Konferentie Nederlandse Religieuzen
bulletin
jaargang 13 • nummer 3 • juli 2010
‘In, onder en over dit alles is een aanwezigheid waar we geen naam voor hebben. We noemen het God, we noemen het Liefde. Maar we weten niet wat we daarmee zeggen. Liefde is niet te begrijpen, liefde kun je niet weten en niet meten. Het gaat ons verstand te boven. Pas als aan alle denken en voelen, begrijpen en ervaren een eind gekomen is, kunnen we in onze ziel een afdruk ervan vinden, een zeker weten van de oneindige omarming van God.’ Fragment uit Over liefde van Guy Dilweg ofm
in veelvoud verbonden knr Jaarverslag 2009
inhoud Voorwoord br Cees van Dam csa. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 In beeld.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 • ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’ 6 In gesprek met zr Angeluccia Vos occ • Bestuurswisselingen 8 • Aangenaam. Kennismaking met Jeroen Crajé 9 • ‘Laat de kinderen tot mij komen’ Gedachten bij seksueel misbruik (2) 10 Gerechtigheid & Vrede. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 • Praktijk Nederlandse vreemdelingenbewaring onacceptabel. Nieuw rapport Justitia & Pax 12 • Laat gerechtigheid stromen als een beek die nooit opdroogt (Amos 5, 24) Portret van de Hoogstraatgemeenschap 14 Projecten.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 • Een Haagse Dominicus 16
2010
In veelvoud verbonden / KNR jaarverslag 2009 in vogelvlucht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 • Samen onderweg, belangenbehartiging, solidariteit, verbondenheid, internationalisering en aandacht voor roeping en bezinning op 18 religieus leven Religieus leven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 • Ga en doe evenzo. In gesprek met zr Wilfrida Voets 26 • Tot elkaar geroepen. Pierre Humblet 29
Colofon
Verlangen Column Evelien Meijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Het KNR-bulletin (ISSN: 1569-9447) is een uitgave van de afdeling communicatie van de KNR en verschijnt vijf maal per jaar. Middels dit bulletin wil de redactie de religieuzen in Nederland en hun bondgenoten informeren over ontwikkelingen die zich afspelen in de wereld der religieuzen in brede zin. De redactie behoudt zich het recht voor om toegezonden kopij in te korten. Aan ieder bestuur van de bij de KNR aangesloten religieuze instituten en aan de redacties van congregatiebladen wordt een exemplaar verstrekt. Daarnaast ontvangen leden van commissies van de KNR het blad. Afzonderlijke communiteiten en individuele religieuzen kunnen het bulletin op aanvraag toegezonden krijgen. Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden. Vormgeving en lay-out: Vormweijs, Nijmegen Druk: Drukkerij Berne, Heeswijk-Dinther KNR-afdeling communicatie, Postbus 111, 5201 AC ’s-Hertogenbosch Redactiesecretariaat/Eindredactie: Will van de Ven T: 073 – 6921321, F: 073 – 6921322, E:
[email protected] www.knr.nl / www.religieuzen.nl / www.bewogenheid.nl
Het volgende nummer van dit blad verschijnt in ok tober 2010. Sluitingsdatum kopij voor het volgende nummer: 15 september 2010.
Boeken & brochures.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 • Ecology at the Heart of Faith. Denis Edwards • Aan God toegewijd. Religieus leven in beweging. Doenja van Belleghem • Bevrijd het celibaat; het is een charisma! Donald Cozzens • Stilte als antwoord. Sara Maitland • Werken in een dwarsverband. Een portret van de gezamenlijke Nederlandse priesterreligieuzen 1840-2004. Jan Jacobs • Oord van helder licht • De kruisherenmissie in Congo. Roger Janssen osc Jongere religieuzen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 • Voordat je christen bent wees mens. In gesprek met Sylvia Heusbourg en Claartje Verbeek 40 Goed voor je hart Column Ben Verberne msc . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Duurzaam & spiritueel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 • Wij zijn als paddestoelen. In gesprek met Guy Dilweg ofm 44 • Nationale Vredesdag voor Religieuzen 46 • Acht eeuwen Kruisheren 46 • Duurzaamheid en spiritualiteit vanuit verschillende tradities. 47 Agenda. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
voorwoord
Voorwoord
Religieus leven van de toekomst zien wij soms even, maar de
Een gebruikelijke wijze van het openen van een jaarverslag is om al met iets van afstand terug te kijken naar het afgelopen jaar. Nu ik deze opening schrijf, kan ik niet op die wijze beginnen. Er is de laatste maanden te veel gebeurd om daar nu aan voorbij te gaan. Er zijn te veel mogelijke situaties van seksueel misbruik en andere vormen van machtsmisbruik door religieuzen, vooral ten aanzien van jonge mensen die aan hen waren toevertrouwd, gemeld. Hoewel het onderzoek naar de aard, de precieze omvang en de context daarvan pas op het punt van beginnen staat, neem ik de stelling in dat iedere situatie van seksueel misbruik er een te veel is en nooit had mogen voorkomen. Op dit moment kunnen wij alleen de resultaten van het onderzoek naar het misbruik afwachten en het oordeel over de rol van de (toenmalig) verantwoordelijke bestuurders. Intussen zijn degenen die melding van misbruik maakten en die dat graag wilden al in contact gebracht met vertegenwoordigers van religieuze instituten binnen welke het gemelde misbruik voorkwam. Tot voor kort was er binnen vele religieuze instituten die het einde van hun aanwezigheid in Nederland zien aankomen, vooral een gevoel van trots op wat zij gerealiseerd hadden binnen de zorg en het onderwijs en dat konden zij terecht laten zien. Voor de buitenstaander is het blazoen bekrast, zeker voor degenen die hun oordeel alleen of vooral baseren op de
4
k nr bu l let in 3 | 2010
actuele publicaties in de media. Maar laat die trots er blijven, ondanks de smet die er ook is en die erkend moet worden. Laten wij niet vergeten hoe belangrijk onze opvoedingsinstellingen (scholen, internaten, juvenaten, noviciaten, seminaries) geweest zijn voor vele jonge mensen die daar goed en gedegen zijn voorbereid op hun verdere leven, qua werk en persoonlijk. Zo hebben die instellingen ook hun maatschappelijke verdiensten. Het overgrote deel van de religieuzen die daar voor die jonge mensen werkten, heeft zich met hart en ziel ingezet. Soms wellicht op een manier die nu vragen oproept, maar steeds met het belang van die jonge mensen en hun toekomst voorop. Op die instellingen en die religieuzen mogen en moeten wij trots blijven en hun verdiensten mogen niet verdwijnen achter het wangedrag van enkelingen dat op dit moment alle aandacht vraagt. Het jaar 2009 was het jaar van het afscheid van Tjeu Timmermans ocarm als de eerste voorzitter van de KNR. Wij zijn hem grote dankbaarheid verschuldigd. Hij bekleedde het voorzitterschap vijf-en-een-half jaar en hij heeft zijn stempel onmiskenbaar gedrukt op de KNR als de ene en enige conferentie van de religieuzen in Nederland. Een gevoel van saamhorigheid en lotsverbondenheid overheerst binnen de KNR en daar ligt ook onze kracht, heeft hij menigmaal benadrukt. Gezamenlijk kunnen de
religieuze instituten meer betekenen dan ieder voor zich. Hij benadrukte ook steeds het belang van de diverse vormen van spiritualiteit die in en door ons levend worden gehouden en waarvan wij allen de dragers zijn. Die vormen van spiritualiteit blijven hun belang houden in de Kerk en in de maatschappij, waar de vragen ‘Wat moet ik doen?’ ‘Wat mag ik hopen?’ met onverminderde kracht gesteld blijven nadat het ‘hemels baldakijn’ als het persoonlijk en maatschappelijk richting- en zingevend kader is weggevallen. Des te belangrijker wordt de rol van religieuzen om op hun wijze de ‘tekenen des tijds te doorzoeken en in het licht van het evangelie te interpreteren’ (Gaudium et Spes, nr 4). Aan het eind van het jaar namen wij ook afscheid van Ad Leys als secretaris van de KNR en Hoofd van het Bureau, functies die hij bijna 11 jaar bekleedde. In een feestelijk afscheid van het Bestuur zei zr Rafaël Kops (laatste voorzitter van de KNR ‘oude stijl’) dat het een grote verdienste is dat hij een onmiskenbare bijdrage heeft geleverd aan het herstel van het vertrouwen bij de religieuze instituten in de KNR als organisatie en in het Bureau na de jaren waarin dat vertrouwen geschaad was. In dit jaarverslag over 2009 leest u over tal van activiteiten die de KNR voor, met en namens de religieuze instituten ondernam. Ik wil twee onderwerpen kort extra aandacht geven. In mei bracht mgr G. Gardin
Geest zal er ruimte voor maken en in de vorm voorzien.
ofmconv als secretaris van de Congregatio een bezoek aan de KNR. Hij was blij verrast door op enkele plaatsen jonge religieuzen te zien en door de aandacht voor de blijvende maatschappelijke betrokkenheid van religieuzen en voor de zorg voor de ouderen onder ons. Ook was hij onder de indruk van de nauwe samenwerking tussen religieuzen en leken in ons land. Hij vroeg ons om alles in het werk te stellen om de continuïteit van de aanwezigheid van de traditionele religieuze spiritualiteiten te verzekeren, omdat die hun waarde voor de Kerk, de maatschappij en afzonderlijke mensen ruimschoots bewezen hebben en die waarde blijven houden. Het Bestuur KNR had het gevoel er een vriend op een belangrijke plaats te hebben bij gekregen. Maar hij werd tot bisschop van Treviso in Noord Italië (zijn geboortestreek) benoemd en wij hebben hem daarmee geluk gewenst, al was het met een dubbel gevoel. In de Algemene Vergadering van juni hebben wij ons blijvende engagement
bij de missionaire beweging vastgelegd. Met onze belangrijkste partners in deze willen wij ons inzetten voor de toekomst van de missionaire beweging in Nederland voor zover die haar wortels heeft in onze missionaire tradities. Voor alle religieuze instituten is dat missionaire aspect, hoe ook vorm gegeven, wezenlijk. Het is onze inzet voor de realisering van het Rijk Gods, in het besef dat die realisering niet in onze handen ligt, maar gegeven zal worden. De erkenning dat de aspecten van het leven die er echt toe doen, niet maakbaar zijn, maar de mens gegeven worden, ontvankelijkheid, kenmerkt ons leven als gelovigen. Daarom vertrouwen wij op Gods Geest. Ik vertelde u eerder dat ik een ‘Pinkstermens’ ben. Ik vertrouw er dan ook op dat de Geest ons zal leiden en bijstaan, altijd en zeker in de komende periode. Het kan zijn dat het onderzoek naar seksueel misbruik ongemakkelijke uitkomsten zal hebben, maar die moeten wij dan open en zelfbewust
tegemoet treden. In het besef van de aangerichte schade voor de getroffenen mag steeds gesteld worden dat onze geschiedenis ook vele andere aspecten heeft. Moge de Geest ook die mensen die zich aangetrokken voelen tot religieus leven, in de bekende of in nieuwe vormen, zo leiden dat zij zien dat het in het religieus leven om de ‘Gottespassion’ gaat, om je leven compleet door God te laten tekenen en daar uiting aan te geven. Religieus leven van de toekomst zien wij soms even, maar de Geest zal er ruimte voor maken en in de vorm voorzien. In blijvend vertrouwen op de Geest wens ik de leden van de KNR, ieder overste van het eigen instituut, de kracht toe om voor de leden van dat instituut een behoedende en inspirerende overste te blijven. De KNR wil daarbij doen wat u daarvoor nodig vindt dat zij doet. Het jaarverslag wil daarvan de getuige zijn.
Br Cees van Dam csa, voorzitter KNR
k nr bu l let in 3 | 2010
5
in beeld
In beeld ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’ (Joh. 2, 5) In gesprek met zr Angeluccia Vos occ Zr Angeluccia Vos nam onlangs afscheid als bestuurslid KNR, nadat zij hierin ruim zes jaar de monialen heeft vertegenwoordigd. In deze bijdrage vertelt zij over haar keuze voor religieus leven en haar bronnen van inspiratie. Zr Angeluccia (Amersfoort, 1935) was de oudste in een gezin dat uiteindelijk acht kinderen zou tellen. Haar ouders hadden een klein gemengd en overwegend zelfvoorzienend boerenbedrijf. Reeds als tiener van veertien, vijftien jaar had ze een drang naar een leven van gebed. Ze consulteerde daarover haar biechtvader, die haar een boek leende over missionerende orden en congregaties. Onder het kopje Megen vond ze iets over het leven van gebed en boete van de Clarissen-Coletinen dat haar aansprak. Vandaar dat ze op een dag een telefoonboek pakte – daar stond toen nog heel Nederland in – en op zoek ging naar de Clarissen in Eindhoven. Ze schreef een brief, waarin ze haar belangstelling kenbaar maakte, maar die brief is nooit verzonden, want haar vader kreeg een hartinfarct. Hij lag maandenlang in het ziekenhuis en kon daarna niets meer doen in het bedrijf. Hoewel er hierdoor veel op losse schroeven kwam te staan ging ze toch naar het klooster. Ze is nog steeds verwonderd dat ze onder die omstandigheden een resolute keuze maakte voor religieus leven. Zr Angeluccia: Hoe heb je het kunnen doen? Toch voelde ik dat het moest, de drang
6
k nr bu l let in 3 | 2010
was onweerstaanbaar en daarom trad ik in 1954 op 19-jarige leeftijd in. Nu zou ik ook zeggen: te jong. Wat heb je in je hoofd gehaald? Maar toen was dat niet uitzonderlijk. Beide ouders waren in 1959 bij de plechtige professie van hun dochter present achter de tralies. Bij die gelegenheid werd meteen hun zilveren huwelijksjubileum gevierd, want daarvoor mochten slotzusters indertijd niet het klooster verlaten. En toen enkele jaren later de ouders – kort na elkaar – overleden mocht zr Angeluccia evenmin de begrafenis bijwonen. Zr Angeluccia: Als kloosternaam hadden ze Theresia in gedachten voor mij, maar dat wilde ik niet. De kleine Theresia was mij te zoetelijk. Angeluccia was een van de eerste volgelingen van Clara. Ze komt voor op de lijst van de 50 namen in San Damiano en verder is er weinig tot niets over haar bekend. Dat schiep dus ruimte voor mij om er een eigen invulling aan te geven. De Clarissen-Coletinen zijn de hervormingsgezinde tak van de orde, die 150 jaar na het overlijden van Clara is gesticht door Coleta Boilet (1381-1447). In een droom verscheen haar Franciscus met de opdracht om de goede geest terug te brengen bij de Clarissen. Nadat ze algemeen overste was geworden begon ze
in veel Europese kloosters prompt met hervormingen, vooral op het punt van de armoede en de mentaliteit. Daarnaast stichtte zij zelf nog zeventien nieuwe vestigingen (o.a. Le Puy-en-Velay). Ze overleed in Gent in het klooster dat ze het laatst gesticht had. Dat klooster bestaat nog steeds. Veel jonge meisjes werden aangestoken door haar vuur. Coleta greep terug op de oorspronkelijke Regel van Clara en voerde een strenger slot in en een striktere armoedebeleving dan Clara waarschijnlijk bedoeld heeft. Zr Angeluccia leerde Coleta pas kennen tijdens het noviciaat: Ze zegt mij nog steeds niet zo veel. Spiritueel gezien gaan we via Coleta terug naar Clara. Zonder tralies Op het hoogtepunt eind jaren zeventig waren de Clarissen-Coletinen in Eindhoven met 23 zusters van wie 6 buitenzusters, die op termijn gingen (bedelen). Slechts twee zijn er van slotzuster buitenzuster geworden. Vanaf de jaren vijftig sijpelden de veranderingen geleidelijk het klooster binnen via de radio, kranten en de televisie, al werd daar slechts sporadisch naar gekeken, bijvoorbeeld bij de kroning van een nieuwe paus of op Koninginnedag. Zr Angeluccia: Door
deze nieuwe media haalde je de wereld binnen, die stopt niet bij de tralies. Maar ook die tralies werden meer en meer als achterhaald ervaren. Je hoorde van het zonder tralies in 1960 gestichte Nieuwe Niedorp en van de tralies op de spreekkamer in Babberich, die werden verwijderd. Het was gebruikelijk dat er altijd twee toehoorsters waren als je bezoek had. Die zusters zaten dan bijvoorbeeld te breien. Ik herinner me nog goed dat ik op een gegeven moment bezoek kreeg zonder dergelijk toezicht. Dat zat me helemaal niet lekker. Alsof je iets ongeoorloofds deed. Maar kennelijk had men het niet nodig gevonden om aan de novicen door te geven dat het voorschrift afgeschaft was. En in mijn geheugen staat gegrift hoe we eind jaren zestig stonden af te wassen, toen onze abdis ons riep. Ze had de tralies los geschroefd, omdat ze het gezeur erover beu was, maar ze kon dat stalen hekwerk niet meer de baas. We zetten het gevaarte buiten en het werd een klimrek voor de rozen. De veranderingen in de dagorde waren ook ingrijpend voor ons leven, zowel uiterlijk als innerlijk. We waren gewend om gekleed in ons habijt om 19.30 u naar bed te gaan, want om 24.00 u was er nachtofficie. In 1965 was ik in Hannover om de communiteit daar te ondersteunen. De Duitse zusters droe-
gen al nachtponnen. Dat vond ik prettiger en ik heb dat ook bij ons in Nederland geïntroduceerd. Stabilitas loci In de decennia die daarop volgden zouden de ontwikkelingen de zusters nopen om hun klooster te verlaten. Zr Angeluccia: In 1989 werd ik voor de eerste keer tot abdis gekozen. De verhuizing naar Someren was toen nog niet aan de orde, maar er waren diverse factoren, die ons ertoe aanspoorden om na te denken over onze toekomst. Onze Clara was 99, onze Paschalis had enkel nog zicht in één oog en daaraan moest ze ook nog geopereerd worden. We gingen in gesprek met Nynke Noordhof en kwamen in contact met de Zusters van Glorieux, zr Adelberta en Piet Leenhouwers en met zr Taci Keurntjes, die het hele proces begeleid heeft. In Eindhoven, waar zr Angeluccia intrad, wordt het klooster inmiddels bewoond door de Arme Clarissen uit de Verenigde Staten. Samen met haar 13 medezusters is zr Angeluccia in 1993 naar Huize Witven in Someren verhuisd, waar haar 4 mede-Clarissen vanuit Helmond haar al waren voorgegaan. Bij aanvang telde de groep 18 zusters, nu zijn ze nog met achten. Naast hun
eigen kamer beschikken de zusters over een gezamenlijke gebedsruimte en een bibliotheek. In Someren wonen ook religieuzen van andere signatuur zoals de Zusters van de Goede Herder en een groeiend aantal leken. De tijd staat niet stil in Someren, er is de laatste jaren veel nieuwbouw gepleegd en enkele maanden geleden zijn ruim twintig bewoonsters, onder wie 9 religieuzen, kleinschaliger gaan wonen. Nu is er een verpleegafdeling gekomen voor mensen die veel zorg nodig hebben en het aantal uitgiftepunten voor maaltijden is teruggebracht van vier naar twee. Al dergelijke bewegingen bezorgen de bewoners de nodige onrust. Zr Angeluccia, de jongste van de monialen in Het Zonnelied, hoopt dan ook hartgrondig dat zij met haar medezusters hier zal mogen blijven zolang dat redelijk verantwoord is. Zij werd in 1995 in het bestuur van de SMB gekozen en van daaruit werd ze in 2004 ‘doorgeschoven’ naar de KNR. Zr Angeluccia: Ik ben blij dat ik dat hele proces heb meegemaakt. Onder de bezielende leiding van Tjeu Timmermans zijn we toegegroeid naar één KNR. Vooral de formulering van het Mission Statement was een belangrijke vrucht van de gezamenlijkheid. Tijdens de maandelijkse vergadering van de KNR worden er tal van dingen besproken waarvan het goed is om er kennis over te hebben. Je wereld wordt breder en je raakt meer betrokken op de diversiteit van de religieuze instituten. Er was geruime tijd nauwelijks of maar mondjesmaat aandacht voor aanwas, maar ik ben verheugd dat de Commissie Roepen weer geactiveerd is. Dan merk je toch dat zo’n centraal informatiepunt van belang is voor jonge mensen. Ze zullen hun eigen weg moeten zoeken, want zoals wij het gedaan hebben is waarschijnlijk niet de meest geëigende vorm voor hedendaagse zoekers. Maar
k nr bu l let in 3 | 2010
7
in beeld
in beeld
het is zonneklaar dat je alleen zoekend iets kunt vinden. Naar Zijn beeld en gelijkenis Haar hele leven heeft ze er naar gestreefd om te leven in de geest van Jezus en van Maria. Zr Angeluccia: Zoals zij sprak tegen de bruiloftsgasten van Kana: ‘Doe maar wat Hij je zeggen zal.’ Wanneer ze na een lange vergadersessie ‘helemaal gaar’ is, tankt ze bij door te tuinieren of de planten te verzorgen. Die taak heeft ze in een deel van het huis op zich genomen. Op haar eigen kamer alleen al staan 22 orchideeën, die goed gedijen bij de individuele aandacht die ze krijgen. Haar groene vingers bewerken ook buitenshuis groei en bloei. Liefdevol vertelt ze over de toverhazelaar op het terrein, waarvan de tuinman zomaar een aantal dikke takken had afgezaagd. Zr Angeluccia: Het is moeilijk voor die plant om zich te vermenigvuldigen, want na de vorst gaan de knoppen eigenlijk pas zwellen. De zaaddozen van de toverhazelaar zijn een jaar na de bestuiving rijp. Dan knallen ze open en worden tot 10 meter ver weggeschoten. Schitterend! Vlakbij het bed van zr Angeluccia staat een afbeelding van een medaillon, die haar dierbaar is. Zr Angeluccia: Ik vind het inspirerend hoe hier de schepping van de mens wordt voorgesteld. God de vader zit op zijn knieën en heeft het hoofd van de mens in zijn handen. Het Ik-zal-er-zijn-voorjou spreekt daar uit. God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis. Het is mijn diepste verlangen om daar een beetje naar toe te groeien.
