HONDERDVIJFTIG JAAR VRIJZINNIGHEID IN DEN HAAG Van modern tot postmodern
RICHTINGENSTRIJD EN FEDERATIE Tijdens de Franse overheersing kwam het tot een formele gelijkstelling van alle bestaande kerkgenootschappen en in feite tot beëindiging van de overheersende positie van de Nederduits gereformeerde kerk. Na de bevrijding ging Koning Willem I deze kerk reformeren naar het model van de Pruisische Staatskerk. Op 7 januari 1816 verscheen op bevel van de koning het Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde kerk in het Koninkrijk der Nederlanden. Groen van Prinsterer noemde de nieuwe organisatie van 1816 het Staatscreatuur van Koning Willem I. Voor de oude “Kerkorde” kwam nu een Reglementenbundel in de plaats. En de geest ervan wordt bijvoorbeeld hierdoor gekenmerkt, dat in de nieuwe “acte van verbintenis” voor de predikanten nu sprake was van een band aan de “aangenomen” drie formulieren van enigheid, waarmee de Heidelbergse catechismus, de geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels hun dwingend karakter verloren. De proponentsformule die de aanstaande predikanten moesten ondertekenen, was in dit reglement in zodanige bewoordingen opgesteld, dat er geen expliciete instemming met de inhoud van de belijdenisgeschriften werd verlangd, noch onderwerping aan de letter van de Schrift. In de praktijk betekende dit dat ieders persoonlijke geloof zoveel mogelijk werd gerespecteerd, dat er een grote mate van leervrijheid was en dat de kerk onderdak bood aan verschillende theologische stromingen en richtingen naast elkaar. Het gevolg van deze synodale neutraliteitspolitiek was dat er al spoedig stemmen opgingen die vroegen om de zuivere gereformeerde belijdenis. Zij wilden het “juk” van de reglementenkerk van koning Willem I verbreken. Zo ontstond er een strijd om de reorganisatie van de kerk, een strijd die zo’n anderhalve eeuw heeft geduurd. Werden in de 17e eeuw bij de Dordtse synode de Remonstranten nog de kerk uitgezet, nu verlieten de aanhangers van de Afscheiding (onder leiding van Hendrik de Cock in 1834) evenals die van de Doleantie (onder leiding van Abraham Kuyper in 1886) de Hervormde Kerk. Anderen, met name de meest principiëlen, bleven en vormden binnen de kerk – veelal als reactie op het modernisme – allerhande partijen, richtingen: het Réveil, de Groninger Richting (Evangelischen), de Modernen (later Vrijzinnige Hervormden), de Ethischen, de Confessionelen en tenslotte (in 1906) de Gereformeerde Bond. Elke richting had een eigen visie op het wezen van kerk en belijdenis. Het Modernisme was oorspronkelijk een academische beweging: tussen 1850 en 1870 gaven J.H. Scholten, C.W. Opzoomer en Abraham Kuenen de richting aan in Leiden en Utrecht. Deze “modernisten” brachten een humanistische en optimistische theologie, die tegelijk universalistisch en anti-supranaturalistisch was. Zij ontkenden het bestaan van bovennatuurlijke zaken; het leergezag en het ethisch gezag berusten bij de mens zelf (autonomie), niet in bijbel, confessie of kerk. God kan men ook kennen uit de natuur en uit niet-christelijke godsdiensten. Rechts-modernen (G.J. Heering, J. Lindeboom, K.H. Roessingh) verzetten zich in het begin van de 20e eeuw tegen deze richting. De linksvrijzinnigen hielden zich aan de grondgedachten van het modernisme (G.A. van den Bergh van Eysinga, G. Horreüs de Haas) en benadrukten de noodzakelijkheid van de synthese evangelie-cultuur en een theologiebeoefening op wetenschappelijk basis. De Radicale Kritiek is een stroming van Nieuwtestamentici onder aanvoering van W.C. van Manen, die een groot belang aan de Hellenistische context toekenden en een latere datering van de NT-geschriften
