2 8
11.2009
MENTOR
MENTOR Sjoerd de Boer
DECAAN van jongeren bij het kiezen Hoe is het met de trendgevoeligheid van een opleiding?
de hype voorbij? KOPIEREN
Door Idols en Popstars zijn er vele extra aanmeldingen op conservatoria, So You Think You Can Dance stimuleert eigenhandig de dansacademies en dansopleidingen en Crime Scene Investigation heeft de interesse in forensisch onderzoek als studie aangewakkerd. “De Nederlandse ziekte van vrijblijvendheid en Jantje-moet-toch-doen-wat-hij-leuk-vindt leidt ertoe dat velen een studie kiezen zonder perspectief. Dat is niet in het belang van bedrijven (...), maar het is bovenal niet in het belang van de leerling zelf.” Zo ging toenmalig voorzitter van de Taskforce Jeugdwerkloosheid Hans de Boer in 2006 al tekeer tegen diverse opleidingen in een artikel in De Volkskrant. Maar hoe is het nu echt gesteld met de trendgevoeligheid van jongeren bij het kiezen van een opleidingen? D&M verzamelde de meningen van diverse kenners op het gebied van onderwijs, jongeren en studiekeuzes.
TEST
Onderwijshistoricus Nan Dodde: “Vroeger werd de beroepskeuze bepaald door traditie”
Nan Dodde, emeritus hoogleraar Onderwijsgeschiedenis aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam, geeft aan dat vroeger een keuze qua opleiding of beroep helemaal geen issue was. “In een groot deel van de achttiende, negentiende en zelfs twintigste eeuw werd de beroepskeuze bepaald door traditie. Je vader was boer, dus jij werd boer. Zo had je ook hele predikanten- en artsenfamilies. Het gold dus zowel voor de betere standen als voor de vaklieden. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde dat, toen de leerplicht werd verlengd tot 14 jaar. familiedrijven wel bestaan, maar de noodzaak tot kiezen vermeerderde en werd gecompliceerder doordat leerlingen uit ongeschoolde milieus door de leerplichtverlenging voor
een keuze kwamen te staan die niet bepaald werd door traditie. Een heleboel kinderen moesten in die tijd dus ineens naar school, maar hun ouders konden hen niet adviseren, omdat ze zelf geen opleiding hadden genoten. Zij zeiden dan tegen een leerkracht: zegt u het maar, waarvoor is mijn zoon of dochter geschikt? Ouders hadden geen notie van wat er in de wereld te koop was.” Tot begin vorige eeuw gingen welgestelde studenten naar de universiteit, omdat ze nog niet wilden werken, legt Dodde uit. “Daar was het tien jaar lang feestvieren en studeren, totdat paps die alles betaalde aangaf dat ze aan het werk moesten of zijn bedrijf konden overnemen.” Dodde geeft aan dat de regel is: zodra de samenleving de leerplicht
INTERVIEW
COLUMN
gaat verlengen, dan doet het probleem zich voor. En volgens hem nemen die keuzeproblemen alleen maar verder toe. “De laatste jaren
IJda van den Hout (NVAO): “Bij ons draait het om de vraag: is het een goede opleiding?”
hoor je jongeren steeds vaker zeggen: Tja, wat zal ik eens gaan doen? Doe maar Rechten of Economie, lekker breed. Dat probleem begint bij de ouders. Nog steeds hebben ze niet de kennis of informatie om te vragen aan hun kinderen: wat wil je en wat kun je? Jongeren zelf denken ook niet na over de motieven om te studeren. Ze weten niet wat een vak inhoudt. Dan gaan ze psychologie studeren, omdat ze met mensen willen werken.” Maar ook de school mag zich wel eens achter de oren krabben, meent Dodde. “Decanen en mentoren weten vaak niks van de beroepspraktijk, terwijl de school de ouders en de scholieren moet informeren. Dat is ook niet vreemd, er is tegenwoordig zo’n grote variatie in beroepen en opleidingen. Een ander groot probleem is dat in het voortgezet onderwijs en zelfs daarna juist gestimuleerd wordt om de keuze uit te stellen. Laten we de eerste twee jaar maar heel algemeen en breed houden.” Van de jaren zeventig tot nu zijn de regels voor hoelang je mag studeren strenger en strenger geworden, vertelt Dodde. “In de ideale wereld zouden studenten helemaal niet zolang naar school gaan. Ze zouden het beroep leren in het bedrijfsleven. Scholen zijn er dan vooral nog voor algemene ontwikkeling. Er ligt nu een behoorlijke druk op jongeren, er is geen gelegenheid om rustig te winkelen. Ik kan me wel voorstellen dat je dan als student die niet weet wat hij wil economie gaat studeren onder het mom van: we zien wel wat het wordt.”
