B oekennieuws
ciale Atlas die in het Rijksarchief berust, getoond hoe het Noordhollandse dorpsgezicht in de loop van de laatste eeuwen veranderde. In het boek, Holland, algemeen met alle afbeeldingen die op de tentoonstelling E. H . M . Dorsman, Het tekort. Staatsschuld in de tijd zijn te zien, wordt de ontwikkeling van een der Republiek. Amsterdam: N E H A (NEHA-serie twaalftal gemeenten beschreven: Aalsmeer, A m stelveen, Bloemendaal, Egmond, HeerhugoIII, 14), 1991, 276 blz. waard, Den Helder, Hilversum, Hoofddorp, SteIn dit Tilburgs proefschrift wordt ruim aandacht de Broec, IJmuiden/Velsen, Zaanstad en Zandbesteed aan de Hollandse financiën. De groei van voort. de provinciale schulden wordt in verschillende fasen behandeld. Aan de orde komen de problemen in de tweede helft van de Tachtigjarige Oorlog, Henri Klein, bijeengebracht door, Kroniek van een 1610-1650, het herstel onder De Witt tot 1670, de Erfgooiersdorp. Blaricum 1872-1904. Blaricum: toename van de schulden door de betrokkenheid Historische K r i n g Blaricum, 1990, 288 blz. bij internationale conflicten tot 1715, vergeefse Berichten over Blaricum, bijeengesprokkeld uit pogingen de financiën weer vlot te maken door de Gooi- en Eemlander. In deze periode liep de beheersing van de uitgaven en het feitelijke bevolking nog terug van 965 naar 865 zielen. Pas staatsbankroet van 1795. in de 20e eeuw kwam Blaricum tot bloei als villadorp. Noord-Holland Jan Derk Gerritsen, Kolhorn. Jouw Zuiderzee werd A . J . Looyenga, Van Waterstaatskerk tot kathedraal.gelukkig nooit IJsselmeer. Kolhorn: Stichting 'OudDe St. Josephkerk te Haarlem en het werk van de wa- Kolhorn', 1989, 47 blz. terstaatsarchitect H. H. Dansdorp. Haarlem: Vereni-In dit boekje wordt beknopt en met veel illustraging 'Haerlem' (Haerlem-reeks deel 11), 1990, ties beschreven hoe Kolhorn zich in de loop van 234 blz. de eeuwen ontwikkelde en tegelijkertijd zo authentiek heeft kunnen blijven. In de periode 1824-1868 bestond er een intensieve bemoeienis van waterstaatsambtenaren met de H . Schaftelaar, A . P . Kooymans-van Rossum, kerkebouw. In dit boek wordt die bemoeienis in Nieuw Valkeveen, een landgoed in de zanderij. Naarde provincie Noord-Holland onderzocht aan de den: Stichting Vijverberg (Gansoordstraat 16, hand van het werk van één van de meest promi1411 R H Naarden, tel. 02159-46860), 1991, 72 nente waterstaatsarchitecten, H . H . Dansdorp blz. (1788-1873). Centraal staat daarbij zijn hoofdwerk, de St. Josephkerk te Haarlem. Verder worDe zandgronden ten oosten van de vesting Naarden (voormalige) kerken behandeld te Aalsmeer, den waren vanaf de 17e eeuw in trek als gebied Akersloot, Beverwijk, Duivendrecht, Edam, om landgoederen te vestigen. In 1844 bouwde de Egmond-Binnen, Haarlemmerliede, HeemsAmsterdammer J . P. van Rossum er met sloopkerk, Heemstede, Den Helder, Hoorn, Laren, materiaal van de 17e-eeuwse hofstede Valkeveen Monnickendam, Petten, Spaarnwoude, Warhet zomerverblijf Nieuw Valkeveen. Dit boekje menhuizen, Zaandam, Zandvoort (Badhuis), 't beschrijft de historisch-geografische ontwikkeZand en Zijpe. ling van het landgoed en geeft informatie over de families die er hebben gewoond. Bert Sliggers, Het veranderend dorpsgezicht in NoordAad Schol, Texelse jutters. Schoorl, Uitgeverij P i Holland. Haarlem: Provinciaal Bestuur van rola, 1991, 96 blz. Noord-Holland en het Rijksarchief in NoordHolland (Publikatiereeks van de Provinciale At- Bevat verhalen van en over strandvonders, strandjutters en strandingen in heden en verlelas Noord-Holland, nr. 1), 1992, 118 blz. den op Texel. Begeleidend boek bij de gelijknamige tentoonstelling die in de loop van dit jaar nog in vier Dirk Dekema en Henk Schaftenaar (red.), Het plaatsen te zien is (Hilversum, Purmerend, Den Burgerweeshuis te Naarden, van Weeshuis tot Archief. Helder en Amstelveen). O p de tentoonstelling Naarden, Stichting Vijverberg, 1991, 94 blz. wordt aan de hand van afbeeldingen (tekeningen, In 1991 werd het stadsarchief van Naarden gevesprenten, foto's en plattegronden) uit de ProvinBoeken in het kort
177
Boekennieuws
tigd in een pand dat op het einde van de 17e eeuw was gebouwd als woonhuis van de familie Heshuysen en vanaf 1828 gedurende ruim een eeuw dienst deed als weeshuis. Ter gelegenheid van de restauratie en de nieuwe bestemming van dit pand verscheen een rijk geïllustreerd boek, waarin de geschiedenis ervan is beschreven. Behandeld worden de bewoners en gebruikers, de bouwgeschiedenis, de schilderijencollectie, het behangsel in de schilderijenzaal en de restauratie.