Bestuurswisselingen Broeders Penitenten • broeder Gerardo Broeders, algemeen overste • broeder Savio Ebben, plaatsvervangend overste • de heer Ben Wanders, lid Zusters Franciscanessen van Dongen • zuster Rafaël Kops, algemene overste • zuster Redempta Hesselmans, plv.alg. overste • zuster Agnes Langerwerf, lid • zuster Ester van Rijen, lid Franciscanen • Jan van den Eijnden, provinciaal • Frans Gerritsma, vice-provinciaal • Guy Dilweg, lid • Rob Hoogenboom, lid • Herman Piek, lid • Wim Pot, lid Zusters Ursulinen van Bergen • zuster Marie José de Kok, voorzitter • zuster Euphrosine Veldboer, lid • zuster Maria Bekooy, lid
Aangenaam: Jeroen Crajé Op 15 augustus 2009 is Jeroen Crajé in dienst getreden als financieel-economisch stafmedewerker van de KNR ter opvolging van Ton Peek. Hij heeft inmiddels de eerste kennismaking met religieuze instituten achter de rug en stelt zich nader aan u voor. Jeroen Crajé (Nieuw-Buinen Drenthe, 1970): Ik ben opgegroeid in een gezin met drie kinderen. Mijn vader was leraar op de basisschool, mijn moeder was apothekersassistente en ik heb twee oudere zussen waarvan één lerares in het middelbaar onderwijs is geworden en de ander operatieassistente in een ziekenhuis. Al vrij snel zijn wij verhuisd naar Elst (Gelderland) waar ik het merendeel van mijn jeugd gewoond heb. Ik ging dagelijks op de fiets naar het VWO in Arnhem. Nadat ik mijn diploma had gehaald ben ik een jaar naar de hotelschool gegaan, maar dat bleek niet de juiste keuze. Met name de financiële kant had wel mijn interesse en zo kwam ik bij het accountantskantoor Ernst&Young in Utrecht terecht, waar ik werk combineerde met de opleiding tot registeraccountant. Inmiddels ben ik overgestapt naar de opleiding tot Register Controller, die ik volgend jaar hoop af te ronden. Deze opleiding ligt in het verlengde van de accountantsopleiding, maar is meer gericht op de interne beheersing van een organisatie in plaats van de externe controle er van.
Nadat ik mijn vrouw Corine leerde kennen ben ik verhuisd naar Tiel. Tevens stapte ik over naar het accountantskantoor Deloitte in ’s-Hertogenbosch. Met name in de laatste jaren heb ik bij Deloitte hoofdzakelijk zorginstellingen gecontroleerd, maar ook de KNR was één van mijn klanten. Voor mij waren Cees Backer, Ad Leys en Jules Bauduin derhalve al bekende personen. Destijds kwam ik al met plezier bij de KNR, met name omdat er altijd een prettige sfeer hing en Willemien Hermsen en later Henny van de Ven zeer behulpzaam waren, waardoor de controle altijd vlot verliep. Dat prettige gevoel is overigens alleen maar sterker geworden. De contacten binnen het bureau maar ook met de religieuze instituten, de FKR-leden en de economen van de bisdommen ervaar ik als zeer open, warm en positief. Hieraan ontbrak het nogal bij mijn laatste werkgever, een Amerikaanse beursgenoteerde onderneming, waar het eigenlijk alleen maar om geld ging en mensen er niet toe deden. In tegenstelling tot die periode ga ik nu weer met plezier naar mijn werk! Overigens zijn de werk-
zaamheden die ik nu verricht veel breder en minder voorspelbaar. Dit maakt het werk extra aantrekkelijk doordat je continu bezig bent met het zoeken naar de beste oplossing. Wat mij ook opvalt en wat ik erg leuk vind is de waardering die je achteraf krijgt als een zaak is afgerond. Sinds enkele jaren wonen wij in Varik, een klein dorpje aan de Waal in de buurt van Tiel. Mijn vrouw werkt parttime op een architectenkantoor. Wij hebben drie kinderen Lars (11), Esmée (9) en Tim (7). Aangezien ik net voorzitter van het College van Kerkrentmeesters in onze vorige woonplaats was geworden, ben ik tot afgelopen jaar kerkelijk actief geweest in Ophemert. Op dit moment ondersteun ik ze nog wel bij zaken op financieeleconomisch gebied, maar ik ga me geleidelijk meer richten op onze kerk in Varik. Naast mijn kerkelijke activiteiten ben ik nog bestuurslid jeugd van onze lokale voetbalvereniging, waarbij zowel Lars als Esmée spelen. Op donderdag train ik het meisjesteam en op vrijdagavond speel ik zelf met de veteranen mee. JC
WvdV w w w.huize -witven.nl
8
k nr bu l let in 3 | 2010
k nr bu l let in 3 | 2010
9
in beeld
in beeld
‘Laat de kinderen tot mij komen’ Gedachten bij seksueel misbruik (2) Seksueel misbruik van minderjarigen is een misdrijf dat helaas niet tot onze tijd beperkt blijft. Het is van alle tijden. In het Nieuwe Testament stuiten we op een onvoorwaardelijke veroordeling uit de mond van Jezus. Misschien leest niet iedereen de betreffende passages met dezelfde ogen, maar behalve expliciete veroordelingen vinden we ook kritiek op praktijken van seksueel misbruik uit kringen van machthebbers, keizers en hun hofhouding. De Romeinse keizer onder wie Christus veroordeeld, gekruisigd en gedood werd, was de als zeer wellustig bekend staande keizer Tiberius (14-37 n C). De Romeinse geschiedschrijver Suetonius beschrijft zijn uitspattingen en misdaden waarvan de roep ook Palestina en de joodse tijdgenoten van Jezus van Nazareth bereikt. We spreken over de periode rond 30 na Christus. Consuls, keizers en leiders van het volk kregen kinderen aangeboden bij wijze van cadeau ter seksueel vermaak. Het volk eerde hun leiders daarmee. Dit betrof uiteraard niet de kinderen van vrije Romeinse burgers, maar die van slaven en slavinnen. Suetonius beschrijft wat Tiberius met deze willoze geschenken uitspookte: “Op Capri liet hij plekjes voor zinnelijk genot inrichten waar jongens en meisjes verkleed als faunen en nimfen seksuele diensten aanboden: het volk noemde deze plaats openlijk ‘de tuin van de oude bok’… [Tiberius] verwierf een reputatie in nog grovere schanddaden die men nauwelijks durft te vertellen, laat staan te geloven. Zo zou hij kleine jongens (die hij ‘visjes’ noemde) geleerd hebben om tussen zijn dijen te kruipen als hij ging baden om hem te prikkelen met hun likjes en beetjes, en ongespeende baby’s hield hij
10
k nr bu l let in 3 | 2010
aan zijn geslachtsdeel als was het de borst, verkikkerd als hij door zijn aard en leeftijd was op deze vorm van bevrediging” (Suetonius, Keizers van Rome, ‘Tiberius’ 43-44). Het aanbieden van kinderen ter seksueel vermaak van mannen van aanzien is een praktijk die meespeelt op de achtergrond van het verhaal over de kinderen die men bij Jezus brengt. Een praktijk die uiteraard streng ver-
Carl Bloch (1834 -1890): Jezus en de kinderen
oordeeld wordt. Marcus vertelt het als volgt: “De mensen probeerden kinderen (paidía) bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken, maar de leerlingen berispten hen. Toen Jezus dat zag, wond hij zich erover op en zei tegen hen: ‘Laat de kinderen bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.’ Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen” (Marcus 10,13-16). Niet onmiddellijk duidelijk in dit verhaal is de houding van de leerlingen die willen verhinderen dat mensen kinderen (niet: hun kinderen) bij hem brengen. Het woord paidía kan ‘kinderen’ betekenen, maar ook ‘slaafjes’. Het Griekse woord voor ‘aanraken’ (hapsêtai), zeggen sommige exegeten, heeft seksuele connotaties. Denken de leerlingen wellicht aan de Romeinse lusthofverhalen en grijpen ze daarom in? Verdenken ze deze paidía ervan dat het hoertjes en schandknapen zijn? Het verhaal kan een kritiek zijn op de Grieks-Romeinse praktijk van dit schandelijke eerbetoon. Sommige exegeten volgen deze weg. In
elk geval wordt de situatie door Jezus op zijn kop gezet. Hij ziet in het kind het kind. Volledig onbevangen neemt hij hen in zijn armen en zegent hen. Zijn uitspraak: “Het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij”, benadrukt hun onschuld. Mochten de leerlingen de kinderen bij Jezus weghouden omdat zij hen van bijbedoelingen verdenken, Jezus keert dit vermoeden van schuld om in onschuld. Er is nog een tweede passage die door exegeten met pederastie in verband wordt gebracht (als parallel in de synoptische evangeliën zijn het er meer, maar die laat ik even buiten beschouwing). Verdedigt de eerste tekst de onschuld van de kinderen, de tweede veroordeelt de schuld van de volwassenen. In het evangelie van Mattheüs veroordeelt Jezus het gedrag van mensen die kinderen van hun eer beroven en verachten: “Op dat moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: ‘Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk van de hemelen?’ Hij riep een kind bij zich, zette het in hun midden neer en zei: ‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemelen zeker niet binnengaan. Wie zichzelf ver-
nedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemelen. En wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op. Wie een van deze kleintjes (mikroon) die in mij geloven van de goede weg afbrengt (skandalísêi), die kan maar beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden en in de diepte verdrinken… Waak ervoor om ook maar een van deze kleintjes te verachten’” (Mattheüs 18,1-6 en 10). Uit het woord skandalísêi blijkt dat het hier over misbruik gaat of pederastie. Schandaliseren betekent dat men een kind van zijn eer berooft. De straf is van de zwaarste soort. De dood door verdrinking. Niet helemaal overigens, want dat zou op zijn beurt weer onchristelijk zijn – Jezus maakt hier eerder een soort vergelijking: een kind misbruiken staat gelijk aan de dood. De boodschap is duidelijk. Kinderen zijn heilig. Om dit te onderstrepen voegt Jezus eraan toe: “… hun engelen in de hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse vader” (Mattheüs 18,10). De boodschap naar de daders is eveneens duidelijk. Geen genade. Althans niet in dit ondermaanse. De Jezus van Mattheüs spreekt hier harde taal. In het-
zelfde verband stelt hij: “Als je hand of je voet je op de verkeerde weg zet, hak hem dan af en werp hem weg… Brengt je oog je op de verkeerde weg, ruk het dan uit…” (Mattheüs 18,8-9). De onschuld van kinderen mag nooit in gevaar worden gebracht. De christelijke cultuur is een cultuur van vergeving. Dat wil zij althans graag zijn. Wij zullen daders van seksueel misbruik niet zo gauw met een molensteen om hun hals in zee werpen. Maar aan wie komt de vergeving toe? Onze cultuur was tot voor kort een christelijke cultuur waarin seksueel misbruik van minderjarigen voor alles als zonde gekwalificeerd werd. Een doodzonde, als we het evangelie goed lezen. Thans is misbruik vooral een misdaad die geregeld wordt in het Wetboek van Strafrecht. Daders van seksueel misbruik lever je over aan het Openbaar Ministerie. Dat is oceaan genoeg om in te verdrinken. Maar niet verzwijg je hun daden, niet absolveer je hen of verplaats je hen buiten het bisdom of de provincie. Want dan leg je die molensteen anderen om de hals. Hoe vergevingsgezind we ook willen zijn, het evangelie biedt hier geen ruimte.
Patrick Chatelion Counet
k nr bu l let in 3 | 2010
11
gerechtigheid & vrede
Gerechtigheid & Vrede Praktijk Nederlandse vreemdelingenbewaring onacceptabel In het onderzoeksrapport ‘Humaniteit in vreemdelingenbewaring’ (mei 2010) spreken Rooms-katholieke justitiepastores hun zorgen uit over de wijze waarop asielzoekers en migranten zonder verblijfsvergunning worden vastgehouden. Het onderzoek is door Justitia et Pax in 2009 uitgevoerd onder de Rooms-katholieke justitiepastores die in de Nederlandse detentiecentra voor vreemdelingen werken. In Nederland worden jaarlijks rond de tienduizend asielzoekers en illegalen in detentiecentra voor vreemdelingen gevangengezet. Gedetineerden kunnen steun vragen van geestelijke verzorgers, die er zijn voor vrijwel alle godsdiensten en levensbeschouwelijke richtingen. In de zes detentiecentra voor vreemdelingen werken acht Rooms-katholieke geestelijke verzorgers, de Rooms-katholieke justitiepastores. Op grond van de dagelijkse ervaringen van deze justitiepastores concludeert Justitia et Pax dat onderdelen van het huidige beleid voor vreemdelingenbewaring onacceptabel zijn. Mensen die veelal niet zijn verdacht of veroordeeld voor een strafbaar feit kunnen maandenlang vastzitten in omstandigheden die veel zwaarder zijn dan in reguliere gevangenissen. Officieel is vreemdelingendetentie een administratieve en geen strafrechtelijke maatregel, in de praktijk staat het echter gelijk aan een gevangenisstraf.
12
k nr bu l let in 3 | 2010
Het werk in vreemdelingenbewaring stelt justitiepastores voor moeilijke vragen. Vreemdelingenbewaring is niet gericht op het belang van de betrokkenen, maar enkel op het vertrek van deze mensen. In hulp die de mensen echt nodig hebben, het verkrijgen van vrijheid, veiligheid en bestaanszekerheid, kunnen justitiepastores hen niet bijstaan. Justitiepastores beseffen dat het werk dat ze doen uit persoonlijke motivatie en betrokkenheid tegelijkertijd een functie heeft voor de instandhouding van vreemdelingenbewaring. Justitiepastores ervaren een druk om datgene wat ze in vreemdelingenbewaring horen en zien geheim te houden, terwijl ze eigenlijk van mening zijn dat het publiek goed geïnformeerd moet worden over de gang van zaken in vreemdelingenbewaring. Ervaringen justitiepastores De justitiepastores signaleerden onder meer de volgende knelpunten. Migranten zitten vaak lange tijd opgesloten zonder dat duidelijk is hoe lang de detentie zal duren. Dit levert onzekerheid en stress op. Ook komt
het vaak voor dat mensen meerdere keren het hele detentieproces doormaken: zodra iemand op last van de rechter is vrijgelaten en deze persoon niet op eigen gelegenheid het land verlaat, kan hij/zij bij elke volgende gelegenheid opnieuw door de politie van straat gehaald worden. De totale duur van het verblijf in vreemdelingenbewaring kan dan oplopen tot vier of vijf jaar. Er verblijven veel mensen in vreemdelingenbewaring voor wie opsluiting ofwel niet nodig is, ofwel schadelijk en onnodig zwaar. Zo zijn er kwetsbare mensen als geestelijk en lichamelijk zieken, zwangere vrouwen, kinderen (hoewel minder en voor kortere tijd dan voorheen) en ook slachtoffers van mensenhandel. Ook zijn er mensen wiens verantwoordelijkheid voor het gezin niet gemist kan worden: een groot deel van de gedetineerde migranten is vader van een gezin in Nederland. Gedetineerde vreemdelingen zitten gemiddeld zeventien uur per dag op cel. In de andere uren verblijven ze in gemeenschappelijke ruimtes. Er zijn enkele uren per week voor sport,
ontspanning en religieuze vieringen. Het regime voor gedetineerde vreemdelingen is gebaseerd op het regime dat geldt voor arrestanten. Hierbij hoort tevens de toepassing van ‘proportioneel geweld’ en de gebruikmaking van isolatiecellen voor het uitvoeren van ordemaatregelen enerzijds en disciplinaire maatregelen anderzijds. Justitiepastores vinden dat dit sobere regime een duidelijk strafkarakter draagt dat niet past bij de groep die (om niet-strafrechtelijke redenen) wordt vastgehouden. Het verblijf in vreemdelingenbewaring is zwaarder dan het verblijf in een penitentiaire inrichting. Zo hebben gedetineerde vreemdelingen, in tegenstelling tot strafrechtelijk veroordeelden, geen recht op: −− verlof om aanwezig te zijn bij belangrijke gebeurtenissen in iemands leven −− een vastgestelde eindtermijn van detentie −− bezoek zonder toezicht van de eigen partner −− betaald werk −− reïntegratieprogramma’s die hen voorbereiden op terugkeer
−− onderwijs of cursussen in een taal of een vaardigheid Ook is het geen uitzondering dat gedetineerde migranten met meer personen een cel delen. Vier gedetineerden per cel is geen uitzondering. Het contact met de buitenwereld is voor gedetineerde migranten zeer beperkt. Ze hebben recht op tien minuten telefoneren per week, met dure telefoonkaarten die ze zelf moeten betalen. Dit is onvoldoende om het contact met zowel verwanten als de advocaat te onderhouden. Er is recht op twee uur bezoek per week. In een aantal detentiecentra zijn er strikte regels voor bezoekers, mag er geen enkel lichamelijk contact zijn en worden kinderen die bij ouders op schoot willen vooraf gevisiteerd. Ontbrekende verblijfsdocumenten of het verblijf op een vrijheidsbeperkende locatie van familieleden kan geheel verhinderen dat ze bij een gedetineerde naast familielid op bezoek kunnen. Volgens justitiepastores zijn de voorzieningen in vreemdelingenbewaring onvoldoende. Zo is er gebrek aan gedegen medische ondersteuning en verdienen ook andere voorzieningen,
zoals eten, telefoon en luchtplaatsen verbetering. Detentie heeft gevolgen voor het psychische en lichamelijke welzijn van migranten. Lange detentie zonder zekerheid over de totale duur, gescheiden leven van de familie en de ervaring van de detentie als onrecht leggen een grote druk op mensen. Na een periode van zes of zeven maanden detentie breken ook geestelijk sterke mensen. Voor mensen die in eigen land traumatische ervaringen hebben gehad is opsluiting extra zwaar. Door het ontbreken aan zinvolle dagbesteding en het recht op betaald werk raken veel mensen gefrustreerd, lusteloos en depressief. Deze bevindingen en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen zijn onder de aandacht van de Nederlandse overheid gebracht. Op de site w w w.justitiaetpax.nl staat het volledige rappor t
k nr bu l let in 3 | 2010
13
gerechtigheid & vrede
gerechtigheid & vrede
‘Laat gerechtigheid stromen als een beek die nooit opdroogt’ (Amos 5, 24) Portret van de Hoogstraatgemeenschap In Gestel, een rijkelijk groen stadsdeel van Eindhoven, staat een groot klooster, waar in alle rust veel gebeurt. Dit is de thuisbasis van de Hoogstraatgemeenschap, een leefgemeenschap van religieuzen en leken, die gerechtigheid nastreven. In de Hoogstraatgemeenschap wonen op dit moment vier Zusters van Liefde en drie leken. Sinds 2001 groeit de kring van mensen, die elders wonen, maar zich toch sterk verbonden weten met de gemeenschap. De Hoogstraatgemeenschap maakt daarnaast ook fysiek deel uit van een groter geheel, het Kloosterhof van Gestel. In deze bijdrage een portret van verleden, heden en toekomst van de Hoogstraatgemeenschap naar aanleiding van een gesprek met drie insiders: zr Veronique van Woerkum, Gerard van de Ven en Clementine Coopmans. Voorgeschiedenis In 1983 gaf een kleine leefgroep van de zusters van Schijndel een nieuwe bestemming aan het toen deels leegstaande klooster. Men bood huisvesting aan leefgemeenschappen en organisaties die betrokken zijn op mensen en de maatschappij. De vier zusters die in het kloostergedeelte gingen wonen, zr Veronique, zr Bets, zr Theofrida en zr Alberta zochten naar nieuwe vormen van religieus leven in de geest van de congregatie. Belangrijke keuzes van deze leefgroep zijn de opvang in het klooster van vluchtelingen die op straat zijn gezet, politieke stellingname en sociaal engagement. Met name het dagelijks delen in het lief en leed van vluchtelingen had en heeft een grote impact op de leden van de gemeenschap. Voor mensen zonder verblijfsstatus is het er in onze samenleving niet gemakkelijker op geworden. Zr Veronique: Hun situatie is steeds schrij-
14
k nr bu l let in 3 | 2010
nender geworden en dat beïnvloedt je wel. Mensen belanden zo maar in de gevangenis of op straat met jonge kinderen. Waarom doen we het zo in dit land? Gelukkig zie je ook vaak dat mensen in hun kracht staan en overeind blijven. Dat is geweldig inspirerend om mee te maken. De gemeenschap houdt een gezamenlijk dagboek bij. Gerard: Zonder een afgesproken rooster, wordt er elke dag in geschreven. Die notities lezen we wekelijks terug en we reflecteren hierop met elkaar. De leden van de gemeenschap vinden veel herkenning bij elkaar, ondanks heel verschillende kerkbeelden. Je bent bewogen om mensen vanuit een religieuze inspiratie. Jezus is voor ons de basis. Zr Veronique noemt ook de invloed van Vincentius en Dorothe Sölle. Zij is er van overtuigd dat veel mensen weliswaar hun bronnen van inspiratie anders benoemen, maar dat zij eenzelfde bewogenheid ervaren, die hen in beweging zet.
