Individueel verminderd tarief kinderopvang Versie van 6 mei 2015
Inhoud 1 Inleiding .................................................................................................................................... 2 2 Individueel verminderd tarief kinderopvang ............................................................................. 3 2.1 Overzicht voor en na 1 mei 2015 ....................................................................................... 3 2.2 Voor wie geldt deze nieuwe regelgeving? ......................................................................... 5 3 Nieuwe aanpak voor aanvraag attesten ................................................................................... 8 3.1 Vier stappen ....................................................................................................................... 8 3.2 Ten voordele van gezinnen ............................................................................................... 9 4 Rol voor het OCMW ............................................................................................................... 10 4.1 Welke ouders ................................................................................................................... 10 4.2 Ouders die in een moeilijke financiële situatie zitten ....................................................... 11 4.3 Procedure bij beslissing over individueel verminderd tarief door het OCMW ................. 12 5 Veel gestelde vragen .............................................................................................................. 13 6 Heeft u een vraag? ................................................................................................................. 14
1 Inleiding Ouders die gebruik maken van een kinderopvangvoorziening voor baby’s en peuters met een inkomensgerelateerde ouderbijdrage (of inkomenstarief) hebben sinds 1 april 2014 in bepaalde gevallen recht op een individueel verminderd tarief. Dit staat in het Besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby’s en peuters. Dit recht was er voor 1 april 2014 ook al in de erkende kinderopvang: de erkende kinderopvangvoorziening zelf had het beslissingsrecht om een sociaal tarief toe te kennen aan gezinnen die daar behoefte aan hebben ten gevolge van een uitzonderlijke financiële situatie. In de zelfstandige kinderopvang met inkomensgerelateerde ouderbijdrage bestond er voor de ouder geen recht op een sociaal tarief. Op 23 maart 2015 gaf de Vlaamse regering principiële goedkeuring aan een aantal wijzigingen aan deze regelgeving over de ouderbijdrage in de inkomensgerelateerde kinderopvang1. Het standaard minimumtarief wordt aangepast naar 5 euro. Tegelijkertijd zijn er meer mogelijkheden voor individueel verminderde tarieven. Ook het aanvraagsysteem voor attesten wordt bijgestuurd zodat alle ouders tijdig een attest ontvangen. Organisatoren van kinderopvang kunnen zelf vanaf 1 mei 2015 ook in naam van de ouder een attest via een specifieke toepassing aanvragen. De rol die het OCMW heeft in het kader van de toekenning van een individueel verminderd tarief kinderopvang blijft behouden. Als een gezin het toegekende inkomenstarief niet kan betalen, dan kan het een verlaagd tarief aanvragen bij het OCMW. De mogelijkheden die een OCMW heeft om een individueel verminderd tarief toe te kennen, veranderen wel. De wijzigingen gaan in vanaf 1 mei 2015 voor nieuwe ouders of ouders die een herberekening moeten doen en vanaf 1 januari 2016 voor alle ouders.
1
Besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby’s en peuters, gewijzigd door Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 en het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 1995 betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren, wat betreft de regeling voor het inkomenstarief (goed gekeurd op 24 april 2015, nog niet verschenen in het Belgisch Staatsblad).
2
2 Individueel verminderd tarief kinderopvang Hoewel het inkomenstarief in principe al een eerlijk en sociaal tarief is, gebaseerd op de inkomensgegevens, kan er in bepaalde omstandigheden toch nood zijn aan een afwijking op het op basis van het aanslagbiljet of inkomen berekende inkomenstarief. Er zijn in de regelgeving sinds 1 april 2014 verschillende categorieën opgenomen die ouders, voor wie het onmogelijk is om het berekende inkomenstarief te betalen, recht geven op een individueel verminderd tarief. Hierbij wordt gekeken naar de situatie van de ouder en/of de situatie van de ‘inwonende persoon’. Dit is meestal de partner. Vanaf 1 mei 2015 komen er meer mogelijkheden voor individueel verminderde tarieven bij.
2.1 Overzicht voor en na 1 mei 2015 Volgende situaties geven ouders recht op een individueel verminderd tarief: Voor 1 mei 2015
een ouder die leefloongerechtigd is betaalt het minimumtarief voor een opvangdag, zijnde 1,56 euro in 2014.
