaf 2012 geïntegreerd in de premie die door de netbeheerder wordt gegeven. 5.1.28. Het VEA zal de aanvragen van bedrijven voor een verhoogde investeringsaftrek voor energie-investeringen beoordelen - Prestatie-indicator: Beoordelingstermijn van de aanvragen die volledig zijn - Prestatienorm: Minstens 90% van de volledige aanvragen is maximaal 60 werkdagen in behandeling. De maximale behandelingstermijn van een volledige aanvraag bedraagt 100 werkdagen Kader en stand van zaken Artikel 69 van het Wetboek Inkomstenbelastingen (W.I.B.) biedt bedrijven de mogelijkheid hun belastbare winst te verminderen met een verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen. De aftrek wordt verricht op de winst van het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk de activa zijn verkregen of tot stand zijn gebracht. Voor de energiebesparende investeringen uitgevoerd tijdens het belastbaar tijdperk dat aan aanslagjaar 2013 (inkomsten 2012) verbonden was, gold er een verhoogde aftrek van 14,5%. De fiscale wetgeving is een federale bevoegdheid. De lijst met categorieën van in aanmerking komende investeringen kan worden aangepast na advies van een technische werkgroep binnen ENOVER. Het percentage van de verhoogde investeringsaftrek wordt jaarlijks eind februari gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het VEA levert het attest af dat bij de belastingsaangifte moet worden gevoegd. De aanvraag moet uiterlijk 3 maanden na het afsluiten van het boekjaar bij het VEA worden ingediend. De meeste aanvragen worden in de laatste week van de maand maart ingediend.
55
In het kader van de dossierbehandeling worden door het Vlaams Energieagentschap de volgende deelactiviteiten uitgevoerd: - begeleiding van bedrijven bij de voorbereiding van complexere dossiers; - technische evaluatie van de ingediende dossiers; - opmaak van de attesten en bijhorende briefwisseling; - beheer van een databank voor de opmaak van allerhande statistieken (energiebesparing, investeringsbedragen, …); - overleg met de andere gewesten en de federale overheid in het kader van de adviesverlening aan de federale overheid met betrekking tot de categorieën van in aanmerking komende investeringen. Vanaf maart 2010 heeft het VEA de dossierbehandeling geautomatiseerd. Het agentschap heeft zelf een webapplicatie ontwikkeld die zorgt voor een elektronische indiening van het basisdossier waardoor de administratieve verwerking van de dossiers efficiënter kan verlopen. Planning 2014 Het VEA zal in 2014 de werkzaamheden van de technische ENOVER-werkgroep verder opvolgen en, indien nodig, input leveren voor een aanpassing van de lijst. 5.1.29. Het VEA zal de energieplannen en energiestudies in het kader van het besluit Energieplanning beoordelen - Prestatie-indicator: Aantal plannen en studies die binnen de adviestermijn worden beoordeeld in verhouding tot het aantal ingediende plannen en studies - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Sinds 2004 legt de VLAREM-wetgeving eisen inzake energie-efficiëntie op aan inrichtingen met een totaal jaarlijks primair energieverbruik van minstens 0,1 PJ. Dit gebeurt via het besluit Energieplanning. Het besluit Energieplanning is in werking getreden op 14 oktober 2004. Belangrijk in dit besluit is het onderscheid tussen (de procedure en behandeling van) de energieplannen en energiestudies. Een energiestudie moet bij de vergunningsaanvraag gevoegd worden (voor nieuwe inrichtingen met een jaarlijks energieverbruik van minstens 0,1 PJ en veranderingen aan inrichtingen met een jaarlijks energieverbruik van minstens 0,1 PJ). De energiestudie moet aantonen dat de betrokken inrichting op een energie-efficiënte wijze zal worden geëxploiteerd. Het VEA beoordeelt de ingediende energiestudies binnen de vergunningsprocedure. Een bestaande inrichting met een jaarlijks energieverbruik van minstens 0,1 PJ moet bij de aanvraag tot hernieuwing van de milieuvergunning een energieplan voegen. Het VEA beoordeelt deze plannen binnen de vergunningsprocedure. Een (bestaande) inrichting met een 56
jaarlijks energieverbruik van meer dan 0,5 PJ moet sinds 1 juli 2005 in het bezit zijn van een conform verklaard energieplan (onafhankelijk van een milieuvergunningsprocedure). De conformverklaring van deze energieplannen gebeurt door het VEA. Deze plannen moeten om de 4 jaar worden geactualiseerd. De energiestudies en de energieplannen moeten energiedeskundige die aanvaard is door het VEA.
worden
opgesteld
door
een
Op jaarbasis worden een 30-tal energiedeskundigen aanvaard. Er worden tevens een 30-tal energiestudies en een 10-tal energieplannen beoordeeld in het kader van de milieuvergunningsprocedure. Planning 2014 De wettelijk vastgelegde behandelingstermijnen zullen worden gerespecteerd. 5.1.30. Het VEA zal het departement LNE adviseren over de dossiers in het kader van het thema energie van de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten en de provincies - Prestatie-indicator: Aantal dossiers waarvoor binnen de door het departement gestelde termijn advies wordt verleend in verhouding tot het aantal ingediende dossiers - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken De huidige samenwerkingsovereenkomst (SO) loopt over de periode 2008-2013. De Vlaamse Regering heeft in 2013 beslist de SO niet te verlengen. Planning 2014 Het VEA zal de dossierbehandeling binnen de gestelde behandelingstermijnen blijven verzorgen tot beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst.
57
5.2. Het VEA wil Europese en Vlaamse beleidsmaatregelen inzake de bevordering van milieuvriendelijke energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling kwaliteitsvol en efficiënt implementeren om de Europese kwantitatieve doelstellingen voor 2020 te behalen en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs - Effectindicator: Evolutie van de milieuvriendelijke energieproductie - Streefnorm: De milieuvriendelijke energieproductie evolueert conform de doelstellingen zoals door de Vlaamse Regering vooropgesteld in het kader van de Europese richtlijnen 5.2.1.
Het VEA zal een beleidskader uitwerken om de duurzame inzet van vaste en gasvormige biomassa voor energieproductie te realiseren
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van het ontwerp van regelgevend kader voor de duurzame inzet van biomassa - Prestatienorm: Het ontwerp van regelgevend kader wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsnota over beleidsinitiatieven op Europees niveau
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsnota
Prestatienorm Uiterlijk 30 juni 2014
Kader en stand van zaken Om een duurzaam gebruik van biomassa te garanderen, zijn duurzaamheidscriteria belangrijk. De Europese richtlijn legt duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa op. Deze criteria zijn omgezet in een regelgevend kader voor het Vlaamse Gewest. Europa legt geen bindende duurzaamheidscriteria op voor gasvormige en vaste biomassa. Het Vlaamse Gewest is hier echter wel voorstander van. In januari 2012 heeft de Europese Commissie een informeel overleg met de lidstaten georganiseerd om de standpunten voor en tegen geharmoniseerde duurzaamheidscriteria op Europees niveau nog eens duidelijk te stellen. De verdere uitwerking van de duurzaamheidscriteria voor gasvormige en vaste biomassa zal in eerste instantie moeten afgelijnd worden op de inhoud van de aangekondigde communicatie hierover van de Europese Commissie. Deze mededeling wordt verwacht in januari 2014.
58
Planning 2014 Vanaf 2014 zal het VEA de opvolging van het Europese Biograce II-project van de VREG overnemen. In het kader van de voorbereiding van dit project zal het VEA meewerken aan de concrete implementatie van de duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa. 5.2.2.
Het VEA zal een voorstel voor een verplicht minimumaandeel hernieuwbare energie in gebouwvoorschriften voorbereiden
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering - Prestatienorm: Het ontwerp van besluit wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling MB met algemene haalbaarheidsstudie voor gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte kleiner dan 1000 m²
Prestatie-indicator Ontwerp-MB met algemene haalbaarheidsstudie
Prestatienorm Uiterlijk 30 april 2014
Kader en stand van zaken De Europese richtlijn van 23 april 2009 ter bevordering van de toepassing van hernieuwbare energiebronnen bepaalt dat de lidstaten tegen 2015 bindende doelstellingen inzake een minimumniveau van energie uit hernieuwbare energiebronnen in nieuwe en gerenoveerde gebouwen moeten opleggen. Via de bouwvoorschriften moeten de lidstaten ook stimulansen voorzien voor hernieuwbare energiebronnen die bepaalde efficiëntieniveaus bereiken. Een beleidsvoorbereidende studie is in 2010 uitgevoerd om na te gaan wat de impact is van een minimumaandeel van hernieuwbare energiebronnen in de energievoorziening van nieuwe gebouwen. Daarbij werd ook de praktische uitvoerbaarheid onderzocht en hoe dit minimumaandeel kan berekend worden, maximaal rekening houdend met de bestaande EPBrekenmethodes. In 2011 werd een stakeholderoverleg georganiseerd waarop de conclusies van deze studie samen met de situatie in enkele buurlanden werden gepresenteerd, de stakeholders werden bevraagd en hun visies en meningen werden geïnventariseerd. Op basis van de conclusies uit de beleidsvoorbereidende studie en het stakeholderoverleg, werd in 2012 een wijzigingsbesluit uitgewerkt om het minimumaandeel hernieuwbare energie in de energieprestatieregelgeving te verankeren. Dit besluit werd in september 2012 definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Er werd door het VEA een analyse gemaakt van de nodige aanpassingen in de EPB-software Vlaanderen. Tevens werd een communicatieplan opgesteld. Het verplicht minimumaandeel hernieuwbare energie in woningen zal vanaf 1 januari 2014 worden ingevoerd. 59
Planning 2014 Het VEA zal de concrete implementatie van het verplicht minimumaandeel hernieuwbare energie vanaf 1 januari 2014 opvolgen. Wanneer concrete implementatieproblemen worden vastgesteld, zullen gepaste remediërende maatregelen worden uitgewerkt. Het besluit van de Vlaamse Regering voorziet dat aan de verplichting inzake minimumaandeel hernieuwbare energie kan worden voldaan door het participeren in een hernieuwbaar energieproject in de provincie. Het VEA zal deze optie in 2014 verder concreet uitwerken. Via een ministerieel besluit zal in 2014 ook een algemene haalbaarheidsstudie worden uitgevaardigd voor gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte kleiner dan 1000m². 5.2.3.
Het VEA zal in overleg met de andere gewesten en de federale overheid een voorstel voor een kwalificatieregeling tot bewaking van de opleidingen voor installateurs kleinschalige hernieuwbare-energieinstallaties uitwerken
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van het ontwerp van beleidskader - Prestatienorm: Het ontwerp van beleidskader wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsnota implementatie beleidskader voor de certificatie van installateurs hernieuwbare energie
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsnota
Prestatienorm Uiterlijk 31december 2014
Kader en stand van zaken De Europese richtlijn hernieuwbare energie (2009/28/EG) verplicht de lidstaten om tegen 31 december 2012 een kwaliteitsregeling uit te werken voor installateurs van kleinschalige energiesystemen. Meer bepaald gaat het om kleinschalige warmwater- en verwarmingsketels op biomassa, fotovoltaïsche en thermische systemen op zonne-energie en ondiepe geothermische systemen en warmtepompen. Voor de certificering van kleinschalige installateurs hernieuwbare energie werd in 2011 in samenwerking met de andere gewesten het algemeen kader uitgewerkt voor de kwalificatieregeling. Het wijzigingsbesluit werd op 19 juli 2013 definitief goedgekeurd. In december 2013 werd aan de Raad van State een voorstel van ministerieel besluit bezorgd waarin verdere uitvoeringsbepalingen worden geregeld.
60
Via gezamenlijke overheidsopdrachten in samenwerking met de andere twee gewesten werd in 2013 de inhoud en de pedagogische ondersteuning voor de opleidingen voor zes verschillende categorieën hernieuwbare energie gerealiseerd. In juni 2013 werden aan de opleidingsinstellingen en de sectororganisaties de erkennings- en certificeringsprocedure, de inhoud en de pedagogische ondersteuning voorgesteld. Bij het vragen naar interesse om de desbetreffende opleidingen aan te bieden reageerden een 10-tal opleidingsinstellingen positief en gaven er meerdere aan in 2014 te willen starten met het aanbieden van een of meer van de zes opleidingen. Via een gezamenlijke overheidsopdracht in samenwerking met de twee andere gewesten, werd RESCert (een tijdelijke vereniging bestaande uit Quest, BCCA en Blue Planet and Conculting) aangeduid als certificeringsorgaan, dat zal instaan voor het beheer en het uitreiken van de verschillende categorieën certificaten. Vanaf eind 2013 is de certificatieprocedure operationeel. De accreditatie van deze organisatie wordt geregeld in het ministerieel besluit. Planning 2014 In 2014 zal de certificatieregeling voor installateurs hernieuwbare energie effectief worden geïmplementeerd. In 2014 zullen verschillende opleidingsinstellingen de opleidingen aanbieden die leiden tot gecertificeerde installateurs in een specifieke categorie hernieuwbare energie. Het certificeringsorgaan zal operationeel worden en installateurs die aan de voorwaarden voldoen, zullen hun certificaat kunnen verkrijgen. In samenwerking met de verschillende stakeholders zal communicatie worden gevoerd om de kwaliteitssystemen te promoten specifiek gericht naar de verschillende doelgroepen, onder andere de vormingscentra, de installateurs en de consumenten. Budget 2014 Ondersteuning implementatie certificatieregeling van installateurs hernieuwbare energie (90.000 euro) 5.2.4.
