dossier de verantwoordelijke samenleving
Conclusies SCP-rapport:
Nederland nog altijd hét vrijwilligersland Eind vorig jaar bracht het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) een geactualiseerde Sociale staat van Nederland uit. Het rapport staat bol van de paradoxen. Vaak aangehaald in de media is de samenvattende oneliner ‘met mij gaat het goed, met de samenleving niet’. Een minder belicht, maar niet minder interessant hoofdstuk uit het rapport is gewijd aan de maatschappelijke en politieke participatie en betrokkenheid van de Nederlanders. Die is, in tegenstelling tot wat we soms denken (en ervaren) zeer groot. Uit de Sociale staat van Nederland 2011 rijst het beeld dat we socialer en burgerlijker zijn dan we soms geneigd zijn te denken. Nederland doet het gewoon nog steeds goed, ondanks het geklaag van veel mensen. Dat blijkt iets typisch Nederlands: we mopperen en somberen veel. De auteurs hebben zich er niet aan gewaagd dat als ‘onterecht’ te kwalificeren. ‘Sinds 2008 – nog voor de crisis – is er een constante meerderheid van de bevolking die het in Nederland eerder de verkeerde dan de goede kant ziet opgaan. En die stemming is bijzonder stabiel: wat er de afgelopen jaren ook is gebeurd, tussen de 60 en 65 procent van de burgers is somber gestemd over waar het in Nederland naartoe gaat; 25 procent vindt dat het juist de goede kant opgaat met ons land.’
Nederland vrijwilligerskampioen Vergeleken met andere Europese landen verrichten Nederlanders veel vrijwilligerswerk. Bijna 50 procent van de Nederlanders geeft op een lijst van vijftien ‘organisaties en activiteiten’ (inclusief ‘andere groepen’) minstens een keer aan daarvoor ‘onbetaald vrijwilligerswerk’ te verrichten (evs, 18 jaar en ouder). Dat is de hoogste score van alle Europese landen. Beduidend lager scoren we bij de vraag ‘Bent u in de afgelopen twaalf maanden actief geweest voor een maatschappelijke kwestie?’. Daar zijn Nederlanders slechts middenmotors en scoren met name de Scandinavische landen stukken beter.
Steeds actiever Nederlanders zijn, vergeleken met andere Europeanen, vaak lid van verenigingen, organisaties en kerkgenootschappen, maar hier zien we wel behoorlijke verschuivingen. De ontkerkelijking is de afgelopen 10 jaar onverminderd doorgegaan. Waar in 2000 nog 47 procent van de bevolking lid was van een kerk is dat 10 jaar later nog maar 36 procent. Tegelijkertijd zagen bijvoorbeeld sportverenigingen hun ledenaantallen spectaculair stijgen. U kunt het rapport De Sociale Staat van Nederland gratis downloaden via de website van het Sociaal Cultureel Planbureau, www.scp.nl. Voor 25,- kunt u daar tevens een papieren exemplaar bestellen.
10 |
Bestuursforum s februari 2012
door Marcel Migo
Met name de vroegere elitesporten als golf en hockey zijn populair. Verschuivingen zien we bijvoorbeeld ook binnen natuurverenigingen. Greenpeace en Natuurmonumenten verloren bijna een kwart van hun bestand, terwijl bijvoorbeeld het Wereld Natuur Fonds bijna 20 procent meer leden noteerde. Vergeleken met 10 jaar geleden zijn nu meer Nederlanders lid van ten minste één vereniging. Maar ze zijn veel minder honkvast.
Politiek meer betrokken Dat onze partij relatief veel leden is kwijtgeraakt betekent niet dat de belangstelling voor politiek van mensen is afgenomen. Nederlanders zijn tegenwoordig vaker lid van een politieke partij dan 10 jaar geleden, maar jammer genoeg steeds vaker van een ‘verkeerde partij’! 57 procent van de Nederlanders vindt zijn eigen politieke interesse ‘sterk’ of ‘gewoon’, in 2000 was dat maar 43 procent.