voorstonden. Uiterst links van het vrijzinnige spectrum staat de “Zwinglibond”: de in 1948 opgerichte Nederlandse bond van principiëel vrijzinnige protestanten. Op 14 juli 1870 werd de Nederlandse Protestantenbond opgericht met als doel op te komen voor het vrijzinnige element in de Nederlands-Hervormde, Remonstrantse, Doopsgezinde en Lutherse Kerk. Een doelstelling van de NPB was tevens dat daar waar de verschillende groeperingen niet zelf kerkhoudend konden zijn, zij gezamenlijk een geloofsgemeenschap zouden vormen. Van deze gedachte kwam evenwel weinig terecht, toen er NPB-kerken werden opgericht naast de remonstrantse, doperse en vrijzinnig hervormde gemeenten. Vele vrijzinnig hervormden – die het recht van de vrijzinnigen op een plaats in de Hervormde kerk wilden gaan verdedigen – traden uit de NPB, toen de meerderheid daarvan in 1904 niet voor een rol in de richtingenstrijd voelde. Als gevolg daarvan richtten dr. C.J. Niemeijer en anderen tussen 1904 en 1907 Verenigingen van Vrijzinnige Hervormden op. Na Friesland (8 april 1904) werd de Vereeniging van Vrijzinnig Nederlandsch-Hervormden in de provincie Zuid-Holland op 3 oktober 1904 te Rotterdam opgericht. De Evangelische Unie – opgericht in 1896 met het doel de modernen, de evangelischen en mogelijk ook de ethisch-orthodoxen te verenigen in de kerkelijke strijd tegen de confessionelen, die de vrijzinnigen hun plaats in de kerk betwistten – werd in 1906 omgezet in een Centraal Comité voor de Vrijzinnige Hervormden in Nederland, dat op zijn beurt op 11 juli 1913 werd getransformeerd in een Vereniging van Vrijzinnige Hervormden in Nederland. De bloeiperiode van de vrijzinnigen lag in de eerste helft van de 20e eeuw. In Utrecht (Nieuwegracht 23-27) was het centrale bolwerk van de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden, Nederlandse Protestantenbond en Remonstranten. Op 29 mei 1926 werd onder aanvoering van de predikanten Nicolette Bruining en Everhard Spelberg de Vrijzinnig Protestantsche Radio Omroep (V.P.R.O.) opgericht. De vrijzinnigen stichtten samen ook de Vrijzinnig Christelijke Jeugdcentrale (V.C.J.C.) met activiteiten voor jeugd en jongeren van 6 tot 20+. Tevens was er een centrale voor maatschappelijk werk en een zondagschoolvereniging. In de tweede helft van de 20e eeuw ging het bergafwaarts. In 1958 hield de V.C.J.C. haar laatste grote Pico (Pinksterconferentie) met ruim 2000 deelnemers. Bij de “revolutie” van 1968 verloor de V.P.R.O. zijn puntjes. Na de tweede wereldoorlog probeerde de beweging van gemeenteopbouw de verdeelde kerk tot eensgezindheid te brengen. Dit leidde er onder meer toe, dat men van vrijzinnige zijde poogde de scherpte wat uit het debat te halen en dat er wrijving ontstond tussen links en rechts vrijzinnigen. Met rechtsvrijzinnige predikanten schoven steeds meer gemeenten naar het midden van de kerk op en rechtsvrijzinnige predikanten noemden zich niet meer expliciet vrijzinnig. Regelmatig klonk het geluid, dat de vrijzinnigheid haar tijd had gehad en dat de orthodoxie ook veel vrijzinniger was geworden. Rond 1900 ging 96 % van de Nederlanders naar een kerk en 2 % voelde zich niet verbonden met een kerk. Ruim honderd jaar later in 2008 rekenden nog geen zes op de tien Nederlanders zich tot een kerkgenootschap. Hadden de kerken in de eerste helft van de 20e eeuw veel van haar arbeidsaanhang verloren – naast de kerkelijke zuilen was het democratisch-socialisme een eigen zuil geworden – in de tweede helft van die eeuw verloren de kerken in hoog tempo ook de bovenlaag en de middengroepen. Vooral in de vrijzinnige groeperingen voltrok zich deze ontkerkelijking het snelst. De Remonstranten gingen tussen 1974 en 1982 terug van 23000 naar 11000 leden; voor de VVH gelden soortgelijke cijfers.
Het moeizame Samen-op-Weg-overleg (1961-2004) resulteerde op 1 mei 2004 door een fusie van de Nederlandse Hervormde kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Geeft W.H. Stenfert Kroese niet de oorzaak van de ontkerkelijking aan in de opstellenbundel onderweg met prof. dr. P. Smits, als hij schrijft: Ons probleem is de schizofrenie van een westerse wereld waarin de taal van het geloof niet meer geworteld is in ons dagelijks bestaan en de taal van ons dagelijks leven vergeefs zoekt naar een voedingsbodem in een geloof. (p.12)
HRKafb.25 Te bouwen kerkgebouw Vrijz. Hervormden ‘s-Gravenhage, noordzijde, gezicht op de hoofdingang en de kosterij, ingekleurde tekening, vóór 1 februari 1936.