Kloosterhof van Gestel De Hoogstraatgemeenschap is ingebed in het Kloosterhof van Gestel. Dit is een verband van verschillende maatschappelijke organisaties en leefgroepen, die in het pand woon- en/of werkruimten huren. In het pand wonen gemiddeld 30 tot 35 mensen permanent of op tijdelijke basis en er werken tussen de 75 en 100 vrijwilligers. Wat zij met elkaar gemeen hebben is hun inzet voor diversiteit, sociale gerechtigheid, het bewust omgaan met goederen en met de natuur en de opvang en ondersteuning van mensen in nood. Het Kloosterhof streeft naar sociale cohesie en samenwerking tussen de huurders. Naast de Hoogstraatgemeenschap, die binnen het geheel het hart vormt, gaat het om de volgende organisaties: Omslag, een organisatie voor Duurzame Ontwikkeling, de GrieksOrthodoxe kerk, Vluchtelingen in de Knel, Groen Links afdeling Eindho-
ven, Opnamegroep van Combinatie jeugdzorg, werkgemeenschap Emmaus en leefgemeenschap ‘Het Abbé Pierrehuis’. Omdat de communauteit van de zusters het begin vormde van Vluchtelingen in de Knel en omdat de gemeenschap fungeert als gastgezin is de band tussen deze twee organisaties intens. De gemeenschap fungeert als ontmoetingsplek voor tal van maatschappelijke initiatieven en organiseert zelf ook activiteiten met een uitstraling naar buiten. Om kennis te maken met de gemeenschap zijn er diverse mogelijkheden, variërend in intensiteit van informatiemiddagen tot het doen van een maatschappelijke retraite, bedoeld om inzet en geloof dichter bij elkaar te brengen. De ‘Vierde Kamer’ is een aanduiding voor een reeks bijeenkomsten rond een actueel onderwerp zoals bijvoorbeeld geweldloosheid, mensenrechten of economische solidariteit. De Werkgroep ‘Humaan Omgaan met Vluchtelingen’ wil Nederlandse burgers en politici informeren en zo komen tot een breed draagvlak voor een humane omgang met vluchtelingen. Zij doen dit via nieuwsbrieven, gesprekken, herdenkingen en acties. Er is een naaigroep waarbij vrouwen van allerlei nationaliteiten elkaar ontmoeten en er is een actieve schrijfgroep voor Amnesty International. De Hoogstraatgemeenschap
heeft ook zorg voor de aarde, opdat de volgende generatie goed zal kunnen leven. Dit jaar werd ‘De Dag van de Aarde’ voor het eerst in stedelijk verband gehouden. Bij elke werkgroep zijn mensen van buiten betrokken. In het leven van de gemeenschap speelt duurzaamheid een belangrijke rol. Dit uit zich onder meer in het bewust boodschappen doen en door regelmatig vegetarisch te eten. Men pakt niet zomaar de auto en reist veel met openbaar vervoer. Steeds grotere cirkels De vier zusters, die aan de wieg van deze gemeenschap hebben gestaan, worden geleidelijk wat ouder. Al vroeg hebben zij uitgezien naar mensen, die het geheel willen mee-dragen met het oog op de toekomst. In 2003 maakte Anneke van de Ven en haar man Gerard, die bij Emmaus - de buren - werkten de overstap naar de Gemeenschap. En in 2008 kwam er versterking in de persoon van Freddy Oude Rikmanspoel, een betrokken man, die buitenshuis werkt. Na een korte meeleefperiode, concludeerde hij dat dit was waar hij naar op zoek was. De Hoogstraatgemeenschap is nog altijd een gemeenschap in ontwikkeling. Er wordt gesproken over de mogelijkheid van een Hoogstraatbeweging, waarin de kring een wezenlijk element is. De kring is vanaf het ontstaan in 2001 steeds groter gewor-
den en telt thans bijna 30 leden. Mensen zoals Clementine Coopmans, die zoals zij het zelf uitdrukt ‘iets te brengen en te halen heeft’. Zij woont dichtbij, werkt als geestelijk verzorger in een verpleeghuis en heeft een gezin met drie kinderen. Als het enigszins kan neemt ze deel aan de Agapè vieringen, aan de avonden van de Vierde Kamer en zij behartigt het secretariaat van de kring. Wat de Hoogstraatgemeenschap biedt ervaren sommigen als een vorm van kerk-zijn. Nu de kern van de gemeenschap veroudert, vormt de kring een wijze van voortzetting en van verbreding. Door samen te werken en te vieren verdiept zich het contact en vervagen de grenzen tussen bewoners en buitenstaanders. De kring vormt een verbreding van de gemeenschap, maar daarnaast is het van belang om gericht te blijven op aanvulling van de leefgemeenschap. Er is ruimte voor ieders eigenheid. In alle openheid communiceren over alle facetten van het gemeenschapsleven is essentieel om de spiritualiteit van sociale gerechtigheid, zoals die vanuit de traditie van de zusters van Schijndel ontstaan is, te doorleven, verder te dragen en uit te bouwen, uitgaande van de eigen waarde van ieder mens. Opdat het een plek ten leven en een teken van hoop mag blijven in een gewonde wereld.
WvdV
w w w.hoogstraatgemeenschap.nl | w w w.hetkloosterhof vangestel.dse.nl
Projecten
In veelvoud verbonden KNR Jaarverslag 2009
Mission Statement
Een Haagse Dominicus Bij een aantal mensen leefde al geruime tijd het verlangen om in Den Haag een open geloofsgemeenschap te vormen in de stijl van de Dominicusgemeente in Amsterdam: de Haagse Dominicus. Deze droom vond weerklank in bredere kring. Een groep mensen heeft daar de schouders onder gezet en dit initiatief verder uitgewerkt. Het doel is een levensvatbare geloofsgemeenschap te vormen van mensen van alle leeftijden en achtergrond. De gemeenschap wil het geloof van haar leden stimuleren door een eigentijdse liturgie met aansprekende teksten en liederen en het delen van brood en wijn. In de activiteiten zoeken de deelnemers naar verdieping en verheldering van de fundamentele vragen van mens en samenleving, waarbij de Bijbel richtinggevend is. In de overwegingen, in zang en gebed, hoopt men de inhoud van de Bijbel tot het hart te laten spreken. De inspiratie die hiervan uitgaat, kan ieder bewust maken van de inhoud van het christelijk geloof en kracht geven in de samenleving.
De Konferentie Nederlandse Religieuzen verbindt heel het veelkleurig spectrum van instituten, waarin het religieuze leven in katholiek Nederland gestalte heef t gekregen. Binnen al deze instituten leggen religieuzen zich erop toe Gods liefdevolle en barmhartige aanwezigheid te beleven en gestalte te geven in een authentieke balans van actie en contemplatie, in een leven van gebed, gemeenschap en engagement. De KNR heef t als koepelorganisatie van de religieuze instituten tot taak de onderlinge samenwerking te coördineren.
De Haagse PKN-gemeente Lukaskerk sympathiseerde met dit initiatief en gaf de Haagse Dominicus de gelegenheid om in het voorjaar van 2010 een vijftal vieringen en andere activiteiten in de Lukaskerk te organiseren. Als doelgroep mikt men op mensen die zich van de kerken hebben losgemaakt en hun eigen weg in het leven zoeken. In het bijzonder wil men jong-volwassenen bereiken. Juist nu de teruggang in de deelname aan de kerken zo voelbaar is, kan dit initiatief enthousiasme wekken, is de hoop van de initiatiefnemers. Niet alleen bij mensen, die al lid zijn van een kerk, maar ook van mensen, die zich niet bij een kerk aan willen sluiten uit weerzin tegen oude structuren en dogmatiek.
16
k nr bu l let in 3 | 2010
De eerste bevindingen zijn heel positief. Bij de eerste serie vieringen waren gemiddeld een kleine 200 mensen aanwezig. Uit de evaluatie bleek grote waardering voor dit initiatief; het oordeel over de viering in een cijfer uitgedrukt kwam op een gemiddelde te staan van ruim 8, een uitzonderlijk hoge score dus. Dat de viering in een behoefte voorziet kwam ook tot uitdrukking in de reacties na afloop van het viering, met uitspraken als ‘het was alsof ik weer thuis kwam’ of ‘ik word er helemaal blij van’. Voor het najaar staat een nieuwe serie vieringen gepland, als regel op de derde zondag van de maand. De Stichting de Pleisterplaats heeft aangeboden dat de Haagse Dominicus in de opbouwfase juridisch bij
deze stichting aan mag haken. De oecumenische Stichting de Pleisterplaats draagt sinds 1986 door middel van bezinningsbijeenkomsten en vieringen bij aan een hedendaagse bezinning op het evangelie. Het ligt in de bedoeling op termijn een eigen rechtspersoon op te richten. Naast de Dominicus in Amsterdam zijn er ook in andere plaatsen in Nederland recent soortgelijke initiatieven, onder andere in Breda, Arnhem en Eindhoven. Dit kleine en kerkvernieuwende initiatief werd materieel mede gedragen door een bijdrage van de gezamenlijke religieuzen. Meer informatie via het secretariaat van de PIN. w w w.haagsedominicus.nl
Zij richt zich daarin zowel op de behartiging van gezamenlijke belangen als op de ondersteuning van de specifieke behoef ten van ieder religieus instituut afzonderlijk. Zij stimuleert de presentie en de presentatie van de religieuzen binnen kerk en samenleving. Zij treedt namens hen samen op als of ficiële gesprekspartner.
Uit het centrale deel van het Mission Statement
N.B. Een uit voeriger versie van dit onderdeel In veelvoud verbonden / KNR jaar verslag 2009 in vogelvlucht tref t u aan op de website van de KNR.
k nr bu l let in 3 | 2010
17
knr jaarverslag 2009
knr jaarverslag 2009
Met een beroep op de genade die mij geschonken is, zeg ik u allen dat u zichzelf niet hoger moet aanslaan dan u kunt verantwoorden, maar verstandig over uzelf moet denken. Denk overeenkomstig het geloof, dat is de maatstaf die God u heeft gegeven. Zoals ons ene lichaam vele delen heeft en die delen niet allemaal dezelfde functie hebben, zo zijn we samen één lichaam in Christus en zijn we, ieder apart, elkaars lichaamsdelen. (Romeinen 12, 3-5)
Samen onderweg Wisseling voorzitterschap Tijdens de AV op 4 juni koos men br C. van Dam csa als voorzitter van de vernieuwde KNR ter opvolging van p M. Timmermans ocarm. Laatstgenoemde heeft vanaf de oprichting van de KNR als de ene conferentie van religieuzen in Nederland bezielend leiding gegeven aan het proces om van die ene conferentie ook een levend en krachtig geheel te maken.
Kloosterlijk erfgoed Op 2 juli 2009 vond in Sittard een studiedag over de toekomst van de Limburgse kloostergebouwen plaats. Deze studiedag betekende de start voor het creëren van draagvlak voor het beleid van provincie Limburg en KNR. Er zijn twee pilots gehouden in Brabant voor het in kaart brengen van de kosten die met onderhoud van gebouwen gemoeid zijn met de bedoeling om een indruk te krijgen van de gemiddelde kosten daarvan. Als pilots werden geselecteerd: het klooster van de Kapucijnen in Den Bosch en dat van de Franciscanessen van Dongen. De heer Hendrikx heeft in opdracht van de KNR alle door religieuzen bewoonde kloosters in kaart gebracht. Deze gegevens zijn in een database bij de KNR opgeslagen. Tijdens de najaars-AV presenteerde mevrouw P. Verhoeven de Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland (SKKN). De belangrijkste taak van deze stichting is het inventariseren en registreren van het kunst- en cultuurbezit van de kerken en kloosters. Religieuze instituten vragen de laatste jaren steeds vaker het SKKN om advies.
18
k nr bu l let in 3 | 2010
Missionaire Beweging Wat is de toekomst voor de missionaire traditie van de religieuze instituten? Nadat in 2008 de Nederlandse Missieraad (NMR) was opgehouden te bestaan, was die vraag uiterst actueel. Dat er een toekomst is voor de religieuze missionaire traditie, was voor het Bestuur KNR niet de vraag. Maar wel hoe en door wie die verder gedragen wordt. Daarom gaf het Bestuur dr. J. Veldman al in 2008 de opdracht om verkenningen uit te voeren en met voorstellen te komen. Dat deed hij met het rapport ‘Over eigen grenzen’, dat hij opstelde in overleg met de Werkgroep Toekomst Missionaire Beweging. Als dragende krachten werden Jongeren en Missie, KNR, Mensen met een Missie (MM) en het Nijmeegs Instituut voor Missiologie (NIM) aangeduid. Het rapport stelde geen nieuwe structuur van samenwerking voor, maar benoemde de sterke krachten van elk der organisaties, omschreef actuele aandachtsvelden en behoeftes en deed voorstellen hoe de vier organisaties daar concreet op in zouden kunnen gaan. In de regiobijeenkomsten werd het rapport besproken en vervolgens sprak de AV duidelijke steun voor het rapport uit en vroeg het Bestuur de verantwoordelijkheid voor de verdere uitvoering ervan te nemen. Het Bestuur wendde zich vervolgens tot het Centraal Missionair Beraad voor Religieuzen (CMBR) met de vraag welke rol deze com-
missie op zich kon nemen. In hoofdlijnen reageerde het CMBR positief op de plannen die in het rapport ‘Over eigen grenzen’ zijn beschreven. In haar jaarplan 2010 zijn de vier werkvelden die in het rapport worden genoemd concreet uitgewerkt. Het werkveld ‘Visie’ krijgt vooral vorm door het instellen van een platform van vertegenwoordigers van religieuze instituten met een missionaire inslag. Het werkveld ‘Ontmoeting’ wordt vooralsnog vooral ingevuld door de jaarlijkse bijeenkomst Kleurrijk Religieus Leven. Op het vlak van het derde werkveld ‘Publiciteit’ draagt het CMBR verantwoordelijkheid voor twee missionaire publicaties: de Missionaire Agenda (MA) en ‘ID woord en wederwoord’. De verantwoordelijkheid voor de MA is overgenomen van de (opgeheven) NMR. Het BKNR heeft in beginsel besloten de uitgave van de MA de komende jaren te continueren. Het ‘Opbouwwerk’, het vierde werkveld, krijgt vorm door bijdragen vanuit het CMBR aan AMA, het Afrika Europa Netwerk, het WRGV en door deelname aan (oecumenische) samenwerkingsverbanden rond het milieu en voorbereidingen voor de herdenking van de Wereldzendingsconferentie Edinburgh 1910-2010. Per 1 april 2009 maakt het secretariaat van het CMBR integraal deel uit van het Bureau KNR, waardoor het missionaire karakter van de KNR versterkt is.
Bezoek mgr G. Gardin ofmconv en p Caňuto osa Van 6 tot en met 9 mei 2009 bezocht mgr Gardin, prefect van de Congregatie voor het religieuze leven, vergezeld door pater Cañuto, een van zijn medewerkers, Nederland. In de communiteit van de Missiezusters Dienaressen van de Heilige Geest te Tilburg vond een gesprek plaats met de werkgroep Kleurrijk Religieus Leven (KRL) van het CMBR. De Romeinse delegatie ontmoette voorts een delegatie van de Commissie Roepen (in de abdij Koningshoeven) en een delegatie van de Bisschoppenconferentie (de bisschoppen Van Luyn sdb, Hurkmans en Van Burgsteden sss). Men bracht een bezoek aan het Missionair Servicecentrum (Tilburg) en het kloosterverzorgingshuis in Nuland. Ter afsluiting was er een uitvoerig gesprek met het Bestuur. De delegatie was onder de indruk van de verscheidenheid in religieus leven en de vormen van samenwerking. Wat mgr Gardin met name als positief
had ervaren was de intensieve en nauwe samenwerking met leken. De Congregatio beschouwt de KNR als een gelijkwaardige partner voor de Bisschoppenconferentie. Ook het naar Nederland halen van buitenlandse religieuzen was onderwerp van gesprek. Mgr Gardin deed een beroep op de KNR om alles in het werk te stellen om de klassieke spiritualiteiten voor Nederland te behouden. Wat het Bestuur betreft is het bezoek als zeer positief en weldadig ervaren.
k nr bu l let in 3 | 2010
19
knr jaarverslag 2009
knr jaarverslag 2009
Modern migratiebeleid In het kader van de nieuwe wetgeving omtrent Modern Migratiebeleid is de KNR betrokken geweest bij de voorbereidingen van de ‘pilot religieus verblijf’, die door de IND in samenwerking met het UWV WERKbedrijf in 2010 wordt opgericht. De IND hoopt middels deze praktijkervaring nadere invulling te kunnen geven aan de uitvoeringsregelingen die betrekking hebben op het nieuwe migratiebeleid. Er hebben zich ruim 40 religieuze organisaties voor deelname aan de pilot opgegeven, waarvan zo’n 20 organisaties religieuze instituten zijn.
