INDIA Verkenningsreis naar HIMALCHAL PRADESH REISVERSLAG Gesloten voor het toerisme tot 1994, hebben de desolate Kinnaur- en Spiti-districten van de Indische Himalaya hun geheimen authentiek kunnen bewaren. Een machtig decor van koude bergwoestijnen en eeuwig besneeuwde Himalaya-toppen vormt de hemelse verblijfplaats van goden en demonen. Zij bepalen het religieuze leven van traditionele volkeren, inwoners van voormalige bergstaten die zich vestigden op de oude Hindoestan handelsroute en er tal van tempels en kloosters bouwden. Sinds de bezetting van Tibet door China werd Himalchal Pradesh het toevluchtsoord voor de bedreigde fijnzinnige Tibetaanse beschaving. In de reisaankondiging werden we verder aangetrokken door wandelmogelijkheden in ’s werelds hoogst gelegen wildreservaten met mogelijke waarneming van sneeuwluipaard, ibex, bharal, Tibetaanse wolf en een aantal vogelsoorten. Delhi Met zijn vijven vertrokken we op woensdag 4 juni voor een 16-daagse verkenningsreis, georganiseerd door een lokale specialist in het gebied : The Travel Circuit. We vliegen met KLM naar Delhi waar we dezelfde avond nog landen. Het is er 37°C om 22u30 plaatselijke tijd. Noord India wordt getroffen door een hittegolf die doorgaans het moessonseizoen voorafgaat, maar daar zou het hooggebergte tussen Shimla en Manali geen last van hebben, wat we op het einde van onze reis ook kunnen bevestigen. Sanjay, de toegewijde stichter van The Travel Circuit, verwelkomt ons persoonlijk op de luchthaven en brengt ons naar het stijlvol Marriott Hotel voor de eerste overnachting. In vergelijking met de accommodatie die ons te wachten staat is dit ‘overdreven luxe’, maar het typeert de reisfilosofie van The Travel Circuit, die overal streeft naar het best voorradige. De twee jeeps waarmee we de verkenningsreis zullen uitvoeren vertrekken reeds tijdens de nacht met onze hoofdbagage naar Chandigarh. Shimla Na een korte nacht boorden we de vrij comfortabele Shatabdi Exprestrein naar Chandigarh waar we, na drie uur en 250 kilometer rijden, omstreeks 10u30 arriveren. De jeeps met onze bagage wachten ons op. Onze eindbestemming voor vandaag is het Engels koloniale Shimla. Dit verkoelende bergstation ligt 100 kilometer verderop op een hoogte van 2.200 meter en daarmee ontsnappen we aan de verzengende temperaturen van 45°C en meer die de laagvlakten teisteren. In Kalka ruilen we de Haryana provincie voor deze van Himalchal Pradesh. Een nostalgische, maar naar verluidt tijdrovende alternatieve transfer is van hieruit mogelijk met de toeristische Toy Train naar Shimla. In Solan loodst Sanjay ons naar een Shiva-tempel en vraagt een lokale goeroe om bescherming tijdens onze doortocht van de hoge Himalaya. Sanjay blijkt, zoals de meeste Indiërs trouwens, erg religieus ingesteld te zijn, altijd klaar voor een kort tempelbezoek of een offergave in ruil voor een gunst of bescherming. Gezien het roekeloos rijgedrag van de Indiërs valt dat ook te begrijpen. De heuvels rond Shimla zijn begroeid met groene coniferen. Bij aankomst rijden we onmiddellijk naar Observation Hill voor een bezoek aan de Viceregal Lodge. In dit in 1888 voltooid Schots Victoriaans kasteel resideerden de Brits koloniale viceroys. Vanuit de koelte van de bergen bestuurden zij het Indische subcontinent en werden belangrijke beslissingen genomen, zoals de dramatische opsplitsing tussen India en Pakistan. Tijdens een korte