Vanaf 1 mei 2015 Een ouder/gezin betaalt: 5 euro als men leefloongerechtigd is.
3 euro als men leefloongerechtigd is en een opleidingstraject van VDAB of OCMW volgt2.
Voor een pleegkind wordt het
Voor een pleegkind wordt het
minimumtarief van 1,56 euro
minimumtarief van 1,56 euro
toegepast.
toegepast.
een ouder die werkloosheids-
Een ouder krijgt 25% korting op het
uitkeringen ontvangt krijgt een
berekende inkomenstarief, met als
herberekening op basis van de
minimumtarief 5 euro, als de ouder of
inkomensgegevens werkloosheid.
de inwonende persoon een voltijdse werkloosheidsuitkering (min. 6 maanden) of een faillissementsuitkering krijgt die nog niet gebruikt is voor de berekening van het inkomenstarief.
Een ouder krijgt 25% korting op het berekende inkomenstarief, met als minimumtarief 5 euro, als de ouder of de inwonende persoon een
2 Dit zijn alle opleidingen met arbeidsactivatie tot doel. Attesten worden of door OCMW of door VDAB afgeleverd.
invaliditeitsuitkering krijgt die nog niet gebruikt is voor de berekening van het inkomenstarief.
bij een daling van het inkomen van
20% ten opzichte van het inkomen dat
25% korting, met als minimumtarief 5
werd gebruikt voor de aanvankelijke
euro, als de ouder of de inwonende persoon een verwachte
berekening van het inkomenstarief
inkomensdaling van minstens 50%
heeft de ouder recht op een
heeft of als zelfstandige verlaagde
herberekening na voorlegging van de
sociale bijdragen toegekend kreeg
nodige bewijsstukken.
(min. 12 maanden). Het inkomen van de andere inwonende persoon waarvan het inkomen in rekening wordt gebracht voor de bepaling van het inkomenstarief mag niet stijgen.
Een ouder betaalt 3 euro als het gezamenlijk belastbaar beroepsinkomen op jaarbasis lager dan 15.820,56 euro is en als beiden gemiddeld 19u per week werken.
Een ouder betaalt 3 euro als het gezamenlijk belastbaar beroepsinkomen lager dan 15.820,56 euro is en men een inburgeringtraject volgt.
Een ouder betaalt 1,56 euro als men een attest voor materiële of medische hulp heeft (bv. van Fedasil of het Rode Kruis).
bij een moeilijke financiële situatie
bij een moeilijke financiële situatie
heeft het OCMW een rol. Een OCMW
heeft het OCMW een rol. Een OCMW
kan beslissen volgende tarieven toe te
kan beslissen volgende tarieven toe te
kennen:
kennen:
50% van het berekende inkomenstarief;
50% van het berekende inkomenstarief (minimum van 5
Minimumtarief van 1,56 euro.
euro);
Standaard minimumtarief van 5 euro;
Laagst mogelijk tarief van 1,56 euro.
4
Samengevat zijn er vanaf 1 mei 2015 dus de volgende mogelijkheden:
een reductie van 50% op het berekende inkomenstarief (het OCMW kan een ouder vanaf 1 mei 2015 o.a. het recht geven op een individueel verminderd tarief dat slechts de helft is van het tarief op hun attest met inkomenstarief, zie hoofdstuk 4);
een reductie van 25% op het berekende inkomenstarief; standaard minimumtarief voortaan 5 euro
uitzonderlijk minimumtarief van 3 euro;
laagst mogelijke tarief van 1,56 euro.
