Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
Het effect van een disharmonisch profiel op de WISC-III op internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij adolescenten van 12 t/m 16 jaar
Thesis Master Psychologie en Geestelijke Gezondheid Departement Kinder- en Jeugdpsychologie Universiteit van Tilburg 2013
Mandy Vissers ANR: 901095
Thesisbegeleider: Dr. Janneke Maas Tweede beoordelaar: Ruby Hall, MSc
Aantal woorden: 4487
1
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
2
Abstract Het doel van deze studie is het onderzoeken van het effect van een disharmonisch intelligentieprofiel op internaliserende en/of externaliserende gedragsproblemen van adolescenten van 12 tot en met 16 jaar. De groep participanten bestaat uit 75 adolescenten (33 meisjes en 42 jongens). Door middel van de WISC-III is het verbaal IQ en het performaal IQ vastgesteld. Op basis van een discrepantie tussen deze betreffende IQ-scores zijn er drie intelligentieprofielen te onderscheiden: een harmonisch intelligentieprofiel, een verbaal disharmonisch intelligentieprofiel en een performaal disharmonisch intelligentieprofiel. Het internaliserend en externaliserend probleemgedrag van de adolescenten wordt gemeten door middel van de CBCL en de YSR. Een MANOVA is uitgevoerd en het blijkt dat een disharmonisch intelligentieprofiel geen effect heeft op gedragsproblemen bij adolesccenten van 12 tot en met 16 jaar.
Keywords: VIQ - PIQ discrepancy, internalising problem behaviour, externalising problem behaviour and gender differences.
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
3
Het effect van een disharmonisch profiel op de WISC-III op internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij adolescenten van 12 t/m 16 jaar Intelligentie is een belangrijke maat in de klinische praktijk en intelligentietesten hebben verschillende toepassingen. Om mentale retardatie en de meeste stoornissen in de psychologische ontwikkeling te diagnosticeren, is het noodzakelijk om de intellectuele capaciteit van een persoon vast te stellen (WHO, 1993). Daarnaast is het intelligentiequotiënt (IQ) voor veel verschillende psychiatrische stoornissen een voorspeller voor de prognose. Bij autisme, schizofrenie en ADHD bijvoorbeeld is een laag IQ een indicator voor een slechte prognose (Hollis, 2000; Howlin, Goode, Hutton & Rutter, 2004; Owens et al., 2003). Een laag IQ is bovendien een significante risicofactor voor de ontwikkeling van mentale gezondheidsproblemen (Emerson 2003; Emerson & Hatton, 2007). De Nederlandstalige Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC-III-NL) is in Nederland de meest gebruikte intelligentietest met betrekking tot kinderen en adolescenten (Evers, Zaal & Evers, 2002). De WISC-III-NL bestaat uit verschillende subtests die worden samengevat in een drietal IQ-scores: het verbaal IQ (VIQ), het performaal IQ (PIQ) en het totaal IQ (TIQ). De VIQ-score meet vaardigheden die in de loop van de ontwikkeling aangeleerd worden zoals verbaal begrip, verbaal redeneren, additief verbale informatie en verwerking van de verbale respons. De PIQ-score is een maat voor vaardigheden die een beroep doen op het leggen van verbanden, waarnemen en abstract kunnen denken zoals perceptuele organisatie, visueel ruimtelijke informatieverwerking en motorische respons. De TIQ is de totaalscore waarmee een schatting wordt gegeven van het algemene niveau van intellectueel functioneren (Wechsler, 2005). Dit onderzoek richt zich op het verschil tussen het VIQ en het PIQ, ook wel een disharmonisch profiel genoemd. In lijn met Sattler (1988) gaat dit onderzoek er van uit dat een verschil van 12 IQ punten of meer tussen het VIQ en het PIQ significant is. Op basis
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
4
hiervan zijn er drie intelligentieprofielen te onderscheiden: een harmonisch intelligentieprofiel, waarbij het verschil tussen het VIQ en het PIQ kleiner is dan 12 IQ punten (VIQ=PIQ), een disharmonisch intelligentieprofiel waarbij het VIQ significant hoger is dan het PIQ (VIQ>PIQ) en een disharmonisch intelligentieprofiel waarbij het VIQ significant lager is dan het PIQ (VIQ
PIQ profiel wordt in deze studie een verbaal disharmonisch profiel genoemd en het VIQ
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
5
effecten van een disharmonisch profiel op internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag. Hoewel er verder niet veel concreet onderzoek gedaan is naar de effecten van een disharmonisch profiel op internaliserende en/of externaliserende gedragsproblemen, vooral niet bij adolescenten, is er wel onderzoek gedaan naar factoren die ofwel onder internaliserend ofwel onder externaliserend gedrag onderverdeeld kunnen worden. Zo vonden Kluger en Goldberg (1990) en Goodwin en Jamison (2007), in lijn met wat Wechsler (1958) beweerde bij mensen met psychische problemen, dat patiënten met een depressie gekarakteriseerd zijn door een verbaal disharmonisch profiel. Pernicano (1986) en Sackeim et al. (1992) rapporteerden een soortgelijk resultaat in hun onderzoek bij volwassenen, zij