Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie. Volgens de gehechtheidstheorie (Bowlby, 1969, 1973, 1980) hebben mensen een aangeboren neiging om hechte relaties te vormen met andere mensen (gehechtheidsfiguren) om zo de kans op overleving te vergroten. Gehechtheid wordt gedefinieerd als de sterke neiging van mensen (kinderen of volwassenen) om in situaties van angst, ziekte, vermoeidheid of spanning (cq. stress) nabijheid te zoeken tot een specifieke persoon om de ‘stressvolle’ situatie het hoofd te kunnen bieden. De manier waarop steun wordt gezocht in een stressvolle context en de mate waarin dit bescherming of troost van een ander oplevert is echter niet voor iedereen gelijk en is volgens de gehechtheidstheorie grotendeels afhankelijk van vroegere ervaringen met opvoeders. Door de dagelijkse interacties met opvoeders en de zich daarbij herhalende ervaringen ontwikkelen kinderen interne werkmodellen (mentale representaties) van zichzelf en van anderen. Door jarenlange bekrachtiging en ondersteuning zullen interne werkmodellen van gehechtheid geautomatiseerd raken en als leidraad fungeren voor het gedrag in latere sociale relaties. Zij worden een min of meer stabiel kenmerk van de persoonlijkheid (een zogenaamde gehechtheidsstijl). Gehechtheidsstijlen in de volwassenheid worden tegenwoordig vaak beschreven aan de hand van het vier-categorieën model van gehechtheid van Bartholomew (zie ook bladzijde 8 van dit proefschrift). In dit model worden vier typen gehechtheid onderscheiden op basis van twee dimensies gevormd door de centrale componenten van werkmodellen: het model van het zelf en het model van anderen. Het zelf model hangt samen met de mate van autonomie versus angst en afhankelijkheid in intieme relaties. Het model van anderen is geassocieerd met het zoeken van versus het vermijden van toenadering in intieme relaties. Door deze twee modellen te dichotomiseren (positief of negatief), kunnen vier gehechtheidsstijlen onderscheiden worden.
Summary in Dutch
Iemand met een veilige gehechtheidsstijl beschouwt zichzelf als een persoon die de liefde en aandacht van anderen waard is. Andere mensen worden als welwillend, betrouwbaar en toegankelijk ervaren. Veilig gehechte mensen maken makkelijk intiem contact met anderen, hebben weinig problemen met autonomie en afhankelijkheid. Hun relaties worden gekenmerkt door een hoge mate van vertrouwen, verbondenheid en tevredenheid. Uit onderzoek blijkt dat de relaties van veilig gehechte individuen langer stand houden dan de relaties van onveilig gehechte individuen. Gepreoccupeerd gehechten lijken geobsedeerd door intieme relaties. In contact met anderen voelen zij zich ongewaardeerd, onbegrepen en onzeker. Ze voelen zich afhankelijk van de acceptatie van anderen en hebben de neiging deze anderen te idealiseren. Hun relaties worden gekenmerkt door emotionele pieken en dalen en jaloezie. Angstig gehechten vermijden intiem contact uit angst afgewezen en gekwetst te worden. Zij hebben niet alleen een negatief zelfbeeld, maar verwachten tevens dat anderen onbetrouwbaar en afwijzend zullen zijn. Zij zijn introvert, sub-assertief en verlegen. In vriendschappen vervullen zij meestal de rol van ondergeschikte. Degenen die vermijdend gehecht zijn ontkennen behoefte te hebben aan sociale contacten en intimiteit. Kenmerkend voor hun relaties is het benadrukken van onafhankelijkheid en zelfstandigheid. Vermijdend gehechten hebben een positief beeld van zichzelf maar hebben negatieve verwachtingen van anderen. Intimiteit met anderen wordt vermeden en in contact tonen ze weinig warmte en komen ze dominant over. Uit onderzoek blijkt dat de relaties van veilig gehechte personen intiemer, bevredigender en duurzamer zijn dan de relaties van onveilig gehechte personen. Verondersteld wordt dat onveilig gehechte personen sneller terechtkomen in inefficiënte, negatief escalerende en destructieve communicatiepatronen, en dat zij mede daardoor een gebrek aan sociale en emotionele steun ervaren binnen hun relaties wat hen vervolgens kwetsbaarder maakt voor het ontwikkelen van psychische klachten. Het eerste gedeelte van dit proefschrift beschrijft onderzoek naar de stabiliteit van gehechtheid in de volwassenheid. Het theoretische model van gehechtheid veronderstelt enerzijds dat werkmodellen die ontwikkeld zijn in de kindertijd een
