Bestemmingsplan Buurtweg 16 t/m 30 Gemeente Brummen
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 2
Bestemmingsplan Buurtweg 16 t/m 30 Gemeente Brummen
Rapportnummer:
NL.IMRO.0213.BPKKOEK520000-on01
Datum:
26 mei 2011
Contactpersoon opdrachtgever:
Gemeente Brummen De heer P.B. Zwiers E. Dokter
Projectteam WITPAARD Concept: Voorontwerp:
-
Ontwerp:
mei 2011
Vaststelling: Trefwoorden: Bron foto kaft: Beknopte inhoud:
Bestemmingsplan Buurtweg 16 t/m 30 Gemeente Brummen
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 4
Inhoudsopgave
Toelichting
7
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding planherziening 1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied 1.3 De opzet van het bestemmingsplan
9 9 9 9
Hoofdstuk 2 Beleidskader 2.1 Inleiding 2.2 Provinciaal en regionaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid
11 11 11 12
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden 3.1 Bodem 3.2 Asbest 3.3 Geluid 3.4 Luchtkwaliteit 3.5 Bedrijvigheid 3.6 Externe veiligheid 3.7 Water 3.8 Archeologie 3.9 Flora en fauna
15 15 16 17 17 18 19 20 21 22
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving 4.1 Stedenbouwkundige inpassing 4.2 Ontsluiting en parkeren
25 25 25
Hoofdstuk 5 Planopzet 5.1 Algemeen 5.2 De regels 5.3 Nadere toelichting op de regels
27 27 27 28
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 6.1 Economische uitvoerbaarheid 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
35 35 35
Bijlage bij toelichting Bijlage 1 Situering plangebied Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek Bijlage 3 Asbest onderzoek Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Bijlage 5 Externe veiligheid buisleidingen Bijlage 6 Archeologisch onderzoek Bijlage 7 Quickscan natuurtoets
37 39 41 43 45 47 49 51
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 5
Regels
53
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
55 55 60
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Bestemmingsregels Tuin Verkeer - Verblijfsgebied Wonen
61 61 62 63
Hoofdstuk 3 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Uitsluiten aanvullende werking bouwverordening Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels Overige regels
67 67 68 70 71 72 73 74 75
Hoofdstuk 4 Artikel 14 Artikel 15
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
77 77 78
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis gebonden bedrijf
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 6
79 81
Toelichting
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 7
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 8
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding planherziening De Woningstichting Brummen heeft de gemeente verzocht medewerking te verlenen aan een herziening van het bestemmingsplan om de sloop van 8 woningen en de daaropvolgende nieuwbouw van 14 woningen aan de Buurtweg te Oeken juridischplanologisch mogelijk te maken. Het vigerende bestemmingsplan "Oeken 1984" staat deze ontwikkeling niet toe, omdat het toevoegen van extra woningen niet is toegestaan. De bestaande woningen zijn klein en zijn gelet op energieverbruik niet meer van deze tijd. De woningen zijn gelegen op extreem grote percelen, die niet passend zijn bij het type woning. De bewoners van de bestaande woningen hebben aangegeven akkoord te zijn met de nieuwbouwplannen. Voor het plangebied is een gedetailleerde bestemmingsregeling opgesteld. Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het handboek van de gemeente.
1.2
Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied Het bestemmingsplan "Buurtweg 16 tm 30" bestaat uit de volgende stukken: verbeelding, schaal 1:1.000 (verbeelding nummer NL.IMRO.0213.BPKKOEK520000-on01); planregels. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen. Het plangebied betreft de percelen die gelegen zijn aan de oostzijde van de Buurtweg te Oeken. De situering van het plan is in Bijlage 1 Situering plangebied weergegeven.
1.3
De opzet van het bestemmingsplan In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleidskader. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het plangebied. In hoofdstuk 4 is de planbeschrijving en de daarbij behorende uitgangspunten en doelstellingen, ruimtelijke hoofdopzet en planaspecten weergegeven. Vervolgens is in hoofdstuk 5 de planopzet beschreven. Hoofdstuk 6 sluit deze toelichting af met de uitvoerbaarheid van het plan.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 9
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 10
Hoofdstuk 2 2.1
Beleidskader
Inleiding Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient de gemeente, het door hogere overheden uitgestippelde beleid in acht te nemen. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Brummen is dit het geval. Echter het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een kleinschalig bestemmingsplan, daarom is alleen het relevante provinciale en gemeentelijke beleid kort verwoord.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid Ruimtelijke verordening Gelderland Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen. De ruimtelijke verordening Gelderland is van toepassing op de volgende onderwerpen: verstedelijking; wonen; detailhandel; recreatiewoningen/-parken; glastuinbouw; waterwingebied; grondwaterbeschermingsgebied; oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening; ecologische hoofdstructuur (EHS); waardevol open gebied; Nationale landschappen. Streekplan Gelderland In het streekplan kiest de provincie voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water (groenblauw raamwerk), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. De rest van de provincie, het multifunctioneel gebied wordt meer dan in het verleden het domein van de gemeente. Zij werken daartoe samen in regionaal verband. De bemoeienis van de provincie met dit multifunctioneel gebied is beperkt.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 11
De vitaliteit van de kernen in het landelijk gebied staan onder druk door ontgroening. Verhoudingsgewijs vestigen veel jongeren zich elders, waardoor de kleinere kernen sterk vergrijzen. In combinatie met schaalvergrotingstendensen in voorzieningen tast dit de leefbaarheid aan. Het slopen van 8 veroudere woningen en het op dezelfde locatie terugbouwen van 14 woningen die voldoen aan alle eisen van deze tijd past goed binnen het beleid dat de provincie Gelderland voorstaat. Regio Stedendriehoek/Stadsregio Arnhem Nijmegen De gemeente Brummen behoort bestuurlijk tot de regio Stedendriehoek, maar heeft feitelijk ook relaties met de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De regio Stedendriehoek bestaat uit verschillende gemeenten in Gelderland en Overijssel. Deze gemeenten en de provincies Gelderland en Overijssel buigen zich samen over de ruimtelijke toekomst van de regio. De Stadsregio Arnhem Nijmegen is een regionaal samenwerkingsverband tussen 20 gemeenten met als doel het behouden en versterken van de kwaliteiten van het gebied om daarmee bewoners en bedrijven te binden aan deze regio. De stadsregio richt zich met name op het ontwikkelen van beleid met betrekking tot verkeer en vervoer, economische ontwikkeling, wonen, ruimtelijke ontwikkeling en milieu. Verstedelijking wordt gebundeld in/nabij de grote steden in beide regio's. In regionaal verband is de ligging van deze bundelingsgebieden bepaald. Het noordoostelijke gedeelte van de gemeente Brummen maakt deel uit van het bundelingsgebied. Daarnaast kan in de gemeente Brummen verstedelijking plaatsvinden om te voorzien in de lokale behoefte. Voor woningbouw betekent dit een uitbreiding. Dat is ook wat middels voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
2.3
Gemeentelijk beleid Kwalitatief Woningbouw Programma Het Kwalitatief Woningbouw Programma (KWP) geeft aan dat bij een woningbouwontwikkeling die met een herziening van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, tenminste 50% van de woningen sociaal moet zijn. Hier wordt aan voldaan. Ruimtelijke ontwikkelingsvisie "Ligt op Groen" De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 'Ligt op groen' (ROV), gemeente Brummen, fungeert als toetsingskader op hoofdlijnen voor (bouw)initiatieven en stuurt op kwaliteiten, ambities en doelen. In deze visie is voor de kern Oeken een "concept" opgenomen. Zie afbeelding 1. Voor het plangebied betekent dit dat aan de achterijde van de percelen waarop de woningen worden gebouwd ''een groene, soepele dorpsrand'' gerealiseerd dient te worden. Dit zal in de uitwerking van de plannen meegenomen moeten worden.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 12
Afbeelding 1 Bron:
Conceptenkaart Oeken, "Ligt op Groen" "Ligt op Groen", Ruimtelijke ontwikkelingsvisie gemeente Brummen
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 13
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 14
Hoofdstuk 3
Randvoorwaarden
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.
3.1
Bodem Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is het van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren en/of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn, zodat er tijdig mogelijkheden zijn om hier iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s). In januari 2011 is door Eco Reest BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie (wonen met tuin). Uit de veldwerkzaamheden kan worden geconcludeerd dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit matig fijn, plaatselijk humeus zand met daaronder leemhoudende lagen. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 1,8 m-mv. Tijdens het veldwerk is er ter plaatse van een monsterpunt in de ondergrond in zeer lichte mate (sporen) puin waargenomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen. Uit de chemische analyses is het volgende naar voren gekomen: Grond In de bovengrond van monsterpunten 2 en 5 t/m 10 is een gehalte aan PAK gemeten boven de achtergrondwaarde, maar beneden de tussenwaarde voor nader onderzoek. Verhoogde gehalten aan PAK worden vaker aangetoond in de omgeving van bewoond gebied en zijn veelal veroorzaakt door lokale depositie van deze stoffen. Het gehalte is van dien aard dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Verder zijn er in de grondmonsters geen gehalten van de onderzochte parameters gemeten boven de achtergrondwaarden en/of detectiegrenzen.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 15
Grondwater In het grondwater van peilbuizen 1 en 2 is barium gemeten boven de streefwaarde. Daarnaast is er in peilbuis 2 een gehalte aan zink aangetroffen boven de streefwaarde. De tussenwaarden voor nader onderzoek zijn niet overschreden. Verhoogde gehalten aan metalen worden vaker aangetoond in de omgeving van bewoond gebied, en zijn veelal veroorzaakt door verzuring en natuurlijke oorzaken. De gehalten aan barium en zink kunnen geheel of ten dele worden beschouwd als achtergrondconcentraties. Verder zijn er in de grondwatermonsters geen gehalten van de onderzochte parameters gemeten boven de streefwaarden en/of detectiegrenzen. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er in de bovengrond en het grondwater overschrijdingen van de achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater) uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De tussenwaarden nader onderzoek zijn niet overschreden. De verhogingen in het grondwater worden beschouwd als zijnde achtergrondconcentraties. De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, wordt gelet op de verhoogde concentratie aan PAK verworpen. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de woonbestemming van het terrein, kan worden gesteld dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu ten gevolgen van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van onderhavig onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de woonbestemming van het terrein. Uit het onderzoek is gebleken dat enkele schuurtjes achter de bestaande woningen voorzien zijn van asbestverdachte dakbedekking. Naar aanleiding hiervan is door een SCA Certificatiesysteem Asbestinventarisatie SC-540/2007 gecertificeerd bedrijf een asbestonderzoek uitgevoerd (zie 3.2). Het verkennend bodemonderzoek is als Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek bij dit plan gevoegd.
3.2
Asbest In november 2010 is door Eco Reest BV een asbestonderzoek uitgevoerd om vast te stellen of er asbesthoudend materiaal afkomstig van de daken is terechtgekomen in de bodem. Nevendoel is vervolgens het vaststellen van de aard van de verontreiniging en een schatting van het gehalte aan asbest te maken op basis van een visuele inspectie van de uitgegraven grond in combinatie met een steekproefsgewijze monsterneming. De veldwerkzaamheden hebben bestaan uit een visuele inspectie van het maaiveld, het graven van een vijftal inspectieputten en het beoordelen van het uitgegraven materiaal op het voorkomen van asbestverdachte materialen. Uit de analyseresultaten blijkt het volgende: Visuele inspectie maaiveld Ter plaatse van het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Putten diepere bodemlaag In de toplaag van inspectieputten is een gehalte aan asbest gemeten van 17 mg/kg ds. De interventiewaarde bodemsanering (100 mg/kg ds) voor asbest en de restconcentratienorm voor asbesthoudende bulkmaterialen wordt hiermee niet overschreden. Er is ter plaatse derhalve geen sprake van een asbestverontreiniging.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 16
Conclusies en aanbevelingen Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek kan worden geconcludeerd dat, getoetst aan de normen zoals verwoord in de beleidsbrief ''Asbest in bodem, grond- en puin(granulaat)'' er geen asbestverontreiniging aanwezig is op het onderzoeksterrein. Opgemerkt wordt echter wel dat er in de bodem onder asbesthoudende dakbedekking asbest aanwezig is beneden de norm. Het asbestonderzoek is als Bijlage 3 Asbest onderzoek bij dit plan gevoegd.
3.3
Geluid Algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai. Het plangebied ligt niet in de directe omgeving van een spoorweg en/of industrieterrein, waardoor deze aspecten niet relevant zijn. Wegverkeerslawaai In januari 2011 is door BVA het op basis van de Wet geluidhinder noodzakelijke akoestisch onderzoek verricht. In dit geval valt de ontwikkeling binnen de geluidszone van de Kleine Vosstraat. Het onderzoek moet aantonen of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB op de gevels van de te realiseren woonbebouwing ten gevolge van het verkeer op deze weg. Tevens worden voor een goede ruimtelijke onderbouwing de akoestische effecten van de 30km/uur-wegen rondom het plangebied berekend. Het gaat hier om de Buurtweg en het 30km/uurdeel van de Kleine Vosstraat. Omdat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het verkeer op de Kleine Vosstraat niet wordt overschreden, zijn er vanuit de Wet geluidhinder geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling, voor zover het wegverkeerslawaai betreft. Ook voor wat betreft het verkeer op de 30km/uur-wegen is er geen sprake van een onacceptabel woon- en leefklimaat. Het akoestisch onderzoek is als Bijlage 4 Akoestisch onderzoek bij dit plan gevoegd.
3.4
Luchtkwaliteit Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien: a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 17
c.
aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL). Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Vooralsnog geldt dat: voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden; voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden; voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van slechts 6 extra woningen mogelijk, daarom kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit door deze ontwikkeling niet in betekende mate zal verslechteren. Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit bestaat dan ook geen bezwaar tegen vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
3.5
Bedrijvigheid Tegenover het plangebied is de horecagelegenheid 't Ooievaarsnest gelegen. In de Bedrijven en milieuzonering van de VNG wordt per bedrijfstype voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en een woning om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Dit neemt niet weg dat in concrete gevallen de in acht te nemen afstand mede afhankelijk is van de bedrijfsgrootte, technische maatregelen en voorzieningen. Een horecagelegenheid heeft SBI code 563, waarbij de grootste afstand 10 meter is, voor de aspecten geur, geluid en gevaar. De nieuw te bouwen woningen komen op een afstand groter dan 10 meter van de horecagelegenheid te liggen. De bouw van de woningen zijn dus geen belemmering voor de horecagelegenheid. bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 18
3.6
Externe veiligheid Algemeen Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot: inrichtingen; vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen; vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor. Inrichtingen De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden: of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico; of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6. Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden. Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 01-01-2011 in werking getreden. Het Besluit is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Nabij het plangebied zijn twee buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het is de gasleiding N-559-20 en -21 met een uitwendige diameter van respectievelijk 8 en 4 inch en een werkdruk van 40,00 bar. In het kader van het nieuwe Besluit is voor deze leidingen een berekening uitgevoerd met behulp van het programma Carola. Omdat het onderhavige plan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt wordt ter hoogte van het plan en voor zover gelegen binnen het invloedsgebied, uitgegaan van de nieuwe situatie en daarbuiten van de bestaande situatie.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 19
Uit deze berekeningen blijkt, dat ter hoogte van het plangebied de 10-6-contour op 0 meter ligt van de leiding en dat de FN-curve zodanig ver nog van de oriëntatiewaarde vandaan blijft dat de gemeente Brummen de ligging van de leiding acceptabel vindt. Zie voor de rapportage Bijlage 5 Externe veiligheid buisleidingen. Volgens het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt in het bestemmingsplan de ligging weergegeven van de aanwezige buisleidingen alsmede de volgens artikel 14 lid 1 Bevb daarbijbehorende belemmeringenstrook ten behoeve van onderhoud van de buisleiding. Deze belemmeringenstrook bedraagt bij 40 bar en meer 5 meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten uit het hart van de leiding. De gronden, die binnen deze strook zijn gelegen blijven echter net buiten het plangebied. Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden. Conclusie Het onderdeel externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plangebied.
3.7
Water Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). In oktober 2008 heeft de gemeente Brummen in samenwerking met Waterschap Veluwe een waterplan opgesteld. De aanleiding voor het waterplan waren de knelpunten, ontwikkelingen, maar ook de kansen op watergebied, waar de gemeente in de 21e euw mee geconfronteerd worden. Het waterplan Brummen omvat de onderdelen: Watervisie met als planhorizont en ambitieniveau voor de streefbeelden voor het jaartal 2027. Maatregelenprogramma voor de periode 2008 - 2027. Operationeel programma (uitvoeringsplan) voor het jaar 2010. Het relevante waterbeleid wordt op verschillende niveau's gedefinieerd. Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn Water van belang. Op Rijksniveau is het waterleid onder andere vastgelegd in de 4e nota Waterhuishouding, het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Wet Gemeentelijke watertaken. Dit beleid is door Waterschap Veluwe vertaald op stroomgebiedniveau in het SUP- Zuidelijke IJsselvallei. Op gemeentelijk niveau is het gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld. De gemeente Brummen ligt tussen de Veluwe en de IJssel. Het gebied helt af van west naar oost, waardoor een karakteristiek patroon is ontstaan van west-oost lopende beken met beekdalen. De beken wateren allen af op de IJssel. Het is een vrij afwaterend gebied, alleen bij hoge rivierstanden vindt afwatering plaats door gemalen. Inlaat van water vindt niet plaats. IJsseldijken beschermen het gebied tegen overstromingen. Voor de kern Oeken zijn geen wateroverlastsituaties bekend.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 20
De locatie valt binnen het waterschap Veluwe. De bouw van de woningen zal geen negatief effect hebben op de waterhuishouding. In de gemeente Brummen ligt grotendeels een gemengd rioolstelsel. Het afvalwater van de kernen wordt via een persleiding afgevoerd naar de RWZI Brummen. Het afkoppelbeleid van de gemeente Brummen voor kleine bouwplannen bestaat in hoofdlijnen eruit dat het hemelwater bij voorkeur geinfiltreerd wordt in de bodem. Het hemelwater wordt in dit plan ook geinfiltreerd. In het kader van de verlening van de omgevingsvergunning zal hieraan de nodige aandacht worden besteed. Om verontreiniging van bodem, grond en oppervlaktewater zoveel mogelijk te voorkomen, dient toepassing van uitlogende bouwmaterialen (zoals koper, lood of zink) tot een minimum beperkt te worden. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Deze paragraaf is ter beoordeling aan het waterschap Veluwe gezonden.
3.8
Archeologie In het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. In januari 2011 is door Arcadis een archeologisch onderzoek uitgevoerd op twee bestemmingsplanlocaties1 om te bepalen of de bodemverstorende activiteiten die met de sloop- en bouwwerkzaamheden gepaard gaan, eventuele archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren. Om deze archeologische waarden op te sporen is er een bureauonderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek bleek dat in het plangebied een esdek aanwezig is waar mogelijk archeologische resten onder aangetroffen kunnen worden afkomstig uit alle perioden tot aan de late middeleeuwen. Er geldt een algemene verwachting voor wat betreft het complextype. In het esdek worden waarden verwacht van de late middeleeuwen tot heden. Naar aanleiding van de uitkomsten van het bureauonderzoek is er een verkennend booronderzoek uitgevoerd, gericht op het aanwijzen van archeologisch kansarme en kansrijke zones binnen de twee plangebieden, door vast te stellen hoe dik het esdek is en of het bodemprofiel intact is. In het plangebied bleek in vijf van de zes boringen een esdek aanwezig te zijn. Slechts in één boring bleek het bodemprofiel te zijn verstoord (boring 11). Bovendien bevindt zich in 2 boringen onder het esdek een ontginningslaag. In één boring werden brokjes houtskool aangetroffen onder het esdek. Met uitzondering van het gebied rond boring 11 wordt het plangebied daarom als kansrijk aangemerkt. Voor het plangebied in Oeken geldt dat met uitzondering van het gebied rond boring 11 het plangebied als kansrijk wordt aangewezen. Voor het kansrijke gebied wordt planaanpassing geadviseerd, om verstoring van de mogelijk aanwezige archeologische waarden te voorkomen. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt geadviseerd een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Het deel van het plangebied rond boring 11 wordt niet behoudenswaardig geacht en zodoende luidt het advies om dit deel van het plangebied vrij te geven. De implementatie van deze aanbevelingen is beoordeeld door het bevoegd gezag van de gemeente Brummen. Zij hebben het rapport niet goedgekeurd. Het rapport verdient enige aanvulling om te kunnen voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Na aanpassing van het rapport is een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Hoe dit vervolgonderzoek, door middel van proefsleuven, vorm gegeven dient te worden kan pas bepaald na goedkeuring van het definitieve rapport (inclusief appendix). Deze paragraaf wordt na afronding van het onderzoek aangepast.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 21
Het archeologische onderzoek is als Bijlage 6 Archeologisch onderzoek bij dit plan gevoegd.
3.9
Flora en fauna In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. In december 2010 is door EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets uitgevoerd in verband met de voorgenomen sloop van 8 woningen en de nieuwbouw van 14 woningen aan de Buurtweg te Oeken. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet en het vigerend gebiedsgericht natuurbeleid. Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek in november 2010 en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens. Gebiedsgericht natuurbeleid De locatie ligt in de bebouwde kom van Oeken en maakt geen deel uit van een gebied dat is beschermd krachtens de Natuurbeschermingswet, Ecologische Hoofdstructuur of ander gebiedsgericht beleid. Op basis van de aard van de werkzaamheden, de afstand en tussenliggende barrières zijn uitstralende effecten op dergelijke gebieden ook niet aan de orde. Aangetroffen en te verwachten soorten Hieronder worden de bevindingen kort weergegeven: in het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten; in de te slopen bebouwing zijn geschikte verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Op voorhand zijn Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger te verwachten. In de aanwezige bomen zijn geen potentieel geschikte vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen; er wordt geen schade aan foerageergebied en/of vlieg- en/of jachtroutes van vleermuizen verwacht; de aanwezigheid van een vaste verblijfplaats van Steenmarter is op basis van het veldbezoek niet volledig uit te sluiten; op de planlocatie komt Huismus als broedvogel voor. Nesten van Huismus zijn sinds 2009 jaarrond beschermd; omdat oppervlaktewater ontbreekt, is de aanwezigheid van vissen en voortplanting van amfibieën niet aan de orde. Wel kan er overwintering van laag beschermde amfibieënsoorten verwacht worden. Tevens worden verblijfplaatsen van diverse laag beschermde zoogdiersoorten verwacht in het plangebied. Er zijn geen reptielen, vissen of beschermde ongewervelden aangetroffen en/of te verwachten. Geschikte biotopen voor deze soortgroepen ontbreken. Ontheffing en compenserende en mitigerende maatregelen om vast te kunnen stellen of er in het plangebied sprake is van verblijfplaatsen van vleermuizen is nader onderzoek noodzakelijk. Vier nachtelijke bezoeken in het zomerhalfjaar zijn naar verwachting voldoende om voldoende gegevens te verzamelen, tijdens dit onderzoek kan tevens onderzocht worden of Steenmarter vaste verblijfplaatsen heeft in het plangebied;
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 22
Huismus is opgenomen in de lijst met broedvogelsoorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Door de sloop van de bebouwing verdwijnt broedgelegenheid van deze soorten. Om vast te kunnen stellen om hoeveel territoria het precies gaat is nader onderzoek in de broedtijd noodzakelijk; voor vleermuizen en Huismus geldt dat (afhankelijk van aangetroffen waarden) vervangende verblijfplaatsen of nestplaatsen moeten worden aangeboden in de nieuwbouw. Ook tijdens de aanlegfase dienen alternatieven voorhanden te zijn in de vorm van tijdelijke voorzieningen; het is noodzakelijk een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin een plan van aanpak ten aanzien van Huismus en mogelijk ook vleermuizen. Om extra zekerheid te krijgen kan men ervoor kiezen dit protocol goed te laten keuren door Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV; bij de beoogde plannen gaan mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren. Het aanvragen van een ontheffing is hier voor laag beschermde soorten echter niet aan de orde, omdat voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsartikelen 9, 11 en 12 uit de Flora- en faunawet geldt; werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na half juli of het plangebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
Ecogroen is momenteel bezig met het aanvullende ondezoek, zodra deze is afgerond wordt deze paragraaf aangevuld. Initiatiefnemer heeft aangegeven eventuele mitigerende en compenserende maatregelen te treffen indien dit uit het nader onderzoek nodig blijkt te zijn. PM. Het ecologische onderzoek is als Bijlage 7 Quickscan natuurtoets toegevoegd bij dit plan.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 23
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 24
Hoofdstuk 4 4.1
Planbeschrijving
Stedenbouwkundige inpassing Het bouwplan leidt tot een verdichting van het huidige bebouwingslint. De gekozen architectuur geeft aan dit deel van de Buurtweg een uniform karakter in beeld, maatvoering en uitstraling. Deze situering is vergelijkbaar met die van de bestaande woningen aan de overzijde van de Buurtweg, waarbij ook enkele woonblokken met 2 tot 3 woningen aaneen zijn gerealiseerd. Door de herontwikkeling binnen het plangebied wordt aan dit deel van de Buurtweg een stedenbouwkundige eenheid gecreëerd. Langs de Buurtweg staat een wegbegeleidende beplanting van Elzen. Deze bomen zijn vitaal en kunnen nog jarenlang mee wanneer de standplaats niet nadelig wordt beïnvloed. De eindwoningen en dubbele woningen hebben allen opritten naast de woning op de Buurtweg. De bestaande bomenrij zal zoveel mogelijk worden behouden, onder andere door het verleggen van de oprit zover dit mogelijk is. Het bestaande speelterrein en het afvalbrengpunt vallen buiten het plangebied en zullen dus in de huidige vorm blijven bestaan.
4.2
Ontsluiting en parkeren Het plangebied wordt ontsloten via een inrit aan de Buurtweg. Deze is gepland ten zuiden van het speelterrein en ten noorden van de te bouwen woningen. Deze ontsluiting loopt vervolgens achter de woonpercelen langs. Achter de woonpercelen kan worden geparkeerd. In het midden van het plangebied is een pad gesitueerd, dat de ontsluiting gelegen achter de woonpercelen verbindt met de Buurtweg. Dit pad is alleen te gebruiken voor fietsers en voetgangers.
Afbeelding 2 Bron:
Principe ontsluiting en parkeren Architektengroep Gelderland
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 25
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 26
Hoofdstuk 5 5.1
Planopzet
Algemeen Het plan betreft een gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan biedt de meeste duidelijkheid (en rechtszekerheid). De bestemmingsomschrijving en de bij een bestemming behorende bouwregels geven tot in detail de gebruiks- en bouwmogelijkheden aan.
5.2
De regels De regels vormen een juridisch bindend element van het bestemmingsplan. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is. Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe worden dan afwijkingsbepalingen opgenomen en dat maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht dienen burgemeester en wethouders bij vergunningverlening de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren en de belangen zorgvuldig af te wegen. De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten: 1. Inleidende regels. 2. Bestemmingsregels. 3. Algemene regels. 4. Overgangs- en slotregels. In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 27
5.3
Nadere toelichting op de regels Onderstaand worden enige regels nader toegelicht. Begrippen In artikel 1 zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Omschrijvingen van de begrippen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot onduidelijkheid kunnen leiden of meerdere uitleg vatbaar zijn. Wijze van meten Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Tuin Gebruik De gronden met deze aanduiding zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Het gebruik van deze gronden is exclusief bedoeld voor de eigenaren/gebruikers van de hoofdgebouwen. Bouwen Op of in deze gronden zijn uitsluitend aangebouwde bijgebouwen toegestaan op de gronden voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw dan wel op minimaal 1,5 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw. Er is tevens bepaald dat de breedte van het bijgebouw maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan het bijgebouw is aangebouwd mag bedragen. Verkeer - Verblijfsgebied Gebruik Binnen deze bestemming zijn naast de voor de verkeersfunctie benodigde bouwwerken zoals straatmeubilair, bewegwijzering etc. tevens parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water (waaronder duikers) en speelvoorzieningen toegestaan. Bouwen Kleine bouwwerken, alsmede gebouwen ten behoeve van voorziening van openbaar nut met een beperkt oppervlak zijn binnen deze bestemming toegestaan. Wonen Gebruik Naast het wonen is binnen de bestemming ruimte voor beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten (aan huis).