rondleiding bewonderen we het plechtstatige houten interieur. We logeren in het drukke centrum nabij de Mall, een promenade met chique modewinkels, restaurants, theaters en nog enkele residenties met onmiskenbare Brits koloniale allures. We wandelen tot Scandal Point, vandaag een populaire ontmoetingsplaats, waar ooit een Engelse lady en een Indische prins een amoureuze afspraak hadden. In het hotel kunnen we op de televisie volgen hoe onze tennismeisjes zich plaatsen voor een Belgische finale op Roland Garros. Het diner is naar Indische normen voortreffelijk en wordt aangenaam geserveerd op het panoramaterras. De vermoeidheid van de heenvlucht, een korte nacht in Delhi en het 4½ uur tijdsverschil zorgen voor een welgekomen nachtrust. Sarahan Shimla en omgeving hebben met o.a. de Jakhu apentempel, de Mall, verschillende koloniale gebouwen en het Scog Wildlife Refuge, voldoende inhoud om een dag extra te verantwoorden, waardoor ook meer rust in het programma kan worden ingebouwd. In onze goedgevulde verkenningsreis zijn we echter beperkt en reeds ’s anderendaags om 08u00 en bij 25°C op weg naar onze volgende bestemming : Sarahan, gelegen aan de voet van de 5.155 meter hoge Shrikhand-bergtop. Onderweg passeren we het skioord Kufri. Vlakbij missen we het Himalaya Nature Park dat de fauna van Himalchal Pradesh zou toelichten en waarin de veelkleurige monal-fazant, het vogelsymbool van Himalchal Pradesh, voorkomt. Naarmate we vorderen verdwijnen de deodardennenbossen en rijden we langsheen kale berghellingen in een landschap dat sterk op Nepal begint te gelijken. De bevolking vertoont Mongoloïde trekken. We passeren een geitenhoeder en een groep zigeuners. We vervoegen de Sutlej-rivier, de snelst stromende waterloop van India. De grijsbruine kolkende rivier wordt gevoed door smeltende gletsjers. We lunchen nabij Rampur, een voormalig handelscentrum op de oude Hindoestan Tibet Road, waar we het imposante Padam Palace van de lokale Radja bewonderen. In de vroege namiddag arriveren we in Sarahan waar we verblijven in een eenvoudig staatshotel. Het ligt mooi met zicht op de besneeuwde Shrikhand bergreuzen en vlak bij het Bhikmali-tempelcomplex, beschermd door 800 jaar oude houten wachttorens. In elk dorp wordt een godheid vereerd, meestal een lokale versie van de hindoegodin Durga, die samen met een luipaard, haar goddelijk rijdier, wordt afgebeeld. In de tempel zijn boeddhistische elementen verwerkt en de fijn bewerkte zilveren deuren trekken de aandacht. In de omliggende boomgaarden vinden we o.a. een sierlijke blauwe ekster, de yellow billed blue magpie. Kalpa De volgende dag reizen we verder in het Kinnaur-district van Himalchal Pradesh, ‘homeland of the gods’. We passeren tal van militaire posten, we bevinden ons immers dicht bij het door de Chinezen bezette Tibet. Voor deze beperkt opengestelde regio hebben we een speciale permit nodig, die we dienen af te halen in Recong Peo, de district hoofdplaats van Kinnaur. Hij wordt pas afgeleverd als je minimum met 4 personen en onder begeleiding van een lokale reisagent reist. Arsi, een plaatselijke collega van Sanjay, heeft deze permit voorbereid en dankzij zijn persoonlijke relaties vermijden we tijdrovende administratieve formaliteiten. De Kinnaur bevolking draagt een hoofddeksel met een groen lint, schoolmeisjes lopen in uniform, het haar strak in twee zijdelingse vlechten gespannen. Vanuit Recong Peo klimmen we hoog boven de Sutlej-rivier naar Kalpa, omgeven door boomgaarden en machtige cederbomen. We verblijven er in Kinner Villas, een knus familiehotelletje. Het is genaamd naar de indrukwekkende Kinner Kailash bergketen met verschillende toppen boven de 6.000 meter, die permanent van kleur veranderen naargelang