Afscheid Secretaris Bestuur / Hoofd Bureau KNR Sinds 1 februari 1999 was dr Ad Leys werkzaam als secretaris van het Bestuur en als Hoofd van het Bureau KNR en deze functies legde hij op eigen verzoek per 31 december neer. In december werd bekend dat per diezelfde datum deze functies worden bekleed door prof dr mr P. Chatelion Counet lic. Per 1 januari 2010 is Ad Leys stafmedewerker van het Bureau met als hoofdtaak de aandacht voor de ‘toekomstige bestuurbaarheid’ of ‘voltooiing’.
Introductie jaarthema 2010: duurzaamheid In mei 2009 werd in Assisi een nieuwe brochure gepresenteerd over het milieu. De brochure spoort religieuzen overal ter wereld aan om inzet voor de schepping tot hart te maken van hun missie. Deze inzet hoort fundamenteel bij de profetische taak die centraal staat in het religieuze en missionaire leven. De thematiek is uiterst actueel. Want de aantasting van het milieu raakt direct aan het welzijn van mensen. De armsten lijden het zwaarst, aangezien zij voor hun levensonderhoud vaak direct afhankelijk zijn van landbouw, veeteelt of visserij. Bovendien hebben zij nauwelijks de mogelijkheid om zich te beschermen tegen overvloedige regenval, verwoestijning, overstromingen, etc. In samenwerking met Jan Brock en Guy Dilweg ofm verzorgde het CMBR een Nederlandstalige brochure. De titel daarvan ‘Zuster, Moeder Aarde’ is direct ontleend aan het Zonnelied van Franciscus. ‘Zuster, Moeder Aarde’ leidde tot de keuze van duurzaamheid als KNR-jaarthema voor 2010.
20
k nr bu l let in 3 | 2010
Belangenbehartiging Op financieel, fiscaal en juridisch terrein zijn in het verslagjaar belangrijke stappen gezet. Onder meer met betrekking tot: −− WIA-hiaat verzekering −− Beleggingen KNR −− Structurele financiering −− ANBI −− Modern Migratiebeleid −− Portefeuillehouderschap −− Persoongebonden budget-problematiek
Solidariteit De Adviescommissie Missionaire Activiteiten kon in 2009 een kleine driehonderd projecten steunen uit het AMA-fonds met een totaalbedrag van bijna € 2.700.000,-. Van dit bedrag ging 8% naar Oost-Europa, 29% naar Azië, 30% naar Latijns-Amerika en 33% naar Afrika. De solidariteit die spreekt uit zowel financiële als morele steun is voor veel partnerorganisaties een extra motivatie om zich te blijven inzetten en dat blijft ook in de toekomst hard nodig. De AMAcommissie houdt in de gaten dat het om de basis blijft gaan en dat er voldoende aandacht is voor ontwikkeling en pioniersgeest. Afgelopen jaar kwam de kwestie van duurzaamheid meermalen ter sprake. Ongeveer honderd religieuzen waren op vrijdag 9 oktober in Tilburg aanwezig bij de jaarlijkse AMA-dag. Centraal stond ‘Contextuele verscheidenheid’. Een goede en zinvolle dag waarop zowel religieuzen, andere aanwezigen als MM-staf inspiratie opdeden.
In vergelijking met 2008 stegen de toezeggingen aan de Kommissie Onderlinge Solidariteit voor 2009 aanzienlijk van ruim 880.000,- naar ruim 1.100.000,-, een stijging met ca 25%. In 2009 waren de gezamenlijke religieuzen onder meer solidair met de School voor Spiritualiteit, de abdij Sion, de Abdij in Egmond, de Benedictinessen in Valkenburg, de Federatie van de H. Clara, drie vestigingen van de zusters van het Instituut Dienaressen van de Heer en de Maagd van Matara en Sint Aegten. Sinds 1997 is de hoogte van de toezeggingen voor Projecten in Nederland (PIN) van € 0.8 miljoen naar € 2 miljoen euro gestegen. Ondanks de stijging zijn de financiële middelen ontoereikend. De PIN hoopt en vertrouwt dan ook op continuering van de stijging in de toezeggingen. De PIN ondersteunt, in opdracht van de religieuzen, nogal eens projecten die niet door andere fondsen gefinan-
cierd (kunnen) worden, waardoor de religieuzen via hun commissie op diverse terreinen een voortrekkersrol blijven spelen. Mensen, die in de lijn en traditie van de religieuzen voor de kwetsbaren in de samenleving werken zijn de gezamenlijke religieuzen daar zeer erkentelijk voor. Tijdens de voorjaars-AB/KNR in juni 2009 is besloten dat de KNR voortaan ook langlopende projecten kan financieren. De PIN heeft wederom aandacht besteed aan advies en evaluatie van de projecten. Betere kwantificeerbaarheid van de projecten, het ontwikkelen van een methodische werkwijze bij de projecten, de inzetbaarheid van vrijwilligers, monitoren, overleg en tussentijdse toetsing vormen hier de kernwoorden. Ook de samenwerking van de projecten en het uitstralingseffect acht de commissie belangrijk.
k nr bu l let in 3 | 2010
21
knr jaarverslag 2009
knr jaarverslag 2009
Verbondenheid Commissie Vrouwencontacten en Unie NK V 2009 Organisatie en ondersteuning De KNR is aangesloten bij de Unie Nederlandse Katholieke Vrouwenbeweging (Unie NKV). De contacten lopen via de commissie Vrouwencontacten van de KNR. Het secretariaat van de Unie werd in de verslagperiode verzorgd door de KNR in de persoon van Joanne Seldenrath met ondersteuning van het bureau KNR. De Unie heeft een wijziging in structuur ondergaan, waardoor nu ook lokale afdelingen van de vier aangesloten organisaties rechtstreeks lid kunnen worden. De Unie NKV vierde in november haar 50–jarig jubileum op feestelijke wijze. De dag was vooral ook een ontmoetingsdag van vrouwen die betrokken zijn bij de Unie en een reünie voor vele oude bekenden. Internationale contacten De KNR is via de Unie ook vertegenwoordigd in Andante, de Europese Alliantie van Katholieke vrouwenorganisaties. In de zomer van 2009 organiseerde Andante een ‘summerschool’ over het thema media en katholieke vrouwen. De Unie NKV is ook geassocieerd lid van de WUCWO, de wereldwijde katholieke vrouwenorganisatie, die sinds enkele jaren een kerkelijke status heeft. Van de bij de Unie aangesloten organisaties is de KNR de enige die ook zelfstandig geassocieerd lid van de WUCWO is. Bij de overige organisaties loopt de band via de UNKV. Het bestuur KNR heeft de commissie Vrouwencontacten om advies gevraagd over het soort lidmaatschap. Begin 2010 is besloten om het bestuur te adviseren om voor full rights lidmaatschap te kiezen. Maatschappelijke thema’s Zowel de commissie Vrouwencontacten als de Unie NKV houden zich ook bezig met enkele maatschappelijke thema’s. In vervolg op een Europese conferentie over vrouwenhandel, organiseerde de Unie begin 2009 een studiedag met als thema ‘Loverboy / pooierboy’ in samenwerking met de SRTV. De commissie Vrouwencontacten hield op 11 maart een bijeenkomst over armoede, waar zo’n 50 voornamelijk vrouwelijke religieuzen aan deelnamen. Medewerking werd verleend door Marja Wittebols van Stichting De Vonk in Tilburg. Ook de zorg blijft een punt van aandacht in de commissie. Er is daarom contact gezocht met de Zusters van de Voorzienigheid in Heemstede over het project zorg om de zorg.
22
k nr bu l let in 3 | 2010
Commissie Vredesvraagstukken Het thema van de 21e Nationale Vredesdag, die op 12 september gehouden is, was: ‘Wij tussen Israël en Palestina’. Ook dit jaar was er veel belangstelling voor deze bijeenkomst. De Commissie Vredesvraagstukken, drijvende kracht achter dit jaarlijkse evenement, erkent de bestaande banden met Israël en met de Joden, maar staat ook kritisch tegenover de manier waarop Israël zich opstelt tegenover de Palestijnen. Twee inleidsters hielden een gloedvol betoog, de Palestijnse vredes- en mensenrechtenactivist Ghada Zeidan en de sociaal bewogen feministe Irmgard Busch. Tijdens haar lezing stelde zij onder meer het schuldgevoel in West-Europa ten opzichte van de Joden aan de orde. Er waren ook concrete acties waarvoor op deze dag aandacht is gevraagd: ‘Plant een Olijfboom’, de Samen-in-Zeekampen en de handtekeningenactie ‘Sloop de Muur’.
Communicatie Naast een ingrijpende make over van de KNR-sites en een nieuwe serie in het bulletin over religieuze bewegingen, stond 2009 onder meer in het teken van de Religieuzenprijs, die deze tweede keer is toegekend aan een initiatief op het terrein van vorming en/of onderwijs. Als prijswinnaar kwam uit de bus mevrouw Belinda Terlouw, werkzaam als opleider aan de Katholieke Pabo in Zwolle en als projectleider Speciaal Rekenen aan het Freudenthal Instituut. Zij is een oud-leerling van de PABO te Steenwijkerwold, waar de zusters van De Voorzienigheid (Heemstede) haar hebben leren kennen. De zusters van De Voorzienigheid hadden mevrouw Terlouw voor gedragen omdat zij zich
herkennen in haar visie op het onderwijs. Belinda Terlouw werd geprezen voor haar werk ten behoeve van VMBO-leerlingen, leerkrachten, begeleiders en opleiders, voor haar bewogenheid en inzet. Op 7 oktober 2009 is de prijs uitgereikt in de Verkadefabriek te ‘s-Hertogenbosch. De jury voor de religieuzenprijs bestond dit keer uit zr Renée Geurts, dhr Ruud van Ruijven onder voorzitterschap van br Wim Swüste fic. Er is een inventarisatie gemaakt van het materiaal dat religieuze instituten gebruiken om hun personeelsleden vertrouwd te maken met hun spirituele traditie. Regionaal en landelijk was er veel belangstelling van de media voor de verhuizing van de
Trappistinnen van Abdij Koningsoord van Berkel-Enschot naar Arnhem en voor de heiligverklaring van Jozef de Veuster. In de serie Kruispunt in het klooster-serie ging Leo Fijen dit keer in gesprek met zr Katrin Foerster, Cornwall, Engeland (karmelietes), zr Madeleine Ahsmann, Caleruega, Spanje (dominicanes), br Ivo Dujardin, Vitorchiano, Italië (trappist), zr Aloisia Klawer, Elzas, Frankrijk (trappistin). In de najaarseditie van het tijdschrift Fier stond een interessante bijdrage over de erfenis van vrouwelijke religieuzen. Diverse actualiteitenprogramma’s schonken aandacht aan de verfilming van het leven van Soeur Sourire, maar tot grote aantallen bioscoopbezoekers heeft dat niet geleid.
k nr bu l let in 3 | 2010
23
knr jaarverslag 2009
knr jaarverslag 2009
Internationalisering Tiende bijeenkomst KRL Op zaterdag 14 november vond de tiende bijeenkomst van Kleurrijk Religieus Leven plaats. De voorbereidingsgroep had ervoor gekozen om ditmaal ook leken uit te nodigen. Er waren meer deelnemers dan ooit: ruim honderd mensen. Het thema was ‘Crisis als genadekans’. Na inleidingen door Joris Obdam, die enkele jaren in Kenia heeft gewerkt als lekenmissionaris en nu werkzaam is als straatpastor in Haarlem, en door Lisbeth Ratwasih, lid van het generaal bestuur van de Zusters onder de Bogen, bespraken deelnemers met elkaar hoe de crises op verschillende vlakken (financieeleconomisch, milieu, religie) ook een uitdaging en kans in kunnen houden tot vernieuwing en verdieping. Het CMI, de Belgische collega-organisatie van het CMBR, heeft in 2009 voor het eerst een bijeenkomst georganiseerd voor de buitenlandse religieuzen in België.
Bijeenkomst voor jonge religieuzen – “laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt.” Zoals ieder jaar, organiseerde de commissie roepen ook nu een bijeenkomst voor jonge religieuzen. Deze dagen bieden een mogelijkheid voor ontmoeting en ervaringsuitwisseling met anderen die nog jong in het religieuze gemeenschapsleven staan. In 2009 gebeurde dit in de adventstijd, op 26 november. Het werd een bewogen dag met 23 deelnemers.
24
k nr bu l let in 3 | 2010
Eerste bijeenkomst Internationalisering Religieuze Instituten (IRI) Het CMBR heeft in 2009 een nieuwe werkgroep opgericht die zich ten doel stelt de religieuzen in Nederland beleidsmatig te ondersteunen en te adviseren met betrekking tot de internationalisering van het religieuze leven. Daartoe werd op 26 november 2009 een eerste platformbijeenkomst gehouden met als sprekers Frans Dokman (NIM), Janneke Doe (KNR) en Nellie de Bruin (Mensen met een Missie).
Commissie Roepen tot Religieus Leven (CRRL) Gedurende het jaar 2009 heeft de Commissie Roepen tot Religieus Leven een bezinningsproces in gang gezet, dat moet leiden tot een beter gestructureerd begeleidingsaanbod voor personen die zich met een roepingsvraag wenden tot de KNR of haar leden. Ook in 2009 wisten namelijk veel mensen de KNR te vinden als een plek voor informatie en oriëntatie rond hun persoonlijke roeping. In 2009 was er met 45 verschillende personen contact rond hun persoonlijke roeping. Soms was dat kort en eenmalig. Gedurende de laatste twee jaren viel een verschuiving op naar een gemiddeld jongere leeftijd (meer kandidaten tussen 20 en 35 jaar). Uiteraard is en blijft het primair de verantwoordelijkheid van de leden om met kandidaten in gesprek te gaan en die eventueel in hun ingroei als lid te begeleiden. In dit verband gaat het vooral om de begeleiding van de voorafgaande oriëntatiefase. Het eerste half jaar heeft de commissie vooral gebruikt om de geconstateerde problemen en behoeften voor onszelf te verhelderen en deze bij de achterban te presente-
ren. Dat laatste gebeurde onder meer bij het Platform rond Toekomst van Religieus Leven, in een gesprek met een delegatie van de Congregatie voor de Religieuzen en tijdens de Algemene Vergadering. De commissie ziet de platformbijeenkomsten als een belangrijk klankbord voor haar werkzaamheden. Tijdens de platformbijeenkomst van 2 april stond vooral de vraag centraal: Hoe kan ons omgaan met roeping weer opnieuw worden opgericht, ingericht en vooral op haar kern worden gericht? Deze dag bevestigde de visie van de commissie dat nu het zoeken van een geschikte vorm die gelegenheid biedt voor verheldering van roepingsvragen prioriteit heeft. Tijdens de tweede platformbijeenkomst op 9 oktober was de kernvraag: Hoe kunnen we een uitnodigend en samenhangend aanbod van oriëntatie en begeleiding opzetten, dat jonge mensen ondersteunt in het vinden van antwoord op hun roepingsvragen? Om dit concreet te maken vertelden een aantal kandidaten en begeleiders over hun persoonlijke ervaringen hiermee.
Speciale activiteiten Om de aandacht voor roeping tot religieus leven te stimuleren was de commissie aanwezig op de Katholieke Jongerendag van 8 november. Vijftien religieuzen van diverse religieuze instituten werkten mee aan de bemensing van onze stand en aan een “workshop roeping”. Op zaterdag 28 november werd een roepingen-oriëntatiedag gehouden onder het motto “Waarom vraag je naar mijn naam?” De dag trok zeven deelnemers. Een kleine, overzichtelijke groep, waardoor het goed mogelijk was om op persoonlijk niveau met elkaar in gesprek te komen. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 28 jaar; meer dan de helft onder de 25. Wat deze jonge mensen bewoog was heel verschillend, maar voor ieder gold dat een besef van roeping als een ‘hier moet ik iets mee’ aanwezig was; soms dringend, soms al jaren rustig sudderend. Centraal stonden de persoonlijke vragen en ook de strijd die dat oproept. Vandaar dat het verhaal van de strijd van Jacob met de Engel voor deze dagen als beeld fungeert.
k nr bu l let in 3 | 2010
25
religieus leven
Religieus leven Ga en doe evenzo In gesprek met zr Wilfrida Voets In ons land zijn de Zusters van Barmhartigheid (Ronse) vooral bekend vanwege hun werk in de psychiatrie en in het onderwijs. Zr Wilfrida Voets maakt sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw deel uit van de bestuurlijke gelederen van haar congregatie, sinds 1992 is zij provinciaal overste. In deze bijdrage vertelt ze over de toekomstplannen van de zusters en over haar eigen keuze voor religieus leven. Liefdewerken in België en Nederland Stefaan Modest Glorieux (1802 - 1872) was een rooms-katholiek priester, die leefde en werkte in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. Hij trok zich het lot aan van de arme bevolking in die contreien. In 1830 richtte hij de Broeders van Goede Werken op, gevolgd in 1845 door de Zusters van Barmhartigheid. Op verzoek van het Regenten-college van de Godshuizen in ’s-Hertogenbosch kwamen in 1853 veertien zusters naar Nederland voor het psychiatrisch instituut Reinier van Arckel. De verzorging van geesteszieke mensen zou de belangrijkste taak worden voor de zusters in Nederland. In 1870 traden de zusters in dienst van ‘Coudewater’ bij Rosmalen en in 1885 van ‘Voorburg’ te Vught. In 1936 kocht de congregatie te Eindhoven het kasteel ‘De Burgh’, waar ook psychiatrische patiënten werden gehuisvest, die nazorg nodig hadden. Langzamerhand ontstond daar een Nederlands centrum voor de congregatie, die in 1956
26
k nr bu l let in 3 | 2010
zelfstandig werd ten opzichte van de Belgische provincie. In Nederland werkten de zusters tevens in het onderwijs (Nistelrode, Vorstenbosch, Mariahout) en in de bejaardenzorg (in de Nijmeegse wijk Hees en in ‘sHertogenbosch). In België waren de zusters niet op psychiatrische patiënten gericht, maar op onderwijs en op voogdijkinderen. Tussen de Belgische- en de Nederlandse provincie is er veel uitwisseling van informatie via briefverkeer en telefonisch contact en uiteraard door gezamenlijke vergaderingen. Dat is nodig volgens zr Wilfrida: Al zijn we één congregatie, het goed verstaan van elkaars taal vraagt soms wat tijd. Bijvoorbeeld om het onderscheid tussen een VZW (Vereniging zonder Winstoogmerk) en een stichting te doorgronden en de consequenties daarvan te overzien. ‘Directeur van een weeshuis’ Theresia Johanna Voets (Den Dungen, 1935) werd geboren als zevende kind van een diepgelovig Brabants boerenechtpaar. Die vroomheid uitte
zich bijvoorbeeld in het feit dat een zus vanwege een belofte aan Maria tot haar zevende levensjaar in het blauw gekleed ging. Toen moeder op 38-jarige leeftijd stierf bij de geboorte van het negende kind werden de vier jongste kinderen elders bij familie ondergebracht. Na verloop van tijd vond vader in een 33-jarige weduwe met drie kinderen een nieuwe levensgezellin. De kinderen die bij familie verbleven kwamen naar huis en in totaal waren er nu elf kinderen. Dat betekende niet alleen voor iedereen inschikken, voor sommigen bracht de samenvoeging ook een nieuwe naam met zich mee, omdat enkele namen dubbel voor kwamen. Er werden nog vier ‘na-kinderen’ geboren, zodat het gezin uiteindelijk acht meisjes en zeven jongens omvatte. Zr Wilfrida: Vanwege die rijke kinderschare werd mijn vader wel eens ‘Directeur van het weeshuis’ genoemd. Het gezin met die drie-erlei kinderen vormde een harmonieus geheel. Er is een hechte band en we ontmoeten elkaar regelmatig in ons klooster, waar wij als vrije vrouwen kun-
nen uitnodigen wie we willen. Denkend aan mijn ouders raak ik vervuld van diep ontzag. Zij hebben niet voor zichzelf geleefd, maar voor ons en hun voorbeeld inspireert me nog altijd. Keuze Zr Wilfrida: Enkele nichten van mij waren werkzaam in Coudewater en dat sprak mij aan. Ik kreeg een baan in het hoofdgebouw en was multifunctioneel inzetbaar ten behoeve van de heren doktoren, de psychiaters, het kantoorpersoneel en directeur Kortenhorst. De wijze waarop de zusters met de patiënten omgingen, hun ingetogenheid en de stilte maakten veel indruk op mij. Ook het dagritme, het gezamenlijk gebed en het vroege opstaan gedurende zeven dagen per week spraken tot mijn verbeelding. Er was veel inzet en aandacht voor de minder bedeelden. Zo’n leven trok me wel, want ik wilde ook proberen iets te betekenen voor anderen. In 1953 ging ze dan ook naar het postulaat in ‘Voorburg’ te Vught en vervolgens naar Ronse voor het noviciaat. In 1957 slaagde ze voor de opleiding tot kleuterleidster en kreeg
ze een aanstelling aan de Bernadetteschool te Mariahout. De zusters hadden nadrukkelijk de opdracht om in Noord-Brabant scholen te stichten in armoedige gemeenschappen. Mariahout voldeed als ontginningsdorp aan dat criterium; de meisjesschool daar dateerde van 1947. Zr Wilfrida: We stimuleerden de meisjes om door te leren. De ouders hadden toen nog weinig ambities voor hun dochters - ‘Daar zijn we niet van voortgekomen’. Zij zagen het liefst dat de kinderen in de ouderlijke voetsporen zouden treden. We hebben heel hard gewerkt, maar met veel plezier. De oudleerlingen hebben het nu nog over de zanglessen, de creatieve middagen en het openluchttheater. Mariënhof Zr Wilfrida werd al in 1963 huisoverste van Mariënhof, het klooster in Mariahout waar ze nu nog steeds woont. Zr Wilfrida: Hier hebben altijd nazorgpatiënten gewoond, die ontslagen waren uit de psychiatrische instelling, maar niet zelfstandig konden leven. Zij hoorden gewoon bij het huishouden.
