JAAR(BESTUURS)VERSLAG 2010 (verkorte versie)
Verslag Raad van Toezicht De omgeving waarbinnen RENN4 opereert wordt gekenmerkt door grote veranderingen. Het (voortgezet) speciaal onderwijs in het algemeen en het onderwijs aan cluster 4 geïndiceerde leerlingen staat nadrukkelijk op de politieke agenda. Hoewel er bij de diverse politieke partijen verschil van inzicht bestaat over de wijze waarop de groei van het (voortgezet) speciaal moet worden afgeremd en omgebogen, zijn alle partijen het erover eens dat doorgaan op de huidige voet niet langer mogelijk is. Kwaliteitsverbetering heeft ook in 2010 veel aandacht gekregen. Deze inspanningen moeten er toe leiden dat in augustus 2011 alle RENN4-lokaties voldoen aan de basiskwaliteitseisen van de Inspectie van het Onderwijs. In 2010 waren er nog 2 RENN4-scholen en 1 RENN4-locatie waarvan de externe toezichtouder de kwaliteit als zwak heeft beoordeeld; RENN4 kent geen zeer zwakke scholen. In 2010 heeft de samenvoeging van de afdelingen Ambulante Begeleiding, Bureau Aanmelding en Expertise geleid tot een nieuwe afdeling met de naam RENN4 – SENSOR. De kwaliteit van de dienstverlening door deze nieuwe afdeling is beoordeeld als voldoende. Dat geldt overigens ook voor de werkzaamheden van de onafhankelijk opererende Commissie voor de Indicatiestelling. Niet alleen het (voortgezet) speciaal onderwijs heeft te maken met ingrijpende stelselherzieningen; ook de kernketenpartners betrokken bij de jeugdzorg en jeugdhulpverlening worden hiermee geconfronteerd. Er is sprake van een sterke groei van de ambulantisering van de jeugdhulpverlening ten koste van het aantal leerlingen dat in een 24 uurssetting wordt behandeld. Deze omslag heeft gevolgen voor het aantal residentieel geplaatste leerlingen waaraan door RENN4 onderwijs wordt gegeven. In de provincie Friesland heeft Jeugdhulp Friesland in 2010 besloten hun vestiging in Rijs per 1 februari 2011 te sluiten. Dit zal in 2011 ingrijpende gevolgen hebben voor De Witakkerschool te Rijs. Het financiële resultaat over 2010 is negatief. Dit is deels het gevolg van interne beheersingsproblemen en deels van de steeds krapper wordende bekostiging vanuit de rijksoverheid. In het uiteindelijke resultaat is de impact vanuit de interne beheersingsproblemen van een aanzienlijk grotere invloed geweest dan de tweede genoemde oorzaak. In 2010 is met behulp van een extern bureau onderzoek gedaan naar de wijze waarop de interne bedrijfsvoering geoptimaliseerd kan worden; in 2011 moet dit proces zijn afgerond. De Raad van Toezicht ontwikkelt zich meer en meer in de richting van een moderne toezichthouder en onderhoudt plezierige en constructieve contacten met de medewerkers, de Raad van Advies, het College van Bestuur en de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad. De Raad van Toezicht bestaat uit: De heer drs. H.F. (Eric) van Oosterhout, voorzitter De heer drs. Th. A. J. (Theo) Brugman, vervangend voorzitter Mevrouw J.H. (Herma) van Boetzelaer – Wormgoor De heer D. Baas (Dick) De heer W.R. Pattje (Wicher) – tot 1 augustus 2010 De heer drs. B. Plandsoen (Ben) – vanaf 11 november 2010 De heer drs. J. Vogel (Joop) – vanaf 11 november 2010 Vergaderdata Raad van Toezicht en College van Bestuur 18 februari 2010 15 april 2010 17 juni 2010 7 september 2010 11 november 2010 29 november 2010 - thema-avond 18 maart 2010 - werkbezoek aan Smilde Bilateraal overleg voorzitter College van Bestuur met voorzitter Raad van Toezicht: 2 februari 2010 1 april 2010 3 juni 2010 20 augustus 2010 1 november 2010
2
Voorwoord Het jaar 2010 was een enerverend jaar. Het (voortgezet) speciaal onderwijs stond en staat hoog op de politieke agenda. De voormalige regering Balkenende heeft rondom het thema Passend Onderwijs een richting gekozen waarbij afschaffen van de verplichte winkelnering (“rugzakbegeleiding”) en terugdringen van de groei centrale onderwerpen zijn. Met de val van het Kabinet Balkenende werd het onderwerp Passend Onderwijs controversieel verklaard maar wel werd in mei 2010 een bezuiniging van 20 miljoen euro op de inhoud van de “rugzak” doorgevoerd. Voor RENN4 – SENSOR betekende dit een verlies van 45 fulltime banen. Daarbij werd RENN4 in de loop van 2010 ook geconfronteerd met interne beheersingsproblemen, mede als gevolg van een onjuiste toedeling van de formatiebudgetten. Ingrijpen en bijsturen was noodzakelijk en is per 1 augustus 2010 ook daadwerkelijk geëffectueerd. Kort na de zomervakantie bleek bovendien dat de toestroom van nieuwe leerlingen in een sneller tempo verliep dan we gewend waren. Het instellen van plaatsingslijsten en gebruikmaken van de beschikbare capaciteit die er binnen een aantal RENN4 – vestigingen nog wel was, waren vervelende maar noodzakelijke maatregelen. In 2010 is ook gestart met een brede evaluatie van het meerjarenbeleidsplan “Op weg naar kwalitatief goed onderwijs voor kleurrijke jongeren”. Aan diverse groepen (ouders, leerlingen, medewerkers en ketenpartners) wordt gevraagd een oordeel te geven over de inspanningen van de afgelopen jaren. De uitkomsten worden gebruikt bij het bepalen van de centrale thema’s voor de periode 2011 – 2015. Ondanks alle turbulentie buiten en binnen de organisatie blijft de betrokkenheid van de RENN4 - medewerkers bij hun leerlingen en de daarmee samenhangende ondersteunende werkzaamheden volop aanwezig. Deze constante factor zorgt er mede voor dat we er in toenemende mate in slagen leerlingen te schakelen naar regulier onderwijs dan wel met een of meerdere certificaten of een volwaardig diploma kunnen plaatsen bij vervolgopleidingen. Ik stel dat met waardering vast. Namens het College van Bestuur, Leendert de Boom