vonden dat een verbaal disharmonisch profiel bij depressieve patiënten significant vaker voorkwam dan bij niet-patiënten. Wong en Cornell (1999) en Cornell en Wilson (1992) vonden in hun onderzoek soortgelijke resultaten als Wechsler (1958) over factoren die onder externaliserend gedrag onderverdeeld kunnen worden. Ze constateerden dat jeugdige delinquenten significant vaker een performaal disharmonisch profiel laten zien dan de normale populatie. Gary en Fisher (1961) vonden dat PIQ´s significant hoger waren dan VIQ´s onder sociopaten in vergelijking met de normale populatie en Isen (2010) vond dat een performaal disharmonisch profiel kenmerkend is voor antisociale adolescenten. Aangezien er niet veel onderzoek gedaan is naar de effecten van intelligentieprofielen op gedragsproblemen, is er ook nog weinig bekend over welke rol het geslacht precies speelt in dit effect. Vos (2009) heeft in haar onderzoek gekeken naar de rol van geslacht in dit effect. Zij vond dat geslacht geen modererende variabele is in het effect van de intelligentieprofielen op probleemgedrag. Hoewel er verder geen onderzoek gedaan is naar de rol van geslacht in het effect van intelligentieprofielen op gedragsproblemen, zijn er wel andere belangrijke geslachtsverschillen gevonden. Verhulst, van der Ende en Koot (1996) constateerden dat
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
6
meisjes vaker internaliserend probleemgedrag vertonen dan jongens en dat jongens weer vaker externaliserend probleemgedrag vertonen dan meisjes. Bovendien vonden Greenway en Milne (1999) en Webb Camp (1996) dat jongens die externaliserend probleemgedrag vertonen vaker een significant hoger PIQ hebben dan meisjes die externaliserend probleemgedrag vertonen. Isen (2010) rapporteerde een tegenstrijdig resultaat met de resultaten van Geenway en Milne (1999) en Webb Camp (1996), hij vond dat een performaal disharmonisch profiel minstens even kenmerkend tot meer kenmerkend is voor antisociale vrouwen dan voor antisociale mannen. Op basis van deze onderzoeksresultaten worden er drie hypothesen opgesteld. De eerste is dat een disharmonisch profiel de kans op zowel internaliserende als externaliserende gedragsproblemen van adolescenten van 12 tot en met 16 jaar verhoogt. Daarnaast wordt verwacht dat adolescenten met een verbaal disharmonisch profiel hoger scoren op internaliserend dan op externaliserend gedrag en dat adolescenten met een performaal disharmonisch profiel hoger scoren op externaliserend dan op internaliserend gedrag. Tot slot wordt er verwacht dat geslacht een modererende variabele is in het effect van een disharmonisch profiel op internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag. De verwachting is dat de relatie tussen het disharmonisch intelligentieprofiel en probleemgedrag bij jongens sterker is wat betreft externaliserend probleemgedrag en bij meisjes sterker is wat betreft internaliserend probleemgedrag. Met behulp van deze hypotheses probeert deze studie het gebrek aan kennis op te vullen over het effect van een disharmonisch intelligentieprofiel op internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij adolescenten. Gegevens van meerdere informanten zijn essentieel voor een nauwkeurige beoordeling van het probleemgedrag (Achenbach, 2006). Om dit effect zo volledig mogelijk in kaart te brengen maakt dit onderzoek daarom gebruik van zowel ouder-rapportages als zelf-rapportages van het probleemgedrag. Omdat de WISC-
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
7
III-NL een veelgebruikt instrument is in de praktijk zijn de uitkomsten van dit onderzoek waardevol. Zo zou de WISC-III-NL als indicatie gebruikt kunnen worden voor verdiepend onderzoek, als er een effect gevonden wordt van een disharmonisch profiel op probleemgedrag (Dickerson-Mayes & Calhoun, 2004; Kaldenbach, 2007).
Methode Participanten De participanten zijn onderzocht bij Psyche, praktijk voor multidisciplinaire behandeling te Boxtel of bij Buro T3, trainingen, testen en trajectbegeleiding te Tilburg. De participanten zijn 75 adolescenten; 25 participanten per intelligentieprofiel. Participanten in het harmonische intelligentieprofiel hebben een verschil lager dan 12 punten tussen het VIQ en het PIQ, participanten in het verbaal disharmonisch profiel hebben een hoger VIQ van 12 punten of meer dan het PIQ en participanten in het performaal disharmonisch profiel hebben een hoger PIQ van 12 punten of meer dan het VIQ. Participantgegevens zijn terug te vinden in Tabel 1. De totale groep participanten bestaat uit 33 meisjes en 42 jongens. Het gemiddelde verschil tussen het VIQ en het PIQ in de groep met een harmonisch profiel is 4,72 punten (SD = 3,71). Het verschil tussen het VIQ en het PIQ in de groep met een verbaal disharmonisch profiel is gemiddeld 19,48 punten (SD = 6,77) en tussen het VIQ en het PIQ in de groep met een performaal disharmonisch profiel is het verschil gemiddeld 17,72 punten (SD = 5,16). De leeftijd van de adolescenten loopt van 12 tot en met 16 jaar met een gemiddelde leeftijd van 13,81 jaar (SD = 1,31).