We hebben tal van mensen een tijdelijk onderdak geboden, bijvoorbeeld de moeder van een missionaris en een tweeling waarvan de moeder overspannen was. Monseigneur Bekkers verbleef hier drie weken voor zijn dood en de familie Meeuwis heeft enkele jaren bij ons ingewoond. De burgemeester had aan vader Meeuwis, die uit het Westen des lands kwam, gezegd dat de zusters wel plek zouden hebben. Voor hun oudste zoon Marc was het mooi dicht bij school. Mevrouw Meeuwis bleek in verwachting van het tweede kind. De zusters vonden dat geen beletsel, want: de mensen kunnen niet zeggen dat het van ons is. En zo kon het gebeuren dat de Bekende Nederlander Guus Meeuwis in ons klooster geboren is. Hij is genoemd naar onze stichter Stefaan Modest Glorieux. Guus nodigt ons steevast uit voor zijn optredens in het PSV-stadion. Zr Wilfrida doorliep diverse cursussen en trainingen en in 1985 volgde zij haar medezuster op als directrice van de school. Zr Wilfrida: Dat was een grote omschakeling, want in de beginjaren was mijn klas mijn school en nu was mijn school mijn klas
k nr bu l let in 3 | 2010
27
religieus leven
geworden. Het werken met jonge kinderen lag mij, ik genoot ervan hen te begeleiden in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Het was een mooie tijd. Ik heb mogen vertoeven op de berg en nu daal ik af met mijn zusters. We hoeven niet te sterven voor we sterven. Het loslaten in dankbaarheid maakt dit laatste stuk afdaling nog tot een belangrijk en inspirerend proces. Toekomstplannen Zuster Wilfrida vindt dat er veel reden is tot dankbaarheid. Bewust zoekt ze dagelijks naar de stilte in de gebeden en haalt zo met haar medezusters kracht bij dé BRON. Nu er concrete toekomstplannen liggen voor het materiële en immateriële erfgoed van de zusters, is er meer rust, al is er nog steeds genoeg werk aan de winkel. Zr Wilfrida: In de jaren zestig, zeventig van de vorige eeuw kwam de omslag. De zusters kwamen in loondienst en moesten stoppen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Dat was voor velen een grote straf. Ze wilden nog graag wat doen, al was het maar brood klaar maken of handwerken bij de patiënten. Het afscheid van de patiënten heeft veel zusters pijn gedaan. In 1982 werd in Eindhoven op ons terrein een verzorgingshuis gebouwd. Ruim vijftien jaar later dreigde er al leegstand en dat stemde ons tot nadenken. Wat te doen met dat grote landgoed? Geleidelijk kwam daarover meer helderheid.
religieus leven
We hebben maatregelen genomen voor huisvesting en verzorging voor onze zusters. Voor de broeders, die evenals wij door vader Glorieux gesticht waren, is nieuwbouw gepleegd op ons terrein. Zij zijn vorig jaar vanuit Dongen hier heen gekomen. Niet alleen de broeders wonen hier op Park Glorieux, maar ook veertien zusters van Liefde JM en vijftien zusters van OLVr van Afrika. Uitvoerig spraken we met onze zusters. Met elkaar willen wij graag de barmhartigheid in de zorg doorgeven aan de komende generaties. We willen ons landgoed omvormen tot een zorgpark en verkregen daartoe de goedkeuring van het Algemeen Bestuur. Er komt nieuwbouw voor psycho-geriatrische ouderen en voor kinderen, die een beschermde woonomgeving nodig hebben. Misschien komt er in de voormalige kapel van De Burgh een bezinningsruimte; dat wordt momenteel onderzocht. Er
is met toestemming van de bisschop een kerkelijke instelling in het leven geroepen, waardoor de structuur goed gewaarborgd is. Nu denken we na over ons geestelijk testament. En met de sleutelfiguren in het verzorgingshuis, de hoofden van dienst en de leidsters spreken we regelmatig over de barmhartigheid in de zorg. Op die manier geven we door wat onze stichter, onze ouders en onze medezusters ons hebben voorgeleefd. Dat stemt me intens dankbaar. De beeldbuis kan haar niet bekoren, maar ze vindt rust in het borduren, het kleien, het beluisteren van orgelmuziek en het maken van legpuzzles. Inspiratie put zr Wilfrida ook uit het lezen en de stilte van de natuur. Haar lijfspreuk als ‘doe-mens’ is de bijbelse boodschap, het leven van Jezus en diens opdracht: ‘Ga en doe evenzo’.
WvdV
Tot elkaar geroepen ‘Daar zal je gezegd worden wat je doen moet.’ Inleiding – onderweg naar een Huis van de Roeping
Het komt steeds vaker voor dat mensen die een roeping tot religieus leven (denken te) hebben, zich melden bij de KNR als een plek voor informatie en oriëntatie. Binnen de KNR wordt daarom sinds enige tijd gewerkt aan een initiatief dat luistert naar de naam Huis van de Roeping. Hiermee wordt geen fysiek huis bedoeld, maar een begeleidingstraject dat zich richt op personen die zich met een roepingsvraag wenden tot de KNR of haar leden. Met behulp daarvan wil de Commissie Roepen van de KNR voor geïnteresseerden een verwijzende of ondersteunende rol spelen bij het verkennen van religieus leven als een mogelijke levensweg: Past dat bij mij? Zo ja, in welke vorm en wat zijn dan de mogelijkheden? We hechten er daarbij aan niet primair in termen van instituties te denken. Het Huis van de Roeping bestaat vooral uit de religieuze instituten en gemeenschappen zelf. De Commissie Roepen wil in dit kader een netwerk doen groeien dat vitale plekken, nieuwe initiatieven, geschikte begeleiders en mogelijkheden tot vorming verbindt. Wat ons daarom voor ogen staat met dit Huis van de Roeping, is allereerst het onder één noemer groeperen, presenteren en ondersteunen van wat nu reeds op het terrein van het roepingenwerk wordt aangeboden. In de tweede plaats wil het Huis van de Roeping de kwaliteit van dat bestaande aanbod verbeteren. Dit artikel richt zich vooral op de spiritualiteit van het Huis van de Roeping. Hoe kan dat initiatief een verbinding en brug zijn tussen religieuze gemeenschappen enerzijds en mensen met een roepingsvraag anderzijds? In onze beeldvorming onderscheiden we twee perspectieven die elkaar aanvullen. Aan de ene kant is er het persoonlijke roepingsverhaal van de
28
k nr bu l let in 3 | 2010
zoekende, dat vraagt om verheldering of advies. Aan de andere kant is essentieel dat anderen zich geroepen weten om daarin een rol te spelen. In dit artikel ga ik hier dieper op in aan de hand van het roepingsverhaal van Saulus. Onderweg naar Damascus Het verhaal van de roeping van Saulus in Handelingen 9 is een prachtig tweeluik, dat twee roepingservaringen omvat.1 Deze twee roepingservaringen weerspiegelen de beide boven vermelde perspectieven. Dat maakt het voor ons ook zo’n boeiende vertelling in het kader van onze bezinning op de spiritualiteit van het Huis van de Roeping. Ik richt me nu eerst op het eerste gedeelte. [1] Saulus ging nog altijd fel te keer en bedreigde de leerlingen van de Heer met de dood. Hij wendde zich tot de hogepriester [2] en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat hij aanhangers van de weg die hij daar zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem overbrengen.
[3] Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling een hemels licht omstraalde. [4] Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ [5] Hij zei: ‘Wie bent U dan, Heer?’ Deze antwoordde: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt. [6] Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet.’ [7] Zijn reisgenoten stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. [8] Saulus stond op van de grond, maar hoewel hij zijn ogen open had kon hij niets zien. Ze namen hem dus bij de hand en brachten hem zo Damascus binnen. [9] En het duurde drie dagen dat hij niet kon zien en niet at of dronk. (Hand 9,1-9) Vol ijver is Saulus onderweg naar Damascus voor de zaak die hij meent te moeten dienen: het bestrijden van de volgelingen van Jezus Christus. Wanneer hem toen naar het waarom gevraagd was, had hij misschien wel geantwoord: ‘Dat is nu eenmaal mijn roeping, een missie die ik te vervullen heb in naam van God.’ Maar niet alles wat wij in Gods naam denken
k nr bu l let in 3 | 2010
29
religieus leven
te moeten doen, is ook echt geïnspireerd door Zijn wil. In onze tekst uit Handelingen wordt hier de vinger op gelegd. Een kritische vraag dringt zich buitengewoon intens aan Saulus op: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ (Hand 9,4) Dit gebeurt zo heftig dat hij ten val komt. Saulus is geschokt en in grote verwarring. Alles wat hem tot nu toe houvast bood wordt op losse schroeven gezet.2 Toch beseft hij meteen dat het de Heer zelf is die zich bij hem aandient: ‘Wie bent U dan, Heer?’ (Hand 9,5) Een vraag die het meest wezenlijke deel van het antwoord al in zich draagt. Het is God die inbreekt in zijn leven, en daar is geen ontkomen aan. Dat hij beseft dat hij met de Heer van doen heeft, wil echter niet zeggen dat hij daarmee ook de strekking al verstaat van wat er aan hem gebeurt. In eerste instantie is hij verblind. Stap voor stap wordt hem in het vervolg van dit verhaal verheldering aangereikt. Allereerst gebeurt dat rechtstreeks door de Heer zelf, die hem duidelijk maakt dat Hij tot hem spreekt in de persoon van Jezus: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt. Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet.’ (Hand 9,5-6) Saulus moet bij de hand genomen worden. In letterlijke zin gebeurt dat door de metgezellen van zijn oude leven (Hand 9,8). Die kunnen hem echter niet echt helpen. Om te verstaan hoe het verder moet met zijn leven heeft hij andere hulp nodig. In Damascus zal hem die geboden worden. Daarvoor moet hij wel zelf opstaan en op weg gaan. Hier zien we in een notendop bij elkaar staan wat ons aanzet om te komen tot een Huis van de Roeping. Mensen die zich melden met een per-
30
k nr bu l let in 3 | 2010
religieus leven
soonlijk roepingsverhaal vertellen vaak dat ze persoonlijk aangeraakt zijn of een innerlijke drang voelen waarvan ze beseffen: ‘Hier moet ik naar luisteren, daar kan ik niet omheen.’ Het gelovig verstaan van de bron en de betekenis daarvan moet echter nog groeien. Het is daarom van belang dat er meer gebeurt dan dat alleen verteld wordt ‘wat je doen moet’ (Hand 9,6). Ook bij Lucas zijn deze woorden minder oppervlakkig en ‘doenerig’ dan ze hier overkomen. Het ‘moeten’ dat hier aan de orde is heeft te maken met de vervulling van een goddelijk plan, zoals in het verhaal van de Emmaüsgangers: ‘Moest de Messias niet zo lijden en dan Zijn heerlijkheid binnengaan?’ (Lc 24,26) Het gaat om niets minder dan het ontdekken van Gods weg met jou. 3 ‘Hier ben ik , Heer ’ We zijn geneigd roeping vooral te zien als een appel dat zich afspeelt in de persoonlijke verhouding tussen God en een bepaald iemand: een soort één op één relatie. Roeping is iets tussen God en mij, tussen God en jou, of tussen God en iemand anders. In eerste instantie is dat terecht, al moeten we daarbij niet uit het oog verliezen dat ook gemeenschappen als geheel een roeping kunnen hebben. Een sprekend voorbeeld daarvan is de roeping van het volk Israël, waarbij uitverkiezing en roeping hand in hand gaan.4 In Handelingen 9 wordt niet alleen Saulus geroepen, maar ook Ananias, een leerling van de christengemeente van Damascus. Zij worden ‘tot elkaar geroepen’. De roeping van de een is verweven met die van de ander, en juist op die manier komt ieders roeping tot zijn recht. Ananias wordt naar Saulus gezonden om hem te helpen om tot ‘verheldering’ te komen. Lucas vertelt ons dit als volgt:
[10] Nu was er in Damascus een leerling die Ananias heette. De Heer zei in een visioen tegen hem: ‘Ananias!’ en hij antwoordde: ‘Hier ben ik, Heer.’ [11] Daarop zei de Heer tegen hem: ‘Sta op en ga naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is nu juist in gebed [12] en heeft in een visioen gezien hoe iemand met de naam Ananias binnenkomt en hem de handen oplegt, zodat hij weer kan zien.’ [13] Hierop zei Ananias: ‘Heer, ik heb al van veel kanten gehoord hoeveel kwaad deze man uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. [14] Ook hier beschikt hij over een machtiging van de hogepriesters om ieder die uw naam aanroept gevangen te nemen.’ [15] Maar de Heer zei tegen hem: ‘Ga, want deze man is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam hoog te houden onder de volken en hun koningen en onder de Israëlieten. [16] Ik zal hem namelijk laten zien hoeveel hij moet lijden omwille van mijn naam.’ [17] Ananias vertrok, ging het huis binnen en legde hem de handen op. ‘Saul, broeder,’ zei hij, ‘de Heer heeft mij gestuurd – Jezus, die je onderweg hierheen is verschenen – opdat je weer kunt zien en vervuld wordt van heilige Geest.’ [18] Meteen vielen hem als het ware de schellen van de ogen. Hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen. [19] Hij at iets om weer op krachten te komen. (Hand 9,10-19) Dat het ook voor Ananias een roepingsverhaal betreft, blijkt o.a. uit een aantal elementen in de tekst die grote verwantschap vertonen met de roeping van Samuël: “Toen riep de heer: ‘Samuël!’ Samuël antwoordde: ‘Hier ben ik’.” (I Sam 3,4) Ook Ananias wordt geroepen bij zijn naam: ‘Ananias!’. In beide verhalen is er sprake van een droom of visioen, en beiden antwoorden met de woorden: ‘Hier ben ik (Heer).’ 5
Na eerst wat tegengesputterd te hebben – Saulus was immers hun felste tegenstander – doet Ananias wat van hem verlangd wordt. Hij staat op, gaat en helpt Saulus om tot klaarheid te komen. Dat doet hij niet door urenlange instructies, maar door in een paar woorden te duiden wat hem overkomen is en hem de handen op te leggen. Er is slechts één enkele zin voor nodig, maar die ene zin bevat wel de kern: ‘Saul, broeder,’ zei hij, ‘de Heer heeft mij gestuurd – Jezus, die je onderweg hierheen is verschenen…’ (Hand 9,17) De Heer – Jezus – wordt geïdentificeerd als degene die hem verschenen is en die Ananias tot hem zendt. Dit nieuwe besef is voor Saulus de spil waar de omslag in zijn leven om draait. Het maakt ook dat Ananias hem hier meteen in zijn nieuwe status kan aanspreken als ‘Saul, broeder’. Er zitten nog enkele andere waardevolle elementen verscholen in deze tekst. In vers 9 wordt verteld dat het drie dagen duurde dat hij niet kon zien en niet at of dronk. Verderop in vers 11 staat: ‘Hij is nu juist in gebed.’ Saulus zat niet zomaar af te wachten. Inkeer en gebed hoorden als vanzelf
bij het omvormingsproces dat zich aan hem voltrok. Juist in onze tijd, waarin gebed en inkeer niet hoort tot de standaard levensbagage van jonge mensen, zal dat in de begeleiding een punt van speciale aandacht moeten zijn. Misschien heeft deze kant van het gebed er ook wel mee te maken dat in het optreden van Ananias uiteindelijk niet die paar uitgesproken woorden, maar de handoplegging de doorslag geeft. De vertaling verduistert dat wat, doordat één lange zin is opgesplitst in twee zinnen. Zodoende is niet meer goed zichtbaar dat Ananias spreekt terwijl hij hem de handen oplegt. Het accent verschuift daardoor van het gebaar naar de woorden, terwijl de tekst een paar verzen eerder de werking juist verbindt met de handoplegging: ‘Hij is nu juist in gebed en heeft in een
visioen gezien hoe iemand met de naam Ananias binnenkomt en hem de handen oplegt, zodat hij weer kan zien.’ (Hand 9,10-11) Noch het initiatief voor zijn optreden, noch de verheldering, het weer kunnen zien of het ontvangen van de Geest zijn aan deze leerling zelf toe te schrijven. Hij bemiddelt en die nederige rol maakt de grootsheid van zijn werk uit: God, de Heilige Geest krijgt de ruimte om via hem te werken.6 Een Huis van de Roeping als hulpmiddel om te ontdekken ‘wat je doen moet ’ Zoals in vers 15 van Saulus gezegd wordt ‘deze man is het instrument dat Ik gekozen heb…’ , zoals Ananias van zichzelf zegt ‘de Heer heeft mij gestuurd’, zo ook moet wat wij doen een dienende en bemiddelende rol spelen. Het Huis van de Roeping is geen doel in zichzelf. Het heeft als taak te werken zoals Ananias, die – vanuit de christengemeenschap van Damascus – Paulus helpt zijn roeping te verstaan en die nieuwe weg in te slaan. Hij helpt hem weer tot scherp zien te komen, na de schokkende ontmoeting met de Roepende.
religieus leven
Ook dat is een roeping, zo bevestigt ons dit verhaal. Het daagt ons uit in de beleving van onze eigen levende godsrelatie. Het vraagt van betrokkenen een grote openheid voor de werking van de Geest in zoekenden en een gescherpt vermogen tot onderscheiding der geesten. Dat klinkt misschien mooi en logisch, maar het kan meer van ons vragen dan we ons in eerste instantie realiseren. Ananias zag zich zelfs voor de opdracht gesteld hun meest gevreesde tegenstander te hulp te komen. Hoeveel dierbare verworvenheden zullen wij moeten loslaten? Welke grensoverschrijdingen wachten ons? Als logo voor het Huis van de Roeping is gekozen voor de op de vorige pagina weergegeven afbeelding van het gevecht van Jacob en de Engel (Genesis 32,25-31).7 Dit verhaal
spreekt ons aan als symbool voor de worsteling met de Goddelijke aanraking die wij als roeping verstaan. Wat we erin herkennen is onder meer: −− de strijd met die ongrijpbare kracht die ons aangrijpt, −− het vragen naar Zijn naam en naar de betekenis van wat aan ons gebeurt; −− het voor ons leven getekend zijn en ‘mank gaan’ door die ontmoeting. −− Maar het ontvangen van Gods zegen hoort hier even wezenlijk bij, zoals we dat ook tegen komen bij het roepingsverhaal van Saulus. 8 Dit is niet iets dat enkel thuishoort aan de kant van de nieuwe zoekenden. Op de weg die we gaan met het Huis van de Roeping worden ook onze religieuze gemeenschappen bevraagd. Wat is jullie roeping in
dit verband? Waar worstelen jullie mee en wat tekent jullie gemeenschap? Waarin gaan jullie mank of worden jullie gezegend? Maar ook meer concreet: kunnen er nog enkele leden uit jullie midden in de rol van Ananias staan? Is jullie gemeenschap nog zo vitaal dat ze aan nieuwe leden ingroeimogelijkheden kan bieden? Kunnen en willen jullie participant zijn van het Huis van de Roeping? Op de platformdag van 7 oktober aanstaande zullen deze en vergelijkbare vragen aan bod komen vanuit de twee perspectieven die in dit artikel zijn geschetst: roepingen die door de Geest op elkaar betrokken worden. Want welke plannen wij ook denken te moeten maken, steeds zal gelden: Als de Heer het Huis (van de Roeping) niet bouwt, is het zinloos dat bouwlieden werken. (Psalm 127,1)
Pierre Humblet
1 Ook op twee andere plaatsen in het boek Handelingen wordt de roeping van Saulus verteld, namelijk in Hand 22,1-21 en 26,1-23.
