Het Markizaatdomein … steeds ‘the place to be’ voor Open Monumentendag !
‘het beste van 25 jaar op 1 dag’ Dit jaar vieren we 25 jaar OPEN MONUMENTENDAG. Een kwarteeuw lang hebben we getracht u te laten kennismaken met al wat ‘we in huis hebben’, met alle zaken waar we terecht fier op mogen en moeten zijn, zelfs met dingen waarvan we dachten dat de meesten onder ons het bestaan niet afwisten. Dankzij vele hulpvaardige en onbaatzuchtige handen hebben wij van elke Open Monumentendag een ‘hoogdag’ kunnen maken met als enig doel onze gemeente Lede beter te leren kennen en appreciëren. De bedoeling van deze 25ste Open Monumentendag is ‘het beste’, het meest succesrijke dat in deze kwarteeuw getoond werd, te bundelen en te exposeren ‘op 1 dag’ aan ons publiek. Ongetwijfeld is het Markizaatdomein ‘the place to be’ … dé plaats waar we hiervoor moeten zijn ! Deze ‘beste’ evenementen stellen we tentoon in de gerestaureerde kelders van de zuidelijke schoolvleugel. Om er blijvend van te genieten hebben we ze uitgebreid beschreven en geïllustreerd in deze brochure. Na elk hoofdstuk staan ook de betreffende brochures vermeld die door de Culturele Raad uitgegeven werden in de voorbije jaren. Daarin kun je ruim kennismaken met het ganse thema. De (meeste) brochures zijn verkrijgbaar op de Cultuurdienst. Een aantal ervan kun je ook raadplegen op de website www.lede.be, rubriek ‘diensten’ > ‘cultuur’ > ‘brochures’. We wensen u veel lees- en leergenot. TOPKE Hubert, voorzitter Culturele Raad.
de edele bewoners van het markizaat
Van Jean de Gruutere tot Maximilien Carnin de Staden Jean de Gruutere werd geboren in Lede rond 1501. Hij huwde in 1522 met Catherine Brugmans (°Kloosterzande rond 1501) en kocht omstreeks 1542 de ‘Heerlijkheid Lede’ van jonkheer Pieter de Carrien. Keizer Karel V (°1500 +1568) benoemde Jean de Gruutere tot ‘Heer in Lede’. Dit gebeurde rond 1546. De familie de Gruutere was bevriend met de zeer vermogende en met groot aanzien Gentse adellijke familie de Bette. In 1549 trouwde Isabeau (°1524), de enige dochter van Jean de Gruutere en Catherine Brugmans, met Jacques de Bette (°1521). 25 oktober 1556 overleed Jean de Gruutere op 55-jarige leeftijd. De heerlijkheid kwam, via zijn enige dochter Isabeau en schoonzoon Jacques, aldus in bezit van de familie de Bette. De Gruutere’s waren verwant met Gwijde van Dampierre (°1226 +1305), die Graaf van Vlaanderen was vanaf 1278. Jacques de Bette werd door Karel V geadeld tot ridder. Hij was meermaals schepen van de Keure en schepen van gedele (vrederechter) van Gent. Ridder Jacques de Bette bezat 101 hectaren land, weiden en bossen. In 1560 bestelde hij een altaartafel en betaalde de helft van de 5 glasramen voor de kerk. Hij kocht in 1579 de Heerlijke Rechten over Schellebelle en Wanzele. In 1582 plunderden de geuzen het kasteel en staken de kerk in brand. Jacques de Bette bracht tijdig het miraculeus beeld van O.L.Vrouw en enkele waardevolle stukken naar Gent. Daar bleven de schatten gedurende 6 jaar verborgen. Vanaf 1587 keerde de rust terug in de Zuidelijke Nederlanden. In 1588 bracht zoon Jan, samen met de pastoor, het beeld ‘zegepralend’ terug naar Lede. Jacques de Bette overleed op 20 juni 1591, zijn echtgenote Isabeau in 1596. Jan de Bette volgde zijn vader op als Heer van Lede in 1591.