Kloof Uiteraard is ook onderzocht hoeveel sociale contacten wij hebben en wat voor soort contacten dat zijn. De onderzoeken zijn sinds 2004 om het jaar uitgevoerd. De grootste verschuiving treffen we aan bij het aantal wekelijkse contactmomenten met onze buren. Gaf in 2004 nog 47 procent van de respondenten aan minstens een keer per week contact te hebben met zijn buren, in 2010 is dat gedaald naar 40 procent. Aan de ene kant zien we dat een grote groep Nederlanders steeds actiever wordt. Kerkelijk betrokken mensen zijn op dat terrein koplopers. Tegelijkertijd zien we ook dat een toenemend aantal mensen vereenzaamt. Het aantal ‘sociaal geïsoleerden’ is in de periode tussen 1995 en 2005 gestegen van 2 naar 4 procent.
Conclusie We pleiten als cda voor een betrokken samenleving. We willen een samenleving waarin mensen naar elkaar omzien, er met elkaar iets moois van maken. We moeten ervoor waken niet te somber te zijn of zelfs onrealistisch over de sociale staat van het land. Als we minder vrijwilligers in onze eigen omgeving treffen betekent dat niet dat ze er niet zijn. Ze zijn alleen elders. Misschien wel bij de hockeyclub.
s
Reageren?
[email protected]
DOSSIER DE VERANTWOORDELIJKE SAMENLEVING
Zes prachtige initiatieven Eigen verantwoordelijkheid. Daar heeft iedereen het tegenwoordig over. Mensen zijn verantwoordelijk voor hun eigen leven. Natuurlijk is dat zo, maar daar houdt het voor het CDA niet op: mensen zijn verantwoordelijk voor zichzelf, én voor elkaar. Dat is niet zomaar makkelijk gezegd, het gebeurt ook in de praktijk! De zorgcoöperaties zijn een goed voorbeeld, inmiddels zijn er zes in de provincie Noord-Brabant. Prachtige initiatieven, die laten zien dat je voor jezelf en voor elkaar kunt zorgen, om samen de wereld een beetje leefbaarder te maken.
door Brigite van Haaften Mevr. drs. S.C. van Haaften-Harkema is gedeputeerde in de provincie Noord-Brabant en redactielid van Bestuursforum.
In zorgcoöperaties zorgen de inwoners voor zichzelf, maar ook voor elkaar, met steun van de StadsRegio Eindhoven (sre) en de provincie. Ook de Provinciale Raad Gezondheid en de Vereniging Kleine Kernen ondersteunen de coöperaties.
‘Zorgen doe je zelf’ De activiteiten en diensten variëren van dagbesteding en klussenen vervoersdiensten tot persoonlijke verzorging, verpleging en alarmdiensten. Maar er zijn ook een buurtrestaurant, kinderopvang, zorgwoningen en zorginformatiepunten. En in de meeste gevallen is er een lokaal loket, bemand door vrijwilligers, zodat de gemeentelijke dienstverlening dichtbij en herkenbaar blijft. Er zijn ook verschillen: de coöperatie in Hoogeloon heeft zelf zorgverleners in dienst, terwijl Elsendorp er juist voor kiest de dienstverlening aan een zorgaanbieder over te laten. In elke kern is het net weer iets anders opgezet. Wat wel overal gelijk is: er wordt bij voorkeur gewerkt met zorg- en hulpverleners uit de eigen dorpsgemeenschap. Deze zorgcoöperaties komen overigens in veel gevallen voort uit de Integrale dorpsontwikkelingsplannen (idops) die in 74 Brabantse kernen in uitvoering zijn. Ze zijn een mooi voorbeeld van hoe mensen gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf en voor elkaar.
Ook de Provinciale P vi iale R Raad d Ge Gezondheid ndheid ondersteunt nd st nt d de coöperaties. öp atie
voor een optimale afstemming met de professionele instanties, waardoor formele en informele zorg naadloos op elkaar aansluiten. ‘Een pgb aanvragen is lastig, omdat je het maar heel af en toe doet. Ik doe het zo vaak, dat het een fluitje van een cent is’, vertelde ze me ooit. Zij zorgt dat mensen elkaar helpen als het kan, maar professionele hulp krijgen als het moet. Dat is de kern van zorgen voor jezelf én voor elkaar.