Het VEA wil het Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020 mee uitvoeren, monitoren en indien nodig aanvullende initiatieven voorstellen om te voldoen aan de tussentijdse doelstellingen van richtlijn 2009/28/EG
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van voortgangsrapport - Prestatienorm: Het eerste voortgangsrapport wordt uiterlijk op 31 juli 2011 aan de minister bezorgd. Het tweede voortgangsrapport wordt uiterlijk op 31 december 2012 aan de minister bezorgd. Het derde voortgangsrapport wordt uiterlijk op 31 december 2014 aan de minister bezorgd. De concrete actiepunten die het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: 61
Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak van Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020/2050
Prestatie-indicator Beschikbaarheid van Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020/2050
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsnota implementatie steunregeling groene warmte
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsnota
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Kader en stand van zaken Het implementeren van de bepalingen van de Europese richtlijn inzake hernieuwbare energie voor wat betreft de gewestelijke energiebevoegdheden is een sleutelproject in uitvoering van het Regeerakkoord en ViA, doorbraak Groen en dynamisch stedengewest. De onderhandelingen over de intra-Belgische lastenverdeling van de hernieuwbare energiedoelstelling 2020 zullen naar verwachting begin 2014 worden afgerond. In het kader van het actieplan groene warmte is door de Vlaamse Regering in 2013 een ondersteuningsmechanisme voor grote installaties voor groenewarmteproductie definitief goedgekeurd. Om de realisatie van de doelstelling inzake hernieuwbare energie mogelijk te maken, is een sterke groei van groene warmte uit biomassa nodig. Via een call zullen bedrijven met een project van meer dan 1 MW een aanvraag kunnen indienen. Planning 2014 Om de Vlaamse doelstelling hernieuwbare energie tegen 2020 te kunnen realiseren, zal tegen eind 2014 een Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020/2050 worden gefinaliseerd en aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. Vervolgens zal een geactualiseerde versie van het nationaal actieplan aan de Europese Commissie worden bezorgd. Het VEA zal in 2014 instaan voor de concrete implementatie van het ondersteuningssysteem voor grootschalige investeringen in groene warmte, o.a. het lanceren van twee calls. Budget 2014 Ondersteuningsregeling voor grootschalige groenewarmteprojecten (4.472.000 euro).
62
5.2.5.
Het VEA voert doorlopend overleg en monitort de ontwikkeling van technieken en omgevingsvoorwaarden om aan de minister regelmatig een evaluatie van de onrendabele toppen inzake hernieuwbare energie en WKK te kunnen voorleggen
Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van de evaluatie Prestatienorm: Het eerste evaluatierapport wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het tweede evaluatierapport wordt uiterlijk op 31 juli 2015 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Rapporten in kader van nieuw beleidskader voor de ondersteuning van milieuvriendelijke energieproductie (groene stroom en WKK)
Prestatie-indicator Beschikbaarheid rapporten voor minister
Prestatienorm Uiterlijk op 30 juni 2014 en 31 december 2014
Kader en stand van zaken Op 6 juli 2012 keurde het Vlaams Parlement de hervorming van de steunmechanismen voor milieuvriendelijke energie goed. Deze wijziging heeft tot doel: - meer groenestroomproductie te realiseren in Vlaanderen; - de kostprijs per opgewerkte groene stroom fors in te perken; - de investeerders in groene energie maximale zekerheid te bieden; - de kosten van het steunmechanisme correct te spreiden over alle verbruikers. Vlaanderen trekt haar doelstelling voor groene stroom met deze hervorming op van 13% naar 20,5% van de certificaatplichtige leveringen voor 2020. Om de kostprijs van het steunsysteem beter te beheersen en op te volgen, wordt de steun voor groene stroom afgestemd op het juiste niveau door het toe te kennen aantal certificaten hierop af te stemmen. Tevens wordt de ondersteuning afgestemd op de afschrijvingsperiode van een installatie. Het VEA zal het ganse ondersteuningssysteem permanent evalueren en er komt een permanente afstemming op de reële nood. Voor de investeerders in groene stroom wordt door het optrekken van de doelstellingen voor Vlaanderen, gekoppeld aan een juist steunniveau in functie van de technologie, een grotere zekerheid gecreëerd. Tot slot zorgt een verbeterde spreiding van de kosten van het steunmechanisme over alle gebruikers voor minder druk op gezinnen en kleine KMO’s en wordt tevens rekening gehouden met de internationale concurrentiepositie van onze grote bedrijven waar de energiefactuur een belangrijk element in deze concurrentiepositie is. Dit evenwel in functie van hun bijdrage tot energie-efficiëntie. Op 21 december 2012 is een wijziging van het Energiebesluit goedgekeurd die verder uitvoering geeft aan deze hervorming. Zo zijn onder meer de te ondersteunen projectcategorieën vastgesteld en de procedures, de berekeningsmethodiek en de verschillende noodzakelijke parameters voor het bepalen van het steunniveau. Ook de taken van het VEA zijn met dit besluit verder geconcretiseerd. 63
Het vernieuwde steunmechanisme voor groene stroom in Vlaanderen ging in 2013 van kracht. De in het besluit vastgelegde modaliteiten voor dit nieuwe ondersteuningskader zijn in 2013 operationeel gemaakt. Eind 2012 en begin 2013, alsook midden 2013 en eind 2013 werden de onrendabele toppen en bijhorende bandingfactoren berekend, respectievelijk voor nieuwe en lopende projecten met een startdatum in 2013 en met een startdatum in 2014. De ontwerprapporten werden eerst voorgelegd aan de stakeholders. Voor projecten met een strategisch belang worden - overeenkomstig het Energiebesluit – door het VEA projectspecifieke berekeningen gemaakt en ter validatie aan de minister voorgelegd. Het gaat hem hierbij om een tweetraps-procedure met een de berekening van een voorlopige en een definitieve projectspecifieke bandingfactor. In 2013 werden drie zo’n procedures opgestart, waarvan twee reeds aanleiding gaven tot de uiteindelijke publicatie van een ministerieel besluit voor de vastlegging van een voorlopige bandingfactor. Tevens werd een evaluatie van de quota- en productiedoelstellingen opgemaakt ter evaluatie en monitoring van de ondersteuningsmechanismen. Daaraan verbonden is een bruto binnenlandse groenestroomproductie vooropgesteld met indicatieve subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron. Eind 2013 heeft het VEA ook een marktanalyse uitgevoerd met betrekking tot de twee projecten waarvoor ze reeds een voorlopige projectspecifieke onrendabele top had berekend. Gezien de samenhang tussen de evaluatie van de quota, het bepalen van de subdoelstellingen en het marktanalyserapport, werden deze gebundeld en tegelijk met de rapporten voor de bepaling van de bandingfactoren aan de minister overgemaakt. Met de wijziging in het Energiedecreet in 2012 werd ook de eindigheid van de steun ingevoerd voor bestaande installaties. In dit kader wordt sindsdien door het VEA de verlengingsaanvragen voor installaties met een startdatum voor 1 januari 2013 beoordeeld. Er bestaan twee zulke verlengingsmogelijkheden: één op basis van vollasturen, de andere op basis van een projectspecifieke onrendabele top. Planning 2014 In 2014 zal het VEA verder het stakeholderoverleg met betrekking tot de ondersteuningsmechanismen verbreden en verdiepen. In dit kader zal ze onder meer proactief communiceren omtrent de concrete toepassing van de regels met betrekking tot de steunberekening voor alle installaties (startdatum vóór en na 1 januari 2013). Op deze wijze wenst het VEA de investeringszekerheid te verhogen door bestaande onzekerheden weg te nemen. Er zullen opnieuw twee rapporten voor de berekening en actualisering van de bandingfactoren opgesteld worden, respectievelijk voor 30 juni en 31 december 2014. Er zullen ook twee evaluatiemomenten ingepland worden voor de quota, de subdoelstellingen en de marktanalyse met betrekking tot de projectspecifieke berekeningen, die vanwege de samenhang op hetzelfde ogenblik als de rapporten voor de onrendabeletoppen-berekening aan de minister zullen worden overgemaakt. 64
5.2.6.
Het VEA zal de realisatie van de doelstellingen voor warmtekrachtkoppeling in het Vlaamse Gewest monitoren en indien nodig aanvullende initiatieven voorstellen
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van WKK-rapport - Prestatienorm: Het eerste WKK-rapport wordt uiterlijk op 31 juli 2011 aan de minister bezorgd. Het tweede WKK-rapport wordt uiterlijk op 31 december 2013 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak opvolgingsnota voor Warmteplan Vlaanderen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsnota
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Kader en stand van zaken Om de investeringen in WKK voor ondernemingen aantrekkelijker te maken, heeft de Vlaamse Regering een financiële ondersteuningsregeling ingevoerd via het systeem van warmtekrachtcertificaten. Dit ondersteuningssysteem werd in 2012 bijgestuurd (zie 5.2.5). Planning 2014 De nieuwe Europese richtlijn over energie-efficiëntie voorziet dat de lidstaten een Warmteplan moeten opstellen om o.a. het potentieel aan kwalitatieve WKK vast te stellen. Het VEA zal in 2014 verder werk maken van de conceptuele uitwerking van een Vlaams Warmteplan. 5.2.7.
Het VEA zal voor de gewestelijke energiebevoegdheden de vereiste input leveren om te voldoen aan de evaluatieen rapporteringsverplichtingen voorgeschreven door de Europese richtlijnen inzake hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling
- Prestatie-indicator: Aantal binnen de wettelijke termijnen uitgevoerde verplichtingen in verhouding tot het totaal aantal verplichtingen - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Eind 2011 werd het WKK-rapport aan de Europese Commissie bezorgd. Het tweede voortgangsrapport van het nationaal actieplan hernieuwbare energie werd in december 2013 aan de Europese Commissie bezorgd.
65
Planning 2014 Pas tegen eind april 2015 moet er een eerste WKK-rapportering aan de Europese Commissie worden bezorgd in het kader van de nieuwe richtlijn energie-efficiëntie (zie 5.1.1). 5.2.8.
Het VEA zal de werkprogramma’s monitoren van de vzw’s met een werkingssubsidie (Cogen, ODE, Biogas-E, Quest)
- Prestatie-indicator:Beschikbaarheid van de adviezen over de ingediende werkprogramma’s voor het jaar N+1 - Prestatienorm: Adviezen worden binnen 20 werkdagen na ontvangst van de werkprogramma’s via de Inspectie van Financiën, naar de minister gestuurd. Kader en stand van zaken Verschillende verenigingen vormen het contactpunt voor overleg met de sectoren, ondersteunen de realisatie van de Vlaamse beleidsdoelstellingen inzake milieuvriendelijke energieproductie en worden hiervoor structureel ondersteund met een werkingssubsidie: - ODE Vlaanderen (hernieuwbare energie). - Cogen Vlaanderen (warmtekrachtkoppeling). - Biogas-E (vergisting). - Quest (kwaliteitscentrum). Het VEA legt de prioriteiten vast in de jaarlijkse werkprogramma’s en volgt de werkzaamheden van deze vzw’s op via stuurgroepen, de overlegplatformen en bilaterale vergaderingen. Budget 2014 Werkingssubsidie ODE (90.000 euro). Werkingssubsidie Cogen (134.000 euro). Werkingssubsidie Biogas-E (90.000 euro). 5.2.9.