HAAGSE TOESTANDEN EN ONTWIKKELINGEN Het Modernisme had in de tweede helft van de 19e eeuw ook vertegenwoordigers in de Haagse hervormde gemeente. Dr. J.C. Zaalberg Pzn., predikant van deze gemeente van 1854 tot 1876, was vrijzinnig en aanhanger van de Moderne Richting. Na het overlijden in 1884 van zijn opvolger, ds. W.C. Hoevers, die ook deze richting was toegedaan, was men weer orthodox in het geloof. Opnieuw werd in Den Haag en Scheveningen uitsluitend orthodoxe prediking in de Nederlands Hervormde Kerk toegestaan en werden de vrijzinnigen “uitgedreven”. Deze starre houding van de Haagse hervormde kerk heeft – zo kan gesteld worden – de vrijzinnigheid juist bevorderd. Noodgedwongen hebben de Haagse vrijzinnigen in 1905 een vereniging gevormd om ook een positie in de grote kerk of volkskerk te verwerven. Vanaf 1905 tot en met 1949 was er een gestage toename van het ledenaantal: 1905 (92) – 1917 (circa 400) – 1932/33 (1192) – 1939 (2009) – 1949 (2920); daarna nam het aantal leden voortdurend af.
De Vereniging van Vrijzinnige Hervormden in Den Haag had in 1940 twee en in 1959 drie vrijzinnige predikanten in dienst met drie orden van dienst (van laag- tot hoog-liturgisch!). Na een herderloos tijdperk van 8 september 1991 tot 20 maart 1994 volgde een deeltijdpastoraat. In 1934 werd er gekerkt in een gymnastieklokaal van een school in de Abeelstraat 30 (Bomenbuurt), een gymnastieklokaal van de kweekschool van het Haagsch Genootschap met een vrijzinnige signatuur in de Antonie Duyckstraat 126 (Statenkwartier), de aula van het Tweede Stedelijk Gymnasium aan de Neuhuyskade / Johannes Bildersstraat (Benoordenhout) en de Mijtensstraat 48 (Schilderswijk). De groepen Abeelstraat en Antonie Duyckstraat gingen in 1936 op in de Houtrustkerk. Scheveningen had tussen 22 februari 1912 en 23 oktober 1918 een eigen Vereniging van Vrijzinnig Nederlands-Hervormden, die in een gymnastieklokaal van een openbare school in de Neptunusstraat 92 (1914) en de Paulus Buysstraat 51 (1914-1918) haar kerkdiensten hield. De VVH Scheveningen en VVH Den Haag fuseerden op 23 oktober 1918. De groep Benoorden- en Bezuidenhout bleef in het Haagse Hout (“tweede kerkplaats”) en hield haar kerkdiensten in het gymnastieklokaal van een school in de Wilhelmina van Pruisenstraat 49 (Bezuidenhout), vanaf 1932 in de aula van het Tweede Stedelijk Gymnasium aan de Neuhuyskade / Johannes Bildersstraat (het latere Maerlant Lyceum; Benoordenhout) en vanaf 1 april 1935 in de aula van het Duits Gymnasium in de Jan van Nassaustraat 112 (Benoordenhout). Vanaf 1941 werden de godsdienstoefeningen in de Anglicaanse kerk in de Derde Van den Boschstraat 1 gehouden, die op 3 maart 1945 tijdens het bombardement op het Bezuidenhout werd verwoest. Via de aula van het Nederlands Lyceum aan de Willemstraat 40a (Willemspark), een lokaal van de Haagsche Schoolvereniging in de Nassaulaan 26, wederom Willemstraat en het gymnastieklokaal van een school aan de Van der Parrastraat (Bezuidenhout) werd op 16 september 1945 uitgeweken naar de synagoge van de Nederlands Israëlitische Gemeente aan de Tweede De Carpentierstraat 141d (Bezuidenhout), die op 1 januari 1960 moest worden verlaten en die in dat jaar tot buurtbioscoop “Du Midi” werd verbouwd. Daarna werd onderdak gevonden in de Goede Vrijdagkapel in de Cornelis Houtmanstraat 5, maar twee en een halve maand later moest naar de benedenzaal van de Goede Vrijdagkerk worden verhuisd. Op 4 september 1960 konden de kerkdiensten in het gebouw Origo – de tot toneelzaal verbouwde kapel – worden gehouden. Het kerkcomplex de Goede Vrijdagkapel en de Goede Vrijdagkerk, hoek Bezuidenhoutseweg/Cornelis Houtmanstraat, werd in 1960 voltooid, op 1 januari 1973 gesloten en in januari 1974 door de Nederlands Israëlitische Gemeente gekocht om het tot haar tweede synagoge te maken. Vrijzinnig