Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
MEDEDELING referentienr. datum gewijzigd contact
: : : :
M-VVKSO-2013-031 2013-09-25 — Dienst Leren en onderwijzen,
[email protected]; Geert Vandermeulen,
[email protected], 02 507 07 35; Dominiek Desmet,
[email protected], 02 507 07 33.
ONDERWIJS EN INFORMATIETECHNOLOGIE
De school heeft de opdracht om het gebruik en het omgaan met informatietechnologie1 binnen de gewijzigde maatschappelijke context te kanaliseren2. De uitdaging bestaat er vandaag dan ook in om in te spelen op de veranderende behoeften en verwachting ten aanzien van de enorme hoeveelheid beschikbare informatie. Deze uitdaging zal de school ertoe aanzetten om te reflecteren op haar visie op leren en onderwijzen en om na te denken over de gevolgen hiervan op het didactisch handelen van de leraar, gelijke kansen voor elke leerling, opleiding, leermiddelen, infrastructuur …
Deze mededeling wil hiertoe een leidraad zijn. In een eerste deel schetsen we de maatschappelijke context waarbinnen de school zich vandaag bevindt als referentiekader voor verdere visieontwikkeling. In een tweede deel reiken we handvatten aan ter ondersteuning van het beleidsvoerend vermogen van de school. Tot slot vind je in een derde deel reflectievragen die de school kan gebruiken als leidraad bij het in kaart brengen van de huidige situatie en na te gaan welke stappen gezet kunnen worden om het inzetten van informatietechnologie op school verder vorm te geven.
1
Informatietechnologie is het geheel van technische middelen waardoor informatie snel kan worden opgeslagen, verwerkt en verspreid.
2
Mededeling van 31 januari 2011 over “Scholen en de nieuwe media”, (M-VVKSO-2011-009)
2 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
1
Positie van de school in de informatiemaatschappij
1.1
Maatschappij vandaag als informatiemaatschappij
Naarmate technologie zich ontwikkelt ontstaan nieuwe toepassingen die ervoor zorgen dat informatie makkelijker vastgelegd en efficiënter verspreid kan worden over een breder publiek. Denk maar aan het schrift, de boekdrukkunst, de typmachine … De aanwezigheid van informatietechnologie en het wijdverspreide internet maken het vandaag mogelijk om met een paar muisklikken die informatie op te roepen die we nodig hebben op het moment dat het functioneel is. Een reisbestemming vastleggen, de openingsuren van een winkel opzoeken, plaatsen voor een voorstelling reserveren, online aankopen doen, een route plannen, de uurregeling van het openbaar vervoer raadplegen, meningen ventileren, nieuwsberichten volgen, sociale media gebruiken, feiten opzoeken … voor elke vraag is er vandaag een digitaal en onmiddellijk beschikbaar aanbod. Omwille van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van die enorme hoeveelheid informatie veranderen ook onze verwachtingen en onze behoeften ten aanzien van die informatie. Gekoppeld aan deze verwachtingen verfijnen dan weer de technologie en de methoden om mensen van die informatie te voorzien. De opslagcapaciteit zal blijven vergroten, toestellen zullen compacter worden, de snelheid van verwerkingsprocessen en de beschikbare informatie zullen exponentieel blijven toenemen … zeker nu iedereen in het web 2.0-tijdperk naast consument ook producent kan zijn van digitale content3 (zie ook punt 2.2.3). De evolutie naar meer gepersonaliseerde informatie op basis van het informatieverbruik werd al ingezet en zal zich onverwijld verderzetten. De maatschappelijke invulling van het begrip privacy zal in de toekomst ongetwijfeld wijzigen. Niet alleen de technologie en bijgevolg het medium en de beschikbaarheid van de informatie evolueerden. Doorheen de evolutie bleek het medium zelf invloed te hebben op onze manier van denken. Zo ontwikkelt zich, in de periode waarin de boekdrukkunst zijn opmars kent, het ‘diepe lezen’; een intellectuele vaardigheid die de mens voordien niet bezat. Naarmate het boek het aangewezen middel werd om kennis en ideeën uit te wisselen, werd de intellectuele ethiek4 ervan de basis van onze cultuur5. Ook de digitale evolutie zal een weerslag hebben op ons persoonlijk leven. Denk maar aan het effect van digitale fotografie op ons gedrag. Waar analoge fotografie nog een zeker zorgvuldig gebruik impliceerde, is de digitale camera vandaag overal in de maatschappij terug te vinden, al dan niet geïntegreerd in een gsm, spelconsole, laptop, tablet … en versterkt het een zeker consumptiegedrag. Digitaal is voor de jongeren die vandaag op de schoolbanken zitten, het nieuwe normaal geworden6. Net zoals vroeger zal het innestelen van nieuwe technologieën in de maatschappij, invloed hebben op ons denken en handelen. Onderzoek naar de werking van het brein heeft aangetoond dat er onder invloed van internet veranderingen optreden in de hersenactiviteit. Met de impact die het internet op ons leven heeft, zijn we dan ook op een belangrijk kruispunt in onze intellectuele en culturele geschiedenis aanbeland. Bij elke nieuw stap in de evolutie van informatietechnologie en bijgevolg ook van de beschikbaarheid van informatie zoekt onderwijs naar manieren om deze nieuwe technologieën te integreren in haar vormingsaanbod.
3
Content omvat het gehele digitale gamma leermiddelen die inzetbaar zijn zowel bij het verzamelen als bij het verwerken van informatie.
4
Intellectuele ethiek is de boodschap die een medium overbrengt op de geest en de cultuur van zijn gebruikers.
