IN2210 2. Fysieke laag
2.1.1 Fourier-analyse
(1)
Elk (redelijk net) periodiek signaal g(t) kan beschreven worden als de som van een aantal sinus- en cosinus-funkties:
g( t ) =
2. De fysieke laag
∞ c ∞ + ∑ an sin( 2πnft ) + ∑ bn cos( 2πnft ) 2 n =1 n =1
Waarin: T
de periode van het signaal [s ]
f = 1/ T de grondfrequentie (1- e harmonische) [Hz] a n en bn de amplitudes van sin.- en cos.-component
1
IN2 210 Computernetwerken
Fourier-analyse
(2)
2
IN2 210 Computernetwerken
Fourier-analyse van bitsignaal
(1)
T
a n = T2 ∫ g ( t )sin( 2 πnft ) dt
2 π
1
0
g (t )
an
T
b n = T2 ∫ g ( t ) cos( 2 πnft ) dt
0
0
T
t
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11
n
Bitsignaal afwisselend 1 en 0, een periode T is een 1-0 combinatie. Afgezien van de gelijkspanningscomponent 0,5 (c = 1) is
T
c = T2 ∫ g ( t ) dt
g (t ) = a1 sin(2πft ) + a3 sin 3(2πft ) + a5 sin 5(2πft ) + ...... =
0
= π2 sin( 2Tπ t ) + 32π sin(3 2Tπ t ) + 52π sin(5 2Tπ t ) + ....... 3
IN2 210 Computernetwerken
Fourier-analyse van bitsignaal
(2)
4
IN2 210 Computernetwerken
Grondfrequentie of frequentie van 1-e harmonische 1,20
1.2
bitsignaal 1e-harm
1,00
0.8
3e-harm 5e-harm
0,80
0.6
som+0,5
1
bitsignaal 1e-harm
f =
0,60
0.4
1 T
0,40
0.2 0
1-e harmonische + konstante term
0,20
0
180
360
540
720
-0.2 0,00 0
Hoek 1e-harm. in graden
-0.4 -0.6
360
540
720
Hoek 1e-harm. in graden
-0.8
(gelijkspanningscomponent is hier 0,5 (c =1)) IN2 210 Computernetwerken
180
-0,20
5
De frequentie van de eerste harmonische wordt vaak grondfrequentie genoemd. IN2 210 Computernetwerken
6
IN2210 2. Fysieke laag
2.1.2 Bandbreedte
Vervorming door beperkte bandbreedte
Overdracht (log)
kantelfrequenties t
3 dB in
uit
Ampl.
Bandbreedte H
f
f
Overdracht met beperkte bandbreedte frequentie [Hz] (log) Bandbreedte = het verschil tussen de hoogste en de laagste frequentie die nagenoeg onverzwakt worden overgedragen 7
IN2 210 Computernetwerken
Binair oversturen van 1 byte (8 bits) 1 2
3
4
5
6
8 T = b
7
8
⇒
2.1.3 Seinsnelheid in baud - De snelheid waarmee gegevens overgezonden kunnen worden (de bitsnelheid of transmissiesnelheid) hangt af van de snelheid waarmee het signaal kan veranderen (de signaalsnelheid). - Het aantal signaalwisselingen per seconde wordt uitgedrukt in baud - Het verband tussen bandbreedte H [Hz] en maximum seinsnelheid Mmax [baud] is (ongeacht de codering)
b is bitsnelheid [bit/s]
1 b f = = T 8
( eerste harmonische = grondfrequentie )
Bij een bandbreedte van 3000 Hz is het aantal harmonische dat overgezonden kan worden:
0
f
2f
3f
4f
3000 Hz
3000 3000 24000 = = f b/8 b
M max = 2 H
Bij b = 9600 bit/s, is er ruimte voor 24000/9600 = 2 harmonischen IN2 210 Computernetwerken
8
IN2 210 Computernetwerken
9
Seinnelheid <=> transmissiesnelheid
10
IN2 210 Computernetwerken
Seinsnelheid - transmissiesnelheid
C = M 2log V
0
- C transmissiesnelheid [bit/s] (ook bitsnelheid genoemd)
00
0
1
0
1
0
1
0
0
1 0 Binair: V = 2
11
00
01
00
01
10
11
10
11
00
11 10 01 00
Kwartair: V = 4 Seinsnelheid [baud] gelijk, transmissiesnelheid [bit/s] bij b twee maal zo hoog als bij a..
- V aantal mogelijke signaaltoestanden
IN2 210 Computernetwerken
1
b.