Meetinstrumenten Om het intelligentieprofiel vast te stellen bij de participanten is er gebruik gemaakt van de
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
8
WISC-III-NL. Zoals al in de inleiding is vermeld, is de WISC-III-NL geschikt voor kinderen en adolescenten van 6 tot en met 16 jaar. De test bestaat uit verschillende subtests die worden samengevat in een drietal IQ-scores: het VIQ, het PIQ en het TIQ (Wechsler, 2005). Dit onderzoek richt zich op het verschil tussen het VIQ en het PIQ en hierin zijn drie verschillende intelligentieprofielen te onderscheiden; een harmonisch profiel (VIQ=PIQ), een verbaal disharmonisch profiel (VIQ>PIQ) en een performaal disharmonisch profiel (VIQ
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
9
´ik probeer met anderen weinig te maken te hebben´. De schaal externaliserende gedragsproblemen bij de YSR bestaat uit 32 items zoals ´ik ben luidruchtiger dan andere jongens of meisjes´. De behaalde ruwe scores op deze twee schalen worden omgezet in Tscores, zodat individuele scores vergeleken kunnen worden met leeftijdsgenoten. Hierbij geldt; hoe hoger de T-score hoe hoger de mate van probleemgedrag. De gemiddelde Cronbach's alpha van de CBCL en de YSR is .87 voor de schalen internaliserende gedragsproblemen en externaliserende gedragsproblemen (Achenbach et al., 2008).
Procedure Data wordt verkregen vanuit bestaande dossiers. Bij adolescenten is de WISC-III afgenomen door gediplomeerde psychologen, orthopedagogen of gedragswetenschappers. Op basis van de verschillende intelligentieprofielen zijn er drie groepen samengesteld met elk 25 participanten. Daarnaast hebben ouders van de adolescenten de CBCL en de adolescenten zelf de YSR ingevuld. Deze gedragsvragenlijsten kregen de ouders en adolescenten mee vanuit de praktijk of thuisgestuurd. Er wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van één meetmoment. Dit meetmoment heeft plaatsgevonden tijdens de dataverzameling in een regulier diagnostisch onderzoek dat plaatsvond bij Psyche of bij Buro T3. De gegevens van de participanten uit de intelligentietest en de gedragsvragenlijsten zijn geanonimiseerd.
Analyseplan Independent-samples T tests worden uitgevoerd in Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) version 22.0 om te onderzoeken of er een verschil is tussen meisjes en jongens in de gerapporteerde gedragsproblemen op de CBCL en de YSR. Deze tests worden uitgevoerd met een alfa van 0,05. De samenhang tussen de gerapporteerde gedragsproblemen op de CBCL en
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
10
de gerapporteerde gedragsproblemen op de YSR wordt onderzocht door middel van Pearson correlaties. Er zal vervolgens een Chi-kwadraattoets uitgevoerd worden om te onderzoeken of er een verschil bestaat tussen meisjes en jongens in het intelligentieprofiel dat ze beschikken. In deze analyse wordt wederom een alfawaarde van 0,05 gebruikt. Om te onderzoeken of een disharmonisch intelligentieprofiel de kans op internaliserende en externaliserende gedragsproblemen verhoogt in vergelijking met een harmonisch intelligentieprofiel, wordt er een multivariate variantie analyse (MANOVA) uitgevoerd. De onafhankelijke variabele in deze MANOVA is categorisch en bestaat uit het intelligentieprofiel (1: harmonisch profiel en 2: disharmonisch profiel) en de afhankelijke variabelen zijn continue en bestaan in de eerste uitvoering uit internaliserend probleemgedrag op de CBCL en internaliserend gedrag op de YSR. In de tweede uitvoering bestaan de afhankelijke variabelen uit externaliserend probleemgedrag op de CBCL en externaliserend probleemgedrag op de YSR. Indien er sprake is van een significant multivariaat resultaat voor beide probleemgedragingen afzonderlijk, zal er per disharmonisch profiel naar het effect op internaliserend en externaliserend probleemgedrag gekeken worden door middel van een MANOVA. De onafhankelijke variabele in deze derde en vierde MANOVA is categorisch en bestaat uit het disharmonisch intelligentieprofiel (1: verbaal disharmonisch profiel en 2: performaal disharmonisch profiel) en de afhankelijke variabele is continue en bestaat in de eerste uitvoering uit internaliserend gedrag op de CBCL en internaliserend gedrag op de YSR en in de tweede uitvoering uit externaliserend gedrag op de CBCL en externaliserend gedrag op YSR. Alle MANOVA analyses zullen uitgevoerd worden met geslacht als moderator, waarbij er gekeken wordt naar zowel het hoofdeffect van intelligentieprofielen en geslacht als het interactie-effect van intelligentieprofielen en geslacht op internaliserend en externaliserend probleemgedrag.