5
Carr N., (2010) Het ondiepe Maven Publishing
6
Hinssen P., (2011) Digitaal is het nieuwe normaal Uitgeverij Lannoo
3 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
1.2
Onderwijs
1.2.1
Visie op vorming
Onderwijs wil alle jongeren voorbereiden om hun plaats in de maatschappij in te nemen. Dat betekent echter niet dat onderwijs de maatschappelijke veranderingen blind moet volgen, in tegendeel. De school is de plaats bij uitstek om deze voorbereiding binnen haar eigen tijd en ruimte, los van tijd en ruimte van de samenleving en 1 gezin te laten verlopen . Een visie op vorming is hierbij het uitgangspunt en het referentiekader. Het VVKSO gebruikt de pedagogische missie van de school als deel van de maatschappij, als een regulatief principe waarbij drie vragen als toetssteen fungeren voor vorming: is vorming gericht op alles, is vorming gericht op allen en is vorming gericht op het geheel?7
Gericht op alles Voor het VVKSO richt vorming zich op alles. Hierdoor wordt een breed kader gecreëerd waarbinnen onder meer de Europese sleutelcompetenties ontsloten worden. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van het hedendaags onderwijs om in haar vorming invulling te geven aan deze sleutelcompetenties, precies omdat ze geënt zijn op die evoluerende maatschappij. Eén van deze competenties is de digitale competentie. Deze competentie omvat de vertrouwdheid met en het kritische gebruik van technologieën van de informatiemaatschappij voor het werk, in de vrije tijd en voor communicatie. Zij wordt onderbouwd door het gebruik van computers om informatie op te vragen, te beoordelen, op te slaan, te produceren, te presenteren en uit te wisselen, om via internet te communiceren en deel te nemen aan samenwerkingsnetwerken.8 De digitale sleutelcompetentie is mede vanuit de vakoverschrijdende eindtermen ICT voor de eerste graad van het secundair onderwijs een onontbeerlijk middel geworden om omvattend, kritisch, creatief en innovatief te le4 ren . Ze bevat op zich geen inhoudelijke afbakening.
Gericht op allen Bij het inzetten van informatietechnologie is het gelijkheidsprincipe voor alle leerlingen een fundamenteel uitgangspunt. Dit gelijkheidsprincipe omvat twee vragen. Een eerste vraag is: “Bereiken we met het inzetten van informatietechnologie alle leerlingen?” En de tweede vraag is: “Spreken we met het inzetten van informatietechnologie elke leerling aan op zijn capaciteiten en mogelijkheden?” Bereiken we met het inzetten van nieuwe media alle leerlingen? Uit PISA-onderzoek9 kunnen we concluderen dat 98% van de leerlingen thuis over een computer en een internetaansluiting beschikt Je zou kunnen stellen dat we met de inbreng van hedendaagse informatietechnologie in het verwerken van informatie alle leerlingen bereiken. Deze stelling moet echter genuanceerd worden. Alhoewel we kunnen zeggen dat alle leerlingen vandaag opgroeien binnen een gedigitaliseerde samenleving en in een van hedendaagse technologie voorziene thuisomgeving, betekent niet dat alle leerlingen de digitale competenties in dezelfde mate verwerven. Uit dat zelfde PISA-onderzoek blijkt dat leerlingen met een bevoorrechte sociaal economische status (SES) de computer wel degelijk meer gebruiken voor schoolwerk dan voor ontspanning. Omgekeerd gebruiken leerlingen uit een zwakkere SES de computer minder voor schoolwerk dan voor ontspanning. De ‘link’ tussen het schoolse leren en computergebruik is dus voor alle leerlingen niet even sterk. Als een school zich hier niet van bewust is en zonder hierover na te denken digitale opdrachten met de leerlingen meegeeft, loopt ze het risico dat ze precies door het stimuleren van het digitaal verwerken van informatie de invloed van SES op leerlingenprestaties versterkt. Omwille van het gelijkheidsprincipe voor alle leerlingen is het dus van 7
VVKSO, (2012) Brochure Toekomst SO inKleuren.
8
Sleutelcompetenties voor een leven lang leren - Een Europees Referentiekader
9
PISA-onderzoek (2009) Digitale geletterdheid
4 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
essentieel belang dat de school het gebruik van informatietechnologie in voldoende mate inbrengt zodat alle leerlingen op een gelijkwaardige manier de digitale competenties verwerven. Het stimuleren tot en begeleiden van leerlingen bij het gebruik van informatietechnologie, vooral bij die leerlingen die van thuis uit minder impulsen krijgen, is dan ook een prioriteit voor elke school. Spreken we met het inzetten van informatietechnologie elke leerling aan op zijn capaciteiten en mogelijkheden? Het inzetten van informatietechnologie biedt heel wat mogelijkheden tot differentiatie. De zwakkere leerling kan bijgewerkt worden, terwijl de sterkere leerling kan worden uitgedaagd. Differentiatie kan zowel op klasniveau als tussen studiedomeinen en studierichtingen onderling. Niet elke leerling zal immers dezelfde digitale competenties moeten verwerven. Verschillen kunnen te maken hebben met verschillen tussen specifiek te realiseren doelstellingen, maar ook met verschillen tussen interesses en capaciteiten van leerlingen. Uitgangspunt is dat de differentiatiemogelijkheden gekaderd worden binnen een bredere, pedagogische visie en dat ze effectief geïntegreerd en gerelateerd aan leerplandoelen toegepast worden. Differentiatie mag zich niet beperken tot het zelfstandig aan de computer met occasionele begeleiding van de leraar doorlopen van een leerproces. Dat kan leiden tot een individualisering en fragmentatie van het leren. Bij het inzetten van informatietechnologie bij differentiatie zijn zowel persoonsgerichte als groepsprocessen van belang om het leerproces compleet te maken. Onafhankelijk van capaciteit en interesse is er echter vanuit de maatschappelijke relevantie een minimum dat binnen het secundair onderwijs breed gerealiseerd moet worden. Hiertoe biedt de ISTE10-standaard voor digitale geletterdheid een goede basis. Deze standaard omvat: communicatie en samenwerkingsvaardigheid; onderzoeks- en informatievaardigheid; creativiteit en het vermogen tot initiatief en vernieuwing; kritische denkvaardigheid, probleemoplossend vermogen en beslisvaardigheid; digitale burgerzin; technisch- technologische vaardigheid. De ISTE-standaard is ambitieus geformuleerd en sluit nauw aan bij de Europese sleutelcompetenties. Op die manier wordt duidelijk dat het inzetten van hedendaagse media een bevoorrecht en onontbeerlijk middel is om de leerplandoelen binnen het secundair onderwijs te realiseren. Gericht op een geheel Digitale vorming kadert in een overkoepelende visie op mens en maatschappij, verankerd in het pedagogisch project van de school. Vormen en gevormd worden is meewerken aan de totstandkoming van een nieuwe en duurzame wereld waarin iedereen tot zijn recht kan komen. Vorming die gericht is op het geheel draagt altijd een utopisch element in zich. Ze houdt een keuze in om ook te richten op het ‘nog niet’, vertrekkend vanuit de hoop op een betere toekomst. Digitale vorming mikt dan ook niet op perfect gesocialiseerde leerlingen, maar wel op leerlingen die in staat zijn om constructief en innoverend hun eigen leefwereld te bevragen. Het geheel van de vorming binnen onderwijs heeft betrekking op de samenleving en de manier waarop de gevormde jongeren mee vorm kunnen geven aan de samenleving van de toekomst. Het behoort dan ook tot de 11 kerntaak van de school om jongeren te leren hoe met deze informatiestroom om te gaan en hen onafhankelijk 12 13 van sociale en culturele achtergronden mediawijs en mediageletterd te vormen.