ƒ 15,-. Verkrijgbaar bij o.m. het Haags Historisch Museum, Korte Vijverberg 7, Den Haag. Dit deel uit de VOM-reeks - waarvan de voortzetting gevaar loopt - behandelt de resultaten van het archeologisch onderzoek in de jaren 1986 en 1987, voorafgaand aan de nieuwbouw van de Tweede Kamer. De resultaten worden besproken in samenhang met historische en kartografische informatie.
C. Karssen, Bodegraven in Bedrijf. Bewerkt door B. Feis en H . Rutten, Alphen aan den Rijn, 1991. Sarah Bakker, Het Huis Barnaart te Haarlem 1803- Deel 4 van de 'Midden-Holland in bedrijf'-reeks. Te bestellen bij: Stichting Bedrijfsmonumenten 1808. Haarlem, Provinciaal Bestuur van NoordMidden Holland, Mariaplaats 23, 3511 L K Holland, 1991, 64 blz. Utrecht. Prijs ƒ28,50. In Haarlem staat aan de Nieuwe Gracht een monumentaal pand dat tussen 1803 en 1808 in zuiveS. Leupen e.a., Adresboek Geschiedbeoefening en Culre Empirestijl werd gebouwd voor Willem Philip tuurbehoud in Zuid-Holland. 's-Gravenhage, StichBarnaart. In 1880 werd het gekocht door de proting Geschiedbeoefening in Zuid-Holland i.o. vincie. Tot 1940 was het ambtswoning van de Culturele Raad Zuid-Holland, 1991, 135 blz. Te commissaris van de koningin, daarna werd het bestellen door overmaking van ƒ 10,— (incl. ververhuurd. Kort geleden werd het interieur gezendkosten) op giro 264712 van Stichting Cultudeeltelijk gerestaureerd. Thans is het onder anrele Raad Zuid-Holland o.v.v. 'Adresboek gedere in gebruik door de Culturele Raad. Dit boek schiedbeoefening'. geeft een goed inzicht in de kunsthistorische betekenis van dit empiremonument. Middels deze publikatie is de gebruiker in staat snel en doeltreffend informatie te verkrijgen of op de juiste plek onderzoek te verrichten. Naast 400 adressen van instellingen, organisaties en docuZuid-Holland mentatiecentra op historisch, archeologisch en J.C. Kort, De archieven van defamilie Van der Dussen, genealogisch gebied worden onder meer ook de openingstijden van de betreffende instellingen en 1517-1905. 's-Gravenhage, Hoge Raad van Adel, musea vermeld. Naast de gegevens van de organi1992. Te bestellen door overmaking van ƒ 25,- + saties binnen de provincie zijn ook die van landeƒ 5 , - op giro 17 68 105 t.n.v. de Hoge Raad van lijk werkende instanties opgenomen. Adel te Den Haag, onder vermelding van: Inventaris Van der Dussen. L . J . Meilink-Hoedemaker, Ferdinand TimmerDe Inventarisreeks van de Hoge Raad van Adel, mans (1891-1967); portret van een beiaardier in het kawaarin in 1988 een inventaris van het familieder van zijn tijd. Rotterdam, Stichting F. Timmerarchief Van der Lelie (van Oudewater) vermans, 1991. Met foto's. Te bestellen door overmascheen, is nu voortgezet met een inventaris van de king van ƒ 35,- op giro 6234319 t.n.v. Stichting F. familie Van der Dussen. Timmermans te Rotterdam. De familie Van der Dussen, zoals zij zich later Dit werk is een biografie van de man die van 1924gingen noemen, verscheen voor het eerst in de 1956 stadsbeiaardier was, waarbij tevens zijn tweede helft van de 15e eeuw te Delft. De eerste werk als adviseur en componist besproken wordt. vertegenwoordiger van de familie, Jan Jacob Bruinsz, was aldaar burgemeester en ook zijn nakomelingen vervulden vaak dit ambt, niet alleen J . Portengen, Zicht op Oud Valkenburg (Z-H); van in Delft, maar ook in Schiedam, Gouda, WoudriRomeinse tot de Franse tijd. Delft, Eburon, 1991. chem, Amsterdam en Utrecht. Voornamelijk aan de hand van verhalen over Valkenburgers, hun doen en laten tussen 1600 en A . Carmiggelt, Tussen Hof en Herberg; archeologisch1800, geeft de auteur een samenvatting van de onderzoek aan de zuidzijde van het Binnenhof in Den historie van Valkenburg, hierbij tevens gebruik makend van resultaten van archiefonderzoek. Haag. Den Haag, 1992, VOM-reeks 1992-1. Prijs 178
Boekennieuws