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
11
Resultaten In tabel 1 staan, naast de participantgevens zoals beschreven in de methode, de geslachtsverdelingen per intelligentieprofiel en de gemiddeldes en standaarddeviaties van de gerapporteerde gedragsproblemen op de CBCL en de YSR van de participanten per intelligentieprofiel. Om te onderzoeken of er een verschil is tussen meisjes en jongens met betrekking tot de gerapporteerde gedragsproblemen zijn er independent-samples T-tests uitgevoerd. Tabel 2 laat zien dat er geen significante verschillen zijn met betrekking tot de gerapporteerde internaliserende gedragsproblemen op zowel de CBCL als de YSR tussen meisjes (M = 60.18 en M = 53.55) en jongens (M = 55.98 en M = 50.98; t (73) = 1.685, p = .096 en t (73) = .961, p = .340 respectievelijk). Uit de p-waardes in tabel 2 blijkt ook dat er geen significante verschillen in externaliserende gedragsproblemen op de CBCL en de YSR zijn tussen meisjes (M = 56.42 en M = 50.30) en jongens (M = 54.67 en M = 49.55; t (73) = .581, p = .563 en t (73) = .276, p = .783 respectievelijk). Om te onderzoeken of er samenhang is tussen de gerapporteerde gedragsproblemen op de CBCL en de YSR zijn er Pearson correlaties uitgevoerd. Preliminaire analyses zijn uitgevoerd om er zeker van te zijn dat de assumpties van normaliteit, lineariteit en homoscedasticiteit niet geschonden worden. Uit tabel 3 blijkt dat tussen alle gerapporteerde gedragsproblemen zowel op de CBCL als op de YSR een positief verband bestaat. Er wordt een significante, medium correlatie gevonden tussen de gerapporteerde internaliserende gedragsproblemen op de CBCL en de gerapporteerde externaliserende gedragsproblemen op de CBCL, r = .481, n = 75, p < .001). Tussen de gerapporteerde internaliserende problemen op de CBCL en de gerapporteerde internaliserende problemen op de YSR is een significante, zwakke correlatie gevonden, r = .257, N = 75, p = .026). Er wordt verder een significante, sterke correlatie gevonden tussen externaliserend gedrag op de CBCL en het externaliserende
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
12
gedrag van de adolescent op de YSR, r = .671, N = 75, p < .001). Tot slot wordt er tussen de gerapporteerde internaliserende gedragsproblemen op de YSR en de gerapporteerde externaliserende gedragsproblemen op de YSR een significante, sterke correlatie gevonden, r = .511, N = 75, p < .001). Er worden geen significante correlaties gevonden tussen de gerapporteerde internaliserende gedragsproblemen op de CBCL en het externaliserende gedrag op de YSR en tussen het externaliserende gedrag op de CBCL en de gerapporteerde internaliserende gedragsproblemen op de YSR. Een Chi-kwadraattoets is uitgevoerd om te onderzoeken of er een verschil bestaat tussen meisjes en jongens in intelligentieprofiel. Er blijkt geen significant verschil te zijn tussen geslacht in het soort intelligentieprofiel, X² (2, N = 75) = 3,896, p = .143. Dit wil zeggen dat er geen verschil is tussen meisjes en jongens in het soort intelligentieprofiel waarover ze beschikken. Om na te gaan of een disharmonisch intelligentieprofiel de kans op internaliserende en externaliserende gedragsproblemen verhoogt in vergelijking met een harmonisch intelligentieprofiel, zijn er MANOVA’s uitgevoerd. In de eerste uitvoering zijn er twee afhankelijke variabelen gebruikt, namelijk internaliserende gedragsproblemen op de CBCL en internaliserende gedragsproblemen op de YSR. In de tweede uitvoering zijn de afhankelijke variabelen het externaliserende probleemgedrag op de CBCL en het externaliserende gedrag op de YSR. De onafhankelijke variabele in beide analyses is het intelligentieprofiel. Preliminaire assumptie tests zijn uitgevoerd om te checken voor normaliteit, lineariteit, outliers, homogeniteit van variantie-coveriantie matrices en multicollineariteit zonder serieuze schendingen tegen te komen. Uit de eerste uitvoering blijkt dat het intelligentieprofiel geen significant effect heeft op internaliserende gedragsproblemen bij adolescenten, F (2.00) 1.736, p = .184; Wilks’ Lambda = .95; partial eta squared = .05. Aangezien er geen sprake is van een significant multivariaat resultaat mag de data niet verder geïnterpreteerd worden. Uit de
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
13
tweede uitgevoerde MANOVA blijkt dat het intelligentieprofiel ook geen significant effect heeft op externaliserende gedragsproblemen bij adolescenten, F (2.00) .295, p = .745; Wilks’ Lambda = .99; partial eta squared = .01. Bij de tweede uitvoering is er geen sprake van een significant multivariaat resultaat en daarom mag de data wederom niet verder geïnterpreteerd worden. Uit beide MANOVA’s komen geen significante multivariate resultaten wat betekent dat een harmonisch intelligentieprofiel of een disharmonisch intelligentieprofiel geen effect heeft op het gerapporteerde probleemgedrag bij een adolescent. Om deze reden heeft het geen zin om per disharmonisch profiel de effecten op probleemgedragingen te onderzoeken.