hervormde leden gingen naar de hervormde wijkkerken in het Benoordenhout, het Bezuidenhout, Marlot en Mariahoeve. Op 1 april 1972 telde de VVH Den Haag nog 803 leden. De groep Schilderswijk (de wijkdiensten waren in juli 1933 in de Mijtensstraat 48 stopgezet) verhuisde naar een schoollokaal in de Capadosestraat (in eind 1937 een nieuw opgerichte wijk in het Laakkwartier). In juni 1939 werden de diensten naar de Bresterstraat 7 (Laakkwartier) verplaatst, omdat het schoollokaal in de Capadosestraat door de militairen in gebruik werd genomen. De groep Spoorwijk-Laakkwartier ging van 1940 tot 1954 naar de Lutherkapel in de Haverschmidtstraat 57 (Laakkwartier). Na 1945 werd deze groep uitgebreid tot Den Haag Zuidwest / Wederopbouwwijken / Nieuwe Wijken (“derde kerkplaats”, VVH ’s-Gravenhage-Loosduinen). In 1949 was een gymnastieklokaal van een U.L.O.-school in de Zonnebloemstraat 70 (Bloemenbuurt) de kerkplaats, vanaf 1957 werd naar een gymnastiekzaal van een openbare
school in de Beatrijsstraat (Moerwijk) gegaan. In 1963 werd overgeplaatst naar de aula van de Aart van der Leeuwschool in de Van Ruysbroekstraat 1 (Moerwijk), waar op 5 juli 1964 een laatste dienst was. In 1953 vond er een overleg plaats met de Hervormde Gemeente te Loosduinen over samenwerking, dat gevolgen zou hebben voor de circa 100 vrijzinnige leden, die in Bohemen en Morgenstond woonachtig waren. De Vereniging van Vrijzinnige Hervormden ’sGravenhage-Loosduinen kwam op 11 april 1958 tot stand en 160 leden werden administratief naar de nieuwe vereniging afgevoerd. Volgens het jaarverslag 1961 gingen 250 leden over. Op 31 december 1962 telde de VVH Den Haag nog 1794 leden. De VVH ’s-Gravenhage-Loosduinen werd per 1 januari 2003 weer opgeheven en een aantal leden ging naar de Houtrustkerk.
HRKafb.26 Te bouwen kerkgebouw Vrijz. Hervormden ’s-Gravenhage, zuidzijde, gezicht op de zijingang en de brug over de Hanenburgvaart, ingekleurde tekening, vóór 1 februari 1936.
De Houtrustkerk aan de Beeklaan hoek Houtrustweg De eerste vrijzinnige predikant van de vereniging kwam in 1929. In 1936 werd onder het voorzitterschap van mej. dr. Nicolette A. Bruining en op initiatief van ds. Arie Trouw aan de Beeklaan hoek Houtrustweg een eigen kerk en kosterij gebouwd. Nog tijdens het interbellum weigerde de Centrale Kerkeraad een vrijzinnig predikant te beroepen en te benoemen, omdat zij geen verantwoordelijkheid wilde dragen voor vrijzinnige prediking, catechetisch onderwijs en de herderlijke zielzorg. In de Hervormde gemeenten van Den Haag en Scheveningen was geen ouderling of diaken, die de vrijzinnige beginselen was toegedaan. In 1933 weigerde de Hervormde gemeente een kerkgebouw beschikbaar te stellen voor de intrede van ds. Trouw; op 28 mei van dat jaar kon ds. Trouw wel in de Lutherse kerk worden bevestigd. In 1934 werd een verzoek van de vereniging door de Hervormde kerk afgewezen inzake restitutie van een gedeelte van de door de vrijzinnige leden betaalde Hoofdelijke Omslag in de Kerkelijke belastingen.
Ondanks de tegenwerking van de Haagse Hervormde gemeente bleef de Houtrustkerkgemeente de kerkordelijke bepalingen rond doop en bevestiging in acht nemen. Nog in de periode 1937-1953 gingen de Haagse vrijzinnigen voor doop en bevestiging naar Rijswijk; de kerkeraad van de Hervormde gemeente in Rijswijk – toen overwegend vrijzinnig – verleende gastvrijheid. De Stichting Vrijzinnig Hervormden-Rijswijk werd opgericht vóór het emeriteren van de predikant dr. Pieter Jonges (1907-1976). Een dag voor de Duitse inval, op 9 mei 1940, kwam in de Algemene Kerkeraad van de Haagse Hervormde gemeente een uitnodiging ter sprake tot het bijwonen van de intrede van de vrijzinnig Hervormde predikant ds. J.F. Kruyt. Onder dankzegging voor de uitnodiging werd meegedeeld dat men om principiële redenen hieraan geen gevolg kon geven.