Het VEA zal de werkzaamheden van de Interdepartementale Windwerkgroep organiseren en coördineren tot implementatie van de omzendbrief windenergie
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van adviezen Windwerkgroep in verhouding tot het aantal gevraagde adviezen - Prestatienorm: 100% Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak opvolgingsnota uitvoering quaterconceptnota Vlaamse Regering
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsnota
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
66
Kader en stand van zaken Vlaanderen heeft een potentieel van 1064 MW windenergie tegen 2020. De praktijkervaring binnen de Interdepartementale Windwerkgroep geeft aan dat ondanks de positieve beoordeling de effectieve realisatie van windturbineprojecten achterblijft voornamelijk in de havengebieden. De Vlaamse Regering besliste daarom in juli 2011 enerzijds de werking van de Windwerkgroep verder te versterken door: het verder uitbreiden van de betrokken administraties in de adviesverlening; het opnemen in secundaire orde van een aantal beoordelingsaspecten die een breed gedragen ontwikkeling van windturbines moet bevorderen. Daarnaast werd aan de Windwerkgroep de opdracht gegeven de in het verleden positief geadviseerde maar nog niet gerealiseerde projecten te gaan herevalueren en een faciliterend advies uit te brengen. Parallel dient de Windwerkgroep voor wat de havengebieden betreft, het potentieel te inventariseren en na te gaan op welke vlakken de Vlaamse overheid faciliterend kan optreden. Planning 2014 Het VEA zal als voorzitter van de Interdepartementale Windwerkgroep de uitvoering van het plan van aanpak voor de verschillende deelopdrachten uit de conceptnota van de Vlaamse Regering verder coördineren. Binnen de opdracht rond het faciliteren bij positief beoordeelde maar niet gerealiseerde projecten zal de Windwerkgroep: de vergunningsstatus van deze projecten nagaan; een analyse opmaken van de mogelijke knelpunten binnen de beide vergunningsprocedures; een facilitatienota opmaken. 5.2.10. Het VEA zal de subsidieaanvragen beoordelen in het kader van de demonstratieprojecten bij openbare besturen en vzw’s (micro-WKK en warmtepompen) - Prestatie-indicator: Aantal behandelde aanvragen binnen de beoordelingstermijn van maximaal 2 maanden na het afsluiten van de call in verhouding tot het aantal ingediende aanvragen - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 (geïntegreerd in artikel 7.2.1 en verder van het Energiebesluit van 19 november 2010) voorziet in de toekenning van een subsidie voor de plaatsing van micro-WKK’s en warmtepompen door niet-commerciële instellingen en publiekrechterlijke rechtspersonen. 67
Voor deze subsidieregeling werd voor 2009 en 2010 telkens een budget van maximum 200.000 euro per kalenderjaar voorzien, toegekend via een call-systeem met halfjaarlijkse oproepen. Deze steun diende als demonstratiefase om, in combinatie met een sensibiliserings- en informatiecampagne, de bekendheid van beide technieken te verbeteren. De evaluatie die na de call van medio 2010 werd gemaakt, toonde aan dat dit programma een groot succes was en zijn doelstellingen ruimschoots heeft ingevuld. De totaal aangevraagde steun in 2010 overtrof het voorziene budget. In totaal werden 21 projecten goedgekeurd, waaronder 5 micro-WKK’s en 16 warmtepompen. Eind 2010 werd beslist deze subsidieregeling op te schorten. 5.2.11. Het VEA zal een marktintroductieplan voor micro-WKK-installaties voorbereiden - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van het marktintroductieplan - Prestatienorm: Marktintroductieplan wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsnota inzake de uitvoering van het actieplan micro-WKK
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsnota
Prestatienorm Uiterlijk 31 oktober 2014
Kader en stand van zaken Het VEA stelde in 2011 een opportuniteitstoets op inzake de uitwerking van een Vlaams marktintroductieplan voor micro-WKK. De toets concludeerde dat het momenteel nog niet aangewezen is om onmiddellijk te kiezen voor grootschalige marktintroductie maar in eerste instantie de ondersteuning te beperken tot niet-woongebouwen en initiatieven te nemen die de verbreding van de volledige markt (woongebouwen en niet-woongebouwen) ondersteunen. Het VEA en de VREG (die laatste voor het onderdeel aansluitingsaspecten) hebben hiervoor eind 2011 concrete acties voorgesteld. In navolging van de opportuniteitstoets inzake een Vlaams marktintroductieplan voor micro-WKK, werd in 2012 extra ingezet op kennisverspreiding omtrent micro-WKK. Daarnaast werd opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een snelle-screening-tool voor micro-WKK en werd voorzien in de monitoring van een aantal huishoudelijke micro-WKK’s. In november 2013 werd een eerste call voor de toepassing van micro-WKK in de sociale huisvestingssector gelanceerd. Planning 2014 Een gedegen opvolging en evaluatie van bestaande en nieuwe projecten moet toestaan om met het beleid te blijven inspelen op de noden en opportuniteiten van deze markt. Afhankelijk van 68
het succes van de call die eind 2013 werd gelanceerd, zal in 2014 opnieuw een call worden voorbereid. Budget 2014 Demonstratieprojecten (200.000 euro)
69
5.3. Het VEA wil de Vlaamse beleidsmaatregelen ter bestrijding van energiearmoede kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs - Effectindicator: Evolutie energiebesparende investeringen in woningen van kansarmen - Streefnorm: Toename van jaarlijks gemiddeld aantal energiebesparende investeringen in woningen van kansarmen over 2011-2014 in vergelijking tot 2010 5.3.1.
Het VEA zal een voorstel uitwerken voor de financiële ondersteuning van sociale dakisolatieprojecten
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van voorstel - Prestatienorm: Het voorstel wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsrapport inzake implementatie van sociale dakisolatieprojecten als REG-ODV
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsrapport
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Kader en stand van zaken Ondanks de beschikbaarheid van premiestelsels en fiscale voordelen hinkt de Vlaamse huurmarkt serieus achterop op vlak van energetische renovatie van woningen. Een recente studie van het Steunpunt Ruimte en Wonen heeft nog aangegeven dat de isolatie-index van private woningen gemiddeld veel lager ligt dan eigendomswoningen en sociale huurwoningen. Het Regeerakkoord stelt: “Ook kansarmen moeten kunnen genieten van kostprijsverlagende aanbiedingen. We brengen van overheidswege zelf energiebesparingsinvesteringen aan bij kansarme gezinnen.”. Sinds half 2009 werden vanuit de praktijk en onder impuls van het VEA verschillende initiatieven uitgewerkt om op de huurmarkt via collectieve methodieken die bestaande drempels neutraliseren, toch resultaten te boeken. Op 23 september 2011 keurde de Vlaamse Regering de nieuwe regeling voor de openbaredienstverplichting met betrekking tot het rationeel energiegebruik definitief goed. Die legt de netbeheerders de actieverplichting op om vanaf 2012 de planning en de uitvoering van dak- of zoldervloerisolatie in private huurwoningen structureel te ondersteunen bij welomschreven categorieën van kwetsbare huurders. Voor deze sociale projecten wordt beroep gedaan op projectpromotoren die per projectwoning kunnen rekenen op een tussenkomst bij de netbeheerder van 23 euro per m² geplaatste dak- of zoldervloerisolatie. De steun wordt niet in de energiefactuur van de consument doorgerekend, maar wordt vanuit de Vlaamse begroting vergoed aan de netbeheerder. Via een continue 70
campagne stimuleert het VEA de doorverwijzers en het doelpubliek om gebruik te maken van de maatregel. In juli 2012 besliste de Vlaamse Regering al om de doelgroep uit te breiden met alle huishoudens met een actieve budgetmeter. De Vlaamse Regering heeft eind 2013 haar definitieve goedkeuring gehecht aan de uitbreiding van de doelgroep voor de gratis dakisolatie naar verhuurders van woningen met een bescheiden huurprijs (maximaal 450 euro (voor centrumsteden maximaal 500 euro), zie 5.1.23. Planning 2014 Naast continue inspanningen op vlak van sensibilisering, zal het VEA samen met de netbeheerders en andere actoren zoeken naar manieren om de in aanmerking komende doelgroepen gerichter te bereiken met als doel de benutting van de maatregel te maximaliseren. Een belangrijk punt daarbij is het met respect voor de bescherming van de privacy organiseren van gegevensstromen tussen de netbeheerders en de uitvoerders. Budget 2014 Uitbetaling van compenserende vergoedingen aan de netbeheerders actieverplichtingen inzake de sociale dakisolatieprojecten (6 miljoen euro). 5.3.2.
voor
hun
Het VEA zal regelmatig een evaluatie voorleggen aan de minister over de sociale openbaredienstverplichtingen van de distributienetbeheerders
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van de evaluatie - Prestatienorm: De eerste evaluatie wordt uiterlijk op 30 september 2011 aan de minister bezorgd. De tweede evaluatie wordt uiterlijk op 31 december 2014 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsrapport inzake openbaredienstverplichtingen
sociale
Prestatie-indicator Beschikbaarheid rapport
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2014
Kader en stand van zaken Het verbeteren van de effectiviteit en efficiëntie van de bestaande sociale openbaredienstverplichtingen is een sleutelproject in uitvoering van het Regeerakkoord en ViA, doorbraak ‘Groen en dynamisch stedengewest’. De onderliggende projecten interageren ook met de doorbraak Warme samenleving. Zoals bepaald in het regeerakkoord evalueerden het VEA en de VREG in 2011 de effectiviteit en de efficiëntie van de bestaande sociale openbaredienstverplichtingen.
71
Op 7 september 2012 keurde de Vlaamse Regering op basis van de aanbevelingen uit de evaluatie maatregelen goed die de bescherming verruimen en inzetten op het vermijden van de opbouw van energieschulden. De maatregelen focussen op de volgende doelstellingen: - het verbeteren van de dienstverlening van leveranciers; - het faciliteren van de terugkeer van klanten die de netbeheerder belevert naar de voordeligere commerciële markt; - het maximaal vermijden van de afsluiting van de toevoer van elektriciteit en aardgas; - het optimaliseren van de sociale statistieken. Eén van de speerpunten was het wettelijk vastleggen dat een leverancier een huishoudelijke afnemer slechts mag weigeren op basis van een beperkt aantal weigeringsgronden. Verder worden klanten wiens leveringscontract door de leverancier wordt opgezegd, zowel door hun leverancier als door de netbeheerder proactief gesensibiliseerd om zo snel mogelijk een nieuwe leverancier te vinden op de commerciële markt, gezien ze daar een stuk voordeliger af zijn. De klanten die door de netbeheerder worden beleverd en schuldenvrij zijn, worden op basis van een leveranciersvergelijking op maat gestimuleerd om terug te keren naar de commerciële markt. De informatiestromen tussen de netbeheerders en de OCMW’s worden geoptimaliseerd om afsluitingen zoveel als mogelijk te vermijden. Voorts wordt bepaald dat klanten die onterecht worden afgesloten, binnen de 24 uur na de vaststelling terug aangesloten moeten worden. Al deze maatregelen zijn inmiddels succesvol geïmplementeerd. De evaluatie leerde ook dat bijkomende trajecten en consultaties nodig waren voor het werken met afbetalingsplannen voor energieschulden en het vragen van waarborgen aan bepaalde groepen van nieuwe klanten. Anders dan verwacht en gehoopt, werd in het eind 2013 herwerkte federale consumentenakkoord voor deze onderdelen geen regeling uitgewerkt. Er zal door het VEA en de VREG worden onderzocht op welke manier hiervoor regelingen op Vlaams niveau kunnen worden voorzien. Voor wat de betaalplannen betreft, werd een rapport met aanbevelingen afgeleverd. Los van het voorgaande werden in 2013 een aantal bijkomende optimalisaties uitgewerkt. Voor de minimale levering van aardgas via de budgetmeter werd de administratieve last van het OCMW voor de winter 2013-2014 drastisch verlaagd met als doel nog meer OCMW’s te overtuigen dit systeem waar nuttig toe te passen. Op 29 november 2013 keurde de Vlaamse Regering ook nog een grondige optimalisatie van de briefwisseling van de netbeheerders naar wanbetalers goed, waarmee jaarlijks ruim 5 miljoen euro bespaard kan worden op kosten die doorgerekend worden naar de klanten en in het tarief worden opgenomen. De nieuwe werkwijze treedt in werking vanaf juli 2014. In mei 2013 zijn de netbeheerders gestart met de installatie van een nieuw type oplaadterminal voor budgetmeterkaarten bij de OCMW’s en in de klantenkantoren. Nieuw is vooral dat mensen hun kaart zelf kunnen opladen, ook zonder hulp van een medewerker. De vraag naar ruimer toegankelijke oplaadpunten is daarmee slechts beperkt beantwoord. Na een uitvoerige testfase zal daarom vanaf begin 2014 structureel worden bekeken of het mogelijk en nuttig is om de oplaadterminals met zelfbediening ook op andere locaties met ruimere openingsuren, zoals een bibliotheek of sporthal, te plaatsen.
72
Planning 2014 Op basis van het onderzoek over het werken met waarborgen en betaalplannen en consultatie van de belanghebbenden, zal vanaf begin 2014 worden beoordeeld of regulering verder kan bijdragen tot de bescherming van de energieverbruiker en of daar regelgevende initiatieven voor moeten worden genomen. Voor alle maatregelen die naar aanleiding van de grondige evaluatie werden ingevoerd, zal in samenwerking met de VREG, de netbeheerders en de relevante stakeholders worden onderzocht en gedocumenteerd of ze tot het vooropgestelde doel hebben geleid en of aanpassingen nodig zijn. Vervolgens zal tegen eind 2014 een evaluatienota worden opgemaakt in de vorm van een opvolgingsrapport. Daarin zal de nadruk liggen op de status van de recente wijzigingen en zullen eventuele resterende lacunes en verbeterpunten worden behandeld. 5.3.3.