10
International Society of Technology Education
11
Tom Palmaerts: 'Het is tijd voor een radicale shift!' www.desleutel.be
12
Mediawijsheid is het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes waarmee burgers zich bewust en kritisch kunnen bewegen in een complexe, veranderende en gemediatiseerde wereld. Het is het vermogen tot een actief en creatief mediagebruik dat gericht is op maatschappelijke participatie. Bron: Conceptnota Mediawijsheid (2012) Vlaamse Overheid
13
Mediageletterdheid is begrijpen hoe beelden betekenissen krijgen en hoe die betekenissen invloed hebben op jezelf en op de groep, gemeenschap of maatschappij waarin ze voorkomen. Een leerling die mediageletterd is, kan op een kritische en actieve manier naar beelden kijken, beelden gebruiken en beelden produceren. Bron: www.mediageletterdheid.slo.nl
5 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
1.2.2
Gevolgen voor de school
Informatie is overal te downloaden. Maatschappelijk gezien wint het creatief omgaan met de continue informatiestroom en het netwerkdenken aan belang. Hoe spelen we als school in op het hier en nu beschikbaar zijn van informatie? Hoe gaan we als school om met het alom tegenwoordig zijn van technologie? Voor een school bestaat de uitdaging er dan ook in om antwoorden aan te reiken, aangepast aan de veranderende leefwereld van de jongeren. Net als bij de vorige generaties is ook deze generatie jongeren beïnvloed door de context waarin ze opgroeien. De veelheid aan prikkels waarmee jongeren geconfronteerd worden, versterkt de vele maatschappelijke vragen die ze zich stellen. De verwachtingen van jongeren ten aanzien van de school en het onderwijs dat ze willen krijgen, zijn dan ook anders geïnspireerd. Onze werkvormen en evaluatiemethoden aansluiting laten vinden bij de feitelijke beginsituatie en de gewijzigde belevingswereld van de jongeren is nodig om hen te betrekken bij de leerinhouden en om de leerplandoelen te realiseren. De school was ooit de plaats bij uitstek waar kennis en informatie te vinden was in hoofde van de deskundige leraar of in de aanwezige bronnen in de schoolbibliotheek. Het was de plaats waar jongeren kennis konden maken met technologische nieuwigheden. De context waarin jongeren vandaag opgroeien is mondiaal, digitaal, multimediaal en interactief en dit zowel thuis, onder vrienden als op de jeugdbeweging of de sportclub … Het informele leren evolueert mee en vormt vandaag een wezenlijk deel van het hele leerproces van de jongeren. Educatie is meer geworden dan enkel het formele leren op school. Het uitsluitend werken vanuit het handboek is de mogelijkheden van de informatietechnologie en de beschikbare leermiddelen te kort doen. Jongeren willen op de meest effectieve en efficiënte manier les krijgen14. De leraar zal zich dus de vraag moeten stellen welke methodiek hij het best hanteert om de doelen die de leerplannen formuleren zo efficiënt mogelijk te realiseren. In functie van het doel zal een leraar deze methodieken afwisselend integreren in de lespraktijk. Het inzetten van informatietechnologie faciliteert de gekozen methodiek, maar is niet exclusief. Zowel het leerplandoel, de leerlingengroep als de individuele mogelijkheden van de leraar zijn hierbij een bepalende factor. Zo kan het gepassioneerd vertellen binnen een bepaalde context effectiever en efficiënter zijn dan het inzetten van informatietechnologie. De meerwaarde ligt precies in de variatie. Niet de informatietechnologie op zich maar wel de leraar maakt het verschil15.
14
De Bruyckere P., Smits B., (2011) De jeugd is tegenwoordig Lannoo
15
Hattie J., (2008) Visible learning Taylor & Francis Ltd
6 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
2
Handvatten voor beleidsvoering
Keuzes maken in functie van de implementatie van informatietechnologie, is geconfronteerd worden met onzekerheid. Niemand kan voorspellen wat de toekomst brengt. Welke garanties zijn er dat de gemaakte keuzes effectief het gewenste resultaat zullen opleveren? Kennisnet.nl ontwikkelde het vier-in-balans-plus-model16 ter ondersteuning van de implementatie van informatietechnologie in het onderwijs. We gebruiken een eigen interpretatie van dit model - zoals voorgesteld in het schema - als kader om alle aspecten die bij deze implementatie aan bod komen, te bespreken. Dit model stelt dat invoering van informatietechnologie voor onderwijsdoeleinden meer kans tot slagen heeft bij een evenwichtige en samenhangende inzet van de bouwstenen: visie, deskundigheid, content en infrastructuur. Visie en deskundigheid vormen het referentiekader voor de keuzes die de school maakt in functie van content en infrastructuur. Het op elkaar afstemmen van deze bouwstenen betekent evenwel niet dat elk van de bouwstenen evenveel aandacht nodig heeft. Leiderschap en samenwerking vormen respectievelijk de sturing en de ondersteuning die nodig zijn om te komen tot het functioneel didactisch gebruik van technologie bij leren en onderwijzen. Constructief omgaan met de consequenties van de gemaakte keuzes valt samen met de aanwezige beleidskracht in de school 17.