3
Inhoudsopgave
Verslag Raad van Toezicht
2
Voorwoord
3
Inhoudsopgave
4
Hoofdstuk 1
5
Algemene informatie en gevoerd beleid 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
Hoofdstuk 2
Juridische- en organisatiestructuur Doelstelling RENN4 Missie RENN4 Gevoerd onderwijsbeleid 1.4.1 Leerlingen 1.4.2 Onderwijs en zorg Personeel Huisvesting 1.6.1 Arbo-beleid Klachtenregeling Externe relaties
Financiële informatie 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
11
Gevoerd financieel beleid Analyse financieel resultaat Treasury- en financieringsbeleid Eigen vermogen Overige balansposities Financiële kengetallen
4
Hoofdstuk 1 1.1
Algemene informatie en gevoerd beleid
Juridische- en organisatiestructuur
Negen cluster 4 scholen in Groningen, Friesland en Drenthe worden sinds januari 2004 bestuurd door de Stichting Regionaal Expertisecentrum Noord Nederland cluster 4 gedrag (RENN4). Het betreft (voortgezet) speciaal onderwijs voor leerlingen met zeer ernstige gedrags- en/of psychiatrische problemen. RENN4 biedt onderwijs en begeleiding aan leerlingen in de leeftijd van 4 tot 20 jaar. Daarnaast verzorgt RENN4 vanuit RENN4-SENSOR de ambulante begeleiding voor leerlingen in het reguliere onderwijs, vindt er onderzoek en innovatie plaats en wordt het onderwijs aan de eigen scholen ondersteund. Deze ondersteuning kan ook worden geboden aan scholen buiten RENN4. Hiervan is in 2010 in bescheiden mate door het regulier onderwijs gebruik gemaakt. Verder worden ouders begeleid bij de aanmelding richting de indicatiestelling. De Commissie voor de Indicatiestelling, tenslotte, is verantwoordelijk voor de afgifte van de indicatie voor nieuwe leerlingen en voor de herindicatie van reeds aanwezige of begeleide leerlingen. Op 35 locaties in de drie noordelijke provincies werken bij RENN4 ongeveer 800 medewerkers. De rechtspersoon van RENN4 is een stichting. Het College van Bestuur bestaat uit 1 bestuurder en deze is bestuurlijk eindverantwoordelijk voor de aansturing van RENN4. De Raad van Toezicht is belast met het houden van toezicht op het College van Bestuur. RENN4 hanteert de code ‘Goed Bestuur’ van de PO Raad. Naast de Raad van Toezicht kent RENN4 ook een Raad van Advies. De organisatiestructuur is gebaseerd op het principe van integraal management, waarbij directeuren van de scholen, RENN4-SENSOR en het hoofd van het Bedrijfsbureau met een grote mate van zelfstandigheid integraal verantwoordelijk zijn voor alle aspecten van de gang van zaken op de scholen en de afdelingen, een en ander binnen centraal vastgestelde beleidskaders. Het College van Bestuur wordt ondersteund vanuit het BMO (bestuurs- en managementondersteuning) en door het Bedrijfsbureau. Het bedrijfsbureau ondersteunt en faciliteert tevens directeuren van de RENN4-scholen en de directeur van RENN4-SENSOR op secundaire beleidsen monitorende aspecten. In 2010 is het besluit genomen om in 2012 voor de RENN4–scholen het aantal directeuren terug te brengen naar 6; voor iedere provincie één directeur die verantwoordelijk is voor het speciaal onderwijs en één directeur voor het (voortgezet) speciaal onderwijs.
1.2
Doelstelling RENN4
Conform de Statuten van de Stichting RENN4 (Art. 3) heeft RENN4 tot doel een bijdrage te leveren aan het speciaal onderwijs voor leerlingen met ernstige gedrags- en/of psychiatrische stoornissen, cluster 4”. Artikel 3.: 1.
De stichting stelt zich ten doel: a. het geven van onderwijs; b. het in stand houden van een Regionaal Expertisecentrum (REC) als bedoeld in de Wet op de Expertisecentra (WEC), cluster 4; c. het in stand houden van scholen; d. het verrichten van overige werkzaamheden ter verzekering van de goede gang van zaken van het onderwijs en de begeleiding van kinderen met een beperking die kunnen worden gerekend tot het zorggebied van cluster 4.
2.
De stichting tracht haar doel te verwezenlijken door: a. het bieden van onderwijs en onderwijsondersteuning; b. oprichting en instandhouding van een Commissie voor Indicatiestelling (CvI); c. organisatie en coördinatie van ambulante begeleiding; d. het begeleiden van ouders; e. de inrichting en instandhouding van een dienstencentrum; f. advisering en het bieden van collegiale consultatie; g. onderhoud en ontwikkeling van expertise; h. uitwisseling van informatie; alsmede door het verrichten van al hetgeen verder aan het doel van de stichting dienstbaar kan zijn.