Sociale netwerken Esbeek Een ander initiatief dat hier ook in past, is de dorpshuiskamer in Esbeek, een Brabants kerkdorp van 1100 inwoners dat een slaapdorp zonder voorzieningen dreigde te worden. Daar staken de bewoners echter een stokje voor. In 2007 richtten zij Coöperatie Esbeek op om zelf in de leefbaarheid van hun dorp te investeren. Vrijwel elke volwassen dorpsbewoner is lid.
‘Ik vraag zo vaak een PGB aan dat het een fluitje van een cent is’ Coöperatie Esbeek heeft diverse wapenfeiten op haar naam staan: de vereniging bouwde 25 starterswoningen in eigen beheer, kocht het laatste café en knapte het met vele vrijwilligers op tot multifunctionele dorpshuiskamer. En wat te denken van de dorpsondersteuner in Elsendorp? Ze beantwoordt de hulpvragen van inwoners uit Elsendorp op het gebied van zorg, wmo en informele zorg. Ze zorgt bovendien
De dorpsondersteuner is acht uur in dienst van de gemeente, en haar belangrijkste taak is het optimaliseren van de zelfredzaamheid en onderlinge hulp van de inwoners van Elsendorp. Door mensen te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid, en door ze vervolgens met elkaar in contact te brengen, stimuleert ze sociale netwerken. En die zijn van wezenlijk belang voor de leefbaarheid. Kortom: alleen al in Brabant is een groot aantal voorbeelden te geven van de kracht van mensen om zelf verantwoordelijkheid te nemen. Niet alleen voor hun eigen leven, maar ook voor hun omgeving. Het is de verantwoordelijkheid van overheden, om mensen in staat te stellen die eigen regie te pakken en vorm te geven. Veel meer dan zaken te willen ‘regelen’, moeten we voorwaarden scheppen en ruimte bieden. Eigen verantwoordelijkheid? Ja! En dat geldt dus ook voor bestuurders en volksvertegenwoordigers.
s
Voor meer info over de zorgcoöperaties: www.sre.nl/pzob Reageren?
[email protected]
Bestuursforum s februari 2012
| 11
dossier de verantwoordelijke samenleving
De verantwoordelijke ouder Onlangs riep minister Marja van Bijsterveldt in een Kamerbrief ouders en scholen op om meer werk te maken van ouderbetrokkenheid. Haar appel leidde meteen tot talloze, vaak felle reacties. Hoe kijkt zijzelf terug op de discussie en wat heeft zij met haar oproep willen beogen?
Marja van Bijsterveldt: ‘Het thema ouderbetrokkenheid heeft inderdaad veel los gemaakt. Dat is natuurlijk ook goed te begrijpen. Met mijn oproep aan ouders om betrokken te zijn bij de school en leerresultaten van hun kinderen raak ik aan de manier waarop ouders hun leven en de opvoeding van hun kinderen vormgeven. Dat is heel persoonlijk. De discussie in de media was daarom soms heftig, maar een echt cda-thema is hiermee nu wel op de agenda gekomen. Mijn appel beperkt zich zeker niet tot ouders van basisschoolleerlingen. Sterker nog, ouderbetrokkenheid is voor jongeren op het voorgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs misschien wel minstens zo belangrijk. Denk in het mbo bijvoorbeeld aan de rol die ouders kunnen spelen bij de beroepskeuze of bij spijbelen of voortijdig schoolverlaten. Bij het voortgezet onderwijs kun je denken aan de rol die ouders spelen bij de
‘Goed onderwijs begint thuis’ keuze voor een profiel of een toekomstig beroep. Het gáát met name natuurlijk om de enorme kans die er ligt: kinderen een voorspoedige schoolloopbaan geven. Ouderbetrokkenheid is daarbij van grote waarde. Onderzoek wijst keer op keer uit dat ouders een grote invloed hebben op de leerontwikkeling van hun kinderen. Goed onderwijs begint thuis: voorlezen, betrokkenheid bij het huiswerk, motiveren als het even tegenzit; ouders spelen een cruciale rol bij de ontwikkeling van kinderen. Zij kunnen een veilige, stabiele en stimulerende omgeving bieden. Daarbij zijn zij ook cruciaal als mede-dragers van de school als waardengemeenschap.’