Column Woestijntocht Tien dagen zijn we al aan het lopen in dit Bijbelse landschap onder de Jordaanse zon. Was het eerst nog een proeven, een aftasten en afschudden van werkmentaliteit vol efficiëntie en activiteit, nu is de tijdloosheid volledig ingeslagen. Kan ik een uur op een steen zitten en gewoon maar rondkijken. Vind ik vrede zonder onrust in het dagritme van eten, lopen, eten, lopen, eten, slapen. Is mijn grootste zorg van de dag of er geen kei of distel onder mijn slaapmatje ligt, of mijn blaar moet doorgeprikt of toch beter een nieuwe pleister, of mijn tentje wel voldoende uit de wind staat.
2 Klaus Kliesch omschrijft dit als volgt: ‘De ontmoeting met het Goddelijke is zo vol van licht dat Paulus blind wordt ten opzichte van het aardse; en het is zo omverwerpend dat alles wat hem voorheen houvast bood, niet meer telt.’ Vertaald uit: Klaus Kliesch, Apolstelgeschichte. Stuttgarter Kleiner Kommentar – Neues Testament 5, KBW, Stuttgart 1986, p. 83. 3 De exegete Beverly Roberts Gaventa wijst hierop. Lucas gebruikt op deze plek het Griekse woord ‘dei’, wat zoveel betekent als het is nodig volgens Gods plan. Een voorbeeld: “Die nacht kwam de Heer bij hem en zei: ‘Houd moed! Zoals je van Mij hebt getuigd ten overstaan van Jeruzalem, zo moet je ook in Rome getuigen’.” (Hand 23,11; zie ook: Lc 21,9; 22,37; Hand 1,16; 17,3 en19,21.) Beverly Roberts Gaventa, The Acts of the apostles, Abingdon New Testament Commentaries, Abingdon Press, Nashville 2003, p. 149. 4 We zien dat bijvoorbeeld verwoord in Jesaja 41,8-9: [8] Maar u, Israël, mijn dienstknecht, Jakob, die Ik uitverkoren heb, nazaat van Abraham, mijn vriend, [9] die Ik gegrepen heb in de verste hoeken van de aarde, die Ik uit afgelegen oorden opgeroepen heb, tot wie Ik sprak: ‘Mijn dienstknecht bent u, degene die Ik uitverkoren en niet verworpen heb’… 5 Bij Samuël ontbreekt het woord ‘Heer’, want – zo staat verderop in I Sam 3,7 – ‘Samuël kende de HEER nog niet: een woord van de HEER was hem nog nooit geopenbaard.’ Zie ook Gen 22,1. 6 Voor het verstaan van Lucas en het boek van de Handelingen van de Apostelen is essentieel dat het niet gaat om de daden van de apostelen, maar om het zichtbaar maken van Gods handelen aan en via hen. ‘De menselijke karakters worden gepresenteerd en uitgewerkt in relatie tot hun plaats in en omgaan met het grotere verhaal van God.’ Vertaald uit: Beverly Roberts Gaventa, The Acts of the apostles, p. 27. 7 “Jacob Wrestling with the Angel” by Nathan Rapaport (Warschau, 1911 - New York, 1987), bronzen beeld, in 1978 geplaatst bij het Bathurst Jewish Community Centre, Toronto.
Het is volkomen louterend, dit lopen om het lopen elke dag opnieuw naar onze volgende kampeerplaats. Uren wandelen we door wadi’s, langs riviertjes en door canyons met alleen maar af en toe een herder met zijn kudde op ons pad. De eenvoud is het antwoord op mijn zorgen, want met elke stap die ik zet worden ze kleiner, hanteerbaarder, met minder spanning en nog minder woord. Tot ze oplossen, zonder inspanning, maar gewoon door te zijn. Het maakt me blij te voelen hoe mijn benen sterker worden, hoe vrij mijn lichaam als het zich niet onbewust verkrampt, hoe
vreugdevol mijn geest als ze niet is bevreesd. Het is louterend, vreugdevol en prachtig om mij heen, maar tot een echt gesprek met God is het nog niet gekomen. De Jordaanoever ligt steeds dichtbij en Israël kan ik zo goed zien liggen dat de verhalen levend worden voor mijn ogen, maar God zelf houdt zich toch een beetje op de achtergrond. Dan is de elfde dag aangebroken, de start van onze tocht door de woestijn. Daar sta ik in het midden van een immense vlakte vol rood zand met als een ruimte om mij heen gebouwd aan alle kanten hoge bergen in de verte. De wind waait zacht en warm en boven is het blauw met een grote ronde zon. De stilte omvat volkomen. Ik sta en kijk. En het is net alsof ik de wereld voor het eerst zie, voor het eerst zie dat dit de hand van God is waarin ik leef. Als voor het eerst voel ik hoe groot Hij is en hoe klein ik daarin, zoals ik hier zo sta in deze weidsheid om me heen. Maar tegelijk voel ik me geborgen en tot in elke vezel van mijn lijf gezien. En hoewel we verder lopen, drie dagen aan een stuk, in ritme, stap voor stap, springt mijn hart, zingt mijn hoofd en vragen mijn benen te rennen. De hitte of
de zwaarte van het zand voel ik niet. Het is God die ik voel, en zo aanraakbaar haast dichtbij. En in die nabijheid voel ik niets te vragen, niets te bidden, geen woorden, geen wensen, er is alleen maar dankbaarheid. Inmiddels ben ik weer terug in mijn dagelijkse realiteit van stad, werk, huis en auto en zoals dat gaat met vakanties, verwordt ook deze steeds meer tot herinnering. Er zijn zoveel impulsen door de dag dat het niet leefbaar is om mijn zintuigen zo open te hebben staan als daar met enkel zand, steen en stilte om me heen. Maar één ding weet ik blijvend. Hoe vertroebeld of verward mijn geest ook wordt, Gods oog is steeds zo helder als die grote ronde zon daar boven mijn hoofd in die woestijn. En hoe druk wij hier ook heen en weer lopen met al die mensen en gebeurtenissen om ons heen, Hij ziet ons elk, als waren we het enige kleine stipje in een kilometers wijde vlakte zand met enkel bergen in de verte. En daarin weet ik mij geborgen en geliefd, als klein mens in de oneindige vlakte van Gods schepping.
8 ‘Ik laat u niet gaan wanneer u mij niet zegent.’ (…) Toen gaf hij hem op die plaats zijn zegen. (Genesis 32,27 en 30).
Evelien Meijs
32
k nr bu l let in 3 | 2010
k nr bu l let in 3 | 2010
33
boeken & brochures
Boeken & brochures
Toegewijd aan God
Ecologie in het hart van het geloof
Vanuit de milieubeweging klinkt nog wel eens de kritiek dat de christelijke religie een belangrijke factor is geweest in het ontstaan van de huidige milieucrisis. Daarbij wordt vooral gewezen op een gewraakte passage uit het scheppingsverhaal: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over
de grond kruipt.’ (Genesis 1,28) Inderdaad, dit lijkt klare taal: bevolken, onderwerpen en heersen over de aarde. Dat is precies wat de mensheid de afgelopen eeuwen heeft gedaan onder aanvoering van voornamelijk westerse, christelijke landen. Het resultaat is bekend: planten- en dierensoorten verdwijnen alarmerend snel; bodem, lucht en zee raken steeds meer vervuild; de natuurlijke balans op aarde is zozeer verstoord dat het ecologische systeem in elkaar dreigt te klappen. De wereldbevolking groeit, maar onze nazaten dreigen een aarde te erven die verarmd, verschroeid en onvruchtbaar is.
ontwikkelen. In ‘Ecology at the Heart of Faith’ vat hij ideeën uit eerdere boeken van hem samen. Het resultaat is een handzaam theologisch werk, waarin hij op een systematische manier de grondslagen van het christelijk geloof uitwerkt. Hij weet op een evenwichtige manier de huidige ecologische inzichten te verweven in de klassieke theologische denkbeelden over God, schepping, verlossing, Heilige Geest, etc. Hij maakt daarbij ook gebruik van de inzichten die de moderne kosmologie en evolutionaire biologie ons bieden. Dat levert vaak verrassende, nieuwe theologische inzichten op.
Geen wonder dat velen binnen de ecologische beweging eerder naar inspiratie zoeken in de spiritualiteit van natuurvolken, met hun diepe eerbied voor al het natuurlijke, dan in de traditie van de monotheïstische godsdiensten. De Australische theoloog Edwards doet echter het tegenovergestelde: hij duikt in het hart van de Joods-christelijke traditie om daar een heilzame visie op God, mens, verlossing, schepping te zoeken en te
Enige theologische scholing is wel nodig om het boek naar waarde te kunnen schatten. Het is goed geschikt om in een theologische leesgroep gezamenlijk te bespreken. Edwards biedt ons met zijn boek een waardevol instrument om ons christelijk geloof te ontdekken als bron van inspiratie om te bidden, denken, handelen en verkondigen in verbondenheid met en in eerbied voor Gods schepping.
Gerard Moorman Denis Edwards, ‘Ecology at the Heart of Faith’. Orbis Book s, Mar yknoll, New York 2006, ISBN-13: 978-1-57075- 665-8. 145 pagina’s
34
k nr bu l let in 3 | 2010
In dit boekje brengt Doenja van Belleghem bepaalde facetten van hedendaags religieus leven in België in kaart. Ook in Vlaanderen is in de voorbije decennia actief gezocht naar nieuwe vormen van godgewijd leven in gemeenschap. Maar veel experimenten tot religieus leven waarbij mensen samen leven, een gezamenlijk project uitbouwen en celibatair leven, zijn niet geslaagd. Van Belleghem bekommert zich niet zozeer om de vraag waarom onze cultuur niet langer nieuw religieus leven voortbrengt, maar zij presenteert de verhalen van mensen die wel kiezen voor een godgewijd celibatair leven in gemeenschap.
De auteur constateert dat mensen zich tegenwoordig om andere redenen aangetrokken voelen tot religieus leven dan vroeger. Een andere overeenkomst met zinzoekers in Nederland is dat men de polarisatie voorbij is. Van Belleghem: Elk religieus leven ontstaat uit noden en behoeften, maar waar die vroeger diaconaal waren – armenzorg en onderwijs – zijn ze tegenwoordig eerder spiritueel. Opvallend is ook dat de frisheid van het evangelie er kan en mag klinken. De ‘nieuwe religieuzen’ stralen een innerlijke vreugde uit die niet los te koppelen is van een generatie die de Bijbel en het geloof ontdekt of herontdekt. Voor die mensen vormt loyaliteit aan de Kerk en haar leiders ook geen probleem. In Aan God toegewijd komen een viertal personen aan het woord, die hun bestemming zochten in monastiek leven, in respectievelijk de trappistenabdij Notre-Dame de Sept-Fons in Frankrijk, in het monasterium Onze Lieve Vrouw ter Engelen (clarissen in Roeselare), in de priorij Onze-LieveVrouw van Bethanie in Loppem en de Sint Trudoabdij in Male. Deze meer klassieke roepingsverhalen worden voorafgegaan door de ervaringen van zr Cecile Hindryckx, die na meerdere pogingen om een
project van eigentijds godgewijd leven voor vrouwen op te zetten, nu de reden van dat falen wil onderzoeken. Voorts vertellen twee personen over de aantrekkingskracht van jonge, conservatieve bewegingen, zoals de Gemeenschap Moeder van Vrede en de congregatie van de Legionairs van Christus. De stichter van laatstgenoemd instituut, Marcial Maciel (1910-2008), bleek zich schuldig te hebben gemaakt aan seksueel misbruik. Hij leidde de ultraconservatieve congregatie met ijzeren hand. De congregatie, die in 1941 in Mexico werd gesticht, is actief in 22 landen. Boeiend is tenslotte het relaas over de Sociëteit Sint-Michiel, die binnen de Sint-Michielsbeweging vorm krijgt. Van Belleghem besluit haar introductie treffend aldus: Het christendom vindt zijn oorsprong in God. Vandaag lijden onze cultuur en samenleving, maar ook de Kerk in de samenleving, aan mislukking en aan de onmacht om met die fouten en tekorten te leven. Om dat te kunnen heb je God nodig. En mensen die verwijzen naar God.
Doenja van Belleghem, Aan God toegewijd. Religieus leven in beweging. Leuven 2010: Davidsfonds. ISBN 978 90 5826 694 1 € 15,95 w w w.ter tio.be/sitepages/index.php?page=archief&id=201&vid= OTQ =&lid=MjAz w w w.moeder vanvrede.be w w w.societeit.sint-michielsbeweging.be
k nr bu l let in 3 | 2010
35
boeken & brochures
boeken & brochures
Het celibaat als charisma
Donald Cozzens is priester en docent in de Verenigde Staten. In Bevrijd het celibaat; het is een charisma! (2006; vertaald in 2010) plaatst hij vraagtekens, niet bij het celibaat, maar bij het verplichte celibaat. Hij laat zien hoe de celibaatsverplichting historisch tot stand kwam. Het Nieuwe Testament bevat welgeteld drie passages die over het celibaat gaan. 1 Timoteüs 3,2 stelt: ‘De bisschop moet onberispelijk zijn, slechts eenmaal gehuwd’. Titus 1,67 zegt hetzelfde over de benoeming van priesters, alleen zij ‘die onberispelijk [zijn], slechts eenmaal gehuwd en die gelovige kinderen hebben’. In 1 Korinthe 9,5 behoudt Paulus zich het recht voor ‘een christenvrouw mee te nemen, zoals de andere apostelen en de broers van de Heer en Kefas’. Tot in de twaalfde eeuw waren veel priesters, bisschoppen en pausen gehuwd. Er waren zelfs pausen die zonen verwekten die zelf ook paus (en heilig) werden: zo was de heilige paus Innocentius I (401-417) de op-
volger van zijn vader de heilige paus Anastasius I (399-401). Celibaat voor priesters was niet voorgeschreven. Wel bestond er lokale (kerkelijke) regelgeving die gehuwde priesters en bisschoppen voorschreven zich van seksuele daden te onthouden op de avond voor het opdragen van de mis. Het celibaat bestond wel, maar als vrije mogelijkheid. De laatste gehuwde paus was Hadrianus II (867-872). In de twaalfde eeuw werd op het Eerste en Tweede Concilie van Lateranen (1123 en 1139) het celibaat in de hele westerse of Latijnse kerk voor clerici verplicht gesteld. Cozzens laat zien dat de verplichting en het charisma van het celibaat op gespannen voet staan. De verplichting tot het celibaat kwam voort uit financiële en eigendomsbelangen. Vanaf de tiende eeuw werden bisdommen en parochies toegekend als beneficie of ‘leen’. Gehuwde pastoors en bisschoppen gaven hun leen vaak door in de familie. Celibatair levende clerici hielden het leen binnen de kerk. Bestuurlijk werkte en werkt de celibaatsverplichting bijzonder efficiënt. Zo gaat het verplaatsen van priesters gemakkelijker zonder vrouw en kinderen. Door de verplichting verdwijnt het zicht op celibaat als charisma: celibaat als gave van God aan mensen die daar een bijzonder talent voor bezitten. Niet iedereen bezit het talent om ongehuwd te blijven. Voor de enkelingen die dit wel bezitten, is er Gods gave van het celibaat, ook voor leken. Een gave waar je dankbaar voor kunt zijn, zoals je God kunt danken voor je muzikale aanleg of je schrijftalent.
Het avontuur van de stilte Voor al deze gaven geldt, dat je – hoewel een geschenk – eraan moet werken. Maar dat kan alleen wanneer je er in vrijheid over mag beschikken, verdedigt Cozzens. Hij noemt de canonieke verplichting tot celibaat (canon 277) een tegenspraak in zichzelf. Je kunt niemand verplichten tot een charisma of gave van God. Dat leidt tot risico’s. Celibaat mag misschien geen medeoorzaak zijn voor seksueel misbruik van minderjarigen, volgens Cozzens moeten we wel degelijk rekening houden met de psychisch-seksuele onvolwassenheid van celibataire priesters in het algemeen en die van misbruikers in het bijzonder. Hij wijdt een heel hoofdstuk aan deze en andere schaduwzijden van het verplichte celibaat, van de immoraliteit van de renaissancepausen tot de eenzaamheid van vele hedendaagse clerici. Een ander belangrijk hoofdstuk betreft het groeiende besef dat priesterschap een ‘gay beroep’ aan het worden is. Dit verdubbelt de problematiek van het verplichte celibaat. Immers ook zonder de verplichting van zijn priesterlijke celibaat is de homoseksueel volgens de katholieke leer verplicht zich van seksueel contact met mannen te onthouden. Gehuwd priesterschap biedt voor hem (nog) geen oplossing. Cozzens is al veertig jaar priester. Hij ziet het vrije, charismatische celibaat als een zegen voor de kerk. Omdat het een vrije gave Gods is, mag het geen voorwaarde voor priesterwijding zijn. Hij acht de tijd rijp om het celibaat te bevrijden.
