VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN Toezichtonderzoek 2005.161
Verslag van het toezichtonderzoek naar de eventuele opvolging door de inlichtingendiensten van de verkoop van een Belgisch bedrijf aan een buitenlandse groep I.
INLEIDING
Enige tijd geleden werd de aandacht van het Vast Comité I getrokken door de verkoop van een Belgisch bedrijf, actief in de ruimtevaartsector, aan een buitenlands groep, die gedeeltelijk in handen is van een niet-Europese consortium. Gezien de onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteit van het betrokken bedrijf op een gebied dat van belang kan zijn voor Defensie en dat bovendien door de Veiligheid van de Staat als prioritair wordt beschouwd inzake de bescherming van het wetenschappelijk en economisch potentieel1, vroeg het Vast Comité I zich af of het bewuste bedrijf al de aandacht van de Veiligheid van de Staat of van de ADIV had getrokken. Het Vast Comité I heeft ook onderzoek gedaan naar de middelen die de inlichtingendiensten actueel inzetten voor de bescherming van het WEP van het land en naar de prioriteiten die voor het ogenblik in dit domein zijn gesteld.
II.
PROCEDURE
Het Vast Comité I heeft dit toezichtonderzoek in de loop van het jaar 2005 op eigen initiatief geopend. De Senaatsvoorzitster en de bevoegde ministers werden hiervan op de hoogte gebracht overeenkomstig de artikelen 32 en 43 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het OCAD. 1
Verder in dit verslag wordt het begrip ‘wetenschappelijk en economisch potentieel’ aangeduid met de afkorting WEP.
-1-
Het Vast Comité I heeft het onderzoeksverslag goedgekeurd op 18 december 2008. Dit verslag kreeg de classificatie ‘geheim’ overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. Dit geclassificeerde verslag werd op 22 december 2008 verstuurd naar de minister van Justitie en naar de minister van Defensie. Onderhavig verslag – dat vertrouwelijk is in de betekenis van artikel 33, 3de lid van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het OCAD – is bij voorrang bestemd voor de Senaatscommissie belast met de parlementaire begeleiding van het Vast Comité I. In overeenstemming met artikel 37 van de voornoemde wet heeft het Vast Comité I het advies van de bevoegde ministers ingewonnen over de openbaarmaking van het verslag. Om redenen van voorzichtigheid en voorzorg zullen de firma, de industriële groep en het consortium in kwestie hierna geanonimiseerd ‘bedrijf X’, ‘groep Y’ en ‘consortium Z’ worden genoemd.
III.
PARLEMENTAIRE BELANGSTELLING
Het parlement heeft meermaals de nadruk gelegd op het strategisch, civiel en militair belang van de ruimtevaartsector waarbinnen bedrijf X actief is. Niet enkel op nationaal vlak moet met dit belang rekening worden gehouden, maar ook en vooral in een Europese context, omdat Europa op dit gebied op zoek is naar autonomie ten opzichte van concurrerende machten. Het strategisch belang van deze sector wordt hier hoger geschat dan het commercieel belang van de betrokken ondernemingen. De Senaat heeft meermaals gepleit voor een actieve betrokkenheid van de Belgische overheden in de bescherming van de betrokken activiteitensector 2 3.
2
3
Parl. St., Senaat, 2002-2003, 2-1332/1, 18 november 2002, Verslag namens de Commissie voor de Financiën en voor de Economische aangelegenheden en de Werkgroep ‘Ruimtevaart’. Parl. St., Senaat, 2002-2003, 2-1521/1, 1 maart 2003, Verslag namens het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden, samen met de Commissie voor Financiën en voor Economische Aangelegenheden en de Werkgroep ‘Ruimtevaart’ van de Senaat, en de Commissie voor het Bedrijfsleven en het Adviescomité voor Wetenschappelijke en Technologische Vraagstukken van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
-2-
IV.