Het standaard minimumtarief voor alle ouders is voortaan 5,00 euro en niet langer 1,56 euro, ook niet als een ouder 60% betaalt omdat de opvang 5 uur of minder duurt. M.a.w: voor halve en 1/3 dagen wordt in alle situaties respectievelijk 60% en 40% van het geldende inkomenstarief genomen, met een minimum van 1,56 euro. Dit is afwijkend met de situatie voor 1 mei 2015, waarbij het minimumtarief van 1,56 euro ook geldig was voor halve en 1/3dagen. Vanaf 1 mei 2015 is het standaard minimumtarief 5 euro, maar voor halve en 1/3 dagen kan er een tarief worden aangerekend aan de ouders beneden het standaard minimumtarief van 5 euro, met een minimum van 1,56 euro. Vb. Voor 1/3e van een dag BKO, betaalt een ouder 40% van 5 of 3 euro, met een minimum van 1,56 euro. Vb. Voor een halve dag kinderopvang, betaalt de ouder 60% van 5 of 3 euro, met een absoluut minimum van 1,56 euro. De meerderheid van de ouders kan hun recht op een herberekening van het inkomenstarief en dus op een individueel verminderd tarief laten gelden zonder extra tussenkomst van het OCMW. Pas in het allerlaatste geval heeft het OCMW een rol (zie Hoofdstuk 4). Naast de tarieven wordt ook het aanvraagsysteem voor attesten bijgestuurd zodat alle ouders tijdig een attest ontvangen. Voortaan zijn er 4 nieuwe manieren om een attest inkomenstarief te krijgen (zie Hoofdstuk 3).
2.2 Voor wie geldt deze nieuwe regelgeving? Vanaf 1 mei 2015 is de nieuwe regelgeving van toepassing op ouders die nieuwe attesten inkomenstarief of herberekeningen van het tarief aanvragen. Dit betekent concreet: 1. attesten inkomenstarief die vanaf 1 mei 2015 aangevraagd worden voor kinderen die in de opvang starten; 2. alle herberekeningen vanaf 1 mei 2015 voor de bestaande attesten inkomenstarief. Deze herberekeningen zijn nodig als:
de gezinssamenstelling of het aantal kinderen ten laste wijzigt (bv. een geboorte, een echtscheiding). Indien er vanaf 1 mei 2015 geen wijzigingen zijn op het niveau van het gezin, het aantal kinderen ten laste (ongeacht de leeftijd van de kinderen) of geen
berekening nodig is omwille van de leeftijd van 3,5, 6, 9, 12 jaar van één van de kinderen waarvoor er een attest nodig is, blijft het tarief gehandhaafd tot 31/12/2015.
het opgevangen kind 3 en een half; 6; 9 of 12 jaar wordt (enkel van toepassing op buitenschoolse opvang die een inkomenstarief kan vragen),
het individueel verminderd inkomenstarief na één jaar vervalt,
een nieuw individueel verminderd tarief wordt aangevraagd.
Op 1 januari 2016 gelden de aangepaste tarieven voor alle ouders. De tarieven worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd, dus ook op 1 januari 2016 voor die ouders die vanaf 1 mei 2015 een herberekening hebben gedaan. Samen met deze indexering wordt ook voor alle ouders het individueel verminderd tarief aangepast aan de nieuwe regelgeving. Alle ouders zullen vanaf 1 januari 2016 zelf een herberekening moeten doen, met uitzondering van diegenen die vanaf 1 mei 2015 reeds een herberekening hebben gedaan (tenzij een herberekening noodzakelijk is omwille van een wijziging in gezinssamenstelling, het aantal kinderen ten laste verandert, of een kind de leeftijd van 3,5, 6, 9, 12 jaar bereikt heeft). Bijvoorbeeld: een ouder die op 1 april 2015 een individueel verminderd tarief toegekend kreeg omdat hij leefloongerechtigd was en dus vanaf 1 april 2015 1,56 euro betaalde, zal vanaf 1 januari 2016 5 euro betalen. Voor 1 mei 2015
vanaf 1 mei 2015
Ouders die gebruik maken van een
Voortaan zijn er vier stappen om een attest
inkomensgerelateerde opvang voor baby’s
inkomenstarief te krijgen (zie Hoofdstuk 3).
en peuters moeten zelf het inkomenstarief berekenen via het online berekeningsinstrument mijn.kindengezin.be of de Kind en Gezinlijn. Het attest inkomenstarief kan worden aangevraagd een maand voor de start van
Het attest inkomenstarief kan worden aangevraagd twee maanden voor de start
de opvang en wordt uiterlijk voor de start
van de opvang en wordt uiterlijk voor de
van de kinderopvang door de ouder aan de
start van de kinderopvang door de ouder
organisator gegeven.
aan de organisator gegeven. In praktijk bleek 1 maand te weinig. Als de start dringend is, dan krijgt het gezin de kans om binnen een redelijke termijn en uiterlijk 30 kalenderdagen na de start van de opvang een attest aan te vragen. Als een attest inkomenstarief vervalt, dan moet er binnen de 2 maanden voor de einddatum een nieuw attest inkomenstarief aangevraagd worden. De ouder wordt hiervan door Kind en Gezin verwittigd.