door Marcel Migo
In de brief constateert u dat veel ouders (al dan niet gewild) in een zogenoemde consumentenrol zijn terechtgekomen. Waaruit blijk dat? ‘Die consumentenrol blijkt op verschillende manieren, een treurig voorbeeld is dat ouders ’s avonds de leerkracht bellen om te vragen hoe hij of zij het in zijn hoofd heeft gehaald hun zoon of dochter uit de klas te sturen. Denk ook aan de situatie in Nieuwegein waarbij ouders ‘verhaal kwamen halen’ omdat ze het niet eens waren met het optreden van een directielid. Maar het zit ook in kleinere dingen. Het zijn bijvoorbeeld vaak dezelfde ouders die helpen bij het organiseren van schoolreisjes en er zijn ouders die vinden dat kinderen voorlezen alleen maar een taak van de school is.’ Wat zijn volgens u de oorzaken dat ouders in die rol zijn beland? ‘Dit nummer heeft als thema: de verantwoordelijke samenleving. Daar zit natuurlijk het punt. Wij zijn allemaal gewend geraakt aan een overheid die veel voor ons regelt, ook binnen de school. Scholen zijn professioneler geworden en ouders zijn ongemerkt steeds meer gaan uitbesteden aan de school. Dat is een geleidelijk proces geweest. Mijn ervaring is dat niet alle ouders zich even bewust zijn van de rol die ze kúnnen spelen bij de schoolloopbaan van hun kinderen en binnen de gemeenschap van de school. Maar als ik dan bij mijn spreekbeurten of werkbezoeken aan een directeur vraag of ze de ouders daar eigenlijk wel op aanspreken valt mij op dat dat zeker niet altijd het geval is. Ouders én scholen moeten zich dus weer bewust worden van het belang van het bondgenootschap tussen ouders en school.’ Uw oproep is gericht aan de ouders en aan de scholen. Hebt u daarnaast ook een oproep aan de leerlingen? ‘Ik zie de school als een waardengemeenschap. Ouders, leerlingen, leerkrachten en leidinggevenden vervullen een belangrijke rol in het mededragen van de waarden en normen van de school. Als ouders dit goed voorleven weet ik zeker dat ook leerlingen respect voor het gezag van de leerkracht of docent tonen. Respect voor de leerkracht en medeleerlingen wordt versterkt in het goede gesprek thuis ‘aan de keukentafel’ en door het geven van het goede voorbeeld door ouders.’
De minister op werkbezoek.
12 |
Bestuursforum s februari 2012
Hoe kunnen gemeentes helpen om ouderbetrokkenheid tot een succes te maken? Welke taak hebben lokale CDA-politici hierin? ‘Gemeenten hebben rondom Voor- en Vroegschoolse Educatie (vve) een belangrijke verantwoordelijkheid. Veel gemeentes maken in het kader van de vve prestatieafspraken over de betrokkenheid van ouders, in Rotterdam bijvoorbeeld worden
DOSSIER DE VERANTWOORDELIJKE SAMENLEVING
dit soort afspraken heel direct met scholen gemaakt. Lokale cda-politici kunnen hiermee ouderbetrokkenheid prima stimuleren en daarmee bouwen aan een verantwoordelijke samenleving.’
‘Lokale CDA-politici kunnen ouderbetrokkenheid stimuleren en daarmee bouwen aan een verantwoordelijke samenleving’ U doet een oproep aan ouders en scholen om te komen tot ‘niet-vrijblijvende overeenkomsten’ waarin staat ‘hoe ouders hun talenten en deskundigheid inzetten om het onderwijs te verrijken of dat ze participeren in de besluitvorming op de school’. Doelt u daarmee op de deskundigheid als ouder of ook op andere (persoonlijke) deskundigheden? ‘In de eerste plaats hebben ouders natuurlijk deskundigheid als opvoeder van hun kind. Opvoeden houdt niet op bij het schoolhek. Dat maakt ouders partners van de school waar het gaat om opvoeding. Daarnaast hebben ouders ook allerlei beroepen, hobby’s en interesses. Die talenten kunnen door scholen benut worden op allerlei plekken. Maar denk ook eens aan loopbaan- en beroepsoriëntatie! De levende voorbeelden van allerlei beroepen lopen, via ouders, dagelijks in en rond de school. Het zou zonde zijn als je daar niets mee doet.’