2.1
Leiderschap en samenwerking
De beleidsmakers van de school met inbegrip van hun beleidsvisie, en de mate van interactie tussen het lerarenteam en de schoolleiding bepalen de aanpak van het implementatietraject van informatietechnologie op school. De uitdaging bestaat erin om niet alleen de voorlopers en hun initiatieven op de school de nodige ruimte te geven, maar ook om de afwachtende meerderheid te betrekken bij de vernieuwing. De graad van betrokkenheid van de leraar wordt duidelijk a.d.h.v. de vragen die hij zich stelt met betrekking tot die vernieuwing. Het laten aansluiten van de manier waarop de veranderingen doorgevoerd worden bij de fase waarin de betrokke16
www.kennisnet.nl
Saveyn J., (2008) Het beleidsvoerend vermogen van de school als referentiekader voor schoolontwikkeling en ‐ begeleiding PBDKO
17
7 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
nen zich bevinden, vergroot de kansen op succes en bevordert de evolutie in betrokkenheid. Het in kaart brengen van de graad van betrokkenheid en de veranderingsbereidheid van de groep kan een goed vertrekpunt zijn om het beleid uit te stippelen. Het implementatieproces vraagt een voortdurende monitoring van wat er leeft bij de leraren en een daarop aansluitende ondersteuning en begeleiding. Een belangrijke factor in het implementatieproces is de coördinatie van de initiatieven. Het planmatig en transparant werken kan richtinggevend en/of kaderend zijn. Het opzetten van een autonome ICT-beleidscel waarin leraren met een voortrekkersrol opgenomen kunnen worden en waarin een directielid als eindverantwoordelijke zetelt, kan een zinvol initiatief zijn. Hierbij is het noodzakelijk om zorgvuldig de verantwoordelijkheden af te bakenen en een transparante communicatie te voeren naar het lerarenteam toe over de beslissingen die in de ICTbeleidscel genomen worden. De ICT-coördinatie heeft zowel oog voor het pedagogische als het technische aspect. Een belangrijke rol in deze coördinatie is weggelegd voor de ICT-coördinator. Hij vormt de schakel tussen het uitzetten van het beleid en de uitvoering ervan. Om de samenhang te bewaken, is het van belang om geregeld de concrete werking zichtbaar te maken. Tussentijds evalueren, ook van kleinere initiatieven, en gezamenlijk bijsturen houdt de focus scherp en werkt inspirerend. Personeelsvergaderingen, studiedagen en/of het communicatieplatform van de school lenen zich hiertoe. Om de slaagkansen van de vernieuwing te vergroten is samenwerking en overleg noodzakelijk. Samenwerking omvat zowel de samenwerkingscultuur binnen de school als de samenwerking van de school met haar ouders en leerlingen. Overleg is een vorm van communicatie en situeert zich op twee domeinen. Enerzijds is er het intern overleg tussen diverse geledingen binnen de schoolorganisatie, anderzijds is er het overleg met externe partners zoals bijvoorbeeld de ouders. Coördinatie en samenwerking kunnen bevorderd worden door horizontaal en verticaal georganiseerde overleggroepen (vakgroepen, themagroepen …) waarin kennisdeling, planning, uitwisseling en afstemming centraal staan. Stappen zetten in het gebruik van informatietechnologie op school veronderstelt het betrekken van alle geledingen in dit proces (schoolbestuur, pedagogische raad, LOC, schoolraad, lerarenraad, ouderraad, leerlingenraad …) Scholen die daadwerkelijk willen evolueren, doen er goed aan samen aan de vernieuwing te werken en geregeld gezamenlijk te reflecteren en te overleggen. Het betrekken van alle partners in de diverse fasen van het implementatietraject is cruciaal. Zowel de ouders van nieuwe leerlingen als alle ouders van de huidige leerlingenpopulatie, als de leerlingen zelf hebben een rol te spelen bij het invoeren van de vernieuwing. Vanuit het overleg creëer je immers een breed draagvlak en wordt de visie van de school breed uitgedragen. Het organiseren van een infoavond voor ouders, geeft hen de kans zich te informeren, vragen te stellen en zorgen te ventileren. De samenwerking tussen school en ouders kan bijvoorbeeld vorm krijgen door hen te ondersteunen via een sensibiliserend vormingsaanbod.
2.2
Bouwstenen van het vier-in-balans-plus-model
2.2.1
Visie 18
Onderzoek van de OESO wees uit dat scholen die er in slaagden om informatietechnologie succesvol te integreren, vertrokken vanuit het soort onderwijs dat ze voor ogen hadden. Scholen die verdere stappen willen zetten in het implementeren van informatietechnologie vertrekken dan ook best van een schooleigen visie op leren en onderwijzen - geënt op de schoolcultuur en het pedagogisch project - om daarna na te gaan op welke manier nieuwe technologieën ingezet kunnen worden ter ondersteuning van die visie. Visieontwikkeling met betrekking tot het inzetten van informatietechnologie is een dynamisch proces en omvat zowel een visie op leren en onderwijzen als een visie op de manier waarop informatietechnologie geïmplementeerd kan worden. De visie van de school op leren en onderwijzen vormt hierbij het referentiekader waaraan alle andere bouwstenen afgetoetst worden.