5
1.3
Missie RENN4
RENN4 heeft de volgende collectieve ambities: 1. ieder kind heeft recht op onderwijs en kan en wil zich ontwikkelen/leren. Daarom wil de stichting haar leerlingen gepaste onderwijszorg bieden gericht op het realiseren van een toekomstperspectief en daarmee een optimale plaats in de samenleving; 2. de stichting wil in samenwerking met het regulier onderwijs, voor haar leerlingen een optimum bieden tussen thuisnabij onderwijs en het uitstroomperspectief van de leerling; 3. de stichting wil samen met andere vormen van speciaal en regulier onderwijs en zorginstellingen voorzien in een samenhangend, dekkend en gecoördineerd onderwijszorgaanbod voor leerlingen van vier tot twintig jaar; 4. de stichting wil door middel van preventieve ambulante begeleiding het mogelijk maken dat nietgeïndiceerde leerlingen met beperkingen in het gedrag in het reguliere onderwijs kunnen blijven; 5. de stichting wil leerlingen zorgvuldig en zo snel mogelijk schakelen casu quo doen uitstromen naar een andere vorm van (speciaal) onderwijs, zorg of arbeid. De stichting maakt daarbij gebruik van schoolplaatsing, rugzakbegeleiding en terugplaatsing met ambulante begeleiding; 6. de stichting wil de overdracht van de ene vorm van onderwijs naar de andere vorm van onderwijs, naar zorg of naar arbeid voor de leerling zo soepel mogelijk doen verlopen, opdat de opgebouwde kennis en kunde behouden blijven; 7. de stichting wil een lerende organisatie zijn, gericht op de ontwikkeling van leerlingen en medewerkers; 8. de stichting wil met onderzoek, programmaontwikkeling en scholing de RENN4-scholen en RENN4SENSOR ondersteunen in het waarmaken van hun ambities. De stichting wil haar kennis en inzichten overdragen aan het onderwijsveld en ketenpartners. Bij het realiseren van haar doelen baseert de stichting zich op de bijzonder neutrale grondslag.
1.4
Gevoerd onderwijsbeleid
1.4.1 Leerlingen Het aantal cluster 4-leerlingen is de afgelopen jaren gegroeid bij RENN4. De groei werd in sterke mate veroorzaakt door de groei van de ambulant begeleide leerlingen. Het aantal leerlingen in het SO (4 t/m 12 jaar) is de laatste jaren afgenomen en daarnaast zien we een stabilisatie van het aantal leerlingen in het VSO (13 tot 20 jaar). De scholen van RENN4 schommelen de laatste jaren zo rond de 2000 leerlingen en vertonen een dalende trend.
jan. SO VSO
2007
okt.
jan.
2008
okt.
jan.
2009
okt.
jan.
2010
Subtotaal
969 1050 2019
920 1025 1945
987 1105 2092
896 1028 1924
902 1118 2020
920 1044 1964
968 1095 2063
SENSOR
3267
3141
3667
3368
3617
3696
4002
Totaal
5286
5086
5759
5292
5637
5660
6065
okt. 886 1030 1916 3482
5398
Tabel 1: leerlingenaantallen RENN4 Naast groei is er ook sprake van een veranderende cluster 4-populatie. RENN4 moet steeds vaker onderwijszorg bieden aan leerlingen met een gedrags- en/of psychiatrische stoornis in combinatie met een verstandelijke beperking (zogenaamde LVG – leerlingen). In 2010 is er met diverse ketenpartners verder gewerkt aan het gezamenlijk ontwikkelen van onderwijszorgarrangementen. Voor de LVG – leerlingen betrof dit vooral de samenwerking met cluster 3; resultaat van de inspanningen is dat er op diverse cluster-3 scholen structuurgroepen zijn ingericht waarin gewerkt wordt volgens de inzichten die door cluster 3 en RENN4 zijn ontwikkeld. Voor leerlingen die niet direct volledig aan het onderwijs kunnen deelnemen is, in samenwerking met diverse jeugdhulpinstellingen een aanpak ontwikkeld die gesubsidieerd werd door het ministerie van OCW onder de naam “Tussen Wal en Schip”. Hoewel deze aanpak voor een groep leerlingen succesvol bleek, werd de subsidie door OCW niet verlengd. Als gevolg van de krimp van de bevolking is RENN4 gestart met het voeren van maatschappelijk debat met relevante partners (provincies, gemeenten, onderwijsinstellingen, etc.). Voor RENN4 heeft bij beleidsverandering als gevolg van vergrijzing en ontgroening van de bevolking het kwaliteitsargument prioriteit. Kwaliteit van
6
onderwijs wordt in de ogen van RENN4 bepaald door een goed pedagogisch en didactisch klimaat, sociaal welbevinden van leerlingen en passende onderwijsopbrengsten door leerlingen als gevolg van een kwalitatief hoogstaand onderwijszorgaanbod door bekwame medewerkers
1.4.2
Onderwijs en zorg
Ook in 2010 hebben alle scholen en RENN4-SENSOR een vervolg gegeven aan de gewenste vernieuwing en – verandering van het primaire proces. Deze veranderingen geven in toenemende mate een antwoord op de tekorten in de kwaliteit die de Inspectie van het Onderwijs in de voorgaande jaren heeft geconstateerd en geven voor RENN4 steeds meer inhoud aan het begrip “kwalitatief goed onderwijs”. De gezonde financiële situatie biedt net als de voorgaande jaren mogelijkheden om adequaat te investeren in een verdere verbetering van de kwaliteit van het onderwijs op de scholen en een verdere verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening vanuit RENN4-SENSOR en het Bedrijfsbureau. Inmiddels heeft het merendeel van de RENN4 scholen een kwalitatief goed systeem van leerlingenzorg. Een blijvend belangrijk aandachtspunt vormt het didactisch handelen. Met het gericht implementeren van het RENN4 instructiemodel wordt het komende jaar een vervolg gegeven aan het versterken van het didactisch handelen. Wat betreft het domein onderwijs en leren is verder geïnvesteerd in het aanschaffen van voldoende, noodzakelijke en eigentijdse onderwijsleermiddelen. Sinds 2008 heeft RENN4 geen scholen meer in een traject van sterk geïntensiveerd toezicht. Van de in 2010 beoordeelde scholen van RENN4 is door de Inspectie van het Onderwijs bij de meeste scholen een basisarrangement bepaald. De begeleiding van leerlingen is van voldoende kwaliteit en deze scholen hebben het vertrouwen van de Inspectie van het Onderwijs gekregen. Een tweetal scholen (Erasmusschool en Van Heemskerckschool) en één locatie van VSO – Drenthe (locatie Emmen) hebben het oordeel zwak gekregen en dienen de aandachtspunten binnen 1 jaar weer op orde te hebben. Voor het bepalen van de leeropbrengsten worden op de RENN4 scholen structureel de CITO toetsen afgenomen. In toenemende mate worden deze gegevens door het management gebruikt om de kwaliteit waar nodig te verbeteren en aanpassingen in het primair proces door te kunnen voeren. Daarnaast wordt er op verschillende plekken gebruik gemaakt van CLLEO lijsten om het omgangsgedrag en het leergedrag van leerlingen te kunnen volgen en bij te sturen. In 2010 is een start gemaakt met de implementatie van het Maatwerk LeerlingvolgSysteem (MLS). Voor de zomer van 2011 moet dit implementatietraject zijn voltooid. Er is een start gemaakt met het aansluiten van de RENN4 scholen op een glasvezelverbinding. Zij moeten hier in de toekomst voordeel uit halen. Door de glasvezelverbinding en het goede netwerkbeheer kunnen scholen zich nog meer dan nu gebeurt toeleggen op de onderwijskundige ontwikkeling op de school met ICT als hulpmiddel. Bij de zaakvakken en bij de andere vakken zoals taal en rekenen valt nog veel winst te halen. Veel van de RENN4 scholen zijn inmiddels in het bezit van digitale schoolborden. Veel leerkrachten hebben de behoefte meer inzicht te verwerven in wat bij deze borden allemaal mogelijk is voor het onderwijszorgproces.