J.W. Tammel, The Pilgrim and other people Jrom the sterdam, het Nederlandse 'stedenstelsel' en in British Isles in Leiden. Mansk-Svenska publishing Nederland als geheel tussen 1850 en 1914 geCo. Ltd., 371 blz. Te bestellen door overmaking schetst als een overgang van een traditionele naar een moderne samenleving. Vervolgens wordt van ƒ40,50 (incl. verzendkosten) op giro 194276 voor Amsterdam uitgebreid aandacht besteed t.n.v. Gemeentearchief Leiden o.v.v. 'Tammel, aan economie, gemeentepolitiek en bevolking in Pilgrims'. de onderzochte periode. Opvallend is de concluDit boek over de emigranten van de Britse eilansie dat de Amsterdamse bevolkingsgroei vooral den naar Leiden in de periode 1567-1640 werd saveroorzaakt werd door natuurlijke groei en niet mengesteld door een oud-medewerkster van de zoals elders in binnen- en buitenlandse regeLeidse Pilgrim Collectie. ringscentra of industriesteden, door grootscheepse immigratie. Op basis van deze voorbeschouwingen volgt Recensies het pièce de résistance over de stedebouwkundige ontwikkeling, uitmondend in de mooie hoofdAmsterdam stukken over de segregatie van de Amsterdamse Michiel Wagenaar, Amsterdam 1876-1914. Econo- bevolking. Daaronder verstaat hij de scheiding tussen de plaats (binnen en buiten de stad - denk misch herstel, ruimtelijke expansie en veranderende ordening van het stedelijk grondgebruik (Proefschrift U n i - aan de vestiging van de welgestelden in het Gooi) waar men werkt en woont en aan het ontstaan van versiteit van Amsterdam 1990), Amsterdamse homogene woonwijken voor arbeiders en voor Historische Reeks 16, Historisch seminarium welgestelden. Hoewel Wagenaar deze processen van de Universiteit van Amsterdam. Prijs ƒ 4 5 , - . duidelijk weet aan te tonen, meent hij toch dat naar internationale maatstaven deze ontwikkeNiet alleen historici, ook sociaal-geografen houden zich bezig met stedengeschiedenis. Dit kan lingen in Nederland, en zeker ook in Amsterdam, gekenmerkt worden door 'het bedaagde tempo en zeer goede resultaten opleveren wanneer geograhet minder geprononceerde karakter van de terfen gedegen kennis van de bronnen en de beritoriale uitsortering van huishoudens en bedrijstaande literatuur weten te kombineren met thevigheid. Van een allesverwoestende cityvorming orievorming en technieken uit hun eigen vakgewas in centraal Amsterdam geen sprake, noch bied. Het proefschrift van Michiel Wagenaar van een verpaupering van de grachtengordel'. over Amsterdam tussen 1876 en 1914 vormt een Deze Amsterdamse en Nederlandse afwijking prachtig voorbeeld van een dergelijke aanpak. van wat we elders zien voert hij terug op 'de zeer Overigens is er met die periodisering iets bijzonhoge kwaliteit van de 17e-eeuwse stedebouw en ders aan de hand. Iedere kenner van de geschiestadsinrichting'. denis van Amsterdam ziet dat Wagenaar begint waar Van Thijn in zijn proefschrift uit 1965 eindigt (Th. van Thijn, Twintig jaren Amsterdam. De Jan Lucassen maatschappelijke ontwikkeling van de hoofdstad, van de jaren '50 der vorige eeuw tot 1876). Toch ontbreekt bij Wagenaar een verantwoording waarom hij nu Een gemiste kans precies deze jaren heeft gekozen, laat staan in dit Chr. Brown e.a., Rembrandt: de meester en zijn werkverband een verwijzing naar zijn voorganger. Dit is des te verrassender, waar ook Wagenaar verplaats. Schilderijen. Rijksmuseum/Waanders Uitschillende aspecten van het stedelijk leven op een gevers, Amsterdam/Zwolle 1991; 396 blz. geïll; zinvolle wijze weet te integreren. prijs fl. 65,-. Wagenaar begint zijn werk met een theoretiIn 1897 raakte de legendarische Rembrandtsche inleiding, uitmondend in de vraag naar het verband tussen 'industrialisatie in de breedste zin kenner en directeur van het Haagse Mauritshuis van het woord en de opkomst van de gesegregeer- Abraham Bredius verzeild in een bizar avontuur. V i a via had Bredius te Krakau vernomen dat de stad', waarbij hij de Amsterdamse ontwikkeGraaf Tarnowski verschillende schilderijen van lingen wil plaatsen binnen een nationaal en interHollandse meesters bezat. Pas na eindeloos doornationaal kader. Systematisch bouwt hij zijn bezeuren lukte het hem eindelijk een bezoek aan het toog op. Eerst worden de veranderingen in A m 179
Boekennieuws
Rembrandt van Rijn, Badende vrouw, 1654. Paneel, 61,8x47 cm. The National Gallery, L o n den.