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 28
Aan huis gebonden beroep en bedrijf Uitgangspunt is dat beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijgebouw zijn toegestaan, mits daardoor de woonfunctie en het woonmilieu niet worden aangetast en/of het bestaande voorzieningenniveau niet wordt ontwricht. Dit uitgangspunt wordt in het bestemmingsplan als volgt vertaald. Aan huis gebonden beroep Beroepsmatige activiteiten zijn rechtstreeks toegelaten in de woning alsmede de bijgebouwen. Het gaat hier om dienstverlenende beroepen die in of bij een woning worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie primair blijft, zoals arts, notaris of advocaat. Prostitutie is nadrukkelijk niet toegestaan. De woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie, in die zin dat maximaal 40% van het totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m² per woning. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel. Het betreft hier de ‘beroepen aan huis’, die volgens vaste jurisprudentie binnen een woonbestemming passen. Voorts moet degene die gebruiker is van de woning, ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent en mogen vrijstaande bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep. Bedrijf aan huis Bedrijf wordt uitsluitend via een afwijkingsbevoegdheid, onder bepaalde voorwaarden, mogelijk gemaakt. Het betreft hier het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel. Het plan zal geen mogelijkheid bieden om een woonbestemming volledig om te zetten in een bedrijfsbestemming. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken voor de vestiging of uitoefening van een bedrijf dat niet in de categorieën 1 en 2 is vermeld van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, onder bepaalde voorwaarden: 1. het bedrijf binnen en buiten het plangebied naar aard en invloed op de omgeving en verschijningsvorm geen onevenredige milieubelasting mag opleveren; 2. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, verontreiniging van lucht, bodem en grondwater, waarbij tevens gekeken kan worden naar de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking. Afwijkingsbevoegdheid De afwijkingsbevoegdheid is bedoeld voor het toelaten van een bedrijf aan huis. De bevoegdheid houdt in dat burgemeester en wethouders kunnen afwijken voor bedrijfsmatige activiteiten waarvoor maximaal 40% van het totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m² per woning, met dien verstande dat: 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; 2. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening; 3. degene die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent ook de gebruiker is van de woning; 4. slechts beroepen of bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 en 2 van de als bijlage I bijgevoegde "Lijst aan huis gebonden beroepen en bedrijven"; bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 29
5. geen onevenredige verstoring mag plaatsvinden van de voorzieningenstructuur; 6. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop –als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis gebonden beroep of bedrijf; 7. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken; 8. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers; 9. reclame- uitingen beperkt moeten blijven een en ander conform de wettelijke bepalingen; 10. het bij de woning behorende bouwperceel niet mag worden gebruikt voor werkzaamheden en opslag ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf; 11. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf. Mantelzorg Inwoning ten behoeve van mantelzorg is alleen toegestaan als het gaat om afhankelijke woonruimte. In het bestemmingsplan is geregeld dat zowel in delen van het hoofdgebouw dan wel in vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen inwoning wordt toegestaan ten behoeve van mantelzorg onder de volgende voorwaarden: 1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige; 2. op het perceel dient een woning aanwezig te zijn; 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; 4. per woning mag maximaal één vergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg worden verleend; 5. inwoning vindt in beginsel plaats bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; 6. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is en het bijgebouw op maximaal 10 meter van het hoofdgebouw staat; 7. er mag maximaal 60 m2 van hoofdgebouw en/of bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van de inwoning; 8. burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken indien de noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Bouwregels Bouwen Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Er zijn verschillende woningtypen te onderscheiden, die naar aard en karakter verschillend zijn. Achtereenvolgens zijn dit vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen en aaneengesloten woningen.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 30
Hoofdgebouwen Wat de bouwmogelijkheden van hoofdgebouwen betreft gelden de volgende regels: de voorgevelbouwgrens ligt op de feitelijke voorgevel van het hoofdgebouw; bij vervangende nieuwbouw mag de voorgevel van een hoofdgebouw tot maximaal 1 meter achter de voorgevelbouwgrens worden gebouwd; de maximale goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding, waarbij de volgende uniforme hoogten worden aangehouden. Woning Goothoogte Bouwhoogte Op de verbeelding zijn de goot- en nokhoogte aangegeven. De goothoogte is de hoogte vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, of de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Het gaat hierbij om de ''kniklijn'' van de gevel van het hoofdgebouw met het daarboven gelegen (schuine) dak. De goothoogte heeft dus nooit betrekking op de goot van een dakkapel. Bij hoofdgebouwen met een lessenaarsdak is de ''kniklijn'' de goothoogte en de ''hoge'' zijde van het dak de maximale bouwhoogte. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen De situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt gerelateerd aan de situering van de feitelijke woning en niet aan de mogelijke situering van woningen. De situering van bijgebouwen mag in beginsel uitsluitend plaatsvinden op 3 meter vanaf de voorgevellijn (dit wordt gedefinieerd als de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen). Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen op hoekpercelen gelden de volgende regels: in principe wordt een strook van 3 meter vrijgehouden in de zijtuin, indien deze grenst aan doorgaande wegen (de zijtuinstrook). Zo wordt voorkomen, dat aanen uitbouwen en bijgebouwen op de perceelgrens worden gebouwd. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de zijdelingse perceelgrens leiden tot vernauwing en verstening van het woongebied. Dit wordt stedenbouwkundig niet acceptabel geacht. Bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen in deze zijtuinstrook worden niet wegbestemd. Echter, nieuwe bouwaanvragen zullen worden getoetst aan dit beleid. de minimale afstand van aangebouwde bijgebouwen tot de achterste perceelgrens bedraagt 8 meter. Binnen deze afstand is een aangebouwde aanen/of uitbouw dan wel aangebouwd bijgebouw toegestaan van maximaal 10 m2; de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 70 m², mits de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 60%; de maximale goothoogte bedraagt 3 meter; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter; indien een bestaande woning op minder dan 1 meter vanaf de zijdelingse perceelgrens is gesitueerd, wordt ervoor gekozen om op die strook wel aan- en uitbouwen en bijgebouwen toe te staan. In feite heeft immers de verstening hier al plaatsgevonden; er geldt geen zijtuinstrook indien de woning gelegen is aan een groenstrook van minimaal 3 meter breed of een pad/weg naar binnenterreinen (niet doorlopende routes); wel dient in alle gevallen voorkomen te worden dat op een hoekperceel aan- en uitbouwen en bijgebouwen komen te liggen voor de voorgevellijn van woningen, die op de zijstraat zijn georiënteerd. Dit wordt dan ook niet toegestaan.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 31
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen 2 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter. Anti-dubbeltelregel Deze bepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Algemene bouwregels Algemene regeling met betrekking tot ondergronds bouwen Hierin is opgenomen een algemene regeling voor het ondergronds bouwen met bijbehorende maatvoering. Bestaande afstanden en andere maten Door het kiezen van een uniforme regeling voor de gehele kom doen zich situaties voor, waarbij bestaande bebouwing in strijd is met de regels. Deze strijdigheid is niet gewenst. Het is immers niet de bedoeling, dat deze woning moet worden aangepast aan de nieuwe maatvoering. Daarom is de algemene bepaling opgenomen, dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Met deze bepaling wordt voorkomen dat de betreffende situaties vallen onder het overgangsrecht en als het ware worden ‘wegbestemd’. De mogelijkheden tot verbouwing zijn ruimer dan in het geval van het algemene overgangsrecht: gehele vernieuwing of verandering is mogelijk in tegenstelling tot het overgangsrecht waarbij slechts gedeeltelijke vernieuwing mogelijk is (tenzij sprake is van een calamiteit). Overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen Hierin is bepaald dat een kleine overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen met maximaal 1 meter is toegelaten. Algemene afwijkingsregels In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de bevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven. Algemene wijzigingsregels In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om meerdere bestemmingen te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor meerdere bestemmingen dan wel met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 32
Algemene procedureregels In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, dan wel het stellen van ene nadere eis. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en in de Algemene wet bestuursrecht. Overgangsrecht In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Slotregel Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 33
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 34
Hoofdstuk 6 6.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. In deze situatie is er sprake van een particulier initiatief, waarbij de gemeente alleen medewerking verleent door middel van de vervaardiging van het bestemmingsplan. Verder zijn aan deze ontwikkelingen geen kosten voor de gemeente verbonden. Een beschrijving van de economische uitvoerbaarheid wordt derhalve achterwege gelaten.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Algemeen De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd, alvorens een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Wettelijk (voor)overleg Het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd. De reacties van deze instanties zullen in dit plan verwerkt worden. Vaststellingsprocedure De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan wordt in dit kader ter inzage gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan iedereen zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het bestemmingsplan zal daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.
mei 2011
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 35
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 36
Bijlage bij toelichting
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 37
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 38
Bijlage 1
Situering plangebied
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 39
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 40
450 400 1375
416
411 428
420 2a 53
427 57a
413
57
1374
388
393 446
994 445
455 447 395
417
135
Buurtweg
aat r t s e s n de n o t s r o Vo
438
390
rweg te rs Voo
1479
1518
50
414 401
444 443
54
415
1480
422
433
383
g we rt u Bu
140
396
389
387
397
429 447
46
455
456
431
418
448
434
421 449
1536
398
402
442
48
403
399 473
391
423
Oe k e ns e be e k
13 474
312
k e be e ns e k Oe
435
310 12
450
366
349
313
392
rweg rste Voo
51
44
348
Oe k e ns e be e k
10
485
eg
49
16
B u u rt w
130
484 11
302
309
486
134
361
351
347
42a
346
136
45
Bu u rt we g
487
132
493
ad ndp nbo e r Boe
40a
359
42
345 362
344
40b
307
Bo er en bo nd pa d
253
489
40
43
259
48 8
247
360
492
342 306
15
314
41
343 303 350
341 304
aat r t s Vos
363
219
Voorsterweg
300
305
3a
126
128
471
472
216
124
258
aat r t s Vos
358 299
368
246
120
352 122
454
365
357
242 6a
297
382
weg ster Voor
215
355
340 354
453
222 252
356
214 353
296 118
249
317
380
Buur tweg
381
295 116 37
1a
339
38
248
Kl e i ne Vos s t r aat
459 220
337 114
298 36
129
464 294
465
292
10
t aa r t s s Vo ne ei Kl
463 112
127
291
315
211
110
293 290
326
3a
320
212
35
327
191
335
462 125
289
108
458
ne ei Kl
288
210
102
123
t aa r t ss Vo
379
321
12
209
364
287
100
121
208 286 221
481 98
119
207
96
325
260
482
15
94
285
491 479
282
17
Oeken
33
276 30
483
224
490
280
28
328
330
31
283 5 27
480
34
281
19
erweg rst Voo
111
29 26
a 34
213
274
245
ne ei Kl
92
t aa r t ss Vo
27
24
273 25
23
277
21
272
324 22
19
20
271
g twe Buur
17
270 15
269
t aa r t es ni a K
278
18
226
378
16
267
266
377
331
t aa r t es ni Ka
225
329
13
268
86
250
Br e de n o o r dwe g 477 263
279 180
257 478
103
323 261
101
195
66
190
322
243
g we r e t s r o Vo
99
495
494 64
95
197
318
B r e d e n o o r d we g
244
193
1a
333
173
332
11a
184
174
172 147
Br e de n o o r dwe g
194 227 168 205
169
170 192
198 151
200
eg ow o L
t aa r t es ni Ka
171 183
t
183 181
204
179
45
176
Voorsterw eg
199
Voorsterweg
42
43
44
Broekw eg 201
202
46
’t
Lo ow
eg
203
’t Lo o w
Den
e g
20
177
2481
2477 187
2478
2480 2479
62
166
150
1585
175
178
2111
186 21
47
2413
1038
27
167
Voorsterweg
48
Den Broekweg
161
51
58
182
3810
50
181 54
3782
19
3809
3878 39f
3780
3936
3840 35a
39e
3879
162 35
3750
160 39d
3870
41
39c
3342 43
39b 37
25
41
3841
k e be e ns e r nde e i Rh
89
3935 39a
41 33 33
g we us i ur c r Me
3871
3343 152 3345 3344
31
3880 27
29
3783
30 32
23
49
3417
334 6
3742
3350
26 24
22
3420
158 21
3347
3802 3803
50
28
3743 1449
52
20
Me rcu ri usweg
28
159
19
3674
Zu tph en sest ra at
48
24
3339
3881
12
39 38
3438 18
85 1448 84
eg
3937
Sa tur nu sw
29
3338
3337
52 40
3806
3939 16
296
3749
10
188
Sa t ur nus we g
3695
enk n ge Ho
3336 8a
36 22
2091 3807
17
33 52
37
3696 3804
3335 85
t aa r t es s en r de en i Rh
292 294
3650
2932
33 33
2224
3805 22
930
931 3654 83
30
3332
5 1 39 81
2923
15
1047
4a t/m 4g
33 31 14
k en en g Ho
13a
466 468
3651 2710
2810
3882 3066
SITUERING PLANGEBIED
20
33 30 2921 154
3916 467
3652
Den Broekweg
31
schaal 1 : 10.000
El ze nb os we g
Bijlage 2
Verkennend bodemonderzoek
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 41
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 42
Verkennend Bodemonderzoek ter plaatse van: Buurtweg 16 - 30 Oeken
Opdrachtnummer: 101004
Opdrachtgever:
Witpaard Postbus 1158 8001 BD Zwolle Dhr. E. Dokter
Datum onderzoek:
22 oktober 2010
Datum rapport:
27 januari 2011
Projectleider J.R.W. Staal BBA
Paraaf
Gecontroleerd door Ing. R.J.W. Huls
Paraaf
Datum
Status
27-1-2011
Definitief
Vestiging Zuidwolde Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde Tel.: 0528-373982 Fax.: 0528-373907
[email protected]
Vestiging Appingedam Postbus 141 9930 AC Delfzijl Tel.: 0596 633355 Fax.: 0596-572266
[email protected]
Een uitgebreide beschrijving van het dienstenpakket van Eco Reest BV vindt u op onze website: www.ecoreest.nl
Eco Reest BV is gecertificeerd volgens “NEN-EN-ISO 9001:2008”, voor het uitvoeren van milieukundig (water)bodemonderzoek, asbestonderzoek in bodem en puin, grondonderzoek bouwstoffenbesluit, begeleiding bodemsaneringtrajecten, detachering en milieumanagement.
Eco Reest BV is gecertificeerd en erkend door het Ministerie van VROM volgens “Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat Monsterneming voor partijkeuringen SIKB 1000” VKB protocol 1001: “Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie.” Eco Reest BV is gecertificeerd en erkend door het Ministerie van VROM volgens “Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek SIKB 2000” VKB protocol 2001: “Plaatsen van handboringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters” VKB protocol 2002: “Het nemen van grondwatermonsters” VKB protocol 2003: “Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek” VKB protocol 2018: “Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem” Eco Reest BV is gecertificeerd en erkend door het Ministerie van VROM volgens “Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat Milieukundige begeleiding en evaluatie van bodemsanering SIKB 6000” VKB protocol 6001: “Milieukundige begeleiding en evaluatie van landbodemsanering met conventionele methoden.” VKB protocol 6002: “Milieukundige begeleiding en evaluatie van landbodemsanering met in-situ methoden.” VKB protocol 6004: “Milieukundige begeleiding van nazorg.” Eco Reest BV is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Als aangesloten adviesbureau werken wij in het kader van ons kwaliteitssysteem (NEN-EN-ISO 9001:2008) volgens de protocollen van het VKB, voor zover van toepassing is op ons bureau. Eco Reest BV is gecertificeerd voor “BRL 9500 Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO®-, respectievelijk het NL- EPBD®-procescertificaat voor ‘Energieprestatie advisering’”: Deel 01: “Bijzonder deel voor het NL- EPBD®-procescertificaat voor het afgeven van het Energieprestatiecertificaat, bestaande woningen” Deel 02: “Bijzonder deel voor het KOMO®-procescertificaat voor het afgeven van het EPAmaatwerkrapport, bestaande woningen” Deel 03: “Bijzonder deel voor het NL- EPBD®-procescertificaat voor het afgeven van het Energieprestatiecertificaat, bestaande utiliteitsgebouwen” Deel 04: “Bijzonder deel voor het KOMO®-procescertificaat voor het afgeven van het EPAmaatwerkrapport, bestaande utiliteitsgebouwen”
Pagina 3 van 19
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING 1.1
Algemeen ................................................................................................... 5
1.2
Aanleiding en doelstelling .............................................................................. 5
1.3
Kwaliteitsborging ......................................................................................... 5
1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.4 2
5
Onderzoeksstrategie ................................................................................ 5 Veldwerkzaamheden ................................................................................ 5 Laboratorium werkzaamheden ................................................................... 6
Opbouw rapport........................................................................................... 6
VOORONDERZOEK (NEN 5725:2009) 2.1
7
Basisinformatie ............................................................................................ 7
2.1.1 Basisinformatie........................................................................................ 7 2.1.2 Mate van verdachtheid en type onderzoek .................................................. 7 2.2 Vooronderzoek ............................................................................................ 7 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.3 3
Onderzoekshypothese................................................................................... 9
VELDWERKZAAMHEDEN 3.1
10
Werkzaamheden ........................................................................................ 10
3.1.1 3.1.2 3.1.3
4
Samenvatting vooronderzoek .................................................................... 8 Betrouwbaarheid en volledigheid vooronderzoek .......................................... 8 Afwijkingen vooronderzoek ....................................................................... 9
Uitvoering werkzaamheden ..................................................................... 10 Afwijkingen werkzaamheden................................................................... 10 Afwijkingen strategie(ën) ........................................................................ 10
3.2
Bodemopbouw........................................................................................... 10
3.3
Zintuiglijke waarnemingen ........................................................................... 11
ANALYSERESULTATEN EN BESPREKING 4.1
12
Analysemonsters ....................................................................................... 12
4.1.1 Afwijkingen analysemonsters .................................................................. 12 4.2 Toetsing analyseresultaten .......................................................................... 13
5
4.3
Milieuhygiënische kwaliteit grond ................................................................. 14
4.4
Milieuhygiënische kwaliteit grondwater ......................................................... 16
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
17
5.1
Samenvatting ............................................................................................ 17
5.2
Conclusies en aanbevelingen ....................................................................... 19
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 4 van 19
BIJLAGEN Bijlage 1.1
Regionale ligging onderzoekslocatie
Bijlage 1.2
Situatieschets onderzoekslocatie met boorpunten
Bijlage 1.3
Foto’s onderzoekslocatie [+ foto Google Maps]
Bijlage 2
Resultaten vooronderzoek
Bijlage 3
Boorprofielen
Bijlage 4
Analyseresultaten
Bijlage 5
Toetsingswaarden
Bijlage 6
Analysemethoden
Bijlage 7
Literatuur
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 5 van 19
1
INLEIDING
1.1
Algemeen
In opdracht van Witpaard is door Eco Reest BV een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een locatie aan de Buurtweg 16 - 30 te Oeken. Er bestaat geen functionele relatie tussen opdrachtgever en Eco Reest BV. 1.2
Aanleiding en doelstelling
Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen sloop en nieuwbouw van enkele woningen ter plaatse van het onderzoeksterrein en de daarmee samenhangende wijziging van het bestemmingsplan. Doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie (wonen met tuin). 1.3
Kwaliteitsborging
Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd, conform de richtlijnen vastgesteld in het besluit uitvoeringsKWALIteit Bodembeheer (KWALIBO). Dit betekent dat de veldwerkzaamheden en het laboratorium zijn uitgevoerd volgens de actuele beoordelingsrichtlijn en accreditatieschema, terwijl de onderzoeksstrategie is opgesteld conform de geldende NEN normen, zoals hierna beschreven. 1.3.1
Onderzoeksstrategie
In onderstaande tabel zijn de kwaliteitsnormen opgenomen voor de onderzoeksstrategieën. Aspect onderzoek Strategie vooronderzoek Strategie verkennend (chemisch) onderzoek
Toegepaste norm NEN 5725:2009 NEN 5740:2009
Eventuele afwijkingen op de normen, die tijdens de uitvoering naar voren zijn gekomen, zijn weergegeven in respectievelijk § 2.2.3 en § 3.1.3. 1.3.2
Veldwerkzaamheden
Het veldwerk is uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 “Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek”, waarvoor Eco Reest BV Zuidwolde is gecertificeerd en erkend door het ministerie van VROM. De volgende protocollen zijn van toepassing in het onderhavige rapport, waarbij werkzaamheden worden uitgevoerd door gecertificeerde en erkende veldmedewerkers: • •
VKB protocol 2001: “Plaatsen van handboringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters” VKB protocol 2002: “Het nemen van grondwatermonsters”
Het certificaatnummer is 659231, en de certificerende instelling is LRQA te Rotterdam. In onderstaande tabel zijn de kwaliteitsaspecten opgenomen voor de uitvoering van het veldwerk.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 6 van 19
Aspect onderzoek Uitvoering monsterneming grond
Toegepaste protocol VKB protocol 2001
Uitvoering monsterneming grondwater
VKB protocol 2002
Erkend veldmedewerker Dhr. M. Polling Dhr. M.K.V. van der Veen (in opleiding) Dhr. M. Polling
Eventuele afwijkingen op de protocollen, die tijdens de uitvoering naar voren zijn gekomen zijn weergegeven in § 3.1.2. De bedrijf- en persoonserkenningen en het certificaatnummer zijn te verifiëren op de website van Bodem+ : http://www.senternovem.nl/Bodemplus/verklaringen/erkenningen/zoekmenu/ 1.3.3
Laboratorium werkzaamheden
De analyses zijn uitgevoerd conform de AS 3000 “Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek”, waarvoor ACMAA Hengelo is geaccrediteerd en erkend door het ministerie van VROM. De monsterconservering is uitgevoerd conform SIKB protocol 3001 “Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters”. ACMAA Hengelo is een NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerd laboratorium, met certificaatnummer L100. Het certificaat is bijgevoegd in bijlage 6. Eventuele afwijkingen op de normen, die tijdens de uitvoering naar voren zijn gekomen, zijn weergegeven in § 4.1.1. 1.4
Opbouw rapport
In hoofdstuk 2 is de basisinformatie weergegeven van het onderzoeksgebied en worden de bevindingen uit het vooronderzoek beschreven, met daarin de aspecten voormalig, huidig en toekomstig gebruik, bodemopbouw (geohydrologie) en (financieel-) juridisch. In hoofdstuk 3 zijn de veldwerkzaamheden en waarnemingen tijdens het onderzoek beschreven, gevolgd door de analyses en analyseresultaten in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 tenslotte is een samenvatting opgenomen en zijn de conclusies en aanbevelingen weergegeven.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 7 van 19
2
VOORONDERZOEK (NEN 5725:2009)
2.1
Basisinformatie
Voor de uitvoering van het vooronderzoek wordt onderscheid gemaakt in de aard en diepgang van de te verzamelen informatie. Daarbij worden drie typen vooronderzoek onderscheiden: beperkt, standaard en uitgebreid vooronderzoek. Teneinde te bepalen welke type vooronderzoek van toepassing is voor onderhavige locatie, moet eerst de basisinformatie worden verzameld, de aanleiding (zie § 1.2) van het onderzoek en dient de mate van verdachtheid te worden bepaald. 2.1.1
Basisinformatie
Adres Plaats Oppervlakte Kadastrale aanduiding x- en y-coördinaten Toekomstig gebruik Huidig gebruik Voormalig gebruik Verrichte handelingen met grond, verhardingsmateriaal en/of afval Toepassingen van asbesthoudende materialen Bodemonderzoeken 2.1.2
Buurtweg 16 - 30 Oeken 9621 m2 Gemeente Brummen, sectie P, nr(s). 480 en 518 x: 207,057, y: 458,624 Wonen met tuin Wonen met tuin en deels agrarisch Idem geen geen geen
Mate van verdachtheid en type onderzoek
Op grond van de basisinformatie en de activiteiten in het verleden en/of heden is de onderzoeklocatie vooralsnog aan te merken als een onverdachte locatie. Op basis van het stroomschema (blz. 14) uit de NEN 5725:2009 zal er een standaard vooronderzoek worden uitgevoerd. 2.2
Vooronderzoek
Het vooronderzoek omvat het verzamelen van informatie over de volgende vijf aspecten: het voormalige, huidige en toekomstig bodemgebruik, de bodemopbouw en geohydrologie, en de (financieel-)juridische situatie. Het vooronderzoek heeft zich gericht op het perceel Buurtweg 16 - 30 te Oeken en de aangrenzende percelen tot 25 meter. De resultaten van het vooronderzoek zijn beschreven in bijlage 2. Een samenvatting van het vooronderzoek, alsmede een overzicht van overige relevante informatie is in § 2.2.1 weergegeven.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 8 van 19
2.2.1
Samenvatting vooronderzoek
Voormalig bodemgebruik Bij de gemeente Brummen en Regionaal Archief Zutphen zijn de volgende gegevens beschikbaar aangaande de onderzoekslocatie: Datum 09-09-1953
Buurtweg nr. 16-30
Document Bouwvergunning
05-03-1968
26
Bouwvergunning
10-07-1979
16-30
Bouwvergunning
19-07-1984
30
Bouwvergunning
01-07-1985
22
Bouwvergunning
24-07-1992
20
Bouwvergunning
10-1998
20
Bouwvergunning
15-10-1998
24
Bouwvergunning
Kenmerken Aan J.H. Schoonman van de Bouwvereniging Brummen is een vergunning verleend voor de bouw van 14 woningen met schuurtjes. Aan weduwe Wagenaar is een vergunning verleend voor het bouwen van hokken en een ren. Aan de Bouwvereniging Brummen is een vergunning verleend voor het vergroten van acht woningen. Aan J.R. Klein Heerenbrink is een vergunning verleend voor de bouw van een kippenhok en berging. Aan J. Jeths is een vergunning verleend voor de bouw van een schutting. Aan R.J. Boerman is een vergunning verleend voor het bouwen van een garage cq. schuur met golfplaten dak. Aan R.J. Boerman is een vergunning verleend voor het bouwen van een veranda met golfplaten dak. Aan. J.W. Reugebrink is een vergunning verleend voor de bouw van een garage cq. schuur met golfplaten dak.
Huidig bodemgebruik (locatie inspectie) Het onderzoeksterrein heeft een oppervlakte van 9621 m2 en bestaat uit viertal dubbele woningen met bijhorende tuinen en een stuk akkerland. Rond de woningen is deels sprake van verharding bestaande uit straatwerk. Verder is het onderzoeksterrein onverhard. Enkele schuurtjes achter de bestaande woningen zijn voorzien van asbest verdachte dakbedekking. Tijdens de terreininspectie is het maaiveld onderworpen aan een visuele inspectie met betrekking tot asbest verdacht materiaal. Dergelijk materiaal is visueel niet waargenomen. Toekomstig bodemgebruik Men is voornemens de bebouwing ter plaatse te slopen en vervolgens nieuwbouw woningen te realiseren. Bodemopbouw (geohydrologie) Diepte in m –maaiveld 0 - circa 5 m – mv 5 - circa 10 m – mv 10 - circa 55 m – mv 55 - circa 70 m – mv (Financieel-) juridisch Kadastrale gegevens Opdrachtgever(s) Belanghebbende rechtspersonen
2.2.2
Grondsoort Klei, afgewisseld met fijn zand. Grof zand. Grof zand met op een diepte van circa 20 en circa 35 m een circa 5 m dikke kleilaag. Klei.
Gemeente Brummen, sectie P, nr(s). 480 en 518 Witpaard Woningstichting Brummen (eigendom 480 en 518) N.V. Nederlandse Gasunie (opstalrecht 480 en 518) Gemeente Brummen (opstalrecht 480)
Betrouwbaarheid en volledigheid vooronderzoek
Daar alle gegevens verstrekt door de verscheidene bronnen overeenkomen met elkaar en met de aangetroffen situatie ten tijde van de terreininspectie achten wij het vooronderzoek
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 9 van 19
betrouwbaar. Daarnaast wordt het vooronderzoek als volledig beschouwd daar alle van te voren verwachte gegevens aanwezig bleken te zijn. 2.2.3
Afwijkingen vooronderzoek
Er zijn bij de uitvoering van het vooronderzoek geen afwijkingen ten opzichte van de NEN 5725:2009 naar voren gekomen. 2.3
Onderzoekshypothese
Uit het vooronderzoek volgt de hypothese voor het verkennend bodemonderzoek. Op basis van het vooronderzoek is de onderzoekslocatie aan te merken als onverdacht voor bodemverontreiniging(en). Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld in de NEN 5740:2009, § 5.1. Het onderzoeksterrein is beschouwd als een onverdachte locatie. Aangaande het asbestonderzoek, naar aanleiding van de waargenomen asbestverdachte platen op de bebouwing, wordt verwezen naar het reeds uitgevoerde asbestonderzoek onder nummer 101004-A door ons bureau. Voor een volledig beeld van het mogelijk aanwezige asbesthoudend materiaal in het pand op de onderzoekslocatie kan een asbestinventarisatie van het type A, uitgevoerd door een volgens SCA Certificatieschema Asbestinventarisatie SC-540 / 2007 gecertificeerd bedrijf, uitsluitsel geven.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 10 van 19
3
VELDWERKZAAMHEDEN
3.1
Werkzaamheden
De werkzaamheden zijn hierna beschreven, met eventuele afwijkingen op de veldwerkzaamheden en/of onderzoeksstrategie. 3.1.1
Uitvoering werkzaamheden
De uitvoering van het veldwerk heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2010 en het grondwater is bemonsterd op 3 november 2010. Het veldwerk heeft bestaan uit het verrichten van 14 boringen tot circa 0.5 m-mv (nrs. 7 t/m 20) en 6 boringen tot 2.0 m-mv (nrs. 1 t/m 6). Boringen 1 en 2 zijn vervolgens doorgezet tot 3.3 m-mv en afgewerkt met een peilbuis ten behoeve van het grondwateronderzoek (filterstelling 2.3 – 3.3 m-mv, grondwaterstand 1.8 m-mv). Van het opgeboorde materiaal zijn per 50 cm, of per afwijkende bodemlaag representatieve monsters genomen welke zijn beschreven qua textuur, geur en kleur. In bijlage 1.2 is een situatieschets van het terrein opgenomen met de ligging van de monsterpunten. 3.1.2
Afwijkingen werkzaamheden
Er zijn bij de uitvoering van het onderzoek geen afwijkingen ten opzichte van de geldende VKB protocollen 2001 en 2002 naar voren gekomen. 3.1.3
Afwijkingen strategie(ën)
Er zijn bij de uitvoering van het onderzoek geen afwijkingen ten opzichte van de NEN 5740:2009 naar voren gekomen. 3.2
Bodemopbouw
De bodem van de locatie is als volgt samen te vatten: Bodemopbouw Diepte (m-mv) 0.0 0.5 1.0 1.5 2.0
-
0.5 1.0 1.5 2.0 3.3 3.3
Omschrijving Matig fijn, humeus zand Matig fijn, plaatselijk humeus of silthoudend zand Matig fijn, plaatselijk leemhoudend zand Zandhoudend leem of plaatselijk leemhoudend zand Matig fijn zand Diepst verkende bodemlaag
Het grondwaterniveau is tijdens het veldwerk vastgesteld op een diepte van 1.8 m-mv.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 11 van 19
3.3
Zintuiglijke waarnemingen
Het terrein en het opgeboorde materiaal zijn in het veld zintuiglijk beoordeeld op bijzonderheden. Ter plaatse van monsterpunt 1 zijn in de ondergrond van 0.5 – 1.0 m-mv in zeer lichte mate (sporen) puindeeltjes aangetroffen. Verder zijn er geen voor het onderzoek van belang zijnde waarnemingen naar voren gekomen. Aangaande waarnemingen wat betreft asbest wordt verwezen naar de rapportage 101004-A.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 12 van 19
4
ANALYSERESULTATEN EN BESPREKING
4.1
Analysemonsters
De volgende monsters zijn geanalyseerd: Analysemonsters en analyses Grondmonster
Diepte (m-mv)
Motivatie
Analyse
Mp. 1, 3 en 17 t/m 20
0.0 – 0.5
Bovengrond
Standaardpakket bodem*
Mp. 4 en 11 t/m 16
0.0 – 0.5
Bovengrond
Standaardpakket bodem*
Mp. 2 en 5 t/m 10
0.0 – 0.5
Bovengrond
Standaardpakket bodem*
Mp. 1
0.5 – 1.0
Standaardpakket bodem*
Mp. 2 t/m 4
0.5 – 1.0
Ondergrond Puinsporen Ondergrond
Grondwatermonster
Filterstelling (m-mv)
Motivatie
Analyse
Pb. 1
2.3 – 3.3
Grondwater
Standaardpakket grondwater**
Pb. 2
2.3 – 3.3
Grondwater
Standaardpakket grondwater**
Standaardpakket bodem*
* Standaardpakket bodem: -
voorbehandeling AS 3000; lutum; organische stof; polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK); polychloorbifenylen (PCB); minerale olie GC (C10-C40); florisil behandeling; zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Mo, Pb, Zn en Ni); droge stof.