6
Ouders hebben recht op een herbe-
Ouders hebben recht op een herbe-
rekening:
rekening:
bij een wijziging van de gezins-
samenstelling;
de maand van wijziging van mee inwonende persoon
bij een wijziging in het aantal kinderen; wanneer het kind 3, 6, 9, 12 jaar
de maand vanaf bijkomend kind ten
wordt.
laste de maand waarin kind 3,5 jaar3 wordt (en 6, 9 en 12 jaar)
Gezinnen dienen bewijsstukken voor te
Gezinnen hoeven bewijsstukken niet meer
leggen, alvorens aanspraak te kunnen
op te sturen naar Kind en Gezin, maar krijgen meteen hun attest op basis van
maken op een individueel verminderd tarief.
hun verklaring op erewoord. De ouder houdt de bewijsstukken bij. Kind en Gezin kan dit achteraf controleren en zo nodig corrigeren en zelfs een schadevergoeding vragen tot het dubbele van het inkomenstarief bij niet correcte gegevens. In afwachting van een berekening op basis
Het maximumtarief geldt niet meer voor
van loonfiches of loonbewijzen geldt het
gezinnen in afwachting van een berekening
maximumtarief (27,71 euro per dag).
op basis van loonfiches of loonbewijzen. De basis voor het berekenen van het tarief blijft altijd het Belgisch aanslagbiljet. Is dit er niet? Dan kan de ouder een attest verkrijgen door het brutoloon door te geven op de webmodule.
Voor gezinnen waarbij één van de personen geen inkomen heeft, geldt het
Het maximumtarief geldt niet meer voor
maximumtarief (27,71 euro per dag).
inkomen heeft.
gezinnen waarbij één van de personen geen Als de ouder kan aantonen dat er geen inkomen is aan de hand van een formeel document - verklaring van een toeleider of organisator kinderopvang - dan wordt er enkel rekening gehouden met het inkomen van de andere inwonende persoon.
3
De leeftijd waarop een herberekening nodig is, wordt dus opgetrokken van 3 jaar naar 3 en een half
jaar. Deze wijziging is er gekomen om de administratieve last te vermijden van een nieuw attest voor een kind dat 3 jaar wordt en nog in dagopvang of in de overgangstijd naar school zit. Voor deze kinderen kan men dus het inkomenstarief toepassen tot de leeftijd van 3 en een half jaar.
3 Nieuwe aanpak voor aanvraag attesten Voortaan zijn er 4 nieuwe manieren om een attest inkomenstarief te krijgen. Belangrijk is dat een volgende stap pas kan ingezet worden als de vorige stap echt niet lukt.