18
Venezky R.L., & Davis C., (2002) Qua Vademus? The transformation of schooling in a networked world OECD/CERI
8 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
In een eerste fase is het belangrijk om uit te gaan van de bestaande visie op leren en onderwijzen die binnen de schoolcultuur leeft en de vraag te stellen hoe het inzetten van informatietechnologie die visie kan faciliteren of ondersteunen. De consequenties hiervan op de representatie van de leerinhouden, de materiële vereisten voor de school, de leraar en de leerling, en de infrastructurele gevolgen die dit heeft, vormen de perspectieven op korte termijn. In een volgende fase kan er vanuit de maatschappelijke context en de visie op vorming kritisch gereflecteerd worden op de bestaande visie op leren en onderwijzen zodat die zich verder kan ontwikkelen. Het bestuderen van visieteksten en het analyseren van leerplandoelen kan een zinvolle eerste stap zijn. Wil de geëvolueerde visie op leren en onderwijzen een plaats krijgen in de schoolcultuur dan is het noodzakelijk om die structureel in te bedden. Dit kan ondermeer door binnen het directieteam en samen met het lerarenteam systematisch ieder vernieuwingsinitiatief af te toetsen aan die geëvolueerde visie op leren en onderwijzen en tegelijk na te gaan of en hoe het inzetten van informatietechnologie een pedagogisch-didactische meerwaarde kan betekenen. Als de inzet van informatietechnologie een meerwaarde biedt binnen de opvattingen van een leraar over onderwijs, is de kans ook groot dat hij die toepassing effectief zal gebruiken in de lespraktijk. Essentieel is dat de leraar inziet dat het inzetten van informatietechnologie bijdraagt tot het efficiënt realiseren van de leerplandoelen. Het inzetten van informatietechnologie vraagt een heldere kijk van de school op hoe ze invulling geeft aan de ondersteuning van de leraren en ouders, representatie van de leerinhouden, de materiële vereisten voor school, leraren en leerlingen en de bijbehorende infrastructurele gevolgen. Het ontwikkelen van een visie op aankoopbeleid, verzekering, depannage, implementatiestrategie, kostenbeheersing voor de leerlingen … telkens aangestuurd door de visie op leren en onderwijzen maakt deel uit van de bouwsteen visie. Samen met het nadenken over welke houding aangenomen wordt tegenover ouders die niet willen/kunnen meestappen in de vernieuwing en het formuleren van antwoorden op mogelijke vragen over ergonomie en gezondheid voor de leerlingen wordt een open en transparante communicatie naar alle belanghebbenden mogelijk.
2.2.2
Deskundigheid
De beginsituatie van elke leraar met betrekking tot het werken met informatietechnologie is verschillend. In het bevorderen van de deskundigheid van de leraar is differentiatie nodig. Leraren die vertrouwd zijn met de mogelijkheden van informatietechnologie zullen er sneller toe komen om informatietechnologie in hun lessen te integreren. Hun motivatie om kennis en vaardigheden bij te schaven zal ook groter zijn. Niet alleen het technische aspect van het omgaan met informatietechnologie speelt hierbij een rol. Leraren moeten ook weten waar en hoe informatietechnologie een plaats kan krijgen in hun didactische aanpak. In het Engels wordt dit type kennis aangeduid als TPACK 19: Technological Pedagogical Content Knowledge. Dit omvat drie componenten die aan de basis liggen van een goede ICT-integratie nl. inhoud, didactiek en technologie evenals de onderlinge relatie ertussen. Die kennis en bijbehorende vaardigheden leer je niet noodzakelijk in een cursus. Het aanscherpen van de deskundigheid zal mee bepaald worden door de samenwerkingscultuur die in de leraarskamer en in de vakgroepen leeft. In het kader van de professionalisering van de leraar kan de school in een vormingsaanbod op maat voorzien. Dit kan al dan niet op het niveau van de scholengemeenschap dan wel op schoolniveau georganiseerd worden, evenals aansluiten bij een extern georganiseerd nascholingprogramma. Ook de ICT-coördinator en leraren met een zekere expertise kunnen – indien ze hiertoe door de directie de nodige ondersteuning krijgen – door coaching bijdragen in het leerproces van de leraar. Tot slot liggen in het informele leren kansen om de vaardigheden aan te scherpen. Door ook ouders te betrekken in dit vormingsaanbod, vergroot hun betrokkenheid en wordt hen de mogelijkheid geboden om hun zoon/dochter gepast te kunnen begeleiden.
2.2.3
Content
Om de leerplandoelen effectief en efficiënt te realiseren is kwaliteitsvol leermateriaal met inbegrip van digitale content belangrijk. Content omvat het hele digitale gamma leermiddelen dat inzetbaar is zowel bij het verzamelen als bij het verwerken van informatie. Hiertoe behoren zowel de beschikbare informatie op het internet, al dan 19
Koehler M.J., & Mishra P., (2009) What is technological content knowledge? www.tpck.org
9 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
niet gratis beschikbaar didactisch materiaal op gespecialiseerde websites, applicaties (apps), verwerkingssoftware, interactieve toepassingssoftware, simulatiepakketten, automatisatie, afbeeldingen, audio, video, gedeelde content, randtoepassingen van beschikbare apparatuur … Afhankelijk van de gekozen werkvorm kan de leraar, maar ook de leerling zelf producent van content worden. Er is al heel wat digitale content beschikbaar. Precies dat brede aanbod kan verrijkend zijn voor onderwijs. De bruikbaarheid van digitaal materiaal wordt immers mee bepaald door de manier waarop leraren het willen inzetten. Afhankelijk van de methode kan ook in oorsprong niet-educatief bedoelde content een educatieve dimensie krijgen. Het is dan ook aan de individuele leraar of het lerarenteam om een keuze te maken en aan te geven welke content relevant is en kwalitatief voldoet. De keuze voor content is ook geen of-of-verhaal, maar een en-en-verhaal. Het is perfect mogelijk en zelfs aan te bevelen om - in functie van het efficiënt realiseren van de leerplandoelen - diverse beschikbare leermiddelen te combineren aangevuld met zelfontworpen lesmateriaal. Inherent aan digitale content is dat de leraar er flexibel mee kan omgaan. Binnen het gehele kostenplaatje voor de leerling kan content een zeer variabele factor zijn. De permanente zoektocht naar content zet je dan ook best zo snel mogelijk in zodat er vooraf voldoende zicht is op de beschikbaarheid van kwaliteitsmateriaal. Een realistische kostensimulatie kan op die manier tijdig gecommuniceerd worden naar ouders en leerlingen. Belangrijk is ook dat de school vooraf een visie ontwikkelt over hoe ze omgaat met in de loop van het schooljaar gevonden betalende content.