** Standaardpakket grondwater: -
4.1.1
voorbehandeling AS 3000; zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Mo, Pb, Zn en Ni); aromatisch oplosmiddelen incl. naftaleen (BTEXN); chloorhoudende oplosmiddelen (VoCl); minerale olie GC (C10-C40); florisil behandeling; Styreen; Bromoform; pH + EGV (in het veld bepaald).
Afwijkingen analysemonsters
Er zijn geen afwijkingen naar voren gekomen bij de uitvoering van de laboratoriumwerkzaamheden ten opzichte van de AS 3000 en/of analysemethoden van de individuele parameters.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 13 van 19
4.2
Toetsing analyseresultaten
De analyseresultaten zijn opgenomen in bijlage 4. Bij de interpretatie van de analyseresultaten is gebruik gemaakt van de toetsingstabel uit de Regeling bodemkwaliteit en de Circulaire bodemsanering 2009. Hierbij zijn met behulp van (eco)toxicologische gegevens verwaarloosbare risiconiveaus en maximaal toelaatbare risiconiveaus berekend. Als toetsingsnormen zijn voor het verwaarloosbare risiconiveau achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater), en voor het maximaal toelaatbare risiconiveau interventiewaarden vastgesteld. Het gemiddelde van de (achtergrondwaarde (grond) of streefwaarde (grondwater) + interventiewaarde) is vastgesteld als tussenwaarde, waarboven nader onderzoek nodig is. De achtergrond- en interventiewaarden worden voor onder andere PAK, minerale olie en zware metalen afhankelijk gesteld van het organische stofgehalte en/of het lutumgehalte. Op basis van deze waarden zijn de toetsingswaarden berekend, die in bijlage 5 zijn weergegeven. In de tabellen 4.3.1, 4.3.2 (grond) en 4.4.1 (grondwater) zijn de analyseresultaten geïnterpreteerd aan de hand van de toetsingswaarden. De betekenis van de waarden en de wijze van weergave staan vermeld in onderstaand overzicht: Concentratieniveau
Betekenis
≤ AW-waarde of S-waarde > AW-waarde of S-waarde ≤ T-waarde
Geen verhoging t.o.v. achtergrondwaarde of streefwaarde gemeten Lichte verhoging gemeten
> T-waarde ≤ I-waarde
Matige verhoging gemeten
++
> I-waarde
Sterke verhoging gemeten
+++
(of < detectiegrens)
Weergave +
Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met factor 0,7)
(v)
AW-waarde of S-waarde is hoger dan de niet verhoogde rapportagegrens
(-)
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 14 van 19
4.3
Milieuhygiënische kwaliteit grond
Tabel 4.3.1 Analyseresultaten bovengrond en toetsing Parameter Diepte (m-mv) Mvb. SIKB AS3000
Mp. 1, 3 en 17 t/m 20 0.0 – 0.5
+/-
Mp. 4 en 11 t/m 16 0.0 – 0.5
+/-
Mp. 2 en 5 t/m 10 0.0 – 0.5
+/-
+
+
+
Droge stof
% (m/m) 86.2
% (m/m) 85.2
% (m/m) 86.7
Organische stof
% van ds 2.7
% van ds 3.1
% van ds 2.8
Korrelgrootteverdeling Lutum (korrelfractie < 2 μm)
% van ds 5.4
% van ds 5.1
% van ds 4.7
Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
mg/kg ds 19 <0.3 <3.0 7.8 <0.1 15 <1.5 <5.0 26
-
mg/kg ds 41 <0.3 <3.0 17 <0.1 24 <1.5 5.7 55
-
mg/kg ds 29 <0.3 <3.0 7.2 <0.1 19 <1.5 5.3 40
-
Minerale olie Minerale olie C10 - C40
mg/kg ds <38
-
mg/kg ds <38
-
mg/kg ds <38
-
Polychloorbifenylen PCB (som 7)
mg/kg ds 0.0049
-
mg/kg ds 0.0055
-
mg/kg ds 0.0049
-
PAK (VROM) Totaal PAK 10 VROM
mg/kg ds 0.49
-
mg/kg ds 1.1
-
mg/kg ds 2.1
+
Uit tabel 4.3.1 blijkt dat er in de bovengrond van monsterpunten 2 en 5 t/m 10 een gehalte aan PAK is gemeten boven de achtergrondwaarde, maar beneden de tussenwaarde voor nader onderzoek. Verhoogde gehalten aan PAK worden vaker aangetoond in de omgeving van bewoond gebied en zijn veelal veroorzaakt door lokale depositie van deze stoffen. Het gehalte is van dien aard dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Verder zijn er in de bovengrondmonsters geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de achtergrondwaarden en/of detectiegrenzen.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 15 van 19
Tabel 4.3.2 Analyseresultaten ondergrond en toetsing Parameter Diepte (m-mv) Zintuiglijk Mvb. SIKB AS3000
Mp. 1 0.5 – 1.0 Puin sporen
+/-
Mp. 2 t/m 4 en 6 0.5 – 1.0 -
+/-
+
+
Droge stof
% (m/m) 91.1
% (m/m) 90.5
Organische stof
% van ds 1.3
% van ds <1.0
Korrelgrootteverdeling Lutum (korrelfractie < 2 μm)
% van ds 3.1
% van ds 6.2
Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
mg/kg ds 21 <0.3 <3.0 <5.0 <0.1 <10 <1.5 <5.0 13
-
mg/kg ds 15 <0.3 <3.0 <5.0 <0.1 <10 <1.5 <5.0 13
-
Minerale olie Minerale olie C10 - C40
mg/kg ds <38
-
mg/kg ds <38
-
Polychloorbifenylen PCB (som 7)
mg/kg ds 0.0049
(-)
mg/kg ds 0.0049
(-)
PAK (VROM) Totaal PAK 10 VROM
mg/kg ds 0.35
-
mg/kg ds 0.35
-
Uit tabel 4.3.2 blijkt dat er in de ondergrondmonsters geen gehalten aan de onderzochte parameters zijn gemeten boven de achtergrondwaarden en/of detectiegrenzen.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 16 van 19
4.4
Milieuhygiënische kwaliteit grondwater
Tabel 4.4.1 Analyseresultaten grondwater en toetsing Parameter Filterstelling (m-mv) Mvb. SIKB AS3000
Pb. 1 2.3 – 3.3
+/-
+
Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
μg/l 160 0.4 2.5 <5.0 <0.05 <5.0 <5.0 7.6 36
Vluchtige aromatische koolwaterstoffen Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xyleen (som meta + para) 2-Xyleen (ortho-Xyleen) Xylenen (som) Styreen (Vinylbenzeen) Naftaleen
μg/l <0.20 <0.20 <0.20 <0.10 <0.10 0.14 <0.20 <0.05 μg/l <50
Minerale olie Minerale olie C10 - C40 Vluchtige organische halogeen verbindingen Dichloormethaan 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen Trans-1,2-Dichlooretheen Cis-1,2-Dichlooretheen 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Trichloormethaan (Chloroform) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Tetrachlooretheen (Per) Vinylchloride Tribroommethaan (Bromoform) Dichl.ethenen (som cis+trans) Dichloorethenen (som) Dichloorpropanen (som)
μg/l <0.20 <0.50 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.50 0.14 0.21 0.21
Zuurgraad (pH) 5.3 Geleidbaarheidsvermogen (μS/cm) 480 (-) = De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de streefwaarde
Pb. 2 2.3 – 3.3
+/-
+ + -
μg/l 150 <0.3 <2.0 13 <0.05 <5.0 <5.0 5.8 69
+ +
(-)
μg/l <0.20 <0.20 <0.20 <0.10 <0.10 0.14 <0.20 <0.05
(-)
-
μg/l <50
-
-
(-) (-)
(-) (-) (-) (-) (-) (-) -
μg/l <0.20 <0.50 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.50 0.14 0.21 0.21
-
(-) (-)
(-) (-) (-) (-) (-) (-) -
5.2 190
Uit tabel 4.4.1 blijkt dat er in het grondwater van peilbuizen 1 en 2 barium is gemeten boven de streefwaarde. Daarnaast is er in peilbuis 2 een gehalte aan zink aangetroffen boven de streefwaarde. De tussenwaarden voor nader onderzoek niet overschreden. Verhoogde gehalten aan metalen worden vaker aangetoond in de omgeving van bewoond gebied, en zijn veelal veroorzaakt door verzuring en natuurlijke oorzaken. De gehalten aan barium en zink kunnen geheel of ten dele worden beschouwd als achtergrondconcentraties. Verder zijn er in de grondwatermonsters geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de streefwaarden en/of detectiegrenzen.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 17 van 19
5 5.1
SAMENVATTING EN CONCLUSIES Samenvatting
In opdracht van Witpaard is door Eco Reest BV een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een locatie aan de Buurtweg 16 - 30 te Oeken. Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen sloop en nieuwbouw van enkele woningen ter plaatse van het onderzoeksterrein en de daarmee samenhangende wijziging van het bestemmingsplan. Doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie (wonen met tuin). Basisinformatie vooronderzoek: Adres Plaats Oppervlakte Kadastrale aanduiding x- en y-coördinaten Toekomstig gebruik Huidig gebruik Voormalig gebruik Verrichte handelingen met grond, verhardingsmateriaal en/of afval Toepassingen van asbesthoudende materialen Bodemonderzoeken
Buurtweg 16 - 30 Oeken 9621 m2 Gemeente Brummen, sectie P, nr(s). 480 en 518 x: 207,057, y: 458,624 Wonen met tuin Wonen met tuin en deels agrarisch Idem geen geen geen
Uit de veldwerkzaamheden kan worden geconcludeerd dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit matig fijn, plaatselijk humeus zand met daaronder leemhoudende lagen. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 1.8 m-mv. Tijdens het veldwerk is er ter plaatse van een monsterpunt in de ondergrond in zeer lichte mate (sporen) puin waargenomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen. Uit de chemische analyses is het volgende naar voren gekomen: Grond: In de bovengrond van monsterpunten 2 en 5 t/m 10 is een gehalte aan PAK gemeten boven de achtergrondwaarde, maar beneden de tussenwaarde voor nader onderzoek. Verhoogde gehalten aan PAK worden vaker aangetoond in de omgeving van bewoond gebied en zijn veelal veroorzaakt door lokale depositie van deze stoffen. Het gehalte is van dien aard dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Verder zijn er in de grondmonsters geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de achtergrondwaarden en/of detectiegrenzen.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 18 van 19
Grondwater: In het grondwater van peilbuizen 1 en 2 is barium gemeten boven de streefwaarde. Daarnaast is er in peilbuis 2 een gehalte aan zink aangetroffen boven de streefwaarde. De tussenwaarden voor nader onderzoek niet overschreden. Verhoogde gehalten aan metalen worden vaker aangetoond in de omgeving van bewoond gebied, en zijn veelal veroorzaakt door verzuring en natuurlijke oorzaken. De gehalten aan barium en zink kunnen geheel of ten dele worden beschouwd als achtergrondconcentraties. Verder zijn er in de grondwatermonsters geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de streefwaarden en/of detectiegrenzen.
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Pagina 19 van 19
5.2
Conclusies en aanbevelingen
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er in de bovengrond en het grondwater overschrijdingen van de achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater) uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De tussenwaarden nader onderzoek zijn niet overschreden. De verhogingen in het grondwater worden beschouwd als zijnde achtergrondconcentraties. De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, wordt gelet op de verhoogde concentratie aan PAK verworpen. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de woonbestemming van het terrein, kan worden gesteld dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu t.g.v. de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van onderhavig onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de woonbestemming van het terrein. Aangaande het asbestonderzoek, naar aanleiding van de waargenomen asbestverdachte platen op de bebouwing, wordt verwezen naar het reeds uitgevoerde asbestonderzoek onder nummer 101004-A door ons bureau. Eco Reest BV J.R.W. Staal BBA
Verkennend bodemonderzoek Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004)
Bijlage 1.1
Regionale ligging onderzoekslocatie
Bijlage 1.3
Foto’s onderzoekslocatie Luchtfoto
Diverse overzichten (7x)
Verklaring bronnen: Bronnen Opdrachtgever Eigenaar Terreininspectie Gemeente Archief Provincie TNO Kadaster Google Maps Bodeminformatie KICH * Bij de 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Naam bron Witpaard Woningstichting Brummen Veldwerk Brummen* Regionaal Archief Zutphen * Website provincie Gelderland Dienst Grondwaterverkenning Website http://www.kadata.nl Website http://maps.google.nl Website http://www.bodemloket.nl Website http://www.kich.nl
Datum raadpleging 17 augustus 2010 Via opdrachtgever 22 oktober 2010 21 oktober 2010 3 november 2010 8 oktober 2010 8 oktober 2010 8 oktober 2010 8 oktober 2010 8 oktober 2010 8 oktober 2010
Informatie beschikbaar X X X X X X X X X X X
Geen informatie beschikbaar
gemeente Brummen (dossier 1 t/m 4) en het Regionaal Archief Zutphen (dossiers 5 t/m 8) zijn de volgende dossiers geraadpleegd: BV000777, Buurtweg 20; BV000774, Buurtweg 22; BV000732, Buurtweg 24; BV000734, Buurtweg 30; 2064 – 517; Buurtweg ongenummerd; 2064 – 518; Buurtweg 16 – 30; 2064 – 518; Buurtweg 16 – 30 even nummers; 2064 – 519; Buurtweg 26.
In de navolgende tabellen is de beschikbare verzamelde informatie afkomstig van de in bovenstaande tabel genoemde bronnen weergegeven.
1
Voormalig bodemgebruik
De volgende informatie van het voormalig bodemgebruik is verzameld: Standaard vooronderzoek Onderwerp •
Bodemgebruik locatie in het verleden tot heden
• • •
•
Ondergrondse tanks Aanwezig asbest Voormalige en huidige potentieel bodembelastende agrarische en bedrijfsactiviteiten Verrichte handelingen met grond, verhardingsmateriaal en/of afval in het verleden tot heden (locatie en directe omgeving) Ondergrondse infrastructuur in het verleden tot heden
• •
Archeologische waarden Niet gesprongen explosieven
•
Bron Opdrachtgever Eigenaar Opdrachtgever Eigenaar Gemeente Regionaal Archief Provincie Bodemloket KICH Gemeente
Dossiernr. (optioneel)
Dossier 1 t/m 4 Dossier 5 t/m 8
Informatie Zie tabel 2.1.1, basisinformatie Via opdrachtgever Zie tabel 2.1.1, basisinformatie Via opdrachtgever Zie paragraaf 2.2.1, voormalig gebruik Zie paragraaf 2.2.1, voormalig gebruik Geen Geen Hoge trefkans Geen informatie
Huidig bodemgebruik
De volgende informatie van het huidig bodemgebruik is verzameld: Standaard vooronderzoek Onderwerp • • • • •
Huidig bodemgebruik locatie Aanwezige gebouwen Aanwezig asbest Huidige bodemverontreiniging verdachte activiteiten Verhardingslagen
Bron Opdrachtgever Eigenaar Terreininspectie
Dossiernr. (optioneel)
Informatie Zie tabel 2.1.1, basisinformatie Via opdrachtgever Zie paragraaf 2.2.1, locatie inspectie
2
Toekomstig bodemgebruik
De volgende informatie van het toekomstig bodemgebruik is verzameld: Standaard vooronderzoek Onderwerp • • • • • • •
Geplande herinrichting en/of bouwplannen Geplande bedrijfactiviteiten Grondwateronttrekking en/of mobiele verontreiniging Geplande watergang Geplande ondergrondse infrastructuur Voorgenomen potentieel bodemverontreinigende activiteiten Voorgenomen specifiek (zeer) gevoelig gebruik
Bron
Dossiernr. (optioneel)
Opdrachtgever Eigenaar
Informatie Zie paragraaf 2.2.1, toekomstig gebruik Via opdrachtgever
Bodemopbouw en geohydrologie
De volgende informatie van de bodemopbouw en geohydrologie is verzameld: Standaard vooronderzoek Onderwerp • •
Ophooggeschiedenis, bouwrijp maken en achtergrondwaarden Opbouw en kwaliteit antropogene ophooglaag
• • •
Ligging oppervlaktewater Freatisch voorkomen brak of zout grondwater Grondwaterbeschermingsgebied
Bron Opdrachtgever Eigenaar Gemeente Provincie Google Maps TNO Provincie
Dossiernr. (optioneel)
Informatie Geen Via opdrachtgever Geen Geen Geen Geen Buiten
3
(Financieel-)juridische informatie
De volgende (financieel-)juridische informatie is verzameld: Standaard vooronderzoek Onderwerp
Bron
• • •
Kadastrale gegevens Opdrachtgever(s) Belanghebbende rechtspersonen
Kadaster Opdrachtgever Kadaster
• •
Calamiteit en/of overtreding milieuregelgeving Ontstaan bodemverontreiniging
Opdrachtgever Eigenaar Gemeente Provincie Bodemloket
Dossiernr. (optioneel)
Informatie Gemeente Brummen, sectie P, nr(s). 480 en 518 Witpaard Woningstichting Brummen (eigendom 480 en 518) N.V. Nederlandse Gasunie (opstalrecht 480 en 518) Gemeente Brummen (opstalrecht 480) Geen Via opdrachtgever Geen Geen Geen
4
Boring:
1
Boring:
2
Datum: GWS:
21-10-2010 180
Datum: GWS:
21-10-2010 180
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, grijszwart, Edelmanboor 1
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, sporen puin, grijszwart, Edelmanboor
2 -100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelgrijs, Edelmanboor
Leem, zwak zandig, matig roesthoudend, grijsbruin, Edelmanboor
4 -200
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, grijsbruin, Edelmanboor
100
-150
150
-200
200
250
300
300
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, Edelmanboor
-330
-330
Boring:
3
Boring:
4
Datum: GWS:
21-10-2010
Datum: GWS:
21-10-2010
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, Edelmanboor 2
-100
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingrijs, Edelmanboor
-100
100
3
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak leemhoudend, zwak roesthoudend, grijsbruin, Edelmanboor
3 -150
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak leemhoudend, grijsbruin, Edelmanboor
4 200
-50
50
2
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
-50
100
0
0
1 50
Leem, zwak zandig, matig roesthoudend, bruingrijs, Edelmanboor
4
250
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, grijsbruin, Edelmanboor
2
3 -150
200
-50
50
3 150
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
-50
50
0
0
-200
Projectcode: 101004
-150
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak leemhoudend, zwak roesthoudend, grijsbruin, Edelmanboor
4 200
-200
Boring:
5
Boring:
6
Datum: GWS:
21-10-2010
Datum: GWS:
21-10-2010
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, bruinzwart, Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak leemhoudend, matig roesthoudend, grijsbruin, Edelmanboor
3 -150
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig leemhoudend, zwak roesthoudend, bruingrijs, Edelmanboor
4 -200
200
100 3 -150
150
-200
200
7
Boring:
8
Datum: GWS:
21-10-2010
Datum: GWS:
21-10-2010
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, grijszwart, Edelmanboor
0
0
1 50
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, bruingrijs, Edelmanboor
4
Boring:
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, grijsbruin, Edelmanboor
2 -100
150
-50
50
2 100
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, grijszwart, Edelmanboor 1
-50
50
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, grijszwart, Edelmanboor 1
-50
Projectcode: 101004
50
-50
Boring:
9
Boring:
10
Datum: GWS:
21-10-2010
Datum: GWS:
21-10-2010
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwartbruin, Edelmanboor 1
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
-50
50
0
0
-50
50
Boring:
11
Boring:
12
Datum: GWS:
21-10-2010
Datum: GWS:
21-10-2010
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
50
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
-50
Projectcode: 101004
50
-50
Boring:
13
Boring:
14
Datum: GWS:
21-10-2010
Datum: GWS:
21-10-2010
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
-50
50
0
0
-50
50
Boring:
15
Boring:
16
Datum: GWS:
21-10-2010
Datum: GWS:
21-10-2010
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
50
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
-50
Projectcode: 101004
50
-50
Boring:
17
Boring:
18
Datum: GWS:
21-10-2010
Datum: GWS:
21-10-2010
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
-50
50
0
0
-50
50
Boring:
19
Boring:
20
Datum: GWS:
21-10-2010
Datum: GWS:
21-10-2010
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
50
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor 1
-50
Projectcode: 101004
50
-50
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Ecoreest Dhr. J. Staal Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
101004 P101000728 (v1) Buurtweg 16 t/m 30 Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1010069ER 22-10-2010 22-10-2010 29-10-2010
: : : :
Monsteromschrijving Mp. 1, 3 en 17 t/m 20 (0.0-0.5) Mp. 4 en 11 t/m 16 (0.0-0.5) Mp. 2 en 5 t/m 10 (0.0-0.5) Mp. 1 (0.5-1.0)
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
: : : :
Datum bemonstering 21-10-2010 21-10-2010 21-10-2010 21-10-2010
Pagina: 1 van 5
Monstergegevens: Nr. Labnr. 1 M101002730 2 M101002731 3 M101002732 4 M101002733 Resultaten: Parameter
Intern ref.nr.
Eenheid
1
2
3
4
+ 86,2 2,7(1)
+ 85,2 3,1(1)
+ 86,7 2,8(1)
+ 91,1 1,3(1)
5,4
5,1
4,7
3,1
S Mvb. SIKB AS3000 S Droge stof S Organische stof
MVB-VBH-AS3000-G01
DIV-ORG-G01
% (m/m) % van ds
S Lutum (korrelfractie < 2 µm)
DIV-LUT-G01
% van ds
ICP-BEP-01
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds ds ds
19 <0,3 <3,0 7,8 <0,1 15 <1,5 <5,0 26
41 <0,3 <3,0 17 <0,1 24 <1,5 5,7 55
29 <0,3 <3,0 7,2 <0,1 19 <1,5 5,3 40
21 <0,3 <3,0 <5,0 <0,1 <10 <1,5 <5,0 13
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds
<38 <20 <20 <20 <20 -
<38 <20 <20 <20 <20 -
<38 <20 <20 <20 <20 -
<38 <20 <20 <20 <20 -
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
S S S S S S S S S
Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
Minerale olie S Minerale olie C10 Minerale olie C10 Minerale olie C12 Minerale olie C22 Minerale olie C30 Chromatogram
S S S S S S S
DIV-DS-G01
ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 Met-Hg-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01
-
C40 C12 C22 C30 C40
Polychloorbifenylen PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180
Zie volgende pagina
GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01
LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Ecoreest Dhr. J. Staal Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
101004 P101000728 (v1) Buurtweg 16 t/m 30 Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1010069ER 22-10-2010 22-10-2010 29-10-2010
: : : :
Monsteromschrijving Mp. 1, 3 en 17 t/m 20 (0.0-0.5) Mp. 4 en 11 t/m 16 (0.0-0.5) Mp. 2 en 5 t/m 10 (0.0-0.5) Mp. 1 (0.5-1.0)
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
: : : :
Datum bemonstering 21-10-2010 21-10-2010 21-10-2010 21-10-2010
Pagina: 2 van 5
Monstergegevens: Nr. Labnr. 1 M101002730 2 M101002731 3 M101002732 4 M101002733 Resultaten: Parameter
Polychloorbifenylen S PCB (som 7)
S S S S S S S S S S S
Intern ref.nr.
LV-GCMS-01
Eenheid
mg/kg ds
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) HPLC-PAK-02 Naftaleen mg/kg HPLC-PAK-02 Fenanthreen mg/kg HPLC-PAK-02 Anthraceen mg/kg HPLC-PAK-02 Fluorantheen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(a)anthraceen mg/kg HPLC-PAK-02 Chryseen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(k)fluorantheen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(a)pyreen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg HPLC-PAK-02 Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg HPLC-PAK-02 Totaal PAK 10 VROM mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds ds ds ds ds
1
2
3
4
0,0049
0,0055
0,0049
0,0049
<0,05 <0,05 <0,05 0,13 0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,05 0,49
<0,05 0,07 <0,05 0,23 0,13 0,14 0,08 0,11 0,12 0,12 1,1
<0,05 0,13 <0,05 0,49 0,26 0,24 0,16 0,25 0,27 0,25 2,1
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000. Opmerkingen: 1 = Organische stof is als gloeiverlies bepaald en gecorrigeerd voor het gemeten gehalte aan lutum.
Opmerking monster M101002730 (Mp. 1, 3 en 17 t/m 20 (0.0-0.5)): 1-1 0 50 AM572775M 17-1 0 50 AM571493I 18-1 0 50 AM572846L 19-1 0 50 AM573505E 20-1 0 50 AM573487N 3-1 0 50 AM572764K Opmerking monster M101002731 (Mp. 4 en 11 t/m 16 (0.0-0.5)): 11-1 0 50 AM572844J 12-1 0 50 AM572826J 13-1 0 50 AM572832G 14-1 0 50 AM572444F 15-1 0 50 AM572835J 16-1 0 50 AM572811D
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Ecoreest Dhr. J. Staal Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
101004 P101000728 (v1) Buurtweg 16 t/m 30 Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1010069ER 22-10-2010 22-10-2010 29-10-2010
: : : :
Monsteromschrijving Mp. 1, 3 en 17 t/m 20 (0.0-0.5) Mp. 4 en 11 t/m 16 (0.0-0.5) Mp. 2 en 5 t/m 10 (0.0-0.5) Mp. 1 (0.5-1.0)
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
: : : :
Datum bemonstering 21-10-2010 21-10-2010 21-10-2010 21-10-2010
Pagina: 3 van 5
Monstergegevens: Nr. 1 2 3 4
4-1
Labnr. M101002730 M101002731 M101002732 M101002733
0
50
AM572768O
Opmerking monster M101002732 (Mp. 2 en 5 t/m 10 (0.0-0.5)): 10-1 0 50 AM572433D 2-1 0 50 AM572742G 5-1 0 50 AM572752H 6-1 0 50 AM572760G 7-1 0 50 AM572755K 8-1 0 50 AM572781J 9-1 0 50 AM572820D Opmerking monster M101002733 (Mp. 1 (0.5-1.0)): 1-2 50 100 AM572675L Hoofd lab. ing. B.J. Gerritsen Handtekening:
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen.
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Ecoreest Dhr. J. Staal Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
101004 P101000728 (v1) Buurtweg 16 t/m 30 Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1010069ER 22-10-2010 22-10-2010 29-10-2010
:
Monsteromschrijving Mp. 2 t/m 4 en 6 (0.5-1.0)
Monstersoort Grond
:
Datum bemonstering 21-10-2010
Pagina: 4 van 5
Monstergegevens: Nr. 5
Labnr. M101002734
Resultaten: Parameter
S Mvb. SIKB AS3000 S Droge stof S Organische stof
S S S S S S S
DIV-ORG-G01
% (m/m) % van ds
+ 90,5 <1,0(1)
DIV-LUT-G01
% van ds
6,2
ICP-BEP-01
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds ds ds
15 <0,3 <3,0 <5,0 <0,1 <10 <1,5 <5,0 13
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds
<38 <20 <20 <20 <20 -
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
DIV-DS-G01
Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
Minerale olie S Minerale olie C10 Minerale olie C10 Minerale olie C12 Minerale olie C22 Minerale olie C30 Chromatogram
5
MVB-VBH-AS3000-G01
Korrelgrootteverdeling S Lutum (korrelfractie < 2 µm)
S S S S S S S S S
Eenheid
Intern ref.nr.
ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 Met-Hg-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01
-
C40 C12 C22 C30 C40
Polychloorbifenylen PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180
Zie volgende pagina
GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01
LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Ecoreest Dhr. J. Staal Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
101004 P101000728 (v1) Buurtweg 16 t/m 30 Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1010069ER 22-10-2010 22-10-2010 29-10-2010
:
Monsteromschrijving Mp. 2 t/m 4 en 6 (0.5-1.0)
Monstersoort Grond
:
Datum bemonstering 21-10-2010
Pagina: 5 van 5
Monstergegevens: Nr. 5
Labnr. M101002734
Resultaten: Parameter Polychloorbifenylen S PCB (som 7)
S S S S S S S S S S S
Intern ref.nr.
LV-GCMS-01
Eenheid
mg/kg ds
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) HPLC-PAK-02 Naftaleen mg/kg HPLC-PAK-02 Fenanthreen mg/kg HPLC-PAK-02 Anthraceen mg/kg HPLC-PAK-02 Fluorantheen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(a)anthraceen mg/kg HPLC-PAK-02 Chryseen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(k)fluorantheen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(a)pyreen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg HPLC-PAK-02 Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg HPLC-PAK-02 Totaal PAK 10 VROM mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds ds ds ds ds
5
0,0049
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000. Opmerkingen: 1 = Organische stof is als gloeiverlies bepaald en gecorrigeerd voor het gemeten gehalte aan lutum.
Opmerking monster M101002734 (Mp. 2 t/m 4 en 6 (0.5-1.0)): 2-2 50 100 AM572704E 3-2 50 100 AM572753I 4-2 50 100 AM572757M 6-2 50 100 AM572739M Hoofd lab. ing. B.J. Gerritsen Handtekening:
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen.
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Ecoreest Dhr. J. Staal Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
101004 P101100110 (v1) Buurtweg 16-30 Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1011016ER 03-11-2010 03-11-2010 08-11-2010
: :
Monsteromschrijving Pb. 1 Pb. 2
Monstersoort Grondwater Grondwater
: :
Datum bemonstering 03-11-2010 03-11-2010
Pagina: 1 van 3
Monstergegevens: Nr. 1 2
Labnr. M101100531 M101100532
Resultaten: Parameter
Intern ref.nr.
Mvb. SIKB AS3000
MVB-VBH-AS3000-W01
S S S S S S S S S
Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
ICP-BEP-01
S S S S S S S S
Vluchtige aromatische koolwaterstoffen GC-VLUCHTIG-01 Benzeen GC-VLUCHTIG-01 Tolueen GC-VLUCHTIG-01 Ethylbenzeen GC-VLUCHTIG-01 Xyleen (som meta + para) GC-VLUCHTIG-01 2-Xyleen (ortho-Xyleen) GC-VLUCHTIG-01 Xylenen (som) GC-VLUCHTIG-01 Styreen (Vinylbenzeen) GC-VLUCHTIG-01 Naftaleen
Minerale olie S Minerale olie C10 Minerale olie C10 Minerale olie C12 Minerale olie C22 Minerale olie C30 Chromatogram
ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 Met-Hg-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01
-
C40 C12 C22 C30 C40
GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01
Vluchtige organische halogeen verbindingen GC-VLUCHTIG-01 S Dichloormethaan GC-VLUCHTIG-01 S 1,1-Dichloorethaan Zie volgende pagina
Eenheid
1
2
+
+
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
160 0,4 2,5 <5,0 <0,05 <5,0 <5,0 7,6 36
150 <0,3 <2,0 13 <0,05 <5,0 <5,0 5,8 69
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 0,14(1) <0,20 <0,05
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 0,14(1) <0,20 <0,05
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
<50 <50 <50 <50 <50 -
<50 <50 <50 <50 <50 -
µg/l µg/l
<0,20 <0,50
<0,20 <0,50
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Ecoreest Dhr. J. Staal Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
101004 P101100110 (v1) Buurtweg 16-30 Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1011016ER 03-11-2010 03-11-2010 08-11-2010
: :
Monsteromschrijving Pb. 1 Pb. 2
Monstersoort Grondwater Grondwater
: :
Datum bemonstering 03-11-2010 03-11-2010
Pagina: 2 van 3
Monstergegevens: Nr. 1 2
Labnr. M101100531 M101100532
Resultaten: Parameter
S S S S S S S S S S S S S S S S S S
Intern ref.nr.