de lichtinval. Volgens het plaatselijk geloof is dit de zomerresidentie van de Hindoegod Shiva. In één van de toppen herken je een Shiva-lingam, het vruchtbaarheidssymbool van deze schepper. ’s Middags maken we een wandeling langsheen de Sutlej-kloof, met bergwanden die stijl afdalen naar de 1.000 meter lager gelegen Sutlej-rivier. Imposante ceders in bonzai-vorm flankeren het wandelpad naar Roghi, een traditioneel bergdorp met houten huizen en natuurlijk ook een tempel. ’s Avonds begint het te regenen en te bliksemen. Het onweer zal gevolgen hebben voor het verdere verloop van de reis. Verderop in ons traject heeft het immers een aardverschuiving veroorzaakt waardoor de weg is ingestort. The Travel Circuit ontpopt zich als een professionele en betrouwbare partner en neemt onmiddellijk actie : de jeeps zullen in een tweedaagse omweg van liefst 1.500 kilometer het andere einde van de wegverschuiving benaderen, terwijl wij met andere lokale jeeps de regio rond Kalpa verder zullen uitkammen. We zullen Kalpa nu drie dagen als basis gebruiken en er dus één nacht langer dan voorzien verblijven. De rest van het programma blijft gehandhaafd, één kampeerdag vervalt en de twee andere voorziene kampeerdagen worden vervangen door overnachtingen in een klooster en een hotel. Achteraf gezien zullen we het aflassen van de kampeernachten niet betreuren. Baspa-vallei Vanuit Kalpa maken we een dagexcursie naar de wondermooie Baspa-vallei. De regens hebben plaatsgemaakt voor een stralend blauwe hemel die de pracht van het Kunner Kailash hooggebergte nog benadrukt. De weg in deze nauwe kloof is spectaculair uitgehakt en we rijden langsheen beangstigende diepten. Via beboste valleien bereiken we uiteindelijk Chitkul, gelegen op 3.460 meter hoogte en het laatste dorp op Indisch grondgebied, nog 40 kilometer verwijderd van het bezette Tibetaanse hoogland. We wandelen rond in het authentieke bergdorp met houten huizen en enkele 500 jaar oude tempels. Overal hangen kleurrijke gebedsvlaggen en een gebedswiel wordt aangedreven door een klaterend bergriviertje. De akkers worden bewerkt door traditioneel geklede dorpelingen die worden bijgestaan door zogs, de kruising tussen een yak en een rund. We zien er ook enkele hooglandvogelsoorten zoals snow pigeon, yellow breasted greenfinch, common rosefinch en white collared water redstart. Op de terugweg klimmen we in Sangla, het belangrijkste dorp van de Baspa-vallei, naar de forttorentempel van Kamra. Dit is naar verluidt de hoogst gelegen Himalaya-tempel en de maharadja’s van Himalchal Pradesh werden er traditiegetrouw gekroond. Van Sangla rijden we terug naar Kalpa voor onze tweede overnachting. ’s Anderdaags bezoeken we verschillende traditionele dorpen op de oude Hindustan Tibet bergweg, waarlangs de legendarische zijderoute liep. Tussen de houten huizen liggen pittoreske tempels, allen toegewijd aan lokale versies van de hindoe-godin Durga. Boeddhistische gebedsvlaggen symboliseren de kosmos en verwijzen naar hemel, aarde, atmosfeer, zon en wolken. De bevolking is uiterst vriendelijk en laat zich gewillig fotograferen. In deze afgelegen bergstreken heerst polyandrie : om versnippering van een reeds beperkt grondgebied tegen te gaan, huwen meisjes met verschillende broers van éénzelfde familie. In Chini ligt een chörten, een boeddhistische stupa die een relikwie bevat van een lokale lama (Tibetaanse boeddhistische priester). Spiti-vallei We verlaten Kalpa en volgen opnieuw de Sutlej tot Khabo waar we de Spiti-vallei inrijden. De ruige bergen vormen er een boomloos maanlandschap, resultaat van duizenden jaren erosie door wind, zon, sneeuw en vorst. De sub-Indische en Chinese continentale platen