Discussie Het huidige onderzoek heeft zich gericht op de vraag of een disharmonisch intelligentieprofiel de kans op zowel internaliserende als externaliserende gedragsproblemen van adolescenten van 12 tot en met 16 jaar verhoogt in vergelijking met een harmonisch intelligentieprofiel. Er is gevonden dat het intelligentieprofiel geen effect heeft op internaliserende en/of externaliserende gedragsproblemen bij adolescenten. Naast resultaten met betrekking tot de hypotheses, zijn er in het huidige onderzoek onderlinge relaties gevonden tussen de verschillende meetinstrumenten. De gevonden onderlinge relaties tussen de rapportages van verschillende probleemgedragingen door de ouder en de adolescent komen gedeeltelijk overeen met de literatuur. Achenbach, McConaughy en Howell (1987) vonden dat de gemiddelde correlaties .22 zijn tussen rapportages door de ouder op de CBCL en rapportages door de adolescent op de YSR. Metaanalyses van correlaties tussen meerdere informanten van beoordelingen van psychopathologie bij kinderen of adolescenten hebben soortgelijke resultaten gevonden (Duhig, Renk, Epstein & Phares, 2000; Renk & Phares, 2004). Dit patroon van zwakke tot
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
14
matige correlaties tussen meerdere informanten die rapporteren over psychopathologie bij kinderen en adolescenten wordt genoemd als een van de meest robuuste bevindingen in de psychopathologie (De Los Reyes & Kazdin, 2005). De gevonden zwakke tot matige correlaties komen overeen met de gevonden correlaties in het huidige onderzoek tussen het gerapporteerde internaliserende gedrag door de ouder en de adolescent. De gevonden resultaten komen echter niet overeen met de gevonden correlatie in het huidige onderzoek tussen het gerapporteerde externaliserende probleemgedrag tussen de ouder en de adolescent, deze valt namelijk hoger uit. Ondanks dat de correlaties tussen de verschillende informanten zwak tot matig lijken te zijn, blijft het toch belangrijk om informatie vanuit verschillende informanten te blijven verzamelen. Het gebruik van meerdere informanten voor de beoordeling van kind- en jeugdpsychopathologie wordt namelijk gezien als de beste manier en is aanbevolen als een bron van zowel convergente als divergente maar nuttige informatie (Jensen et al., 1999; Lahey et al., 1996). Het is daarnaast algemeen geaccepteerd dat het aggregeren en vergelijken van data van meerdere informanten essentieel is voor een nauwkeurige en effectieve beoordeling en behandeling (Achenbach, 2006). Met het gevonden resultaat dat het intelligentieprofiel geen effect heeft op internaliserende en/of externaliserende gedragsproblemen bij adolescenten wordt hypothese 1 wat stelt dat een disharmonisch profiel de kans op zowel internaliserende als externaliserende gedragsproblemen van adolescenten van 12 tot en met 16 jaar verhoogt, verworpen. Aangezien er geen effect wordt gevonden, heeft het geen zin om het effect per disharmonisch profiel te onderzoeken of om naar modererende variabelen te kijken. Om deze reden worden hypothese 2 en 3, waarin respectievelijk verwacht werd dat adolescenten met een verbaal disharmonisch profiel hoger scoren op internaliserend dan op externaliserend gedrag en dat adolescenten met een performaal disharmonisch profiel hoger scoren op externaliserend dan op internaliserend gedrag, verworpen. Hypothese 4 waarin verwacht werd dat geslacht een
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
15
modererende variabele is in het effect van een disharmonisch profiel op internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag wordt ook automatisch verworpen. Dit resultaat komt overeen met het resultaat van Vos (2009). Zij vond geen significante effecten van een disharmonisch profiel op internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag bij kinderen van 6 tot en met 11 jaar. De resultaten van beide studies zijn echter niet in lijn met eerder genoemde resultaten in de inleiding zoals dat patiënten met een depressie gekarakteriseerd zijn door een verbaal disharmonisch profiel (Goodwin en Jamison, 2007; Kluger en Goldberg, 1990) en dat jeugdige delinquenten significant vaker een performaal disharmonisch intelligentieprofiel laten zien dan de normale populatie (Cornell en Wilson, 1992; Wong en Cornell, 1999). Een mogelijke verklaring voor het gevonden verschil in resultaten is dat er in de onderzoeken van onder andere Goodwin en Jamison (2007), Kluger en Goldberg (1990), Cornell en Wilson (1992) en Wong en Cornell (1999) gekeken is naar specifieke probleemgedragingen en niet naar internaliserend of externaliserend gedrag in het algemeen. Daarnaast zijn er onder andere bij het onderzoek van Cornell en Wilson (1992) en Wong en Cornell (1999) bijna uitsluitend jongens gebruikt als participanten en is er ander testmateriaal gebruikt om het VIQ en PIQ van de participanten vast te