150
Summary in Dutch
blauwdruk vormen voor het gedrag in latere relaties. Een gehechtheidsstijl wordt met andere woorden gezien als een stabiel kenmerk van de persoonlijkheid dat gedurende de hele levensloop een rol speelt, en dus stabiel is in de tijd. Anderzijds is gehechtheid een product van ervaringen in interpersoonlijke relaties, en kan dus binnen een individu verschillen van persoon tot persoon. Deze twee basisassumpties van de gehechtheidstheorie staan op enigszins gespannen voet met elkaar, en roepen vragen op omtrent de stabiliteit van gehechtheid in de tijd en over verschillende personen in het sociale netwerk. In hoofdstuk 2 wordt derhalve onderzocht in welke mate gehechtheidsstijlen stabiel zijn in de tijd. Door gehechtheid vijf keer herhaald te meten gedurende een maand konden fluctuaties in zelfgerapporteerde gehechtheidsstijl nauwkeurig worden onderzocht. Tevens werd, zowel voor een globaal model van gehechtheid (anderen) als voor een specifiek model voor gehechtheid (huidige partner) de stabiliteit in de loop van acht maanden onderzocht. Uit hoofdstuk 2 blijkt dat er wel degelijk fluctuaties bestaan in zelfgerapporteerde gehechtheidsstijl. Van de ondervraagden verandert 40% binnen één maand van gehechtheidsstijl. Gehechtheid is met andere woorden niet zo stabiel als in het verleden werd verondersteld. Een specifiek model van gehechtheid blijkt aanzienlijk stabieler te zijn dan een globaal model van gehechtheid. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat een globaal model een heel scala aan ervaringen in relaties bestrijkt, van toepassing is op meerdere personen en daardoor diffuus is, terwijl een specifiek model de ervaringen in de relaties met één specifiek iemand behelst, in dit geval de huidige partner. In hoofdstuk 3 wordt de stabiliteit van gehechtheid over verschillende personen in het sociale netwerk onderzocht. Respondenten werden verzocht zichzelf te beschrijven in de relatie met de ouders, de huidige partner, de voornaamste gehechtheidsfiguur, en met anderen in het algemeen. Zoals verwacht op basis van het hiërarchische netwerkmodel van gehechtheidsrelaties vertonen de werkmodellen van gehechtheid een zekere mate van samenhang én onafhankelijkheid. Hoewel aangenomen mag worden dat de verschillende gehechtheidsmodellen gebaseerd zijn op hetzelfde onderliggende construct, verschillen zij in het domein van psychosociaal functioneren waarop zij van invloed zijn (opvoeding, relatie kwaliteit, opdringerigheid en ervaren steun).
151
Summary in Dutch
De resultaten van hoofdstuk 2 en 3 onderstrepen de variabiliteit van het gehechtheidsconstruct aangezien individuen op verschillende tijdstippen en voor verschillende personen in het sociale netwerk, verschillende gehechtheidsstijlen kunnen rapporteren. Welbeschouwd betekenen deze bevindingen dat de operationalisatie van gehechtheidsstijl als een stabiel persoonlijkheidsconstruct de nodige nuancering behoeft. Het tweede gedeelte van dit proefschrift beschrijft onderzoek naar de onderliggende mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de kwetsbaarheid van onveilig gehechte personen voor het ontwikkelen van psychopathologie. In hoofdstuk 4 worden twee studies besproken waarin de verbanden tussen zelfgerapporteerde gehechtheid en verbale en non-verbale communicatie in paren wordt onderzocht. In een groep studentenkoppels werd, tegen de verwachting in, nauwelijks een verband gevonden tussen gehechtheid en verbale en non-verbale communicatiepatronen. Bij een groep gelukkige en ongelukkige paren met langere relaties uit de algemene bevolking werden daarentegen zeer sterke verbanden tussen gehechtheid en communicatiepatronen gevonden. Zoals verwacht bleek veilige gehechtheid vooral samen te hangen met positieve non-verbale communicatie, terwijl angstige gehechtheid vooral samenhing met negatieve verbale en negatieve nonverbale communicatie. De bevindingen uit hoofdstuk 4 wijzen erop dat onveilig gehechte personen binnen hun intieme relatie sneller terecht komen in inefficiënte en destructieve communicatiepatronen die kunnen leidden tot relatieproblemen. Binnen relatietherapieën zou derhalve