1.5
Personeel
Het visiedocument “Richting en Houvast” geeft richting aan de inhoudelijke ontwikkeling van de organisatie. Op basis hiervan is het Meerjaren Beleidsplan 2007-2011 opgesteld. Afgeleid van dit plan zijn er bestuursnormen vastgesteld. Aan de hand van deze normen wordt met elke directeur een managementcontract opgesteld. Deze werkwijze biedt de mogelijkheid om binnen centrale kaders tegemoet te komen aan het verschil in ontwikkeling tussen scholen en afdelingen.
Verdeling fulltime/parttime RENN4
42%
58%
Fulltime Parttime
7
In 2010 is het personeelsbestand van RENN4 voor het eerst in jaren in omvang teruglopen. Op 31 december 2010 waren er 801 medewerkers in dienst bij RENN4, waarvan 335 fulltime en 466 parttime. Eind 2010 is RENN4 op basis van een uitgewerkte business case door PricewaterhouseCoopers gestart met de voorbereidingen om een eigen personeels BV (RENN4flex) op te starten. Verder zijn er 42 medewerkers ingehuurd via een P-flexconstructie. Dit laatste is hoofdzakelijk het geval bij RENN4-SENSOR. De reden hiervoor is dat de politieke context dermate onduidelijk is dat het in dienst nemen van deze medewerkers op korte dan wel middellange termijn de werkgelegenheidsgarantie die in 2004 is afgegeven onder zware druk zou zetten. In de paragraaf “Risicoanalyse” wordt hierbij nader stilgestaan. In 2010 zijn 157 medewerkers in dienst getreden bij RENN4 (inclusief vervangers). De gemiddelde leeftijd (gewogen) van de RENN4-medewerker ligt op 41,25 jaar, landelijk is dit 40,89 jaar. De verhouding man – vrouw is respectievelijk 35% en 65%.
Man‐vrouw verdeling RENN4
35%
Mannelijk Vrouwelijk
65%
De medewerkers in loondienst zijn als volgt over de volgende functiegroepen verdeeld. Functiegroep Management Onderwijzend personeel Onderwijsondersteunend personeel met les/behandeltaak Onderwijsondersteunend personeel zonder les/behandeltaak
Per 31 december 2010 40,17 fte 404,09 fte 60,58 fte 146,49 fte
Totaal
651,33 fte
Scholing en deskundigheid
Net als voorgaande jaren is er in 2010 volop geïnvesteerd in de deskundigheid van de medewerkers. Cursussen en trainingen hebben veelal een relatie met de in de jaarplannen vermelde doelen van de school of afdeling. Ook is duidelijk dat de cursussen of trainingen meerdere bijeenkomsten per thema beslaan. Het accent van de nascholingen blijft liggen op de cursussen ‘schoolontwikkeling’ en op cursussen ter verbetering van de functie- en taakinvulling. Dit is conform de geformuleerde doelstellingen van RENN4. In 2010 is voor € 787.699 uitgegeven aan scholing en deskundigheidsbevordering.
Leeftijdsopbouw personeel
De leeftijdsopbouw van het personeel laat zien dat RENN4 in vergelijking met andere onderwijsinstellingen een redelijk gelijkmatige leeftijdsopbouw kent. Bij veel andere onderwijsinstellingen is 60% van het personeelsbestand 50 jaar en ouder. Bij RENN4 zit dit rond de 40 %.
8
Leeftijdsindeling RENN4 250
200
150
100
50
0 15 ‐ 24 jaar
25 ‐ 34 jaar
35 ‐ 44 jaar
45 ‐ 54 jaar
55 jaar en ouder
Ziekteverzuim
Al jaren is het ziekteverzuim onder de medewerkers een probleem. Inmiddels zijn directeuren en teamleiders geschoold in het voeren van verzuimgesprekken, is een verzuimprotocol opgesteld en wordt jaarlijks tweemaal een trendanalyse opgesteld door de ArboUnie. De stijgende trend in het jaar 2009 heeft zich in 2010 niet voortgezet. Voor 2010 bedraagt het verzuimpercentage 8,1%. De gemiddelde meldingsfrequentie bedroeg 2.2. Het langdurig verzuim en het extra lang verzuim hebben relatief een groot aandeel in het totale verzuimpercentage en bevindt zich vooral in de oudere leeftijdsgroepen. In de categorieën van 15 t/m 44 jaar is de meldingsfrequentie het hoogst gebleken. Met behulp van het Vervangingsfonds is een welzijnsonderzoek uitgevoerd waarvan de maatregelen in het jaar 2011 hun beslag dienen te krijgen.