2.2.4
Infrastructuur
De kwaliteit van de aanwezige apparatuur en de efficiëntie van de bijbehorende technische omkadering speelt een doorslaggevende rol in het implementeren van de vernieuwing. Het zorgt ervoor dat leraren het nodige vertrouwen opdoen. De keuzes die de school betreffende infrastructuur maakt, vloeien voort uit haar visie op leren en onderwijzen en de rol van informatietechnologie hierin. (Zie ook 2.2.1. Visie) Anderzijds zullen de mogelijkheden en de beperkingen inherent aan de bestaande infrastructuur en het beschikbare budget mee bepalend zijn in de beslissingen die genomen worden. Scholen investeren heel wat in de uitbouw van de infrastructuur. De aanwezige infrastructuur vormt dan ook de basis van waaruit de vernieuwing vertrekt. Samenwerking op het niveau van de scholengemeenschap versterkt de marktpositie bij de aankoop van content, hardware en programmatuur. Voor de ene school is het inrichten van een mediatheek, openleercentrum of computerlokaal een relevante en verantwoorde keuze terwijl een andere school opteert voor mobiele hardware die leerlingen los van plaats en tijd kunnen raadplegen. Het opstellen van een planning op korte en middellange termijn geeft leraren een perspectief, laat efficiënte en gerichte prospectie toe en zorgt ervoor dat er transparant en tijdig naar alle betrokkenen gecommuniceerd kan worden. Uiteraard is deze planning geen statisch gegeven, maar zal tussentijdse bijsturing in functie van de snel evoluerende technologie noodzakelijk zijn. Naast investeringen voor leerlingen is het ook belangrijk om als school te investeren in ruimte en technische omkadering ten behoeve van leraren zodat zij zich professioneel en in een didactisch veilige omgeving kunnen ontwikkelen.
2.3
Didactisch gebruik van informatietechnologie
Het resultaat van dit alles is het didactisch en instrumenteel inzetten van informatietechnologie ter ondersteuning van het leerproces. Het is belangrijk om telkens te reflecteren op de vraag of de leerlingen de vooropgestelde doelen realiseren en of het inzetten van informatietechnologie effectief een meerwaarde biedt. Die meerwaarde omvat niet enkel de leerprestatie van de leerling, maar ook het bevorderen van de motivatie, de ICTvaardigheden, betrokkenheid van ouders en leerlingen bij de school, zelfwaardering alsook het terugdringen van vroegtijdig schoolverlaten en het verminderen van de werkdruk bij leraren …
10 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
2.4
Tot slot: zorg voor het proces
Werken vanuit het aangereikte kader zorgt ervoor dat een grotere groep leraren meestapt in het project. Desalniettemin is het belangrijk om tussentijds te evalueren en na te gaan welke verbeterpunten aan het gelopen traject mogelijk zijn met als doel leraren te (blijven) stimuleren om mee te stappen in de vernieuwing. Ook de vraag stellen of bijsturing van de ingeslagen weg nodig is, maakt deel uit van een tussentijdse evaluatie. Vanuit de zorg voor het proces is het belangrijk dat de school haar leraren, maar ook dat leraren zichzelf ruimte en tijd gunnen om te experimenteren en vertrouwen te krijgen in de eigen aanpak. Ook initiatieven met een op het eerste gezicht laag rendement kunnen zinvol zijn als er uit geleerd wordt. Wat in een eerste poging niet de meest effectieve methode blijkt, kan dat misschien door herhaling wel worden. Leraren met ervaring in het werken met hedendaagse informatietechnologie geven aan dat naarmate ze zelf vaardiger worden, de effectiviteit toeneemt en er ruimte ontstaat voor differentiatie, remediëring, uitbreiding, verdieping of inkleuring. Het integreren van informatietechnologie in de lespraktijk vraagt ruimte om te groeien. Het is een proces dat jaren duurt en eigenlijk nooit ophoudt.
11 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
3
Reflectievragen
Bij het uitbouwen van een ICT-beleid op school is het goed om de schoolcultuur en schoolorganisatie in kaart te brengen en van daaruit beleidsmatig op zoek te gaan naar sterktes en opportuniteiten. Bijgevoegd begeleidend vragenschema kan een leidraad zijn om vanuit reflectie en gekaderd binnen de hedendaagse maatschappelijke context een doorstart te maken bij de verdere uitbouw van het ICT-beleid van de school. Het schema wordt best gebruikt van boven naar onder, kolom per kolom. Door het formuleren van antwoorden op de vragen geeft de eerste kolom de huidige schoolschets weer en geeft de tweede kolom de mogelijkheden weer die de school heeft om op korte termijn de bouwstenen van het vier-in-balans-plus-model op elkaar en op de gedeelde visie op leren en onderwijzen af te stemmen. Centraal in het schema staan de vragen over visie op vorming. De reflectie op de visie op vorming vormt de spil waarrond de implementatie van hedendaagse informatietechnologie draait. De antwoorden op die vragen zullen bepalend zijn voor de invulling die de derde kolom krijgt. De antwoorden op de vragen kunnen weergegeven worden in het als bijlage toegevoegde werkdocument. Je kunt dit werkdocument gebruiken als een startdocument voor de verdere uitbouw van het ICT-beleid. Dit document kan afgedrukt worden, maar het is ook mogelijk om de antwoorden digitaal te verwerken door notities toe te voegen. Klikken op de aanwezige tekstballonnen maakt de bijbehorende vraag in het werkdocument zichtbaar. Vanuit de zorg voor het proces is het zinvol om dit document tussentijds te herbekijken. Aanvullingen en bijsturingen kunnen dan in hetzelfde document opgenomen worden. Op die manier krijgt het document een dynamisch karakter.