Vluchtige organische halogeen verbindingen GC-VLUCHTIG-01 1,2-Dichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 1,1-Dichlooretheen GC-VLUCHTIG-01 Trans-1,2-Dichlooretheen GC-VLUCHTIG-01 Cis-1,2-Dichlooretheen GC-VLUCHTIG-01 1,1-Dichloorpropaan GC-VLUCHTIG-01 1,2-Dichloorpropaan GC-VLUCHTIG-01 1,3-Dichloorpropaan GC-VLUCHTIG-01 Trichloormethaan (Chloroform) GC-VLUCHTIG-01 Tetrachloormethaan (Tetra) GC-VLUCHTIG-01 1,1,1-Trichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 1,1,2-Trichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 Trichlooretheen (Tri) GC-VLUCHTIG-01 Tetrachlooretheen (Per) GC-VLUCHTIG-01 Vinylchloride GC-VLUCHTIG-01 Tribroommethaan (Bromoform) GC-VLUCHTIG-01 Dichl.ethenen (som cis+trans) GC-VLUCHTIG-01 Dichloorethenen (som) GC-VLUCHTIG-01 Dichloorpropanen (som)
Eenheid
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000. Opmerkingen: 1 = Methode vluchtige aromatische en gehalogeneerde koolwaterstoffen : GC-MS
Opmerking monster M101100531 (Pb. 1): 1-1 AC333103 1-2 AC460427 Opmerking monster M101100532 (Pb. 2): 2-1 AC333107 2-2 AC465269
1
<0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,50 0,14(1) 0,21 0,21
2
<0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,50 0,14(1) 0,21 0,21
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Ecoreest Dhr. J. Staal Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
101004 P101100110 (v1) Buurtweg 16-30 Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1011016ER 03-11-2010 03-11-2010 08-11-2010
: :
Monsteromschrijving Pb. 1 Pb. 2
Monstersoort Grondwater Grondwater
: :
Datum bemonstering 03-11-2010 03-11-2010
Pagina: 3 van 3
Monstergegevens: Nr. 1 2
Labnr. M101100531 M101100532
Hoofd lab. ing. B.J. Gerritsen Handtekening:
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen.
Toetsingswaarden bij monster: Mp. 1, 3 en 17 t/m 20 (0.0-0.5) Lutum: 5.4% van droge stof en organische stof: 2.7% van droge stof. Parameter Eenheid AW Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
Minerale olie Minerale olie C10 - C40 Polychloorbifenylen PCB (som 7)
ds ds ds ds ds ds ds ds ds
T
I
0.38 5.9 22 0.11 34 1.5 15 70
4.3 40 63 13 198 96 30 216
338 8.2 74 105 27 362 190 44 361
mg/kg ds
51
701
1350
mg/kg ds
0.0054
0.14
0.27
1.5
21
40
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds Toetsingswaarden bij monster: Mp. 4 en 11 t/m 16 (0.0-0.5) Lutum: 5.1% van droge stof en organische stof: 3.1% van droge stof. Parameter Eenheid AW Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
Minerale olie Minerale olie C10 - C40 Polychloorbifenylen PCB (som 7)
ds ds ds ds ds ds ds ds ds
T
I
0.38 5.7 22 0.11 34 1.5 15 70
4.3 39 64 13 199 96 29 215
329 8.3 72 105 27 363 190 43 360
mg/kg ds
59
804
1550
mg/kg ds
0.0062
0.16
0.31
1.5
21
40
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
Toetsingswaarden bij monster: Mp. 2 en 5 t/m 10 (0.0-0.5) Lutum: 4.7% van droge stof en organische stof: 2.8% van droge stof. Parameter Eenheid AW Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
Minerale olie Minerale olie C10 - C40 Polychloorbifenylen PCB (som 7)
ds ds ds ds ds ds ds ds ds
T
I
0.38 5.5 22 0.11 34 1.5 15 68
4.3 38 62 13 196 96 28 210
318 8.1 70 103 26 359 190 42 351
mg/kg ds
53
727
1400
mg/kg ds
0.0056
0.14
0.28
1.5
21
40
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds Toetsingswaarden bij monster: Mp. 1 (0.5-1.0) Lutum: 3.1% van droge stof en organische stof: 1.3% van droge stof. Parameter Eenheid AW Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
Minerale olie Minerale olie C10 - C40 Polychloorbifenylen PCB (som 7)
ds ds ds ds ds ds ds ds ds
T
I
0.35 4.8 20 0.11 32 1.5 13 62
4.0 33 58 13 188 96 25 191
270 7.7 61 95 26 344 190 37 320
mg/kg ds
38
519
1000
mg/kg ds
0.0040
0.10
0.20
1.5
21
40
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
Toetsingswaarden bij monster: Mp. 2 t/m 4 en 6 (0.5-1.0) Lutum: 6.2% van droge stof en organische stof: 1% van droge stof. Parameter Eenheid AW Metalen Barium mg/kg ds Cadmium mg/kg ds 0.37 Kobalt mg/kg ds 6.2 Koper mg/kg ds 22 Kwik mg/kg ds 0.11 Lood mg/kg ds 34 Molybdeen mg/kg ds 1.5 Nikkel mg/kg ds 16 Zink mg/kg ds 72
T
I
4.2 43 64 13 199 96 31 220
362 8.0 79 105 27 363 190 46 368
Minerale olie Minerale olie C10 - C40
mg/kg ds
38
519
1000
Polychloorbifenylen PCB (som 7)
mg/kg ds
0.0040
0.10
0.20
1.5
21
40
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
Toetsingswaarden zijn berekend volgens Circulaire bodemsanering 2009 Parameter Eenheid S Metalen Barium μg/l 50 Cadmium μg/l 0.40 Kobalt μg/l 20 Koper μg/l 15 Kwik μg/l 0.050 Lood μg/l 15 Molybdeen μg/l 5.0 Nikkel μg/l 15 Zink μg/l 65
T
I 338 3.2 60 45 0.17 45 153 45 433
625 6.0 100 75 0.30 75 300 75 800
Vluchtige aromatische koolwaterstoffen Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xylenen (som) Styreen (Vinylbenzeen) Naftaleen
μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l
0.20 7.0 4.0 0.20 6.0 0.010
15 504 77 35 153 35
30 1000 150 70 300 70
Minerale olie Minerale olie C10 - C40
μg/l
50
325
600
Vluchtige organische halogeen verbindingen Dichloormethaan 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen Trichloormethaan (Chloroform) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Tetrachlooretheen (Per) Vinylchloride Tribroommethaan (Bromoform) Dichl.ethenen (som cis+trans) Dichloorpropanen (som)
μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l
0.010 7.0 7.0 0.010 6.0 0.010 0.010 0.010 24 0.010 0.010
500 454 204 5.0 203 5.0 150 65 262 20 2.5
0.010 0.80
10 40
1000 900 400 10 400 10 300 130 500 40 5.0 630 20 80
Literatuuropgave Wet en regelgeving Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), Ministerie van VROM, 13 november 1969 Wet milieubeheer (Wm), Ministerie van VROM, 13 juni 1979 Wet bodembescherming (Wbb), Ministerie van VROM, 3 juli 1986 Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen, Ministerie van VROM, 25 september 1993 Besluit overige niet-meldingplichtige gevallen bodemsanering, Ministerie van VROM, 29 november 1994 Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming, Ministerie van VROM, 12 december 2000 Besluit financiële bepalingen bodemsanering, Ministerie van VROM, 15 december 2005 Regeling financiële bepalingen bodemsanering, Ministerie van VROM, 16 december 2005 Besluit uniforme saneringen, Ministerie van VROM, 1 februari 2006 Regeling uniforme saneringen, Ministerie van VROM, 1 februari 2006 Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer, Ministerie van VROM, 14 juni 2006 Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer, Ministerie van VROM, 26 oktober 2006 Besluit bodemkwaliteit, Ministerie van VROM, 22 november 2007 Regeling bodemkwaliteit, Ministerie van VROM, 13 december 2007 Circulaire bodemsanering 2009, Ministerie van VROM, 7 april 2009
Normen NVN 5720 Bodem - Waterbodem - Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek, Normcommissie 390 009 “Bodemkwaliteit”, maart 2000 NEN 5707 Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem, Normcommissie 390 009 “Bodemkwaliteit”, mei 2003 NEN 5897 Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat, Normcommissie 390 017 “Milieuaspecten van bouw-, rest- en afvalstoffen”, december 2005 NEN 5725 Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, Normcommissie 390 009 “Bodemkwaliteit”, januari 2009 NEN 5740 Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, Normcommissie 390 009 “Bodemkwaliteit”, januari 2009
Protocol voor het oriënterend onderzoek, F.P.J. Lamé (IMW-TNO), drs. R. Bosman (IMW-TNO), maart 1994 Protocol voor het Nader onderzoek deel 1, F.P.J. Lamé (IMW-TNO), drs. R. Bosman (IMW-TNO), maart 1994 Richtlijn nader onderzoek deel 1, drs. N.G. van der Gaast (Chemielinco), drs. Ing. A.L. van der Priem (Chemielinco), drs. M. in ’t Veld (TAUW), drs. Wezenbeek (Grontmij), 1995
Uitvoeringsrichtlijnen Beoordelingrichtlijn Uitwisselfunctionaliteit procesondersteunende software bodembeheer SIKB BRL SIKB 0100, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 29 juni 2005 Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen BRL SIKB 1000, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 17 juni 2009 Monsterneming voor partijkeuringen protocol 1001, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 17 juni 2009 Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat Veldwerkbij Milieuhygiënisch Bodemonderzoek BRL SIKB 2000, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen VKB-protocol 2001, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Het nemen van grondwatermonsters VKB-protocol 2002, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek VKB-protocol 2003, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 februari 2008 Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem VKB-protocol 2018, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 10 mei 2007 Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen en nazorg BRL SIKB 6000, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden VKB-protocol 6001, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in-situ methoden VKB-protocol 6002, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Milieukundige begeleiding van nazorg VKB-protocol 6004, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007
Bijlage 3
Asbest onderzoek
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 43
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 44
Verkennend asbestonderzoek ter plaatse van: Buurtweg 16 – 30 Oeken
Opdrachtnummer: 101004-Ave1
Opdrachtgever: Contactpersoon:
Witpaard Postbus 1158 8001 BD Zwolle Dhr. E. Dokter
Datum onderzoek:
3 november 2010
Datum definitief
20 april 2011
Projectleider J.R.W. Staal BBA
Paraaf
Gecontroleerd door Ing. R.J.W. Huls
Paraaf
Datum
Status
20-4-2011
Definitief
Vestiging Zuidwolde Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde Tel.: 0528-373982 Fax.: 0528-373907
[email protected]
Vestiging Appingedam Postbus 141 9930 AC Delfzijl Tel.: 0596 633355 Fax.: 0596-572266
[email protected]
Een uitgebreide beschrijving van het dienstenpakket van Eco Reest BV vindt u op onze website: www.ecoreest.nl
Eco Reest BV is gecertificeerd volgens “NEN-EN-ISO 9001:2008”, voor het uitvoeren van milieukundig (water)bodemonderzoek, asbestonderzoek in bodem en puin, grondonderzoek bouwstoffenbesluit, begeleiding bodemsaneringtrajecten, detachering en milieumanagement.
Eco Reest BV is gecertificeerd en erkend door het Ministerie van VROM volgens “Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat Monsterneming voor partijkeuringen SIKB 1000” VKB protocol 1001: “Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie.” Eco Reest BV is gecertificeerd en erkend door het Ministerie van VROM volgens “Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek SIKB 2000” VKB protocol 2001: “Plaatsen van handboringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters” VKB protocol 2002: “Het nemen van grondwatermonsters” VKB protocol 2003: “Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek” VKB protocol 2018: “Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem” Eco Reest BV is gecertificeerd en erkend door het Ministerie van VROM volgens “Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat Milieukundige begeleiding en evaluatie van bodemsanering SIKB 6000” VKB protocol 6001: “Milieukundige begeleiding en evaluatie van landbodemsanering met conventionele methoden.” VKB protocol 6002: “Milieukundige begeleiding en evaluatie van landbodemsanering met in-situ methoden.” VKB protocol 6004: “Milieukundige begeleiding van nazorg.” Eco Reest BV is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Als aangesloten adviesbureau werken wij in het kader van ons kwaliteitssysteem (NEN-EN-ISO 9001:2000) volgens de protocollen van het VKB, voor zover van toepassing is op ons bureau. Eco Reest BV is gecertificeerd voor “BRL 9500 Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO®-, respectievelijk het NL- EPBD®-procescertificaat voor ‘Energieprestatie advisering’”: Deel 01: “Bijzonder deel voor het NL- EPBD®-procescertificaat voor het afgeven van het Energieprestatiecertificaat, bestaande woningen” Deel 02: “Bijzonder deel voor het KOMO®-procescertificaat voor het afgeven van het EPAmaatwerkrapport, bestaande woningen” Deel 03: “Bijzonder deel voor het NL- EPBD®-procescertificaat voor het afgeven van het Energieprestatiecertificaat, bestaande utiliteitsgebouwen” Deel 04: “Bijzonder deel voor het KOMO®-procescertificaat voor het afgeven van het EPAmaatwerkrapport, bestaande utiliteitsgebouwen”
Pagina 3 van 13
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING 1.1
Algemeen ................................................................................................... 5
1.2
Aanleiding en doelstelling .............................................................................. 5
1.3
Kwaliteitsborging ......................................................................................... 5
1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.4 2
Opbouw rapport........................................................................................... 6
2.2
5
6
Basisinformatie........................................................................................ 7 Mate van verdachtheid en type onderzoek .................................................. 7
Historische informatie ................................................................................... 7
ONDERZOEKSHYPOTHESE EN -STRATEGIE
8
3.1
Onderzoekshypothese................................................................................... 8
3.2
Onderzoeksstrategie ..................................................................................... 8
3.3
Veiligheidsklasse.......................................................................................... 8
ALGEMENE BESCHRIJVING VELDWERKZAAMHEDEN
9
4.1
Visuele inspectie maaiveld............................................................................. 9
4.2
Monsterneming diepere bodemlaag................................................................. 9
RESULTATEN VELDWERKZAAMHEDEN
10
5.1
Werkzaamheden visuele inspectie maaiveld ................................................... 10
5.2
Inspectie en monsterneming diepere bodemlagen ........................................... 10
5.3
Afwijking onderzoeksopzet en strategie ........................................................ 10
ANALYSERESULTATEN EN BESPREKING
11
6.1
Analysemonsters ....................................................................................... 11
6.2
Analysemethoden en monsterbehandeling ..................................................... 11
6.2.1
Analyse asbest in de bodem (volgens NEN 5707) ...................................... 11
6.3
Toetsingskader asbest ................................................................................ 11
6.4
Analysemonsters en concentraties ............................................................... 12
6.4.1 6.4.2 7
7
Basisinformatie ............................................................................................ 7
2.1.1 2.1.2
4
Onderzoeksstrategie ................................................................................ 5 Veldwerkzaamheden ................................................................................ 5 Laboratorium werkzaamheden ................................................................... 6
VOORONDERZOEK 2.1
3
5
Visuele inspectie maaiveld ...................................................................... 12 Toplaag................................................................................................ 12
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
13
7.1
Samenvatting ............................................................................................ 13
7.2
Conclusies en aanbevelingen ....................................................................... 13
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 4 van 13
BIJLAGEN Bijlage 1.1
Regionale ligging
Bijlage 1.2
Ligging inspectievakken en sleuven
Bijlage 1.3
Foto’s van de onderzoeksgebieden
Bijlage 2
Analyseresultaten asbestonderzoek
Bijlage 3
Analysemethoden
Bijlage 4
Literatuur
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 5 van 13
1
INLEIDING
1.1
Algemeen
In opdracht van Witpaard is door Eco Reest BV een asbestonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een deel van een perceel gelegen aan de Buurtweg 16 – 30 te Oeken. Het onderzoek richt zich op het onverharde maaiveld bij asbesthoudende toepassingen, daar deze locaties verdacht zijn voor het in de bodem geraken van vezels door erosie. Er bestaat geen functionele relatie tussen opdrachtgever en Eco Reest BV. 1.2
Aanleiding en doelstelling
De aanleiding van het asbestonderzoek zijn de waarnemingen gedurende de uitvoer van de locatie inspectie en veldwerkzaamheden ten behoeve van het verkennend onderzoek (ER101004, dd. 22 oktober 2010). Doel van het asbestonderzoek is vast te stellen of er asbesthoudend materiaal afkomstig van de daken is terechtgekomen in de bodem. Nevendoel is vervolgens het vaststellen van de aard van de verontreiniging en een schatting van het gehalte aan asbest te maken op basis van een visuele inspectie van de uitgegraven grond in combinatie met een steekproefsgewijze monsterneming. 1.3
Kwaliteitsborging
Het asbestonderzoek is uitgevoerd, analoog aan de richtlijnen vastgesteld in het besluit uitvoeringsKWALIteit Bodembeheer (KWALIBO). Deze regelgeving is van toepassing voor onderzoek en sanering van bodem. Dit betekent dat de veldwerkzaamheden en het laboratoriumonderzoek zijn uitgevoerd volgens de actuele beoordelingsrichtlijn en accreditatieschema, terwijl de onderzoeksstrategie is opgesteld conform de geldende NEN normen, zoals hierna beschreven. 1.3.1
Onderzoeksstrategie
In onderstaande tabel zijn de kwaliteitsnormen opgenomen voor de onderzoeksstrategieën. Aspect onderzoek Strategie vooronderzoek Strategie asbestonderzoek
1.3.2
Toegepaste norm NEN 5725:2009 NEN 5707:2003
Veldwerkzaamheden
Het veldwerk is uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 “Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek”, waarvoor Eco Reest BV Zuidwolde is gecertificeerd en erkend door het ministerie van VROM. De volgende protocollen zijn toegepast in het onderhavige rapport, waarbij werkzaamheden worden uitgevoerd door gecertificeerde en erkende veldmedewerkers:
VKB protocol 2018: “Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem”
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 6 van 13
Het certificaatnummer is 659231, en de certificerende instelling is LRQA te Rotterdam. In onderstaande tabel zijn de kwaliteitsaspecten opgenomen voor de uitvoering van het veldwerk. Aspect onderzoek Uitvoering monsterneming asbest
Toegepaste protocol VKB protocol 2018
Erkend veldmedewerker Dhr. M. Polling
De bedrijf- en persoonserkenningen en het certificaatnummer zijn te verifiëren op de website van Bodem+ : http://www.senternovem.nl/Bodemplus/verklaringen/erkenningen/zoekmenu/ 1.3.3
Laboratorium werkzaamheden
De analyses zijn uitgevoerd door het vezellaboratorium van ACMAA te Almelo. Deze is geaccrediteerd en erkend door het ministerie van VROM. ACMAA Almelo is een NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerd laboratorium, met certificaatnummer L376. Het certificaat is bijgevoegd in bijlage 3. 1.4
Opbouw rapport
In hoofdstuk 2 is de basisinformatie weergegeven van het onderzoeksgebied en worden de bevindingen uit het vooronderzoek beschreven, met daarin de aspecten voormalig, huidig en toekomstig gebruik, bodemopbouw (geohydrologie) en (financieel-) juridisch. Gevolgd door de onderzoekshypothese en -strategie in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zijn de veldwerkzaamheden tijdens het onderzoek beschreven, gevolgd door de resultaten van de veldwerkzaamheden in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 worden de analyseresultaten besproken en in hoofdstuk 7 is tenslotte is een samenvatting opgenomen en zijn de conclusies en aanbevelingen weergegeven.
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 7 van 13
2
VOORONDERZOEK
2.1
Basisinformatie
Om een uitspraak te kunnen doen of de locatie verdacht en/of onverdacht is aangaande asbestverontreiniging moet eerst de basisinformatie worden verzameld. Een overzicht is aangegeven in de onderstaande tabel. 2.1.1
Basisinformatie
Adres Plaats Oppervlakte Kadastrale aanduiding x- en y-coördinaten Toekomstig gebruik Huidig gebruik Voormalig gebruik Verrichte handelingen met grond, verhardingsmateriaal en/of afval Toepassingen van asbesthoudende materialen Bodemonderzoeken
2.1.2
Buurtweg 16 - 30 Oeken 9621 m2 Gemeente Brummen, sectie P, nr(s). 480 en 518 x: 207,057, y: 458,624 Wonen met tuin Wonen met tuin en deels agrarisch Idem geen De daken van enkele schuurtjes zijn asbesthoudend Gedurende de uitvoer van het verkennend bodemonderzoek (101004) is geconstateerd dat bij enkele schuurtjes sprake is van asbest verdachte dakbedekking waarbij een deel van het onderliggende maaiveld onverhard is.
Mate van verdachtheid en type onderzoek
Op grond van de basisinformatie en de activiteiten in het verleden en/of heden is de locatie aan te merken als een verdachte locatie voor mogelijke asbestverontreiniging ter plaatse van het onverharde maaiveld onder asbesthoudende dakbedekking. 2.2
Historische informatie
Het vooronderzoek omvat het verzamelen van informatie over de volgende vijf aspecten: het voormalige, huidige en toekomstig bodemgebruik, de bodemopbouw en geohydrologie, en de (financieel-)juridische situatie. Het vooronderzoek heeft zich gericht op het perceel Buurtweg 16 – 30 te Oeken en de aangrenzende percelen tot 25 meter. Bij de gemeente Brummen en het regionaal Archief Zutphen zijn de volgende bouwvergunningen bekend waarin asbesthoudende bouwmaterialen zijn vermeld: Datum 24-07-1992
Buurtweg nr. 20
Document Bouwvergunning
10-1998
20
Bouwvergunning
15-10-1998
24
Bouwvergunning
Kenmerken Aan R.J. Boerman is een vergunning verleend voor het bouwen van een garage cq. schuur met golfplaten dak. Aan R.J. Boerman is een vergunning verleend voor het bouwen van een veranda met golfplaten dak. Aan. J.W. Reugebrink is een vergunning verleend voor de bouw van een garage cq. schuur met golfplaten dak.
Voor het volledige vooronderzoek wordt verwezen naar de rapportage van het verkennende onderzoek (101004).
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 8 van 13
3 3.1
ONDERZOEKSHYPOTHESE EN -STRATEGIE Onderzoekshypothese
Het onderzoek richt zich op het onverharde maaiveld onder de asbest verdachte dakbedekking met een oppervlakte van ca. 285 m² (zie bijlage 1.2). Het onderzoeksterrein is verdacht op het voorkomen van asbest in de vorm van vezels. 3.2
Onderzoeksstrategie
Ter plaatse van de onderzoekslocatie is sprake van bodem. Het asbestonderzoek ter plaatse is uitgevoerd conform de NEN 5707 (Bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond), e.e.a zoals verwoord in hoofdstuk 7.4.3 (verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke kern). Voor de ligging van de onderzoekslocatie en de afbakening van het onderzoeksterrein wordt verwezen naar de situatietekening in bijlage 1.2. 3.3
Veiligheidsklasse
Op basis van het vooronderzoek is er analyse gemaakt met betrekking tot de veiligheidsklasse waarbinnen onderhavig onderzoek dient te worden ingedeeld. Hiervoor is gebruik gemaakt van de CROW P132 “Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water”.
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 9 van 13
4
ALGEMENE BESCHRIJVING VELDWERKZAAMHEDEN
De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op basis van de geldende NEN normen, veiligheidsklassen en relevante wet- en regelgeving (zie literatuurlijst bijlage 4). 4.1
Visuele inspectie maaiveld
Het uitvoeren van een visuele inspectie van de toplaag is van wezenlijk belang aangezien de onderzoeksstrategie voor een belangrijk deel berust op visuele inspectie van het grove materiaal op de locatie. De visuele inspectie heeft bestaan uit de volgende onderdelen: • • • • • • • 4.2
Het inmeten van het maaiveld van de locatie; Het inschatten van de laagdikte van het maaiveld; Het (eventueel) opdelen van de locatie in inspectievakken; Het verzamelen van asbestverdachte materialen; Het (eventueel) nemen van een materiaal(verzamel)monster ter bepaling van de dichtheid; Het markeren van de vindlocatie van de asbestverdachte materialen; Het inschatten van de inspectie-efficiëntie. Monsterneming diepere bodemlaag
Met behulp van een schep zijn een vijftal inspectieputjes gegraven. Vervolgens is de inhoud van de inspectieputten gezeefd met behulp van een handzeef met een maaswijdte van 16 mm x 16 mm (lengte x breedte). Een overzicht van de gegraven inspectieputjes is opgenomen in § 5.2. De bemonstering van de fijne fractie (deeltjes < 16 mm) heeft plaats gevonden volgens de tabellen “Minimale greep- en monstergrootte”, uit de NEN 5707.
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 10 van 13
5
RESULTATEN VELDWERKZAAMHEDEN
De uitvoering van het daadwerkelijke veldwerk heeft plaatsgevonden op 1 juni 2010 en heeft bestaan uit de volgende werkzaamheden: 5.1
Werkzaamheden visuele inspectie maaiveld
Omschrijving Inspecteur Datum Afmeting en volume maaiveld Weersomstandigheden Conditie maaiveld Inspectie efficiëntie Asbestverdacht materiaal waargenomen
Motivering Dhr. M. Polling, SIKB BRL 2018 erkend 3 november 2010 285 m2 Droog, zicht > 50 meter Braak deels gras, minder dan 25 % vegetatie. 60 % Nee
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat er geen asbest verdacht materiaal op het maaiveld is waargenomen. De toplaag (maaiveld tot 0.05 m-mv) is vervolgens bemonsterd daar deze laag verdacht is voor het voorkomen van geërodeerde asbestvezels afkomstig van de daken. 5.2
Inspectie en monsterneming diepere bodemlagen
Met behulp van een schep zijn er ter plaatse waar het dak afwatert op aselecte wijze inspectieputjes gegraven. De waarnemingen van de boormeester asbest zijn weergegeven in onderstaande tabel. Omschrijving Conditie materiaal Bijmengingen Inspectie efficiëntie Asbestverdacht materiaal waargenomen Hoedanigheid Overige potentiële bronnen van bodemverontreiniging
Motivering Het hoofdbestanddeel van de inspectieputten bestaat uit matig fijn, humeus zand Geen 80% Nee Geen Geen
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat er geen asbest verdacht materiaal in de bodem is waargenomen. 5.3
Afwijking onderzoeksopzet en strategie
Tijdens de werkzaamheden zijn er geen afwijkingen waargenomen op de gehanteerde onderzoeksopzet en protocollen.
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 11 van 13
6
ANALYSERESULTATEN EN BESPREKING
6.1
Analysemonsters
De hieronder vermelde materiaal(verzamel)monsters en grondmonsters zijn ter analyse aangeboden aan het laboratorium voor vezelonderzoek ACMAA te Almelo. Analysemonsters en analyses visuele inspectie Analysemonster
Diepte Fractie Hoeveelheid* Analyse Monstercode (m-mv) Tijdens de veldwerkzaamheden zijn er aan de oppervlakte geen asbestverdachte materialen waargenomen. Er zijn derhalve geen analyses ingezet bij het laboratorium
Analysemonsters en analyses toplaag Analysemonster
Diepte Fractie (m-mv) Put 1 t/m 5 0.0 – 0.05 < 16 mm * Gewicht is gebaseerd op de metingen in het laboratorium
6.2 6.2.1
Hoeveelheid* Analyse 12,6
NEN 5707
Monstercode AM570242
Analysemethoden en monsterbehandeling Analyse asbest in de bodem (volgens NEN 5707)
Grondmonsters zijn aangeboden in emmers. De monsters zijn minimaal 24 uur in een stoof van 105°C gedroogd. Na het drogen is het percentage droge stof berekenend en zijn de monsters gezeefd. Het zeven is gebeurt in een speciale zeefkast met afzuiging om geen asbestvezels in de ruimte te krijgen. In de zeefkast staan zeven met de volgende maaswijdtes onder elkaar opgesteld; bovenaan 16 mm, gevolgd door 8 mm, 4 mm, 2 mm, 1 mm, 0,5 mm. Geheel onderop is een opvangbak geplaatst voor het fijne materiaal (<0,5 mm). Na het zeven zijn de zeeffracties (al het materiaal dat op de zeef blijft liggen) > 16 mm, > 8 mm en > 4 mm volledig visueel afgezocht. Asbestverdachte materialen zijn eruit gehaald en ter analyse aangeboden voor microscopie. Van de zeeffractie > 2 mm, > 1 mm en > 0,5 mm zijn verschillende hoeveelheden voor stereomicroscopie aangeboden. Van de zeeffractie > 2 mm wordt 50 % m.b.v. de stereomicroscoop afgezocht, van de zeeffractie > 1 mm 20 % en van de zeeffractie > 0,5 mm wordt 5 % afgezocht. De aangetroffen asbestverdachte materialen uit de verschillende zeeffracties zijn met polarisatiemicroscopie op asbestkenmerken onderzocht. Als een materiaal asbesthoudend is, is het materiaal gewogen, en het gewichtspercentage van de betreffende asbestsoort op het totale gewicht van het materiaal geschat en wordt de hechtgebondenheid van de asbestvezels bepaald. 6.3
Toetsingskader asbest
De resultaten van de monsters welke zijn genomen t.b.v. het asbestonderzoek zijn getoetst aan het integraal beleid beschreven in de beleidsbrief ‘Asbest in bodem, grond en puin(granulaat)’. De interventiewaarde bodemsanering voor asbest en de restconcentratienorm voor asbesthoudende bulkmaterialen is vastgesteld op 100 mg/kg, gewogen.