Het VEA zal de waarborgaanvragen beoordelen voor FRGE-leningen aan lokale entiteiten
- Prestatie-indicator: Aantal volledige aanvragen beoordeeld binnen een termijn van maximaal 30 werkdagen in verhouding tot het totaal ingediende aanvragen - Prestatienorm: 100%. Kader en stand van zaken Met toepassing van artikel 99 van het Programmadecreet 2010 kan de Vlaamse Regering haar waarborg verlenen voor de leningen die door het FRGE aan de Lokale Entiteiten worden toegekend. Volgens paragraaf 2 van dat artikel bepaalt de Vlaamse Regering de voorwaarden waaronder de waarborg kan worden toegekend en uitgekeerd. Op 10 september 2010 heeft de Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring gehecht aan een ontwerp van besluit waarmee deze voorwaarden worden vastgelegd. Aangezien het Fonds zelf, onder bepaalde voorwaarden, 5% wanbetaling kan toestaan, wordt de waarborg beperkt tot maximaal 95% van het uitstaande kapitaal en verschuldigde interesten. De waarborg kan alleen worden ingeroepen nadat het bewijs is geleverd dat alle andere zakelijke en persoonlijke zekerheden, bedongen door de Lokale Entiteit ten aanzien van de particulier, zijn uitgewonnen. De waarborg dekt geen accessoire kosten van aanmaningen, invorderingskosten, noch gerechtskosten. Evenmin kan de waarborg worden uitbetaald voor leningen die werden toegekend voor de financiering van fotovoltaïsche zonnepanelen. Het FRGE diende sinds januari 2011 voor 23 Lokale Entiteiten een aanvraag voor gewestwaarborg in. De helft van deze Lokale Entiteiten werd opgericht na het in werking treden van het waarborgbesluit van 10 september 2011. Eind 2013 had het VEA nog geen enkele vraag om uitwinning van de waarborg ontvangen. De Lokale Entiteiten bereiken nu ruim driekwart van de Vlaamse bevolking.
73
De Vlaamse Regering besliste op 2 maart 2012 om een rentesubsidie toe te kennen voor de leningen die door het Fonds ter reductie van de globale energiekost aan de Lokale Entiteiten worden toegekend en die als doel hebben om leningen toe te staan van Lokale Entiteiten aan de natuurlijke personen die behoren tot de doelgroep, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 juni 2006 houdende de definitie van de doelgroep van de meest behoeftigen van het Fonds ter reductie van de globale energiekost. De rentesubsidie wordt trimestrieel aan het Fonds ter reductie van de globale energiekost betaald, na het voorleggen van een schuldvordering aan het VEA, dat nagaat of aan alle bepalingen van deze afdeling is voldaan. Met het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 werden evenwel niet alle meest behoeftigen bereikt. In theorie kunnen ook huurders een lening bij het FRGE aangaan, maar de praktijk leert dat dit niet evident is, omdat een huurder geen zekerheid heeft dat zijn investering nog binnen de huurtermijn zal renderen. Omgekeerd is een eigenaar niet geneigd energiebesparende investeringen te financieren, waarvan hij de vruchten niet kan plukken via het verminderd energieverbruik. Dit noemt men het split-incentive probleem. In het besluit van de Vlaamse Regering 7 september 2012 wordt daarom vastgelegd om naast de bestaande rentesubsidie, ook een rentesubsidie te verlenen op de leningen die door het FRGE worden toegestaan aan private personen, die weliswaar niet zelf tot de doelgroep behoren, maar die via een Sociaal Verhuurkantoor een of meer woningen waarvan ze eigenaar zijn, verhuren aan personen die wel tot de doelgroep behoren. Op deze manier wordt opnieuw tegemoet gekomen aan het split incentive probleem. In het kader van het institutioneel akkoord over de zesde staatshervorming is overeengekomen dat het FRGE zal worden geregionaliseerd. In het groenboek van de Vlaamse administratie werden de opties opgelijst voor de integratie in het Vlaams beleidsinstrumentarium. Planning 2014 De waarborgregeling is operationeel. Er zijn in 2014 geen bijkomende maatregelen nodig. De dossierbehandeling gaat door en naar verwachting zal in 2014 ongeveer 90% van de Vlaamse bevolking kunnen worden bereikt. Ook de behandeling van schuldvorderingen in het kader van de rentesubsidie is operationeel en de dossierbehandeling wordt verder gezet in 2014. Tegen eind 2014 zal duidelijk moeten worden in welke richting de Vlaamse Regering het geregionaliseerde FRGE zal integreren in het Vlaams beleidsinstrumentarium ter ondersteuning van de uitvoering van energiebesparende investeringen. Het VEA zal meewerken aan de operationalisering van de door de Vlaamse Regering geselecteerde piste voor de integratie van het FRGE. Budget 2014 Waarborg voor FRGE-leningen (200.000 euro)
74
5.3.4.
Het VEA zal meewerken aan de evaluatie van de maatregel inzake de toekenning van een jaarlijkse hoeveelheid gratis elektriciteit
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van de evaluatie - Prestatienorm: De evaluatie wordt uiterlijk op 30 september 2011 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Voorstel voor opname in de Vlaamse Regelgeving van een rechtzettingstermijn bij fouten in de toekenning
Prestatie-indicator Beschikbaarheid voorstel
Prestatienorm Uiterlijk 30 juni 2014
Kader en stand van zaken In Vlaanderen heeft elke huishoudelijke afnemer sinds 2003 recht op een gratis hoeveelheid elektriciteit (‘gratis kWh’) per jaar. Een gezin krijgt een vaste minimumhoeveelheid van 100 kWh per gezin, plus 100 kWh per gezinslid dat in de woning gedomicilieerd is. De elektriciteitsleverancier moet deze gratis kWh geven onder de vorm van een korting op de eerste eindafrekening. De leverancier factureert de toegekende bedragen aan de netbeheerder. Het regeerakkoord stelt: “De Vlaamse Regering optimaliseert het systeem van de gratis kWh in functie van een effectieve en efficiënte ondersteuning van sociaal zwakkeren en met het oog op het zorgen voor een betere sociale bescherming”. Op 11 juni 2012 werd het rapport over de in 2011 door het VEA en de VREG uitgevoerde evaluatie van de gratis kilowattuur gepubliceerd. Overtuigd van de meerwaarde van deze herverdelende maatregel, wordt er voor geopteerd het huidige mechanisme van toekenning te perfectioneren, zodat geen enkel Vlaams gezin het voordeel misloopt. Overleg met de netbeheerders hierover werd opgestart en focust vooral op het invoeren van een rechtzettingstermijn na fouten in de toekenning en het efficiënter benutten van domiciliegegevens. Wat de rechtzettingstermijn betreft, werd vergeefs gehoopt op een regeling in het federale consumentenakkoord. Planning 2014 Het nieuwe federale consumentenakkoord biedt onvoldoende grond voor bindende afspraken over rechtszettingstermijnen bij fouten. Daarom heeft de minister de energieadministratie verzocht om de inschrijving van een rechtszettingstermijn in de Vlaamse regelgeving voor te bereiden. Intussen hebben de Vlaamse sensibiliseringsacties en de uitdrukkelijke vermelding van het recht op een gratis hoeveelheid energie op de eindfactuur vruchten afgeworpen, en in de praktijk tot heel wat rechtzettingen geleid. Daarnaast zullen de gratis energiescans voor kwetsbare gezinnen vanaf 2014 ook een factuurscan bevatten. Naast de V-test op maat checken ze of de gratis kWh correct zijn toegekend.
75
5.4. Het VEA wil via gerichte communicatieacties de actiebereidheid bij de bevolking, bedrijven en organisaties inzake het rationeel energiegebruik en de milieuvriendelijke energieproductie verhogen Effectindicator: Evolutie van percentage huishoudens en bedrijven dat concrete plannen heeft om te investeren in rationeel energiegebruik en milieuvriendelijke energieproductie Streefnorm: Toename van percentage 5.4.1.
Het VEA wil een proefproject opzetten op basis waarvan een stappenplan kan worden opgesteld om lokale energieloketten uit te bouwen
- Prestatie-indicator: Aantal opgestarte voorbeeldprojecten voor energieloketten - Prestatienorm: Uiterlijk op 31 december 2011 zijn 2 voorbeeldloketten operationeel - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid stappenplan voor uitbouw van lokale energieloketten - Prestatienorm: Het stappenplan wordt uiterlijk op 31 december 2013 aan de minister bezorgd Kader en stand van zaken Het VEA heeft begin 2010 een studie aanbesteed ter voorbereiding van de opzet van een aantal voorbeeldenergieloketten. Deze studie werd eind juni 2010 opgestart vanuit het oogpunt dat deze proefprojecten informatie zouden verschaffen over de wenselijke verdere aanpak en een stappenplan inzake de uitbouw van lokale energieloketten in Vlaanderen. Eind december werd de studie afgerond. Eind 2010 werd door de Vlaamse Regering een oproep gelanceerd om lokale overheden of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden opnieuw te laten deelnemen aan lokale woonbeleidsinitiatieven. Eén van de acties die wordt voorgesteld, is de uitbating van een lokaal woonloket waar allerlei informatiemateriaal in verband met wonen aan de burger ter beschikking wordt gesteld. De thema’s rationeel energiegebruik en duurzaam en energiezuinig bouwen en verbouwen kunnen hierin een belangrijke plaats krijgen. In oktober 2011 werd een 5-tal nieuwe lokale initiatieven goedgekeurd. In het kader van het één-loket-principe wordt er voor geopteerd geen afzonderlijke energieloketten op te zetten maar aansluiting te zoeken met de woonloketten. De resultaten van de VEA-studie zijn ter beschikking gesteld van de lokale besturen om het energiethema maximaal in hun projectvoorstellen voor lokale woonbeleidsinitiatieven te kunnen integreren. Er zullen dus door het VEA geen voorbeeldprojecten worden opgestart. Evenmin zal een stappenplan worden uitgewerkt.
76
5.4.2.
Het VEA zal een gestructureerd informatie- en kennissysteem exploiteren voor het managen en beantwoorden van de algemene informatievragen die binnenkomen op
[email protected]
- Prestatie-indicator: Antwoordtermijn - Prestatienorm: Minstens 90% van de algemene informatievragen is kwalitatief beantwoord binnen vijf werkdagen Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Gunning externe ondersteuning vraagbehandeling met softwaretool
Prestatie-indicator Datum gunningsbeslissing
van
Prestatienorm Uiterlijk 31 mei 2014
Kader en stand van zaken De toegenomen aandacht voor de energieproblematiek, de communicatie- en sensibiliseringsacties en de vele beleidsinitiatieven, leiden tot vragen voor informatie en nadere toelichting. Het VEA-secretariaat ontvangt op
[email protected] dagelijks gemiddeld 150 algemene informatievragen (totaal 2012: 20.937 afgesloten vragen) en ongeveer 80 à 100 telefonische oproepen. In drukke perioden (campagnegolf, Batibouw, berichtgeving in de media, …) registreren we pieken van meer dan 300 algemene informatievragen per dag. Het Vlaams Energieagentschap engageert zich om de algemene informatievragen van het publiek zo snel en zo goed mogelijk te beantwoorden. In 2008 werd een nieuwe softwaretool in gebruik genomen om de efficiënte afhandeling van de per mail gestelde vragen nog te optimaliseren. De overeenkomst met het extern dienstverleningsbedrijf dat de software en ondersteuning levert aan het VEA in het kader van bovenvermelde informatie- en kennissysteem, loopt ten einde midden 2014. Het VEA schreef eind 2013 een nieuwe aanbesteding uit. Planning 2014 De gunning moet uiterlijk eind mei 2014 hebben plaatsgevonden. Budget 2014 Externe ondersteuning vraagbehandeling met softwaretool (100.000 euro)
77
5.4.3.
Het VEA zal externe sensibiliserings- en communicatieacties voeren inzake het energieverbruik en milieuvriendelijke energieproductie (via beurzen en de media)
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van communicatieplan voor het jaar N+1 - Prestatienorm: Het communicatieplan wordt jaarlijks uiterlijk op de Directieraad van december goedgekeurd en aan de minister overgemaakt Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Tussentijdse evaluatie van communicatieplan 2013-2014
het
Prestatie-indicator Beschikbaarheid tussentijdse evaluatie
Prestatienorm Directieraad van 2014
september
Kader en stand van zaken Het VEA voert op geregelde tijdstippen sensibiliserings- en communicatieacties inzake het rationeel gebruik van energie en de milieuvriendelijke energieproductie. Het centrale communicatiethema van het VEA is het promoten van rationeel energiegebruik (REG) bij burgers, bedrijven en overheden. De promotie van REG start altijd met de doelstelling om de vraag naar energie zoveel mogelijk te beperken, dus om zo weinig mogelijk energie te verbruiken. Pas in een tweede fase, op het ogenblik dat de meest economische alternatieven om het verbruik te beperken, zijn uitgeput, verschuift de aandacht vervolgens naar de promotie van milieuvriendelijke energieproductie. Deze communicatie komt er enerzijds op neer om burgers, bedrijven en overheden aan te zetten om zoveel mogelijk energie op een duurzame manier te produceren en anderzijds om de weerstand tegen installaties die duurzame energie produceren, te beperken. Eind 2012 heeft het VEA een extern communicatieplan 2013-2014 goedgekeurd. Het extern communicatieplan kadert de communicatieacties in de strategische en operationele organisatiedoelstellingen van het agentschap. Verder worden deze communicatieacties ook nog eens opgedeeld naar de verschillende prioritaire communicatielijnen en de doelgroepen. Planning 2014 In het kader van het Energierenovatieprogramma 2020 wordt verder gefocust op de prioritaire doelstellingen, m.n. dakisolatie, vervangen van enkele beglazing, muurisolatie en vervangen van oude verwarmingsinstallaties. Eind 2013 werd een grootschalige mediacampagne opgestart om de premies bekend te maken bij de doelgroep. Inzake het EPC bij de verkoop en verhuur van woningen zal de communicatie inzake de verplichting om het kengetal bekend te maken in commerciële publiciteit omtrent de woning die te koop of te huur wordt gesteld, worden verdergezet. De focus in de communicatie over het EPC zal meer en meer worden verschoven naar mogelijkheden om het EPC-kengetal te verbeteren. Inzake het EPC voor publieke gebouwen zal de doelgroep verder worden geïnformeerd over de nieuwe verplichtingen voor de opmaak van het EPC voor publieke gebouwen met een oppervlakte van minstens 250 m² vanaf 1 januari 2015. 78
De communicatie inzake de energieprestatieregelgeving zal in 2014 focussen op de strengere eisen vanaf 1 januari 2014 (E-peil, minimumaandeel hernieuwbare energie), de opmaak van voorbeeldpakketten van maatregelen voor het behalen van de strengere doelstellingen en de bekendmaking van de langetermijndoelstellingen inzake bijna-energieneutrale gebouwen tegen 2021. De communicatie inzake de ondersteuning van de milieuvriendelijke energieproductie zal in 2014 de nadruk leggen op de hogere premies voor zonneboilers en warmtepompen en de promotie van micro-WKK bij lokale besturen. Daarnaast wordt het draagvlak voor een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energie verder opgebouwd. Budget 2014 Uitvoering extern communicatieplan (440.000 euro) 5.4.4.