IJda van den Hout is woordvoerder van de NederlandsVlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), een organisatie die de opleidingen in het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs toetst op kwaliteit. “De NVAO is opgericht vanwege het bachelor-masterstelsel in 2002. Alle bestaande en nieuwe opleidingen komen bij ons langs voor de kwaliteitstoets. Het ministerie van Onderwijs toetst nieuwe opleidingen op doelmatigheid. Zij kijken: voegt de opleiding wat toe en zijn er niet teveel van? Het ministerie bepaalt ook of een opleiding op de markt komt of niet. Wij beoordelen de kwaliteit van de nieuwe opleidingen, zodat studenten in Nederland en Vlaanderen de garantie van een goede opleiding en een wettelijk erkende bachelor- of mastergraad hebben. Van de honderd opleidingen die zich melden valt de helft af, omdat het programma of curriculum niet klopt of er bijvoorbeeld onvoldoende goed opgeleide docenten beschikbaar zijn. We letten vooral op of opleidingen waarmaken wat ze beloven. Als je jezelf een internationaal georiënteerde opleiding noemt, dan moeten de vakken, de voer-
taal, de docenten en de buitenlandstages daar wel op aansluiten.” In de praktijk blijven hoger onderwijsinstellingen maar nieuwe opleidingen verzinnen waarvan ze hopen dat die aansluiten bij wat jongeren willen, terwijl jongeren juist heel gevoelig zijn voor trends en hypes uit de media. Volgens Van den Hout werkt de onderwijsmarkt zelfregulerend. “Je merkt dat jongeren door de druk van de studiefinanciering en de huidige economie nu vooral zoeken naar een goedbetaalde baan. De laatste jaren zijn economie-, business- en managementopleidingen dan ook heel erg in trek. Je ziet daarnaast vanwege alle media-aandacht een opleving qua technische opleidingen. De trendgevoeligheid van jongeren en scholen is niet zo erg. Zo vernieuwen instellingen zich. En misschien is het zelfs wel zo dat door het aanbod de vraag ontstaat. Dat een jongere
denkt: daar had ik nooit aan gedacht, dat wil ik worden. De belangrijkste vraag die een school zichzelf moet stellen bij het opzetten van een nieuwe opleiding: wat is nu in en is dat over vier jaar nog zo?” Continuïteit vormt de basis van een goede opleiding, meent Van den Hout. “Voor ons maakt het niet uit wat voor opleiding het is. Het draait om de vraag: is het een goede opleiding en heeft het genoeg potentie om te blijven bestaan?” Hans de Boer (Vakcolleges): “De tijd voor bruggenbouwers en intermediairs is voorbij”
Hans de Boer is oud-voorzitter van MKB Nederland en van Taskforce Jeugdwerkloosheid. Nu is hij lid van het InnovatiePlatform van kabinet Balkenende IV en als zelfstandig ondernemer betrokken bij de oprichting van de Vakcolleges. “Ik had helemaal niets met onderwijs. Tegen de tijd dat ik inzag hoe belangrijk goed opgeleide jongeren zijn voor bedrijven, was ik de veertig al gepasseerd. Pas als voorzitter van MKB Nederland zag ik het belang van beroepsonderwijs. In de tweede helft van de jaren negentig was de arbeidsmarkt heel krap en de relatie tussen scholen en bedrijven verliep stroef. Ondernemers snapten niks van scholen en vice versa. En als je nu kijkt, wat is er dan eigenlijk veranderd? Wie legt het contact tussen beide? Bij de scholen staat heel vaak de bureaucratie in de weg van directe contacten tussen leerkrachten en ondernemers en bedrijven weten niet hoe ze scholen moeten benaderen. “ Volgens De Boer hebben de organisaties die bemiddelden tussen school en arbeidsmarkt ook niet veel bereikt. Het onderwijssysteem moet eigenlijk helemaal op de schop, vindt hij. “De tijd voor intermediairs en bruggenbouwers is voorbij. De rechtstreekse binding school en werk moet weer tot stand worden gebracht. Met de Vakcolle-