- M seinsnelheid [baud] (ook baudsnelheid of “signalling rate” genoemd)
(1) 1
a.
11
IN2 210 Computernetwerken
12
IN2210 2. Fysieke laag
Seinsnelheid - transmissiesnelheid
(2) 1
a.
Stelling van Nyquist (1924) - Transmissiecapaciteit (maximum transmissie-snelheid) is afhankelijk van de bandbreedte en het aantal mogelijke signaaltoestanden: 2
CN = 2 H log V
0 0 0 1 1 0 0 0 1 0 0 0 1 1 0 1 1 1 0 1 1 0 0
Binair: V=2 b. 00
11
00
01
00
01
10
11
10
11
00
CN Transmissiecapaciteit volgen Nyquist [bit/s];
11 10 01 00
- H Bandbreedte [Hz]; - V
Kwartair: V = 4
- Vervorming (relatie met het verzonden signaal) - Storing ( geen relatie met het verzonden signaal, bestaat bijv. uit ruis, schakelimpulsen, overspraak).
Seinsnelheid [baud] van binair signaal bij a. twee maal zo hoog als bij b., transmissiesnelheid [bit/s] gelijk. IN2 210 Computernetwerken
Aantal signaaltoestanden. V wordt beperkt door:
13
IN2 210 Computernetwerken
Stelling van Shannon (1948)
Signaal-ruisverhouding
- Transmissiecapaciteit (maximum transmissie-snelheid) van een kanaal met ruis is
S vermogen van gewenste signaal s = N vermogen van de ruis n
S CSH = H 2 log 1 + N
14
Deze verhouding wordt meestal uitgedrukt in decibels [dB]. (1 decibel = 1/10 bel)
- CSH Transmissiecapaciteit volgens Shannon [bit/s]; - H
Bandbreedte [Hz];
- S
Signaalvermogen [W];
- N
Ruisvermogen [W].
S ( S / N ) dB = 10 10log N
IN2 210 Computernetwerken
15
Verhouding signaalvermogens in dB P1/P2
dB
2 10 102 103 104 105 106 10.106 100.106
3 10 20 30 40 50 60 70 80
16
Verband tussen Nyquist & Shannon
P = 10 10 log 1 P2
IN2 210 Computernetwerken
IN2 210 Computernetwerken
- Nyquist: - Shannon:
CN = 2 H 2 logV
S CSH = H 2 log 1 + N C
N
Het aantal signaaltoestanden V wordt beperkt door Shannon: S
V < 1+
17
N
IN2 210 Computernetwerken
18
IN2210 2. Fysieke laag
2.2 Transmissiemiddelen
Geleidende media
l
TF =
F C
Zender
-
l Tl = v
Magnetsiche informatiedragers Getwijnd draadpaar (engels: twisted pair) coaxiaal kabel Glasvezel
F = berichtlengte [bits] C = transmissiesnelheid [bits/s] TF= transmissietijd [s] Tl = looptijd [s] l = afstand v = snelheid
TF
Ontv.
IN2 210 Computernetwerken
19
Voortplantingssnelheid
20
IN2 210 Computernetwerken
Begin telegrafie stroom
Snelheid van elektromagnetische golven en dus ook van licht:
+
in het luchtledige en (lucht ongeveer) 300 000 km/s Handig in gebruik vaak de looptijd ~ 3 µs/km)
Aarde
In een geleider ongeveer 200 000 km/s (looptijd ~ 5 µs/km)
IN2 210 Computernetwerken
Veel storing onder andere van energievoorziening.
21
Verschillende media
22
IN2 210 Computernetwerken
2.2.3 Verbinding met coaxkabel (50 Ohm) Punt-punt-verbinding
Aderpaar Unshielded Twisted Pair (UTP)
Wordt meestal getekend als:
Shielded Twisted Pair Gevlochten metaalmantel
Basisbandbus
Coaxiaalkabel
Rt
Rt
Metaaldraad Afsluitweerstand
Glasvezel Glasvezelkern Optische bekleding (Cladding)
}
Wordt meestal getekend als:
Beide meestal van kunststof
IN2 210 Computernetwerken
23
IN2 210 Computernetwerken
24
IN2210 2. Fysieke laag
2.2.4 Verbinding met glasvezel
Capaciteit van enige transmissiemedia
Glasvezel
Zender
Light Emitting Diode (LED)
Ontv.