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 12 van 13
6.4
Analysemonsters en concentraties
De door het laboratorium gemeten concentraties zijn weergegeven in tabel 6.4.1. en 6.4.2. Er moet worden opgemerkt dat de gemeten concentratie serpentijnasbest vermeerderd is met tienmaal de concentratie amfiboolasbest. Tevens zijn de, door het laboratorium gemeten, concentraties rekenkundig door Eco Reest gecorrigeerd op basis van de locatiespecifieke factoren (inspectie efficiëntie, droge stof, sleufinhoud e.d.). De methode voor de concentratieberekening van de totale (gecorrigeerde) concentratie aan asbest is opgenomen in § 6.5. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 2. 6.4.1
Visuele inspectie maaiveld
Tabel 6.4.1 Analyseresultaten en analyses maaiveld Monsternummer
Resultaat grond Resultaat mvm Totaal materiaal in monster (>16 mm) in mg/kg d.s. mg/kg d.s. (<16 mm) in mg/kg d.s. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn er aan de oppervlakte geen asbestverdachte materialen waargenomen. Er zijn derhalve geen analyses ingezet bij het laboratorium
6.4.2
Monstersoort
Analyse
Toplaag
Tabel 6.4.2 Analyseresultaten en analyses diepere lagen Monsternummer Insp. 1 t/m 5
Monstersoort
Grond
Analyse
NEN 5707
Resultaat grondmonster (<16 mm) in mg/kg d.s. 17
Uit tabel 6.4.2 blijkt het volgende: In de toplaag van inspectieputten is een gehalte aan asbest gemeten van 17 mg/kg ds. De interventiewaarde bodemsanering (100 mg/kg ds) voor asbest en de restconcentratienorm voor asbesthoudende bulkmaterialen wordt hiermee niet overschreden. Er is ter plaatse derhalve geen sprake van een asbestverontreiniging.
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Pagina 13 van 13
7 7.1
SAMENVATTING EN CONCLUSIES Samenvatting
In opdracht van Witpaard is door Eco Reest BV een asbestonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een deel van een perceel gelegen aan de Buurtweg 16 – 30 te Oeken Er bestaat geen functionele relatie tussen opdrachtgever en Eco Reest BV. De aanleiding van het asbestonderzoek zijn de waarnemingen gedurende de uitvoer van de locatie inspectie en veldwerkzaamheden ten behoeve van het verkennend onderzoek (ER101004, dd. 22 oktober 2010). Doel van het asbestonderzoek is vast te stellen of er asbesthoudend materiaal afkomstig van de daken is terechtgekomen in de bodem. Nevendoel is vervolgens het vaststellen van de aard van de verontreiniging en een schatting van het gehalte aan asbest te maken op basis van een visuele inspectie van de uitgegraven grond in combinatie met een steekproefsgewijze monsterneming. De veldwerkzaamheden hebben bestaan uit een visuele inspectie van het maaiveld, het graven van een vijftal inspectieputten en het beoordelen van het uitgegraven materiaal op het voorkomen van asbestverdachte materialen. Uit de analyseresultaten blijkt het volgende: Visuele inspectie maaiveld Ter plaatse van het maaiveld zijn is geen asbest verdacht materiaal waargenomen. Putten diepere bodemlaag In de toplaag van inspectieputten is een gehalte aan asbest gemeten van 17 mg/kg ds. De interventiewaarde bodemsanering (100 mg/kg ds) voor asbest en de restconcentratienorm voor asbesthoudende bulkmaterialen wordt hiermee niet overschreden. Er is ter plaatse derhalve geen sprake van een asbestverontreiniging. 7.2
Conclusies en aanbevelingen
Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek kan worden geconcludeerd dat, getoetst aan de normen zoals verwoordt in de beleidsbrief ‘Asbest in bodem, grond- en puin(granulaat)’ er geen asbestverontreiniging aanwezig is op het onderzoeksterrein. Opgemerkt wordt echter wel dat er in de bodem onder asbesthoudende dakbedekking asbest aanwezig is beneden de norm. Gelet op het feit dat men voornemens is de schuren met asbesthoudende dakbedekking te slopen wordt verdere nalevering van asbestvezels naar de bodem vermeden. Eco Reest BV J.R.W. Staal BBA
Buurtweg 16 – 30 te Oeken (rapportnummer ER101004-Ave1)
Bijlage 1.1
Regionale ligging onderzoekslocatie
Bijlage 1.3
Foto’s onderzoekslocatie Luchtfoto
Viertal schuurtjes
Drietal putjes
Literatuuropgave Wet en regelgeving Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), Ministerie van VROM, 13 november 1969 Wet milieubeheer (Wm), Ministerie van VROM, 13 juni 1979 Wet bodembescherming (Wbb), Ministerie van VROM, 3 juli 1986 Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen, Ministerie van VROM, 25 september 1993 Besluit overige niet-meldingplichtige gevallen bodemsanering, Ministerie van VROM, 29 november 1994 Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming, Ministerie van VROM, 12 december 2000 Besluit financiële bepalingen bodemsanering, Ministerie van VROM, 15 december 2005 Regeling financiële bepalingen bodemsanering, Ministerie van VROM, 16 december 2005 Besluit uniforme saneringen, Ministerie van VROM, 1 februari 2006 Regeling uniforme saneringen, Ministerie van VROM, 1 februari 2006 Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer, Ministerie van VROM, 14 juni 2006 Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer, Ministerie van VROM, 26 oktober 2006 Besluit bodemkwaliteit, Ministerie van VROM, 22 november 2007 Regeling bodemkwaliteit, Ministerie van VROM, 13 december 2007 Circulaire bodemsanering 2009, Ministerie van VROM, 7 april 2009
Normen NVN 5720 Bodem - Waterbodem - Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek, Normcommissie 390 009 “Bodemkwaliteit”, maart 2000 NEN 5707 Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem, Normcommissie 390 009 “Bodemkwaliteit”, mei 2003 NEN 5897 Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat, Normcommissie 390 017 “Milieuaspecten van bouw-, rest- en afvalstoffen”, december 2005 NEN 5725 Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, Normcommissie 390 009 “Bodemkwaliteit”, januari 2009 NEN 5740 Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, Normcommissie 390 009 “Bodemkwaliteit”, januari 2009
Protocol voor het oriënterend onderzoek, F.P.J. Lamé (IMW-TNO), drs. R. Bosman (IMW-TNO), maart 1994 Protocol voor het Nader onderzoek deel 1, F.P.J. Lamé (IMW-TNO), drs. R. Bosman (IMW-TNO), maart 1994 Richtlijn nader onderzoek deel 1, drs. N.G. van der Gaast (Chemielinco), drs. Ing. A.L. van der Priem (Chemielinco), drs. M. in ’t Veld (TAUW), drs. Wezenbeek (Grontmij), 1995
Uitvoeringsrichtlijnen Beoordelingrichtlijn Uitwisselfunctionaliteit procesondersteunende software bodembeheer SIKB BRL SIKB 0100, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 29 juni 2005 Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen BRL SIKB 1000, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 17 juni 2009 Monsterneming voor partijkeuringen protocol 1001, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 17 juni 2009 Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat Veldwerkbij Milieuhygiënisch Bodemonderzoek BRL SIKB 2000, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen VKB-protocol 2001, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Het nemen van grondwatermonsters VKB-protocol 2002, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek VKB-protocol 2003, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 februari 2008 Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem VKB-protocol 2018, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 10 mei 2007 Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen en nazorg BRL SIKB 6000, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden VKB-protocol 6001, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in-situ methoden VKB-protocol 6002, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007 Milieukundige begeleiding van nazorg VKB-protocol 6004, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 13 maart 2007
Bijlage 4
Akoestisch onderzoek
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 45
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 46
WONINGBOUW BUURTWEG, OEKEN - akoestisch onderzoek -
GEMEENTE BRUMMEN
bmn-006 13 januari 2011
Woningbouw Buurtweg, Oeken - akoestisch onderzoek Gemeente Brummen
projectnummer: bmn-004
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1. Algemeen 1.2. Leeswijzer
1 1 1
2. Wettelijk kader 2.1. Wet geluidhinder 2.1.1. Algemeen 2.1.2. Geluidszone 2.1.3. Nieuwe situaties 2.2. Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 2.2.1. Algemeen 2.2.2. Correctie op de berekende geluidsbelasting wegverkeerslawaai 2.2.3. 2 rekenmethodieken
2 2 2 2 3 3 3 4 4
3.
5
Akoestisch model
4. Resultaten en vervolg 4.1. Resultaten 4.2. Vervolg
Bijlagen 1. Verkeersgegevens 2. Akoestisch model 3. Resultaten akoestisch onderzoek
6 6 7
1. Inleiding 1.1. Algemeen In de gemeente Brummen bestaan plannen om 14 woningen te realiseren aan de Buurtweg in Oeken. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. In het kader van de bestemmingsplanprocedure, die het juridische kader vormt voor deze ontwikkeling, is het op basis van de Wet geluidhinder Figuur 1: Ligging plangebied noodzakelijk een akoestisch onderzoek te verrichten. In dit geval valt de ontwikkeling binnen de geluidszone van de Kleine Vosstraat. Het onderzoek moet aantonen of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB op de gevels van de te realiseren woonbebouwing ten gevolge van het verkeer op deze weg. Tevens worden voor een goede ruimtelijke onderbouwing de akoestische effecten van de 30 km/uur-wegen rondom het plangebied berekend. Het gaat hier om de Buurtweg en het 30 km/uur-deel van de Kleine Vosstraat. Stedenbouwkundig adviesbureau Witpaard heeft aan BVA Verkeersadviezen gevraagd het benodigde akoestisch onderzoek bij het bestemmingsplan uit te voeren. In deze rapportage wordt verslag gedaan van de resultaten van dit onderzoek.
1.2. Leeswijzer In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt ingegaan op het wettelijke kader, de Wet geluidhinder en de daarin opgenomen normen. In hoofdstuk 3 komen de verkeersgegevens en de opbouw van het akoestische model aan de orde. De resultaten en de eventueel te nemen vervolgstappen worden ten slotte behandeld in hoofdstuk 4.
1
2. Wettelijk kader 2.1. Wet geluidhinder 2.1.1.
Algemeen
Ter bescherming van de burger in Nederland tegen overlast door geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. In deze wet zijn normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen (woningen, ziekenhuizen, scholen e.d.). In de Wgh zijn ook normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen in ruimten binnen gebouwen. Op basis van de Wgh beschikken veel wegen, spoorwegen en industrieterreinen over een geluidszone. Indien geluidgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd binnen (één van) deze geluidszones is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Dit geldt ook als nieuwe (spoor)wegen of industrieterreinen worden geprojecteerd en zich binnen de (toekomstige) geluidszone geluidsgevoelige bestemmingen bevinden of worden geprojecteerd. Ten slotte is een akoestisch onderzoek ook verplicht wanneer wegen, spoorwegen of industrieterreinen die beschikken over een geluidszone worden gewijzigd (bijv. meer rijstroken op een weg, snellere treinen of verplaatsing van de spoorstaven of wijzigingen in bedrijfscategorieën), waardoor negatieve akoestische consequenties mogen worden verwacht. 2.1.2.
Geluidszone
In artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 staat dat een weg aan beide zijden beschikt over een geluidszone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De breedte van deze zone is afhankelijk van: • de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied; • het aantal rijstroken. In stedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes: • wegen met één of twee rijstroken: 200 meter; • wegen met drie of meer rijstroken: 350 meter. In buitenstedelijk gebied worden drie typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes: • wegen met één of twee rijstroken: 250 meter; • wegen met drie of vier rijstroken: 400 meter; • wegen met vijf of meer rijstroken: 600 meter.
2
De volgende wegen hebben op grond van artikel 74 Wgh geen zone: • wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied; • wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. In deze situatie valt het plangebied binnen de 250 meter brede geluidszone van de Kleine Vosstraat. 2.1.3.
Nieuwe situaties
Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat (gedeeltelijk) ligt binnen een zone zoals hiervoor omschreven, dient te worden voldaan aan artikel 76 afdeling 2 van de Wgh. Hierin is opgenomen aan welke voorwaarden het akoestisch klimaat binnen het plangebied moet voldoen. Artikel 77 Wgh geeft vervolgens aan dat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan een akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Het onderzoek moet inzicht geven in de geluidsbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen binnen de zone en dient in eerste instantie betrekking te hebben op de geluidsbelasting op de gevels zonder maatregelen (bronmaatregelen en/of afscherming). Voor nog te projecteren bebouwing (nieuwbouw) is in artikel 82 Wgh opgenomen dat de hoogst toelaatbare geluidsbelasting in principe Lden 48 dB (de voorkeursgrenswaarde) bedraagt. Als uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, moet het effect van bronen/of geluidsbeperkende maatregelen worden onderzocht. Het onderzoek heeft als doel om te bepalen of, en op welke wijze, de geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde kan worden teruggebracht. Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat maatregelen om de geluidsbelasting te beperken tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende effect hebben of om stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële redenen niet acceptabel zijn, dan kan het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) binnen de grenzen van de gemeente een hogere waarde vaststellen. Voor nieuwe woningen binnen de bebouwde kom bedraagt de maximale ontheffingswaarde Lden 63 dB.
2.2. Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 2.2.1.
Algemeen
In artikel 110d van de Wgh is aangegeven dat regels gesteld worden aan de wijze waarop het gemiddelde geluidsniveau over de periode dag, avond en nacht Lden dient te worden berekend. Dit wetsartikel is uitgewerkt in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006.
3
Het Lden over een bepaalde periode wordt (vereenvoudigd) weergegeven door: Lden = E + C - D Waarin: E emissiegetal (maat voor de bronsterkte en afhankelijk van maatgevende verkeersintensiteiten, snelheden en wegdektype (=Cwegdek)); C correctietermen in verband met optrekkend verkeer en reflecties van geluid; D termen die een verzwakking van de emissie in rekening brengen zoals afstand, luchtdemping, bodemeffect, meteorologische effecten en eventueel de schermwerking. In het vervolg van deze rapportage hebben alle gepresenteerde waarden betrekking op de geluidsbelasting in Lden , tenzij anders aangegeven. 2.2.2.
Correctie op de berekende geluidsbelasting wegverkeerslawaai
In artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 is opgenomen dat in situaties langs wegen waarop de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/uur bedraagt, de berekende geluidsbelasting op de gevel met 5 dB mag worden gecorrigeerd als gevolg van de verwachting dat het verkeer in de toekomst minder lawaai zal produceren door verdere technische ontwikkelingen en aanscherping van keuringseisen. Voor wegen waarop voornoemde snelheid op 70 km/uur of hoger ligt, mag een correctie van 2 dB worden toegepast. De resultaten zoals deze in hoofdstuk 4 worden gepresenteerd zijn volgens deze regeling gecorrigeerd. 2.2.3.
2 rekenmethodieken
De berekening van de geluidsbelasting op de gevels dient standaard te worden uitgevoerd conform Standaardrekenmethode II (SRM-II). In eenvoudige situaties en verkennende studies mag de geluidsbelasting worden berekend met behulp van SRM-I. Omdat met SRM-II wordt gerekend per octaafband is alleen deze methode geschikt voor de berekening van effecten die frequentieafhankelijk zijn zoals afscherming door geluidsschermen, dijklichamen en gebouwen of de geluidsreductie van ‘stille’ verhardingsmaterialen. De berekeningen in het kader van dit akoestisch onderzoek zijn uitgevoerd conform SRM-II.
4
3. Akoestisch model De verkeersgegevens, die de input vormen voor het akoestisch onderzoek, zijn afkomstig van de gemeente Brummen en betreffen gegevens uit mechanische tellingen die zijn uitgevoerd in het jaar 2010. De intensiteiten zijn met 1 procent per jaar opgehoogd om te komen tot het planjaar 2021. In tabel 1 en bijlage 1 zijn de verkeersgegevens gepresenteerd. Tabel 1: Verkeersgegevens akoestisch onderzoek Buurtweg
Kleine Vosstraat
etmaalintensiteit 2021 (mvt)
510
800
daguurpercentage (%)
7,20
7,00
90,1 / 6,7 / 3,2
75,9 / 7,8 / 16,3
2,40
2,40
90,1 / 6,7 / 3,2
75,9 / 7,8 / 16,3
0,50
0,80
90,1 / 6,7 / 3,2
75,9 / 7,8 / 16,3
verdeling verkeer daguur (%)* avonduurpercentage (%) verdeling verkeer avonduur (%)* nachtuurpercentage (%) verdeling verkeer nachtuur (%)* snelheid (km/uur)
30
verhardingstype
DAB
30
60 DAB
* licht, middelzwaar en zwaar verkeer
In het akoestisch model wordt een keuze gemaakt voor het type ondergrond dat in het model wordt gehanteerd (bodemtype). In dit geval is het standaard bodemtype in het akoestische model ingesteld op een ‘zachte’ ondergrond, dat wil zeggen akoestisch absorberend. Dit betekent dat de gehele ondergrond van het model akoestisch absorberend is, met uitzondering van de in bijlage 2 aangegeven bodemgebieden, deze zijn ‘hard’ en dus akoestisch reflecterend. Het betreft over het algemeen wegen, trottoirs en parkeerplaatsen. Binnen het plangebied is geen sprake van relevante hoogteverschillen. Dit betekent dat alle ingebrachte elementen hetzelfde maaiveldniveau hebben. De zichthoek in het akoestische model bedraagt 180° en is onderverdeeld in sectorhoeken van 2°. Het maximum aantal reflecties waarmee is gerekend bedraagt 1.
5
4. Resultaten en vervolg 4.1. Resultaten Op de bouwblokken zijn op alle gevels ontvangerpunten geplaatst (zie bijlage 2). Voor deze ontvangerpunten, die de waarneemhoogte 1,5, 4,5 en 7,5 meter hebben, is het invallende geluidsniveau berekend. Deze waarneemhoogten corresponderen met de drie bouwlagen.
•
Zoneplichtige weg In tabel 2 zijn de resultaten van (het zoneplichtige deel van) de Kleine Vosstraat weergegeven. In tabel 2 zijn alleen de hoogste geluidsbelastingen per gevel opgenomen. In bijlage 3 is een gedetailleerd overzicht van de resultaten van alle waarneemhoogten opgenomen. Tabel 2: Resultaten wegverkeerslawaai zoneplichtige wegen Geluidsbelasting t.g.v. verkeer op Kleine Vosstraat (inclusief correctie) toetspunt
toetspunt 001
-
011
26
002
11
012
31
003
24
013
27
004
28
014
14
005
24
015
32
006
13
016
33
007
17
017
31
008
28
018
-
009
12
019
37
010
12
020
36
Uit tabel 2 blijkt dat de voorkeursgrenswaarde (48 dB) ten gevolge van het verkeer op de Kleine Vosstraat niet wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 37 dB.
•
Niet-zoneplichtige wegen In tabel 3 zijn de resultaten van de 30 km/uur-wegen weergegeven, het betreft het 30 km/uur-deel van de Kleine Vosstraat en de Buurtweg. In tabel 3 zijn alleen de hoogste geluidsbelastingen per gevel opgenomen. In bijlage 3 is een gedetailleerd overzicht van de resultaten van alle waarneemhoogten opgenomen.
6
Tabel 3: Resultaten wegverkeerslawaai niet-zoneplichtige wegen Geluidsbelasting t.g.v. verkeer (inclusief correctie) op: Kleine Vosstraat (30 km)
Buurtweg
001
-
38
002
22
44
003
17
39
004
17
-
005
17
39
006
25
44
007
18
39
008
10
-
009
19
38
010
26
44
011
21
38
012
20
-
013
21
38
014
30
45
015
28
38
016
24
-
017
27
39
018
37
45
019
40
41
020
34
-
toetspunt
Uit tabel 3 blijkt dat de geluidsbelastingen ten gevolge van de 30 km/uur-wegen beperkt blijven. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 45 dB ten gevolge van het verkeer op de Buurtweg.
4.2. Vervolg Omdat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het verkeer op de Kleine Vosstraat niet wordt overschreden, zijn er vanuit de Wet geluidhinder geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling, voor zover het wegverkeerslawaai betreft. Ook voor wat betreft het verkeer op de 30 km/uur-wegen is er geen sprake van een onacceptabel woon- en leefklimaat.
7
Bijlagen
Bijlage 1:
Verkeersgegevens
Akoestisch onderzoek woningbouw Oeken Verkeersgegevens Model: Groep: Naam 001 002b 002a
BMN-004
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Omschr. Buurtweg Kleine Vosstraat Kleine Vosstraat
Geomilieu V1.71
Wegdek W0 W0 W0
V(LV) 30 30 60
V(MV) 30 30 60
V(ZV) 30 30 60
Totaal aantal 510,00 800,00 800,00
%Int.(D) 7,20 7,00 7,00
%LV(D) 90,10 75,90 75,90
%MV(D) 6,70 7,80 7,80
%ZV(D) 3,20 16,30 16,30
%Int.(A) 2,40 2,40 2,40
%LV(A) 90,10 75,90 75,90
%MV(A) 6,70 7,80 7,80
%ZV(A) 3,20 16,30 16,30
%Int.(N) 0,50 0,80 0,80
%LV(N) 90,10 75,90 75,90
%MV(N) 6,70 7,80 7,80
%ZV(N) 3,20 16,30 16,30
13-1-2011 9:55:25
Bijlage 2:
Akoestisch model
Akoestisch onderzoek woningbouw Oeken Overzicht model
BVA Verkeersadviezen Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg
0m
40 m schaal = 1 : 1000
458700
002b
019 018
020 017 015
014
016
458600
013
001
011
012
010
009 007 006
008
005 003 002
004 001
458500
207000 Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van Gebied - eerste model] , Geomilieu V1.71
BMN-004
207100
Bijlage 3:
Resultaten akoestisch onderzoek
Akoestisch onderzoek woningbouw Oeken Resultaten Kleine Vosstraat 60 km/uur Rapport: Model: Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt 001_A 001_B 001_C 002_A 002_B
BMN-004
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Kleine Vosstraat - 60 Ja
Omschrijving
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
Dag ---4,90 7,60
Avond ---0,25 2,95
Nacht ----4,52 -1,82
Lden ---5,16 7,86
002_C 003_A 003_B 003_C 004_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
11,05 21,78 22,75 23,62 26,20
6,40 17,13 18,10 18,97 21,55
1,63 12,36 13,33 14,20 16,78
11,31 22,04 23,01 23,88 26,46
004_B 004_C 005_A 005_B 005_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
27,14 27,71 21,94 22,90 23,52
22,49 23,06 17,29 18,25 18,87
17,72 18,29 12,52 13,48 14,10
27,40 27,97 22,20 23,16 23,78
006_A 006_B 006_C 007_A 007_B
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
6,54 9,34 12,97 8,34 11,18
1,89 4,69 8,32 3,69 6,54
-2,88 -0,08 3,55 -1,08 1,76
6,80 9,60 13,23 8,60 11,44
007_C 008_A 008_B 008_C 009_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
16,75 26,10 27,09 27,75 1,54
12,10 21,45 22,44 23,10 -3,11
7,33 16,68 17,67 18,33 -7,88
17,01 26,36 27,35 28,01 1,80
009_B 009_C 010_A 010_B 010_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
4,81 11,38 6,07 8,76 11,76
0,16 6,73 1,42 4,11 7,11
-4,61 1,96 -3,35 -0,66 2,34
5,07 11,64 6,33 9,02 12,02
011_A 011_B 011_C 012_A 012_B
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
24,14 25,19 26,19 28,67 29,74
19,50 20,54 21,55 24,02 25,10
14,72 15,77 16,77 19,25 20,32
24,40 25,45 26,45 28,93 30,00
012_C 013_A 013_B 013_C 014_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
30,50 24,90 26,05 26,92 5,56
25,85 20,25 21,40 22,27 0,91
21,08 15,48 16,63 17,50 -3,86
30,76 25,16 26,31 27,18 5,82
014_B 014_C 015_A 015_B 015_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
8,66 13,25 29,69 30,97 31,97
4,02 8,60 25,04 26,32 27,32
-0,76 3,83 20,27 21,55 22,55
8,92 13,51 29,95 31,23 32,23
016_A 016_B 016_C 017_A 017_B
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
30,93 32,23 33,19 28,54 29,96
26,28 27,58 28,54 23,89 25,31
21,51 22,81 23,77 19,12 20,54
31,19 32,49 33,45 28,80 30,22
017_C 018_A 018_B 018_C 019_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
31,02 ---33,91
26,38 ---29,26
21,60 ---24,49
31,28 ---34,17
019_B 019_C 020_A 020_B 020_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
35,41 36,38 32,77 34,34 35,33
30,76 31,73 28,13 29,70 30,68
25,99 26,96 23,35 24,92 25,91
35,67 36,64 33,03 34,60 35,59
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.70
13-1-2011 9:52:18
Akoestisch onderzoek woningbouw Oeken Resultaten Buurtweg Rapport: Model: Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt 001_A 001_B 001_C 002_A 002_B
BMN-004
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Buurtweg Ja
Omschrijving
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
Dag 38,16 38,83 38,70 44,00 44,30
Avond 33,39 34,06 33,93 39,23 39,53
Nacht 26,57 27,25 27,12 32,42 32,72
Lden 37,74 38,41 38,28 43,58 43,88
002_C 003_A 003_B 003_C 004_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
43,95 39,11 39,66 39,49 --
39,18 34,34 34,89 34,72 --
32,36 27,53 28,08 27,91 --
43,53 38,69 39,24 39,07 --
004_B 004_C 005_A 005_B 005_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
--39,06 39,58 39,33
--34,29 34,81 34,56
--27,48 28,00 27,75
--38,64 39,16 38,91
006_A 006_B 006_C 007_A 007_B
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
44,44 44,71 44,32 38,87 39,36
39,67 39,94 39,55 34,10 34,59
32,86 33,13 32,74 27,29 27,78
44,02 44,29 43,90 38,45 38,94
007_C 008_A 008_B 008_C 009_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
39,14 ---38,22
34,37 ---33,45
27,56 ---26,64
38,72 ---37,80
009_B 009_C 010_A 010_B 010_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
38,69 38,48 44,27 44,52 44,11
33,92 33,71 39,50 39,75 39,34
27,11 26,90 32,69 32,94 32,53
38,27 38,06 43,85 44,10 43,69
011_A 011_B 011_C 012_A 012_B
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
38,01 38,49 38,28 ---
33,24 33,72 33,51 ---
26,43 26,90 26,70 ---
37,59 38,07 37,86 ---
012_C 013_A 013_B 013_C 014_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
-38,01 38,49 38,31 44,99
-33,24 33,72 33,54 40,22
-26,43 26,91 26,73 33,41
-37,59 38,07 37,89 44,57
014_B 014_C 015_A 015_B 015_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
45,21 44,74 38,39 38,62 38,33
40,44 39,97 33,62 33,85 33,56
33,62 33,16 26,81 27,04 26,75
44,79 44,32 37,97 38,20 37,91
016_A 016_B 016_C 017_A 017_B
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
---38,80 39,11
---34,03 34,34
---27,22 27,53
---38,38 38,69
017_C 018_A 018_B 018_C 019_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
38,84 45,74 45,79 45,17 40,46
34,07 40,97 41,02 40,40 35,69
27,26 34,16 34,21 33,59 28,87
38,42 45,32 45,37 44,75 40,04
019_B 019_C 020_A 020_B 020_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
40,96 40,71 ----
36,19 35,94 ----
29,38 29,13 ----
40,54 40,29 ----
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.70
13-1-2011 9:51:28
Akoestisch onderzoek woningbouw Oeken Resultaten Kleine Vosstraat 30 km/uur Rapport: Model: Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt 001_A 001_B 001_C 002_A 002_B
BMN-004
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Kleine Vosstraat - 30 Ja
Omschrijving
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
Dag ---19,75 20,71
Avond ---15,10 16,06
Nacht ---10,33 11,29
Lden ---20,01 20,97
002_C 003_A 003_B 003_C 004_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
21,97 9,97 12,42 16,86 14,63
17,32 5,32 7,77 12,21 9,98
12,55 0,55 3,00 7,44 5,21
22,23 10,23 12,68 17,12 14,89
004_B 004_C 005_A 005_B 005_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
15,61 16,53 14,40 15,36 16,50
10,96 11,88 9,76 10,72 11,85
6,19 7,11 4,98 5,94 7,08
15,87 16,79 14,66 15,62 16,76
006_A 006_B 006_C 007_A 007_B
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
22,02 23,12 24,25 10,71 13,34
17,37 18,47 19,60 6,06 8,69
12,60 13,70 14,83 1,29 3,92
22,28 23,38 24,51 10,97 13,60
007_C 008_A 008_B 008_C 009_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
17,95 1,39 4,23 9,68 16,05
13,31 -3,26 -0,42 5,03 11,40
8,53 -8,03 -5,19 0,26 6,63
18,21 1,65 4,49 9,94 16,31
009_B 009_C 010_A 010_B 010_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
17,09 18,68 22,90 24,21 25,59
12,44 14,03 18,25 19,56 20,94
7,67 9,26 13,48 14,79 16,17
17,35 18,94 23,16 24,47 25,85
011_A 011_B 011_C 012_A 012_B
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
16,14 17,93 21,04 16,72 17,90
11,49 13,28 16,39 12,07 13,25
6,72 8,51 11,62 7,30 8,48
16,40 18,19 21,30 16,98 18,16
012_C 013_A 013_B 013_C 014_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
19,39 17,97 19,15 20,92 26,31
14,74 13,33 14,50 16,27 21,66
9,97 8,55 9,73 11,50 16,89
19,65 18,23 19,41 21,18 26,57
014_B 014_C 015_A 015_B 015_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
28,05 29,45 25,13 26,33 27,78
23,40 24,80 20,48 21,68 23,13
18,63 20,03 15,71 16,91 18,36
28,31 29,71 25,39 26,59 28,04
016_A 016_B 016_C 017_A 017_B
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
20,89 22,38 24,08 23,12 24,67
16,24 17,74 19,43 18,47 20,02
11,47 12,96 14,66 13,70 15,25
21,15 22,64 24,34 23,38 24,93
017_C 018_A 018_B 018_C 019_A
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
26,27 34,50 36,59 36,80 37,61
21,63 29,85 31,94 32,15 32,97
16,85 25,08 27,17 27,38 28,19
26,53 34,76 36,85 37,06 37,87
019_B 019_C 020_A 020_B 020_C
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
39,67 39,84 31,29 33,47 33,86
35,02 35,19 26,64 28,82 29,21
30,25 30,42 21,87 24,05 24,44
39,93 40,10 31,55 33,73 34,12
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.70
13-1-2011 9:51:58
Bijlage 5
Externe veiligheid buisleidingen
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 47
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 48
Kwantitatieve Risicoanalyse EV buisleidingen Oeken Door: PJM van Rossenberg
Inhoud 1 Inleiding ............................................................................................................. 3 2 Invoergegevens ................................................................................................... 4 2.1 Interessegebied ............................................................................................ 4 2.2 Relevante leidingen........................................................................................ 5 2.3 Populatie...................................................................................................... 6 3 Plaatsgebonden risico............................................................................................ 9 3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor N-559-20 van N.V. Nederlandse Gasunie ....... 9 3.2 Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor N-559-21 van N.V. Nederlandse Gasunie ......10 4 Groepsrisico screening .........................................................................................11 4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor N-559-20 van N.V. Nederlandse Gasunie .....11 4.2 Figuur 4.3 Groepsrisico screening voor N-559-21 van N.V. Nederlandse Gasunie .....12 5 FN curves...........................................................................................................14 5.1 Figuur 5.1 FN curve voor N-559-20 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 21480.00 en stationing 22480.00 .................................................14 5.2 Figuur 5.2 FN curve voor N-559-21 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing 1000.00..........................................................14 6 Referenties.........................................................................................................15
Pagina 2 van 15
1 Inleiding De risicostudie in dit rapport is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergrondse gelegen hogedruk aardgastransportleidingen [1, 2, 3, 4]. De analyse is uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een software pakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een onbeschermd persoon die onafgebroken op dezelfde plaats verblijft, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met een potentieel gevaarlijke bron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van contouren met een gelijke risicowaarde op een kaart. Het groepsrisico voor buisleidingen is gedefinieerd als de frequentie per jaar per kilometer leiding dat een groep van tenminste tien personen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die buisleiding, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een FN-curve, een dubbel logaritmische grafiek waarbij op de horizontale as het aantal doden (N) wordt gegeven en op de verticale as de cumulatieve frequentie (F) van tenminste N doden. Om te bepalen of de berekende risico’s acceptabel zijn wordt getoetst aan de normen zoals die worden vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten mogen bevinden binnen de plaatsgebonden risico contour van 10-6 per jaar. Voor (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten geldt het 10-6 per jaar PR criterium als richtwaarde. Het groepsrisico is voorzien van een oriëntatiewaarde, die voor buisleidingen gesteld is op F·N2 < 10-2 per jaar per km leiding, waarin F de frequentie per jaar is met N of meer dodelijke slachtoffers. Daarnaast geldt een verantwoordingsplicht, waarbij het bevoegd gezag verplicht wordt gesteld om advies in te winnen bij hulpverleningsdiensten omtrent aspecten als hulpverlening en zelfredzaamheid. Laatstgenoemde aspecten, en daarmee de verantwoordingsplicht, worden in dit rapport niet geadresseerd.