Hans de Boer
ges proberen we dan ook terug te gaan naar de basis van het onderwijs: kleinschaligheid,beroepstrots, respect voor de leermeesters, het bedrijfsleven direct betrokken, concreet en praktisch.” In de Vakcolleges vormt de band tussen school en arbeidsmarkt eigenlijk de kern, legt De Boer uit. “Meewerkende bedrijven zijn verenigd in een stichting Vrienden van het vakcollege, de leerkrachten komen uit de praktijk, het zijn allemaal mensen met hart voor de zaak. Het gaat ook steeds meer in elkaar overlopen: iemand uit een bedrijf die een les komt geven en een leraar die af en toe in een bedrijf meeloopt. We hebben de economie tegen, maar toch zijn er genoeg ondernemers te vinden die dit zo belangrijk vinden dat ze erin mee willen. Op dit moment richten we ons op techniek, maar er wordt ook al aan ons getrokken of dit niet voor de zorg kan.” De Boer volgt nu zeer kritisch de ontwikkelingen in de rest van de onderwijsmarkt. “Er is gewoon een gigantische communicatiekloof tussen ouderen en jongeren. Een nieuwe opleiding kan ook profiteren van de trends, hypes en nieuwe media waar jongeren gevoelig voor
zijn. Ergens kreeg de opleiding electro als nieuwe naam sound en vision en toen stroomden de leerlingen binnen. Natuurlijk moet je geen prachtige vlag op een baggerpraam zetten, maar je moet wel gebruikmaken van de actuele beleving van de leerlingen. Daar moet je op aan sluiten. Natuurlijk draait het om inhoud, een opleiding moet niet te makkelijk en te modieus gepresenteerd worden. Daar prikken jongeren genadeloos doorheen. Maar het lijkt soms alsof scholen in de huidige tijd nog elpees proberen te verkopen. Een groot deel van de vooruitgang in het onderwijs wordt geblokkeerd door bureaucratie. We moeten de ziel terugbrengen in het primaire proces, leerkrachten moeten centraal staan, bestuurders en bureaumensen alleen ondersteunend. Kleinschaligheid en eigen verantwoordelijkheid zijn volgens mij de sleutels om dat te bereiken.” Anne van Voorthuizen (Studiekeuze123): “Juist het ontbreken van kennis vormt een groot struikelblok”
Anne van Voorthuizen is projectcoördinator bij Studiekeuze123.nl, een site waarop veel informatie over opleidingen en scholen te vinden is. “Veel twijfelaars kiezen hbo-econo-
mie, sport & management, rechten of psychologie. Als je het niet weet, dan kies je een brede studie. Je ziet dan vaak dat een groot deel van die studenten uitvalt. Het is eigenlijk een verkapte vorm van keuze uitstellen. Ze hebben vaak nog nooit van de studie gehoord en geen idee van de inhoud. Ze denken dan: ik specialiseer me later wel. Een kwart van de jongeren kiest verkeerd. Als ze net gestopt zijn, dan beginnen ze nog wel met een andere studie. Maar heel vaak blijft het bij een voornemen. Zo verdwijnt toch weer een groep uit het hoger onderwijs.” En dat is jammer, omdat er manieren zijn om foute opleidingskeuzes te voorkomen, meent Van Voorthuizen. “Het is ten eerste heel belangrijk dat jongeren zich beter oriënteren op hun vervolgopleiding. Uit onderzoek blijkt dat intensieve meeloopdagen en proefstuderen het beste beeld geven van wat een opleiding echt inhoudt. En juist het ontbreken van die kennis zorgt vaak voor een groot struikelblok. Ten tweede moet je ervoor zorgen dat jongeren op tijd beginnen met een studiekeuze. Nu zie je soms dat ze eerst uitgebreid vakantievieren en pas aan het eind van de zomer beginnen met nadenken. Laat beginnen en laat kiezen, dat is vragen om problemen.”