oude kasteel van de graaf te brengen. ' E r hangen', zo schreef Bredius over dit bezoek, 'vele prullen in de reuzenzaal van dit curieuse gebouw ... Ik had zoo van terzijde gehoord, ja, die Rembrandt - hij is niet gemerkt, die en die meenden, 't zou wel van een leerling zijn, bijv. A . de Gelder enz. Mijne verwachting was dus niet hoog gespannen. Daar hing 't stuk! Eén blik op 't geheel, een onderzoek van enkele seconden naar de techniek waren maar nodig om mij in eens te overtuigen, dat hier in dit afgelegen oord sedert bijna 100 jaren een van Rembrandts grootste meesterstukken hing!' De Poolse ruiter, want om dit doek handelde het, was ontdekt en direct opgenomen in de hoogste echelons van Rembrandts oeuvre. Een kleine honderd jaar later is er vrijwel geen kunsthistoricus meer te vinden die het enthousiasme van Bredius voor de Poolse ruiter nog deelt. Het schilderij heeft inmiddels als een Rembrandt afgedaan en wordt thans toegeschreven aan Willem Drost, een leerling van de meester. De meeste kunsthistorici kunnen nu, bij wijze van spreken, na een onderzoek van enkele seconden haarfijn vertellen waarom de Poolse ruiter geen Rembrandt kan zijn. O f zoals Gary Schwarz eens opmerkte: 'De kenmerken van vaagheid en poëtische suggestiviteit die jarenlang aan het genie van Rembrandt konden worden toegeschre180
ven, worden nu opeens uitgelegd als inferieur kunstenaarschap van de schilder Willem Drost'. De Poolse ruiter is zeker geen uitzondering. De man met de gouden helm (Berlijn), Het landschap met de molen (Washington), Zelfportret met gepluimde muts (Mauritshuis) en Portret van Rembrandts moeder (Wenen), om maar de bekendste te noemen, deelden het lot van de Poolse ruiter. Terwijl in het begin van deze eeuw nog zo'n kleine duizend schilderijen aan Rembrandt werden toegeschreven, is dit aantal inmiddels teruggebracht tot zo'n driehonderd. Deze grootscheepse schoonmaakbeurt is vooral het werk geweest van het in 1968 officieel gestarte Rembrandt Research Project ( R R P ) , dat het 'echte' oeuvre van Rembrandt voor eens en altijd wilde vaststellen. O m herhalingen a la De Poolse ruiter te voorkomen besloten de leden in groepsverband te gaan werken, op grote schaal laboratoriumgegevens te verzamelen en volledige dossiers aan te leggen, op basis waarvan het uiteindelijke oordeel 'en comité' geveld zou worden. Zo hoopte men het traditionele connoisseurschap van mensen als Bredius van een nieuw, wetenschappelijk fundament te voorzien. O f zij daarin ook geslaagd zijn? Daarover kan men twisten. Feit is in ieder geval dat bij de verschijning van ieder nieuw deel van het Corpus of Rembrandt Paintings - er zijn er in-
Boekennieuws
middels drie verschenen - de bevindingen van de R R P het nodige los maken, zowel onder vakgenoten als onder het grote publiek. Onlangs stelde Schwarz enigszins polemisch in NRC Handelsblad dat het Corpus de meest controversiële catalogus van Rembrandts schilderijen sinds de jaren twintig lijkt te worden. In datzelfde artikel kraakt Schwarz overigens nog meer harde noten. Het R R P , zo luidt zijn voornaamste verwijt, werkt eigenlijk niet anders dan de traditionele connoisseurs. Door uit te gaan van een extreem beperkt auteurschap, op grote schaal gebruik te maken van extreem subjectieve criteria bij de toe- en afschrijvingen en extreem geldige resultaten te claimen, is het R R P zeifin belangrijke mate verantwoordelijk voor alle controverses rond zijn activiteiten. Betekent dit nu ook dat het - door het R R P gedomineerde - Rembrandt-onderzoek eigenlijk sinds het optreden van Bredius weinig vorderingen heeft gemaakt? De grote Rembrandt-tentoonstelling van het afgelopen jaar en de daarbij verschenen catalogus kunnen daar misschien enig licht op werpen. De tentoonstelling had immers tot doel, het publiek vertrouwd te maken met het nieuwe beeld van Rembrandt, zoals dat vooral door het onderzoek van het R R P is ontstaan. N u hangt het antwoord op bovenstaande vraag voor een belangrijk deel af van het gekozen perspectief. In een symposium verdedigde Ernst van de Wetering onlangs de aanpak van het R R P mede door te verwijzen naar zijn eigen preoccupatie met het geheim van de illusie. Hoe slaagde Rembrandt er telkens weer in om in een plat vlak een overtuigende illusie te creëren? Dankzij het onderzoek van het R R P zijn inderdaad juist op dit gebied grote vorderingen gemaakt. Rembrandt is transparanter geworden, om een geliefde uitdrukking van Van de Wetering zelf te gebruiken. In zijn eigen boeiende bijdragen aan de catalogus gaat Van de Wetering bijvoorbeeld uitvoerig in op Rembrandts stijl en werkwijze. Dankzij technisch-wetenschappelijk onderzoek zijn ook verschillende aspecten van de onzichtbare Rembrandt, zoals paneel, doek, voortekeningen en ondergrond, zichtbaar gemaakt. Het is mede aan dit soort talhistorisch onderzoek te danken dat Rembrandts werkplaats en zijn verhoudingen tot zijn leerlingen duidelijker contouren hebben gekregen. Het mag vanuit historisch oogpunt bekeken zonder meer winst worden genoemd, dat in een aan Rembrandt gewijde overzichtstentoonstelling uitvoerig aandacht