Mej. Dr. Nicolette Adriana Bruining 27 augustus 1886-12 april 1963
Dr. Arie Trouw 3 juni 1891- 3 juni 1950
In de bestuursvergadering op 10 juni 1940 sprak de voorzitster (mej. dr. N.A. Bruining) ernstige en profetische woorden: “…. zij is overtuigd dat wij met groote kracht moeten vasthouden aan onze eigen organisatie en op die wijze onze levensbeschouwing moeten uitdragen. Wij zijn geroepen om onze geestelijke goederen in onzen kring te bewaren. De oude tijd is voorbij en oude vormen zullen niet terugkeren. Oude scheidslijnen vervallen en de nu gescheiden groepen zullen gezamenlijk aan het nieuwe moeten bouwen. (….) Wat onze afdeeling betreft, schijnt het de voorzitster gewenscht dat tegen September kringen gevormd worden, groepen van b.v. twaalf menschen (….). Deze kringen zouden bijeen moeten komen om geestelijke waarden te bespreken. Mocht het in den herfst zoover komen dat wij ons in de kerken niet meer geheel vrij kunnen uiten, dan zullen de bedoelde kringen geroepen zijn de gedachten over onze geloofswaarden in intiemer kring voort te zetten, zooals dat in de (Vrijz.) Herv. Vrouwengroep nu reeds geschiedt. (….) Ds. Trouw is het met de voorzitster eens en denkt ook over verdeeling der stad in wijken bij de indeeling der kringen.”(citaat Notulenboek). Tussen 1942-1943 werd de Atlantikwall – een Duitse verdedigingslinie van de Pyreneeën tot voorbij Hammerfest in Noorwegen – ingericht. In het Haagse deel van deze linie werd een strook van Kijkduin tot voorbij het landgoed Clingendael ontruimd en “kaal geslagen”. In deze circa 350 meter brede strook werd een zigzag verlopende antitankgracht aangelegd; een ander deel van de linie in Den Haag bestond uit een hoge betonnen muur. De bewoners van de Vogelwijk, Scheveningen en de kaalgeslagen strook werden uit het “Sperrgebiet”
geëvacueerd. Eind 1942 waren circa 325 leden (eind 1943: circa 400 leden) van de VVH Den Haag naar buiten de stad geëvacueerd. Reeds in oktober 1942 hadden de vrijzinnig hervormden met het oog op de te verwachten ontruiming van hun kerk verzocht de hervormde Regentessekerk aan het Regentesseplein te mogen gebruiken. Het verzoek werd op principiële gronden door de Algemene Kerkeraad van de Haagse Hervormde gemeente afgewezen. In januari 1943 herhaalden de vrijzinnig hervormden hun vraag tijdelijk een kerkgebouw van de Haagse Hervormde gemeente te mogen gebruiken, omdat zij hun eigen kerk per 27 februari moesten verlaten. Ook dit tweede verzoek werd met grote meerderheid in de Algemene Kerkeraad afgewezen. Wel verleende het College van Kerkvoogden van de Haagse Hervormde gemeente op 6 februari 1943 desgevraagd toestemming om het Klais-orgel en een deel van het meubilair in het koor van de Grote of St. Jacobskerk op te slaan. Ook in het begin van 1943 werd de bronzen luidklok door de Duitse bezetter gevorderd en weggenomen; die aan het eind van 1948 door een nieuwe bronzen luidklok werd vervangen. Op 21 februari 1943 was de laatste dienst in de Houtrustkerk; een oplossing werd gevonden in het West-End, een theater en bioscoop in de Fahrenheitstraat 436, waar de kerkdiensten op 7 maart werden hervat. Na herstel van de opgelopen oorlogsschade kon op 9 september 1945 de Houtrustkerk worden heropend. In de winter 1942/43 werd het statuut der huisgemeenten belangrijk uitgebreid en in september 1942 werden tien huisgemeenten (kringen) gesticht. De Gemeenteopbouw-idylle van kort na de oorlog kende een fase van teleurstelling en herlevend wantrouwen, maar in april 1954 besloot de Centrale Kerkeraad van de Haagse Hervormde gemeente het gesprek met het bestuur van de VVH Den Haag te hervatten. In 1953 was er een eerste bevestigingsdienst (29 maart, Palmzondag) en een eerste doopdienst (5 juli) in de Haagse Hervormde gemeente (Wijk XIV) onder verantwoordelijkheid van de kerkeraad van de Maranathakerk. In 1960 stelde de Centrale Kerkeraad een hoorcommissie in, die de raad moest