Fotodiode
- Snelheid van LED en fotodiode in de praktijk de beperkende factor voor de bitsnelheid. - Voordeel ten opzichte van coax-kabel vooral de langere afstanden die overbrugd kunnen worden zonder versterking. IN2 210 Computernetwerken
25
2.3 Draadloze transmissie Het electromagnetisch spectrum
Soort bitsnelheid bij lengte Draadpaar 20 kbit/s 100 m Getwijnd draadpaar (UTP) tot 100 Mbit/s 100 m (er zijn verschillende kwaliteiten, “klassen”) Shielded twisted pair 155 Mbit/s 100 m Coaxiale kabel (basisband) 30 Mbit/s 1km Coaxiale kabel (breedband) 300 Mbit/s 10 km Glasvezel 50 Gbit/s <100km Glasvezel-record (1996) ruim 1 Tbit/s 150km Satelliet/radio 600 Mbit/s (k = 103, M = 106, G = 109, T = 1012 ) IN2 210 Computernetwerken
26
Draadloze transmissie (2)
. - relatie golflengte en frequentie: = v / f hierbij: - is de golflengte - c is de lichtsnelheid ( 3.10 8 m/s) - f is de frequentie Bij f = 100 Mhz hoort
IN2 210 Computernetwerken
27
= 3 m, etc
IN2 210 Computernetwerken
Draadloze transmissie (3)
Draadloze transmissie (4)
1. Radio - VLF, LF, MF
2. microgolven: -
- volgen aardoppervlak - lage bandbreedte - gaan gemakkelijk door gebouwen en muren
28
> 1000 MHz (< 3 m) uitzenden in smalle bundel veel gebruikt bij lange afstand telefoonverkeer gaat niet goed door muren bij f > 4GHz, absorptie door water (regen, mist)
3. infrarood
- HF, VHF
- b.v. voor afstandsbediening TV - gaat niet door muren - moeilijker af te luisteren
- worden weerkaatst door ionosfeer - lange afstand - gaan makkelijk door gebouwen en muren IN2 210 Computernetwerken
29
IN2 210 Computernetwerken
30
IN2210 2. Fysieke laag
Draadloze transmissie (5)
Communicatie Satellieten (1)
4. Zichtbaar licht
1. Geostationnaire satellieten (GEO)
-
gebruikt smalle laser-bundel hoge bandbreedte lage kosten niet bestand tegen regen en mist
- staan stil t.o.v. aardoppervlak - afstand 35800 km van aarde - bevat transponders, die signaal ontvangen en weer uitzenden - zenden naar satelliet via uplink - ontvangen van satelliet via downlink - end-to-end delay plm 300 ms
31
IN2 210 Computernetwerken
IN2 210 Computernetwerken
Communicatie Satellieten (2)
Communicatie Satellieten (3)
2. Medium Earth Orbit (MEO) satellieten
3. Low-Earth Orbit (LEO) satellieten
- 5000 tot 10000 km boven aardoppervlak - in plm 6 uur rond aarde - worden gebruikt voor Global Positioning System (GPS)
32
- draaien snel rond - groot aantal satelieten in lage baan - overdekken aardoppervlak b.v 66 (bij Iridium) of 48 (bij Globalstar) - stations worden “doorgegeven” (handoff) - datoverdracht - van satelliet naar satelliet (Iridium), of - via tussenliggende grondstations
- weinig vermogen nodig voor telefoons
33
IN2 210 Computernetwerken
IN2 210 Computernetwerken
34
2.5 Het openbare telefoonnetwerk
Low-Earth Orbit Satellites: Iridium
Telefoonnetwerk
(a)
(b)
(a) The Iridium satellites from six necklaces around the earth. (b) 1628 moving cells cover the earth. IN2 210 Computernetwerken
35
IN2 210 Computernetwerken
36
IN2210 2. Fysieke laag
0
1
0
Eenvoudig 300 bit/s full-duplex-modem
0
1
1
Overdracht (log)
2.5.3a Modulatie binair
0 A
amplitude modulatie
Bandbreedte 3100 Hz
frequentiemodulatie faseϕ modulatie
f
IN2 210 Computernetwerken
frequentie [Hz] (log)
1070 1270 2025 2225
g (t ) = A sin( 2πft + ϕ )
180o fasedraaiing
3400
300
FrequentieModulatie (EIA Bell 103 modem 37
Amplitude-fasediagrammen
38
IN2 210 Computernetwerken
16-QAM
45o Amplitude-modulatie (AM) (2 toestanden)
Fase-modulatie (2 toestanden)
AM+fasemodulatie (8 toestanden)
AM+fasemodulatie (16 toestanden) IN2 210 Computernetwerken
26,6o
18,4o
39
40
IN2 210 Computernetwerken
2.5.3b ADSL
2.5.4 Multiplexing
- bandbreedte van de local loop is standaard 3100 Hz - laag gehouden d.m.v filter - zou op korte afstand van centrale veel hoger kunnen b.v. 10 Mb/s over 1 km, of 1 Mb/s over 4 a 5 km - voor ADSL filter verwijderd - ADSL (Asymmetric Digital Subscriber Line) - verschil tussen upstream en downstream (“asymmetric”) b.v. 256 kb/s upstream en 1 Mb/s downstream
Verscheidene kanalen samenvoegen tot één (hoofd)-kanaal
IN2 210 Computernetwerken
41
s1 s2 s3 . . . sn
s1 s2 s3 . . . sn multiplexer
demultiplexer IN2 210 Computernetwerken
42
IN2210 2. Fysieke laag
Frequentie-multiplexen
Tijdmultiplexen t0
a
a freq.