3.1 Vier stappen Stap 1: de standaardwerkwijze De ouder vraagt zijn attest inkomenstarief aan door met zijn e-ID kaart of federaal token aan te melden bij Mijn Kind en Gezin. Het inkomenstarief wordt automatisch berekend op basis van de meest recente inkomensgegevens van het gezin zoals doorgegeven door FOD Financiën en de gezinssamenstelling zoals gekend in het bevolkingsregister. De ouder kan het aantal kinderen ten laste aanpassen, als hij kinderen heeft die niet bij hem gedomicilieerd zijn. Dit kan tot en met het jaar waarin een kind ten laste 15 jaar is geworden. Op basis van de gegevens van het rijksregister zal de ouder de kinderen zien die gedomicilieerd zijn op het adres. Indien er nog andere kinderen ten laste zijn die niet gedomicilieerd zijn, kan de ouder deze vermelden met naam, voornaam en geboortedatum, en vervolgens aanduiden dat het kind of kinderen ten laste zijn. Tenslotte duidt de ouder aan voor welke kinderen een attest nodig is. Concreet kan de ouder in Mijn Kind en Gezin aanvinken of hij zich in een bepaalde situatie bevindt. Als hij één van die mogelijkheden aanvinkt, dan past het systeem automatisch een individueel verminderd inkomenstarief toe en krijgt hij meteen een attest inkomenstarief. Als het aanslagbiljet ontbreekt, dan gebeurt de berekening van het inkomenstarief op basis van het maandinkomen. De ouder kan voortaan dat maandinkomen invullen in Mijn Kind en Gezin. Voorheen moest dit handmatig gebeuren door Kind en Gezin. De ouder houdt de bewijsstukken bij. Kind en Gezin kan dit achteraf controleren en zo nodig corrigeren. Als blijkt dat de gegevens niet correct waren, dan kan Kind en Gezin een schadevergoeding vragen tot het dubbele van het inkomenstarief. Deze schadevergoeding zal door de Centrale Invorderingscel (CIC) van de Vlaamse Belastingdienst ingevorderd worden. Stap 2: de opvang helpt de ouder bij de aanvraag Als stap 1 niet lukt omdat de ouder technische problemen heeft met Mijn Kind en Gezin, dan ondersteunt de organisator de ouder. Dit kan bijvoorbeeld door een computer of kaartlezer in de opvang te laten gebruiken of door te helpen bij het aanmaken van een e-mailadres, het inloggen of invullen. In dit geval werkt de ouder nog steeds zelf in Mijn Kind en Gezin.
8
Stap 3: De opvang vraagt het attest aan in naam van de ouder Als stappen 1 en 2 niet helpen omdat het voor de ouder onmogelijk is om zelf een attest aan te vragen (bv. geen e-ID), dan is in het subsidiebesluit geregeld dat de organisator het inkomenstarief zelf in een specifieke toepassing in Mijn Kind en Gezin berekent volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin. De opvang en de ouder krijgen dan onmiddellijk het attest inkomenstarief. Dit moet garanderen dat elk gezin tijdig een attest inkomenstarief heeft. De berekening gebeurt op basis van de informatie en documenten die de ouder aan de organisator bezorgt. Belangrijk hierbij is dat de opvang enkel verantwoordelijk is voor het correct informeren van de ouder en voor het juiste gebruik van de toepassing. De ouder is verantwoordelijk voor het bezorgen van de correcte gegevens. De formele controle hiervan ligt bij Kind en Gezin. Om misbruik te vermijden, bezorgt de organisator aan Kind en Gezin de naam en het rijksregisternummer van de medewerkers die in deze module zullen werken. Alleen deze medewerkers krijgen via hun eigen e-ID toegang tot de module. Belangrijke vraag aan de organisatoren Om als organisator zelf attesten inkomenstarief te kunnen maken, moet de organisator de naam en het rijksregisternummer van de personen die dit in de opvang zullen opnemen bezorgen aan Kind en Gezin. Alleen deze medewerkers krijgen via hun eigen e-ID toegang tot deze online module. Meer info vind je in de bijgevoegde procedure.
Stap 4: Kind en Gezin maakt op vraag van de opvang een attest aan Als geen van de bovenstaande methodes werken, dan kan Kind en Gezin in naam van de ouder het attest inkomenstarief aanmaken. Dit kan enkel op vraag van de opvang (niet van de ouder). De voorziening kan daarvoor contact opnemen met de Kind en Gezin-lijn: 078/15 01 00.
3.2 Ten voordele van gezinnen Door deze nieuwe aanpak wordt de aanvraag voor individueel verminderde tarieven en attesten op basis van maandinkomen gemakkelijker. Vertragingen door manuele procedures worden immers beperkt. Ouders hoeven de bewijsstukken niet meer op te sturen naar Kind en Gezin en te wachten op hun attest inkomenstarief. Ze krijgen meteen hun attest op basis van hun verklaring op erewoord dat ze zich in een bepaalde situatie bevinden.