Het VEA zal positief gewaardeerde informatiebrochures en –folders over REG en milieuvriendelijke energieproductie laagdrempelig ter beschikking stellen
- Prestatie-indicator: Enquêteresultaten - Prestatienorm: Positieve waardering die over de looptijd van de beheersovereenkomst minstens gelijk blijft Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Verspreiding van brochure premies 2014
Prestatie-indicator Beschikbaarheid van de brochure
Prestatienorm Uiterlijk 31 januari 2014
Kader en stand van zaken Het VEA beschikt over een uitgebreid informatieaanbod inzake REG en milieuvriendelijke energieproductie, vooral voor de doelgroep particulieren. Het VEA stelt verschillende publicaties ter beschikking. De brochures worden in hoofdzaak via volgende kanalen verspreid: informatiezuilen van lokale besturen en gemeenten, downloaden via website, beurzen en evenementen. Vanaf 2010 werd het aantal bestelbare papieren brochures sterk verminderd. Uit de REG-enquête 2013 blijkt dat al 1 op 4 Vlamingen de brochure “Premies voor energiebesparing in Vlaanderen” kent, waarvan 6 op 10 de brochure ook heeft gelezen of geraadpleegd. Jaarlijks wordt deze publicatie op ongeveer 120.000 exemplaren gedrukt en verspreid. Ook digitaal wordt deze brochure zeer vaak gedownload.
79
Planning 2014 In 2014 zullen geen nieuwe brochures worden gemaakt. Een aantal brochures worden wel herdrukt. Dit laatste ofwel in functie van uitputting van de voorraad, ofwel in functie van wijziging van de inhoud of de achterliggende wetgeving. De inhoud van de gedrukte publicaties wordt zoveel mogelijk beperkt tot de essentiële informatie. De waardering van de doelgroep wordt opgevolgd op basis van de REG-enquêtes. Budget 2014 Drukkosten brochures (50.000 euro) 5.4.5.
Het VEA zal een gebruiksvriendelijke en drukbezochte website beheren
- Prestatie-indicator: Aantal bezoekers - Prestatienorm: Jaarlijks minstens 1,2 miljoen bezoekers of gemiddeld 100.000 bezoekers op maandbasis Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Tussentijdse evaluatie van de implementatie van het werkprogramma 2013-2014
Prestatie-indicator Beschikbaarheid tussentijdse evaluatie
Prestatienorm Uiterlijk Directieraad september 2014
van
Kader en stand van zaken Op de website www.energiesparen.be kunnen gezinnen en bedrijven heel wat informatie vinden over de prioritaire energiebesparende investeringen en de financiële ondersteuningsmaatregelen die ze daarvoor kunnen bekomen. Energiedeskundigen en EPB-verslaggevers vinden op energiesparen.be uitgebreide informatie en de laatste stand van zaken over de EPC- en EPB-regelgeving. De REG-enquête 2013 heeft uitgewezen dat de websitenaam www.energiesparen.be bekend is bij 47% van de Vlamingen, 53% hiervan heeft de website ook al effectief bezocht. In 2005 was de websitenaam bij 1 op 4 Vlamingen bekend en amper 1 op 4 hiervan had de website al effectief bezocht. In 2012 werd een enquête uitgevoerd bij de bezoekers van energiesparen.be. De algemene evaluatie van de website was positief. Op basis van de resultaten van deze enquête hoeft er niets te veranderen aan de structuur en de inhoud. Op de vraag wat de bezoeker zou willen veranderen aan energiesparen.be, antwoordde de bezoeker het meest de lay-out.
80
Planning 2014 Op basis van de resultaten van de in 2012 uitgevoerde enquête zal in 2014 werk worden gemaakt van een vernieuwde lay-out met grotendeels het behoud van de structuur en de inhoud van de site. De verdere uitbouw van de site gebeurt volgens de volgende principes: • de informatiezoeker staat centraal; • de inhoud is geïntegreerd; • geschreven tekst is makkelijk leesbaar en wordt aangevuld en verduidelijkt met grafische gegevens. De ambitie is dat www.energiesparen.be de referentiesite blijft op het vlak van energiebesparing en milieuvriendelijke energieproductie in Vlaanderen. Het is vooral de doelstelling om de bezoeker snel de correcte informatie te bezorgen. Absolute bezoekersaantallen zijn minder een hoofdcriterium.
81
5.5. Het VEA zal de minister ondersteunen bij de voorbereiding en uitvoering van de energiebeleidscyclus - Prestatie-indicator: Jaarlijkse evaluatie minister leidend ambtenaar van het VEA - Prestatienorm: Positieve evaluatie van minister van ondersteuning door het agentschap Het VEA zal deelnemen aan de volgende overlegfora binnen het beleidsdomein LNE:
Deelbeleidsraad Energie Managementcomité beleidsdomein LNE Managementcomité ministerie LNE Werkgroep P&O (Personeel & Organisatie) LNE VOMER (Vlaams Overleg Milieu- en EnergieRegelgeving) VOIM (Vlaams Overleg Internationale Milieudossiers) Stuurgroep referentietaken VITO
Het VEA zal deelnemen aan de volgende overlegfora met partners ook van buiten het beleidsdomein LNE:
ENOVER (Energieoverleg federale staat en gewesten) Vlaamse Interdepartementale Windwerkgroep Task Force Klimaatbeleid Vlaanderen Vast Elektrotechnisch Comité Stuurgroep BBT/EMIS Werkgroep ‘lastenverdeling’ van de Nationale Klimaatcommissie Overleg LNE/EWI
De volgende overlegfora binnen de Vlaamse overheid zullen worden opgevolgd via de aan het VEA ter beschikking gestelde agenda’s en verslagen :
CAG (College van ambtenaren-generaal) SOBO (Strategisch Overleg Bestuurlijke Organisatie) SOFI (Strategisch Overleg Financiën en Interne controle) TOPO (Tactisch Overleg Personeel en Organisatie) SOPO (Strategisch Overleg Personeel en Organisatie)
Het VEA zal binnen de opgelegde termijnen de nodige informatie en analyseresultaten ter beschikking stellen van de minister voor de beantwoording van parlementaire vragen. Het agentschap zal tevens haar expertise aanleveren voor de voorbereiding van het Vlaams standpunt m.b.t. de Europese en internationale energiegerelateerde dossiers, voornamelijk als input voor de bespreking in ENOVER 5.5.1.
Het VEA zal input leveren voor de beleidsbrieven van de minister
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van input - Prestatienorm: De input wordt aan de minister bezorgd voor 7 september van elk jaar 82
Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak ontwerp inhoudsopgave en werkplanning voor voorbereiding input van het agentschap voor de beleidsnota Energie 20142019
5.5.2.
Prestatie-indicator Beschikbaarheid ontwerp inhoudsopgave en werkplanning
Prestatienorm Goedgekeurd op Directieraad van april 2014
Het VEA zal energierapporten ter beschikking stellen met betrouwbare gegevens over de energieproductie en het –verbruik per sector
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van definitief rapport over jaar N-2 en voorlopig rapport over jaar N-1 - Prestatienorm: Tegen uiterlijk 30 september van elk jaar Het concrete actiepunt dat het VEA in 2014 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak werkprogramma 2014 voor referentieopdracht VITO in kader van opmaak energierapport
Prestatie-indicator Beschikbaarheid werkprogramma 2014
Prestatienorm Doorsturen werkprogramma naar stuurgroep VITOreferentietaken op uiterlijk 1 maart 2014
Voor de voorbereiding en de opvolging van het energiebeleid heeft de Vlaamse overheid nood aan betrouwbare gegevens inzake de energieproductie en het -verbruik per sector. Ook de inventaris van broeikasgasemissies steunt op deze gegevens. De inventarisatie van het energieverbruik gebeurt ook ten dienste van de ondernemingen en huishoudens opdat zij hun eigen energieverbruik en -intensiteit zouden kunnen benchmarken met de gemiddelde waarden in hun sector. Op 14 juli 2004 (gewijzigd op 21 april 2009) heeft de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit betreffende het rapporteren van afname- en productiegegevens door de netbeheerders, de brandstofleveranciers, de exploitanten van warmtekracht-, hernieuwbare energie- en zelfopwekkingsinstallaties goedgekeurd. Het ministerieel besluit van 23 februari 2005 (gewijzigd op 1 december 2010) legt de sectorindelingen, de rapporteringswijze en de eisen inzake accuraatheid, volledigheid en consistentie vast. Daarnaast zijn er nog diverse andere bronnen waaruit energieverbruiks- en energieproductiegegevens worden geput: de REG-enquête van het VEA bij 1000 gezinnen, de monitoringrapporten van de convenantbedrijven, de emissiejaarverslagen, de groenestroomen WKK-certificatendossiers, federale petroleumstatistieken, transportmodellen, enz. Na controle op accuraatheid en consistentie worden de gegevens verwerkt in een jaarlijks Vlaams energierapport. De Vlaamse Instelling voor het Technologisch Onderzoek (VITO) werd hiermee belast in het kader van hun referentieopdracht. De opmaak van het energierapport wordt begeleid door een gebruikerscomité, onder het voorzitterschap van het VEA. 83
In 2013 werden de methodologieën voor de jaarlijkse inschatting van het houtverbruik en het stookolieverbruik in de huishoudens geëvalueerd en grondig aangepast. Planning 2014 In het kader van de nieuwe beheersovereenkomst met VITO 2014-2018, wordt het budget van de referentietaak ‘energiebalans’ opgetrokken. Hiermee moet worden tegemoetgekomen aan de sterk toegenomen rapporteringsverplichtingen in de EU-richtlijnen en -verordeningen met strengere eisen voor data op het vlak van detailniveau, kwaliteit en frequentie van beschikbaarheid. De toename van het aantal marktspelers en decentrale energieproducenten vergt ook verhoogde inspanningen voor dataverzameling en -verwerking. In 2014 zal eveneens werk worden gemaakt van : -het uitwerken en toepassen van een methodologie voor de uitsplitsing van de energiebalans in een VER- en niet-VER balans; - het verzamelen en verwerken van data voor de opmaak van een Vlaamse warmtekaart; - een betere integratie van de diverse rapporteringen van bedrijven om dubbele bevragingen te vermijden; - toenemende afstemming tussen de federale en gewestelijke energiebalansen - integratie van verschillende energie- en emissiegegevens in één datawarehouse met het oog op een verbetering van de transparantie en betrouwbaarheid. 5.5.3.