stellen en om het specifieke probleemgedrag in kaart te brengen. Daarnaast zijn er verschillen in leeftijd van de participanten tussen de verschillende studies. De gemiddelde leeftijd van de participanten in het onderzoek van Wong en Cornell (1999) is bijvoorbeeld 16,2 jaar en de range is 13 tot en met 18 jaar. Dit komt niet helemaal overeen met de gemiddelde leeftijd en de range van de participanten in het huidige onderzoek. Bovendien bestaan de participanten in de studies omtrent factoren die onder te verdelen zijn onder externaliserend gedrag, in tegenstelling tot het huidige onderzoek, uit jongeren die met detentie in aanraking zijn gekomen. In een groep met jongeren die berecht zijn door een rechtbank is het waarschijnlijk dat aanwezige
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
16
gedragsproblemen ernstiger van aard zijn dan de externaliserende gedragsproblemen van jongeren uit een klinische populatie. Ondanks enkele sterke punten van het huidige onderzoek zoals dat er gebruik gemaakt is van meerdere informanten om het probleemgedrag van adolescenten in kaart te brengen, zijn er ook een aantal beperkingen aan het huidige onderzoek. Ten eerste is er gebruik gemaakt van een relatief kleine steekproef. Daarnaast is de data afkomstig uit slechts twee particuliere praktijken waardoor de data niet generaliseerbaar is naar de gehele klinische populatie. Een andere beperking van de huidige studie is dat de participanten weinig gedragsproblemen rapporteren. De scores van probleemgedragingen van de huidige participanten liggen tussen de normale populatie en de klinische populatie in waardoor het discutabel is of de huidige steekproef een representatieve steekproef is voor de klinische populatie. Tot slot wordt er in het huidige onderzoek een verschil van 12 IQ punten of meer tussen het VIQ en het PIQ als maatstaaf genomen voor een disharmonisch profiel. Dit is in lijn met onder andere Sattler (1988), maar over deze maatstaaf zijn de meningen verdeeld. Volgens Wechsler (1981) is er namelijk pas sprake van een disharmonisch profiel als het verschil tussen het VIQ en het PIQ 15 punten is of meer. Het is mogelijk dat het huidige onderzoek wel significante resulaten had gevonden als er gebruik was gemaakt van de maatstaaf van 15 IQ punten. In de dataset van het huidige onderzoek hebben de meeste participanten (12%) namelijk een IQ verschil van 12 IQ punten. Deze participanten worden nu allemaal bij een disharmonisch profiel gerekend en met de andere maatstaaf vallen al deze participanten onder het harmonische intelligentieprofiel. Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek zijn daarom onder andere om het huidige onderzoek te herhalen met de maatstaaf van een verschil van 15 IQ punten zodat de verschillen tussen de harmonische en de disharmonische intelligentieprofielen zo groot mogelijk zijn. Verder is het goed om een grotere onderzoeksgroep te werven uit meerdere
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
17
instellingen en praktijken zodat de power van het onderzoek toeneemt en resultaten generaliseerbaar zijn naar de klinische populatie. Op deze manier kunnen er beter uitspraken gedaan worden over eventuele gevonden efecten. Verder is het voor toekomstig onderzoek interessant hoe het komt dat er een zwakke correlatie bestaat tussen het gerapporteerde internaliserende gedrag door de ouder en de adolescent en welke rapportage betrouwbaarder is. Grigorenko, Geiser, Slobadskaya en Franis (2010) hebben de hypotheses dat de rapportage van adolescenten betrouwbaarder is omdat adolescenten bepaalde externaliserende gedragingen achter houden voor hun ouders waardoor ouders niet van deze gedragingen op de hoogte zijn. Het is daarnaast goed mogelijk dat de rapportage van adolescenten wat betreft internaliserend gedrag ook betrouwbaarder is dan de rapportage van de ouder. Het is namelijk goed voor te stellen dat adolescenten niet al hun sombere gevoelens delen met hun ouder(s) waardoor de ouder(s) niet van alle depressieve kenmerken op de hoogte zijn. Daarnaast kan er bij toekomstig onderzoek gezocht worden naar alternatieven om het probleemgedrag in kaart te brengen en kunnen verschillende diagnostische middelen gecombineerd worden om tot een zo betrouwbaar mogelijke beoordeling te komen van de mate van probleemgedragingen. Tot slot is een aanbeveling voor toekomstig onderzoek om participanten uit de normpopulatie en participanten uit de klinische populatie te verzamelen en deze twee groepen met elkaar te vergelijken als het gaat om het effect van een disharmonisch intelligentieprofiel op probleemgedrag. Als er door aanvullend onderzoek enig effect van een disharmonisch intelligentieprofiel op internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag gevonden wordt bij adolescenten, kan dit effect worden meegenomen in toekomstige behandelingen en interventies voor probleemgedrag.