aandacht besteed moeten worden aan de gehechtheidsstrategieën die beide partners in de interactie meenemen. Hoofdstuk 5 beschrijft een mediatiemodel voor de verbanden tussen gehechtheid, intimiteit in de huidige partnerrelatie en psychische klachten in een algemene en een klinische groep. Aannemende dat onveilig gehechte personen kwetsbaarder zijn voor het ontwikkelen van psychische klachten werd in hoofdstuk 5 onderzocht in hoeverre dit toegeschreven kan worden aan een gebrek aan intimiteit in de partnerrelatie. Zoals verwacht was veilige gehechtheid gerelateerd aan het ervaren van veel intimiteit binnen de relatie en weinig psychische klachten terwijl het omgekeerde gold voor onveilige gehechtheid. Uit de mediatie-analyses bleek dat het verband tussen gehechtheid en psychische klachten slechts gedeeltelijk gemediëerd werd door
152
Summary in Dutch
intimiteit in de huidige relatie. Alhoewel er in de klinische groep een vrijwel perfecte mediatie werd aangetroffen tussen angstige gehechtheid en psychische klachten en in de algemene groep tussen gepreoccupeerde gehechtheid en psychische klachten, waren de verbanden voor de andere gehechtheidsstijlen niet zo duidelijk. Naast het veronderstelde indirecte effect van gehechtheid op psychische klachten via intimiteit in de relatie, bestond er ook een direct effect van gehechtheid op psychische klachten. Aangenomen wordt dat er meerdere variabelen van invloed zijn op de relatie tussen gehechtheid en psychosociaal functioneren. In hoofdstuk 6 worden twee mediatiemodellen tegen elkaar afgezet om de verbanden tussen stress, gehechtheid en psychische klachten nader te onderzoeken. Het eerste model veronderstelt dat gehechtheid als mediator fungeert tussen stressvolle ervaringen en psychische klachten, vanuit de theoretische aanname dat stressvolle gebeurtenissen het gehechtheidssysteem activeren. De gehechtheidsstijl van een individu leidt vervolgens tot gezonde of ongezonde aanpassingen aan de stressvolle situatie. Het tweede model daarentegen, suggereert dat de hoeveelheid ervaren stress in het dagelijks leven niet voor iedereen gelijk is, en dat gebeurtenissen niet inherent stressvol zijn. De manier waarop individuen gebeurtenissen interpreteren en evalueren is juist van invloed op de hoeveelheid ervaren stress. Met andere woorden er wordt verondersteld dat stress het verband tussen onveilige gehechtheid en psychische klachten mediëert. Zoals verwacht bleek veilige gehechtheid negatief samen te hangen met de hoeveelheid ervaren stress en psychische klachten terwijl onveilige gehechtheid positief samenhing met stress en psychische klachten. Wat betreft het mechanisme waarlangs onveilige gehechtheid leidt tot psychische klachten ondersteunen de bevindingen in hoofdstuk 6 het tweede model. Onveilige gehechtheid kan gezien worden als een kwetsbaarheid om gebeurtenissen negatief te interpreteren en te evalueren, waardoor onveilig gehechte personen meer stress ervaren. Hoofdstuk 7 tenslotte vat de conclusies van de onderzoeken uit dit proefschrift samen. Aan de hand van de literatuur worden de bevindingen bediscussieerd en worden er aanbevelingen voor vervolgonderzoek gegeven. Concluderend kan gesteld worden dat het huidige proefschrift voortborduurt op bevindingen uit eerder onderzoek door vooral de mechanismen te onderzoeken waarlangs onveilige
153
Summary in Dutch
gehechtheid leidt tot de ontwikkeling van psychische klachten. Hoewel de gehechtheidstheorie veronderstelt dat personen die negatieve ervaringen hebben gehad in de kindertijd moeilijkheden hebben om later gezonde intieme relaties aan te gaan, is er nauwelijks empirisch onderzoek verricht naar de interpersoonlijke mechanismen die daaraan ten grondslag liggen. Toekomstig onderzoek zou zich dan ook moeten richten op de onderliggende verbanden tussen gehechtheid, stress, kwaliteit van intieme relaties en psychische klachten. Het onderzoeken van de mechanismen waarlangs onveilige gehechtheid leidt tot problemen in het pyschosociaal functioneren vergroot niet alleen onze kennis over gehechtheid, het kan uiteindelijk leiden tot de ontwikkeling van klinische interventies die er voor zorgen dat onveilig gehechte personen zich gelukkiger voelen binnen hun intieme relatie.
154