Functiewaardering
In 2010 heeft RENN4 het onafhankelijke traject van het beschrijven en waarderen van alle functies nagenoeg kunnen afronden. Er bestaat echter nog wel een langdurig verschil van inzicht met een kleine groep onderwijsassistenten over de inhoud van hun functiebeschrijving. RENN4 streeft ernaar dit verschil van inzicht in 2011 op te lossen.
1.6
Huisvesting
In 2006 is voor elke provincie een spreidingsplan opgesteld. Het betreft een conceptueel plan over de spreiding van de locaties binnen de drie provincies. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is het verzorgen van het thuisnabijonderwijs voor met name de kinderen in de basisschoolleeftijd. RENN4 valt voor de huisvesting onder de bekostigingsregels van het Primair Onderwijs. Dit betekent dat veelal te weinig vierkante meters worden gefinancierd. In het Primair Onderwijs is veel minder (leerling)ondersteuning op school nodig dan op de RENN4 scholen. Voor de RENN4 VSO-scholen zijn meer en duurdere leermiddelen nodig en adequate praktijkruimten. De kosten die hiermee samenhangen, kunnen niet gedekt worden uit de reguliere vergoedingen die hier tegenover staan. De laatste jaren zijn de uitgaven voor het onderhoud van de schoolgebouwen achtergebleven bij datgene wat noodzakelijk wordt geacht. Hiervoor is in eerdere jaren al een voorziening op de balans opgenomen. Op basis van het meerjaren onderhoudsplan wordt jaarlijks bepaald voor welke locaties onderhoud gepleegd zal gaan worden. De planvorming voor nieuw te bouwen scholen wordt in de uiteindelijke bepaling van het door te voeren groot onderhoud meegenomen. Ook in 2010 is er volgens de onderhoudsplannen gewerkt aan een forse verbetering van de kwaliteit en uitstraling van de gebouwen.
9
1.6.1
Arbo-beleid
Aan de hand van het beleid werkomstandigheden wil RENN4 op een systematische en gestructureerde manier de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van medewerkers bij de arbeid bewaken als onderdeel van het schoolbeleid. De Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) is op de scholen uitgevoerd . We laten de RIE vervolgens toetsen door een gecertificeerde arbodienst (Arbo Unie). We controleren de scholen/afdelingen op geldigheid van de RIE en aanwezigheid van het Plan van Aanpak. Ook dit jaar zijn op diverse plaatsen calamiteitenoefeningen uitgevoerd. Bovenschools wordt de (na)scholing van de BHV’ers georganiseerd. Er is op organisatieniveau een contract met de opleiding van de BHV’ers en het (mede) uitvoeren van de calamiteitenoefeningen. Voor zowel de preventiemedewerkers als de interne contactpersonen worden netwerkbijeenkomsten georganiseerd. 1.7
Klachtenregeling
De klachtenregeling is tot stand gekomen om te voldoen aan de wettelijke regeling voor klachten. Het is belangrijk dat zowel voor ouders als medewerkers duidelijk is welke stappen ondernomen moeten worden als men meent een terechte klacht te hebben. De regeling biedt daarnaast aan ouders de geruststelling dat een klacht deskundig en onafhankelijk wordt beoordeeld. Voor de medewerkers is er de zekerheid van alle blaam gezuiverd te kunnen worden indien een klacht onterecht blijkt te zijn. Er is nagegaan hoeveel klachten er bij de interne contactpersonen, de externe vertrouwenspersoon en de klachtencommissie zijn binnengekomen cq. in behandeling zijn genomen. Voor 2010 zijn er 15 klachten ingediend. Van deze 15 zijn er 11 ingediend bij het College van Bestuur. De klachten zijn allen afgehandeld. Van het totaal aan klachten zijn er 2 behandeld door de Landelijke Geschillencommissie. Er is gekeken naar de tevredenheid van de ouders over de afhandeling van de klacht. Ook is een bijeenkomst met de interne contactpersonen georganiseerd als nascholing en om ervaringen uit te wisselen.
1.8
Externe relaties
In de visienotitie “Richting en Houvast” is uitgesproken dat voor leerlingen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar het onderwijs zo thuisnabij mogelijk voorhanden moet zijn. Om dit te realiseren is samenwerking met diverse ketenpartners noodzakelijk. Voor de leerlingen in de leeftijd van 13 tot 18 jaar is thuisnabij niet het leidende principe. Aansluiting bij en samenwerking met bestaande reguliere voorzieningen voor voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra gelden voor de inrichting van het onderwijs voor deze leeftijdsgroep als belangrijkste opdracht. Op basis van de RENN4 visie ten aanzien van samenwerking hebben het College van Bestuur, de directeuren van de RENN4-scholen en de directeur van RENN4-SENSOR verder gericht geïnvesteerd in het versterken van het netwerk ten behoeve van het realiseren van Passend Onderwijs.
10
Hoofdstuk 2 2.1
Financiële informatie
Gevoerd financieel beleid
Het College van Bestuur van RENN4 is zich bewust van de verantwoordelijkheden ten aanzien van de beheersing van zowel de personele als materiële kosten. Het financiële beleid van het College van Bestuur is gericht op continuïteit op basis van een gezonde financiële situatie. Om dit beleid uit te voeren is een goed werkende Planning & Control-cyclus onontbeerlijk. In 2010 is fors ingezet op de verbetering van de Planning & Controlcyclus.