t1
t2
t3
kanaal a
1
2
3
kanaal b
1
2
3
kanaal c
1
2
3
t0
t1
t3
t2 1
2
t4 3
freq.
b
1
2
3
b freq.
freq.
1
2
3
c
c
+ freq.
freq.
Uitgang multiplexer
+ a
b
c freq.
kanaal 1
1
0
1
0
1
1
0
1
0
0
kanaal 2
1
1
1
0
1
0
1
0
1
1
kanaal 3
0
0
0
1
0
1
0
1
1
0
kanaal 4
0
1
1
1
1
0
1
1
0
1
Data 11 000 1 0111 01 00 11110 11010 0101 1011 0110 0101 1234 1234 1234
frame
1 2 3 4 5
tijdsleuf (time slot ) (hier 1 bit groot)
IN2 210 Computernetwerken
45
1 2 3 4 5
Let op
1 2 3 4
IN2 210 Computernetwerken
2.6 Cellulaire radio
Cellulaire radio
- Een gebied is verdeeld in verzorgingsgebieden, cellen - Draaggolffrequenties worden na een bepaalde afstand hergebruikt - Sommige systemen: Een mobiel station kan tijdens bewegen van cel naar cel zonder dat de verbinding verbroken wordt (handover).
- Oppiepsysteem (paging system) pieper, buzzer, (Am. beeper) - Draadloze telefoons (cordless t.)
46
- analoog - digitaal CT-2 (b.v. Greenpoints van PTT) CT-3 (Dig. Enhanced Cordless Telecomm.,DECT)
- Analoge cellulaire telefoon Een kanaal is een bepaalde frequentie (FDM). - Digitale cellulaire telefoons (b.v. GSM, DCS 1800) Een kanaal is een kombinatie van FDM en TDM
cel mobiel station IN2 210 Computernetwerken
44
IN2 210 Computernetwerken
2.5.5 Circuitschakelen - virtuele circuits
Voorbeeld tijd-multiplexen per bit
Uitgang multiplexer
frame Bitsnelheid multiplexer is hier 3 maal die van de ingangen
43
IN2 210 Computernetwerken
a b c a b c a b c
47
IN2 210 Computernetwerken
48
IN2210 2. Fysieke laag
Structuur van een cellulair netwerk
Vb.: GSM gebruikt FDM+TDM
MSC = Mobile Switching Centre BSC = Base Station Controller BS = Basisstation MS = Mobiel Station
Vast netwerk
- Een kanaal bestaat uit twee frequentie-tijdsleuf-combinaties (één van BS => MS en één van MS =>BS) - GSM heeft per frequentiepaar 8 TDM-kanalen - Elk basistation heeft een aantal frequentieparen van het totaal
BSC
Freq A, opwaarts Freq B, neerwaarts
MSC
frame BSC
BS
BS
BS MS
MS MS
MS
MS
MS
BS
BS
BS
MS
MS MS
MS
2
MS
50
IN2 210 Computernetwerken
Code Division Multiple Access (CDMA)
DECT gebruikt in totaal 10 frequenties en heeft 2*12 kanalen per frequentie, totaal 240 kanalen. Alle basisstations beschikken over alle 10 frequenties. frame (TDM)
datasignaal chip
spreidingscode 10110101
chip sequence
gespreid signaal
BS -> MS
3
15 11
23
spreidingscode 7
19
tijdsleuf (time slot)
kanaal in gebruik
Frequentiespectrum van het datasignaal en van het uitgezonden gespreide signaal
51
IN2 210 Computernetwerken
CDMA (2)
52
IN2 210 Computernetwerken
CDMA (3)
ander station spreidingscode a
spreidingscode a
signaal A
ander station
kanaal 2 in gebruik voor frequentiepaar AB
49
Vb.: DECT gebruikt FDM+TDM
10 frequenties (FDM)
Tijdsleuven behorende bij één kanaal
MS
IN2 210 Computernetwerken
MS -> BS
5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4
tijdsleuf (time slot)
BS MS
MS
MS
frame
5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4
signaal A
Som van alle verzonden gecodeerde signalen