wordt besteed aan zijn atelier en leerlingen. De titel van de tentoonstelling, 'Rembrandt, de meester en zijn werkplaats', spreekt in dit verband dan ook boekdelen. Jammer is het dan wel dat Josua Bruyn in zijn artikel over Rembrandts werkplaats vooral gekozen heeft voor een chronologische behandeling van de verschillende leerlingen en het daarbij niet kan laten harde kwalitatieve oordelen over hen te vellen (vgl. bijvoorbeeld de manier waarop het werk van de schilder Jouderville wordt besproken, p. 74). Dat laatste gebeurt ook herhaaldelijk in het catalogusgedeelte over Rembrandts leerlingen. Eerlijk gezegd ontgaat mij de zin van veel van deze met veel aplomb gedebiteerde waardeoordelen. Het gehanteerde perspectief wordt zo wel erg eendimensionaal en a-historisch: Rembrandt is de maatstaf en een ieder die daar niet aan voldoet moet gekapitteld worden, zeker wanneer hij zich later in zijn schilderscarrière zelfs helemaal van de stijl van zijn meester heeft verwijderd (vgl. bijvoorbeeld de korte biografie van Govert Flinck op p. 314). Hier wreekt zich mijns inziens de enorme preoccupatie van veel Rembrandt-onderzoekers met het vaststellen van het auteurschap van de aan Rembrandt toegeschreven werken. Het vele vernieuwende onderzoek van het R R P heeft niet kunnen voorkomen dat juist in dit vraagstuk het traditionele connoisseurschap nog altijd doorslaggevend is: een toe- of afschrijving geschiedt nog altijd vooral op basis van kwaliteit. E n daarbij ontstaat al snel het gevaar van een zekere cirkelredenering, die ook in deze catalogusbundel niet altijd ontbreekt: Rembrandts werken zijn geniaal en alles wat niet geniaal is, kan niet van de meester zelf zijn. Als leek kunnen dergelijke beschouwingen vol typische kunsthistorische stylistische vergelijkingen mij maar matig bekoren. Dit betekent echter niet dat de catalogus de meer historisch geïnteresseerde lezer weinig te bieden heeft; integendeel zelfs. Dit wordt des te duidelijker wanneer deze catalogus afgezet wordt tegen die van een oudere overzichtstentoonstelling, namelijk de grote Rembrandt-tentoonstelling van 1956, die voor Bob Haak en anderen de aanleiding vormde om een groot onderzoek naar het oeuvre van Rembrandt te initiëren. In de begeleidende catalogus van die tentoonstelling was nauwelijks plaats ingeruimd voor de historische figuur van Rembrandt: de kunstenaar en mens werden afgeleid uit de kunstwerken zelf. Zo schreef A . van Schendel in zijn bijdrage aan de 181
Boekennieuws
catalogus over de dood van Saskia in 1642: had in de wijze waarop hij zijn leven vorm gaf en 'Schrijnende levenservaringen, die het gevoelig in alles wat hem los van zijn eigen wil overkwam. gemoed diep aangegrepen moeten hebben. BrenDaarom zullen wij nu verder onze aandacht richgen zij een geestelijke ommekeer teweeg? Het is ten op de zeventiende-eeuwse burgerman, die aan het werk niet dadelijk te merken, maar alRembrandt Harmensz. van Rijn heeft geheten' lengs schijnt het of het virtuoze vertoon en het (p.41). welsprekend gebaar hem minder aantrekken. H i j Daarop volgt het verhaal van de molenaarsschildert Heilige Families in de beslotenheid van zoon die na een jeugd en opleiding te Leiden vol Hollandse binnenkamers en het lijken stille mijambities naar het zich op alle terreinen expandemeringen over de warmte van huiselijk geluk'. rende Amsterdam trekt, om het daar, net als vele Dergelijk gepsychologiseer op basis van kunstanderen, te maken. Dat lukt hem ook nog: hij werken treft men in de nieuwe catalogus niet aan. sluit een goed huwelijk met de Friese burgeZo wordt bijvoorbeeld Rembrandts latere, 'ruwe' meestersdochter Saskia Uylenburgh, heeft vele manier van schilderen door Van de Wetering niet goede contacten en krijgt aan de lopende band als het resultaat van een hoogst persoonlijke ontschildersopdrachten. Financieel gaat het hem wikkeling gezien - zoals in de traditionele kundan ook voor de wind. N a de dood van Saskia in stenaarsbiografie - maar probeert hij deze in een 1642 raakt hij echter in de problemen. Eerst raakt kunsttheoretische context te plaatsen. In een fashij verwikkeld in een onverkwikkelijke affaire cinerend artikel brengt Van de Wetering Remmet zijn huishoudster Geertje Dircks, die hem brandts 'kladdery' in verband met de door T i aanklaagt wegens de verbreking van trouwbeloftiaan geïntroduceerde vlekkerige manier van ten en uiteindelijk in een Gouds tuchthuis wordt schilderen, met 15e-eeuwse experimenten met opgesloten, en daarna raakt hij door overbestehet oppervlak en met verschillende later