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
18
Referenties Achenbach, T.M. (1991). Manual for the Child Behavior Checklist/4-18 and 1991 profiles. Burlington, VT: University of Vermont Department of Psychiatry. Achenbach, T.M. (2006). As others see us: clinical and research implications of crossinformant correlations for psychopathology. Current Directions in Psychological Science, 15, 94-98. Achenbach, T.M., Becker, A., Döpfner, M., Heiervang, E., Roessner, V., Steinhausen, H., & Rothenberger, A. (2008). Multicultural assessment of child and adolescent psychopathology with ASEBA and SDQ instruments: research findings, applications, and future directions. Child Psychology and Psychiatry, 49, 251-275. Achenbach, T.M., McConaughy, S.H., & Howell, C.T. (1987). Child/adolescent behavioral and emotional problems: implications of cross-information correlation for situational specificity. Psychological Bulletin, 101, 213-232. Charlebois, P., Tremblay, R.E., Gagnon, C., Larivee, S., & Laurent, D. (1989). Situational consistency in behavioral patterns of aggressive boys: methodological considerations on observational measures. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 11, 15-27. Cornell, D.G., & Wilson, L.A. (1992). The PIQ > VIQ discrepancy in violent and nonviolent delinquents. Journal of clinical Psychology, 48, 256 - 261. De Los Reyes, A., & Kazdin, A. E. (2005). Informant discrepancies in the assessment of childhood psychopathology: A critical review, theoretical framework, and recommendations for further study. Psychological Bulletin, 131, 483–509. Dickerson-Mayes, S., & Calhoun, S. L. (2004). Similarities and differences in Wechsler Intelligence Scale for Children-Third Edition (WISC-III) profiles: support for subtest analysis in clinical referrals. Clinical Neuropsychology, 18, 559-572.
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
19
Duhig, A.M., Renk, K., Epstein, M.K., & Phares, V. (2000). Interparental agreement on internalizing, externalizing, and total behavior problems: a meta-analysis. Clinical Psychology Science and Practice, 7, 435–453. Emerson, E. (2003). Mothers of children and adolescents with intellectual disability: Social and economic situation, mental health status, and the self-assessed social and psychological impact of the child’s difficulties. Journal of Intellectual Disability Research, 47, 385–399. Emerson, E., & Hatton, C. (2007). Mental health of children and adolescents with intellectual disabilities in Britain. British Journal of Psychiatry, 191, 493-499. Evers, A., Zaal, J.N., & Evers, A.K. (2002). Ontwikkelingen in het testgebruik van Nederlandse psychologen. De Psycholoog, 37, 54-61. Goodman, A., Lamping, D., & Ploubidis, G. (2010). When to use broader internalizing and externalizing subscales instead of the hypothesized five subscales on the strengths and difficulties questionnaire (SDQ): data from British parents, teachers and children. Journal of Abnormal Child Psychology, 38, 1179-1191. Goodwin, F. K., & Jamison, K. R. (2007). Manic-depressive illness, 2nd edition. New York: Oxford University Press. Greenway, P., & Milne, L. (1999). Relationship between psychopathology, learning disabilities, or both and WISC-III subtest scatter in adolescents. Psychology in the Schools, 36, 103-108. Grigorenko, E.L., Geiser, C., Slobodskaya, H.R., & Francis, D.J. (2010). Cross-informant symptoms from CBCL, TRF, and YSR: trait and method variance in a normative sample of russian youths. Psychological Assessment, 22, 893–911. Hollis, C. (2000). Adolescent schizophrenia. Advances in Psychiatric Treatment, 6, 83–92. Isen, J. (2010). A meta-analytic assessment of wechsler´s P>V sign in antisocial populations.