DE VERKOOP VAN BEDRIJF X AAN GROEP Y (VOLGENS CONSULTATIE VAN OPEN BRONNEN)
Luidens de stichter en hoofdaandeelhouder van bedrijf X constitueerde de overname door de groep Y een proces waardoor X een Europees profiel verwierf. Het initiatief voor de overname ging uit van de Belgische firma zelf. Aldus bekwam bedrijf X een goede introductie in belangrijke Europese ruimteprogramma’s. Groep Y ontplooit immers activiteiten in twaalf sectoren, gaande van energie- en spoorweginfrastructuur tot satellieten, defensie en veiligheid. Dit consortium groeide uit tot een technologiegroep met machtige aandeelhouders en is thans een huisleverancier van heel wat technologie gebruikt door Westerse legers en inlichtingendiensten. Groep Y is ontstaan als gevolg van het streven van een regering van een Europese lidstaat naar een gedeeltelijke privatisering van de wapenproductie. Op deze privatiseringsoperatie is veel kritiek gekomen vanwege personen die vonden dat een strategisch domein met een dergelijk nationaal belang niet aan de privésector mocht worden overgelaten. De betrokken regering is de hoofdaandeelhouder van de groep Y gebleven, maar een tijdje later heeft het niet-Europese investeringsconsortium Z zijn intrede gemaakt in het kapitaal van de groep Y; participatie die werd goedgekeurd door de Europese Commissie. Omdat de bedrijven die in handen zijn van consortium Z met elkaar gemeen hebben dat hun grootste klanten regeringen en overheden zijn, werd in bepaalde media al snel gewag gemaakt van vermoeden van een belangenconflict en van inmenging in de politieke besluitvorming. Consortium Z ontwikkelt zijn activiteiten ook in Europa door participaties te nemen in groepen in de vliegtuigbouw en de wapenindustrie die deelnemen aan een Europees project.
V.
DE VEILIGHEID VAN DE STAAT
V.1.
DE BESCHERMING VAN HET WEP: PRIORITEITEN
In zijn brief van 10 april 2008 aan het Vast Comité I licht de administrateurgeneraal van de Veiligheid van de Staat de prioriteiten van zijn dienst als volgt toe: “Voor de krachtlijnen van de aanpak van de vrijwaring van het WEP door de Veiligheid van de Staat verwijzen we naar de definitie en het actieplan voor het WEP dat in 2007 werd goedgekeurd door het Comité voor Inlichtingen en Veiligheid.
-3-
In het actieplan worden vier prioriteiten naar voren geschoven. Een eerste prioriteit is het aanboren van externe (relevante) expertise. (…). Een tweede prioriteit is het bestrijden van economische en wetenschappelijke spionage en inmenging. Dit omvat: 1) Economische en wetenschappelijke spionage door buitenlandse inlichtingendiensten in België; 2) Economische en wetenschappelijke spionage door private inlichtingenfirma's; 3) Bescherming van specifieke kennis- en informatieondernemingen (dit zijn ondernemingen die door de aard van hun activiteiten beschikken over gevoelige of waardevolle informatie van andere ondernemingen of particulieren, bijv. SWIFT, Euroclear, etc). Monitoring van de infiltratie van criminele kapitaalstromen in de reguliere economie is de derde prioriteit. Met name de evolutie van de Oost-Europese georganiseerde misdaad is erg belangrijk voor deze problematiek. De vierde en laatste prioriteit is de gerichte sensibilisatie bij de belanghebbenden. Gerichte sensibilisatie wil zeggen dat de sensibilisatie gebeurt op basis van concrete dreiginginformaties.” In een voorbereidend document van 4 mei 2006 aan de minister van Justitie met het oog op het definiëren van het WEP omschreef de Veiligheid van de Staat haar opdracht inzake sensibilisatie van de privésector als volgt: “Het sensibiliseren van potentiële slachtoffers is een belangrijke taak voor de vrijwaring van het WEP. Het dient twee objectieven. Ten eerste is het een middel om bedrijven te helpen om problemen te vermijden. Ten tweede kan de Veiligheid van de Staat door haar sensibilisatiecampagne een netwerk van informele contacten met de private sector opbouwen en onderhouden. De sensibilisatie heeft niet alleen betrekking op spionage en inmenging – de bedreigingen die specifiek voor het WEP erg belangrijk zijn. Ook de andere bedreigingen kunnen aan bod komen. Het sensibiliseren door de Veiligheid van de Staat gaat niet verder dan het attent maken van de private sector voor mogelijke gevaren en het aanzetten tot het nemen van beschermende maatregelen. Er worden geen adviezen gegeven. Daarvoor heeft de dienst niet de nodige expertise in huis.” V.2.