door Sading en te weinig solide beleggingen in financiële muel van Hoogstraten in diens Inleyding tot de nood. Slechts door een doorzichtige list - RemHooge Schoole der Schilderkonst (1678) bijeenge- brandt treedt in dienst van een door zijn zoon T i brachte schilderkunstige ideeën, waaronder Leotus en zijn nieuwe huishoudster Hendrickje Stofnardo's bekende sfumato, het gebruik van de rulle fels geleide schilderijenhandel - is hij in staat zijn contour. laatste levensjaren verder te werken. Geld en goed verwerft hij daar echter nauwelijks meer Vergeleken met oudere catalogi is ook de zuimee. N a zijn dood in 1669 laat hij niets anders na ver historische component een stuk sterker gedan zijn kleren en schildersgereedschap. 'Als worden in deze nieuwe catalogus. Naast een gekoopman had Rembrandt gefaald', luidt Van degen receptiegeschiedenis van Rembrandt en Deursens eindoordeel nuchter (p. 49). zijn kunst van de hand van Jeroen Boomgaard en Robert W. Scheller, bevat het boek maar liefst Nieuw is dit verhaal allerminst, maar door zijn twee bijdragen over de historische figuur Remgrote kennis van de 17e eeuw weet Van Deursen brandt! Voor de historisch georiënteerde lezer is geregeld nieuwe dimensies aan de overbekende dit grote winst, te meer daar beide artikelen van feiten uit Rembrandts levensverhaal toe te voehoog niveau zijn. A . T h . van Deursen maakt al digen. Een mooi voorbeeld daarvan is de affaire rect in het begin van zijn bijdrage duidelijk dat rond Geertje Dircks, die door Van Deursen in een het hem niet in de eerste plaats om de kunstenaar ruimere context wordt geplaatst: zo wordt de leRembrandt te doen is. Niet het bijzondere staat zer geïnformeerd over de positie van vrouwen als in zijn artikel centraal, maar juist het algemene, Geertje die volledig op zichzelf waren aangeweniet Rembrandt de geniale schilder, maar Remzen, over de aard en de betekenis van trouwbelofbrandt, de doodgewone Amsterdamse burgerten, en over opsluiting op verzoek. De hele kwesman, één van de vele duizenden. 'Wij bezien dus tie wordt daardoor minder bijzonder, en tegelijk de dingen opzettelijk van de verkeerde kant. Het een stuk helderder. Dat geldt bijvoorbeeld ook is immers alleen dat bijzondere, waaraan Remvoor de gang van zaken rond het faillissement van brandt zijn plaats in de geschiedenis dankt. RemRembrandt. Van Deursen beklemtoont dat de gebrandt is geen groot schilder geworden omdat hij volgde procedure normaal was voor die tijd; in de Amsterdamse Breestraat gewoond heeft en Rembrandt werd net als alle andere bankroete de zoon was van een Leidse molenaar. We krijgen Amsterdamse kooplieden behandeld - niet beter echter op het bijzondere geen zicht, als we niet maar zeker ook niet slechter. Door deze, en andebegrijpen wat Rembrandt met zijn tijd gemeen re omtrekkende bewegingen slaagt Van Deursen 182
Boekennieuws
er i n d e r d a a d i n het a l g e m e n e i n het l e v e n v a n
O p z i c h z e l f is er niets t e g e n z u l k e a f w i j k e n d e i n -
R e m b r a n d t n a a r v o r e n te h a l e n e n h e m z o een
terpretaties i n é é n c a t a l o g u s . Z i j t o n e n n o g m a a l s a a n dat de b l o t e feiten a l l e e n niets z e g g e n , e n dat
k i n d v a n z i j n t i j d te m a k e n . O o k S. A . C . D u d o k v a n H e e l w i l i n z i j n b i j d r a -
het
de h i s t o r i c u s o f b i o g r a a f is d i e ze
aan-
tijd
e e n s m e e d t tot e e n l o g i s c h e e n d w i n g e n d e v e r k l a -
p l a a t s e n . I n een i n f o r m a t i e f a r t i k e l w o r d t o p -
r i n g . I n dit geval e c h t e r l i j k t het e r o p dat b e i d e
n i e u w R e m b r a n d t s levensverhaal verteld, dit-
auteurs h u n artikelen volledig onafhankelijk en
ge R e m b r a n d t s o c i a a l e n c u l t u r e e l i n z i j n
m a a l e c h t e r r i j k i n g e k l e u r d m e t veel d e t a i l s . E e n
zelfs o n w e t e n d v a n e l k a a r h e b b e n g e s c h r e v e n
b i j z o n d e r e plaats d a a r b i j k r i j g t de r e c o n s t r u c t i e
e n dat is een g e m i s t e k a n s , z e k e r v o o r een c a t a l o -
v a n het sociale e n c u l t u r e l e m i l i e u r o n d o m de
gus d i e p r e t e n d e e r t e e n g r o o t p u b l i e k m e t het
schilder:
n i e u w e R e m b r a n d t - b e e l d v e r t r o u w d te m a k e n .
zo leert
men
zijn
belangrijkste
op-
-
drachtgevers k e n n e n en wordt u i t v o e r i g ingegaan
O v e r i g e n s is d i t t y p e r e n d v o o r de gehele c a t a -
o p de h u i z e n e n b u u r t e n w a a r h i j g e d u r e n d e z i j n
l o g u s . V a n e n i g e s a m e n w e r k i n g tussen de v e r -
l e v e n w o o n d e . S p e c i a l e a a n d a c h t k r i j g t de S i n t -
s c h i l l e n d e a u t e u r s is n a u w e l i j k s iets te m e r k e n .