Planning & Control-ontwikkelingen RENN4 stuurt de personele inzet op basis van de FPE-systematiek. Deze systematiek rekent alle personele inzet om naar aantallen op basis van de gemiddelde loonschaal LB van RENN4. In 2010 is gebleken dat de verhoudingstabel die hiervoor werd gehanteerd (berekend door de besturenorganisatie) niet in lijn was met de werkelijkheid van RENN4. Door domein Controlling & Financiën is derhalve een juiste verhoudingstabel opgesteld. Door deze mismatch bleek dat er onterecht nog een te hoge personele inzet gehanteerd werd. Vanaf het najaar 2010 is de rapportage omtrent de personele inzet dermate uitgebreid en verbeterd dat het College van Bestuur voldoende grip heeft om effectief hierop te kunnen sturen. Onderdeel van de rapportage is de monitoring van de juistheid van de FPE-systematiek. De rapportage wordt maandelijks op totaalniveau en op medewerkerniveau opgesteld en verzonden aan het College van Bestuur en alle directeuren die budgethouder zijn. Naast de specifieke personele rapportage voert het College van Bestuur 3 maal per jaar intensief overleg met alle budgethouders over het gevoerde (financiële) beleid. Deze gesprekken vinden plaats op basis van een intern ontwikkelde specifieke rapportage. Deze rapportage bevat een dashboard met alle belangrijke kengetallen en budgetten met daarachter een analyse daarvan. De budgethouder rapporteert op basis van deze rapportage aan het College van Bestuur. De overige interne informatievoorziening is in 2010 verder geoptimaliseerd. Maandelijks ontvangen alle budgethouders een financiële voortgangsrapportage. De Raad van Toezicht en het College van Bestuur ontvangen ieder kwartaal een uitgebreide rapportage omtrent de financiële ontwikkelingen van de totale stichting. Het College van Bestuur heeft daarnaast tweewekelijks overleg met het domein Controlling & Financiën om specifiek alle aspecten rondom de financiële situatie van RENN4 te bespreken op basis van de meest recente informatie. In 2010 heeft het College van Bestuur aan PricewaterhouseCoopers Advisory opdracht gegeven om de interne Planning & Control-cyclus te beoordelen om te komen tot verdere verbeteringen. Aanleiding hiervoor was de geconstateerde disbalans tussen baten en lasten. PricewaterhouseCoopers is in 2010 met aanbevelingen gekomen welke opgedeeld zijn in drie sporen. Deze sporen zullen in 2011 worden geïmplementeerd.
Financiële positie
Stichting RENN4 kent een gezonde financiële positie. Deze financiële positie is ook noodzakelijk gezien het verhoudingsgewijze hoge risicoprofiel. Het College van Bestuur streeft naar het op peil houden van het vermogen omdat de risico’s de komende jaren niet zullen afnemen. Naast het afdekken van de risico’s zal RENN4 haar vermogen blijven inzetten voor de kwaliteit van het onderwijs. De investeringen van RENN4 voor de komende jaren blijven dan ook gericht op het op peil houden en verhogen van de kwaliteit van het onderwijs
11
2.2
3.1 3.2 3.5 4.1 4.2 4.3 4.4 5
Analyse financieel resultaat
Rijksbijdragen OCW Overige Overheidsbedragen Overige baten Totaal baten Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige instellingslasten Totaal lasten Financiële baten & lasten
Resultaat
Realisatie 2009 45.395.233 672.186 3.940.937 50.008.356 42.242.951 1.100.572 2.807.949 4.442.029 50.593.501 281.365
‐303.780
Realisatie 2010 46.483.657 660.830 3.940.853 51.085.341 44.379.252 1.021.771 2.506.991 4.075.217 51.983.232 209.805
‐688.086
Begroting 2010 46.542.281 494.214 1.894.869 48.931.364 42.320.927 1.058.746 2.879.159 3.606.405 49.865.237 225.000
Begroting 2011 44.637.007 505.618 1.122.489 46.265.114 39.633.766 1.103.858 2.466.751 4.047.142 47.251.517 200.000
‐708.873
‐786.403
Algemeen
Het resultaat 2010 is in lijn met de begroting 2010. Het resultaat is echter geflatteerd door de vrijval van de onderhoudsvoorziening ad K€ 700, de afboeking van het spaarverlof-saldo ad K€ 113, een uitbetaling van een claim van onderwijsbureau Metrium ad K€ 155 en een hoger uitgevallen teruggave van de fiscus over 2008 ad K€ 160.
Rijksbijdragen OCW
De rijksbijdrage loopt iets achter op de begroting (0,2%). Dit wordt met name veroorzaakt door de rugzakfinanciering. In de begroting is rekening gehouden met een andere samenstelling van leerlingen dan de realisatie, hoewel het totaal aantal leerlingen goed overeenkomt. Er is met name een wisseling te zien tussen enerzijds PO leerlingen en VO en MBO leerlingen anderzijds. Aangezien de bekostiging voor PO-leerlingen hoger is dan voor VO- en MBO-leerlingen valt de totale bekostiging lager uit. Dit totale effect wordt gecompenseerd door de nabetaling van de aanpassing van de bekostiging op de CAO over 2009. Deze correctie is door RENN4 niet meegenomen in de jaarrekening 2009 omdat een juiste inschatting niet te maken was.
Overige overheidsbijdragen
De overige overheidsbijdragen zijn iets hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door de niet-begrote overige bijdragen gemeenten ad K€ 65. Dit betreffen niet begrote opbrengsten voor observatietrajecten van VSO Leeuwarden. Daarnaast valt de vergoeding voor de gymzalen K€ 37 hoger uit doordat er meer gymuren zijn gemaakt in 2010 dan begroot die declarabel zijn bij de verschillende gemeenten.
Private baten en lasten
De private baten en lasten betreffen de ouderbijdragen en de kosten die hieruit gemaakt worden. De realisatie wijkt iets af van de begroting omdat de ouderbijdragen worden verantwoord op basis van schooljaren. Een precieze analyse is lastig te maken. Overschotten en tekorten op de private baten en lasten worden apart verantwoord in de reserves van RENN4 en blijven verbonden aan de betreffende scholen.
Personele lasten
De personele lasten worden in deze analyse uitgesplitst in ‘lonen en salarissen’ en ‘overige personele lasten’.