Pagina 3 van 15
2 Invoergegevens De risicoberekeningen die in dit rapport zijn beschreven zijn uitgevoerd met CAROLA versie 1.0.0.50. De gehanteerde parameterfile heeft versienummer 1.0. De berekeningen zijn uitgevoerd op 15-04-2011. Dit project is opgeslagen onder de naam
L:\Peter van Rossenberg\Brummen\Buurtweg,
Oeken\Carola\Buurtweg, Oeken.crp en is laatstelijk bijgewerkt op 13-04-2011. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de meteorologische gegevens van het weerstation Deelen. In dit hoofdstuk worden de verschillende invoergegevens nader gespecificeerd in de navolgende secties. 2.1 Interessegebied Het interessegebied is weergegeven in figuur 2.1. Figuur 2.1 Interessegebied voor de uitgevoerde risicoberekeningen
Pagina 4 van 15
2.2 Relevante leidingen Op basis van het gespecificeerde interessegebied zijn de volgende aardgastransportleidingen meegenomen in de risicostudie. Eigenaar
Leidingnaam
Diameter [mm]
Druk [bar]
Datum aanleveren
N.V. Nederlandse
N-559-20
212.00
40.00
15-04-2011
N-559-21
108.00
40.00
15-04-2011
gegevens
Gasunie N.V. Nederlandse Gasunie
Er zijn alleen leidingen aanwezig waarvan de vervaldatum voor het gebruik van de gegevens is overschreden. Voor deze leidingen kunnen geen risicoberekeningen worden uitgevoerd. De leidingen zijn gevisualiseerd in figuur 2.2.
Pagina 5 van 15
Figuur 2.2 Buisleidingen aanwezig in de omgeving van het interessegebied
Leidingen meegenomen in de risicoberekeningen Leidingen waarvoor de houdbaarheidsdatum van de gegevens verstreken is
Voor de
in
bovenstaande tabel
opgenomen
leidingen
zijn
geen
risico
mitigerende
maatregelen verdisconteerd in de bijbehorende risicoberekeningen. 2.3 Populatie Voor de bepaling van het groepsrisico is het van belang dat de populatie rondom de aardgastransportleidingen wordt geïnventariseerd. De relevante populatie is weergegeven in figuur 2.3.
Pagina 6 van 15
Figuur 2.3 Bevolking meegenomen in de risicoberekeningen
Populatietype
Polygoonpunten
Populatiepolygoon
Wonen Werken Evenement
Populatiepolygonen Label
Type
Aantal
Noord 3
Wonen
7.2
Dichtheid
Vervangmodus
Percentage Personen
Toevoegen Nieuwe Populatie Pagina 7 van 15
Zuid
Wonen
9.6
Vervangen Bestaande Populatie
Noord kop
Wonen
4.8
Vervangen Bestaande Populatie
West
Wonen
19.2
Vervangen Bestaande Populatie
Noord
Wonen
24.0
Vervangen Bestaande Populatie
Pagina 8 van 15
3 Plaatsgebonden risico Voor de in voorgaande hoofdstuk genoemde leidingen is het plaatsgebonden risico bepaald. Voor elk van de leidingen wordt het plaatsgebonden risico weergegeven als isorisicocontouren op een achtergrondkaart. 3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor N-559-20 van N.V. Nederlandse Gasunie
Pagina 9 van 15
3.2 Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor N-559-21 van N.V. Nederlandse Gasunie
1E-4 1E-5 1E-6 1E-7 1E-8
Pagina 10 van 15
4 Groepsrisico screening Om in één oogopslag een indruk te krijgen van het groepsrisico wordt het groepsrisico gescreend alvorens voor specifieke segmenten FN-curves te visualiseren. Voor elk van de leidingen wordt per stationing de overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de leiding één kilometer segment te kiezen die gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en voor deze FN-curve de overschrijdingsfactor. De overschrijdingsfactor is de verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden. 4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor N-559-20 van N.V. Nederlandse Gasunie
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 0 slachtoffers en een frequentie van 0.00E+000. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 21480.00 en stationing 22480.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.2.
Pagina 11 van 15
Figuur 4.2 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor N-559-20 van N.V. Nederlandse Gasunie
4.2 Figuur 4.3 Groepsrisico screening voor N-559-21 van N.V. Nederlandse Gasunie
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 0 slachtoffers en een frequentie van 0.00E+000. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 0.00 en stationing 1000.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.4.
Pagina 12 van 15
Figuur 4.4 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor N-559-21 van N.V. Nederlandse Gasunie
Pagina 13 van 15
5 FN curves Voor elk van de eerder genoemde leidingen is het groepsrisico berekend. Een samenvatting van de resultaten hiervan is gegeven in het voorgaande hoofdstuk; in dit hoofdstuk wordt voor elk van de leidingen de daadwerkelijke FN-curve gegeven van de (in termen van groepsrisico) “slechtste” kilometer van het betreffende tracé. 5.1 Figuur 5.1 FN curve voor N-559-20 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 21480.00 en stationing 22480.00
5.2 Figuur 5.2 FN curve voor N-559-21 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing 1000.00
Pagina 14 van 15
6 Referenties [1]
Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Brief 390/06 CEV Lah/pbz-1191. 6 november 2006.
[2]
Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Ministerie van VROM. Brief 2006.334302. 7 december 2006.
[3]
Laheij GMH, Vliet AAC van, Kooi ES. Achtergronden bij de vervanging van zoneringafstanden hogedruk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM-rapport 620121001/2008. 2008.
[4]
M. Gielisse, M.T. Dröge, G.R. Kuik. Risicoanalyse aardgastransportleidingen. N.V. Nederlandse Gasunie. DEI 2008.R.0939. 2008.
Pagina 15 van 15
Bijlage 6
Archeologisch onderzoek
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 49
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 50
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
GEMEENTE BRUMMEN
28 januari 2011 075304976:0.2 B01035.213607.0200/B01035.213608
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
Inhoud Samenvatting ___________________________________________________________________ 3 1
Inleiding en onderzoekskader _________________________________________________ 5 1.1 Aanleiding onderzoek _____________________________________________________ 5 1.2 Onderzoekslocatie ________________________________________________________ 5 1.2.1 Afbakening plangebied ______________________________________________ 5 1.2.2 Huidige situatie en toekomstig gebruik_________________________________ 6 1.2.3 Onderzoeksdoel ____________________________________________________ 7
2
Bureauonderzoek ____________________________________________________________ 8 2.1 Onderzoeksmethodiek bureauonderzoek _____________________________________ 8 2.2 Bodem __________________________________________________________________ 8 2.3 Archeologisch onderzoek __________________________________________________ 9 2.4 Historisch onderzoek ______________________________________________________ 9 2.5 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) __________________________ 9 2.6 Archeologische monumenten kaart (AMK) ____________________________________ 9 2.7 Archis II _________________________________________________________________ 9 2.8 Verwachtingsmodel bureaustudie __________________________________________ 10
3
Veldonderzoek _____________________________________________________________ 11 3.1 Opzet __________________________________________________________________ 11 3.2 Resultaten ______________________________________________________________ 11
4
Conclusies en aanbevelingen ________________________________________________ 12 4.1 Conclusies ______________________________________________________________ 12 4.2 Aanbevelingen __________________________________________________________ 12
Bijlage 1
Verklarende woordenlijst _________________________________________________
Bijlage 2
Bronnen _______________________________________________________________
Bijlage 3
Bodem en geomorfologie _________________________________________________
Bijlage 4
Bonnebladen ___________________________________________________________
Bijlage 5
IKAW __________________________________________________________________
Bijlage 6
AMK en waarnemingen __________________________________________________
Bijlage 7
Boorpuntenkaarten ______________________________________________________
Bijlage 8
Boorstaten _____________________________________________________________
Colofon _________________________________________________________________________
075304976:0.2
ARCADIS
2
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
Samenvatting Aanleiding voor het onderzoek vormt de geplande sloop van huizen ten gunste van de bouw van nieuwe woningen aan de Voorsterweg in Brummen en de Buurtweg in Oeken. De bodemverstorende activiteiten die met de sloop- en bouwwerkzaamheden gepaard gaan, kunnen eventuele archeologische waarden in de bodem verstoren. Om deze archeologische waarden op te sporen is er een bureauonderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek bleek dat er in beide plangebieden een esdek aanwezig is waar mogelijk archeologische resten onder aangetroffen kunnen worden afkomstig uit alle perioden tot aan de late middeleeuwen. Er geldt een algemene verwachting voor wat betreft het complextype. In het esdek worden waarden verwacht van de late middeleeuwen tot heden. Naar aanleiding van de uitkomsten van het bureauonderzoek is er een verkennend booronderzoek uitgevoerd, gericht op het aanwijzen van archeologisch kansarme en kansrijke zones binnen de twee plangebieden, door vast te stellen hoe dik het esdek is en of het bodemprofiel intact is. In plangebied Voorsterweg werd slechts in twee van de zes boringen een intact esdek aangetroffen. In twee boringen bleek het bodemprofiel gedeeltelijk te zijn verstoord. In boring 1 is een kleilaag aangetroffen. Dit is vermoedelijk een beeksediment dat is afgezet op het onderliggende dekzand. Omdat dit wijst op een natte locatie is bewoning onwaarschijnlijk. Echter, hier kan wel een dumpzone van een hoger gelegen nederzetting worden verwacht. De boring toont bovendien een 75 cm dik ophogingspakket (mogelijk een esdek) dat mogelijke archeologische resten heeft afgedekt en beschermd tegen bodemingrepen. Er werden in dit plangebied geen archeologische indicatoren gevonden. Voor plangebied Voorsterweg wordt daarom geconcludeerd dat ter hoogte van boringen 1, 5 en 6 een kansrijke locatie ligt. Het overige deel geldt als kansarm. In het plangebied aan de Buurtweg bleek in vijf van de zes boringen een esdek aanwezig te zijn. Slechts in één boring bleek het bodemprofiel te zijn verstoord (boring 11). Bovendien bevindt zich in 2 boringen onder het esdek een ontginningslaag. In één boring werden brokjes houtskool aangetroffen onder het esdek. Met uitzondering van het gebied rond boring 11 wordt het plangebied daarom als kansrijk aangemerkt. In het plangebied aan de Voorsterweg in Brummen geldt dat rond boringen 1, 5 en 6 kansrijke locaties zijn aangetroffen. Voor deze locaties wordt planaanpassing geadviseerd, om verstoring van de mogelijk aanwezige archeologische waarden te voorkomen. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt geadviseerd proefsleuvenonderzoek uit te voeren op deze locaties. De kansarme locaties (rond boringen 2, 3 en 4) worden niet behoudenswaardig beschouwd en daarom wordt aanbevolen deze vrij te geven. Voor het plangebied aan de Buurtweg in Oeken geldt dat met uitzondering van het gebied rond boring 11 het plangebied als kansrijk wordt aangewezen. Voor het kansrijke gebied wordt planaanpassing geadviseerd, om verstoring van de mogelijk aanwezige archeologische waarden te voorkomen. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt geadviseerd proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Het deel van het plangebied rond boring 11 wordt niet behoudenswaardig geacht en zodoende luidt het advies om dit deel van het plangebied vrij te geven.
075304976:0.2
ARCADIS
3
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
De implementatie van deze aanbevelingen is afhankelijk van het oordeel van het bevoegd gezag van de gemeente Brummen. Wanneer onverhoeds toch archeologische waarden worden aangetroffen tijdens grondwerkzaamheden dan dient dit direct te worden gemeld aan het bevoegd gezag.
075304976:0.2
ARCADIS
4
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
HOOFDSTUK
1
Inleiding en onderzoekskader 1.1
AANLEIDING ONDERZOEK Aanleiding voor het onderzoek vormt de geplande sloop van huizen ten gunste van de bouw van nieuwe woningen. De bodemverstorende activiteiten die met de sloop- en bouwwerkzaamheden gepaard gaan, kunnen eventuele archeologische waarden in de bodem verstoren. Dit onderzoek heeft als doel deze archeologische waarden op te sporen. Het onderzoek vormt onderdeel van de procedure.
1.2 1.2.1
ONDERZOEKSLOCATIE AFBAKENING PLANGEBIED Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden waarin geplande bodemverstorende ingrepen zullen plaatsvinden (zie tabellen 1.1 en 1.2 en afbeeldingen 1.1 en 1.2). Het eerste plangebied is gelegen aan de Buurtweg in Oeken en is ca 1 ha groot. Het tweede plangebied is gelegen op de hoek Voorsterweg/Weg naar de Wetten en is ca 1,25 ha groot. Voor het bureauonderzoek zal, voor zover van belang voor een beter begrip van de archeologie in het plangebied, een bredere zone worden bestudeerd; het studiegebied. Het studiegebied omvat een gebied van circa 500 m rondom het plangebied.
Tabel 1.1 Objectgegevens
Objectgegevens plangebied ARCADIS projectnummers
B01035.213607 / B01035.213608
Projectnaam
IVO Archeologie Oeken en Brummen
Plaats
Oeken en Brummen
Toponiem
Buurtweg Oeken en Voorsterweg Brummen
Gemeente
Brummen
Provincie
Gelderland
Kaartblad
33G
Oppervlakte onderzoeksgebied
< 1 ha en 1.25 ha
Onderzoeksmelding
43478 en 43480
Onderzoeken (gereedmelding)
34561 en 34560
Huidig gebruik
Bebouwing en akkerland
Archeoregio
2: Utrechts-Gelders zandgebied
Bevoegd gezag
Gemeente Brummen
Uitvoeringsperiode onderzoek
Januari 2011
Contactpersonen ARCADIS
Eibert Dokter (projectleider) Fleur Buurmans, Wouter Ytsma (archeologie)
Beheerder en plaats documentatie
ARCADIS Nederland BV, locatie Apeldoorn. Na deponering: provinciaal depot.
075304976:0.2
ARCADIS
5
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
Tabel 1.2 RD-coördinaten onderzoekslocatie
Coördinaten onderzoeksgebied
X-coördinaat
Y-coördinaat
Centrumcoördinaten Buurtweg Oeken
207076
458555
Centrumcoördinaten Voorsterweg
207216
457273
Brummen
Afbeelding 1.1 Plangebied Buurtweg Oeken in blauw.
Afbeelding 1.2 Plangebied Voorsterweg Brummen in blauw.
1.2.2
HUIDIGE SITUATIE EN TOEKOMSTIG GEBRUIK Momenteel zijn beide plangebieden gedeeltelijk bebouwd. Een deel van de huidige bebouwing zal worden gesloopt, om plaats te maken voor nieuwbouw.
075304976:0.2
ARCADIS
6
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
1.2.3
ONDERZOEKSDOEL Het bureauonderzoek resulteert in een verwachtingsmodel omtrent de aard en locatie van eventueel aanwezige archeologische waarden. Het onderzoeksdoel van het booronderzoek is het toetsen en aanvullen van het verwachtingsmodel uit de bureaustudie. Het verkennend booronderzoek is gericht op het aanwijzen van archeologisch kansarme en kansrijke zones binnen het plangebied. Dit wordt gedaan door vast te stellen hoe dik het esdek is en of het bodemprofiel intact is.
075304976:0.2
ARCADIS
7
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
HOOFDSTUK
2.1
2
Bureauonderzoek
ONDERZOEKSMETHODIEK BUREAUONDERZOEK In het kader van het bureauonderzoek zijn diverse bronnen geraadpleegd. De belangrijkste categorieën zijn historische, geologische, geomorfologische en bodemkundige bronnen, alsmede (digitale) databestanden zoals de Archeologische Monumentenkaart (AMK), het ARCHeologisch Informatie Systeem II (Archis II), en de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). De gemeentelijke verwachtingskaart van de gemeente Brummen is nog niet officieel vastgesteld, en is zodoende in deze rapportage buiten beschouwing gelaten. Archis II is beschikbaar gesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amersfoort. Archis II is het centrale databestand dat in Nederland het meest compleet voorhanden zijnde bestand inzake archeologische vondsten (waarnemingen) en monumenten is. Alle bekende behoudenswaardige terreinen/ monumenten in Nederland zijn weergegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De AMK onderscheidt terreinen van archeologische, hoge archeologische en zeer hoge archeologische waarde al dan niet beschermd.
2.2
BODEM In beide onderzoeksgebieden is een esdek aanwezig (bijlage 3), een in de middeleeuwen – nieuwe tijd opgebrachte laag ter verbetering van de bodemvruchtbaarheid. Essen werden vaak opgeworpen op locaties die voorheen ook al in gebruik waren als nederzettingslocatie. Zodoende is de kans op het aantreffen van archeologische waarden onder het esdek vrij groot. Bovendien functioneert een esdek over het algemeen als een beschermende laag, waardoor archeologische waarden beter beschermd zijn gebleven tegen latere bodemingrepen. Volgens de geomorfologische kaart (bijlage 3) is het plangebied aan de Buurtweg gelegen op een hoge dekzandrug. Van oudsher verkoos men de hogere delen van het landschap om zich te vestigen, of om akkerbouw op te bedrijven. Alleen de noordwestelijke punt van het plangebied ligt op een vlakte. Direct ten zuiden van het plangebied zijn twee vennen gelegen. Op de geomorfologische kaart ligt op ongeveer 280 meter van het plangebied Voorsterweg een beekdal.
075304976:0.2
ARCADIS
8
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
2.3
ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK Voor de verschillende archeologische perioden, zie tabel 2.1.
Tabel 2.1 Tabel met de archeologische periodes. Bron: ABR.
Periode
Einde
1.500
heden
late middeleeuwen
1.050
1.500
vroege middeleeuwen Romeinse tijd
450
1.050
12
v. Chr.
late ijzertijd
250
v. Chr.
12
v. Chr.
midden ijzertijd
500
v. Chr.
250
v. Chr.
vroege ijzertijd
800
v. Chr.
500
v. Chr.
late bronstijd
1.100
v. Chr.
800
v. Chr.
midden bronstijd
1.800
v. Chr.
1.100
v. Chr.
vroege bronstijd
2.000
v. Chr.
1.800
v. Chr.
laat neolithicum
2.850
v. Chr.
2.000
v. Chr.
midden neolithicum
4.200
v. Chr.
2.850
v. Chr.
vroeg neolithicum
5.300
v. Chr.
4.200
v. Chr.
mesolithicum
8.800
v. Chr.
4.900
v. Chr.
35.000
v. Chr.
8.800
v. Chr.
laat paleolithicum
2.4
Begin
nieuwe tijd
450
HISTORISCH ONDERZOEK Op de Bonnebladen (1900) is te zien dat beide plangebieden destijds in gebruik waren als enk (akker), en dat beide gebieden onbebouwd waren (bijlage 4).
2.5
INDICATIEVE KAART VAN ARCHEOLOGISCHE WAARDEN (IKAW) Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) liggen beide onderzoeksgebieden in een zone met een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden (bijlage 5). Deze kans is grotendeels gebaseerd op de aanwezigheid van een esdek.
2.6
ARCHEOLOGISCHE MONUMENTEN KAART (AMK) In de directe omgeving van plangebied Buurtweg bevindt zich een AMK-terrein van hoge archeologische waarde (AMK-nr 484, CMA-nr. 12B-013, zie bijlage 6). Het betreft een terrein met een grafheuvel uit het neolithicum/de bronstijd. Uit de beschrijving blijkt dat de grafheuvel op een zandrug in het dekzandgebied ligt. Deze zandrug is niet op de geomorfologische kaart aangegeven.
2.7
ARCHIS II Voor beide plangebieden zijn geen waarnemingen of vondstmeldingen opgenomen in Archis II. Voor het studiegebied rondom beide plangebieden zijn daarentegen diverse waarnemingen bekend in Archis (bijlage 6). In het studiegebied rondom plangebied Buurtweg gaat het om drie waarnemingen. Waarneming 48508 betreft een vuurstenen bijl uit het midden van het neolithicum (3400 – 2850 v. Chr.). Waarneming 22410 betreft een veelheid aan aardewerk fragmenten uit de periode vroege - late middeleeuwen. Waarneming 18729 betreft een veelheid aan aardewerk en glazen objecten uit de late middeleeuwen.
075304976:0.2
ARCADIS
9
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
In het studiegebied rondom plangebied Voorsterweg zijn zes waarnemingen opgenomen in Archis II. Waarneming 7736 betreft acht aardewerk objecten uit de late middeleeuwen – nieuwe tijd; drie ijzeren objecten (waaronder een slak en mogelijke schroeven) uit de late middeleeuwen – nieuwe tijd; een stenen object (klopsteen/retouchoir) uit de ijzertijd; en een veelheid aan houtskoolresten uit de middeleeuwen – nieuwe tijd. Waarneming 41824 betreft een grote hoeveelheid aardewerk objecten (aardewerk en pijpen/ pijpenkoppen/ pijperstelen) uit de late middeleeuwen – nieuwe tijd. Waarneming 49600 betreft drie aardewerk objecten uit de bronstijd – Romeinse tijd en een houtskoolfragment uit de bronstijd – Romeinse tijd. Waarneming 49602 betreft een houtskoolfragment uit het neolithicum – late middeleeuwen en uit vier aardewerk fragmenten uit dezelfde periode. Waarneming 60172 betreft 192 aardewerkfragmenten uit het neolithicum – nieuwe tijd en drie vuursteenfragmenten uit het laat neolithicum – midden bronstijd. Waarneming 410850 betreft zeer veel fragmenten huttenleem/verbrande leem uit de late middeleeuwen, drie fragmenten van een laat middeleeuwse kogelpot en een veelheid aan houtskoolfragmenten uit de late middeleeuwen.
2.8
VERWACHTINGSMODEL BUREAUSTUDIE Voor de beide plangebieden geldt dat de combinatie van een hoge dekzandrug met een esdek die is gelegen nabij vers water de kans op het aantreffen van archeologische waarden in het plangebied in hoge mate vergroot. Dit betekent dat de kans groot is dat in het plan- en studiegebied archeologische waarden aanwezig zijn. Hierbij geldt bovendien dat het esdek, de eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk goed beschermd heeft tegen latere bodemverstoringen. In beide plangebieden bevinden zich onder het esdek mogelijk archeologische resten afkomstig uit alle de perioden tot aan de late middeleeuwen. Er geldt een algemene verwachting voor wat betreft het complextype. In het esdek worden waarden verwacht van de late middeleeuwen tot heden. Hierbij moet voor de vroegste perioden gedacht worden aan bewerkt vuursteen en houtskool. Mogelijke grondsporen uit deze perioden bestaan vooral uit ondiepe haardkuilen. Vanaf het neolithicum worden ook diepere grondsporen verwacht, die kunnen doorlopen tot diep in de Pleistocene grond. Uit deze perioden moet ook rekening worden gehouden met het aantreffen aardewerk, bouwmaterialen etc. De kans op het aantreffen van organisch materiaal is boven het grondwaterniveau beperkt. Een deel van beide plangebieden is momenteel bebouwd. Dit houdt in dat – ondanks het feit dat zich in beide plangebieden een esdek bevindt – de bodem onder de huidige bebouwing waarschijnlijk verstoord is. Mogelijk is de bodem tussen de bebouwing nog wel intact.
075304976:0.2
ARCADIS
10
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
HOOFDSTUK
3.1
3
Veldonderzoek
OPZET Een verkennend booronderzoek heeft tot doel kansarme en kansrijke zones in het plangebied aan te wijzen door te achterhalen of de lagen waarin archeologische waarden worden verwacht aanwezig en intact zijn. Het verkennend booronderzoek is uitgevoerd in januari 2011. Er is gewerkt conform de richtlijnen van de KNA 3.2. De boorpuntenkaarten zijn weergegeven in bijlage 7; de boorstaten worden beschreven in bijlage 8. Conform het plan van aanpak is er gewerkt met een standaard boorgrid van 6 boringen per hectare. In het plangebied aan de Voorsterweg (circa 1 ha groot) zijn zes boringen geplaatst. In het plangebied aan de Buurtweg (circa 1,25 ha groot) zijn zes van de acht geplande boringen uitgevoerd. De twee boringen die zijn komen te vervallen, bevonden zich op percelen waarvoor geen betredingstoestemming was. De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een boordiameter van 7 cm. De boringen zijn tot 30 cm in de onverstoorde C-horizont (Pleistoceen dekzand) gezet. Relevante lagen zijn laagsgewijs op indicatoren gezeefd op een zeef met een maaswijdte van 4 mm. In de volgende paragraaf zullen de resultaten van het booronderzoek per plangebied worden beschreven.
3.2
RESULTATEN In het plangebied aan de Voorsterweg is slechts in twee boringen een esdek aangetroffen (op basis van het bureauonderzoek was de verwachting dat er in het gehele plangebied een esdek zou liggen). Het betreft boring 5 (0 – 180 cm -mv.) en boring 6 (0 – 170 cm -mv.). Onder het esdek werd de onverstoorde C horizont aangetroffen. Het bodemprofiel in boring 3 en 4 bleek deels verstoord te zijn. In boring 1 is op een kleilaag een mogelijk esdek van 75 cm aangetroffen. In het plangebied zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In het plangebied aan de Buurtweg is in vijf van de zes boringen een esdek aangetroffen (boringen 7, 8, 9, 10, 12). De enige boring zonder esdek (boring 11) laat een deels verstoord bodemprofiel zien. In boring 8 zijn brokjes houtskool aangetroffen (75 – 110 cm -mv.). In boring 8 zijn brokjes houtskool aangetroffen (75 – 110 cm -mv.). In boringen 8 en 9 bevindt zich onder het esdek bovendien een ontginningslaag.
075304976:0.2
ARCADIS
11
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
HOOFDSTUK
4
Conclusies en aanbevelingen 4.1
CONCLUSIES Tijdens het booronderzoek werd in plangebied Voorsterweg slechts in twee van de zes boringen een intact esdek aangetroffen. In twee boringen bleek het bodemprofiel gedeeltelijk te zijn verstoord. In boring 1 is een kleilaag aangetroffen. Dit is vermoedelijk een beeksediment dat is afgezet op het onderliggende dekzand. Omdat dit wijst op een natte locatie is bewoning onwaarschijnlijk. Echter, hier kan wel een dumpzone van een hoger gelegen nederzetting worden verwacht. De boring toont bovendien een 75 cm dik ophogingspakket (mogelijk een esdek) dat mogelijke archeologische resten heeft afgedekt en beschermd tegen bodemingrepen. Er werden in dit plangebied geen archeologische indicatoren gevonden. Voor plangebied Voorsterweg wordt daarom geconcludeerd dat ter hoogte van boringen 1, 5 en 6 een kansrijke locatie ligt. Het overige deel geldt als kansarm. In het plangebied aan de Buurtweg bleek in vijf van de zes boringen een esdek aanwezig te zijn. Slechts in één boring bleek het bodemprofiel te zijn verstoord (boring 11). Bovendien bevindt zich in 2 boringen onder het esdek een ontginningslaag. In één boring werden brokjes houtskool aangetroffen onder het esdek. Met uitzondering van het gebied rond boring 11 wordt het plangebied daarom als kansrijk aangemerkt.
4.2
AANBEVELINGEN In het plangebied aan de Voorsterweg in Brummen geldt dat rond boringen 1, 5 en 6 kansrijke locaties zijn aangetroffen. Voor deze locaties wordt planaanpassing geadviseerd, om verstoring van de mogelijk aanwezige archeologische waarden te voorkomen. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt geadviseerd proefsleuvenonderzoek uit te voeren op deze locaties. De kansarme locaties (rond boringen 2, 3 en 4) worden niet behoudenswaardig beschouwd en daarom wordt aanbevolen deze vrij te geven. Voor het plangebied aan de Buurtweg in Oeken geldt dat met uitzondering van het gebied rond boring 11 het plangebied als kansrijk wordt aangewezen. Voor het kansrijke gebied wordt planaanpassing geadviseerd, om verstoring van de mogelijk aanwezige archeologische waarden te voorkomen. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt geadviseerd proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Het deel van het plangebied rond boring 11 wordt niet behoudenswaardig geacht en zodoende luidt het advies om dit deel van het plangebied vrij te geven.
075304976:0.2
ARCADIS
12
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
De implementatie van deze aanbevelingen is afhankelijk van het oordeel van het bevoegd gezag van de gemeente Brummen. Wanneer onverhoeds toch archeologische waarden worden aangetroffen tijdens grondwerkzaamheden dan dient dit direct te worden gemeld aan het bevoegd gezag.
075304976:0.2
ARCADIS
13
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
BIJLAGE
1
Verklarende woordenlijst Geomorfologie
Verklarende beschrijving van de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan.
Holoceen
Meest recente geologische tijdvak van ongeveer 8.800 v. Chr. tot heden.
Mesolithicum
Midden Steentijd (8.800 v. Chr. – 5.300/4.900 v. Chr.)
Neolithicum
Nieuwe of Jonge Steentijd (5.300/4.900 v. Chr. – 2.000 v. Chr.)
Paleolithicum
Oude Steentijd (tot 8.800 v. Chr.)