botsen hier tegen elkaar en hebben de zeebodem opgestuwd in de eigenaardigste vormen. De Spiti-vallei is daardoor een geologisch openluchtmuseum geworden waarin tal van fossielen worden gevonden. We wandelen er op 3.660 meter naar Nako, een Tibetaans bergdorp. De traditie wil dat bezoekers het dorp betreden links van een muur van Mani-stenen, gebedsstenen met heilige opschriften en formules die de smeekbeden van de gelovigen in vervulling moeten brengen. Verspreid tussen de huizen liggen tal van eenvoudige tempels en kloosters, wapperen boeddhistische gebedsvlaggen en zien we gebedswielen. Tabo Bij Yangthang bereiken we de landverschuiving die de weg over een afstand van enkele honderden meters heeft verwoest en bedolven onder steenlawines. Met de verrekijker ontwaren we aan de overkant onze omgereden jeeps, ze zijn in elk geval tijdig op de afspraak. Wij dienen enkel de kloof nog te overbruggen : een moeilijke keuze tussen een gevaarlijke en inspannende afdaling en klim langsheen een provisoir pad van losliggende rotsblokken, vaak nog in beweging, of een intussen geïnstalleerde bakjeslift waarmee we samen met de bagage enkele honderden meters boven de vallei over ongeveer één kilometer afstand worden overgetrokken. Hoewel dit laatste alternatief schrikwekkend primitief lijkt, bleek het achteraf de meest verantwoorde keuze. Na anderhalf uur heeft iedereen, te voet of met de trolley, de overkant bereikt en kan de reis voortgezet worden naar het klooster van Tabo. We zullen overnachten in het eenvoudige guesthouse van dit belangrijk Tibetaans boeddhistisch theologisch en cultureel centrum. Het werd gesticht in 996, herbergt vandaag nog een zestigtal lama’s en bezit, in een complex van negen tempels, één van de best bewaarde Indo-Tibetaanse kunstschatten. Vanwege de gelijkenis met de fraaie fresco’s en beeldhouwwerken die in de grotten van Ajanta zijn teruggevonden, wordt Tabo wel eens het Ajanta van de Himalaya genoemd. Gelegen op het kruispunt van voormalige handelswegen tussen India en Tibet, was Tabo een ontmoetingsplaats tussen twee verschillende culturen en boeddhistische religies die zich vermengden in een unieke kunststrekking. Het uit leem opgetrokken kloostercomplex doet kasbah-achtig aan en de eenvoud laat nooit de fijnzinnige kunstschatten vermoeden waardoor ze misschien tal van invasies hebben overleefd. Dhankar De campingplaats nabij de Spiti-rivier kan me niet overtuigen en vanwege de hoogte (3.050 meter) en de koude, prijzen we ons gelukkig kloostergasten te zijn. Te laat meldt Sanjay ons dat ibex-steenbokken bij zonsondergang en –opgang aan de rivier komen drinken. Onze wildobservatie blijft beperkt tot alpenkauwen, rock- en hill pigeons en rose finches. Na het bijwonen van een gebedsdienst en een bezoek aan de tempels rijden we de volgende dag naar Dhankar, wat letterlijk betekent ‘plaats die niet kan ingenomen worden’. Het voormalige fort ligt strategisch en hoog boven de samenvloeiing van de Spiti en Pin-rivier en waakte over de toenmalige hoofdplaats van het Spiti-district. Nu is er een klooster in ondergebracht dat een rijke verzameling oude thangka’s, religieuze tekeningen op doek, bevat. Van op het bouwvallig dak bewonderen we een weids panorama van ruige berglandschappen waartussen de Spiti- en Pin-rivieren meanderen, een geïsoleerde koudewoestijn die Kipling omschreef als de geprivilegieerde woonplaats van goden en demonen. Een Himalaya-gier geniet zwevend met ons mee. De Pin-vallei is een paradijs voor trekkers die er dagenlang op pad kunnen in een nationaal park waar ibexen de prooi zijn van de sneeuwluipaard. Desgevallend kan er gekampeerd worden in Sichling, maar overvloedig smeltwater heeft het kampeerterrein overstroomd. In ons programma staat een bezoek gepland vanuit het verderop gelegen Kaza,