Van Voorthuizen vindt dat niet alle verantwoordelijkheid bij de leerlingen gelegd mag worden. Ook de scholen spelen een belangrijke rol. “De studiekeuzebegeleiding lag vroeger bij de decanen en nu veelal bij de mentoren, het verschilt per school. Maar over het algemeen wordt er maar weinig tijd voor vrijgemaakt. De VO-Raad komt gelukkig binnenkort met een plan voor een intensievere vorm van loopbaanbegeleiding binnen scholen.” Vooral bij opleidingen die door tvseries ineens populair geworden zijn, is het verdiepen in de opleiding belangrijk, meent Van Voorthuizen. “In series en shows krijg je vaak een romantisch beeld voorgeschoteld. Terwijl ze in Crime Scene Investigation binnen vijftig minuten een zaak hebben opgelost met spectaculaire technische snufjes, zit je als forensisch onderzoeker in het echt toch vooral achter je bureau om urenlang wetenschappelijk onderzoek te doen. Dat moet wel bij je passen. Kortom, kijk eens wat een beroep of opleiding echt inhoudt, misschien is het wel verschrikkelijk saai in het echt.” Lex Borghans (Onderwijsraad) : “Jongeren baseren zich vaak impulsief op onbelangrijke informatie”
Lex Borghans is hoogleraar Arbeidseconomie en Sociaal beleid aan de Universiteit Maastricht en lid van de Onderwijsraad. “ Een opleiding kiezen zou eigenlijk weloverwogen en goed geïnformeerd moeten gebeuren. Maar jongeren hebben daar moeite mee. Het beeld dat een jongere heeft van een beroep is vaak eenzijdig positief of negatief.” Terwijl je met een totaalbeeld vaak pas echt een goede keuze kunt maken, legt Borghans uit.”Leerlingen denken vaak alleen maar: wat vind ik leuk? Terwijl ze zich eigenlijk bezig moeten houden met de vragen: wat houdt het beroep in? Wat zijn mijn kansen op de arbeidsmarkt ? En is het echt wat voor mij? Veel jongeren kiezen verpleegkunde, omdat ze voor mensen willen zorgen. Maar in de praktijk heb je soms maar zeven minuten per patiënt. Een ander voorbeeld is de stewardessenopleiding. Maar liefst zestig procent van hun studenten heeft spijt van de studiekeuze. Het lijkt een ideale baan als zestienjarige: lekker reizen naar verschillende exotische oorden, maar het is wel een hele opgave als je ook een gezin en kinderen wilt.” In totaal geeft twintig procent van de afgestudeerden aan dat ze spijt hebben van hun opleidingskeuze,
PRAKTIJKVOORBEELD: De game In het kader van trendgevoeligheid van jongeren bij het kiezen van opleidingen steekt een soort opleiding qua populariteit met kop en schouders boven de rest uit op veel verschillende studiekeuzesites: de game-opleiding. Alleen dit jaar starten in Nederland alweer drie nieuwe opleidingen op dit vlak. Je kunt inmiddels het maken van games studeren op mbo-, hbo- en op universitair niveau. JP van Seventer, strategisch directeur bij Dutch Game Garden en docent Game Design aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU) denkt dat veel scholen hopen te profiteren door het populaire woordje ‘game’ aan hun opleidingen toe te voegen. “Dat lijkt haast een garantie van een toename van aanmeldingen door studenten, dus ik kan het me wel voorstellen. Maar deze hype is geen luchtbel, de vele aanmeldingen kloppen wel met de markt. De behoefte aan personeel in de gamebusiness blijft maar groeien.” Traditionele kloven “Er waren in totaal drie gamebedrijven en geen game-opleidingen in Nederland, toen ik tien jaar geleden begon als vormgever en designer van games. Inmiddels zijn er zo’n honderddertig, waarvan vijfentwintig echt groot zijn. Ook is er een twintigtal opleidingen en dat worden er al maar meer. Ik ben niet tegen meer opleidingen, dat geeft alleen maar gezonde concurrentie. Waarschijnlijk zijn er over een jaar of vijf nog vijf tot tien echt goede over. We zijn hard op weg naar een bloeiende game-industrie in Nederland. Het contact met het bedrijfsleven is daarin essentieel. Omdat deze opleidingen nieuw zijn, is het nu nog makkelijker om die traditionele kloven te dich-
