OBRECHTKERK 110-JARIG BESTAAN 18 MEI 2014 VIJFDE ZONDAG PASEN (A) GASTEN, VRIENDEN, PAROCHIANEN VAN DE OBRECHT, ZUSTERS EN BROEDERS, “Zingt voor de Heer een nieuw lied”, “Cantate Domino canticum novum”, dát is de uitnodiging uit Psalm 98 in de Introitus van deze vijfde zondag van Pasen, de zondag die door de Rozenkransparochie in deze Obrechtkerk wordt gevierd met feestelijke aandacht voor haar 110-jarig bestaan. Welk nieuw lied kan er nog klinken in dit kerkgebouw vol van katholieke traditie in architectuur en religieuze kunst; in deze kerkruimte met een eigen kerkmuzikale geschiedenis; in dit aan God gewijde Huis met een traditie van klassiek-liturgische vieringen? Laten we voor een mogelijk antwoord op deze drieledige vraag de lezingen uit de Schriften van deze zondag beschouwen, maar eerst nog een kort moment stil staan bij de locatie waarin we ons bevinden. De Obrechtkerk, zo genoemd naar de straat waarin het gebouw staat en door de bewoners van de buurt behouden, alle lof en dank aan hen!, torent boven het Concertgebouw uit, wanneer je staat op het Museumplein, waar je naast en achter je de belangrijkste musea van dit land aanwezig weet. Soms lijkt er in gesprekken met parochianen en kerkvrienden een gevoel te bespeuren, waarin de nabije aanwezigheid van de monumentale cultuur aan het Museumplein als een spiegel is voor de al dan niet verborgen ambitie in de Obrechtkerk. Ook als er tegenargumenten voor deze veronderstelling zijn aan te dragen, dan nog kan dit beeld van de spiegel als metafoor van dienst zijn, geformuleerd in de vraag: wat spiegelt dit monumentale kerkgebouw naar het volk op het Museumplein? Aan die vraag gaat een vraag vooraf: Hóe is deze kerk te vinden…voor hen die zich op het Museumplein bevinden? Is er al een Obrechtapp? Creatievelingen gevraagd dus, die deze kerk allereerst als monumentaal gebouw nog méér op de kaart willen helpen zetten. De buitenkant van de kerk blijft als visitekaartje voor al wat er zich binnen dit gebouw voltrekt, eerst in niet-liturgische zin én vervolgens in al dan niet hoog- of laagkerkelijke context. Want dat is anno 2014 de realiteit. Wat een geluk vandaag voor ons, als gelovige Paastijdvierders, om te mogen horen voorlezen – in dit Huis van de Heer - uit de Eerste Brief van Petrus. De Heer is als de levende steen, die door de mensen werd verworpen, maar Hij is als een hoeksteen geworden. Petrus nodigt ons dan uit om onszelf als levende 1
stenen te voegen in de bouw van de geestelijke tempel. Dit kerkgebouw mag dan gerestaureerd zijn, staan te pronken in haar volle monumentale glorie, en er mag nog veel meer glorie kunstzinnig bij verzonnen worden, dat is allemaal coram populo; maar de bouw van de geestelijke tempel (domus spiritalis) coram Deo, voor het aanschijn van de Eeuwige, is nooit áf. Dit gebouw wordt voor een parochie als een loden last, een niet te dragen steen, wanneer het niet gedragen wordt vanuit zoiets als een gezamenlijke spiritualiteit, een geloof dat zich vertaalt in vriendschap en daadwerkelijke oecumenische gastvrijheid. In de Paasnacht kwam opnieuw het Licht van Christus binnen in de donkere ruimte van dit Godshuis. Meebouwen aan deze geestelijke tempel betekent, zegt Petrus, geroepen worden om de daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht. Dat is een spirituele ervaring, dat is eigenlijk de kern van de boodschap in de Schriften: Licht in de Duisternis!, een boodschap die misschien nog eens verantwoord expressie kan krijgen in nog meer licht dat de torens van deze kerk zouden kunnen uitstralen in een wereldstad, waarin licht en duisternis, ook vanuit moreel perspectief, altijd met elkaar in strijd zijn. Wat een geluk vandaag voor ons, als gelovige Paastijdvierders, om te mogen horen voorlezen – in dit Huis van de Heer – uit de Handelingen der Apostelen! De problematiek van destijds is nog altijd dezelfde, maar de aanleiding is wel anders. In die dagen nam het aantal geloofsleerlingen steeds toe…maar in onze dagen wordt dat aantal steeds minder. De vraag naar de dagelijkse ondersteuning van hen die geen brood op tafel hebben is duidelijk aanwezig in deze stad en naar het schijnt soms ook in deze buurt. Destijds werden er mannen uitgekozen om als diaken de zorg voor de ondersteuning op zich te nemen. Wij bidden dat er ooit in onze wereldwijde kerkgemeenschap weer vrouwen tot diaken gewijd zullen kunnen worden. Intussen is de vraag naar de diakonie op een nieuwe wijze actueel, denk aan de voedselbanken. De diakonie is allereerst dus praktisch in haar oorsprong en intentie. Later werd het diakenambt min of meer tot een rituele liturgische bediening, maar is door het Tweede Vaticaans Concilie in haar oorspronkelijke bedoeling hersteld. Het is de diaken, die in de eucharistieviering het evangelie laat horen, al dan niet zingend, en het ook kan uitleggen aan het verzamelde Volk Gods.