PChC
Maitland (1950) is een bekende Britse schrijfster van belletrie; daarnaast heeft ze onder meer gepubliceerd over de feministische theologie. Ze groeide op als kind van welgestelde ouders, studeerde in Oxford, trouwde met een anglicaanse dominee en kreeg twee kinderen. Begin jaren negentig gingen haar kinderen het huis uit en liep haar huwelijk stuk. Ze verhuisde naar het platteland en bekeerde zich tot het katholicisme. Ze verdiepte zich steeds meer in het gebed en raakte gegrepen door de stilte. Ze zonderde zich af op het Schotse eiland Skye en ging na wat alleen-zijn met een mens kan doen. Maitland werd verliefd op stilte: ‘En zoals de meeste mensen met een nieuwe liefde, raakte ik er in toenemende mate door bevangen – ik wilde er meer van weten, ik wilde verder gaan, beter begrijpen.’ Zoals ze het beschrijft is leven in stilte niet enkel vreugdevol en zeker niet makkelijk, maar de voldoening die het geeft doet telkens verlangen naar
meer. De zintuigen worden scherper, waarnemingen intenser, gevoelens worden sterker, vreugde zowel als woede en verdriet. Remmingen vallen weg, geest en lichaam gaan steeds meer hun eigen gang. Soms ervoer ze innerlijke rust, soms dreigde ze haar eigen grenzen uit het oog te verliezen. Maitland wijdt een heel hoofdstuk aan de negatieve effecten van afzondering, die in extreme gevallen kan leiden tot psychoses of zelfmoord. Ze herinnert ons eraan dat gedwongen isolatie ook wordt gebruikt als foltermethode. Het grootste deel van het boek gaat niet over haarzelf; het is een boeiende verkenning van wat anderen over stilte hebben geschreven. Ze citeert ingesneeuwde poolreizigers en solozeilers, vertelt over de idealistische jonge Chris McCandless, die moederziel alleen stierf in de wildernis van Alaska, zoals fraai verfilmd werd in Into the Wild. Ze behandelt Genesis, waar God schept door te spreken, en merkt op dat stilte hier wordt gezien als ‘een gemis, als iets wat doorbroken moet worden om leven en betekenis mogelijk te maken’. En ze schrijft ook over het ascetisme van de vroegchristelijke kluizenaars. Stilte als antwoord is een levendige, hoogstpersoonlijke catalogus van uiteenlopende zaken die volgens Maitland met stilte en stilte zoeken te maken hebben. Monniken, gevallen vrouwen en avonturiers Sara Maitland noemt in haar boek tal van bekende en minder bekende
s tiltezoekers. Enkele voorbeelden: −− Sint Antonius’ langdurige verblijf in de eenzaamheid van de woestijn werd bemoeilijkt door de demonen, die hem lastig kwamen vallen. −− Sint Cuthbertus (634 - 687) was een Angelsaksische bisschop. Na zijn dood werd hij een van belangrijkste middeleeuwse heiligen van Engeland en Schotland. Op de Farnes eilanden, waar hij een kluizenaarsleven leidde, vaardigde hij regels uit om de aldaar broedende eidereenden en andere zeevogels te beschermen. Hij heeft daarmee goede papieren om de patroonheilige van de natuurbeschermers te worden. In moderne Northumbrische dialecten worden eidereenden naar hem nog steeds Cuddy ducks (Cuthbert’s eenden) genoemd. Maitland schrijft dat hij ‘de hele nacht stond te bidden terwijl hij tot aan zijn nek in het ijskoude water van de Noordzee stond’. Zodra hij het water uit liep, zouden otters naar hem toe zijn gekomen ‘om hem te warmen met hun tong en vacht’. −− In 1542 werd de Française Marguerite de la Roque, als straf voor een affaire aan boord van een expeditieschip, met minnaar en dienstmeid achtergelaten op een onbewoond eiland voor de kust van Québec. De minnaar, de meid en de baby die ze er baarde overleefden de eerste winter niet, maar De la Roque werd na tweeëneenhalf jaar gered door vissers. −− Thomas Merton, de Amerikaanse trappist van het bekende citaat ‘O gezegende stilte, die overal spreekt!’
Sara Maitland, Stilte als antwoord. Scriptum, Schiedam. ISBN 9789055946808; 319 blz. €22,50
Donald Coz zens, Bevrijd het celibaat - Het is een charisma. uitgeverij Averbode/ uitgeverij Abdij van Berne, Heeswijk; 119 blz.; € 16,95
36
k nr bu l let in 3 | 2010
k nr bu l let in 3 | 2010
37
boeken & brochures
boeken & brochures
Het fascinerende verhaal van een soms tegendraads dwarsverband Op 15 oktober wordt in Den Bosch een boek gepresenteerd over de gezamenlijke Nederlandse priesterreligieuzen. Sommigen hebben hun instituten wel eens betiteld als ‘ losse hulptroepen’, terwijl anderen van ‘een welgeordend leger’ spraken. Beide typeringen bevatten wel een kern van waarheid, meent de auteur van deze goed leesbare studie, emeritushoogleraar kerkgeschiedenis Jan Jacobs uit Tilburg. De afgelopen jaren zijn er veel boeken verschenen over leven en werken van de in Nederland gevestigde religieuze instituten van paters, zusters en broeders. Het lijkt erop, dat nu de eeuwenoude traditie van het kloosterleven in ons land op haar einde loopt, de balans moet worden opgemaakt. Wat heeft onze dienstbaarheid aan kerk en maatschappij opgeleverd sinds de start van onze gemeenschap in Nederland? Welke sporen heeft
ons instituut door de geschiedenis getrokken? Hoe willen wij herinnerd worden, als wij er zelf niet meer zijn? Die vragen willen religieuzen anno 2010 graag beantwoord zien. Het waren ook mijn vragen bij het schrijven van het boek Werken in een dwarsverband. Een portret van de gezamenlijke Nederlandse priesterreligieuzen 1840-2004. Maar zoals de ondertitel aangeeft, ging het nu niet om één religieus instituut. Centraal staat een hele categorie van religieuzen: de ruim 40 instituten van priesterreligieuzen, die vanaf omstreeks 1840 een steeds sterker stempel zijn gaan drukken op het Nederlandse katholicisme. Daarbij was het aanvankelijk ieder voor zich. Elk instituut bezat niet alleen zijn eigen dracht: habijt, pij of toog van onderscheiden kleur en snit, maar had ook zijn eigen doelstelling en agenda. En waar agendapunten overeenkwamen met die van andere instituten, was vaak sprake
Oord van helder licht In het kader van het 800-jarig jubileum van de Orde van de Kruisheren heeft de Europese provincie een jubileumboek uitgegeven. Ordehistoricus dr. R. Janssen osc heeft geschreven over de verschillende perioden in de lange geschiedenis van de Orde. Daarnaast zijn vele illustraties opgenomen uit het rijke erfgoed van de kruisheren. Het boek is te koop via het contactformulier op de website.
38
k nr bu l let in 3 | 2010
van de nodige wrijving tussen de betrokken gemeenschappen. Zo werd het in 1920 opgerichte verband van de ‘Verenigde Missionarissen’ (VM) wel eens spottend een club van ‘Vechtende Missionarissen’ genoemd. Maar zij werkten wel samen, zij het niet altijd van harte, zoals bij de organisatie en inrichting van missietentoonstellingen. Die waren tot ver in de jaren vijftig van de twintigste eeuw zeer populair binnen het katholieke volksdeel. Vanaf omstreeks 1950 trad er een stroomversnelling op in die samenwerking, niet alleen bij de paters, maar ook bij de laïcale religieuzen. Zo werd in 1952 het Secretariaat van de Nederlandse Priester Religieuzen (SNPR) opgericht, later de Samenwerking Nederlandse Priester Religieuzen. Bij deze koepel waren vanaf 1957 alle hogere oversten van de in Nederland gevestigde instituten van priesterreligieuzen aangesloten. Hun samenwerking betrof de terrei-
werking tussen paters, zusters en broeders. De totstandkoming van de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) in 2004 was daarvan een resultaat, maar ook de groeiende consensus over aard en inhoud van het religieuze leven juist in een tijd van vergrijzing en afkalving. Recht doen aan de tekenen van de tijd en zich daarbij laten leiden door een blijvende inzet voor gerechtigheid en bevrijding staan daarin centraal. Omdat de SNPR altijd zo verweven is geweest met het gehele Nederlandse katholicisme is Werken in een dwarsverband ook een geschiedenis van dat katholicisme, maar dan bezien vanuit het perspectief van de priesterreligieuzen. Via die geschiedenis wordt duidelijk, dat zij altijd een dwarsverband hebben gevormd in een hiërarchisch gestructureerde en daardoor verticale kerk. Wat daarvan de gevolgen waren, maakt deze studie ook duidelijk.
JJ
Voor inlichtingen over de presentatie van Werken in een dwarsverband: Afdeling Communicatie, T: 073- 6921321; E:
[email protected]
De kruisherenmissie in Congo In 1920 reisden de eerste kruisherenmissionarissen af naar Congo. Meer dan honderd broeders en priesters hebben er tot 1993 met hart en ziel gewerkt. De jaren zestig vormden in meer dan één opzicht een breuklijn. Een aantal missionarissen werd ver-
dr. Roger Janssen osc, Oord van helder licht; 800 jaar Orde van het Heilig Kruis; 1210 -2010. ISBN 978-90 -815-3220 - 4; prijs € 20, excl. verzendkosten. w w w.osc- europe.org
nen, die hen allen aangingen zoals de inrichting van het noviciaat en de hogere - filosofische en theologische - studies. Maar minstens zo belangrijk waren de initiatieven, die vanuit de SNPR werden genomen met het oog op samenwerking met het Nederlands episcopaat, bijvoorbeeld ten aanzien van de verschillende vormen van apostolaat en pastoraat. Daartoe richtten bisschoppen en hogere oversten in 1963 samen het befaamde Pastoraal Instituut van de Nederlandse Kerkprovincie (PINK) op. Ook het Centraal Adviesbureau voor Priesters en Religieuzen (CAPER) in 1967 kwam voort uit een samen optrekken van bisschoppen en hogere oversten. En datzelfde gold voor de stichting ‘Hulp & Recht’ in 1995. Werken in een dwarsverband vertelt het verhaal van deze en andere initiatieven, maar probeert ze ook te wegen op hun betekenis voor kerk en samenleving. Ten tijde van het Pastoraal Concilie (1966-1970) groeide ook de samen-
moord. De kruisherenmissie kreeg na de onafhankelijkheid van Congo en de rebellie van de Simba’s een ander profiel. Vanaf de jaren zeventig werd ze geleidelijk overgedragen aan de inlandse clerus.
Dr. Roger Janssen osc, Met wortels tot in het water. De kruisherenmissie in West-Uelé: 1920 -1993.
k nr bu l let in 3 | 2010
39
Jongere religieuzen Voordat je christen bent wees mens In gesprek met de kleine zusters Sylvia Heusbourg en
Het gaat er om met alles wat je bent,
Claartje Verbeek
ook met je eigen breekbaarheid, tussen de mensen in te staan en
De Kleine Zusters van Jezus zijn 70 jaar geleden gesticht in Algerije. Met name na 1950 breidde deze congregatie zich over de hele wereld uit. Zij zijn vertegenwoordigd in meer dan zestig landen. Overal ter wereld leven de zusters te midden van kwetsbare mensen uit verschillende culturen. Door hun vele internationale contacten zijn zij echte wereldburgers. België en Nederland vormen samen een regio, bestaande uit 23 zusters en 6 novicen. In deze bijdrage vertellen Claartje en Sylvia over hun keuze om kleine zuster te worden. Geraaktheid Sylvia Heusbourg (Luxemburg, 1961) is in 1984 ingetreden en kwam in 1988 naar Nederland om deel uit te maken van de communiteit in de Haagse Schilderswijk. Eerder leerde ze Claartje Verbeek (Enschede, 1958) kennen, die in 1983 ingetreden was. Als zestienjarige besefte Sylvia dat haar leven een gave was, een geluk om te leven in een land zonder oorlog of honger en op te groeien in een familie zonder grote problemen. Ze realiseerde zich terdege dat mensen op andere plekken met minder genoegen moeten nemen. Ze werd geraakt door Mattheus: Om niet heb je ontvangen – om niet zal je geven en zocht naar manieren om samen met anderen uiting te geven aan haar religieuze gevoelens en gedachten. Na een driejarige opleiding tot katechiste voelde ze het radicale verlangen om haar hele leven te geven, al schrok ze van die conclusie. Welke mogelijkheden zijn er dan? Twee van haar tantes be-
40
k nr bu l let in 3 | 2010
hoorden tot een congregatie, die in de ziekenzorg actief is, maar dat was voor Sylvia geen optie. Noch het monastieke leven, wat haar meer raakte. Sylvia: Mijn vader werkte in een metaalfabriek. In zijn beleving telt dat soort arbeid niet; je wordt niet gezien. Vader zei vaak: De kerk is ver weg van de mensen. Sylvia wist heel duidelijk dat ze haar leven wilde geven in een mensnabije vorm. Ze kwam in contact met een Kleine Zuster, die werkzaam was in een wasserij. Ze ging bij hen op bezoek en werd binnengelaten door de benedenbuurvrouw die zei: ‘de zuster komt zo’. Sylvia: Wat een vertrouwen! Dat heeft me heel erg geraakt. Eenmaal per week woonde ik de Eucharistieviering bij. Het was een kleine gemeenschap die echt het leven van de mensen deelde. Mijn ouders vonden het vreselijk; de zusters waren zo eenvoudig gekleed en ze liepen met blote voeten in sandalen. Mijn vader heeft geleden onder het niet gezien zijn. Hij had gehoopt op een betere positie voor mijn zus en mij. Gedurende de
volledig te vertrouwen op God.
eerste jaren kwam hij niet op bezoek, het was echt een shock voor hem. Hij had een bepaald beeld en dat bleek gelukkig niet te kloppen. Toen vader voor het eerst op bezoek kwam, moest Claartje even naar de stad om schoenen te kopen. Ons leven bleek heel gewoon te zijn. Voor mijn vader was daarmee het ijs gebroken. Mijn ouders kenden heel wat Kleine Zusters en dat is ook omgekeerd het geval. Gastvrijheid was heel belangrijk thuis en in de fraterniteit. Claartje hoorde op een reis naar Taizé iemand enthousiast vertellen over de Kleine Zusters, die in Amsterdam op een woonboot leefden. Claartje: Op een keer ben ik tijdens mijn studie fysiotherapie in Nijmegen naar de Clarissen gegaan in Megen. Zelf was ik toen 20, de jongste daar was 35. De contacten raakten me diep en wekten het verlangen om ook zuster te worden, maar in een tijd waarin velen uittraden wist ik niet wat ik ermee moest. Ik voelde me verliefd, maar wist niet op wie. Ik voelde me aangetrok-
ken tot een contemplatief leven. In een groepsgesprek met een zuster over haar roeping voelde ik: Dat is precies wat ik ook altijd zeg. Mijn vriend was begripvol, hetgeen me vreugde gaf, al wist ik tegelijkertijd dat ik hem los moest laten. Ik heb me toen bij Karibu, een gemeenschap van jongeren en witte paters in Nijmegen, aangesloten. Hier heb ik geleerd hoe je dicht bij mensen kunt zijn. Daar las ik ‘Om het hart van de massa’, geschreven door de stichter van de Kleine Broeders. Dat maakte veel indruk. Ik bracht een bliksembezoek van 5 minuten aan de Kleine Zusters in Den Haag en toen stond vast: dat wil ik ook. Mijn moeder schrok heel erg, omdat ze zelf altijd bij zusters op internaten had gezeten. Was het een straf van God? Vader wilde niet laten blijken dat mijn keuze hem juist aansprak. Zijn kernboodschap later aan mij was: als je het vol kan houden sta ik achter je. Voor moeder gold mijn geluk als maatstaf; dan was het goed voor haar. Op het ziekbed van mijn vader manifesteerde zich veel nood aan spiritualiteit. Ik heb
hem ‘Eindelijk thuis’ van Henri Nouwen laten lezen en dat vond hij geweldig. Hij wilde gewoon horen dat God liefde is. Mijn moeder van 86 bidt elke avond voor ons. Leven in de wijk Claartje en Sylvia hebben allebei een baan waarmee ze in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Bij voorkeur doen ze laag- of ongeschoold werk, omdat ze op die manier degenen nabij willen zijn die geen andere keuze hebben dan zulk werk te doen. Claartje wilde in de fabriek werken, maar ze vond een poetsbaan voor 16 uur per week in een advocatenkantoor. Claartje: We verlangen om op te trekken met groepen aan de rand van de samenleving. Kleine zuster Geertruida, de eerste Nederlandse kleine zuster werkte in de Scheveningse gevangenis als verpleegster. Sylvia werkt in de keuken van de Bijenkorf. Aanvankelijk stond ze vooral af te wassen, maar dat bleek een te zware belasting en daarom
verzorgt ze nu lunchmaaltijden voor klanten. Zeven jaar geleden is er een gemeenschap gesticht in een Brusselse wijk met veel sociale woningbouw, veel bewoners hebben een klein inkomen. Zr Claartje is verantwoordelijk voor de vorming binnen deze gemeenschap. Claartje: Brussel is natuurlijk bij uitstek een multiculturele stad. We hebben contacten met Rwandese en Congolese Christenen. Wanneer Rwandese vrouwen vertellen hoe ze enkele jaren op de vlucht door het woud getrokken zijn raakt mij hun diepe geloof. Onze gemeenschap vervult een brugfunctie tussen onze wijk Peterbos en de wijk van de parochie aan de overkant van de straat; de mensen daar zijn bang voor het veelkleurige Peterbos. Kleine zuster Magdeleine verlangde naar meer eenheid
k nr bu l let in 3 | 2010
41
jongere religieuzen
tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Op de plekken waar wij leven trekken we vaak op met niet-christenen, als vrienden van moslims en anderen, maar niet om hen te bekeren. Onze Brusselse gemeenschap biedt aan jongeren de mogelijkheid om mee te leven. In september 2008 is er een Belgische ingetreden. Zij maakte kennis met ons tijdens de wereldjongerendagen in Canada, en nam deel aan de open woensdagavonden. Ze is met Pinksteren in Banneux aan haar noviciaat begonnen, tezamen met een Tsjechische, een Armeense, een Duitse en twee Poolse vrouwen, allemaal tussen de 24 en de 35 jaar. Banneux is een Mariabedevaartplaats, waar Onze Lieve Vrouw van de Armen vereerd wordt. Een Duitse kandidate die naar Brussel kwam om Frans te leren is nu novice in Algerije. Dit jaar zijn er elf jonge mensen in Europa die hun vormingsjaar beginnen. En dat in een tijd waarin er zelden meer over roepingen gesproken wordt. Het is niet gemakkelijk voor jongeren om nu tot deze keuze te komen. Sommigen ontdekken dat de plaats voor verbondenheid met God overal beleefd kan worden. Het gaat er om met alles wat je bent, ook met je eigen breekbaarheid, tussen de mensen in te staan en volledig te vertrouwen op God. In onze spiritualiteit is het geestelijk kindschap belangrijk. God is mens geworden in een klein kind, Jezus, heel kwetsbaar en overgeleverd aan mensenhanden, zo heeft hij onder ons willen zijn. Dat is ook onze grondhouding, die we Bethlehem noemen. Een leven verborgen tussen de mensen in, hun situatie delend, dat noemen we Nazareth. Sylvia: De meeste mensen hier in onze wijk zijn buitenlanders, moslims en hindoes. Ze vinden het vreemd dat we niet getrouwd zijn, geen kinderen hebben. Maar ze hebben wel respect voor onze keuze voor God. We gaan tijdens het Suikerfeest aan het eind van de Ramadan op bezoek.