12 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
3.1
Begeleidend vragenschema Schoolschets vandaag De gedeelde visie
LEIDERSCHAP
Hoe verloopt de interactie tussen schoolleiding en het lerarenteam?
In welke mate worden leraren betrokken bij het beleid?
Korte termijn Afstemmen bouwstenen
SAMENWERKING
Hoe verloopt de samenwerking binnen het lerarenteam? o Iedereen doet zijn ding en wacht af? o Leraren spreken elkaar aan wanneer het o o
nodig is? Leraren nemen initiatieven en spreken elkaar aan om tot resultaat te komen? Leraren kennen elkaars capaciteiten, spreken elkaar aan op de sterke punten, nemen op basis daarvan initiatieven en voelen zich verantwoordelijk voor elkaar en het resultaat?
Hoe verloopt de samenwerking binnen de verschillende geledingen van de schoolorganisatie?
Hebben leraren voldoende zicht op de beleidsvisie? Is meer transparantie wenselijk? Is de betrokkenheid van de leraren bij het beleid voldoende?
Zijn er alternatieve beleidsstructuren mogelijk om die betrokkenheid te vergroten?
Zijn er initiatieven mogelijk om de graad van samenwerking in het lerarenteam te vergroten?
Zijn er initiatieven mogelijk om de samenwerking tussen de verschillende geledingen van de schoolorganisatie te bevorderen?
Vernieuwing op middellange termijn Afstemmen bouwstenen bij een geëvolueerde visie
Hoe groot is de veranderingsbereidheid van de leraren? Is er een draagvlak binnen de school (leraren, ouders, leerlingen, beleid)?
Welke beleidsvisie verwachten leraren? o o o
Wat pakt de schoolleiding zelf op? Wat kan gedelegeerd worden? Welke initiatieven kunnen vorm geven aan deze beleidsvisie? Vormt het opmaken van en het transparant werken met een (meerjaren)plan een meerwaarde voor onze school?
Is bijsturing van de beleidsvisie nodig?
Welke initiatieven kunnen genomen worden om de samenwerking binnen het lerarenteam te bevorderen?
Op welke manier kunnen we om de verschillende geledingen binnen de schoolorganisatie (schoolbestuur, pedagogische raad, LOC, schoolraad, lerarenraad, ouderraad, leerlingenraad …) betrekken bij en informeren over de geëvolueerde visie op leren en onderwijzen?
Kan de verandering structureel ingebed worden door overleg in horizontale en verticale vakwerkgroepen, themagroepen … al dan niet op het niveau van de scholengemeenschap?
Hoe betrekken we alle belanghebbenden bij de vernieuwing? o o o
Welke fora kunnen we gebruiken om ouders van nieuwe leerlingen te betrekken? Welke fora kunnen we gebruiken om ouders van huidige leerlingen te betrekken? Welke fora kunnen we gebruiken om leerlingen te betrekken?
Welke initiatieven kan de school nemen om de betrokkenheid van de ouders bij de vernieuwing te verhogen? o o o
Is er ruimte voor kritische inbreng? Sensibiliserend vormingsaanbod? …
13 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
VISIE
Wat is de gedeelde visie van de school op leren en onderwijzen?
Op welke manier is deze visie verankerd in de schoolwerking?
Op welke manier komt deze visie tot uiting op pedagogisch-didactisch vlak?
VISIE OP VORMING
Gericht op alles? Wordt informatietechnologie ingezet bij het realiseren van de diverse vormingscomponent? Worden alle mogelijkheden van de hedendaagse informatietechnologie benut om de leerplandoelen op de meest efficiente manier te bereiken?
Hoe komt de school tegemoet aan eventuele nieuwe materiële vereisten voor de leerlingen? o o o
Ter beschikking stellen van het nodige materiaal door de school? (Verplichte) Aankoop/huurkoop-model? Bring your own device (BYOD)?
Wat zijn de voor- en nadelen van elke van deze modellen? Welke garanties worden geboden betreffende duurzaamheid van het materiaal? Welke argumenten zijn voor de school doorslaggevend?
Wat zijn de modaliteiten bij diefstal/schade?
Hoe worden eventuele vernieuwingen ingevoerd? Welke argumenten heeft de school om die keuze te verrechtvaardigen?
Gericht op allen?
Op welke manier stimuleren en ondersteunen we alle leerlingen bij het zelfstandig en levenslang leren? Is er ruimte om meer te doen? Kan het inzetten van informatietechnologie faciliteren? Welke structurele mogelijkheden en beperkingen zijn er hieromtrent? Op welke manier werkt de school al aan de digitale competenties van alle leerlingen? Is er ruimte, al dan niet vanuit didactische keuzes, om meer te doen? Bereiken we met ons ICT-beleid alle leerlingen op een gelijkwaardige en gedifferentieerde manier? Geven we ruimte aan elke leerling om zijn/haar mogelijkheden (ook op het vlak van informatietechnologie) te ontwikkelen?
Gericht op het geheel?
Op welke manier maakt de school aansluiting met de digitale context waarin de jongeren vandaag leven? Welke mogelijkheden heeft de school om jongeren weerbaar te maken tegenover de verleidingen en misconcepties van informatietechnologie?
o o o
Progressief? Vanuit 1e leerjaar of vanuit de 1e graad Over de graden heen? Per studierichting of voor de hele school?
Hoe gaat de school om met ouders die niet mee willen stappen in de vernieuwing? Moeten deze leerlingen van school veranderen of voorzien we een overgangsperiode?
Hoe gaat de school om met de privésituatie van de gezinnen? o o
Welke implicaties hebben de gemaakte keuzes op de schoolrekening? o o o
Welke verwachtingen stelt de school aan ouders met meerdere kinderen op dezelfde school? Hoe gaat de school om met ouders die geen (draadloos) internet hebben thuis?