Wie zouden het initiatief moeten nemen om tot deze overeenkomsten te komen, ziet u daar wellicht ook een taak voor lokale (CDA-)politici? ‘De afspraken tussen ouders en scholen zijn in beginsel een verantwoordelijkheid van school en ouders. Gemeentes kunnen daar een stimulerende rol in hebben.’ U kiest ervoor een appel te doen op ouders en scholen. Is dat voldoende, zou je daarnaast of wellicht daarna moeten kiezen om de gewenste gedragsverandering af te dwingen? ‘Ik kies ervoor om de discussie op gang te brengen en ouders en scholen te laten zien wat de grote voordelen zijn voor scholen en kinderen als ouders en scholen betrokken zijn op elkaar. Uit de vele reacties tot nu toe heb ik gemerkt dat veel scholen en ouders dat zeker wel willen, maar niet altijd weten hoe zo’n bondgenootschap tot stand kan komen. Daar wil ik in de komende tijd mee aan de slag. Ik sta niet klaar met geld of wetgeving, het gaat allereerst om een mentaliteitsverandering en het zichtbaar maken van goede voorbeelden. Daarom start ik dit jaar met een tour door de regio’s om met scholen, ouders en deskundigen te praten over dit thema. Juist om die goede voorbeelden en verhalen uit te wisselen en mensen te inspireren om de handschoen op te pakken. Daarnaast heb ik inmiddels met het onderwijsveld en de ouderorganisaties prestatieafspraken gemaakt over ouderbetrokkenheid en ook over het stimuleren van school-ouderovereenkomsten.’
s
Reageren?
[email protected]
Bestuursforum s februari 2012
| 13
dossier de verantwoordelijke samenleving
Normen en waarden vanuit het gemeentehuis: Kan dat wel? Het ‘normen en waarden’-motief rukt rond de millenniumwisseling onstuitbaar op in de politiek. Het was vooral Jan Peter Balkenende die er steeds weer over begon. Hij slaagde waar Van Agt in de jaren zeventig en tachtig met zijn pleidooi voor een ethisch reveil nog voornamelijk hoon oogstte. Nederland was toen net ontzuild en wilde geen ‘moralisme’. Nu praat vrijwel iedereen erover: in collegezalen, in de politiek, in de huiskamer en in de kroeg. De panelen bleken echt verschoven. Een groeiend aantal mensen had het langzamerhand wel gehad met de uitwassen van een doorgeschoten individualisering en de daaraan gekoppelde snoeverige geldingsdrang. De vooropstelling van het eigen ik en de botte bejegening van medeburgers die daarbij ‘in de weg lopen’ werden meer en meer gehekeld. De verruwing en horkerigheid in het maatschappelijk verkeer, de onveiligheid op straat, de verslonzing van de openbare ruimte, het oprukken van een massale roescultuur annex geweld, een cultuur van cynisme en weinig ontziende commercialisering en een ongeremde graaimentaliteit: het worden evenzovele stenen des aanstoots.
door Alfons Dölle prof.mr.drs. A.H.M. Dölle is hoogleraar Staatsrecht aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij was gemeenteraadslid en senator voor het CDA.
Fatsoen, respect en behoorlijkheid De roep om normen en waarden klinkt steeds luider. Nu is dit begrippenpaar ‘normen en waarden’ op zich een leeg begrippenpaar uit de sociologie waar men overigens liever over waarden en normen spreekt. Ook een gangsterbende kent immers normen en waarden zoals dat ook het geval is bij totalitaire ideologieën. Waar politici en media echter het begrippenpaar in de mond nemen, krijgt dit vrijwel altijd een specifieke invulling. We hebben het dan over fatsoen, respect en behoorlijkheid; vooral in de openbare ruimte. Je kunt je natuurlijk afvragen of overheid en politiek wel een rol moeten spelen in dat normen- en waardendebat. Is dat discours niet veel eerder een zaak van de samenleving, van de maatschappelijke verbanden en van de burgers? Moet de overheid zich daar niet buiten houden? Ik denk dat die stelling te ver gaat anno 2012. Maar we moeten ons wel degelijk als cda’ers bewust blijven van de grenzen die aan overheidsoptreden bijvoorbeeld vanuit het gemeentehuis zijn gesteld.