2
Dát is de verbindingsschakel naar de muzikale traditie in deze Obrechtkerk/ Rozenkransparochie. De zang tijdens de liturgie is immers ook een vorm van diakonie, een vorm van dienstbaarheid in de eredienst, goddelijke liturgie genoemd, waarin de Eeuwige lof wordt toegezongen. Het koor of de schola in de liturgie heeft altijd een dienende functie en heeft niet de intentie in een eucharistieviering een concert te willen geven. De kerkmuziek in deze kerk en overal elders is naar een Ignatiaans motto… Ad maiorem Dei gloriam, tot meerdere eer van God. De zang en de instrumenten, waaronder het voornaamste instrument het orgel is, zo zegt het Concilie, zijn een bijdrage in de verheffing van het hart tot het gebed. De architecturale schoonheid van het kerkgebouw en de muzikale schoonheid van de kerkmuziek willen de stemming van de gelovig-zoekende mens opheffen uit zijn eigen duisternis en verheffen tot wonderbaar licht. Vandaar het eminente belang van de stilte in de liturgie en de stilte in de muziek. Met twee citaten , met een metafoor, uit het essay “La musique et l’Ineffable” van Vladimir Jankélévitch: “Die diepe stilte, waarop het leven drijft zoals op een vlot, is wat de menselijke geluiden zo onbestendig en het betoverde eiland van de kunst zo kostbaar maakt. De dichtkunst is een sonoor eiland in de oceaan van het proza. Of met andere beelden gezegd: de levende oase van de muziek en van de poëzie lijkt verloren in het sprakeloze, in de immense woestijn van het prozaïsche bestaan. (blz.187). En even verder schrijft hij: “Zingen stelt ons vrij van het spreken en is een manier van zwijgen. Federico Mompou geeft aan een suite van negen kleine deeltjes muziek de titel Musica callada. We zouden het een suite van negen stiltes kunnen noemen, waarin de componist de ‘soledad sonora’ (de sonore eenzaamheid) van de Heilige Juan de la Cruz laat zingen. Het is in de stilte dat zich de muziek verheft als een goddelijke muziek. (p.194).”