4 Rol voor het OCMW De meerderheid van de ouders kan hun recht op een herberekening van het inkomenstarief en dus op een individueel verminderd tarief laten gelden via Mijn Kind en Gezin, zonder extra tussenkomst van het OCMW. Toch blijft er nog een kleine groep van ouders over die niet gevat zijn onder één van de categorieën die automatisch recht geven op een individueel verminderd tarief en voor wie het betalen van de berekende bijdrage op basis van het inkomen toch financieel onhaalbaar is. Dan heeft het OCMW een opdracht. Het OCMW kan beslissen om een individueel verminderd tarief toe te kennen als blijkt dat het voor de ouder financieel onmogelijk is om het berekende of individueel verminderde inkomenstarief te betalen. Wanneer we het in dit hoofdstuk hebben over het “individueel verminderd tarief” is dit gekoppeld aan de opdracht van het OCMW om te beslissen over een individueel verminderd tarief omdat blijkt dat het voor de contracthouder financieel onmogelijk is om het tarief op het attest inkomenstarief te betalen.
4.1 Welke ouders Alleen ouders die gebruik maken van een kinderopvangvoorziening voor baby’s en peuters waar een inkomensgerelateerde ouderbijdrage geldt of waar er moet betaald worden op basis van het inkomenstarief hebben recht op een individueel verminderd tarief. Het recht op een individueel verminderd tarief geldt dus niet voor ouders die gebruik maken van een opvang waar de ouderbijdrage vrij kan bepaald worden. Ouders wiens kind voor 1 april 2014 werd opgevangen in een erkende kinderopvangvoorziening hadden al recht op een sociaal tarief. Dit toegekend tarief is geldig tot 30 juni 2015. Indien na 1 april 2014 hun situatie wijzigt moeten zij het sociaal tarief niet meer aanvragen bij hun kinderopvangvoorziening – zoals in het verleden, maar moeten zij het individueel verminderd tarief aanvragen bij het OCMW. Willen zij na eind 30 juni 2015 een individueel verminderd tarief krijgen én behoren zij niet tot één van de categorieën die automatisch recht geeft op een individueel verminderd tarief, kunnen zij aankloppen bij het OCMW. Ook ouders die vanaf 1 april 2014 voor het eerst hun kind laten opvangen in een erkende vanaf dan vergunde - kinderopvangvoorziening en die in aanmerking willen komen voor individueel verminderd tarief moeten aankloppen bij het OCMW.
10
4.2 Ouders die in een moeilijke financiële situatie zitten Het OCMW heeft beslissingsbevoegdheid in het toekennen van een individueel verminderd tarief aan ouders die zich bevinden in een financieel moeilijke situatie. Het OCMW kan vanaf 1 mei 2015 een ouder ofwel :
het recht geven op een individueel verminderd tarief dat slechts de helft is van het tarief op hun attest met inkomenstarief en kindcode, met een minimum van 5 euro.
het recht geven op het standaard minimumtarief van 5 euro.
het recht geven op het laagst mogelijke tarief, dit bedraagt 1,56 euro.
Om deze beslissing te nemen kan het OCMW terugvallen op door het OCMW zelf geformuleerde criteria of bestaande instrumenten (zoals het instrument voor de berekening van recht op aanvullende steun). Het is de bedoeling dat het OCMW een sociaal onderzoek doet alvorens het recht op een individueel verminder tarief toe te kennen. Het OCMW kan na dit onderzoek en beoordeling van de financiële situatie beslissen om de ouders het individueel verminderd tarief al dan niet toe te kennen. Aan de VVSG werd de vraag gesteld of er eventueel criteria kunnen geformuleerd worden waarop OCMW’s zich kunnen baseren om deze beslissing te kunnen nemen. Deze vraag werd besproken op de Stuurgroep Sociale Diensten (verslag werd bekrachtigd op het Directiecomité VVSG afdeling OCMW’s van 16 mei 2014) van 29 april 2014. Het formuleren van criteria voor toekenning van een individueel verminderd tarief aan ouders acht de Stuurgroep Sociale Diensten onmogelijk. Elke vorm van criteriumbepaling druist in tegen de lokale autonomie enerzijds, maar ook tegen feit dat het hier echt over maatwerk gaat. Er moet bij deze groep ouders individueel beslist worden of het gaat om ouders waarvoor het financieel onmogelijk is om het berekende inkomenstarief te betalen. Elke vorm van criteriumbepaling leidt mogelijk tot uitsluiting van diegene die het meest nodig hebben. Het OCMW moet dus zelf een inschatting maken of het hier een situatie betreft van een gezin voor wie het berekende inkomenstarief financieel onmogelijk is of die het inkomenstarief dus niet kunnen betalen. De VVSG wil benadrukken dat het NIET de bedoeling is dat ouders die het niet eens zijn met het via mijn.kindengezin.be berekende inkomenstarief een aanvraag doen bij het OCMW voor een individueel verminderd tarief. Het moet voor ouders duidelijk zijn dat de basis voor het inkomenstarief het aanslagbiljet is (ook al is dit geen weerspiegeling van de huidige financiële situatie). Ouders die het niet eens zijn met het feit dat het aanslagbiljet de basis vormt voor het inkomenstarief kunnen daarover klacht indienen bij Kind en Gezin (Klachtendienst van Kind en Gezin).