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
20
Clinical Psychology Review, 30, 423-435. Jensen, P.S., Rubio-Stipec, M., Canino, G., Bird, H.R., Dulcan, M.K., Schwab-Stone, M.E., & Lahey, B.B. (1999). Parent and child contributions to diagnosis of mental disorder: are both informants always necessary? Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 38, 1569–1579. Howlin, P., Goode, S., Hutton, J., & Rutter, M. (2004). Adult outcome for children with autism. Journal of Child Psychology, 45, 212-229. Kaldenbach, Y. (2007). Hiërarchische analyse van de WISC-III nader toegelicht: vragen en antwoorden. Kind en Adolescent Praktijk, 6, 72-80. Kluger, A., & Goldberg, E. (1990). IQ patterns in affective disorder, lateralized and diffuse brain damage. Journal of Clinical and Experimental Neuropsychology, 12, 182−194. Lahey, B.B., Flagg, E.W., Bird, H.R., Schwab-Stone, M.E., Canino, G., Dulcan, M.K., . . . Regier, D.A. (1996). The NIMH Methods for the Epidemiology of Child and Adolescent Mental Disorders (MECA) Study: Background and methodology. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 35, 855–864. Legree, P.J., Pifer, M. E., & Grafton, F.C. (1996). Correlations among cognitive abilities are lower for higher ability groups. Intelligence, 23, 45-57. Moffitt, T. E., & Silva, P. A. (1987). WISC-R verbal and performance IQ discrepancy in an unselected cohort: clinical significance and longitudinal stability. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 55, 768-774. Owens, E.B., Hinshaw, S.P., Kraemer, H.C., Arnold, L., Abikoff, H.B., Cantwell, D.P., … Wigal, T. (2003). Which treatment for whom for ADHD? Moderators of treatment response in the MTA. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 71, 540–552. Pernicano, K.M. (1986). Score differences in WAIS-R scatter for schizophrenics, depressives,
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
21
and personality disorders: a preliminary analysis. Psychological Reports, 59, 539–543. Renk, K., & Phares, V. (2004). Cross-informant ratings of social competence in children and adolescents. Clinical Psychology Review, 24, 239–254. Rispens, J., Swaab, H., Oord, E. J. van den, Cohen-Kettenis, P., Engeland, H. van, & Yperen, T. van (1997). Risk profiles in child psychiatric diagnosis: sense or nonsense? Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 36, 1587-1594. Sackeim, H.A., Freeman, J., McElhiney, M., Coleman, E., Prudic, J., & Devanand, D.P. (1992). Effects of major depression on estimates of intelligence. Journal of Clinical and Experimental Neuropsychology, 14, 268–288. Sattler, J.M. (1988). Assessment of children (3rd edition). San Diego, CA: Auteur. Verhulst, F. C., Ende, J. van der, & Koot, H. M. (1996). Handleiding voor de CBCL/4-18. Rotterdam: Afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Sophia Kinderziekenhuis/Academisch Ziekenhuis Rotterdam/Erasmus Universiteit Rotterdam. Vos, G.A. (2009). De relatie tussen verschillende (dis)harmonische intelligentieprofielen en probleemgedrag bij kinderen. (Ongepubliceerd manuscript). Praktijk voor leer- en gedragsadviezen Universiteit van Utrecht, Utrecht. Webb Camp, B. (1966). WISC Performance in acting-out and delinquent children with and without EEG abnormality. Journal of Consulting Psychology, 30, 350-353. Wechsler, D. (1958). The measurement and appraisal of adult intelligence, 4th edition. Baltimore, MD: Williams & Wilkins Co. Wechsler, D. (1981). Wechsler Adult Intelligence Scale – revised. San Antonio, TX: The Psychological Corporation. Wechsler, D. (2005). WISC-III: handleiding en verantwoording. London, Pearson Assessment.
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
22
WHO (1993). The ICD-10 classification of mental and behavioural disorders: diagnostic criteria for research. Geneva: WHO. Wong, W., & Cornell, D.G. (1999). PIQ > VIQ discrepancy as a correlate of social problem solving and aggression in delinquent adolescent males. Journal of Psychoeducational Assessment, 17, 104-112.
Running head: EFFECT DISHARMONISCH PROFIEL OP GEDRAGSPROBLEMEN
23
Tabel 1. Participantgegevens Harmonisch intelligentieprofiel 25
VIQ disharmonisch intelligentieprofiel 25
PIQ disharmonisch intelligentieprofiel 25
Totaal
Meisjes
13
7
13
33
Jongens
12
18
12
42
Leeftijd
14,12 (1,51)
13,44 (1,00)
13,88 (1,33)
13,81 (1,31)
Verschil VIQ-PIQ
4,72 (3,71)
19,48 (6,77)
17,72 (5,16)
13,97 (8,48)
CBCL intern.
56,64 (8,52)
59,04 (12,22)
57,80 (11,79)
57,83 (10.86)
CBCL extern.
53,04 (11,82)
54,28 (12,80)
59,00 (13,90)
55,44 (12,95)
YSR intern.
51,16 (9,44)
50,68 (13,34)
54,48 (11,44)
52,11 (11,49)
YSR extern.
49,96 (10,79)
47,24 (12,87)
52,44 (11,20)
49,88 (11,69)
75
Geslacht
Gedragsproblemen
Data is gepresenteerd als gemiddelde (standaarddeviatie) VIQ betekent Verbaal Intelligentie Quotiënt en PIQ betekent Performaal Intelligentie Quotiënt
Tabel 2. Gedragsproblemen van participanten per geslacht Jongens 42 55,98 (9,93)
P-waarde T-tests
CBCL intern.
Meisjes 33 60,18 (11,68)
CBCL extern.
56,42 (13,71)
54,67 (12,43)
0,563
YSR
intern.
53,55 (9,66)
50,98 (12,74)
0,340
YSR
extern.
50,30 (10,90)
49,55 (12,398)
0,783
0,096
Data is gepresenteerd als gemiddelde (standaarddeviatie) CBCL betekent Children Behavioral Checklist en YSR betekent Youth Self Report * p <.05
Tabel 3. Pearson correlaties tussen gerapporteerde gedragsproblemen door ouder en adolescent CBCL intern. CBCL extern. 1 CBCL intern. ,481** 1 CBCL extern. ,257* ,125 YSR intern. ,201 ,671** YSR extern. ** Significant correlation at p≤ ,01 (2-tailed). * Significant correlation at p≤ ,05 (2-tailed).
YSR intern.
YSR extern.
1 ,511**
1