Het VEA zal meewerken aan de opmaak, uitvoering, rapportering en evaluatie van het Vlaams Klimaatbeleidsplan voor de acties waarvoor het agentschap trekker is
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van bijdrage - Prestatienorm: De bijdrage wordt aan het Departement LNE bezorgd binnen de afgesproken termijn Kader en stand van zaken De Vlaamse Regering hechtte op 28 juni 2013 haar goedkeuring aan het Vlaams klimaatbeleidsplan 2013-2020. Bij een doelstelling voor de reductie van broeikasgassen van 15% in 2020 ten opzichte van 2005 (gelijk aan de Belgische doelstelling), wordt over 2013-2020 een gecumuleerd tekort verwacht van 9 Mton CO2-eq. Alle betrokken ministers werden gelast om de vermelde maatregelen in het klimaatbeleidsplan tijdig en volledig uit te voeren en mogelijkheden voor het dichten van de resterende kloof actief te onderzoeken. De nodige informatie moet worden aangeleverd voor de jaarlijkse monitoring van de emissies en de impact van beleidsmaatregelen. De Vlaamse Regering besliste tevens tot de verdere operationalisering van het Vlaams Klimaatfonds dat wordt gespijsd door de veilinginkomsten van emissierechten. De reeds beschikbare middelen in dit fonds, afkomstig uit de verkoop van de nieuwkomersreserve uit 84
de eerste handelsperiode 2008-2012, wordt ingezet voor de uitvoering van interne beleidsmaatregelen op korte termijn (2013-2014). Het VEA heeft een aantal beleidsvoorstellen voor financiering uit het Klimaatfonds mee voorbereid. Het voorstel van een combipremie bij gelijktijdige investering in nieuwe ramen met hoogrendementsglas en in muurisolatie werd weerhouden en wordt vanaf 1 januari 2014 ingevoerd. Naar verwachting zal begin 2014 op het Overlegcomité een politiek akkoord worden gesloten over de intra-Belgische lastenverdeling van het Europese energie-klimaatpakket. De federale en regionale overheden zullen zich hiermee engageren om tegen 2020 de aan België toegewezen doelstellingen in termen van broeikasgasemissies (-15% ten opzichte van 2005) en van hernieuwbare energie (13% hernieuwbare energie ten opzichte van het bruto finaal energiegebruik) te bereiken. Het VEA werkt samen met de administraties van de andere gewesten en de federale overheid aan een voorstel van samenwerkingsakkoord waarin de verbintenissen inzake de lastenverdeling moeten worden geformaliseerd. Planning 2014 Er wordt in de tweede helft van 2014 een beknopt voortgangsrapport van het Vlaams klimaatbeleidsplan 2013-2020 opgemaakt. Dit zal in hoofdzaak worden gebaseerd op de actualisatie van de opvolgingsindicatoren en op een screening van de beleidsnota’s. Het VEA zal de nodige input voor het beleidsveld energie aanleveren. Het VEA zal de uitvoering van het samenwerkingsakkoord inzake de inspanningsverdeling van het energie-klimaatpakket opvolgen voor wat betreft de modaliteiten inzake de hernieuwbare energiedoelstellingen.
85
6. Begroting 6.1. Algemeen De kredieten en financiële processen van het beleidsveld Energie worden bijna geheel (94% van het totale budget) beheerd en uitgevoerd door het VEA (entiteit LE0). Deze middelen zijn afkomstig van de algemene uitgavenbegroting en van het Energiefonds (rollend begrotingsfonds in de zin van artikel 12 van het Rekendecreet). De door het VEA beheerde en via de begroting 2014 ter beschikking gestelde vastleggingskredieten bedragen 66.739 k€. De via begroting 2014 ter beschikking gestelde betalingskredieten bedragen 77.393 k€. Hiervan wordt gemiddeld jaarlijks meer dan 50 miljoen euro (2014: 52 miljoen euro of 78% van het budget) ter beschikking voor het vergoeden van sommige onkosten gekoppeld aan de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerders, met als doel de nettarieven te drukken. Het betreft de REG-premies, de sociale dakisolatieprojecten, de energiescans en het banken van de groenestroom- en warmte-krachtcertificaten. 13% van het totale budget gaat naar de werkingskosten van het energiebeleid (studies en communicatie), de waarborguitwinningen en rentesubsidies die transiteren via het FRGE, de impulsprojecten op het Energiefonds en overige subsidies die beheerd worden door het VEA. Het saldo (9%) is beschikbaar voor de werking van het VEA. De nog te nieuw vestigen inkomsten van het Energiefonds zullen in 2014 vooral bestaan uit de administratieve boetes uit de handhaving van het energiebeleid door het VEA (in 2014 geraamd op 1500 k€). De voorbije twee jaar heeft het VEA een stock van achterstallige dossiers afgehandeld zodat de volgende jaren een daling van deze inkomsten mag worden verwacht. De middelen zijn verdeeld over de programma’s LA (apparaatkredieten) en LE (programma Energie). Ook het Energiefonds ressorteert onder programma LE van het middelen- en het uitgavendecreet. Onderliggend zijn de kredieten verdeeld over zeven begrotingsartikels. Zie tabel hieronder voor de detailcijfers van 2014. (in k€) Werking en toelagen van het energiebeleid LE0/1LE-F-2-A/WT Werking en toelagen - Milieuvriendelijke energieproductie: - Compenserende vergoedingen netbeheerders banking certificaten - Steunregeling groene warmte - Overige subsidies
VAK 60.935
VEK 71.589
7496
6435
(2800) (4472) (224)
(2800) (3355) (280)
86
LE0/1LE-F-2-B/WT
Werking en toelagen - Energie-efficiëntie: - Compenserende vergoedingen netbeheerders REGpremies - Compenserende vergoedingen netbeheerders energiescans - Compenserende vergoedingen netbeheerders sociale dakisolatieprojecten - FRGE: waarborgen en rentesubsidies - Projectsubsidies - Uitdovende subsidieregelingen - Beleidswerking LE0/1LE-F-4-C/WT Werking en toelagen - Impulsprojecten energiebeleid (Energiefonds)(geraamde vastleggingen en betalingen/VRK) Apparaatkredieten van het VEA LE0/1LA-F-2-Z/LO Lonen LE0/1LA-F-2-Z/WT Werking en toelagen: - ICT - Overige Totaal
Tabel 1: Kredieten beheerd door het VEA3,4
50.639
58.654
(37.550)
(44.630)
(6000)
(6000)
(6000) (200) (44) (0) (845)
(6000) (200) (99) (483) (1242)
2800 5804 4453 1351 (1136) (215) 66.739
6500 5804 4453 1351 (1136) (215) 77.393
6.2. Apparaatkredieten VEA Totaal programma A (beleidsdomein L, entiteit LE0)
VAK
VEK
5804 k€
5804 k€
Voor de eigen werking van het VEA in 2014 bedragen de apparaatkredieten in vastleggingen en betalingen 5804 k€. De apparaatkredieten begrotingsartikels:
van
LE0/1LA-F-2-Z/LO –Lonen
het VEA zijn
verdeeld
over
ondergaande
twee
VAK
VEK
4453 k€
4453 k€
Het VEA neemt vanaf 2014 een aantal taken over van de VREG. Het Vlinderakkoord voorziet dat de VREG bevoegd wordt voor de distributienettarieven. In dat kader moet de VREG zich kunnen focussen op zijn kerntaken als energieregulator. De Vlaamse Regering 3
De kredieten worden geopend door het Vlaams Parlement op het niveau van elk begrotingsartikel. Uitzondering is het Energiefonds waarvan de kredieten beschikbaar zijn naargelang er inkomsten worden gerealiseerd. Een minister/management kan binnen de perken van de toegekende delegaties en geopende kredieten flexibele verschuivingen doorvoeren binnen de begrotingsprogramma’s en –artikels (cfr. Rekendecreet van 8 juli 2011 en uitvoeringsbesluit van 14 oktober 2012). Deze flexibiliteit is het hoogst binnen één begrotingsartikel. 4 Voor de jaarlijkse overdrachten van de saldo’s (Energiefonds en overige posten met decretaal voorziene begrotingsruiter) wordt verwezen naar de middelen- en uitgavenbegroting, respectievelijk de bijhorende memorie van toelichting die samen met de beleidsbrief Energie 2013-2014 in het Vlaams Parlement zijn ingediend.
87
hervormt daarom de VREG en draagt de behandeling van dossiers ter voorbereiding van de toekenning van groenestroomcertificaten, warmte-krachtcertificaten en garanties van oorsprong over aan andere instanties. De standaarddossiers rond groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong voor de eigenaars van zonnepanelen gaan naar de distributienetbeheerders, de expertisedossiers rond andere groenestroom- en warmtekrachtinstallaties worden overgenomen door het VEA. Het Sectorcomité keurde de bijhorende personeelsoverdracht van de VREG naar het VEA goed op 14 oktober 2013. Hiervoor werd 451 k€ overgedragen vanuit de VREG (overdracht van de lonen voor 7 personeelsleden, zie hoofdstuk 7.4 met betrekking tot de personeelsplanning). LE0/1LA-F-2-Z/WT – Werking en toelagen
VAK
1351 k€
VEK
1351 k€
Het werkingsbudget van het VEA daalt. Dit begrotingsartikel (behoudens de lonen, alle overige apparaatkredieten van het VEA), bestaat vooral (84%) uit de ICT-investerings- en ICT-werkingskosten die worden ingezet voor de uitvoering van de handhavingsprocessen betreffende de energieprestatieregelgeving en de energieprestatiecertificatensystemen en het organiseren van centrale examens. Zie verder ook het Energiefonds voor de hieruit afgeleide inkomsten van 1500 k€ in 2014. Dit krediet werd vanaf 2014 recurrent verminderd met -132 k€ in het kader van de algemene besparingsinspanning van 60 miljoen euro op de apparaatskredieten van de entiteiten van de Vlaamse overheid. 37 k€ werdt overgedragen vanuit de VREG als gevolg van de rugzakjes met werkingskosten die meekomen met de overdracht van taken/personeel van de VREG naar het VEA (zie voorgaande loonpost van het VEA - LE0/1LA-F-2-Z/LO). Dit begrotingsartikel (en zeker ook het ICT-budget) is essentieel voor het uitvoeren van de kernopdrachten van het VEA. Inzake ICT ligt het zwaartepunt bij: Software (200 k€) Energieprestatiedatabank frontoffices EPB en EPC (150 k€) Energieprestatiedatabank backoffices EPB en EPC (150 k€) Webservices (150 k€) Ontwikkeling tot authentieke gegevensbron (150 k€) In gebruik houden van infrastructuur en toepassingen (100 k€)
6.3. Energiebeleidskredieten beheerd door het VEA Totaal programma E (beleidsdomein L, entiteit LE0)
VAK
VEK
60.935 k€ 71.589 k€
88
De door het VEA beheerde energiebeleidsruimte, als som van geopende vastleggingskredieten en geraamde vastleggingen op het Energiefonds, wordt in 2014 begroot op 60.935 k€. Daarvan bedragen de geraamde vastleggingen op het Energiefonds 2800 k€. De totale betaalruimte wordt in 2014 begroot op 71.589 k€ waarvan 6500 k€ geraamde betalingen op het Energiefonds. De raming van de in 2014 aan het Energiefonds nieuw toe te wijzen vorderingen bedraagt 1500 k€. Deze energiebeleidskredieten zijn verdeeld over ondergaande drie begrotingsartikels die telkens betrekking hebben op werking en toelagen: LE0/1LE-F-2-A/WT – Werking en toelagen – Milieuvriendelijke energieproductie
VAK
VEK
7496 k€
6435 k€
Met het Energiedecreet van 8 mei 2009 (en het uitvoeringsbesluit van 19 november 2010) worden aan de netbeheerders een aantal openbare dienstverplichtingen opgelegd die betrekking hebben op de bevordering van de milieuvriendelijke energieproductie. 60% (4472 k€) van dit budget gaat naar de eind 2013 opgestarte steunregeling (beheer calls) voor grootschalige groene warmte-, restwarmte- en biomethaaninjectieinvesteringen. Indicatief wordt in 2014 37% (2800 k€) van dit begrotingsartikel ingezet om de impact van openbaredienstverplichtingen op de distributienettarieven te temperen door vergoedingen aan de netbeheerders toe te kennen voor de uitvoering van hun openbaredienstverplichting waarbij zij verplicht worden een overschot van het aantal groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten tegen een billijke vergoeding te “banken” i.p.v. terug op de markt te brengen. Met het geraamde saldo van 3% (224 k€) op dit begrotingsartikel wordt een beperkt aantal subsidies toegekend, in het bijzonder de twee nominatieve werkingssubsidies aan de vzw’s Cogen Vlaanderen en ODE Vlaanderen. LE0/1LE-F-2-B/WT – Werking en toelagen – Energie-efficiëntie
VAK
VEK
50.639 k€ 58.654 k€
Het vastleggingsbudget van 2013 is grotendeels recurrent doorgetrokken naar 2014. 49.550 k€ of 98% van dit budget wordt uitgetrokken om bepaalde kosten van de REG-openbare dienstverplichtingen van de netbeheerders (verenigd in de koepels Infrax en Eandis) en de impact ervan op de distributienettarieven te temperen. 200 k€ is indicatief gereserveerd voor de ondersteuning van de Lokale Entiteiten via de (indien nodig uitwinning van) waarborgverleningen alsook de rentesubsidies op leningen van het FRGE (Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost).
89
Een beperkt budget (indicatief 44 k€) is voorzien om enkele subsidieaanvragen te kunnen honoreren indien de doelstellingen ervan zich prioritair richten naar en invulling geven aan de Vlaamse energiedoelstellingen. Het relatief beperkt saldo (indicatief 845 k€) is beschikbaar voor de gewone werkingsmiddelen van het REG-beleid (communicatie en studies).