A n t h o n i s b r e e s t r a a t , l a n g e t i j d het s c h i l d e r s k w a r -
Slechts hoogst zelden wordt n a a r eikaars b i j d r a -
t i e r v a n A m s t e r d a m . A l s i n d s het b e g i n v a n de
gen v e r w e z e n , m e t als g e v o l g dat de c a t a l o g u s b o l
17e e e u w h a d d e n z i c h h i e r vele b e l a n g r i j k e s c h i l -
staat v a n de h e r h a l i n g e n e n e l k a a r t e g e n s p r e k e n -
ders gevestigd. I n 1639 w i s t o o k R e m b r a n d t z i c h
de b e w e r i n g e n . Z o staat o p p a g i n a 256 b i j v o o r -
h i e r een s t a t i g p a n d te v e r w e r v e n , het t e g e n w o o r -
b e e l d n o g een d e r d e l e z i n g v a n de z a a k
d i g e R e m b r a n d t h u i s , w a a r i n h i j tot 1658 z o u w o -
G e e r t j e D i r c k s : ' T o e n G e e r t j e i n 1648 z i e k w e r d ,
met
nen. Toen verhuisde hij, inmiddels bankroet,
wees ze T i t u s a a n als h a a r e r f g e n a a m , v e r m o e d e -
n a a r de J o r d a a n , n i e t t o e v a l l i g de n i e u w e s c h i l -
l i j k i n de v e r o n d e r s t e l l i n g dat R e m b r a n d t z i j n ge-
d e r s b u u r t v a n de stad.
dane trouwbelofte gestand z o u doen. I n
D o o r z i c h j u i s t te r i c h t e n o p de m e e r ' b i j z o n d e -
1649
k w a m het tot e e n b r e u k . O p de grofste w i j z e d i e
re' d e t a i l s v u l t D u d o k v a n H e e l het m e e r ' a l g e m e -
m e n z i c h v o o r k a n stellen o n t d e e d
ne' verhaal van V a n D e u r s e n i n tal v a n opzichten
z i c h v a n G e e r t j e e n w e n d d e z i c h t e g e l i j k e r t i j d tot
m o o i a a n . O p v a l l e n d is e c h t e r w e l dat
de
beide
a u t e u r s g e r e g e l d v e r s c h i l l e n d e i n t e r p r e t a t i e s ge-
aanmerkelijk jongere
Rembrandt
H e n d r i c k j e Stoffels'.
Z e l f s i n het c a t a l o g u s g e d e e l t e is geen s p r a k e v a n
v e n v a n b e p a a l d e e p i s o d e n u i t R e m b r a n d t s le-
e e n h e i d . N a a s t de h e l d e r e , i n f o r m a t i e v e e n afge-
v e n . O p n i e u w is de affaire r o n d G e e r t j e D i r c k s i l -
w o g e n b i j d r a g e n v a n P i e t e r v a n T h i e l , bevat d i t
lustratief. T e r w i j l V a n D e u r s e n i n d e z e z a a k n a u -
gedeelte de s o m s w e l z e e r k o r t e b e s c h o u w i n g e n
welijks een m o r e e l o o r d e e l velt e n stelt dat v a n
v a n C h r i s t o p h e r B r o w n e n de w e l e r g i n s t i j l k r i -
een ' d u i v e l s e s a m e n z w e r i n g tussen
t i s c h j a r g o n g e g o t e n entries v a n J a n K e l c h . D e z e
Rembrandt
e n Geertjes f a m i l i e ' geen s p r a k e hoeft te z i j n ge-
laatste n e e m t g e r e g e l d z i j n t o e v l u c h t tot d u i s t e r e
weest (p. 48), legt D u d o k v a n H e e l i n het voet-
f o r m u l e r i n g e n als ' l i c h t e n k l e u r v e r h e v i g e n de
s p o o r v a n G a r y S c h w a r z j u i s t sterk de n a d r u k o p
a f w i s s e l i n g tussen o p e n e n gesloten, f r a g m e n t a r i -
de w e i n i g fraaie r o l v a n R e m b r a n d t : ' D e z a k e n
sche e n v o l l e d i g e v o r m . G l o e i e n d l i c h t het r o o d
n a m e n d a a r o p [de u i t s p r a a k v a n de c o m m i s s a r i s -
o p u i t de d i e p e , b r u i n z w a r t e s c h a d u w v a n het ge-
sen v a n h u w e l i j k s e z a k e n - P.K. ] een n o g k w a d e r e
w a a d . D e z e s t r u c t u r e n z i j n r a d i a a l geleed i n het
k e e r e n R e m b r a n d t t o o n d e z i c h v a n z i j n slechtste
v l a k gezet. I n c o m b i n a t i e m e t de scherpe r u g v a n
zijde d o o r te b e w e r k e n dat G e e r t j e D i r c k s o p z i j n
het o p g e b o r s t e l d e w i t v a n het o n d e r k l e e d v o r m e n
k o s t e n (!) i n het G o u d s e S p i n h u i s w e r d opgeslo-
ze e e n s p r e k e n d c o n t r a s t m e t de f a c t u u r v a n het
ten, n a d a t zij de i n h a a r b e z i t z i j n d e j u w e l e n v a n
i n k a r n a a t . D e teer g e n u a n c e e r d e v l e e s t i n t e n ver-
S a s k i a h a d b e l e e n d ' (p. 57). O o k o v e r het faillisse-
l e n e n de v r o u w e n g e s t a l t e d i e , k o m e n d u i t het
m e n t v a n R e m b r a n d t v e r s c h i l l e n b e i d e n sterk
d o n k e r v a n het h u i s , tegen het g e d e m p t e z i j l i c h t
v a n o o r d e e l . V a n D e u r s e n stelt, z o a l s we reeds z a -
v a n de d e u r rust, h a a r p l a s t i s c h k a r a k t e r ' (n.a.v.