DE OPVOLGING VAN BEDRIJF X
Inzake de bescherming van het WEP, heeft de Veiligheid van de Staat eraan herinnerd dat de sector waarin bedrijf X haar activiteiten ontplooid, één van haar prioriteiten is. Het domein van de ruimtevaart wordt door haar meer bepaald betracht vanuit de strijd tegen de proliferatie van massavernietigingswapens.
-4-
De belangstelling van de Veiligheid van de Staat voor bedrijf X zelf, was en is in de eerste plaats ingegeven door haar bevoegdheid inzake niet-proliferatie en niet zozeer door het overlaten van de firma aan een buitenlandse groep. In een verslag over een eerdere transactie tussen bedrijf X en een buitenlandse mogendheid werd nader ingegaan op de technische redenen daarvan en werd geconcludeerd tot de afwezigheid van enig risico op niet-opportune transfer van technologie. Een ander verslag meldt dat bedrijf X hoopt te kunnen deelnemen aan een Europees programma waarvoor ook de Belgische militaire overheden belangstelling tonen. Met betrekking tot de ontwikkelingsstrategie van bedrijf X blijkt evenwel uit twee verdere verslagen dat de belangstelling voor het bedrijf zich niet uitsluitend beperkte tot non-proliferatie. Eén verslag heeft betrekking op de verkoop van bedrijf X aan groep Y. Dit korte interne verslag is blijkbaar op eigen initiatief geredigeerd met behulp van open bronnen en van twee eerdere verslagen. Het verslag legt de nadruk op het economisch belang van deze overdracht voor het betrokken bedrijf, dat zo toegang krijgt tot nieuwe markten. Nadien heeft de Veiligheid van de Staat blijkbaar geen verslagen of analyses meer opgesteld met betrekking tot bedrijf X. Van de genoemde verslagen werd er niet één overgemaakt aan eender welke overheid of instantie buiten de Veiligheid van de Staat. Voor de Veiligheid van de Staat is de simpele reden hiervoor dat er in feite niets te melden was. “De eerste rapporten onderzochten of er mogelijk een gevaar voor proliferatie was door de samenwerking van X met (…). De conclusie van het rapport was dat er geen gevaar was. Bijgevolg vond de Veiligheid van de Staat dat een nota aan de autoriteiten overbodig was. Alleen als er een voorafgaande vraag voor informatie of technische assistentie is zal de Veiligheid van de Staat wel een nota sturen indien zou blijken dat er toch geen dreiging is. Dat is een belangrijk uitgangspunt voor de Veiligheid van de Staat. Indien deze dienst voortdurend nota's zou rondsturen om te zeggen dat er geen dreiging is dan zal het publiek na verloop van tijd ervan uit gaan dat er wel degelijk een dreiging is tenzij de dienst dit uitdrukkelijk ontkent. Dat zou het schrijven van heel veel (nutteloze) nota's met zich meebrengen”, aldus de Veiligheid van de Staat 4.
4
Brief van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat gericht aan het Vast Comité I , 2 december 2008.
-5-
V.3.