Pleistoceen
Geologisch tijdvak van circa 2,3 miljoen jaar geleden tot het begin van het Holoceen (circa 8.800 v. Chr.). Het Pleistoceen wordt gekenmerkt door de vier bekende ijstijden.
Podzolgrond
In Nederland geeft men de naam podzol aan gronden waarin een inspoelingshorizont (B) voorkomt, die is ontstaan door inspoeling van organische stof al dan niet tezamen met ijzer.
075304976:0.2
ARCADIS
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
BIJLAGE
2
Bronnen Archeologische kaarten en databestanden: Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), Amersfoort, 2008. Archeologisch Informatie Systeem II (Archis II), Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), Amersfoort, 2005. Indicatieve Kaart van Archeologsiche Waarden 3e generatie (IKAW), Rijksdienst voor Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Overige bronnen Archeologisch Basis Register (ABR), Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort 1992. Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Centraal College van Deskundigen, 2007. Veldhandleiding Archeologie, Archeologische leidraad 1, College voor de Archeologische Kwaliteit, Zoetermeer 2002. Spek, Th, 2004. Het Drentse Esdorpenlandschap. Een historisch-geografische studie. Thesis. Tol, A., et. al. Prospectief boren. Een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-rapport 1000, 2004.
075304976:0.2
ARCADIS
15
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
BIJLAGE
3
Bodem en geomorfologie
075304976:0.2
ARCADIS
16
Bodemkaart
16-08-2010 207660 / 457676
Legenda pZg23
HUIZEN TOP10 ((c)TDN) PLAATSNAMEN
BODEM ((c)Alterra) Associaties Brikgronden Bebouwing Dijk, bovenlandstrook Dikke eerdgronden Fluviatiele afz ouder pleistoceen Groeve, gegraven, mijnstort Kalksteenverweringsgronden Oude rivierkleigronden Overige oude kleigronden Ondiepe keileemgronden Leemgronden Zeekleigronden Mariene afz ouder pleistoceen Niet-gerijpte minerale gronden Oude bewoningsplaatsen Rivierkleigronden Kalkh lutumarme gronden Veengronden Moerige gronden Water, moeras Podzolgronden Kalkloze zandgronden Kalkhoudende zandgronden
Rhienderen
0
100 m N
206821 / 456968
Archis2
Bodemkaart
16-08-2010 207490 / 458934
Legenda TOP10 ((c)TDN)
BODEM ((c)Alterra) Associaties Brikgronden Bebouwing Dijk, bovenlandstrook Dikke eerdgronden Fluviatiele afz ouder pleistoceen
cHn21
Groeve, gegraven, mijnstort Kalksteenverweringsgronden Oude rivierkleigronden
bEZ23
Overige oude kleigronden Ondiepe keileemgronden Leemgronden Zeekleigronden Mariene afz ouder pleistoceen
bEZ23
Niet-gerijpte minerale gronden Oude bewoningsplaatsen Rivierkleigronden Kalkh lutumarme gronden
Rn62C
Veengronden Moerige gronden Water, moeras Podzolgronden Kalkloze zandgronden Kalkhoudende zandgronden PLAATSNAMEN
zEZ23
0
100 m N
206651 / 458094
Archis2
geomorfologische kaart
16-08-2010 207660 / 457676 2R5
Legenda HUIZEN TOP10 ((c)TDN)
GEOMORFOLOGIE ((c)Alterra) Wanden Hoge heuvels en ruggen Terpen Hoge duinen Plateaus Terrassen Plateau-achtige vormen
3L4
Waaiervormige glooiingen Niet-waaiervormige glooiingen Lage ruggen en heuvels Welvingen Vlakten Laagten Ondiepe dalen Matig diepe dalen Diepe dalen Water Bebouwing Overig (Dijken etc) PLAATSNAMEN
Rhienderen
0
100 m N
206821 / 456968
Archis2
Geomorfologische kaart
16-08-2010 207490 / 458934
Legenda TOP10 ((c)TDN)
GEOMORFOLOGIE ((c)Alterra) Wanden Hoge heuvels en ruggen Terpen Hoge duinen
3L5
Plateaus Terrassen Plateau-achtige vormen Waaiervormige glooiingen Niet-waaiervormige glooiingen Lage ruggen en heuvels Welvingen Vlakten Laagten Ondiepe dalen Matig diepe dalen Diepe dalen Water Bebouwing Overig (Dijken etc) PLAATSNAMEN
3N5
3N5
0
100 m N
2R2
206651 / 458094
Archis2
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
BIJLAGE
4
Bonnebladen
075304976:0.2
ARCADIS
17
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
BIJLAGE
5
IKAW
075304976:0.2
ARCADIS
18
IKAW Voorsterweg Brummen
26-01-2011 207678 / 457652
Legenda TOP10 ((c)TDN)
IKAW zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans hoge trefkans lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) water niet gekarteerd PLAATSNAMEN PROVINCIES
Rhienderen
0
100 m N
206757 / 456875
Archis2
IKAW Buurtweg Oeken
26-01-2011 207548 / 458915
Legenda TOP10 ((c)TDN)
IKAW zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans hoge trefkans lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) water niet gekarteerd PLAATSNAMEN PROVINCIES
0
100 m N
206618 / 458131
Archis2
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
BIJLAGE
6
AMK en waarnemingen
075304976:0.2
ARCADIS
19
AMK en waarnemingen Voorsterweg Brummen
26-01-2011 208575 / 458433
Legenda WAARNEMINGEN
MONUMENTEN
22410
archeologische waarde
406809 49330
15564
hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd
12701
TOP10 ((c)TDN) bebouwd gebied doorgaande wegen bos bouwland weiland boomgaard/kwekerij heide zand begraafplaats water
49600
overig bodemgebruik
409501 TOP10 ((c)TDN) PLAATSNAMEN
Rhienderen
PROVINCIES
410850 60172 49602 41824
7736 409503
28714 23124
0
500 m N
412197
205812 / 456102
Archis2
AMK en waarnemingen Buurtweg Oeken
26-01-2011 207558 / 458905
Legenda WAARNEMINGEN
MONUMENTEN archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd
TOP10 ((c)TDN) bebouwd gebied doorgaande wegen bos bouwland weiland boomgaard/kwekerij heide zand begraafplaats water overig bodemgebruik TOP10 ((c)TDN)
12702
PLAATSNAMEN
18729
48508 PROVINCIES
0
100 m N
22410
206647 / 458136
Archis2
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
BIJLAGE
7
Boorpuntenkaarten
075304976:0.2
ARCADIS
20
±
6 4 5 o Vo
2
rst erw eg
1
3
Weg naar de Wetten
Infrastructuur, gebouwen, milieu Imagine the result
Opdrachtgever: : Gemeente Brummen Project:: IVO Oeken Brummen Onderwerp: : Plangebied Voorsterweg Brummen
Getekend : W.A. Ytsma Datum : 24/ 01 / 2011
0 3,757,5
15
22,5
30 Meters
Tekeningnummer : 01 Schaal: 1 :750 Bladformaat : A4 Projectnummer : B02042.000128
: E.N. Akkerman Goedgekeurd Datum : 24-01-2011 Projectleider: W.A. Ytsma
Vestiging : Assen : oekbrum.mxd Arcviewproject: Layoutnaam : A4 Versie :1
Kle
Vo e in
ra sst
at
±
0 5 10 20 30 40 Meters
12
11 Buu r tw e g
10
9
8
Infrastructuur, gebouwen, milieu Imagine the result
Opdrachtgever: : Gemeente Brummen Project:: IVO Oeken Brummen Onderwerp: : Plangebied Buurtweg Oeken
7 Getekend : W.A. Ytsma Datum : 24/ 01 / 2011
Tekeningnummer : 01 Schaal: 1 :750 Bladformaat : A4 Projectnummer : B02042.000128
: E.N. Akkerman Goedgekeurd Datum : 24-01-2011 Projectleider: W.A. Ytsma
Vestiging : Assen : oekbrum.mxd Arcviewproject: Layoutnaam : A4 Versie :1
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
BIJLAGE
8
Boorstaten
075304976:0.2
ARCADIS
21
IVO Oeken Brummen Boorstaten Boring: 1 (207247,457246) Opnamedatum: 20-1-2011 0 (NAP 0)
Boring: 2 (207220,457264) Opnamedatum: 20-1-2011
0
Zand, matig siltig, zwak humeus, grijs/bruin, , Esdek
-50
0 (NAP 0)
0
20
Zand, matig siltig, zwak humeus, grijs/bruin, , Verstoord
-50 75
75
Klei, sterk zandig, zwak siltig, zwak humeus, grijs/bruin,
-100
Zand, matig siltig, zwak humeus, grijs/bruin, Bv
Leem, grijs/bruin, keileem -100
130
Zand, zwak siltig, geel/bruin, C -150
-150
155
Boring: 3 (207206,457243) Opnamedatum: 20-1-2011 0 (NAP 0)
155
Boring: 4 (207219,457294) Opnamedatum: 20-1-2011
0
Zand, sterk siltig, zwak humeus, donker grijs/bruin, verstoord , baksteen en puin
-50
0 (NAP 0)
0
30
Zand, matig siltig, zwak humeus, bruin/grijs, Bv Zand, sterk siltig, zwak humeus, geel/bruin, verstoord
-50 80
-100
100 120
Zand, zwak siltig, geel/bruin, C , met roestvlekken
Boring: 5 (207197,457278) Opnamedatum: 20-1-2011 0 (NAP 0)
-100
110
Zand, zwak grindig, matig siltig, donker geel/bruin, C
Boring: 6 (207200,457313) Opnamedatum: 20-1-2011
0
Zand, sterk siltig, zwak humeus, grijs/bruin, , esdek
0 (NAP 0)
-50
-50
-100
-100
-150
-150
0
Zand, zwak grindig, matig siltig, zwak humeus, grijs/bruin, , esdek
170 180
Zand, uiterst siltig, grijs/geel, C -200
210
Pagina 1 van 2
190
Zand, zwak siltig, geel/bruin, C
IVO Oeken Brummen Boorstaten Boring: 7 (207088,458445) Opnamedatum: 20-1-2011 0 (NAP 0)
Boring: 8 (207091,458487) Opnamedatum: 20-1-2011
0
Zand, matig siltig, zwak humeus, bruin/grijs, , esdek
-50
0
0 (NAP 0)
Zand, matig siltig, zwak humeus, bruin/grijs, , esdek
-50 75 85
-100
Zand, matig siltig, geel/grijs, C 110
Boring: 9 (207084,458530) Opnamedatum: 20-1-2011 0 (NAP 0)
0
Zand, zwak grindig, matig siltig, zwak humeus, geel/grijs, , esdek
110
Archeologie vondsten legenda: a: Houtskool, brokjes
0 (NAP 0)
0
Zand, matig siltig, zwak humeus, bruin/geel, , esdek
-50
85 95
-100 130
Zand, zwak siltig, zwak humeus, bruin/geel, , ontginningslaag
Zand, zwak siltig, zwak humeus, bruin, Bv
80
95 100
130
Zand, matig siltig, zwak humeus, bruin/geel, , ontginningslaag Zand, zwak grindig, matig siltig, bruin, C
Boring: 12 (207051,458663) Opnamedatum: 20-1-2011
0
45 50
-100
Zand, matig siltig, geel/grijs, C
Boring: 11 (207058,458620) Opnamedatum: 20-1-2011
-50
-100
Boring: 10 (207078,458567) Opnamedatum: 20-1-2011
-50
0 (NAP 0)
Zand, matig siltig, geel/grijs, C
a
Zand, zwak siltig, bruin/geel, verstoord
0 (NAP 0)
Zand, matig siltig, zwak humeus, bruin/grijs, , esdek
-50
Zand, zwak grindig, zwak siltig, geel/geel, C
85
-100
Pagina 2 van 2
0
Zand, matig siltig, geel/grijs, C 110
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
COLOFON
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN
OPDRACHTGEVER: GEMEENTE BRUMMEN
STATUS:
AUTEUR: F.R. Buurmans MA
Archeoloog
W.A. Ytsma MA
Archeoloog
GECONTROLEERD DOOR: Drs. E.N. Akkerman
Senior Prospector
VRIJGEGEVEN DOOR: Drs. E.N. Akkerman
Senior Prospector
28 januari 2011 ISBN: 978-90-8958-198-3
ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111 Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl Handelsregister 9036504
©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.
075304976:0.2
ARCADIS
22
Bijlage 7
Quickscan natuurtoets
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 51
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 52
‘Quickscan natuurtoets Buurtweg, Oeken’ Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving
COLOFON Titel: ‘Quickscan natuurtoets Buurtweg, Oeken’ Subtitel: Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving
Projectcode: 10-353 Status: Conceptrapport Datum: 10 december 2010 Auteur: Ing. M. (Martijn) Bunskoek Veldonderzoek: Ing. M.G. (Mark) Hoksberg Eindredactie: Ir. A.B. (Arjen) Goutbeek Opdrachtgever: Stedenbouwkundig adviesbureau Witpaard Contactpersoon: Dhr. E. Dokter
............................................................................................ EcoGroen Advies BV Postbus 625 8000 AP Zwolle T: 038 423 64 64 F: 038 423 64 65 I: www.ecogroen.nl
© EcoGroen Advies (2010) Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder vermelding van de bron: Hoksberg, M.G. (2010). ‘Quickscan natuurtoets Buurtweg, Oeken’; Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving. Rapport 10-353, EcoGroen Advies, Zwolle.
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
INHOUDSOPGAVE Samenvatting en conclusies 1
Inleiding ............................................................................................................................... 1 1.1 Aanleiding en doelstelling............................................................................................1 1.2 Situatie ........................................................................................................................1 1.3 Werkwijze ....................................................................................................................2
2
Gebiedsgericht natuurbeleid ................................................................................................ 3 2.1 Inleiding .......................................................................................................................3 2.2 Natuurbeschermingswet 1998 .....................................................................................3 2.3 Nota Ruimte.................................................................................................................3
3
Flora en fauna van het onderzoeksgebied............................................................................ 5 3.1 Methode ......................................................................................................................5 3.2 Flora ............................................................................................................................5 3.3 Zoogdieren ..................................................................................................................5 3.4 Broedvogels ................................................................................................................7 3.5 Overige soortgroepen..................................................................................................8
4
Geraadpleegde bronnen ...................................................................................................... 9
Bijlagen I ............................................................................................................................. Wettelijk kader II ................................................................................................................... Huisvesting Huismus
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Aanleiding en doelstelling In opdracht van Stedenbouwkundig adviesbureau Witpaard (contactpersoon dhr. E. Dokter) heeft EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets uitgevoerd in verband met de voorgenomen sloop en nieuwbouw van acht woningen aan de Buurtweg te Oeken. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet en het vigerend gebiedsgericht natuurbeleid. Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek in november 2010 en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens.
Gebiedsgericht natuurbeleid De locatie ligt in de bebouwde kom van Oeken en maakt geen deel uit van een gebied dat is beschermd krachtens de Natuurbeschermingswet, Ecologische Hoofdstructuur of ander gebiedsgericht beleid. Op basis van de aard van de werkzaamheden, de afstand en tussenliggende barrières zijn uitstralende effecten op dergelijke gebieden ook niet aan de orde.
Aangetroffen en te verwachten soorten Onderstaand worden de bevindingen kort weergegeven: • In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten; • In de te slopen bebouwing zijn geschikte verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Op voorhand zijn Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger te verwachten. In de aanwezige bomen zijn geen potentieel geschikte vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen; • Er wordt geen schade aan foerageergebied en/of vlieg- en/of jachtroutes van vleermuizen verwacht; • De aanwezigheid van een vaste verblijfplaats van Steenmarter is op basis van het veldbezoek niet volledig uit te sluiten; • Op de planlocatie komt Huismus als broedvogel voor. Nesten van Huismus zijn sinds 2009 jaarrond beschermd; • Omdat oppervlaktewater ontbreekt, is de aanwezigheid van vissen en voortplanting van amfibieën niet aan de orde. Wel kan er overwintering van laag beschermde amfibieënsoorten verwacht worden. Tevens worden verblijfplaatsen van diverse laag beschermde zoogdiersoorten verwacht in het plangebied. Er zijn geen reptielen, vissen of beschermde ongewervelden aangetroffen en/of te verwachten. Geschikte biotopen voor deze soortgroepen ontbreken.
Ontheffing en compenserende en mitigerende maatregelen •
•
•
•
•
•
Om vast te kunnen stellen of er in het plangebied sprake is van verblijfplaatsen van vleermuizen is nader onderzoek noodzakelijk. Vier nachtelijke bezoeken in het zomerhalfjaar zijn naar verwachting voldoende om voldoende gegevens te verzamelen, tijdens dit onderzoek kan tevens onderzocht worden of Steenmarter vaste verblijfplaatsen heeft in het plangebied; Huismus is opgenomen in de lijst met broedvogelsoorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Door de sloop van de bebouwing verdwijnt broedgelegenheid van deze soorten. Om vast te kunnen stellen om hoeveel territoria het precies gaat is nader onderzoek in de broedtijd noodzakelijk; Voor vleermuizen en Huismus geldt dat (afhankelijk van aangetroffen waarden) vervangende verblijfplaatsen cq nestplaatsen moeten worden aangeboden in de nieuwbouw. Ook tijdens de aanlegfase dienen alternatieven voorhanden te zijn in de vorm van tijdelijke voorzieningen; Het is noodzakelijk een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin een plan van aanpak t.a.v. Huismus en mogelijk ook vleermuizen. Om extra zekerheid te krijgen kan men ervoor kiezen dit protocol goed te laten keuren door Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV; Bij de beoogde plannen gaan mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren. Het aanvragen van een ontheffing is hier voor laag beschermde soorten echter niet aan de orde, omdat voor deze soorten en vrijstelling van de verbodsartikelen 9, 11 en 12 uit de Flora- en faunawet geldt; Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na half juli of het plangebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
1 1.1
INLEIDING Aanleiding en doelstelling In opdracht van Stedenbouwkundig adviesbureau Witpaard (contactpersoon dhr. E. Dokter) heeft EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets uitgevoerd in verband met de voorgenomen sloop en nieuwbouw van acht woningen aan de Buurtweg te Oeken. In verband met de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. In het voorliggende onderzoek worden de mogelijke consequenties in beeld gebracht van de herontwikkeling van de locatie en vindt toetsing plaats aan de Flora- en faunawet en vigerend gebiedsgericht natuurbeleid.
1.2
Situatie De onderzoekslocatie is gelegen in de bebouwde kom van het dorp Oeken (Gld). Het betreft een rij van vier blokken van steeds twee rijtjeshuizen met voortuinen en een diepe achtertuin. De woningen zijn in bezit van een woningstichting en hebben een identieke bouwstijl. Het meest zuidelijke deel van de onderzoekslocatie is in gebruik als maïsakker. Permanent oppervlaktewater ontbreekt op de locatie. Het beoogde plan is om de woningen te slopen, groenstructuren te verwijderen en vervolgens nieuwbouw te realiseren.
Oeken
Figuur 1: Ligging van het plangebied (binnen de gele lijnen) in Oeken. Kaartbron: Google Earth.
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
1
1.3
Werkwijze Het ecologisch onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek op 24 november 2010, bekende verspreidingsgegevens (zie Hoofdstuk 4: Geraadpleegde bronnen) en bekende ecologische principes. Om inzicht te krijgen in de aanwezige natuurwaarden en beperkingen met betrekking tot de beoogde ruimtelijke ingrepen in het onderzoeksgebied, zijn twee sporen gevolgd: • •
Ten eerste is in kaart gebracht welk gebiedsgericht beleid uitwerking heeft in het gebied (hoofdstuk 2); Ten tweede is nagegaan welke beschermde planten- en diersoorten in het gebied voorkomen of kunnen voorkomen (hoofdstuk 3).
Uit de verzamelde informatie volgt een korte beschrijving van de verwachte effecten van de ruimtelijke ingreep op beschermde soorten en welke mitigerende (verzachtende of inpassings-) en compenserende maatregelen eventueel nodig zijn om de functionaliteit van het leefgebied van beschermde soorten te garanderen.
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
2
2
GEBIEDSGERICHT NATUURBELEID
2.1
Inleiding In het kader van dit onderzoek wordt, naast de aanwezigheid van beschermde soorten, aandacht besteed aan gebieden met een beschermingsstatus. De volgende wet- en regelgeving is daarbij van belang: • Natuurbeschermingswet, waarin o.a. opgenomen de Vogel- en Habitatrichtlijn; • Nota Ruimte, in streekplannen uitgewerkt voor bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), ganzengebied en weidevogelgebied. De beschermingsregimes hebben tot doel de natuurwaarden in de betreffende gebieden veilig te stellen. In sommige situaties dienen ook ruimtelijke ingrepen buiten de begrenzing van deze gebieden getoetst te worden op mogelijke schadelijke uitstralende effecten. In de onderstaande paragrafen wordt kort ingegaan op de eventuele effecten die de geplande werkzaamheden kunnen hebben op nabijgelegen gebieden met een beschermingsstatus. Er wordt geen uitgebreide Natuurbeschermingswet- of EHS-toets uitgevoerd.
2.2
Natuurbeschermingswet 1998 De beschermde waarden van een Natura 2000-gebied worden uitgedrukt in de vorm van instandhoudingsdoelen voor habitattypen, vogels en/of andere soorten. Plannen of projecten in, of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied die de kwaliteit van de instandhoudingsdoelen kunnen verslechteren of een storend effect kunnen hebben op soorten, moeten getoetst worden op hun gevolgen voor het gebied. Op een afstand van ongeveer 600 meter van het plangebied ligt Natura 2000-gebied ‘Landgoederen Brummen’. Landgoederen Brummen bestaat uit de deelgebieden Leusveld, Landgoed Voorstonden en de Empesche en Tondensche Heide. Deze terreinen op de overgang van de Veluwe naar het IJsseldal danken hun bijzondere ecologische kwaliteit aan kwel- en bronwater. Het gebied is aangewezen voor Drijvende waterweegbree, Kamsalamander en zes kwelafhankelijke habitattypen. Tussen de planlocatie en dit deel van het Natura 2000–gebied ligt onder andere agrarisch gebied en bebouwing. Ten oosten van de planlocatie ligt op ruim 2100 meter afstand het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel. Gezien de afstand van het plangebied tot beide Natura 2000-gebieden en de tussenliggende barrières (agrarisch gebied, bebouwing en infrastructuur), wordt geconcludeerd dat de voorgenomen plannen geen effecten zullen hebben op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. Een nadere toetsing of een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
2.3
Nota Ruimte Algemeen De Nota Ruimte is één van de structuurschema’s waarin de visie van het Rijk over natuur en landelijk gebied is vastgelegd. De nota richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het leven geroepen en worden ondermeer ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied aangewezen. De EHS kent een specifieke bescherming. Ingrepen die de wezenlijke kenmerken of waarden ervan aantasten worden niet toegestaan (‘Nee, tenzij regiem’). Zowel ingrepen in bossen en natuurgebieden als ingrepen in de omgeving van deze gebieden dienen beoordeeld te worden op mogelijke schadelijke effecten.
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
3
Ecologische Hoofdstructuur De planlocatie ligt niet binnen de EHS. Het dichtstbijzijnde gebied dat is begrensd als EHS ligt op een afstand van ruim 350 meter ten noordwesten van de planlocatie. De begrenzing valt voor een groot deel samen met voornoemd Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen. Als gevolg van de voorgenomen ingreep vindt dus geen oppervlakteverlies plaats van de EHS. Verder ligt het plangebied op dusdanige afstand van de EHS dat de voorgenomen ingreep naar verwachting geen effect heeft op het functioneren van de EHS. Samengevat kan worden gesteld dat de voorgenomen activiteiten hebben volgens het toetsingskader van de provincie Gelderland geen (significante) negatieve effecten hebben op de Ecologische Hoofdstructuur. Natuur buiten de EHS Ook buiten de EHS zijn bos- en natuurgebieden aanwezig. Deze gebieden dragen bij aan belangrijke gebiedskenmerken en dienen daarom behouden te blijven. Tot deze gebieden behoren onder andere weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Het plangebied ligt niet binnen een gebied dat is aangewezen als natuurgebied buiten de EHS. Gezien de aard en locatie van de geplande activiteiten en de grote afstand tot weidevogel- en ganzengebieden zijn geen effecten te verwachten op gebieden die zijn aangemerkt als natuur buiten de EHS.
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
4
3 3.1
FLORA EN FAUNA VAN HET ONDERZOEKSGEBIED Methode Het veldonderzoek is gebaseerd op een quickscan naar alle soorten (dagbezoek op 24 november 2010). Tijdens het veldonderzoek is aandacht besteed aan de beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet en dan vooral aan de juridisch zwaarder beschermde soorten. Voor zover mogelijk zijn de volgende soortgroepen geïnventariseerd: flora, zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën, reptielen, en ongewervelden. Daarnaast is op basis van de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens (zie Geraadpleegde bronnen) en expert judgement, een uitspraak gedaan over de mogelijk aanwezige beschermde soorten.
3.2
Flora Het plangebied bestaat uit een rij woningen met tuinen, beplanting, bouwland en verhard oppervlak. De ‘natuurlijke’ vegetatie is kenmerkend voor sterk betreden, verstoorde plaatsen en ruderale terreinen. Aangetroffen soorten zijn onder andere Grote brandnetel, Straatgras, Zwarte nachtschade, Zachte ooievaarsbek, Stinkende gouwe, Gewone raket, Klein kruiskruid, Vogelmuur, Kropaar, Gewone paardenbloem, Zevenblad en Grote weegbree. Tijdens het veldonderzoek zijn geen beschermde of bedreigde (Rode Lijst) plantensoorten aangetroffen. Op basis van de aangetroffen soortensamenstelling en algehele terreingesteldheid worden ook geen beschermde plantensoorten of soorten van de Rode Lijst verwacht. Nader onderzoek of vervolgstappen zijn niet noodzakelijk voor flora.
3.3
Zoogdieren Vleermuizen Alle in Nederland voorkomende vleermuizen zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en zijn zodoende strikt beschermd. Schadelijke effecten op vleermuizen ontstaan vooral door verstoring of vernietiging van kolonieplaatsen en vliegroutes of het verlies aan foerageergebied.
Potentiële verblijfplaatsen Verblijfplaatsen bevinden zich in donkere en voor vleermuizen bereikbare ruimten in bomen, huizen, kelders etc. Gedurende het veldonderzoek is specifiek gelet op dergelijke ruimten. In de huizen zijn hierbij veel potentieel geschikte verblijfplaatsen vastgesteld. De vier huizenblokken kennen alle vier dezelfde bouwstijl en zijn waarschijnlijk gelijktijdig gebouwd. Ze hebben een holle spouwmuur, die via de dakrand aan de kopse kanten toegankelijk is voor vleermuizen. Dergelijke ruimten zijn zeer geschikt voor kraamkolonies, zomerverblijven en paarverblijven van vleermuizen. De verblijven zijn met name geschikt voor de algemene vleermuissoorten Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Andere soorten worden niet direct verwacht, maar uitgesloten zijn ze niet. Om te kunnen inschatten welke effecten de voorgenomen maatregelen op vleermuizen hebben, dient nader onderzoek met behulp van een bat detector te worden uitgevoerd. De bomen langs het onderzoeksgebied zijn eveneens onderzocht op de aanwezigheid van geschikte invliegopeningen voor vleermuizen. Dergelijke openingen en geschikte holten zijn echter niet aangetroffen. Boombewonende vleermuissoorten kunnen daarom worden uitgesloten in het plangebied. In het voorjaar van 2009 is onder andere door de Gegevensautoriteit Natuur en het ministerie van LNV (bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet) een zogenaamd
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
5
‘vleermuisprotocol’ opgesteld (zie kader) met richtlijnen voor vleermuisonderzoek. Protocol voor vleermuisonderzoek Vleermuizen zijn een belangrijke soortgroep binnen de natuurbescherming. Vleermuizen zijn echter moeilijk te inventariseren, vertonen specifiek gedrag en advies omtrent deze soortgroep is regelmatig complex. Tegen die achtergrond heeft het Vleermuisvakberaad van het Netwerk Groene Bureaus in 2009 een protocol opgesteld voor de inventarisatie van vleermuizen*. Het doel van het protocol is bij te dragen aan de kwaliteit en uniformiteit in onderzoek, ook in de richting van ontheffingsaanvragen. Het protocol wordt ondersteund door Dienst Landelijk Gebied (Ministerie van LNV) en Zoogdiervereniging VZZ. *In maart 2010 is het protocol geactualiseerd.
Het protocol stelt dat in principe voor elke functie die een locatie kan hebben voor vleermuizen op twee momenten onderzoek dient te worden uitgevoerd. In voorliggende situatie is ingeschat dat de locatie mogelijk de functies ‘kraamverblijfplaats’ ‘paarverblijfplaats’ en ‘zomerverblijfplaats’ kan hebben. Het aantonen van winterverblijfplaatsen is in gebouwen als deze niet of nauwelijks mogelijk. Volgens het protocol is het zodoende noodzakelijk om minimaal vier (nachtelijke) bezoeken uit te voeren aan het onderzoeksgebied: • Kraam- en zomerverblijfplaatsen: begin juni – half juli Æ 2 bezoeken met minimale tussentijd van 10 dagen; • Paarverblijfplaatsen: half augustus- half september Æ 2 bezoeken met minimale tussentijd van 10 dagen.
Potentiële vliegroutes Van veel vleermuissoorten is bekend dat zij gedurende lange tijd gebruik kunnen maken van dezelfde structuren voor de oriëntatie en daarlangs van hun verblijfplaats naar de foerageergebieden trekken. Vanwege dit traditiegetrouwe gedrag van vleermuizen vormen bepaalde lijnvormige structuren (bijvoorbeeld rijen woningen, watergangen en singels) een belangrijk onderdeel van een vliegroute. Wanneer alternatieve structuren ontbreken zijn dergelijke structuren ‘onmisbaar’ en zodoende beschermd. Op voorhand is niet te verwachten dat er sprake is van schade aan vliegroutes, omdat er in de nabije omgeving allerlei alternatieve structuren aanwezig zijn. Bovendien kan de nieuwbouw ook als geleidende structuur fungeren.