Lonen en salarissen
De lonen en salarissen overschrijden de begroting fors. Voor het overgrote deel (K€ 1.352) wordt dit veroorzaakt door de scholen. SENSOR overschrijdt de begroting met K€ 231. Bedrijfsbureau en College van Bestuur onderschrijden de begroting met K€ 83. De resterende overschrijding betreft de vervangingskosten die
12
rechtstreeks worden gedeclareerd bij het Vervangingsfonds (overschrijding is K€ 212). Deze overschrijding heeft geen resultaatsimpact omdat dit één op één wordt bekostigd door het Vervangingsfonds. Een deel van de overschrijding van de scholen betreft de extra salariskosten die gemaakt worden voor de niet begrote projecten Herstart en Op de Rails ad K€ 558. Deze kosten worden gedekt door de projectopbrengsten. Bij het opstellen van de begroting in 2010 was er nog onvoldoende inzicht in deze projecten om dit te begroten. In de begroting 2011 is dit wel opgenomen. De overige overschrijdingen van de scholen betreft de te hoge inzet van personeel. Dit is het gevolg van de onjuiste budgettering over schooljaar 2009-2010 waarbij er geen overhead in rekening was gebracht voor de BAPO-kosten en het Ouderschapsverlof. Vanaf het schooljaar 2010-2011 worden de overschrijdingen veroorzaakt door het hanteren van een te lage FPE-prijs en een onjuiste verhoudingstabel (zie verklaring onder ‘FPEsytematiek’).
Overige personele lasten
De overige personele lasten laten een forse overschrijding zien van K€ 484. Dit wordt met name veroorzaakt door inzet van extra personeel als interim personeel, uitzendkrachten en personeel via CapitalP. Per categorie is de overschrijding lastig te geven omdat interim personeel en uitzendkrachten niet afzonderlijk zijn begroot in de begrotingen van de scholen. Dit onderscheid is begin 2010 in de administratie opgenomen, na vaststelling van de begroting 2010. De overschrijding moet dan ook samen worden genomen met de verzamelpost overige personele kosten. In onderstaande tabel zijn de categorieën uitgesplitst naar scholen, College van Bestuur en bedrijfsbureau en SENSOR. Interim personeel, uitzendkrachten, CapitalP, detacheringen en overige personele kosten
Werkelijk Scholen 856 Bedrijfsbureau en CvB 1.748 Sensor 5.268 7.873 bedragen x € 1.000
Budget 134 2.035 5.316 7.485
Verschil % 722 539% ‐287 ‐14% ‐48 ‐1% 387 5%
Afschrijvingen
De afschrijvingen zijn lager dan de begroting. Dit wordt veroorzaakt doordat RENN4 de zgn. netto methode ten aanzien van investeringssubsidies hanteert. Dit houdt in dat de investeringssubsidies in mindering worden gebracht op de totale investering. In 2010 zijn investeringssubsidies (1e waardering) in mindering gebracht op reeds geïnvesteerde zaken uit 2009.
Huisvestingslasten
De huisvestingslasten zijn hoger dan de begroting. Dit betreft met name een nabetaling over schooljaar 20082009 voor de huur van de sporthal van het Noorderpoort College door de Van Heemskerckschool ad K€ 35. Ook deze huurlast was niet begroot. Verder is er nog een nabetaling voor medegebruik van de Schweitzerlaan over 2008 en 2009 gekomen ad K€ 38. Publiekrechtelijke heffingen kennen nog een overschrijding ad K€ 40, veroorzaakt door extreem hoge nota’s voor afvalstoffenheffing voor VSO Leeuwarden over eerdere jaren. Tegen deze heffingen is bezwaar aangetekend. De overige huisvestingslasten kennen een overschrijding ad K€ 23, hetgeen met name wordt veroorzaakt door aanpassingen voor de locatie Fonteinland in Leeuwarden voor SENSOR.
Overige instellingslasten
De overige instellingslasten zijn 20% hoger dan begroot. De grootste overschrijdingen betreffen de advieskosten ad K€ 80, de accountantskosten ad K€ 157, dienstreizen ad K€ 115, telefoonkosten ad K€ 45, kosten voor het administratiekantoor ad K€ 64, rechten en licenties ad K€ 32 en de overige lasten administratie en beheer ad K€ 121.
Leermiddelen
De leermiddelen kennen een zeer lichte overschrijding. In deze kosten zit een forse post ad K€ 118 voor praktijkopleidingen. Deze kosten zijn niet begroot omdat ze betaald zijn met de opbrengsten van ESF. Wanneer deze post niet wordt meegerekend is er een forse onderschrijding op leermiddelen. Er is met name minder uitgegeven aan ICT-kosten, abonnementen en overige onderwijskosten dan begroot.
Financiële baten
13
De financiële baten blijven achter bij de begroting doordat het huidige interestpercentage op de spaarrekening lager is dan waarmee rekening is gehouden bij het opstellen van de begroting. Het huidige interestpercentage bedraagt 1,6% tot 1,9%. Daarnaast is het kapitaal gedaald als gevolg van de overschrijdingen en de lagere bekostiging door de verlate aansluiting op BRON. 2.3
Treasury- en financieringsbeleid
De uitgangspunten van het voorschrift beleggen en belenen van het ministerie van OCW is door RENN4 vertaald in het treasurystatuut. Met ingang van 1 januari 2010 is het voorschrift door het ministerie aangescherpt naar aanleiding van de kredietcrisis. RENN4 heeft vervolgens het treasurystatuut in 2010 aangepast naar aanleiding van deze aanscherping. In 2010 is binnen de kaders van het treasurystatuut gehandeld. Momenteel houdt RENN4 haar liquiditeiten alleen aan op bank- en spaarrekeningen. Dit beleid is binnen de treasurycommissie besproken en besloten is om dit te handhaven. Voor de komende jaren is er geen behoefte aan het aantrekken van externe financiering. 2.4
Eigen vermogen