MIDDELEN INGEZET VOOR DE BESCHERMING VAN HET WEP
Een centrale afdeling van de buitendiensten is belast met de bescherming van het WEP, met proliferatie en met veiligheidsonderzoeken ter fine van het toekennen van veiligheidsmachtigingen aan ondernemingen. Gelet op het grote aantal taken waarmee deze afdeling is belast meent het Vast Comité I dat deze eenheid niet over voldoende agenten beschikt om die taken naar behoren te vervullen. Het kan ook gebeuren dat de andere buitendiensten onderzoeken moeten voeren die betrekking hebben op de bescherming van het WEP wanneer bedrijven worden bedreigd, met name door criminele organisaties of door schadelijke sektarische organisaties. De provincieposten van de Veiligheid van de Staat hebben dan weer een ‘algemene’ roeping, wat betekent dat zij alle materies moeten behandelen die aan de dienst worden toevertrouwd. In elke provinciepost houdt zich derhalve ten minste één inspecteur onder andere bezig met de bescherming van het WEP. Het Vast Comité I is ook van mening dat het aantal analisten belast met de bescherming van het WEP onvoldoende is.
VI.
DE ADIV
De ADIV heeft nooit enig onderzoek, die naam waardig, gevoerd naar bedrijf X, noch de activiteiten ervan onder de loep genomen. De ADIV vermag slechts dan een onderzoek te voeren naar een Belgische onderneming wanneer deze laatste een aanvraag tot veiligheidsmachtiging heeft ingediend voor haarzelf of voor leden van haar personeel om te kunnen participeren in een aanbesteding van het departement defensie. De enige opvolging van de ADIV met betrekking tot bedrijf X bestond in het eenvoudig verzamelen van documenten afkomstig uit open bronnen, « compte tenu du caractère sensible des activités développées par certaines filiales de cette société ». (vrij vertaald ‘rekening gehouden met de gevoelige aard van de activiteiten die sommige dochterondernemingen van deze vennootschap ontwikkelen’). “La raison de cette situation est à trouver dans les principes du partenariat qui unit, depuis près de 5 ans maintenant, le SGRS et la Sûreté de l'État en matière de Protection du Potentiel économique et scientifique. En effet, depuis que notre service est présent sur ce «terrain», il a été convenu avec nos homologues civils que SGRS est compétent (en termes de suivi analytique, briefings de sensibilisation, enquêtes de contrôle et autres activités opérationnelles) uniquement dans les cas où l'entreprise ou l'organisme concerné est habilité par la Défense. Dans tous les cas contraires, c'est à la Sûreté de l'État qu'échoit la
-6-
compétence unique d'action, sauf demande expresse de sa part à notre service”. 5 (vrij vertaald ‘De oorzaak van deze situatie moet worden gezocht in de principes van het partnerschap dat de ADIV en de Veiligheid van de Staat 5 jaar geleden hebben gesloten met betrekking tot de bescherming van het economisch en wetenschappelijk potentieel. Immers, sinds onze dienst aanwezig is op dit ‘terrein’, zijn we met onze civiele collega’s overeengekomen dat de ADIV uitsluitend bevoegd is (in termen van analytische opvolging, sensibilisatiebriefings, toezichtonderzoeken en andere operationele activiteiten) in gevallen waarin het betrokken bedrijf of de betrokken instelling gemachtigd is door Defensie. In alle andere gevallen is alleen de Veiligheid van de Staat bevoegd om te handelen, behoudens haar uitdrukkelijk verzoek aan onze dienst.’ 6 Per brief van 18 november 2008 meldde de ADIV aan het Vast Comité I dat het deze dienst aan analisten ontbreekt om zich in te laten met de bescherming van het WEP. Dit zal een directe invloed hebben op de inspanning en de kwaliteit van het werk in deze materie.
VII.