4.3 Procedure bij beslissing over individueel verminderd tarief door het OCMW In de regelgeving staat geen procedure beschreven die OCMW’s moeten volgen bij het toekennen van een individueel verminderd tarief. Het is aan het OCMW om zelf een inschatting te maken van de financiële situatie van de ouder die een aanvraag tot individueel verminderd tarief kinderopvang doet. De Stuurgroep Sociale Diensten vindt wel – in de vergadering van 29 april 2014 – dat een aanvraag tot krijgen van een individueel verminderd tarief van een ouder moet behandeld worden zoals elke andere hulpvraag aan het OCMW, m.a.w. een beslissing vraagt van Bijzonder Comité Sociale Dienst/Raad voor Maatschappelijk Welzijn. Het OCMW bezorgt deze ‘beslissing tot individueel verminderd tarief’ aan Kind en Gezin. Alle informatie zal voortaan verlopen via het contactformulier op de website http://www.kindengezin.be/formulieren/contact.jsp en niet langer via
[email protected]. Het OCMW kan de ‘beslissing tot een individueel verminderd tarief’ als bijlage toevoegen aan het contactformulier. Deze beslissing bevat volgende gegevens:
naam en voornaam kind (optioneel)
geboortedatum kind
kindcode
toekennen van een beslissing tot
o
een halvering van het berekende bedrag op het attest inkomenstarief;
o
het standaard minimumtarief van 5 euro;
o
het laagst mogelijke tarief van 1,56 euro.
datum van de toekenning (en eventueel datum waarop het recht op een individueel verminderd tarief ingaat wanneer dit met terugwerkende kracht met een maximum van 6 maanden wordt toegekend).
Het individueel verminderd tarief gaat in op de datum die is opgenomen in de beslissing tot toekenning van een individueel verminderd tarief door het OCMW en is altijd geldig voor de periode van 1 jaar met als maximum sowieso de leeftijd van 3,5 , 6, 9 en 12 jaar van het kind (voor 1 mei 2015 was dit tot de leeftijd van 3 jaar);
handtekening, stempel, datum of ander gegeven die echtheid van attest bewijst.
Het OCMW geeft zelf aan wanneer het recht op een individueel verminderd tarief ingaat (dit kan met terugwerkende kracht van max. 6 maanden). Een toekenning is geldig voor de periode van 1 jaar. Wanneer het kind de leeftijd van 3,5 jaar bereikt is een herberekening noodzakelijk. Indien nodig kan er nadien terug een individueel verminderd tarief worden aangevraagd en toegekend.