Het resultaat over 2010 is ten laste gegaan van het eigen vermogen. De bestemmingsreserve pre/lumpsum is gedaald door de onttrekking van de financiering van gebouwen en terreinen (huurlasten en afschrijvingskosten). Deze kosten mogen niet uit de lumpsum worden betaald. In 2009 heeft het College van Bestuur besloten een deel van het eigen vermogen te reserveren voor kosten die voortvloeien uit een reorganisatie als gevolg van het invoeren van Passend Onderwijs. In 2010 is hier nogmaals K€ 300 aan toegevoegd om in lijn te komen met het budget conform het sociaal statuut. De bestemmingsreserve eerste waardering activa en reserve personeel zijn in 2010 overgeboekt naar de reserve pre-lumpsum. Deze betreffende bestemmingsreserves hadden geen toegevoegde waarde meer voor RENN4. Daarnaast heeft er een overboeking plaatsgevonden vanuit de algemene reserve naar de reserve pre-lumpsum. Deze overboeking wordt gevormd vanuit gelden die vrij zijn gevallen en opgebouwd zijn voor de invoering van lumpsum (eerste waardering activa, BAPO-voorziening en jubileumvoorziening). De reserve pre-lumpsum geeft RENN4 de mogelijkheid eigen geld te investeren in nieuwbouw en verbouw van bestaande gebouwen. 2.5
Overige balansposities
De materiële vaste activa zijn met name gestegen door de investeringen in gebouwen en terreinen. De financiële vaste activa betreffen de oprichting van de personeels BV RENN4flex. De vorderingen zijn met name gestegen door de vordering op OCW inzake de rugzakfinanciering welke achterloopt door de aansluiting op BRON. De vordering betreft K€ 989. De liquiditeitspositie is gedaald door het negatieve resultaat 2010 alsmede het achterblijven van de bekostiging van de rugzakfinanciering, hetgeen in 2011 nabetaald zal worden. De voorzieningen zijn gedaald door de vrijval van de voorziening groot onderhoud ad K€ 700. 2.6
Financiële kengetallen
In onderstaande tabel zijn de belangrijkste financiële kengetallen weergegeven. Sommige kengetallen over 2009 wijken af van het gerapporteerde bestuursverslag 2009 als gevolg van de stelselwijziging in het kader van het afschaffen van de BAPO-voorziening. Financiële kengetallen 2010
2009
2008
2007
Vermogensbeheer Solvabiliteit Weerstandsvermogen Kapitalisatiefactor
59% 17% 40%
55% 18% 44%
72% 22% 52%
71% 20% 49%
Budgetbeheer Liquiditeit Rentabiliteit
2,5 -1,35%
2,7 -0,6%
2,6 6,5%
2,7 5,6%
Solvabiliteit
14
De solvabiliteit geeft de verhouding aan tussen het ‘eigen vermogen’ en het totale vermogen. Het geeft aan in hoeverre de stichting in staat is om te voldoen aan de totale schulden. De Inspectie van het Onderwijs hanteert een ondergrens van 20%. RENN4 voldoet ruim aan de norm en kan gekenmerkt worden als gezond. De stijging ten opzichte van 2009 wordt verklaard doordat er een vrijval heeft plaats gevonden in de onderhoudsvoorziening.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen het eigen vermogen (minus de materiële vaste activa) en de totale lasten. Het weerstandsvermogen is in 2010 verder gedaald naar 16,9%. Dit is lager dan de bandbreedte die RENN4 nastreeft (20% tot 25%). De bandbreedte is opgesteld op basis van het risicoprofiel van RENN4. Gezien de ontwikkelingen rondom de invoering en bezuinigingen van Passend Onderwijs kent RENN4 een relatief hoog risicoprofiel. Vanaf 2013 zal het weerstandsvermogen waarschijnlijk gaan stijgen ten gevolge van de inkrimping van de organisatie als gevolg van de invoering van Passend Onderwijs.
Kapitalisatiefactor
RENN4 is volgens de normen van commissie Don te kenmerken als een grote onderwijsinstelling en zou derhalve een maximale kapitalisatiefactor moeten kennen van maximaal 35%. In 2011 is de norm voor Speciaal Onderwijs door de Onderwijsinspectie aangepast naar 37,5%. Ultimo 2010 is de kapitalisatiefactor van RENN4 39,67%. Gezien het hoge risicoprofiel van RENN4 is het College van Bestuur van RENN4 van mening dat het huidige percentage gerechtvaardigd is. Tevens wil het College van Bestuur eigen geld van RENN4 besteden aan nieuwbouw. Als gevolg van de uitstel van de nieuwbouw van VSO Groningen en VSO Leeuwarden door de lokale politiek zijn deze investeringen nog niet verwerkt in de huidige kapitalisatiefactor. In 2011 heeft de Onderwijsinspectie aangegeven onderzoek te gaan doen naar de besteding van de beschikbare middelen als gevolg van de hoogte van de kapitalisatiefactor van 2009. Het College van Bestuur ziet dit onderzoek met vertrouwen tegemoet.
Liquiditeit
Dit kengetal geeft aan in welke mate RENN4 aan haar lopende betalingsverplichtingen kan voldoen. De verhouding moet minimaal 1 zijn. RENN4 kent een relatief hoge liquiditeit. Onderwijsinstellingen als RENN4 kennen weinig tot geen eigen gebouwen en terreinen. Het gevolg is dat het eigen vermogen voor een groot deel als liquiditeiten wordt aangehouden waardoor er verhoudingsgewijs een hoge liquiditeit ontstaat. De Inspectie van het Onderwijs hanteert een bovengrens van 1,5 en een ondergrens van 0,5. Aangezien RENN4 verhoudingsgewijs een hoog risicoprofiel kent en dit afdekt door een hoger eigen vermogen is er automatisch ook een hoge liquiditeit. Het College van Bestuur is dan ook van mening dat de huidige liquiditeit gerechtvaardigd is.
Rentabiliteit
De rentabiliteit geeft aan in hoeverre de baten en lasten in evenwicht zijn. In non-profit organisaties wordt de rentabiliteit ook wel het begrotingsoverschot genoemd. Het College van Bestuur streeft naar een licht negatieve rentabiliteit door het begroten van een relatief klein tekort. In 2010 is het resultaat behoorlijk in lijn met de begroting, waardoor deze doelstelling is gehaald. In de afgelopen jaren is door de spectaculaire groei van de Ambulante Begeleiding deze doelstelling niet gehaald. Dit werd veroorzaakt doordat de groei van de organisatie niet de groei van het aanbod kon evenaren. Vanaf 2009 is er geen sprake meer van groei waardoor de omvang van de organisatie nu in lijn is met de bekostiging.
15