het administratieve centrum van deze desolate regio waar we ook drie nachten verblijven in een eenvoudig hotel. Kaza Sanjay is begeesterd door de religieuze traditie van dit godenland en wil ons zoveel mogelijk gompa’s, chörten-tempels en lama’s tonen. Een piste brengt ons via de smalle Lingtikloof naar het bergdorp Lahlung (3.800 meter) waar de lokale lama ons verwelkomt voor de picknick in zijn woning. De kapel van zijn klooster, dat zoals Tabo ooit een boeddhistisch studiecentrum was, is gevuld met 51 prachtig versierde beelden van lokale godinnen. Hoewel we onder de indruk zijn van het religieuze patrimonium van de regio, zijn de inspanningen om afgelegen kloosters op hoge hoogte te bereiken niet te verwaarlozen. Daar het merendeel van het reisgezelschap bovendien vooral natuurliefhebbers zijn, proberen we Sanjay’s missionarismentaliteit voorzichtig bij te sturen ten voordele van meer natuurbeleving en wandelingen. Overmorgen zullen we een hele dag doorbrengen in het Pin Valley nationaal park. Maar eerst moeten we de Key Gompa, het kroonjuweel van de Spiti-kloosters gezien hebben. En gelijk heeft hij… het ligt als een versterkte burcht boven op een heuvel en domineert het piramidevormige dorp. De lama’s, jong en oud, zijn aan een gemoedelijke zang- en gebedsronde bezig als we het klooster betreden. Fotograferen is geen probleem. Vanop het dak zijn de vergezichten over de Himalaya-toppen en de Spiti-vallei weerom adembenemend, bovendien optimaal belicht door een stralende zon. Elders in India zijn de moessons volop actief, maar de Hoge Himalaya blijkt inderdaad een onoverwinnelijke buffer te zijn voor de regenwolken. Het klooster bevat een schat aan oude boeddhistische geschriften en thangka’s. Sanjay is ons ter wille en besluit te gaan wandelen in het hoger gelegen Kibber Gete wildreservaat, in de hoop ibexen of ander wild op te sporen. Uitwerpselen verraden hun aanwezigheid op andere momenten, maar daar moeten we het mee stellen. De tot de verbeelding sprekende langschappen en alpiene flora zijn een ruime compensatie. We wandelen tot een plateaurand afgebakend met gebedsvlaggen. ‘De was van Boeddha’ hoor ik een reisgezel laconiek opmerken. Beneden ons ligt de Key-kloosterburcht, daarnet nog imposant, nu gereduceerd tot een minuscuul bouwsel in het weidse bergdecor. We genieten na met een thee op het terras van het Resang Guesthouse te Kibber. Op de terugweg naar Kaza slaat Janjay weer een piste in die ons naar India’s hoogst gelegen bergdorpen zal leiden en eindigt op 4.560 meter bij het klooster van Komic. De kloosterlingen bewerken er actief het veld. De oogst moet hen in staat stellen om 8 maanden winterisolatie te overleven. De piste loopt door de hogere regionen van het Kibber Gete wildreservaat, maar we moeten het stellen met een strandleeuwerik, Tibetaanse sneeuwvinken en een versleten opgezette sneeuwluipaard bij de ingang van de kloostertempel. Pin Valley Met hoge ‘wild’-verwachtingen trekken we ’s anderendaags naar het Pin Valley nationaal park. De jeeps brengen ons tot op 3.800 meter hoogte bij het dorpje Mud, verderop is de piste door rotsblokken geblokkeerd. Een korte wandeling is fysiek inspannend maar wordt beloond met verschillende alpiene bloemensoorten en zowaar een kudde van 13 steenbokken. Verderop in de vallei aan de voet van de Parvati-gletsjer zouden ibexen talrijk voorkomen. In de Pin-vallei ligt het Kungri-klooster van de Buzhen-lama’s, een aparte boeddhistische sekte bekend vanwege ceremoniële ‘zwaarddansen’ waarmee ze boze geesten uit rotsen verdrijven. Men is volop bezig met de constructie van een grote nieuwe tempel die in 2004 door de Dalai Lama zal worden ingewijd. Als we Kaza verlaten beginnen we aan één van de mooiste landschappelijke transfers uit mijn rijkgevulde reiscarrière. We volgen de Spiti-rivier, passeren opnieuw de Key Gompa en begeven ons dan naar de 4.551 meter hoge Kunzum