Potentieel foerageergebied Vleermuizen foerageren op locaties waar insecten aanwezig zijn, bijvoorbeeld langs randen van bossen en bomenrijen of boven water. Door de aanwezigheid van bomen en beplanting wordt het plangebied en omgeving als foerageergebied gebruikt door enkele vleermuissoorten. Het plangebied zal echter na de nieuwe inrichting ook in de toekomst geschikt foerageerhabitat voor vleermuizen blijven vormen. Schade aan onmisbaar foerageergebied van vleermuizen is derhalve niet aan de orde. Overige zoogdieren Tijdens het veldonderzoek is specifiek gelet op sporen (uitwerpselen, prooiresten, nesten en vraatsporen) die wijzen op aanwezigheid van de middelhoog beschermde Steenmarter (FF-wet tabel 2-soort). In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen sporen aangetroffen van deze soort. De te slopen bebouwing en schuurtjes zijn potentieel geschikt als vaste verblijfplaats van Steenmarter. Door tijdens het aanvullende onderzoek naar vleermuizen ook aandacht te besteden aan Steenmarter kan hierover meer zekerheid worden verkregen. Er zijn geen biotopen aanwezig die geschikt zijn als verblijfplaats voor andere juridisch zwaarder beschermde zoogdieren als Das en Boommarter. Het is bovendien zeer onwaarschijnlijk dat het plangebied belangrijk is als foerageer- of ander leefgebied voor deze soorten. Aanwezigheid van enkele laag beschermde zoogdieren zoals Mol, Egel, Bosmuis, Rosse woelmuis, Huisspitsmuis (FF-wet tabel 1-soort) is wel te verwachten. Bij de planrealisatie kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele van deze laag
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
6
beschermde zoogdieren verloren gaan. Voor bovengenoemde laag beschermde kleine zoogdieren geldt overigens automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze laag beschermde zoogdieren niet aan de orde is. Schade aan de algemene en laag beschermde zoogdieren kan – indien de planning van de werkzaamheden dit toelaat - geminimaliseerd worden door de werkzaamheden uit te voeren buiten de voortplantingsperiode (maart tot augustus). De minst schadelijke periode is september tot december (mits vorstvrij).
3.4
Broedvogels Broedvogels met jaarrond beschermde nesten In 2009 is door het Ministerie van LNV de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ uitgebracht, waarin voor een aantal kwetsbare vogelsoorten is aangegeven welke nestplaatsen en hun functionele omgeving jaarrond beschermd zijn. Het betreft in functie zijnde nesten van de Ooievaar, Boomvalk, Buizerd, Havik, Ransuil, Roek, Wespendief, Zwarte wouw, Slechtvalk, Sperwer, Steenuil, Kerkuil, Oehoe, Gierzwaluw, Grote gele kwikstaart en Huismus. Tijdens het veldonderzoek is specifiek gelet op de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van soorten die genoemd worden in deze nieuwe lijst. Behalve van Huismus zijn in de invloedssfeer van de plannen geen jaarrond beschermde nestplaatsen aangetroffen en/of te verwachten. Huismus In de daken van de huizen in het plangebied zijn allerlei broedmogelijkheden voor Huismus aanwezig. Er is ook veel foerageergebied aanwezig in de vorm van tuinen, landbouwpercelen en rommelhoekjes. Naar verwachting broeden er vrij veel Huismussen in het plangebied. Tijdens het veldbezoek werden meerdere exemplaren gezien. Het moment van het veldbezoek was echter niet geschikt om onderzoek naar het aantal broedparen van Huismus uit te voeren. Buiten de broedtijd houden Huismussen zich namelijk in groepen op in de omgeving en worden broedterritoria niet verdedigd. Om te bepalen hoeveel Huismussen precies in het plangebied broeden wordt geadviseerd nader onderzoek uit te voeren in de broedtijd. De meest geschikte periode om territoria van Huismus vast te stellen is tussen 10 maart en 20 juni. Als gevolg van de sloop van woningen zal broedgelegenheid van Huismus verdwijnen. De Flora- en Faunawet verbiedt dat, tenzij er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn. Aangezien echter het hele plangebied wordt gesloopt, zijn daar geen uitwijkmogelijkheden. Als de Huismussen zich verderop langs de Buurtweg vestigen is er sprake van concurrentie met daar reeds aanwezige Huismussen en kan zodoende schade aan de populatie optreden. Zodoende wordt gesteld dat er in het plangebied zelf alternatieve nestlocaties moeten worden aangeboden, zodat schade aan broedplaatsen van Huismus wordt voorkomen. Aan de uitvoering van de werkzaamheden zullen (mede afhankelijk van de resultaten van het nader onderzoek) zeker enkele voorwaarden worden verbonden. • •
•
Er moet onderzocht zijn hoeveel broedparen van Huismus aanwezig zijn. Op basis van de resultaten worden de mitigatie/inspanningen vastgesteld; Om de functionaliteit van het leefgebied te bewaren en schade aan individuen te voorkomen dienen de nestlocaties buiten het broedseizoen (deze loopt globaal van half maart tot en met augustus) verwijderd te worden. De werkzaamheden mogen ook worden uitgevoerd als blijkt dat geen broedende vogels of nesten met jongen aanwezig zijn; Daarnaast is van belang dat vervangende nestgelegenheid in of aan de nieuwe bebouwing wordt aangebracht. Dit zijn nestlocaties in de vorm van nestkasten óf vogelvides boven de dakgoten (bijlage II). De vogelvide heeft de voorkeur aangezien deze oplossing duurzaam geschikt blijft. Het is gangbaar om nestlocaties die verdwijnen in drievoud te vervangen door alternatieve nestlocaties. Wanneer deze maatregelen in acht worden genomen, dan is het aanvragen van ontheffing Flora- en faunawet niet noodzakelijk voor Huismus;
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
7
•
De maatregelen dienen te worden opgenomen in een ecologisch werkprotocol. Dit document beschrijft alle te nemen mitigerende maatregelen.
Overige broedvogels Op de planlocatie is geschikt broedbiotoop aanwezig voor overige algemene vogelsoorten van bebouwing (Kauw en Spreeuw), tuinen en openbaar groen (onder andere Houtduif, Turkse tortel, Roodborst, Zwartkop, Tjiftjaf, Heggenmus, Winterkoning, Zanglijster, Merel, Koolmees, Pimpelmees, Groenling en Vink). Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Er mogen daarom geen activiteiten worden ondernomen op locaties waar nesten of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van vogels aanwezig zijn. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels te worden gestart. De broedperiode verschilt per soort en soms ook per jaar. In het kader van de Flora- en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Voor de meeste te verwachten soorten kan de periode tussen begin maart en eind augustus worden aangehouden als broedseizoen. Houtduif en Turkse tortel kunnen tot laat in het jaar (oktober/november) nog broeden of jongen hebben. Door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels, is het mogelijk verstoring of beschadiging van broedbiotopen van vogels te voorkomen. Indien blijkt dat broedvogels afwezig zijn is het ook mogelijk om binnen de broedperiode van vogels aan te vangen met de werkzaamheden.
3.5
Overige soortgroepen In het plangebied is geen (permanent) oppervlaktewater aanwezig. Voortplanting van amfibieën kan daarmee worden uitgesloten. Het strooisel onder de aanwezige tuinbeplanting is geschikt als overwinteringsbiotoop voor bijvoorbeeld de laag beschermde Gewone pad, Bruine kikker en Kleine watersalamander. De aanwezigheid van de in de streek voorkomende strikt beschermde Kamsalamander wordt op grond van het ontbreken van geschikt voortplantingswater (in en nabij het plangebied) uitgesloten. Ook andere strikt beschermde soorten worden gezien het biotoop en bekende verspreidingsgegevens niet verwacht binnen het plangebied (RAVON). Als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden kunnen amfibieën, indien aanwezig, geschaad worden bij uitvoering gedurende het winterhalfjaar. Omdat voor algemene amfibieën echter automatisch een vrijstelling geldt van de verbodsartikelen uit de Floraen faunawet is geen ontheffing nodig. Uit het veldonderzoek, de terreingesteldheid van het plangebied en bekende verspreidingsgegevens kan geconcludeerd worden dat geen beschermde reptielen, vissen, insecten of andere ongewervelden aanwezig of te verwachten zijn.
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
8
4
GERAADPLEEGDE BRONNEN Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij KNNV. Dienst Regelingen (2009a). Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Dienst Regelingen (2009b). Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep. Lange R., R. Twisk, A. van Winden & A. van Diepenbeek (2003). Zoogdieren van West-Europa. Stichting Uitgeverij van de KNNV en VZZ i.s.m. Vereniging Natuurmonumenten, Utrecht. Ministerie van LNV (2004). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van Rode Lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV (2010). Natura 2000-gebieden (www.synbiosys.alterra.nl/natura2000). Ministerie van LNV (2009). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode Lijsten flora en fauna. Natuurloket (www.natuurloket.nl). Provincie Gelderland (http://geodata2.prv.gelderland.nl/apps/groengelderland/) RAVON. Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland (www.ravon.nl). Vogelbescherming Nederland (www.vogelbescherming.nl) Waarneming.nl (website met soortenwaarnemingen in Nederland). www.vleermuisnet.nl www.vogelbescherming.nl www.waveka.nl www.monier.nl
QUICKSCAN NATUURTOETS BUURTWEG, OEKEN
9
BIJLAGE I: WETTELIJK KADER Flora- en faunawet Inleiding
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Onder de Flora- en faunawet zijn ongeveer 500 soorten in Nederland aangewezen als beschermde dier- of plantensoort. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is `nee, tenzij`. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. De Flora- en faunawet kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Zo is het verboden beschermde inheemse planten te plukken of te beschadigen en geldt voor beschermde dieren een verbod op het doden, verwonden en opzettelijk verontrusten. Ook is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren te beschadigen of te verstoren of eieren te rapen of te vernielen. De verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats zijn opgenomen in artikel 8. De verbodsbepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving zijn vermeld in artikel 9 tot en met 12. Van het verbod op schadelijke handelingen (`nee`) kan onder voorwaarden (`tenzij`) worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van gedeputeerde staten van de provincies.
Beschermde dier- en plantensoorten
Beschermde inheemse planten- en diersoorten zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Het zijn soorten die van nature in Nederland voorkomen en die in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook zijn soorten aangewezen die niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd, maar wel bescherming genieten ter voorkoming van overmatige benutting. De volgende diersoorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet: 1) Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; 2) Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels; 3) Alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen; 4) Alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is; 5) Een aantal ongewervelden (o.a. insecten, libellen en kevers) die in hun voortbestaan bedreigd zijn of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Er zijn drie beschermingsregimes van kracht, mede afhankelijk van de zeldzaamheid van de soort en de status in Europese richtlijnen. Van licht naar zwaar beschermd zijn de soorten opgenomen op Tabel 1, 2 of 3. Voor vogels gelden specifieke eisen, met name tijdens het broedseizoen. Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch vrijstelling voor soorten van Tabel 1 waardoor de meeste aandacht gevraagd is voor soorten van Tabel 2/3 en voor vogels.
Wijze van toetsing
Door uitspraken van de Raad van State in het voorjaar van 2009 is de beoordeling aangepast bij ontheffingsaanvragen voor ruimtelijke ingrepen. Sinds 26 augustus van dat jaar werken we daardoor volgens een nieuw stroomschema (zie volgende pagina). Gaat u een ruimtelijke ingreep uitvoeren en zijn beschermde soorten aanwezig, dan zijn er vaak twee opties: 1) Voorkom overtreding van de Flora- en faunawet. Het gaat dan om het behoud van de functionaliteit van de voortplantingsen/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort. Het betreft de functies van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol kan rusten of voortplanten, bijvoorbeeld nesten, migratieroutes en foerageergebied. Als u deze veilig stelt door vooraf mitigerende maatregelen te treffen, heeft u mogelijk geen ontheffing meer nodig. Om zeker te zijn dat uw maatregelen voldoende zijn, kunt u ze vóóraf laten beoordelen door Dienst Regelingen. Als deze voldoende zijn krijgt u een beschikking met daarin de goedkeuring van uw maatregelen. De goedkeuring krijgt u in de vorm van een afwijzing van uw ontheffingsaanvraag. U heeft namelijk geen ontheffing nodig doordat u met uw maatregelen overtreding van de Flora- en faunawet voorkomt. 2 ) Kan de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort niet worden gegarandeerd door mitigerende maatregelen? Dan dient u een reguliere ontheffingsaanvraag in waarbij de onderstaande vragen gesteld worden: • • • •
In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast? Is er een bij wet genoemd belang? (behalve bij Tabel 2-soorten) Is er een andere bevredigende oplossing? (behalve bij Tabel 2-soorten) Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?
Beoordeling Dienst Regelingen
Dienst Regelingen beoordeelt of het bij wet genoemd belang zwaarder weegt dan het overtreden van de verbodsbepaling(en). Voor Tabel 2-soorten gelden minder zware eisen en kan een door het ministerie goedgekeurde gedragscode ook uitkomst bieden. De gedragscode moet wel van toepassing zijn op uw activiteit en u moet kunnen aantonen dat u precies zo werkt als in de gedragscode staat. Voor Bijlage 1-soorten uit Tabel 3 krijgt u alleen ontheffing wanneer sprake is van een bij wet genoemd belang. Bij een ruimtelijke ingreep betreft het meestal één van de onderstaande vier belangen:
• • • •
Bescherming van flora en fauna (b) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e) Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j)
Voor vogels en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt dat u alleen ontheffing kunt krijgen op grond van een bij wet genoemd belang uit respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. In de praktijk zijn de mogelijkheden voor het verkrijgen 1 van een ontheffing voor die soorten dan ook zeer beperkt, met name voor vogels .
Toetsingsschema Flora- en faunawet (Bron: Dienst Regelingen 2009a en b).
Rode lijsten
Los van de Flora- en faunawet heeft de Minister van LNV ter uitvoering van de bepalingen in artikelen 1 en 3 van het Verdrag 2 van Bern een aantal Rode Lijsten voor bedreigde en kwetsbare soorten dieren en planten gepubliceerd . Voor soorten van de Rode Lijsten heeft de overheid zich verplicht onderzoek en werkzaamheden te bevorderen die nodig zijn voor bescherming en beheer. Het voorkomen van een soort op de Rode Lijst heeft geen wettelijke beschermingsstatus tot gevolg. Opname op de Rode Lijst zegt alleen iets over de zeldzaamheid en populatieontwikkelingen van de betreffende soorten.
Natuurbeschermingswet 1998
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op Natura 2000 gebieden in Nederland en verankert een deel van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving. Natura 2000 bestaat uit een netwerk van Europese natuurgebieden. Het vormt de basis van het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn. Nederland regelt aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV. Daarnaast stelt Nederland voor al haar Natura 2000-gebieden beheerplannen op waarin de te beschermen waarden, de zogeheten instandhoudingdoelen, nader worden uitgewerkt in ruimte, tijd en omvang. In deze samenvatting zijn alleen de meest relevante onderdelen van de wetgeving vereenvoudigd weergegeven. Aan deze tekst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Voor meer achtergronden en de oorspronkelijke wetsteksten kunt u terecht op www.minlnv.nl ‘Onderwerpen Natuur’. U kunt daar ook verleende ontheffingen inzien.
1 2
In de Vogelrichtlijn worden alleen de belangen b en d én de veiligheid van het luchtverkeer (belang c) genoemd; Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna.
BIJLAGE II: HUISVESTING HUISMUS De Huismus is de afgelopen decennia sterk in aantal achteruit gegaan; sinds 5 november 2004 is de soort op de Rode Lijst van bedreigde vogelsoorten opgenomen. In enkele decennia is het aantal broedparen gehalveerd van zo’n 2 miljoen naar ½ -1 miljoen broedparen. Eén van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang is het verdwijnen van nestgelegenheid en openbaar groen. Hieronder zijn de drie belangrijkste mogelijkheden beschreven om vervangende nestgelegenheid voor Huismus te creëren. Huismussenpannen Het bedrijf Waveka verkoopt speciale Huismussendakpannen en grote dakpanfabrikanten als Lafarge en Koramic kunnen door hen gemaakte dakpantypen op verzoek uitvoeren in een nestpan-variant voor Huismussen (ronde opening), hoewel dit niet voor alle typen kan.
Figuur E: Mussendakpan (www.waveka)
Vogelvide De Vogelvide biedt Huismussen een veilige nestelplek onder dakpannen. Het product kan worden aangebracht bij de onderste rij pannen op het dak, ter hoogte van de dakvoet. Simpel gezegd is het een prefab nestkast die over de gehele breedte van het dak kan worden aangebracht. De Vogelvide® voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Bouwbesluit. De Vogelvide kent een aantal geïntegreerde functies zoals: • • • •
past onder vrijwel alle soorten pannen en alle soorten pannendaken; waarborgt een goede ventilatie van het dak; voorkomt dat vogels verder onder de pannen kruipen, zodat vervuiling wordt tegengegaan; duurzaam en eenvoudig, zowel in de professionele bouwwereld als door particulieren toe te passen.
De Vogelvide is de afgelopen jaren met goed resultaat getest in Noordwijk, Amsterdam, Alkmaar en Hardenberg. Voor meer informatie wordt verwezen naar de website van de Vogelbescherming (www.vogelbescherming.nl) en Monier (www.monier.nl)’.
Figuur F: Vogelvide (www.vogelbescherming.nl)
Mussenkasten en mussenflats Deze houten of betonplex nestkasten zijn kant en klaar te koop, maar zijn ook eenvoudig zelf te (laten) maken. Ze zijn erg geschikt om onder oversteken en dakgoten te plaatsen. Ondanks het gebruik van duurzame materialen hebben deze kasten een beperkte levensduur en daarom verdient de vogelvide de voorkeur. Wel zijn deze kasten geschikt als tijdelijke maatregel, bijvoorbeeld als de vervangende nieuwbouw op zich laat wachten. In zo’n geval kunnen bestaande panden in de buurt met zulke kasten worden uitgerust. Nestkasten worden onder andere geleverd door Vivara. Ze zijn in alle kleuren te verven. Adressen voor nadere informatie: www.waveka.nl www.vivara.nl http://www.haagsevogels.nl/cms/index.php?page=mussenflat-bouwen
Figuur G: Mussenkast (www.vivara.nl)
Regels
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 53
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 54
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.2
aanduiding (digitaal) een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3
aanduidingsgrens (digitaal) de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4
aan huis gebonden bedrijf bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, danwel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon, een schoonheidssalon of een bed and breakfast; evenwel met uitzondering van een seksinrichting;
1.5
aan huis gebonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;
1.6
achtergevellijn de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.7
afhankelijke woonruimte een onderdeel van het hoofdgebouw, aan en/of uitbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8
antenne-installatie installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.9
bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10
bebouwingspercentage een aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 55
1.11
bedrijf een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.12
bestaand - bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; - bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
1.13
bedrijfsvloeroppervlakte het totale vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14
bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.15
bestemmingsplan (digitaal) de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0213.BPKKOEK520000-on01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.16
bestemmingsvlak (analoog) een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.17
bestemmingsvlak (digitaal) een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18
bijgebouw een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;
1.19
bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20
bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.21
bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder;
1.22
bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23
bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel;
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 56
1.24
bouwvlak (analoog) een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
1.25
bouwvlak (digitaal) een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26
bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27
detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28
evenement een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak;
1.29
functie doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan;
1.30
gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31
hoofdgebouw een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.32
jongerenontmoetingsplaats (JOP) een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.33
kunstwerk creatieve voortbrengselen van de beeldende kunst zoals beeldhouwwerken, schilderijen en andere kunstzinnige objecten;
1.34
mantelzorg het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.35
ondergronds bouwwerk (een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,60 m beneden peil;
1.36
overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 57
1.37
parkeervoorzieningen elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
1.38
peil a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld; c. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf;
1.39
perceelgrens een grenslijn tussen percelen onderling;
1.40
plan het bestemmingsplan Buurtweg 16 tm 30 van de gemeente Brummen;
1.41
seksinrichting een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42
speelvoorzieningen een voorziening bestemd voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;
1.43
straatmeubilair de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte aanduidingen, parkeer- en verkeersregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, telefooncellen en abri's;
1.44
uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.45
verbeelding de verbeelding van het bestemmingsplan Buurtweg 16 tm 30;
1.46
vloeroppervlakte de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;
1.47
voorgevellijn de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 58
1.48
voorgevelrooilijn de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.49
voorzieningen van algemeen nut voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.50
wet/wettelijke regeling indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.51
woning een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 59
Artikel 2
Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
Gebouwen en bouwwerken
2.1.1
De afstand tot de zijdelingse perceelgrens: de kortste afstand van het gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.
2.1.2
Bebouwd oppervlak van een bouwperceel de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.1.3
Bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.4
Breedte, diepte c.q. lengte van gebouwen: tussen de buitenwerkse (hoofd)gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.1.5
Dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.6
Goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen en wolfseinden.
2.1.7
Inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.8
Oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: d. voor gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd tot op peil; e. voor bouwwerken zonder wanden of met één wand (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouw zijnde): het overdekte en/of bebouwde grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder dakoppervlak en/of bouwwerk);
2.2
Ondergeschikte bouwdelen Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
2.3
Maatvoering Alle maten zijn tenzij anders aangegeven: a. voor lengten in meters (m); b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²); c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³); d. voor verhoudingen in procenten (%); e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 60
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel 3
Tuin
3.1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; met de daarbij behorende: b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. op of in de gronden is uitsluitend aan- en/of uitbouw dan wel een aangebouwd bijgebouw toegestaan op de gronden voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw dan wel op minimaal 1,5 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw; b. de breedte van de aan- en/of uitbouw dan wel aangebouwd bijgebouw bedraagt maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan het bijgebouw dan wel de aan- en/of uitbouw is aangebouwd; c. de hoogte van de aan- en/of uitbouw dan wel aangebouwd bijgebouwen mag maximaal 4 meter bedragen, maar niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; d. de maximale diepte van een aan de voorgevel aangebouwd bijgebouw en aanen/of uitbouwen bedraagt 1,2 meter; e. de maximale diepte van een aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw en aanen/of uitbouwen bedraagt 1,5 meter.
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen: a. er zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1 meter; b. in uitzondering op het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 8 meter bedragen.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 61
Artikel 4
Verkeer - Verblijfsgebied
4.1
Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie; b. voet- en rijwielpaden; met de daarbij behorende: c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. parkeervoorzieningen; e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; f. speelvoorzieningen, met uitzondering van een jongerenontmoetingsplaats; g. voorzieningen van het algemeen nut; h. kunstwerken; i. straatmeubilair; j. ondergrondse afvalcontainers; k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling: Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag 5 meter bedragen; b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de maximale bouwhoogte van lichtmasten en portalen 12 meter bedragen.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 62
Artikel 5
Wonen
5.1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep; met daarbij behorende: c. tuinen en erven; d. parkeervoorzieningen; e. speelvoorzieningen; f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Hoofdgebouwen Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels: a. binnen deze bestemming zijn uitsluitend vrijstaande, half vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen toegestaan; b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. het hoofdgebouw dient met de voorgevel op of maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn te worden geplaatst; d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; e. de maximale goot- en/of bouwhoogte zijn middels een maatvoeringssymbool op de verbeeling aangegeven.
5.2.2
Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels: a. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 70 m2 per woning bedragen, mits de bebouwde oppervlakte van het bouwperceelgedeelte achter de voorgevellijn niet meer bedraagt dan 60%; b. indien de bouwmogelijkheden voor het hoofdgebouw in het bouwvlak niet volledig zijn benut, mag het niet benutte deel van het bouwvlak worden gebruikt voor de realisatie van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen zonder dat dit ten koste gaat van de in 5.2.2 onder a genoemde oppervlaktenormen; c. een aan- en/of uitbouw dan wel een bijgebouw mag uitsluitend vanaf 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden gebouwd; d. de maximale goot- en bouwhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedragen respectievelijk 3 en 6 meter; e. de afstand tussen de aangebouwde aan- en/of uitbouw dan wel het aangebouwde bijgebouw en de achterliggende perceelgrens moet minimaal 8 meter bedragen; f. in uitzondering op het bepaalde in 5.2.2 onder e en onverminderd het bepaalde in 5.2.2 onder a en b geldt dat binnen deze afstand een aangebouwde aanen/of uitbouw dan wel een aangebouwd bijgebouw is toegestaan van maximaal 10 m2.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 63
5.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden. Overkappingen mogen echter uitsluitend achter de voorgevellijn gebouwd worden; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m2, met dien verstande, dat het achter de voorgevellijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor niet meer dan 60% wordt bebouwd; c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erfafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen.
5.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving; c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; d. ter waarborging van de verkeersveiligheid; e. ter waarborging van de sociale veiligheid; f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder e voor een afstand tot minimaal 3 m tussen gebouw en perceelgrens, indien op de hieraan grenzende achterliggende gronden ter hoogte van het geplande bijgebouw, geen woningbouw mogelijk is en daarop een groen-, natuur, water-, verkeer- of daarmee vergelijkbare bestemming rust; Hierbij worden de op de verbeelding aangegeven aanduidingen in acht genomen.
5.5
Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1
Afwijken Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 onder a ten behoeve van: a. de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en de ruimtelijke uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie, dan wel geen ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt. Dit betekent dat: 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% van het totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning; 2. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; 3. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening; 4. degene die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent ook de gebruiker is van de woning;
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 64
5. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot categorie 1 of 2 van de als bijlage toegevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis gebonden bedrijf; 6. geen onevenredige verstoring mag plaatsvinden van de voorzieningenstructuur; 7. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis gebonden beroep of bedrijf; 8. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken; 9. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers; 10. reclame-uitingen beperkt moeten blijven een en ander conform de wettelijke bepalingen; 11. het bij de woning behorende bouwperceel niet mag worden gebruikt voor werkzaamheden en opslag ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf; 12. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf; b. de bewoning van een deel van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat: 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige; 2. op het perceel een woning aanwezig dient te zijn; 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; 4. per woning maximaal sprake kan zijn van één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg; 5. inwoning in beginsel plaatsvindt, bij, in of direct aansluitend aan de woning met uitzondering van sub 6, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; 6. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is en het bijgebouw op maximaal 10 meter van het hoofdgebouw staat en waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; 7. maximaal 60 m2 van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning; 8. burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken indien de noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. 5.6
Procedure Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in 5.3 geldt de procedure zoals vervat in 12.2.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 65
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 66
Hoofdstuk 3 Artikel 6
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 67
Artikel 7
Algemene bouwregels
7.1
Algemene regels Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
7.2
Milieu
7.2.1
Wegverkeerslawaai Geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet Geluidhinder mogen, onverminderd het bepaalde in de bouwregels per bestemming, slechts worden opgericht indien en voor zover wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet Geluidhinder.
7.3
Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
7.3.1
Beperkingen Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
7.3.2
Ondergrondse bouwwerken Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen: a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwen mogen worden gebouwd, met uitzondering van ondergrondse afvalcontainers; b. zwembaden zijn uitsluitend toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 3 meter van de perceelgrens, waarbij maximaal 1 zwembad per bouwperceel is toegestaan; c. de ondergrondse bouwdiepte van de bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil; d. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen voor zover niet gelegen onder bovengrondse bouwwerken mede in aanmerking genomen.
7.3.3
Afwijken Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat: a. de waterhuishouding niet wordt verstoord; b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden; c. het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen niet onevenredig wordt aangetast.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 68
7.4
Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
7.4.1
Maximaal toelaatbaar Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.4.2
Minimaal toelaatbaar In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 69
Artikel 8
Algemene gebruiksregels
8.1
Gebruiksverbod a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming(en), zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling bij een omgevingsvergunning is afgeweken, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor bij die omgevingsvergunning is afgeweken.
8.2
Geoorloofd gebruik Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 70
Artikel 9
Uitsluiten aanvullende werking bouwverordening De planregels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de parkeervoorzieningen; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; e. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; f. de ruimte tussen bouwwerken.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 71
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken: a. van de planregels voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; b. van de planregels voor de bouw van een luifel of erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits: 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt; 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw; 3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; 4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid; 5. de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is; c. van de planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits: 1. het bruto vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²; 2. dat bestaat uit één bouwlaag; 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter; d. van de planregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 meter, mits: 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast; 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt; e. van de planregels ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20 meter; f. van de planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 meter; g. van de regels betrekking hebbende op woningen voor het uitbreiden van de woning met een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat: 1. de bebouwingsmogelijkheden met niet meer dan 30 m2 in één bouwlaag worden overschreden; 2. de afhankelijke woning met de hoofdwoning is verbonden en er geen zelfstandige woning gerealiseerd wordt; 3. het karakter van de omringende bebouwingsstructuur niet mag worden aangetast; 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden; 5. de bereikbaarheid voor algemene en nutsvoorzieningen moet zijn gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten; 6. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 72
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 12.2, de bestemming te wijzigen ten behoeve van: a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 73
Artikel 12
Algemene procedureregels
12.1
Procedure nadere eisen Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis ex artikel 3.6, lid 1 sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing: a. een ontwerp van een besluit tot het stellen van een nadere eis ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage in het gemeentehuis; b. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden; c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk en/of mondeling zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders; d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent de voorgenomen nadere eis.
12.2
Wijzigingsbevoegdheid Bij het wijzigen van het plan ingevolge de in deze planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheden dient artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening in acht te worden genomen.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 74
Artikel 13
Overige regels
13.1
Algemene regels
13.1.1
Wettelijke regelingen Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
13.1.2
Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
13.2
Strafregel Overtreding van het bepaalde in: artikel 8.1; is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 75
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 76
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 14
Overgangsrecht
14.1
Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Eenmalig kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.2
Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld als onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld als onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.3
Hardheidsclausule Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 14.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan op grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 77
Artikel 15
Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buurtweg 16 tm 30.
mei 2011.
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 78
Bijlagen bij de regels
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 79
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 80
Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis gebonden bedrijf
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 81
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 82
Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
-
A A A -
-
0 0 0
10 10 10
1 1 1
1 P 1 G 1 G
1 1 1
0 0
0 0
10 10
10 0
10 10
1 1
1 P 1 P
1 1
0
0
10 C
0
10
1
1 P
1
0
0
10
0
10
1
1 P
1
0
0
10
0
10
1
1 P
1
0
0
10
0
10
1
1 P
1
0
0
10
0
10 D
1
2 P
1
0 0
0 0
10 10 C
0 0
10 10 D
1 1
1 P 1 P
1 1
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren - OVERIGE DIENSTVERLENING Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten n B Persoonlijke dienstverlening n.e.g
LUCHT
10 10 10
VISUEEL
0 0 0
VERKEER
0 0 0
BODEM
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
74 93 9302 9305
A
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Grafische afwerking Reproduktiebedrijven opgenomen media DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen Reisorganisaties FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
GEVAAR
74
-
INDICES
GELUID
58 581 1814 182 47 952 791 64, 65, 66 64, 65, 66 41, 68 41, 68 62 62 72 722 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 96 9602 9609
AFSTANDEN IN METERS
STOF
22 221 2223 223 52 527 633 65, 66, 67 65, 66, 67 70 70 72 72 73 732
OMSCHRIJVING
GEUR
SBI-2008
nummer
SBI-1993
Eindnoten
1. Andere locatie is Voorsterweg 55 t/m 69, Brummen
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 83
bestemmingsplan "Buurtweg 16 t/m 30" (ontwerp) 84