Rol overheden en ambtsdragers
Wie in een goede overheid een wezenlijke voorwaarde ziet voor een leefbare, veilige en vreedzame samenleving, moet er dus altijd op bedacht blijven dat haar ambtsdragers fatsoenlijk en integer handelen.
14 |
Bestuursforum s februari 2012
1. Politici hebben net als geestelijken, rechters, sporthelden, media-iconen, onderwijspersoneel e.a. een zekere voorbeeldfunctie. Voor politici geldt dit temeer omdat zij betrokken zijn bij regelgeving waarbij gedrag aan mensen wordt voorgeschreven of verboden. Zij stellen grenzen. Die moeten ze dan ook zelf eerbiedigen. 2. Bestuurders en politici, en dat geldt zeker voor christendemocraten, dienen te beseffen dat zij de Overheid (even met een hoofdletter) representeren. De reputatie en naam van de Overheid hangt voor een groot deel samen met de reputatie van haar ambtsdragers. Sjoemelen de ambtsdragers dan sjoemelt de overheid; zijn bestuurders lui dan is de overheid lui, handelen volksvertegenwoordigers dubieus dan slaat dat terug op de overheid. Wie in een goede overheid een wezenlijke voorwaarde ziet voor een leefbare, veilige en vreedzame samenleving, zoals het cda dat doet zoals blijkt uit ons Program van Uitgangspunten (de overheid als Dienaresse Gods de samenleving ten goede), moet er dus altijd op bedacht blijven dat haar ambtsdragers fatsoenlijk en integer handelen. 3. Een derde reden waarom normen en waarden ook een politiek thema is, ligt in de zorg van de overheid voor de veiligheid in de openbare ruimte en voor de handhaving van de openbare
DOSSIER DE VERANTWOORDELIJKE SAMENLEVING
orde. Een oeroude kerntaak zeker ook van de lokale overheid. Die zorg voor openbare orde en veiligheid brengt het normen- en waardendebat direct in beeld. Deels omdat vooral de gemeenteraad in verordeningen uit de aard van de zaak normatief bezig is. Zij legt om het zo te zeggen daarin normen en waarden op. Er wordt immers gedrag voorgeschreven of verboden. Maar dat is niet alles. Het is zonneklaar dat een verloederde publieke moraal direct uitstraalt op de openbare ruimte en de openbare orde ondermijnt. De overheid zal daarom die vormen van particulier en maatschappelijk initiatief kunnen steunen die die verloedering bestrijden. Deels via subsidiëring, subsidievoorwaarden en vergunningen en ontheffingbeleid. Deels ook via mentaliteits(postbus51-achtige) campagnes en via publiekprivate samenwerkingsvormen kan de gemeente bijvoorbeeld normatieve offensieven starten zoals campagnes om de vervuiling van de openbare ruimte tegen te gaan.