BESPREKING
De overname van bedrijf X door een buitenlandse groep is een bevestiging van de tendens waarvoor de Veiligheid van de Staat al waarschuwde op het colloquium ‘De inlichtingendiensten in België en de nieuwe bedreigingen’, namelijk dat er een grote interesse merkbaar is vanuit het buitenland voor de activiteiten van Belgische R&D-centra. Deze zaak illustreert ook hoe moeilijk het is om de opdracht te omschrijven die de inlichtingendiensten moeten vervullen met betrekking tot de bescherming van het WEP van het land, en dit in het kader van een maatschappij die steunt op de open toegang tot alle markten, de vrije onderneming, de globalisering en de deregulering. Het Vast Comité I heeft er al op gewezen dat de omschrijving en de concrete afbakening van de opdracht van bescherming van het WEP een probleem is dat niet alleen aan de inlichtingendiensten, maar ook en vooral aan de politieke beleidsmakers moet worden voorgelegd. Het te gelegener tijd meedelen van relevante strategische inlichtingen is een domein waar onbetwistbaar inspanningen moeten worden geleverd.
5 6
Brief van de ADIV gericht aan het Vast Comité I, 18 februari 2008. Brief van de ADIV gericht aan het Vast Comité I, 18 februari 2008.
-7-
VII.1
HET STANDPUNT VAN DE VEILIGHEID VAN DE STAAT
In een brief van 10 april 2008 aan het Vast Comité I heeft de Veiligheid van de Staat toelichting gegeven bij haar standpunt over deze problematiek: “Overnames van Belgische bedrijven door buitenlandse bedrijven behoren niet tot de prioriteiten van de Veiligheid van de Staat. Daarvoor verwijzen we naar de artikels 7 en 8 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de definitie en actieplan voor het WEP van 2007.” De Veiligheid van de Staat is dus van mening dat het niet haar taak is om andere informatie op te sporen en mee te delen dan die welke betrekking heeft op de bedreigingen die worden omschreven in artikel 8 van de voornoemde wet, nl. spionage, inmenging, terrorisme, extremisme, proliferatie, schadelijke sektarische organisaties en criminele organisaties. Bij gebrek aan een andere omschrijving van haar opdracht inzake de bescherming van het WEP oordeelt de Veiligheid van de Staat dat het niet tot haar wettelijke bevoegdheid behoort om andere soorten opzoekingen en analyses te verrichten. Met betrekking tot de overname van bedrijf X door groep Y heeft de Veiligheid van de Staat deze overdracht nooit bekeken uit een andere invalshoek dan die van een commerciële transactie die in alle wettelijkheid werd uitgevoerd op initiatief van de onderneming zelf en die gunstig was voor haar economische ontwikkeling. Omdat er in verband met deze transactie met geen enkel eventueel risico van inmenging of spionage werd gerekend, heeft de Veiligheid van de Staat geen enkele mededeling verricht aan de overheden. De monitoring van overnames van Belgische bedrijven door buitenlandse groepen is geen prioriteit voor de Veiligheid van de Staat, vooral indien deze transacties om economische redenen worden ingegeven en gerealiseerd worden door de betrokken private actoren. In een interview dat op 4 december 2008 is verschenen in het tijdschrift MO bevestigt de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat dit standpunt. Hij legt de nadruk op de noodzaak voor zijn dienst om over meer personeel te beschikken om deze taken uit te voeren en voegt eraan toe: “Anderzijds moet men de limieten kennen. Niet de limieten van die dienst, maar die van de wetgeving en de politieke wil. Wij hebben niet dezelfde economische beveiligingspolitiek als bijvoorbeeld Frankrijk. Wij gaan als Veiligheid van de Staat niet tussenkomen in een contract dat wordt afgesloten tussen bepaalde partners, zoals Frankrijk bijvoorbeeld wél kan doen. Wij moeten rekening houden met bepaalde limieten.” De administrateur-generaal herneemt het voornoemde standpunt in de brief die hij op 2 december 2008 naar het Vast Comité I heeft geschreven en gaat daar verder op door. “Het probleem met die redenering is tweeledig. Ten eerste heeft de Veiligheid van de Staat niet de opdracht om toe te zien op normale economische evoluties, ook al kunnen die nadelig
-8-