Welke reducties zijn te verwachten? Welke meerkost is onvermijdelijk? …
Zijn er gevolgen voor de ergonomie en de gezondheid van de leerlingen? Wat is het standpunt van de school en bestaat er cijfermateriaal om dit standpunt te staven?
14 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
DESKUNDIGHEID
Welke expertise (zowel pedagogisch als technisch) is er aanwezig op onze school en op welke manier wordt er door het lerarenteam gebruik van gemaakt? o o o
Nascholingsaanbod? Tijd en ruimte tot zelfstudie? …
Door wie en op welke manier wordt informatietechnologie pedagogischdidactisch ingezet? o o o o o
CONTENT
Op welke manier faciliteert de school de leerbehoefte van de leraar? o o o
ICT-coördinator? Leraren met ervaring? …
In de lespraktijk? Bij vakoverschrijdende initiatieven? Voor huiswerk? Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften? …
Welke keuzes in verband met content werden in het verleden gemaakt? o o o o o o o o
Software (met licentie of open source) Freeware Simulatiepakketen Toepassingssoftware Automatisatie Databanken (afbeeldingen, audio, video …) Applicaties (apps) …
Zijn leraren voldoende op de hoogte van de mogelijkheden of is bijsturing nodig? Beschikken de ICTcoördinator en leraren met expertise over voldoende tijd en ruimte om hun expertise ten dienste te stellen ter ondersteuning van de deskundigheid van het lerarenteam? Zijn er mogelijkheden om meer tijd en ruimte ter beschikking te stellen? Is het nascholingsaanbod toereikend als ondersteuning van de gedeelde visie op leren en onderwijzen?
Sluit de aanwezige content aan bij de gedeelde visie op leren en onderwijzen? Welke aanpassingen in de beschikbare content dringen zich op?
Welke stappen kunnen gezet worden om de deskundigheid van leraren aan te scherpen? o o o
Op welke manier kan de school de nieuwe leerbehoeften van de leraar ondersteunen? o
o o
Welke rol kunnen de ICT-coördinator en leraren met ervaring hierin opnemen? Kan de school leraren met expertise de nodige tijd en ruimte ter beschikking stellen? …
Aangepast nascholingsaanbod? Op niveau van de scholengemeenschap? Op niveau van de school? Aansluiten op extern georganiseerde nascholing? Tijd en ruimte tot zelfstudie? …
Op welke manier faciliteert de school de nieuwe leerbehoeften van de leraar? o o
Kan de school participeren in de aankoop van een digitale drager voor leraren? …
Over welke fora beschikken we waarop leraren de verschillende initiatieven en hun ervaringen aan elkaar zichtbaar kunnen maken?
Is het wenselijk om de deskundigheid van de ouders te bevorderen? Welke initiatieven kan de school hiertoe nemen? o o
Nascholingsaanbod voor ouders? …
Welke aanpassingen betreffende beschikbare content dringen zich op? o o
Sluiten deze aanpassingen aan op de aanwezige content? Is er budget om dit te realiseren?
Welke strategie passen we toe om de zoektocht naar kwaliteitscontent te faciliteren?
Hoe gaat de school om met in de loop van het schooljaar gevonden of ontwikkelde content in functie van de kostenbeheersing voor de leerling?
Is er uitwisseling en samenwerking mogelijk op het niveau van de scholengemeenschap om de marktpositie te verstevigen?
15 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
INFRASTRUCTUUR
Welke keuzes in verband met infrastructuur werden in het verleden gemaakt? o o o o o o o o
DIDACTISCHE INZET VAN
INFORMATIETECHNOLOGIE
Computerlokalen Openleercentrum (OLC) Projectietechnieken Elektronische leeromgeving Uitleendienst voor mobile hardware (Draadloos) netwerk Bandbreedte …
Op welke manier en hoe frequent wordt de aanwezige content en infrastructuur ingezet op onze school?
Sluit de aanwezige informatietechnologie aan bij de gedeelde visie op leren en onderwijzen?
Welke aanpassingen betreffende beschikbare infrastructuur dringen zich op? o o
Sluiten deze aanpassingen aan op de aanwezige infrastructuur? Is er budget om dit te realiseren?
Welke strategie passen we toe om de aanpassingen te realiseren?
Welke aanpassingen in de beschikbare infrastructuur dringen zich op?
Is er uitwisseling en samenwerking mogelijk op het niveau van de scholengemeenschap om de marktpositie te verstevigen?
Sluit de manier waarop de aanwezige content en infrastructuur ingezet worden aan bij de gedeelde visie op leren en onderwijzen?
Realiseren de leerlingen de doelstellingen, inclusief de ICT-doelen, en dit zowel in de lespraktijk als bij ieder initiatief?
Wordt het inzetten van informatietechnologie bij het realiseren van de leerplandoelen ervaren als een meerwaarde?
o o o o o o
Zijn er initiatieven mogelijk om het inzetten van de aanwezige informatietechnologie te bevorderen? ZORG VOOR HET
PROCES
Gebruik het vragenschema van boven naar beneden, kolom per kolom met centraal de vragen omtrent visie op vorming. Het bijgevoegde werkdocument kan gebruikt worden om antwoorden kort te noteren zodat dit een startdocument kan zijn voor de verdere uitbouw van het ICT-beleid.
Motivatie van de leerlingen? Efficiëntie? Betrokkenheid van de ouders? Zelfwaardering? Minder vroegtijdige schoolverlaters? Vermindering van de werkdruk bij leraren?
Wat is de houding van de school indien de vernieuwing niet onmiddellijk de gewenste resultaten oplevert?
Welke lessen kunnen getrokken worden vanuit ervaring? Welke verbeterpunten kunnen we aanbrengen aan het gelopen traject? Liggen hierin mogelijkheden om een bredere groep leraren te betrekken bij de vernieuwing?
Is bijsturing van de ingeslagen weg nodig?
16 2013-09-25 – M-VVKSO-2013-031
Bijlagen Werkdocument: antwoordenweergave •
M-VVKSO-2013-031-B01 (pdf)