12
Het proces bestaat uit volgende stappen: 1. ouder doet een berekening op Mijn Kind en Gezin of vraagt een individueel verminderd tarief aan en krijgt een attest inkomenstarief; 2. Ouder neemt, eventueel op advies van de kinderopvangvoorziening, contact op met het OCMW met de vraag om een individueel verminderd tarief aan te vragen; 3. Het OCMW onderzoekt de vraag; 4. het OCMW bezorgt Kind en Gezin elektronisch de beslissing tot individueel verminderd tarief; o
Kind en Gezin maakt een nieuw attest inkomenstarief op met de toegekende vermindering;
o
startdatum attest: de datum die is opgenomen in de beslissing van het OCMW tot toekenning van het individueel verminderd tarief (het kan ook met terugwerkende kracht met een maximum van 6 maanden);
5. einddatum attest: attest is geldig voor één jaar voor baby’s en peuters en eindigt sowieso op de leeftijd van het kind van 3,5, 6, 9 en 12 jaar; Opmerking: Attesten IVT die zijn toegekend voor 1 mei 2015 door een OCMW zijn bij uitzondering maar geldig tot 31 december 2015. Wanneer een ouder bijvoorbeeld een individueel verminderd tarief toegekend kregen op 30 april 2015, zal de ouder op 1 januari 2016 moeten overschakelen naar het nieuwe systeem, m.a.w.: hun tarief zal niet gelden voor één jaar, maar tot 31 december 2015. 6. Kind en Gezin bezorgt het nieuwe attest aan het gezin, die het op zijn beurt aan de kinderopvang bezorgt; 7. Het individueel verminderd tarief gaat in op de datum die is opgenomen in de beslissing tot toekenning van een individueel verminderd tarief door het OCMW en is altijd geldig voor de periode van 1 jaar. Als een attest inkomenstarief vervalt, dan moet er binnen de 2 maanden voor de einddatum een nieuw attest inkomenstarief aangevraagd worden. De ouder wordt hiervan door Kind en Gezin verwittigd.
5 Veel gestelde vragen 1. Krijgen de OCMW’s extra middelen voor deze extra taak, zijnde het toekennen van het individueel verminderd tarief aan ouders die een moeilijke financiële situatie hebben? Neen. Er worden door de Vlaamse overheid geen extra middelen uitgetrokken voor deze extra opdracht die een OCMW heeft in het toekennen van een individueel verminderd tarief aan ouders die gebruik maken van de kinderopvang van baby’s en peuters.
De VVSG beseft maar al te goed dat dit voor OCMW’s een extra opdracht is en dat in heel wat OCMW’s de werkdruk vandaag al zeer hoog is. Toch heeft de VVSG ingestemd met het principe dat er in het toekennen van een individueel verminderd tarief een rol is weggelegd voor het OCMW. De VVSG ziet deze ruimte die een OCMW krijgt om een individueel verminderd tarief toe te kennen als een extra instrument in een actief activeringsbeleid. Via een betaalbare kinderopvang kan je ouders aanmoedigen arbeidsactief te zijn of blijven. Bovendien kan dit ook een krachtig instrument zijn in de strijd tegen kinderarmoede en in de strijd tegen armoede bij vrouwen. Voor de VVSG is het wel belangrijk dat er in deze nieuwe opdracht voor de OCMW’s nog wordt gewerkt aan administratieve lastenverlaging en zo veel mogelijk automatische of elektronische gegevensdeling.
2. Welk OCMW-orgaan of welke bij delegatie aangeduid OCMW-personeelslid kan de beslissing tot toekenning van een individueel verminderd tarief nemen? De interne procedure die een OCMW volgt om te beslissen over de toekenning van een individueel verminderd tarief zal niet vastgelegd worden in de regelgeving. De Stuurgroep Sociale Diensten stelt - in de vergadering van 29 april 2014 - dat een aanvraag tot krijgen van een individueel verminderd tarief van een ouder moet behandeld worden zoals elke andere hulpvraag aan het OCMW, m.a.w. een beslissing vraagt van Bijzonder Comité Sociale Dienst / Raad voor Maatschappelijk Welzijn.
6 Heeft u een vraag? Formuleer ze t.a.v.
[email protected].
Ann Lobijn Versie 2 - gewijzigd - aanvullingen Inge Duchateau, Kind en Gezin Versie 3 - gewijzigd - op basis van BVR van 4 april 2014 tot wijziging van subsidiebesluit en na overleg met Inge Duchateau (17 april 2014) Versie 4 - gewijzigd - na goedkeuring verslag bespreking Stuurgroep Sociale Diensten op Directiecomité Afdeling OCMW’s (19 mei 2014) Versie 5 – gewijzigd door Sofie Delcourt (22 april 2015) n.a.v. het Besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby’s en peuters, gewijzigd door Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 en het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 1995
14
betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren, wat betreft de regeling voor het inkomenstarief (enkel principiële goedkeuring op 23 maart 2015) en dus onder voorbehoud van definitieve goedkeuring. Versie 6 – gewijzigd door Sofie Delcourt (6 mei 2015) na definitieve goedkeuring het BVR op 24 april 2015, in afwachting van publicatie in het Belgisch Staatsblad.