ten. En als de samenwerking eenmaal een feit is, dan gaat het niet zo snel meer stuk. Als je naar Amerika kijkt, dan zie je dat ze daar al veel verder zijn met de integratie van school en bedrijfsleven. Nieuw ecosysteem Zes jaar geleden was er nogal wat scepsis vanuit de gamebedrijven. Wat wij doen, dat kunnen jullie ze niet leren. Maar langzaam zien ze dat het werkt, dat er stagiairs en afgestudeerden op de markt komen met kennis van zaken, dat het loont om in game-opleidingen te investeren. Ze waren wel verrast over de impact van een jonge enthousiaste stagiair. Dat kan heel verfrissend werken, zeker omdat zo’n jongere vaak beter op de hoogte is van nieuwe trends en ontwikkelingen. Je moet ook als bedrijf bij zien te blijven, anders loop je achter de feiten aan. Ik heb veel contact met oud-studenten die nu bij toonaangevende bedrijven zitten of die een eigen onderneming hebben. Zo ontstaat er langzaam een nieuw ecosysteem. Ervaring in huis De kwaliteit van de opleiding hangt heel erg af van wie erbij betrokken is. Maak je gebruik van de mensen uit de game-industrie of doe je het helemaal zelf als school onder het mom van ‘we hebben nog wel een docent die zelf ook graag games speelt’. Aan de andere kant is het wel makkelijk om heel kritisch te zijn over nieuwe opleidingen. Je moet toch ergens beginnen. Als beginnende school moet je blijven groeien en durven veranderen. Je moet ook nadenken hoe je het aanpakt: Op NHTV in Breda kiezen ze ervoor om mensen uit de industrie vast in
ame-opleidingen in Nederland dienst te nemen, terwijl de meeste docenten op de HKU in Utrecht een halve dag per week lesgeven en voor de rest in de gameindustrie werken. Je moet ook zorgen dat je docenten het contact met de snel veranderende markt niet verliezen. Haal als school dus zeker de ervaring in huis. Mythevorming Er is nog een hoop naïviteit rond games en gameopleidingen. Er zijn een hoop mythes en veel eigenwijsheid en onwetendheid. 1) Games maken is IT Dan denk ik direct aan databases en bedrijfssoftware. Letterlijk klopt het misschien wel, het is ook information technology. Maar games programmeren bevindt zich op een heel ander level. Een game is een entertainmentproduct, geen functionele oplossing voor een probleem. Dat is vaak de eerste denkfout. 2) Realisme vormt de basis van games Als iemand een opleiding rond kunstmatige intelligentie gevolgd heeft, dan wil dat niet automatisch zeggen dat iemand ook goed is in het maken van de A.I. in games. Als je een simpele autogame gaat maken en het stuurt voor geen meter, veel te stroef en moeilijk. Dan is het misschien natuurkundig wel heel realistisch, maar dat is niet goed genoeg voor een game. Het hoeft niet wetenschappelijk te kloppen, het gaat om het overbrengen van een experience. Je gebruikt de werkelijkheid als uitgangspunt, maar je overdrijft het. Veelzijdigheid Het vakgebied Game Development is vaak