Grenzen De rol van de overheid lijkt echter ook principieel begrensd. Zij is niet de eindverantwoordelijke hoofdarchitect van het maatschappelijk normen- en waardenpatroon. De christendemocratische uitgangspunten net als die van haar erflaters de antirevolutionaire, katholiek staatkundige en christelijk historische richtingen zijn hier helder over. Doctrines als de soevereiniteit in eigen kring, het subsidiariteitsbeginsel en het cda-beginsel van de gespreide verantwoordelijkheid accentueren deze grondhouding. Zij benadrukken de eigen verant-
‘Het lijkt erop dat de overheden steeds dringender vanuit de samenleving worden opgeroepen om in maatschappelijke verbanden als gezin, school, verenigingen, kerk en moskee te interveniëren’ woordelijkheid van de samenleving. De politiek kan zich niet zomaar mengen in die kringen, ook niet via meerderheidsbesluiten. Maar de maatschappelijke trend blijkt zich in onze dagen juist in een andere richting te ontwikkelen. Het lijkt erop dat de overheden steeds dringender vanuit de samenleving worden opgeroepen om in maatschappelijke verbanden als gezin, school, verenigingen, kerk en moskee te interveniëren. Zeker de gemeente en vooral de burgemeester krijgen in toenemende mate bestuurlijke bevoegdheden toebedeeld om in dit verband – dus buiten de openbare ruimte – op te treden. Ik wijs op de Wet huiselijk geweld, op delen van de zogeheten Voetbalwet (12-minners) en op wetgeving over nieuwe doorzettingsmacht in opvoedingssituaties. De roep om ook in het bijzonder onderwijs meer overheidsinvloed te organiseren wordt steeds luider gehoord, evenals ten aanzien van het thuisonderwijs, de voorschoolse opvang, de opvoeding in sociaal zwakke gezinnen, de kleding voor allochtonen, de reductie van ongezonde voedingsgewoonten, de seksuele opvoeding enzovoort.
Gemeentelijk optreden geoorloofd? Deze roep om de overheid heeft verscheidene oorzaken. Maar een van de belangrijkste is gelegen in het verval van veel maatschappelijke instituties als gezin, kerk, buurt in delen van de maatschappij, waardoor eigenlijk alleen die overheid over blijft als alles overkoepelend verband dat verantwoordelijk kan worden gesteld voor het dichten van de gaten die met name
‘We moeten ons als CDA’ers bewust blijven van de grenzen die aan overheidsoptreden zijn gesteld’ door radicale individualisering in het maatschappelijk weefsel zijn getrokken. Je kunt erover treuren maar het is helaas zo dat zeker in postmodern en seculier stedelijk Nederland het anno 2012 zo is gesteld dat alleen de overheid in een aantal situaties structureel kan worden ingeschakeld omdat dat de enige institutie is die na de kaalslag in het middenveld nog, zij het wankel, ‘draait’. Er zijn ook veel christendemocratische gemeentebestuurders bijvoorbeeld die daarom steun verlenen aan ‘de gemeente achter de voordeur’. Maar de christendemocraat zal zich hier altijd vanuit zijn politieke gedachtegoed en traditie kritisch moeten opstellen. Dat betekent dat de cda’er zich naar mijn opvatting bij de beoordeling van een voorstel tot gemeentelijk optreden buiten de openbare orde, dus achter de voordeur, op in elk geval vijf ijkpunten moet oriënteren: - Is dit overheidsingrijpen een ultimum remedium? Ofwel: is het echt niet mogelijk dat de samenleving, ondersteund desnoods door de overheid, het maatschappelijk onaanvaardbare euvel structureel en substantieel kan keren? - Is de rechtsbescherming van de ouders, schoolbesturen, en verenigingen die door deze gemeentelijke bestuurlijke interventie worden getroffen voldoende geregeld? - Is over de wijze waarop de bestuurlijke bevoegdheid bijvoorbeeld door de burgemeester wordt gebruikt onderwerp geweest van een raadsdebat? Alleen dan kan de raad als hoofd van de gemeente ook zijn verantwoordelijkheid voor dit interventiebeleid nemen. - Zijn ter zake beleidsregels ontworpen die in elk geval enige rechtszekerheid bieden over de wijze waarop de bevoegdheid wordt aangewend? - Is voorzien in een periodieke evaluatie van dit bestuurlijke ingrijpen ‘achter de voordeur’? Daarbij moet de vraag centraal staan of de overheidsbemoeienis nog wel in deze vorm nodig is.
Ten slotte Het normen- en waardenthema betreft in hoofdzaak de samenleving maar raakt ook om de redenen hierboven genoemd de politiek, cq de gemeentepolitiek. Voor christendemocraten lijkt het echter wel zaak om zeer kritisch te kijken naar een overheid die de openbare sfeer verlaat en in de gezinnen, scholen, kerken, verenigingen enzovoort intervenieert onder de pretext van normen en waarden.
s
Reageren?
[email protected]
Bestuursforum s februari 2012
| 15