g e n , dat de gehele p r o c e d u r e n i e t afweek v a n de
V r o u w i n e e n d e u r o p e n i n g , 1656/7, p. 267). E n
s t a n d a a r d p r o c e d u r e i n d i e d a g e n (p. 49). D u d o k
wat m o e t de l e z e r m e t e e n o p m e r k i n g als: R e m -
v a n H e e l d a a r e n t e g e n wijst o p de b e h a n d e l i n g
b r a n d t heeft 'een g e z i c h t o p het l a n d s c h a p o n t -
v a n het f a i l l i s s e m e n t v a n J o o s t v a n d e n V o n d e l e n
wikkeld
kunsthandelaar G e r r i t U y l e n b u r g h en beklem-
(p. 240).
dat
a c t i e f i n g r i j p t i n de
handeling'
t o o n t d a a r n a de v e r s c h i l l e n m e t de g a n g v a n z a -
I n h o u d e l i j k s t a a n de d r i e a u t e u r s v a n het c a t a -
k e n r o n d het b a n k r o e t v a n R e m b r a n d t (p. 60-61).
l o g u s g e d e e l t e a l e v e n v e r v a n elkaar. T e r w i j l b i j -
183
Boekennieuws
voorbeeld Van Thiel waar mogelijk uitvoerig ingaat op de iconologische duidingen van de schilderijen, moet Brown daar weinig van hebben. Hij zoekt het liever in een 'artistieke' interpretatie, zoals in zijn bespreking van het zelfportret met de twee cirkels uit omstreeks 1665 (cat. nr. 49). Deze cirkels houden geleerden al lange tijd bezig en hebben sommige verleid tot zeer hoogdravende en diepzinnige verklaringen. Brown wil daar niets van weten - zelfs niet van de redelijk goed beargumenteerde en tot voor kort algemeen aanvaarde visie van Ben Broos dat de cirkels staan voor symbolen van artistieke volmaaktheid en eeuwigheid - en ziet in de cirkels niets anders dan de halfronden van een wereldkaart, die slechts uit artistieke motieven in het schilderij zijn opgenomen: 'De cirkels van de wandkaart staan er om dit zelfbewuste beeld van de schilder in zijn atelier een picturale structuur te verlenen' (p. 287). Het gevolg is wel dat de catalogus zo twee verschillende Rembrandts presenteert, zoals ook E. de Jongh al in een themanummer van Kunstschrift opmerkte: ' E r is de Rembrandt van het Corpus, zeer helder gepresenteerd door Pieter van Thiel, en er is de latere Rembrandt, waaraan het Corpus nog niet is toegekomen, behandeld door onder anderen Christopher Brown'. De lezer moet kennelijk zelf maar uitzoeken hoe het allemaal precies zit. Daarbij komt hij af en toe voor onoplosbare problemen te staan. Neem nu bijvoorbeeld afbeelding 67, een schilderij van een vrouw. Volgens het bijschrift is deze vrouw de moeder van Rembrandt. O p afbeelding 84 komen we diezelfde vrouw opnieuw tegen, nu echter omschreven als 'borstbeeld van een jonge vrouw'. Welk bijschrift moet men nu geloven? Veel van deze onduidelijkheden lijken mij verklaarbaar uit het ontbreken van een duidelijke inbreng van een redacteur. Hoewel in het colofon twee redacteuren worden vermeld, is hun hand in het boek zelf onzichtbaar. Ook op een wat prozaïscher niveau is dit waarneembaar. Zelden heb ik een boek in handen gehad dat zo door storende en soms zelfs lachwekkende zetfouten werd ontsierd. O p bijna elke bladzijde wordt men bovendien geconfronteerd met verkeerde woordafbrekingen. Bij zo'n prestigieus project als deze met veel publiciteit omgeven Rembrandt-tentoonstelling had men wel iets meer aandacht mogen besteden aan de afwerking van de kostbare catalogus. N u dat niet is gebeurd is de catalogus niet het standaardwerk ge184
worden dat hij had kunnen zijn, maar slechts een losse verzameling van - overigens veelal uitstekende - bijdragen. Paul Knevel