bergpas, die nog maar een goede week open is. We moeten meermaals door rivieren van smeltend gletsjerwater rijden. Het spectaculaire landschap van hoge bergtoppen en gletsjers heeft iets magisch spiritueel. De goden kunnen niet ver weg zijn. Hier raakt de aarde de hemel. Op de pas wordt dit gevoel nog versterkt door de lokalen die een groet brengen aan een rijkelijk met gebedsvlaggen versierde tempel. Ernaast staan drie stupas in een betoverend Himalaya-decor. Vanop de pas leidt een wandelpad naar het Chandra-meer omzoomd door alpenweiden waarop de Gaddi-herders hun schapen hoeden. Eenden en kraanvogels vinden rust en voedsel bij het meer tijdens hun opmerkelijke jaarlijkse migratie over de Himalaya. Het Chandra Lake is de bron van de gelijknamige rivier, wiens vallei we nu volgen, een koudewoestijn geteisterd door ijswinden waar de sneeuw tijdens onze passage nog overheerst in dikke tapijten, waarin de weg is vrijgemaakt. Plantengroei is onbestaande. We bevinden ons in het Lahaul district en de Lahauli-bevolking is anders gekleed met hoofddeksels versierd met geometrische figuren. Naarmate we afdalen verschijnt er meer leven en wordt de natuur groener. Paardenkaravanen en herders met kudden schapen en geiten passeren ons in een adembenemend woest landschap van kriskras door elkaar liggende rotsblokken, meegesleurd door de kracht van kolkend rivierwater. In Chhatru gebruikt The Travel Circuit enkele groene weiden als kampeerterrein, wat meer wandelmogelijkheden biedt in dit sprakeloos makend mooie stuk natuur. Wij picknicken bij een brug, een kruispunt van handelskaravanen waar enkele eetstalletjes thee en maaltijden serveren. We stijgen dan opnieuw naar de Rothang bergpas en worden verrast door een immense drukte van Indische skifanaten. Zij komen vanuit het lager gelegen lokale vakantieoord Manali, zoals Shimla een verkoelend bergstation, dat in deze periode van het jaar druk bezocht wordt door rijke Indiërs die de moessons en hitte van de laagvlakten willen ontvluchten. Skiën op de Rothang Pass is in sinds Kashmir vanwege geweld wordt vermeden. Manali Voor ons is de overgang bruusk : enkele uren geleden bewogen we ons nog in de desolate stilte van geïsoleerde valleien. Nu komen we terecht in drukke kermistoestanden met mondaine Indiërs in bontjassen en skibotten. Auto’s staan in lange rijen langsheen de weg geparkeerd en de 50 kilometer lange afdaling naar Manali is één grote verkeersfile. Manali staat vol met winkels, restaurants en hotels. We verblijven in het comfortabele Snowcrest Manor en kunnen na enkele sobere nachten terug genieten van een zacht bed. Manali ligt in het noorden van het Kullu-dal, dat ook wel eens de tempelvallei wordt genoemd. De eerste tempel bezoeken we in Naggar, historische hoofdplaats van de Kullu-vallei. We passeren traditionele dorpen waar fotogenieke Lahauli-vrouwen de graanoogst binnenhalen, vervoeren in hoge manden en uitstrooien op de weg. Passerende wagens worden als een alternatief dorssysteem aangewend. Een drukke verkeersweg brengt ons dieper in de vallei waar we nu de Beas-rivier volgen. De vele lokale vakantiegangers rijden ongedisciplineerd en gevaarlijk snel. In Bajaura bezoeken we een belangrijke Shiva-tempel. In Mandi zijn nog meer oude hindoetempels steen voor steen heropgebouwd na hun noodzakelijke verhuis vanwege de bouw van een hydroelectrische centrale en dam op de Beas-rivier. We zien er een sadhu, een lokale heilige die naar verluidt al 50 jaar als een levende mummie in dezelfde houding bij de tempel bidt. Shiva komt nogmaals aan bod in Baijnath, waar een druk bezocht tempelcomplex ligt. Bij de tempel vinden we een grote groep rhesusmakaken, een apensoort die we overal in de Kullu-vallei langsheen de weg zagen. Baijnath heeft een kleurrijke markt, waar Sanjay geen aandacht aan schenkt, evenmin als aan de schilderachtige rijstvelden die we passeren. We zijn intussen afgedaald tot minder dan 1000 meter en de lokale bevolking bewerkt de velden en akkers in