3
De bediening van het woord, waarover Handelingen spreekt, staat in dienst van het gebed. Dat is de intieme relatie tussen de zoekende mens en haar/zijn Levensgeheim. Een kerkgebouw zal alleen als inspirerende, gewijde ruimte kunnen blijven bestaan, als het een ruimte kan zijn en blijven waar het mogelijk is om er te bidden. Er staat, juist ook voor vandaag, een prachtige slotzin aan het eind van de eerste lezing uit het boek Handelingen: “ OOK EEN GROOT AANTAL PRIESTERS GAF ZICH GEWONNEN AAN HET GELOOF!” (Hand 6,7). In de taal van de Oude Kerk:”…turba sacerdotum oboediebat fidei.” Historisch commentaar is hierbij mogelijk, maar misschien is het juist vandaag een vermaning voor de priesters die u in dit Huis van de Heer mogen voorgaan in het gebed en de liturgie en in de bediening van het woord: dat wij ons steeds méér gewonnen geven aan het geloof, dat is aan het vertrouwen dat de Heer voor zijn Kerk zal blijven zorgen, én dat wij geroepen zijn U oprecht te dienen door het deemoedig herder-zijn. Gehoorzaam-zijn aan het geloof betekent een dienstwillige luisterbereidheid. Waar priesters in deze parochie in het verleden tekort zijn geschoten in deze pastorale deemoed; waar zij destijds, maar mogelijk ook vandaag niet (kunnen) tegemoet komen aan wat u van hen als gelovige mocht of mag verwachten, daar hopen wij op de barmhartigheid en de vergeving, die telkens weer wordt vóórgezegd in het gebed, dat Jezus zélf ons heeft geleerd: het Onze Vader. Dat de voorspraak van Maria in deze kerk bijzondere aandacht krijgt, behoeft geen uitweiding. Eigenlijk is zij de Moeder in Stilte, en daarmee uitnodiging tot het in stilte verwijlen bij de herinnering aan haar, zoals dat hier gebeurt bij de Pietà. Haar lijden als Moeder, ook verbeeld op de kruisweg, nodigt uit tot compassie. Wat een geluk voor ons vandaag, als gelovige Paastijdvierders, om te mogen horen voorlezen – in dit Huis van de Heer – uit het evangelie van Johannes 14, dat is uit de afscheidsrede van Jezus tot zijn leerlingen. Ons hart behoeft niet verontrust te worden. Door de gave van de Heilige Geest is Hij altijd bij ons. In het evangelie wijst Jezus van zichzelf af naar de Vader. Hij stelt zichzelf niet in het centrum van de aandacht, maar presenteert zichzelf voor hen die in hem willen geloven als de ‘Ware Levenspassage’. Dóór Hem, als ‘weg, waarheid en het leven’ komt men tot het Geheim van de Vader, komen we in het Huis van de Vader waar ruimte is voor velen, ‘waar vele verblijven zijn’, zo staat er en dat was het beeld, de metafoor, die tot het hart sprak van Teresa van Avila of Teresa van Jezus, die in deze kerk een prominente plaats heeft in de absis. Met 4
dit beeld in haar geheugen schreef zij haar boek ‘Kasteel van de ziel’. Onlangs nog hoorde ik bij de bediening van een doop tijdens de Paasnacht in deze Obrechtkerk iemand met twinkelende ogen zeggen: “Vroeger noemden mijn kinderen deze kerk altijd ‘het Kasteel’, vooral vanwege die grote deuren. Mooi dat er nu glazen binnendeuren zijn.” Door die glazen binnendeuren is het verlangen naar transparantie vormgegeven, maar het is een paradoxaal beeld. Want hoe de ‘buitenwereld’ ook naar binnen kijkt of even naar binnen loopt tijdens een eucharistieviering, hoe transparant de geloofsgemeenschap zich tijdens dat hoogtepunt ook naar buiten wil opstellen, het eigenlijke Geheim blijft verborgen. De zelfgave van de Dienaar Jezus Messias in de eucharistische tekenen van het brood en de wijn is een verborgen geloofsgeheim, “Mysterium fidei”. In het Huis van de Vader is ruimte voor velen…maar wie zijn die velen? En hoe de weg naar dat verborgen Huis open te houden, de weg open te houden naar het vinden van dit Huis van de Heer, deze Obrechtkerk, in een periode waarin in dit land, in deze stad, het vertrouwen in de kerk als instituut, en ook in haar bedienaren, minimaal is geworden ? Geloof in God is er op vele wijzen wel te vinden, er is een overvloed aan mogelijkheden in deze stad Amsterdam zich op een of andere wijze te verdiepen in een vorm van spiritualiteit. Maar wie weet de weg naar de Kerk omwille van het overgeleverde geloof, de traditie van de Kerk, nog te vinden? Visionaire antwoorden worden altijd gewantrouwd. En toch: ook deze geloofsgemeenschap is geroepen het Visioen van Jezus Christus, “dat allen één mogen zijn” (Joh 17,21) levend te houden. Aan dat visioen van Eenheid herinnert de ‘kleine karmelietes’ en gróte kerklerares Teresia van het kind Jezus, hier in déze kerk aanwezig in de Theresiakapel als houten beeld: aan de realisering van een groot verlangen moet je klein beginnen ! Vanuit dát geloof zal er gegronde hoop op een gezegende toekomst zijn. Amen. Alleluia! Amsterdam, 18 mei 2014
5
pater dr Frans Vervooren ocd