LE0/1LE-F-4-C/WT – Werking en toelagen – Impulsprojecten energiebeleid
Vastleggingen
Betalingen
2800 k€
6500 k€
De hierboven weergegeven VAK/VEK zijn niet de beschikbare kredieten, maar de geraamde vastleggingen, respectievelijk betalingen in 2014 op het Energiefonds. In het uitgavendecreet 2014 zijn als VRK de geraamde betalingen ingeschreven, zijnde 6500 k€. Het budget is voornamelijk bestemd voor impulswerking via de cofinanciering en monitoring van marktintroductieprojecten, demoprojecten en Europese projecten, ondersteuning van het Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen, communicatieprogramma’s en studies, projecten rond de energieprestaties en energiecertificatie van gebouwen, ondersteuning van het Energierenovatieprogramma 2020, het Vlaams actieplan energie-efficiëntie en het Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2030/2050.
6.4.
Meerjarenbegroting
Apparaatkredieten VEA Zoals eerder vermeld, zijn de apparaatkredieten van het VEA vanaf 2014 recurrent verminderd met 132 k€ in kader van de goedgekeurde algemene besparingsinspanning van 60 miljoen euro op de apparaatskredieten van de entiteiten van de Vlaamse overheid. Verder wordt voor de apparaatkredieten de volgende jaren uitgegaan van een nulgroei (exclusief indexeringen). Energiefonds In k€: 2014
2015
Ontvangsten
3380
1000
Vastleggingen
2800
1450
Betalingen
6500
1500
90
Detail van de geplande vastleggingen in k€: 2014
2015
2016
Geraamd onbelast saldo 01.01
8500
7280
5080
Ontvangsten
3380
1000
1000
Implementatie richtlijn EE 5
200
0
0
Actieplan BEN 6
400
800
800
EPB 7
1700
500
500
EPC 8
700
300
300
ERP 2020 9
100
100
100
Actieplan HE 10
200
200
200
-
-
2500
Communicatiecampagnes 12
300
300
300
Piloot-, demo- en Europese projecten 13
300
300
300
Actieplan micro-WKK 14
200
200
200
Monitoring certificatensystemen 15
400
400
400
Diversen
100
100
100
Totaal vastleggingen
4600
3200
5700
Energieconsulentenprojecten 11
Meerjarenbegroting andere energiebeleidskredieten VAK in k€: 2014
2015
5
Beleidsondersteunende studies implementatie richtlijn EE Uitvoering acties BEN-actieplan, o.a. handboek bijna-energieneutraal bouwen, opleiding, BEN-architect; … EPB. Wetenschappelijke ondersteuning EPB-platform 8 EPC. Ontwikkeling nieuwe software en wetenschappelijke ondersteuning berekeningsmethodiek 9 Uitvoering acties in kader van realisatie doelstellingen Energierenovatieprogramma 2020 10 Uitvoering acties Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020/2050 11 Call energieconsulentenprojecten doelgroepen gezinnen en bouwsector. 12 Grootschalige communicatiecampagne energiepremies 13 Co-financiering Europese projecten (IEE, EFRO, …) en calls demonstratieprogramma’s 14 Demonstratieprogramma sociale huisvestingssector 15 Uitbouw certificatendatabank en beleidsondersteunende studies monitoring en evaluatie certificatensystemen 6 7
91
Milieuvriendelijke energieproductie
7496
7496
Energie-efficiëntie
50.639
50.639
De meerjarenbegroting op energiebeleidskredieten gaat uit van constant beleid, zonder verdere besparingen vanaf 2014. Er wordt wel uitgegaan van een aangehouden nulgroei.
92
7. Personeel 7.1. Kenmerken van het personeelsbestand van het VEA (toestand 31 december 2013) Het Vlaams Energieagentschap telt 64 personeelsleden. Hiervan werken 49 personeelsleden op het hoofdbestuur te Brussel en 15 personeelsleden in de buitendiensten (10 buitendienst Gent en 5 buitendienst Hasselt). Er zijn 39 vrouwen en 25 mannen tewerkgesteld binnen het VEA. De meeste personeelsleden (2/3) bevinden zich in niveau A. 42 personeelsleden zijn statutair. Er werken 3 personen van allochtone afkomst en 1 persoon met een arbeidshandicap bij het VEA. Het VEA heeft een relatief jong personeelsbestand (3/4 is jonger dan 45 jaar). De combinatie van de gegevens van de apparaatskosten en de effectieve personeelsbezetting, levert een gemiddelde totale apparaatskost (lonen en werkingskosten, excl. de eigen grote informaticaprojecten ter uitvoering van het energiebeleid) per VTE van 65.000 euro.
7.2. Samenvatting van de opdeling van het personeelsbestand naar de verschillende cellen en sleutelprocessen van het VEA N-functie: 1 VTE Cel management en strategie: 10,65 VTE - Algemeen secretariaat (0,7 VTE) - Managementondersteunende diensten binnen het agentschap (3,8 VTE) - Organisatiesturing (1,3 VTE) - Algemene beleidsondersteuning door het verstrekken van beleidsgerichte input (4,45 VTE) - Beantwoorden van algemene informatievragen over het Vlaamse energiebeleid (1,7 VTE) Cel REG en sociaal energiebeleid: 3,4 VTE - Monitoring en evaluatie van de REG-ODV (0,3 VTE) - Monitoren en evalueren van de sociale openbaredienstverplichtingen (0,4 VTE) - Doelgroepenoverleg in het kader van het beleidsthema en het Energierenovatieprogramma 2020 in het bijzonder, met inbegrip van opvolging energieconsulentenprojecten (1,0 VTE) - Adviesverlening aangaande dossiers in het kader van het thema Energie van de samenwerkingsovereenkomst (SO) met de gemeenten en de provincies (0,6 VTE) - Thematische informatieverstrekking inzake REG en het sociaal energiebeleid (1,1 VTE) 93
Cel milieuvriendelijke energieproductie: 17,75 VTE - Uitvoering geven aan de Europese richtlijn inzake de bevordering van hernieuwbare energiebronnen (3,75 VTE) - Monitoring en evaluatie van de groenestroom- en warmtekrachtcertificatensystemen (2,5 VTE) - (Behandeling expertisedossiers) (7,5 VTE) - Uitvoering geven aan de Europese richtlijn inzake energie-efficiëntie wat de bevordering van warmtekrachtkoppeling en de opmaak van een warmteplan betreft (1,4 VTE) - Coördinatie werkzaamheden Interdepartementale Windwerkgroep (1,0 VTE) - Opvolging gesubsidieerde werkzaamheden van sectororganisaties (ODE, Cogen, BiogasE, Quest) (0,2 VTE) - Thematische informatieverstrekking inzake milieuvriendelijke energieproductie (1,4 VTE) Cel ondersteuning van bedrijven: 2,2 VTE - Beoordelen van de attestaanvragen van bedrijven voor een verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen (1,2 VTE) - Beoordelen van de energieplannen en de energiestudies in het kader van het besluit Energieplanning (0,1 VTE) - Opvolgen van de energiebeleidsovereenkomsten in verband met energie-efficiëntie (0,7 VTE) - Monitoring van de energieconsulentenprojecten voor de doelgroep van bedrijven (0,1 VTE) - Thematische informatieverstrekking inzake steunverlening aan bedrijven voor energiebesparende investeringen (0,1 VTE) Cel energieprestatieregelgeving: 17,0 VTE - Handhaving van de energieprestatieregelgeving (10,4 VTE) - Het verder uitbouwen van de EPB-software (1,0 VTE) - Het verder uitbouwen van de energieprestatiedatabank inzake de energieprestatieregelgeving (0,6 VTE) - Het monitoren, evalueren, verder uitwerken en optimaliseren van de energieprestatieregelgeving (1,8 VTE) - Het verder uitwerken van de berekeningsmethodiek voor de energieprestatieregelgeving (0,8 VTE) - Thematische informatieverstrekking ter ondersteuning van verslaggevers, ontwerpers, uitvoerders, de bouwsector en bouwheren met betrekking tot de energieprestatieregelgeving (2,4 VTE) Cel energieprestatiecertificatie: 9,95 VTE - Handhaving van de energieprestatiecertificatensystemen (4,05 VTE) - Bewaken van de kwaliteit van de opleidingen voor energiedeskundigen (0,3 VTE) - Het verder uitwerken van de berekeningsmethodiek voor energieprestatiecertificatenregelgeving (1,45 VTE) - Het verder uitbouwen van de certificatiesoftwares (1,2 VTE) - Het verder uitbouwen van de energieprestatiedatabank inzake energieprestatiecertificatensystemen (0,3 VTE)
de de
94
-
Het monitoren, evalueren, verder uitwerken en optimaliseren van de energieprestatiecertificatensystemen (1,5 VTE) Thematische informatieverstrekking ter ondersteuning van de implementatie van de energieprestatiecertificatensystemen (1,15 VTE)
7.3. Actueel personeelsplan van het VEA Het meest recente door het EOC op 2 december 2013 goedgekeurde personeelsplan van het VEA ziet er als volgt uit: Functie/graad Administrateur-generaal Directeur-ir Senior-adviseur Adviseur-ingenieur Toezichthouder groene stroom en WKK Adviseur Adjunct van de directeur Adjunct van de directeur Ingenieur Ingenieur Deskundige Deskundige Hoofdmedewerker Technici Medewerker Assistent Assistent Totaal
Statutair of contractueel Mandaat Statutair Statutair Statutair Contractueel
Rang
Statutair Statutair Contractueel Statutair Contractueel Statutair Statutair Statutair Statutair Statutair Statutair Contractueel
A2 A1 A1 A1 A1 B2 B1 C2 C1 C1 D1 D1
A3 A2 A2E A2 A2
Personeelsplan 1 januari 2014 1 1 1 4 3 1 17 3 10 10 1 2 4 1 6 4 5 67
De wijziging van het personeelsplan op 2 december 2013 maakt de overheveling van de cel expertisedossiers van de VREG naar het VEA mogelijk. Personeelsbestand 31 december 2013 Niveau A Niveau B Niveau C Niveau D Totaal
Aantal 46 2 6 10 64
95
Gelet op de door de Vlaamse Regering opgelegde besparing in personeelsleden (-6,5% per beleidsdomein) en de beschikbare weddekredieten heeft het VEA haar personeelsplan niet volledig uitgevoerd.
7.4. Personeelsplanning 2011-2015 Evolutie in de personeelsbezetting van het agentschap per cel Algemene leiding en secretariaat Management en Strategie REG en sociaal energiebeleid Milieuvriendelijke energieproductie Ondersteuning van bedrijven Energieprestatieregelgeving Energieprestatiecertificatie
2011 1,6 10,55 6,95 4,8 4,6 17,7 6,8 53,0
2012 1,7 9,5 6,05 5,5 2,8 18,6 8,45 52,60
2013 1,7 9,85 4,0 10,5 2,7 17,7 8,95 55,40
2014 1,7 9,95 3,4 17,75 2,2 17,0 9,95 61,95
Voornaamste doorgevoerde wijzigingen -
Versterking algemene beleidsondersteuning (voorbereiding implementatie actieplan bijna energieneutrale gebouwen en richtlijn energie-efficiëntie) Afbouw Vlaams dakisolatiepremie, subsidieregeling sociale verhuurkantoren, bijsturing REG-ODV en afbouw van een communicatie-initiatieven (o.a. deelname aan beurzen) hebben geleid tot personeelsafbouw binnen de cel REG en sociaal energiebeleid Monitoring en evaluatie van de bijgestuurde certificatensystemen voor groene stroom en WKK zijn vanaf 2012 een nieuwe taak voor het VEA (cel milieuvriendelijke energieproductie) Afbouw van het proces voor het afleveren van wegvergunningen en automatisering van het proces voor het afleveren van attesten voor verhoogde investeringsaftrek hebben geleid tot een personeelsafbouw binnen de cel ondersteuning van bedrijven. De versterking van de handhaving van de energieprestatieregelgeving in uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 is op kruissnelheid gekomen (cel energieprestatieregelgeving – EPB). Op vraag van de voogdijminister werden in de loop van 2011 nieuwe processen opgestart om de kwaliteit van het EPC residentieel te verhogen (meer kwaliteitscontroles via deskaudit, centraal examen). Dit heeft tot een toegenomen personeelsinzet voor handhavingstaken geleid (cel energieprestatiecertificatie - EPC)
Verder geplande evolutie personeelsbestand in koppen 31 juli 2009: 31 december 2009: 31 december 2010: 31 december 2011: 31 december 2012:
49 49 51 58 64 96
31 december 2013: 64 31 december 2014: 65 31december 2015: 64 Overheveling cel expertisedossiers van de VREG naar het VEA Vanaf 1 januari 2014 worden de taken van de cel expertisedossiers van de VREG overgedragen naar het VEA. In dit kader worden 7 personeelsleden van de VREG overgedragen naar het VEA (4 niveau A, 1 niveau B en 2 niveau C). LNE-niveau Het beleidsdomein LNE had op 30 juni 2013 de doelstelling voor 30 juni gerealiseerd.