zijn voor het WEP. En ten tweede was de verkoop van X een perfect legale transactie met instemming van beide partijen. De verkoop van waardevolle Belgische bedrijven aan buitenlandse investeerders kan zeker beschouwd worden als een potentiële bedreiging voor het WEP. Door de verkoop gaat de controle over het bedrijf immers over in buitenlandse handen. De belangen van de buitenlandse eigenaar komen niet noodzakelijk overeen met die van België. Daar moet echter de kanttekening bij gemaakt worden dat zo een verkoop meestal gebeurt vanuit een bedrijfseconomische noodzakelijkheid. De Belgische eigenaars verkopen hun bedrijf om de overlevingskansen van het bedrijf te verzekeren. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Amerikaanse markt is de Belgische interne markt niet groot genoeg om hoogtechnologische bedrijven in een relatief beschermd milieu (de thuismarkt) te laten doorgroeien naar een schaal die groot genoeg is om competitief te kunnen zijn in de levensnoodzakelijke internationale markten. Belgische bedrijven zien zich dus vaak genoodzaakt om vrij vlug in hun levenscyclus steun te zoeken bij een grotere internationale partner. In het openbronnenonderzoek van het Comité I (…) staat trouwens te lezen dat (de stichter van X) verklaard heeft dat X zelf de initiatiefnemer was voor de overname om een Europees profiel te verwerven in een consoliderende markt. Daarnaast moet er ook rekening worden gehouden met de, om historische en socio-politieke redenen, geringe financiële verankering van de Belgische economie. Een hoogtechnologisch bedrijf heeft op verschillende momenten in zijn levenscyclus aanzienlijke kapitaalinjecties nodig. Door het ontbreken van grote Belgische investeerders, investeringsfondsen of pensioenfondsen is het voor die bedrijven vaak onmogelijk om voldoende Belgisch kapitaal te vinden. Buitenlands kapitaal is dan de enige oplossing. Indien het de bedrijven onmogelijk gemaakt wordt om een beroep te doen op buitenlands kapitaal, dan worden de overlevingskansen van die bedrijven ernstig belemmerd. Dat zou een grotere bedreiging voor het WEP zijn dan een buitenlandse overname. Die economische realiteit wordt erkend door de wetgever. Er bestaan in België heel weinig juridische belemmeringen op directe buitenlandse investeringen in België. Integendeel, die investeringen worden als essentieel beschouwd voor de Belgische economie. De inlichtingenopdracht van de Veiligheid van de Staat ter bescherming van het WEP moet in de hiervoor geschetste context beschouwd worden. Artikel 8 van de wet van 30 november 1998 somt limitatief zeven bedreigingen op (spionage, inmenging, terrorisme, extremisme, proliferatie, schadelijke sektarische organisaties en criminele organisaties) die door de Veiligheid van de Staat mogen opgevolgd worden. Het is duidelijk dat perfect legale transacties die deel uitmaken van de economische realiteit (zoals buitenlandse investeringen en overnames) in het huidig wettelijk kader niet kunnen beschouwd worden als bedreigingen die de Veiligheid van de Staat moet of zelfs zou mogen opvolgen”. De heer Jo Vandeurzen, toenmalig minister van Justitie, lijkt dezelfde redenering te volgen wanneer hij in antwoord op een parlementaire vraag over de rol van de inlichtingendiensten tegenover de financiële crisis verklaart: “De internationale financiële crisis en de gevolgen ervan voor het Belgisch bankwezen en de Belgische
-9-
economie in het algemeen zijn zonder twijfel bedreigend voor het wetenschappelijk en economisch potentieel van het land. De crisis is echter vooral een economisch fenomeen. Bedreigende economische evoluties worden niet genoemd in artikel 8 als een bedreiging die de Veiligheid van de Staat kan opvolgen. Het opvolgen van de financiële crisis en de mate waarin de economische actoren in België daarop al dan niet gepast reageren, behoort dan ook niet tot de opdrachten van de Veiligheid van de Staat.” 7 De Veiligheid van de Staat acht het desalniettemin wenselijk dat een wettelijke regeling tot stand zou gebracht worden voor de strategische sectoren (met inbegrip van de kritieke infrastructuur) waarin de voorwaarden voor buitenlandse investeringen en commerciële activiteiten in de strategische sectoren en de eventuele rol van de inlichtingendiensten daarin vastgelegd zou worden. 8 VII.3