adviseren of de beroeping kon worden aanbevolen van de drie voorgangers van de Vereniging tot predikanten van de Hervormde Gemeente met bijzondere opdracht (Ord. 13.4.3; noodoplossing). Op 17 maart 1963 werden Kruyt, Barnouw en Ligthelm bevestigd als “predikanten van de Hervormde Gemeente met bijzondere opdracht voor het werk onder de vrijzinnige hervormden” in de Grote Kerk door ds. W. Sijbrandij, praeses van de Centrale Kerkeraad. Op 26 mei 1963 volgde de bevestiging van eerste ambtsdragers (bestuursleden als ouderlingen en diakenen) en vertegenwoordiging in de Haagse Hervormde Gemeente. Als orgaan van bijstand van de Haagse Hervormde Gemeente werd een speciale commissie voor het werk onder de vrijzinnige hervormden ingesteld. De Speciale Commissie van de Centrale Kerkeraad (1963-2002) functioneerde in de praktijk als een kerkeraad van de Houtrustkerkgemeente. De wijkcommissies, die met de zorg voor het behoorlijk verloop der godsdienstoefeningen waren belast en de Sociale Commissie – de laatste ingesteld in 1945, ook als Diaconale Commissie of Commissie voor Huisbezoek – werden bij de integratie in 1963 opgeheven, omdat de verantwoordelijkheden van deze commissies waren overgegaan op de ambtsdragers (ouderlingen en diakenen). De Sociale Commissie zorgde onder meer voor de uitzending van kinderen naar gezondheidskolonies, voor het plaatsen van kinderen op buitenscholen, voor hulp in gezinnen, die plotseling in zeer moeilijke omstandigheden verkeerden en voor uitzending van vrouwen naar vakantieverblijven van de Nederlandse Protestantenbond (Wenken voor huisbezoekers 1957).
In 1933 werd met behulp van de Federatie van Vrijzinnige Protestanten de Stichting Vrijzinnig Protestantsche Crisiszorg opgericht, die zich ten doel stelde opbouwende arbeid in vrijzinnig christelijke geest te verrichten onder werklozen en andere crisisslachtoffers, onverschillig van welke richting. In hetzelfde jaar had de stichting hiervoor een tehuis geopend in de Gaslaan 41. Voor het werk onder de jongere werklozen verkreeg men de lokalen aan de Mient 275. De doelstelling van de stichting was in 1946 omschreven als opbouwende arbeid in vrijzinnig christelijke geest te verrichten onder, in hoofdzaak onkerkelijke gezinnen. Het werk richtte zich tot de volwassenen die, zowel mannen als vrouwen, de gelegenheid werd geboden in verschillende clubs, onder goede leiding, samen te komen (Jaarboekje 1937 en 1946). Het jaarboekje van de vereniging vermeldde in 1949, dat het onderwijs op het Eerste en Tweede Vrijzinnig-Christelijk Lyceum en de scholen van het Haagsch Genootschap (kweekschool, mulo en lagere school: Antonie Duyckstraat 126 en Van Beverningkstraat 29) ook in vrijzinnig christelijke geest werd gegeven. In de zeventiger jaren verloren ook deze scholen gaandeweg hun band met de vrijzinnigheid. Het jeugdwerk van de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale afdeling Den Haag omvatte meerdere groepen; ook was er het plaatselijke en landelijke kampwerk. De sectie jeugdzorg had twee groepen onder zich: het Clubhuis “FRAM” (massajeugdwerk) en de werkende jeugd van de V.C.J.C. (overgangsgroepen van het massajeugdwerk naar de jeugdbeweging). Op 9 mei 1958 werd de Stichting Dekkersduinfonds te Den Haag opgericht met de doelstelling het verlenen van materiële of andere hulp en steun aan de Stichting Dekkersduin, Vrijzinnig-Christelijk Tehuis voor Bejaarden te Den Haag: het verzorgingshuis Dekkersduin aan de Campanulastraat 6 te Den Haag, dat op 23 september 1959 officieel werd geopend. Door een fusie in 1995 van Dekkersduin met het verpleeg- en verzorgingshuis Uitzicht aan de Daal en Bergselaan ontstond de protestants-christelijke Stichting Zorgvoorzieningen ’sGravenhage West. Vanaf 7 augustus 2000 heeft de Stichting Dekkersduinfonds als doel het bevorderen van het welzijn van de bewoners in het verzorgingshuis Dekkersduin en wordt het woonzorgcentrum