2014 reeds
Maatregelen die het VEA neemt ter ondersteuning van de realisatie van de doelstelling voor het beleidsdomein: - geen vervanging van pensioneringen; - 4 tijdelijke contractuele wervingen worden uiterlijk halfweg 2014 beëindigd. Geplande en te verwachten wijzigingen in de takenpakketten van de verschillende cellen van het agentschap -
Management en strategie
Coördinatie en implementatie van het Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen. Coördinatie omzetting en implementatie Vlaams actieplan energie-efficiëntie in kader van Europese richtlijn van 25 oktober 2012. -
REG en sociaal energiebeleid
Afbouw adviesverlening aangaande dossiers in het kader van het thema Energie van de samenwerkingsovereenkomst (SO) met de gemeenten en de provincies (vanaf 2014). -
Milieuvriendelijke energieproductie
Implementatie actieplan Groene Warmte. Overheveling cel expertisedossiers van de VREG (2014). -
Ondersteuning van bedrijven
Nihil. -
Energieprestatieregelgeving 97
Afbouw van handhavingstaken gelijklopend met afbouw tijdelijke personeelsuitbreiding voor handhavingstaken (beslissing Vlaamse Regering 17 december 2010). -
Energieprestatiecertificatensystemen
Versterking kwaliteitscontrole EPC’s. Implementatie EPC niet-residentieel.
98
8. Personeelsinzet en besteding van beleidskredieten in functie van de operationele organisatiedoelstellingen van de beheersovereenkomst 2011-2015 SOD-1
OOD-Pr1
OOD-Pr2
OOD-Pr3
OOD-Pr4
OOD-Pr5
OOD-Pr6
OOD-Pr7
Het VEA wil Europese en Vlaamse beleidsmaatregelen inzake de bevordering van het efficiënt gebruik van energie kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs Omschrijving project Sleutelproces VTE Beleidskredieten Het VEA zal de implementatie coördineren van de bepalingen van de Europese richtlijn energie3 2,7 efficiëntie die betrekking hebben op de gewestelijke energiebevoegdheden Het VEA zal de omzetting in Vlaamse regelgeving voorbereiden van de bepalingen van de 3 + 24 0,9 290.000 gereviseerde Europese richtlijn inzake de energieprestatie van gebouwen Het VEA zal een actieplan uitwerken om de bouw van lage 3 + 24 0,6 400.000 energiegebouwen en bijna energieneutrale gebouwen te stimuleren Het VEA zal een stappenplan uitwerken tot het stapsgewijs 24 280.000 verstrengen van de EPB-eisen voor nieuwbouw tot 2021 Het VEA zal de implementatie voorbereiden van het 29 0,45 energieprestatiecertificatensysteem voor niet-residentiële gebouwen Het VEA wil, geïntegreerd in een certificatiesoftware, een gebruiksvriendelijke 30 0,95 300.000 maatwerkadviesmodule voor residentiële gebouwen laten ontwikkelen Het VEA zal een ontwerp van besluit voorbereiden inzake de 28 0,2 99
OOD-Pr8
OOD-Pr9
OOD-Pr10
OOD-RP1
OOD-RP2
OOD-RP3
OOD-RP4
stroomlijning van de erkenningsregelingen inzake de energiedeskundigen type A en type B Het VEA wil meewerken aan de uitwerking van een geïntegreerde berekeningsmethode voor de energieprestaties van gebouwen Het VEA wil ter ondersteuning van de implementatie van de verstrengde energieprestatieregelgeving een EPB-software van de tweede generatie ter beschikking stellen van verslaggevers en architecten Het VEA zal de lopende energiebeleidsovereenkomsten evalueren en het overleg over de opmaak van (een) nieuwe overeenkomst(en) coördineren en ondersteunen Het VEA zal met het oog op een beperking van de administratieve lasten van de EPB-regelgeving een interactieve ICT-frontoffice ter ondersteuning van externen bij de toepassing van de EPBregelgeving exploiteren en deze tijdig aan wijzigende wetgeving aanpassen Het VEA zal met het oog op een beperking van de administratieve lasten van de EPC-regelgeving een interactieve ICT-frontoffice ter ondersteuning van externen bij de toepassing van de EPCregelgeving exploiteren en deze tijdig aan wijzigende wetgeving aanpassen Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van het tijdig indienen van de startverklaring en de EPB-aangifte Het VEA zal de energieprestatieregelgeving
24 + 29
1,6
-
22
0,9
-
18
0,7
-
23
0,5
100.000
31
0,1
100.000
21
4,1
-
21
3,2
100
OOD-RP5
OOD-RP6
OOD-RP7 OOD-RP8
OOD-RP9
OOD-RP10
OOD-RP11
OOD-RP12
OOD-RP13 OOD-RP14
handhaven op het vlak van het voldoen aan de EPB-eisen Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van de waarheidsgetrouwe rapportering van de energieprestaties door de EPB-verslaggever Het VEA zal het energieprestatiecertificatensysteem voor bestaande woongebouwen handhaven Het VEA zal het energieprestatiecertificatensysteem voor publieke gebouwen handhaven Het VEA zal de energieprestatieregelgeving inzake de energieprestaties van nieuwe en vernieuwde gebouwen evalueren Het VEA zal een tweede evaluatie uitvoeren van de energieprestatieregelgeving inzake de energiecertificatie van bestaande gebouwen Het VEA zal de energieprestatieregelgeving monitoren en de evoluties analyseren Het VEA zal een actieplan uitwerken en implementeren voor de kwaliteitsborging van de opleidingen voor energiedeskundigen Het VEA zal de aanvragen beoordelen die worden ingediend in het kader van de subsidieregeling voor energieconsulentenprojecten Het VEA zal het Energierenovatieprogramma 2020 uitvoeren en monitoren Het VEA zal de REG-actieplannen en -rapporten van de elektriciteitsdistributienetbeheerders beoordelen
21
3,0
480.000
27
3,75
150.000
27
0,2
-
24
0,4
1.670.000
32
1,1
-
24
0,5
-
28
0,3
250.000
7 + 19
0,2
-
7
0,7
43.650.000
5
0,2
-
101
OOD-RP15 Het VEA zal een evaluatierapport aan de minister voorleggen over de REGopenbaredienstverplichtingen van de elektriciteitsdistributienetbeheerders OOD-RP16 Het VEA zal de premieaanvragen van de sociale verhuurkantoren beoordelen OOD-RP17 Het VEA zal op basis van de lijsten van de netbeheerders de uitbetalingsdossiers voor de Vlaamse dakisolatiepremie opmaken OOD-RP18 Het VEA zal de aanvragen van bedrijven voor een verhoogde investeringsaftrek voor energieinvesteringen beoordelen OOD-RP19 Het VEA zal de energieplannen en energiestudies in het kader van het besluit energieplanning beoordelen OOD-RP20 Het VEA zal het departement adviseren over de dossiers in het kader van het thema energie van de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten en de provincies
SOD-2
OOD-Pr11
OOD-Pr12
OOD-Pr13
5
-
-
7
-
-
7
-
-
16
1,2
-
17
0,1
-
8
0,6
-
Het VEA wil Europese en Vlaamse beleidsmaatregelen inzake de bevordering van de milieuvriendelijke energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs Project Sleutelproces VTE Beleidskredieten Het VEA zal een beleidskader uitwerken om de duurzame inzet van vaste en gasvormige biomassa 10 0,95 voor energieproductie te garanderen Het VEA zal een voorstel voor een verplicht minimum aandeel hernieuwbare energie in gebouwvoorschriften voorbereiden Het VEA zal in overleg met de andere gewesten en de federale
10 + 25
0,2
-
102
OOD-RP21
OOD-RP22
OOD-RP23
OOD-RP24
overheid een voorstel voor een 10 kwalificatieregeling tot bewaking van de opleidingen voor installateurs kleinschalige hernieuwbare-energie-installaties uitwerken Het VEA wil het Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020 mee uitvoeren, monitoren en indien 10 nodig bijkomende initiatieven voorstellen om te voldoen aan de tussentijdse doelstellingen van de richtlijn 2009/28/EG Het VEA voert doorlopend overleg en monitort de evolutie van technieken en omgevingsvoorwaarden teneinde 11 aan de minister regelmatig een evaluatie van de onrendabele toppen inzake hernieuwbare energie en WKK te kunnen voorleggen Het VEA zal de realisatie van de doelstellingen voor warmtekrachtkoppeling in het 12 Vlaamse Gewest monitoren en indien nodig bijkomende initiatieven voorstellen Het VEA zal voor de gewestelijke energiebevoegdheden de vereiste input leveren om te voldoen aan de evaluatieen 10 + 12 rapporteringsverplichtingen, voorgeschreven door de Europese richtlijnen inzake hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling
OOD-RP25 Het VEA zal de werkprogramma’s monitoren van de vzw’s met een werkingssubsidie (Cogen, ODE, Biogas-E, Quest …) OOD-RP26 Het VEA zal de werkzaamheden van de interdepartementale windwerkgroep organiseren en coördineren tot implementatie van de omzendbrief windenergie OOD-RP27 Het VEA zal de subsidieaanvragen
0,4
90.000
2,1
4.472.000
2,5
50.000
0,2
-
0,2
-
14
0,2
314.000
13
1,0
-
103
beoordelen in het kader van de demonstratieprojecten bij openbare besturen en vzw’s (micro-WKK en warmtepompen) OOD-RP28 Het VEA zal een marktintroductieplan voor microWKK-installaties voorbereiden
-
-
-
12
0,2
200.000
SOD-3
Het VEA wil de Vlaamse beleidsmaatregelen ter bestrijding van energiearmoede kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs Project Sleutelproces VTE Beleidskredieten OOD-Pr14 Het VEA zal een voorstel uitwerken voor de financiële 7 0,3 6.000.000 ondersteuning van sociale dakisolatieprojecten OOD-RP29 Het VEA zal regelmatig een evaluatie voorleggen aan de 6 0,4 minister inzake de sociale openbaredienstverplichtingen van de distributienetbeheerders OOD-RP30 Het VEA zal de waarborgaanvragen beoordelen 7 0,1 200.000 voor FRGE-leningen aan lokale entiteiten SOD-4
Het VEA wil via gerichte communicatieacties de actiebereidheid bij de bevolking, bedrijven en organisaties inzake het rationeel energiegebruik en de milieuvriendelijke energieproductie verhogen Project Sleutelproces VTE Beleidskredieten OOD-Pr15 Het VEA wil een proefproject opzetten op basis waarvan een stappenplan kan worden opgesteld tot het uitbouwen van lokale energieloketten OOD-RP31 Het VEA zal een gestructureerd informatie- en kennissysteem 4 + 9 + 15 + 2,35 100.000 exploiteren voor het managen en 20 + 26 + 33 beantwoorden van de algemene informatievragen die toekomen op
[email protected] OOD-RP32 Het VEA zal externe sensibiliseringsen 9 + 15 + 26 + 1,5 440.000 communicatieacties voeren inzake 33 het energieverbruik en 104
milieuvriendelijke energieproductie (via beurzen en de media) OOD-RP33 Het VEA zal positief gewaardeerde informatiebrochures en -folders over REG en de milieuvriendelijke energieproductie laagdrempelig ter beschikking stellen OOD-RP34 Het VEA zal een gebruiksvriendelijke en drukbezochte website beheren
9 + 15 + 26 + 33
1,7
50.000
4 + 9 + 15 + 20 + 26 + 33
1,0
-
SOD-5
Het VEA zal de minister ondersteunen bij de uitvoering van de energiebeleidscyclus Recurrent proces Sleutelproces VTE Beleidskredieten OOD-RP35 Het VEA zal input leveren voor de 3 0,1 beleidsbrieven van de minister OOD-RP36 Het VEA zal energierapporten ter beschikking stellen met betrouwbare gegevens inzake de 3 0,5 energieproductie en het -verbruik per sector OOD-RP37 VEA zal meewerken aan de opmaak, uitvoering, rapportering en evaluatie van het Vlaams 3 0,1 Klimaatbeleidsplan voor de acties waarvoor het agentschap trekker is Interne werking SOD-1
OOD-Pr1
OOD-Pr2
Het VEA zal de maturiteit van haar organisatie verbeteren door een verbetertraject op te zetten Omschrijving project Sleutelproces VTE Beleidskredieten Jaarlijks actualiseren van de zelfevaluatie volgens de thema’s 1 0,2 van de leidraad interne controle/organisatiebeheersing Jaarlijks een verbetertraject voor de relevante thema’s van de leidraad interne controle/organisatiebeheersing 1 0,2 concretiseren in het ondernemingsplan op basis van de jaarlijkse actualisatie van de 105
zelfevaluatie en, indien beschikbaar, op basis van aanbevelingen geformuleerd door controle-instanties
SOD-2
OOD-Pr3
OOD-Pr4
OOD-Pr5
Het VEA wil bij de uitvoering van haar kerntaken meetbare efficiëntiewinsten realiseren door een verbetertraject op te zetten Omschrijving project Sleutelproces VTE Beleidskredieten Vermindering van de personeelsbehoeften van VEA voor de processen die in de 1 nutsmatrix voor het agentschap als afstootbare processen of processen met een beperkte meerwaarde voor het Vlaamse energiebeleid worden gecatalogeerd Jaarlijkse systematische doorlichting van de processen met 1 0,4 het oog op mogelijke automatisaties Uitbouwen van een energieprestatiedatabank tot 23 + 31 0,3 175.000 authentieke gegevensbron
106