Aan de ontvangkant wordt het gewenste signaal uitgefilterd met behulp van dezelfde spreidingscode. IN2 210 Computernetwerken
53
- Model met bipolaire notatie: Een binaire “1” is gecodeerd als +1 Een binaire “0” is gecodeerd als -1 - Spreidingscodes zijn paarsgewijs orthogonaal als hun inwendig product is 0 - Vb. twee ortogonale spreidingscodevectoren S en T S = (S1 , S 2 , S 3 , K S m ) T = (T1 , T2 , T3 Tm )
K
K
1 S • T = ( S1T1 + S 2T2 + S 3T3 + + S mTm ) = 0 m - de lengte van de spreidingscode m is typisch 64 of 128 bits IN2 210 Computernetwerken
54
IN2210 2. Fysieke laag
CDMA(4)
CDMA(5) Voorbeeld
- Inwendig product van spreidingscode met zichzelf:
- A, B en C zijn de spreidingscodes van A, B en C - Stel we onvangen signaalvector S van een bit dat de som is van de bits verzonden door A, B en C
S•S =
1 m 1 m 1 m 2 S i S i = ∑ S i 2 = ∑ ( ± 1) =1 ∑ m i =1 m i =1 m i =1
S•S =1
S = A+B+C
(bit van A is “0”, van B is “1” en van C is “0”)
Voor een bit “1” wordt uitgezonden S Voor een bit “0” wordt uitgezonden S
- We willen C eruit filteren:
Vb.:S = ( - 1 - 1 - 1 + 1 + 1 - 1 + 1 + 1)
(
)
S • C = A + B + C • C = A • C + B • C + C • C = C • C = −1
S = (+ 1 + 1 + 1 - 1 - 1 + 1 - 1 - 1)
S • S = −1 IN2 210 Computernetwerken
0 55
0
bit “0”
IN2 210 Computernetwerken
56
CDMA(6) Voorwaarden:
2.7 Communicatie via de kabel(1)
- Synchronisatie op de gewenste zender
- Kabelnet aangelegd voor TV, later ook andere doelen - verschil met telefoonnet:
- Het ontvangen vermogen van alle stations moet hetzelfde zijn; de zender moet zijn zendvermogen (moeilijk) zodanig regelen, power control
- telefoonnet: iedere abonnee eigen local loop - kabel: kabel wordt gedeeld door vele huizen
- Stations moeten weten wie ze een bericht zendt, (moeten spreidingscode weten waarmee ze moeten filteren) of moeten alle berichten decoderen (veel werk).
IN2 210 Computernetwerken
tel centrale
57
head end
IN2 210 Computernetwerken
Communicatie via de kabel(2)
Communicatie via de kabel(3)
verdeling van de frequenties op de kabel: In Europa: - voor de TV kanalen: 65 tot 550 MHz, 6 MHz kanalen - Internet upstream: 5 - 42 MHz - Internet downstream: 550 - 570 MHz,
Vergelijking ADSL en kabel: - capaciteit:
58
- kabel gebruikt coax, capaciteit groot, maar beperkt door gemeenschappelijk gebruik - ADSL gebruikt UTP, maximale capaciteit minder, maar wel - gegarandeerd
- beschikbaarheid - Voor internet modulatie nodig (kabel modems)
- niet overal kabel - wel overal telefoon, maar afhankelijk van afstand centrale
- upstream 2 bits / baud - downstream 6 bits / baud
- veiligheid - ADSL veiliger vanwege eigen local loop
IN2 210 Computernetwerken
59
IN2 210 Computernetwerken
60
IN2210 2. Fysieke laag
Communicatie via de kabel(4) vergelijking ADSL en kabel (vervolg)
- betrouwbaarheid - kabel kwetsbaarder (stroomstoringen)
- keuze ISP (Internet Service Provider) - ADSL: vaak keuze uit verschillende ISP’s - kabel: vaak één provider
IN2 210 Computernetwerken
61