Dekkersduin door de Stichting Zorgvoorzieningen ’s-Gravenhage West, Dekkersduin/Uitzicht geëxploiteerd (Stichting Zorggroep Florence in 2006). In 1964 was het aantal leden tot 1656 gedaald en was al besloten de vacature van derde predikant – ontstaan door het emeritaat van ds. Kruyt – niet te vervullen. Ook werd besloten het bouwplan voor een kerkgebouw tevens wijkcentrum aan de Johannes Camphuijsstraat in het Bezuidenhout niet uit te voeren. Bij de renovatie van de kerkzaal in de Houtrustkerk in 1965 werd het aantal zitplaatsen gereduceerd. Op 27 maart 1959 leek de richtingenstrijd in de Nederlands Hervormde Kerk weer in alle hevigheid te ontbranden met de verschijning van het artikel Waarvoor stierf Jezus? in Kerk & Wereld weekblad voor vrijzinnig-protestanten. De auteur prof. dr. Pieter Smits – predikant bij de VVH Den Haag (1950-1959) en in 1959 benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de kerkelijke sociologie te Leiden als opvolger van prof. dr. Willem Banning – gaf daarin zijn opvatting van de Romeinenbrief hoofdstuk 5 weer en zette vraagtekens bij het dogma van de verzoening door het lijden, sterven en opstaan van Jezus Christus. Aanleiding tot het schrijven van het stuk in K & W was een artikel van prof. Kraemer in Wending over de dialoog tussen gelovigen en ongelovigen. Daarin werd Vestdijk geciteerd, die had geschreven: “Het is mijn eer te na dat iemand voor mijn schuld zou
boeten.’’ Smits herhaalde de uitspraak van Vestdijk en gaf er een volkse draai aan: “En geef dan wat Paulus betreft mijn portie maar aan Fikkie.” In 1961 ontnam het breed moderamen van de Generale Synode van de Hervormde Kerk prof. dr. P. Smits (“de dwalende”) zijn rechten en bevoegdheden van emeritus-predikant en gaf ze hem in 1971 terug. Op 1 april 1972 telde de vereniging nog 803 leden. In dat jaar kon ook de tweede predikantplaats worden geofferd, nadat dr. Barnouw als rector van Eerste Vrijzinnig Christelijk Lyceum werd benoemd. De roulatie-afspraken met de Hervormde wijkgemeenten werden bijgesteld en de zorg voor het kleine aantal catechisanten kon bij de Maranathakerk worden ondergebracht. De toekomst van de vereniging en het aankomend emeritaat van ds. Ligthelm leidden tot intensief overleg met de organen van de Haagse Hervormde Gemeente en tot instelling van een strategische werkgroep op 3 maart 1976. Na moeizaam verlopen besprekingen nam de Centrale Kerkeraad op 17 maart 1977 een principebesluit tot stichting van een predikantsplaats met bepaalde opdracht voor het werk onder de Vrijzinnige Hervormden: “predikant voor gewone werkzaamheden met een bepaalde opdracht” (Ord. 13.2.2; het werk voor de vrijzinnige modaliteit). Het zou nog tot 18 oktober 1979 duren eer uitvoering aan dit besluit zou worden gegeven; ds. Sake de Jong werd op 31 augustus 1980 door drs. E.J. Bosch in de Grote kerk bevestigd als predikant voor gewone werkzaamheden met een bepaalde opdracht. Ds. De Jong wilde “de modaliteitsgemeente (Houtrustkerkgemeente) omvormen tot mentaliteitsgemeente” binnen de Haagse Hervormde gemeente. Zijn laatste dienst in de Houtrustkerk was op 4 oktober 1981; in dat jaar werd ds. De Jong tot scriba bij de Provinciale Kerkvergadering van Noord-Holland benoemd. Overleg met de Hervormde Gemeente leidde op 18 mei 1982 tot beroeping van ds. C.W. Schlingemann, in die tijd predikant aan de wijkgemeente rond Bethel, een kapel van de centrale gemeente, Thomas Schwenckestraat 30, in het Valkenboskwartier. Op 13 juni daaraanvolgend werd ds. Schlingemann door ds. W.C. Ligthelm in de Houtrustkerk bevestigd. Ds. Schlingemann zou een deel van zijn tijd, voorlopig voor 10 %, ter beschikking zijn van de centrale gemeente, een percentage dat jaarlijks met 10 % zou toenemen tot een maximum van 40 %. De Centrale Kerkeraad slaagde er niet in invulling te geven aan de voor de Hervormde Gemeente beschikbare tijd. In oktober 1984 werd ds. Schlingemann