HET STANDPUNT VAN HET VAST COMITÉ I
Prima facie kan de beperkte belangstelling vanwege de Veiligheid van de Staat voor de overname van bedrijf X door groep Y dan ook gerechtvaardigd lijken. Bij nader inzien ontbreekt het het standpunt van de Veiligheid van de Staat echter aan nuance. Net zoals de Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden van de Senaat9 is het Vast Comité I de mening toegedaan dat ruimtevaart in de eerste plaats een strategische sector is. Er moet dus inderdaad verder gekeken worden dan het pure commerciële belang. In dit opzicht moet er trouwens werk worden gemaakt van een samenwerking met de militaire verantwoordelijken. Deze is thans nog onbestaande. Europese autonomie binnen deze sectoren is van strategisch belang voor de toekomst van Europa. Tijdens de hoorzittingen van de Commissie werd evenwel gesteld dat de Europese industrie meer en meer afhankelijk is van basisonderdelen uit de Verenigde Staten en Japan. Dit is een evolutie die in het oog moet worden gehouden. Daarnaast is het ook zo dat bedrijf X overwoog om deel te nemen aan een militair programma van de Belgische en Europese overheden.
7
8
9
Kamer van Volksvertegenwoordigers, CRIV 52 COM 349, 22 oktober 2008, antwoord op vraag nr. 7841 van dhr. Robert Van de Velde over ‘de inlichtingen- en veiligheidsdienst en de recente financiële crisis’. Brief van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat gericht aan het Vast Comité I, 10 april 2008 Parl. St., Senaat, Zitting 2002-2003, 2-1332/1 - 18 november 2002 - Verslag namens de Commissie voor de Financiën en voor de Economische aangelegenheden en de Werkgroep ‘Ruimtevaart’.
- 10 -
Het Vast Comité I is van mening dat het voor de betrokken overheden in België (zowel de civiele als de militaire) belangrijk zou zijn om niet alleen kennis te krijgen van de ‘klassieke’ bedreigingen die op de sector wegen (spionage, inmenging enz.), maar ook van de sociaal-economische ontwikkelingen die de autonome uitvoering van deze programma’s, zoals gewenst door de federale en Europese overheden, kunnen dwarsbomen. Het zou daarom van kortzichtigheid getuigen zich a priori te laten verblinden door het legale en economisch te rechtvaardigen karakter van de transactie, die op het eerste zicht geen vijandigheid laat vermoeden. De Veiligheid van de Staat gaat nogal gauw voorbij aan de niet-denkbeeldige piste dat deze zichtbare conformiteit een potentiële dekmantel kan zijn en onderliggende transacties of agenda’s kan verbergen die zich wel degelijk situeren binnen de dreigingen waarvoor zij in het kader van het WEP taken te vervullen heeft. In casu is naar het oordeel van het Vast Comité I te vlug, zo al niet onmiddellijk besloten tot de afwezigheid van dergelijk gevaar, nu daaromtrent nauwelijks of zelfs geen onderzoek voorligt. De enige aanzet in die richting zijn de bespiegelingen over de economische wenselijkheid en zelfs noodzaak van de transactie, en dan nog louter vanuit het standpunt van bedrijf X. Maar daarmee stopt het ook, spijts de vaststelling dat de overname – althans volgens bepaalde open bronnen – niet geheel onomstreden is. Naar oordeel van het Vast Comité I was er dan ook wel degelijk genoeg aanleiding die een diepgaandere interesse voor deze overname rechtvaardigde en zelfs vereiste. Anderzijds is er ook nimmer rekening gehouden met de belangenconflicten, laat staan dat ze werden geanalyseerd, die kunnen voortvloeien uit de overname van de controle over bedrijf X door groep Y waar niet-Europese militair-industriële belangen sterk vertegenwoordigd zijn, noch met de mogelijke gevolgen van die belangenconflicten voor het streven naar autonomie van bepaalde Europese ruimteprojecten. Is dit ook geen rol bij uitstek voor de inlichtingendiensten? In elk geval blijft het Vast Comité I van oordeel dat de overname van bedrijf X door consortium Y de aandacht van de Veiligheid van de Staat wel moest krijgen. Niet alleen in het kader van de haar momenteel toegekende opdrachten zoals voorzien in artikel 7, 1° van de wet van 30 november 1998, maar ook in de zin van een bredere aandacht voor bepaalde tendensen die de autonomie van onze strategische sectoren kunnen tegenwerken.