afwachting van de aangekondigde moessonregens. We logeren vandaag in het Taragarh Palace Hotel, een voormalige residentie van de Kashmir-heersers, omgebouwd tot een luxehotel omgeven door vogelrijke bossen en theevelden. Het interieur is nog authentiek ingericht, de kamers mooi afgewerkt en voorzien van alle westers comfort. Het hotel behoort tot de Welcome Heritage Group, vergelijkbaar met de Spaanse Paradores en Portugese Poussadas, dat historische gebouwen behoedt voor verval door ze een toeristische functie te geven. Het diner wordt met zorg geserveerd in de stijlvolle dining hall. De ontberingen van ons hooglandavontuur zijn reeds lang vergeten. Dharamsala Voor de toekomst denken we hier een dag langer te verblijven om gewoon te genieten van de bosrijke omgeving, het aangename zwembad, de zalige rust. Dat doen we ook de volgende ochtend en vertrekken pas rond 10 uur. We rijden immers maar 50 kilometer naar Dharamsala waar de Daila Lama verblijft. Onderweg bezoeken we het Instituut voor Tibetaanse Kunst en Ambachten ‘Norbulinka’ waar we o.a. thangka’s zien vervaardigen en het museum bezoeken waar tal van miniaturen de grandeur van de Tibetaanse beschaving uitstralen. De Tibetaanse regering in verbanning resideert in McLeod Ganj op 1.982 meter boven Dharamsala. Het is een levendig toeristenoord, populair bij de westerse jeugd, met smalle straatjes boordevol goedkope hotelletjes, souvenirwinkeltjes, kraampjes, bars en restaurants. We logeren in een nieuw hotel vlakbij het Daila Lama-klooster. Ondanks de rijke financiële reputatie van de Daila Lama, die wereldwijd wordt gesponsord, zijn de residentie en het klooster eerder bescheiden. Tijdens ons bezoek volgen we een serene eredienst, langer dan gepland vanwege langdurige stortregens die McLeod doorgaans in de namiddag teisteren. Pragpur Onze nachtrust wordt verstoord door veel lokaal lawaai, een reden om bij een volgende reis reeds door te rijden naar Pragpur, een vredig plattelandsdorpje, waar we verblijven in de Judge’s Court, een historisch landhuis omgevormd tot hotel en eveneens lid van de Welcome Heritage Group. ’s Namiddags kuieren we rond in de kasseistraatjes van Pragpur, kopen bananen en heerlijke mango’s en verkennen de Pong Dam, een waterreservoir dat in het najaar veel watervogels zou aantrekken, maar ons nu niet kan bekoren. We dineren als Maharadja’s in de verlichte tuin. Op de achtergrond speelt een fluitist. En zo nadert stilaan het einde van een bijzondere verkenningsreis in een gebied dat toeristisch nog onontgonnen is, niet altijd gemakkelijk te bereizen, qua wildleven de té hoge verwachtingen niet kon inwilligen, maar dat landschappelijk buitengewoon was met een fotogenieke traditionele bevolking, diep religieus geïnspireerd door eeuwenoude ceremonies en rituelen, die vandaag nog actief worden beleefd in kunstzinnige kloosters en tempels. We eindigen de reis ook met een religieus hoogtepunt : een bezoek in Amritsar aan de Gouden Tempel van de Sikhs, een schitterende synthese van Islam en Hindoe architectuur, een tempelcomplex dat in schoonheid niet moet onderdoen voor de Taj Mahal in Agra. De Shatabdi Express brengt ons terug naar de hoofdstad Delhi waar de moessonregens voor welgekomen verfrissing zorgen na een hittegolf met temperaturen boven de 50°C. Vanavond vliegen we terug naar België, een interessante reiservaring rijker die we in het navolgend verbeterd programma zullen aanbieden.