door de Remonstrantse Gemeente benaderd in verband met een vacature voor half-time predikant. Na intensief overleg tussen de Remonstrantse Gemeente, de Centrale Kerkeraad en de Houtrustkerkgemeente werd ds. Schlingemann op 1 september 1985 tevens als predikant van de Remonstrantse Gemeente bevestigd. De overeenkomst met de Centrale Kerkeraad werd na drie jaar zonder overleg door de Remonstrantse Gemeente beëindigd. In 1985 daalde het aantal leden van de vereniging tot ongeveer 330; in 1995 waren er nog 223 leden. In de periode 1988-1990 gaf de kerkeraadscommissie en het bestuur de volle aandacht aan het vraagstuk van de toekomst van de Houtrustkerkgemeente. Plotseling op 8 september 1991 overleed ds. Schlingemann; in het herderloze tijdperk (tot 20 maart 1994 was er ondersteuning van: de consulent ds. IJ. Akkerman, predikant van de Maranathakerk en de oud-predikant dr. P.J. Barnouw. Een voorstel voor vervulling van de vacature, ontstaan door het overlijden van ds. Schlingemann, diende gebaseerd te zijn op een visie op de toekomst, neergelegd in een beleidsplan. Begin 1992 heeft het beleidsplan een brede bespreking gekregen in de vijf huisgemeenten, door de Speciale Commissie en bestuur vastgesteld en ingediend bij de Centrale Kerkeraad. Intensief overleg leidde tot het besluit, dat voor de Houtrustkerkgemeente
een parttime predikant (7/12 werktijd) mocht worden gezocht. Eind 1992 werd met het beroepingswerk begonnen en op 20 maart1994 kon ds. A.C.J. Jonkers door ds. W.P. ten Kate in de Houtrustkerk bevestigd worden. In een extra algemene ledenvergadering op 4 februari 1997 werd het bestuur en de Speciale Commissie fiat verleend voor: “Het beleid wordt er in beginsel op gericht voor de Gemeente een samenwerkingsverband te zoeken met (een) andere Gemeente(n) in de Haagse regio binnen de Hervormde kerk dan wel haar opvolger, de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland.” Na gesprekken en gezamenlijke activiteiten met de Evangelisch Lutherse Gemeente in 19971998 werd dit besluit op 15 mei 2001 weer ingetrokken. In 2000 (van 1 januari tot 1 november) werd de Maranathakerkgemeente onderdak verleend in de Houtrustkerk wegens renovatie van de kerk 2e Sweelinckstraat 156. Ds. Jonkers ging op 1 februari 2002 met vervroegd emeritaat: begin van een tweede herderloos tijdperk (tot 1 september 2002), waarin ds. IJ. Akkerman opnieuw als consulent fungeerde. Op 1 september 2002 deed ds. Arne Jonges zijn intrede in de Houtrustkerk. In verband met de verwachte komst van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) werd de Houtrustkerkgemeente op 24 februari 2002 als buitengewone wijkgemeente van de Haagse Hervormde Gemeente geïnstitutionaliseerd (Besluit van het breed moderamen van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk 8 juni 2001). Bij de oprichting van de PKN op 1 mei 2004 werd de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten te ’s-Gravenhage en omstreken een vrijzinnige wijkgemeente van bijzondere aard van de Protestantse Gemeente te ’s-Gravenhage (naamswijziging: besluit algemene vergadering 11 mei 2004). Op 1 mei 2004 werden ook de Haagse en de Loosduinse hervormde gemeenten samengevoegd tot één Protestantse Gemeente te ’s-Gravenhage. Bronnen: - Ds. K.A. Beversluis, Een halve eeuw strijd en opbouw. Ontstaan en ontwikkeling der Vrijzinnige Hervormde Beweging. Assen 1953 - dr. C. N. Impeta, Kaart van kerkelijk Nederland. Kampen 1964 2 - Rienk Klooster, Het vrijzinnig protestantisme in Nederland. Kampen 2006 met bibliografie. Serie Wegwijs Stromingen - Onderweg met prof. dr. P. Smits 25 opstellen ter gelegenheid van zijn 90 e verjaardag. redactie: A.D. Fokker en R.M. Nepveu (1996) - De archieven van de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden / Protestanten te ’s-Gravenhage 1905-2002/4 - Mededelingen van dr. A. Jonges en mevr. A.J. de Boer-Dijkstra © Henk Frans, archivaris 27 x 2014