42
k nr bu l let in 3 | 2010
Ze zijn heel gastvrij, het is vanzelfsprekend om mee te eten. Mensen met een laag inkomen, die weten te delen. Sommige buurvrouwen komen nu met Kerst naar ons. Iedere mens draagt iets van het Goddelijke in zich. Het is goed om te ervaren dat het Rijk Gods onder ons is en dat verrijkt mijn gebed en mijn leven. Het is bevrijdend als je voelt dat je de moeite waard bent, dan kun je rechtop staan. Voor ons leven is van belang het dagelijkse uur van stil gebed. Daarin kun je je laten voeden door Zijn aanwezigheid. Sylvia: Onlangs hebben we in Algerije het 70 jarige bestaan van de gemeenschap gevierd. Een van de eerste vrienden sprak over een Goddelijke vriendschap. Met een luisterend hart en open handen de ander ontmoeten, ontvankelijk zijn, je laten raken, je verwonderen, dankbaar zijn, allemaal aspecten van een contemplatieve houding. Ik kom hier niet om mijn normen en waarden te brengen, maar om kennis te maken met jou, met wat jou dierbaar is. Verscheidenheid die ons verrijkt en die ons niet belemmert elkaar als mens te ontmoeten. Claartje: Als vormingsverantwoordelijke wil ik vooral luisteren naar wat jongeren ten diepste zoeken. Met hen ontdekken hoe God met hen bezig is. Ik wil open staan voor hun kijk op het leven en op de kerk. Het is niet goed wanneer ik me te kritisch uitlaat over de kerk, want dan zou ik zelf een belemmering kunnen zijn. Wat mij stoort kan voor jongeren heel anders liggen. Jongeren zijn vaak heel onbevangen en staan open voor authentieke ervaringen. Jesaja indachtig willen we ’t geknakte riet niet breken. Ze zijn niet voor niets bij ons op deze weg gekomen.
Column Zoon van rabbijn Op de terugweg van vakantie op Texel nam ik een lifter mee. Hij was een onverwacht grote man, langer dan de meeste Nederlanders. Met vochtige amandelogen keek hij me onderzoekend aan. Hij praatte niet over de auto of het regenweer op het eiland, maar over zichzelf en of het zin had te wonen in een voortdurend jakkerend en haastig land en in een vreemd Europa. Er zijn niet veel Europeanen die zich dat afvragen, vond hij. Ze zijn druk met werk en gunnen zich geen tijd om op zoek te gaan naar de oorsprong van hun werkdrift. Hij reed mee tot Amsterdam, waar hij zijn vader ging opzoeken, want hij had nog veel met hem te bepraten. Hij kwam uit een joods gezin en zijn vader was rabbijn. Vijf jaar was hij schaapherder geweest in Israël. Dan leer je kijken, luisteren en onderscheiden wat er leeft. Je leert de natuur kennen, zei hij, en het karakter van je schapen. Je ontdekt de kracht waaruit alles geboren wordt, leeft en sterft. Daar, in de kibboets, voelde hij zich geworteld. Hij en zijn familie kwamen uit Algerije. Zijn vader had vroeger een winkeltje waar hij schoenen repareerde en waar de mensen van het dorp kwamen praten. Ter hoogte van Purmerend kwam hij pas goed op dreef. Hij had al vaker met een pastoor gesproken. Vroeger,
in Algerije, kwam er wel eens een pastoor bij hen thuis. Want zijn vader moest op zijn beurt z’n zorgen over de mensen toch ook weer kwijtraken en dat deed hij door te praten met de imam, de pastoor en de dorpsoudste. De problemen van het leven moeten immers besproken worden; wat binnen in je leeft is immers het belangrijkste wat je met een ander delen kunt. Langzaam begon ik iets van hem te begrijpen. De mensen in Europa hebben zichzelf in stukken verdeeld, zei hij. Hun hand is los van hun buik en hun hoofd los van hun hart. Voor maagpijn hebben ze een dokter, voor hun kinderen een schooljuf, voor hun ruzies een huwelijksbureau en voor het geld een maatschappelijk werker. Bij mijn vader komen ze enkel nog met vragen over wat mag en wat niet mag. Ze vragen regels om alles bij elkaar te houden en leven als losse stukjes, zonder samenhang. Ik bracht hem naar het huis van zijn vader: Kikkenstein, een van die allemachtig grote flats in de Bijlmer. Bij het uitstappen vroeg hij: ‘Wat denkt u, zou de Messias nog komen?’
Ben Verberne msc
Kleine zuster Magdeleine, onze stichteres zei: ‘Voordat je religieuze bent wees christen en voordat je christen bent wees mens’.
WvdV
k nr bu l let in 3 | 2010
43
Duurzaam & spiritueel Wij zijn als paddestoelen In gesprek met Guy Dilweg ofm Het huidige ‘kasteel van Stoutenburg’ is een herenhuis daterend uit 1888. De Franciscanen kochten het in 1948 en maakten er een klooster van. Na de Tweede Wereldoorlog was de toeloop van kandidaten zo groot dat hier een tweede Franciscaans noviciaat gehuisvest werd. Daartoe was een ingrijpende verbouwing noodzakelijk. Er kwam een verdieping bovenop en aan de achterzijde werd een vleugel aangebouwd. Toen de belangstelling voor traditioneel religieus leven verminderde, werd Stoutenburg een bezinningscentrum. Vanaf 1991 wordt het huis bewoond en gebruikt door de leden van het Franciscaans Milieuproject, een religieuze ’leef- en werkgemeenschap’, geïnspireerd op Franciscus van Assisi, maar ook op andere tradities als het zenboeddhisme. Naast de vier communiteitsleden behoort al elf jaar een Afghaans vluchtelingenpaar tot de vaste bewoners. Er zijn vrijwilligers die meehelpen in de tuin en het huis en een aantal keer per jaar worden meeleefweken gehouden. Ook verhuurt de gemeenschap een deel van het huis als conferentieoord. Guy Dilweg ofm stond aan de wieg van het Franciscaans Milieuproject. In deze bijdrage vertelt hij over zijn drijfveren. Zonder wortels Guy was jarenlang werkzaam als algemeen secretaris van Pax Christi. Dat was een intensieve baan, waar hij na zes jaar een punt achter zette. Hij vertelt van enkele tekenen, die hem aanzetten tot dat besluit. Guy: Ik droomde van een plant die voortrolt zonder wortels in de woestijn. Bij het ontwaken wist ik: dat gaat over mij. Ik word maar voortgejaagd om te werken, werken, werken en ik verwaarloos mijn eigen wortels. Ik kwam ook de trap niet meer op. Ik wilde en kon niet meer verder, dat waren de signalen vanuit mijn geest en vanuit mijn lichaam. Toen volgde een
44
k nr bu l let in 3 | 2010
sabbatjaar in het Dürckheim-centrum in Todtmoos-Rutte. Guy beschouwt dit jaar als zijn ‘tweede noviciaat’. Met zichtbaar genoegen herinnert hij zich het Einüben en Hineinhorchen tijdens zijn verblijf in het Zwarte Woud. Hij oefende zijn creatieve gaven en ontdekte zijn lichamelijkheid tijdens het tekenen, dansen, zwaardvechten en het Zenzitten. Voor hem opende zich hierdoor de deur naar het Geheim. Guy: Het was een ingrijpende initiatie in de religieuze laag van het bestaan. Alles wat naar buiten komt zegt iets over je binnenkant. Met die ontdekking wilde ik in Nederland verder. Bij
terugkeer werd ik gevraagd om jongerenwerk op te zetten. Het werken met jongeren – of beter nog: met jongvolwassenen - vond hij heerlijk vanwege de openheid, de gezamenlijke zoektocht. Guy: In het Koetshuis dat apart van ‘het kasteel’ staat hadden we verschillende activiteiten voor jongeren. We probeerden door te dringen tot onze existentiële laag, waren eerder onderzoekend dan oordelend bezig en ik was verrast toen bleek dat biodiversiteit ook bij mensen gestalte krijgt. Iedereen is een eigen, unieke openbaring van de Eeuwige. We gebruikten werkvormen om op het spoor te komen van eigen spiritualiteit en tot mijn verwondering bleek het mogelijk om te praten over vragen als Wat voor geur heeft God voor je? Wat voor kleur heeft Hij? Gaandeweg ontstond in het koetshuis een groep mensen rond de vraag of we niet een gemeenschap zouden kunnen vormen, een eigentijds klooster. Als een bloem, die vanuit de
bodem van de secularisatie naar boven komt, zo is ons project eigenlijk gegroeid uit het religieus jongerenwerk. Door de mooie plek werd onze focus als vanzelfsprekend gericht op natuur en milieu. Het is fijn om de Franciscaanse spiritualiteit van eerbied voor onze moeder zuster aarde op deze plek vorm te geven. Van het bestuur van de Franciscanen kregen we op 4 oktober 1990 toestemming voor 5 jaar met een optie voor nog eens 5 jaar. De leden van de Stoutenburggemeenschap hadden zeer verschillende achtergronden. Om te kunnen groeien naar een eigen spiritualiteit heeft men er toen voor gekozen om sterk in te zetten op stilte. Woorden kunnen verstoren, de stilte verbindt. We maken ruimte voor de bron, die in ieder van ons op kan borrelen. Zo putten we ook vaak uit de geschriften van Thich Nhat Hanh, Kalil Gabran en Roemi. En als ik geen geschikte tekst kon vinden, probeerde ik er zelf een te schrijven. ‘Over liefde’ is zo’n bundeling van zelfgemaakte overwegingen. Bij
onze leken-spiritualiteit stuit je op beelden, waarvoor je termen zoekt vanuit een ander taalspel. Tijdens loopmeditatie bijvoorbeeld ervaar je dat alles wat ademt de Heer, de levensgeest looft. Het ademen en beademd worden is een heel directe ervaring die je samen kunt delen. Het toelaten van die beweging in jezelf en daarmee tot doorgeefluik worden van de Eeuwige, het landen in je eigen midden, dat is heel helend. Loslaten In twintig jaar zijn er veel onderwerpen de revue gepasseerd waarover men het niet bij voorbaat eens was met elkaar. Een goede oplossing bleek dan om het onderwerp te laten rusten om te kunnen rijpen. Guy: Een sprekend voorbeeld uit de begintijd was de auto. We waren toen met acht volwassenen, zes kinderen en drie auto’s. Dat kon natuurlijk niet. We besloten om de beste van de drie auto’s te behouden, maar deze werd op zekere dag total loss gereden. Dan is het een voorrecht van de armoe om te mogen bedelen. Ik had al snel 5.000 gulden binnen als start voor de aanschaf van een tweedehandse nieuwe. Maar binnen de communiteit was niet iedereen overtuigd van de noodzaak. Hoezo een auto, is dat wel nodig? We besloten om het voorlopig op experimentele basis zonder auto te doen. Die ‘experimentele fase’ duurde maanden en uiteindelijk zijn we nu al 18 jaar niet op teruggekomen. Een soortgelijke ontwikkeling deed zich voor in het conferentie-centrum, waarvan ze voor hun inkomsten afhankelijk waren. Guy: Zelf leefde de gemeenschap vegetarisch, maar in ons conferentie-oord kwamen regelmatig huisartsen en die waren gewend om vlees te eten. Als compromis kwamen we uit op paardengehakt. Dat was nog het meest diervriendelijk. Zo stond ik ballen paardengehakt te draaien. Ik was bang dat we anders klanten zouden verliezen. Maar
k nr bu l let in 3 | 2010
45
duurzaam & spiritueel
op een dag kon ik die angst los laten. We kozen ervoor dat er bij ons uitsluitend vegetarisch wordt gekookt. Dat paste veel beter bij onze eigen levenskeuze en dan moesten we de consequenteis maar op de koop toenemen. In feite betekende het dat er toen groepen kwamen, die veel beter bij ons pasten. Het milieuproject is al drie maal bedreigd met het einde. Guy: Eerst wilden de franciscanen het huis verkopen. Wij zochten en vonden in Natuurmonumenten een nieuwe ons sympathieke eigenaar. Maar vervolgens werd Stouten-
duurzaam & spiritueel
burg weer doorverkocht aan het Utrechts Landschap. En die was na vijf jaar ook van plan ons de huur op te zeggen. Het is een wonder dat we nog bestaan. We zijn afhankelijk van de goedheid van anderen. Dat heeft heel goed gewerkt. Zo hebben we voor tien jaar subsidie gekregen van verschillende religieuze instituten om de energiekosten te kunnen betalen. Het is prachtig om te leven met de natuur als invalsbasis. Het zelf verbouwen van je eten, die eeuwige cyclus van het voedsel dat uit de tuin komt, dat wordt bereid en aan tafel genuttigd, dat wordt omgezet in energie en uiteindelijk
weer terugkeert in de aarde. Als je die cyclus echt doorleeft, dan mag het ook een keer ophouden. Stoutenburg is een plek die sterk tot de verbeelding spreekt. Mensen lezen er over, ze praten er met elkaar over en dromen er van. Er is ondergronds een mycelium, een web van draden en schimmels. Wij vormen momenteel de zichtbare manifestatie daarvan, de paddestoelen. Als wij er niet meer zijn, houdt dat ondergrondse universum niet op. Het zal elders gewoon weer nieuwe paddestoelen voeden.
WvdV w w w.stoutenburg.nl
Nationale Vredesdag voor Religieuzen Het jaarthema van de KNR ‘Zuster, Moeder Aarde’ heeft de organisatoren van de Vredesdag in deze tijd van klimaatcrisis bijzonder geraakt. Daarom maakten zij het tot thema van deze dag. Het ligt in het verlengde van de sinds het Conciliair Proces gekoesterde visie: ‘Gerechtigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping’. Het motto van de Vredesdag, die dit jaar op 11 september gehouden zal worden, is:
‘Ik heb lief de aarde en de mensen’ - een feit of een visioen? Vanaf het eerste begin, wilden zij bij de opzet van deze dag de allerarmsten betrekken: vrouwen uit Afrika, het vergeten continent. Vooral zij ervaren de veranderingen in het klimaat. Daarom is er ook contact gezocht met vrouwen uit Afrika en met Nederlandse vrouwen, die dicht bij de Afrikaanse vrouwen staan. Irm-
gard Busch, feministische theologe, is weer bereid om haar bijzondere bijdrage leveren. Als je zin hebt om deze dag mee te maken, stuur dan zo spoedig mogelijk, in ieder geval vóór 1 augustus, een kaart met ‘ja ik kom op 11 september’. Vergeet niet je naam, je volledig adres en je religieus instituut er bij te vermelden. Opgeven per e-mail kan ook en wel bij
[email protected].
Acht eeuwen Kruisheren In 2010 vieren de kruisheren dat 800 jaar geleden de basis gelegd werd voor de Orde van het Heilig Kruis. De meer dan 400 leden leven en werken tegenwoordig op vier continenten, in West-Europa, Congo, Indonesië, de Verenigde Staten en Brazilië. De orde is een van de weinige die zijn oorsprong in de Lage Landen had.
De Luikse kanunnik Theodorus van Celles stichtte in 1210 de kloosterrijke gemeenschap in het nabijgelegen Huy. De orde, waarvan de leden naar de Regel van Augustinus leven, verbreidde zich vanaf de oprichting over de Nederlanden en het Rijnland tot in Westfalen en beleefde in de late middeleeuwen zijn eerste bloeitijd.
Het jubileumjaar van de Orde werd in 2009 met het generaal kapittel in Indonesië geopend. De Orde als geheel zal in september 2010 een gezamenlijke jubileumviering houden in Sint Agatha, onder andere met een buitengewoon generaal kapittel.
De Open Dag op zondag 12 september staat zonder aanmelding open voor belangstellenden. Meer informatie op w w w.osc- europe.org
46
k nr bu l let in 3 | 2010
Jubileumexpositie Het 800-jarig jubileum van de orde van het Heilig Kruis vormt ook de aanleiding voor een bijzondere tentoonstelling over de culturele erfenis van de Kruisheren in West-Europa. In 1437 vestigden de leden van de Orde van het Heilig Kruis zich in Bentlage bij Rheine. Het klooster dat zij bouwden, is tegenwoordig het best bewaarde gotische plattelandsklooster in Westfalen. In Bentlage wijdden de
kloosterlingen zich aan de zielzorg, de verzorging van zieken, het kopiëren en versieren van handschriften en bedreven zij de landbouw. De liturgievieringen, de kruisverering en de devoties vormden het middelpunt van hun leven. Museum Klooster Bentlage bij Rheine presenteert in een tentoonstelling voor de eerste maal in een samenhangend geheel het erfgoed van deze kloosterorde,
die tot de nog slechts zeven middeleeuwse orden in de wereld behoort. Schilderijen en beeldhouwwerken, goud- en zilverwerken, handschriften en liturgische gewaden zijn diepzinnige kunstwerken waarvoor de Kruisheren vanuit hun geloof en bezieling en dankzij hun internationale contacten, eeuwenlang opdrachten gaven.
Museum kloster Bentlage, Bentlager Weg 130, 48432 Rheine. Van 29 augustus 2010 tot 27 februari 2011. Voor reser veringen, T: 0049 -5971-920611. Openingstijden woensdag t/m zondag van 10.00 uur – 18.00 uur. w w w.kloster-bentlage.de
Duurzaamheid en spiritualiteit vanuit verschillende tradities Op de duurzaamheidspagina’s van de KNR-site is inmiddels veel te vinden. Naast nieuws, gebeden, tips om het thema ‘duurzaamheid’ te verdiepen en de antwoorden op de vragenlijst ‘duurzaamheid’ is er de rubriek voorbeeld(ig). Boeiend is ook de rubriek Overwegingen. Daar vindt u bijdragen met betrekking tot de visie van grote spirituele denkers over het thema duurzaamheid. Hoe zagen Benedictus, Montfort, Augustinus en Franciscus de heelheid van de schepping? De meest recente overweging is die van Tjeu Timmermans O.Carm. Een fragment hieruit:
Het Mysterie van God is ons gegeven als een dierbare werkelijkheid die we niet kunnen bezitten maar die ons uitnodigt te beleven dat we in relatie tot God met eerbied en dankbaarheid erkennen wie we zijn; hoe kwetsbaar we zijn. In deze relatie worden we uitgenodigd de ander te aanvaarden juist in zijn andersheid. In deze aanvaarding van de ander in zijn andersheid ligt de eerbied voor de ander. Groeien in de spiritualiteit van de Karmel betekent dat we geen macht over onszelf en de ander uitoefenen maar dat we aanvaarding van onszelf en van de ander inoefenen. Groeien in spiritualiteit betekent groeien in eerbied voor de ander; be-
tekent recht doen van die ander. Fundamenteel is dit een spiritualiteit van stilte en eerbied tegenover het geheim van God, de ander en onszelf. Deze houding van fundamentele eerbied drukt onze regel uit in de korte zin “stilte is aankweek van gerechtigheid en aankweek van gerechtigheid is stilte”. Zie voor de volledige tek st van deze over weging en voor andere wetenswaardigheden met betrekking tot duurzaamheid de speciale webpagina’s: w w w.knr.nl > keuzemenu: duurzaamheid.
k nr bu l let in 3 | 2010
47
Agenda
2010
2 september Studie/bezinningsdag voor monialen — ’s-HERTOGENBOSCH
10 september Dag voor Jonge Religieuzen — TILBURG 11 september Nationale Vredesdag voor Religieuzen — ’s-HERTOGENBOSCH 28 september Bijeenkomst kleine congregaties — ’s-HERTOGENBOSCH 7 oktober Platform Toekomst van Religieus Leven — ’s-HERTOGENBOSCH 13 oktober Vervolgbijeenkomst over de toekomst kloostergebouwen Limburg 15 oktober Presentatie boek J. Jacobs over SNPR — ’s-HERTOGENBOSCH 15 oktober Platformdag Missionaire Oversten over Urban Mission — TILBURG 25 oktober Bijeenkomst beleidsmedewerkers — ’s-HERTOGENBOSCH 27 oktober AMA-dag — SCHIJNDEL 11 november Algemene Ledenvergadering KNR — ’s-HERTOGENBOSCH 13 november Kleurrijk Religieus Leven — ’s-HERTOGENBOSCH 18 november Boekpresentatie Ex Caritate. A. van Heijst, M. Derks & M. Monteiro
— ’s-HERTOGENBOSCH
27 november Roepingen-oriëntatiedag — NADER TE BEPALEN 2 december Platformdag ‘Dienend Leiderschap en Internationalisering’
2011
48
k nr bu l let in 3 | 2010
22 februari Besturendag WRGV over de kracht van propaganda — OVERLOON