- 11 -
Met betrekking tot de ADIV stelt het Vast Comité I vast dat de wet die de wettelijke opdrachten van deze dienst definieert inderdaad niet toelaat dat deze dienst op preventieve wijze onderzoek voert naar economische transacties zoals overnames of opslorpingen van Belgische bedrijven door buitenlandse groepen, zelfs wanneer deze bedrijven rechtstreeks betrokken kunnen zijn bij een Belgisch of Europees militair programma.
VIII. AANBEVELINGEN Zoals de Veiligheid van de Staat, acht ook het Vast Comité I dat het wenselijk zou zijn een wettelijke regeling tot stand te brengen waarin de voorwaarden voor buitenlandse investeringen en commerciële activiteiten voor de strategische sectoren en de eventuele rol van de inlichtingendiensten vastgelegd zouden worden. Het Vast Comité I meent ook dat het potentieel militair belang van een onderneming die op het nationale grondgebied is gevestigd de preventieve aandacht van de ADIV verdient wanneer de betrokken onderneming in buitenlandse handen overgaat. Het Vast Comité I herinnert eraan dat het heeft voorgesteld een mechanisme te ontwikkelen voor de controle van en het toezicht op buitenlandse investeringen in gebieden die als strategisch en militair belangrijk worden beschouwd voor België 10, zoals de ruimtevaartindustrie en de informatietechnologieën, en meent dat de Belgische inlichtingendiensten, naar het Franse voorbeeld, daarbij betrokken zouden moeten worden. Tot slot wijst het Vast Comité I erop dat het nooit kennis heeft gekregen van het actieplan voor de bescherming van het WEP. Nochtans heeft het Comité meermaals aangevoerd, zowel bij het Parlement als bij de bevoegde ministers, dat het absoluut noodzakelijk is dat het toegang krijgt tot de richtlijnen van het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid en tot de richtlijnen van het College voor inlichting en veiligheid, zodat het zijn toezichtopdracht met kennis van zaken kan uitvoeren 11 12. 10
11
12
Vast Comité I, Activiteitenverslag 2005, p 97 - 141, ‘De studie over het wetenschappelijk en economisch potentieel’. Met een brief van 17 juni en van 14 augustus 2008 heeft de Eerste Minister nota genomen van dit verzoek van het Vast Comité I en antwoordde hij dat hij het zou onderzoeken met de ministers van Justitie en Defensie alvorens het in te schrijven op de agenda van het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid. Op heden heeft het Vast Comité I geen nieuws betreffende het onderzoek van zijn aanbeveling door de bevoegde ministers. Op 31 juli 2008 heeft senator Paul Wille, lid van de begeleidingscommissie van het Vast Comité I, een wetsvoorstel ingediend dat tot doel heeft het voor de Vaste Comités P en I mogelijk te maken kennis te krijgen van de richtlijnen van het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid (Belgische Senaat, 4-890/1).
- 12 -