crossdisciplinair, je hebt de mogelijkheid om in heel veel verschillende rollen terecht te komen. De meeste jongeren komen binnen, omdat ze gamedesigner willen worden. Maar wat denk je van schriptschrijvers, programmeurs, artists en nog veel meer. Het beroep omvat zoveel facetten: je moet kunnen omgaan met complexiteit, verbanden leren leggen, creatief zijn, technisch weten wat je doet en wat er gebeurt, je maakt een simulatie die leeft. Het is jammer dat jongeren vaak heel erg op gevoel kiezen voor een studie en dan niet verdergaan met onderzoeken of nadenken. Locatie is vaak belangrijker dan inhoud voor hen. ‘Ik woon nu hier en dichtbij is een opleiding die me wel leuk lijkt.’ Als ik een jongere was met interesse in game-opleidingen, dan probeerde ik uit te vinden welke docenten op de school lesgeven en van welke gamebedrijven ze komen. Hebben ze de bagage om relevante kennis over te dragen? Ik zou ook kijken hoe oud de opleiding is. Als de school al langer bestaat, dan is het goed om te kijken waar oud-studenten terechtgekomen zijn en wat het oordeel over de opleiding is vanuit de arbeidsmarkt. Dan pas kun je kiezen voor een goede opleiding die helemaal bij je past.” Dutch Game Garden is een matchmaker tussen gameopleidingen en -bedrijven, van zelfstandig ondernemers tot grote internationale ondernemingen met een Nederlandse vestiging. Ook werken ze aan besefontwikkeling rond games bij overheden en bedrijven. Meer informatie: www.dutchgamegarden.nl.
vertelt Borghans. “En dan hebben we het nog niet eens over de studenten die tussentijds zijn afgehaakt. Het spijtpercentage is zeker een punt van zorg.” Borghans ziet geen wezenlijk verschil tussen een kleine hype en andere invloeden op de studiekeuze. “Jongeren reageren op allerlei prikkels, maar dat doen ze eigenlijk altijd al. Bij een hype reageert alleen een groep jongeren op dezelfde prikkel waardoor je de willekeur in de studiekeuze ook op landelijk niveau terugziet. Het is dus eigenlijk niets anders, maar het is wel een probleem. Je ziet wel vaker dat iets in de actualiteit de aanmeldingen voor een bepaalde opleiding aanwakkert. Al in de jaren zeventig ver-
schenen er bijvoorbeeld in de landelijke kranten artikelen over een tekort aan psychologen. De instroom in de opleidingen steeg onmiddellijk. Jongeren baseren zich vaak impulsief op onbelangrijke informatie. Dat je interesse in forensisch onderzoek gewekt is door een serie als Crime Scene Investigation is prima. Maar wat je zou willen is dat deze jongeren daarnaast ook informatie krijgen over hoe het er werkelijk aan toegaat in dit beroep. Uit onderzoek van de Raad voor Werk en Inkomen is gebleken dat decanen en mentoren de meeste energie besteden in het derde en het vierde jaar. Ze richten zich met namen op de profielkeuze. Volgens Borghans zou er ook meer aandacht
moeten komen voor de studie- en beroepskeuze. “Het valt te verwachten dat resultaat geboekt kan worden met intensievere voorlichting, maar het moet wel realistisch en behapbaar blijven voor de scholen anders gaat het teveel tijd en teveel geld kosten. De grote vraag is dus hoe je op een efficiënte wijze het bewustzijn van leerlingen flink kunt vergroten. Ze moeten beseffen wat hun mogelijke keuzes concreet betekenen voor hun toekomst. Een kanten-klare oplossing is nog niet voorhanden.” Sjoerd de Boer heeft een eigen bureau voor tekstschrijven, redactie en boekpromotie: Bureau Redactioneel (www.bureauredactioneel.nl).