Het duurde tot 1595 vooraleer de werken aangevat werden aan de toren van de verwoeste kerk. De herstelling werd grotendeels bekostigd door Jan de Bette. In 1597 kreeg de toren aan elke zijde 2 klokvensters met daarin 3 galmborden. Aan de westgevel kwam een kleine vensteropening boven het grote doksaalvenster. Het jaar nadien werden de 4 muurankers geplaatst, elk in de vorm van een cijfer : 1 5 9 8. De toren werd opgebouwd in Leedse steen. Een eenvoudig schaliëndak werd een jaar later geplaatst. Jan de Bette werd tot ridder geadeld in Madrid op 26 maart 1598 door koning Filips II. In datzelfde jaar huwde hij Joanna de Berghes van Grimbergen. Samen hadden zij 2 zonen, Adrien en Willem. Op 22 juni 1607 volgde, door aartshertog Albrecht en aartshertogin Isabella in Brussel, de verheffing van baronie van de Vlaamse heerlijkheid Lede. In 1615 liet Jan de Bette de Grote Kapel, de 5de ommegangkapel, bouwen. Boven de inkomdeur staat in een zandsteen te lezen : ‘Gant at Bette sans este’. Gent heeft Bette zonder het te zijn (bête). Jan de Bette overleed op 10 juni 1620. Willem de Bette (°18/8/1610) verkreeg de titel van baron in 1620 en volgde zijn vader op als Heer van Lede. Op 24 januari 1633 huwde hij Anne Maria de Hornes de Baucignies en hadden samen 5 kinderen. Hij was luitenant-kolonel in dienst van de koning van Spanje, Filips IV. Willem verkreeg op 2 februari 1630 de eretitel van ‘lid van de krijgsraad’ en voor bewezen diensten op 3 augustus 1633 de titel van Markies van Lede. Bij het overlijden van zijn broer Adriaen (+5/11/1634) werd hij gouverneur van het Land van Limburg, van Duin- kerken en van Biezma, heer van Peronne, hoogbaljuw van Gent. In 1640 werd hij gouverneur van Gelderland , bevelhebber van de artillerietroepen in het Land van Luxemburg, opperbevelhebber van de Spaanse Vloot in de Nederlanden … de reeks benoemingen ging alsmaar door. De rust keerde hier weer na de inval in 1645 van de Hollandse troepen in het Land van Aalst. In 1648 werd hij ridder van het Gulden Vlies.
In 1651 liet hij een marmeren altaar bouwen in de O.L.Vrouwkapel door Jaak Cocx. Op 7 juni 1654 werd hij kapitein over het Spaanse voetvolk. Opnieuw woedde oorlog in Duinkerken. Met zijn 2.500 infanteristen (soldaten te voet) en 800 cavaleristen (soldaten te paard) kon hij onmogelijk Duinkerken verdedigen. De overmacht van het Frans- Engels leger met 28.000 was té sterk. Hij overleed op 23 juni 1658 aan zijn verwondingen opgelopen bij de verdediging van Duinkerken. Zijn echtgenote overleed te Lede op 15 oktober 1655. Bij testament van 15/6/1657 had hij de kerk van Lede 4.000 gulden geschonken waarmee het huidige hoofdaltaar zou worden opgericht. Markies Willem liet eerder een grafkelder maken aan de evangeliezijde (links) van het hoofdaltaar. Tevens plaatste hij een bidloge aan dezelfde kant, derwijze dat hij en de markiezin rechtstreeks zicht hadden op de priester-aan-zijn-altaar doch de misvierders op geen enkele wijze hen konden zien. Ambrosius de Bette, markies van Lede, baron van Peronne, heer van Hofstade, Impe enz., huwde op 23 januari 1671 Dorothea de Croy-Solre, grootmeesteres van de keurvorstin van Beieren. Zij hadden samen 5 kinderen. Hij trad als groot veldheer, nagenoeg in hetzelfde spoor van zijn voorvaderen. Hij ontpopte zich algauw als een geducht leider in dienst van de Spaanse kroon en werd kolonel van een infanterieregiment. Toonde hij zich nogal bazig op het slagveld, in zijn thuisbasis had hij regelmatig strubbelingen, zowel met de gemeentelijke als de klerikale autoriteiten. Hij overleed op 8 december 1677 bij een beleg aan de Hollandse grens, De markies-weduwe bepaalde in 1680 het recht van de ‘dode hand’. Bij overlijden moest de boer 6 gulden betalen voor paarden en koeien. Van een geboren Ledenaar die overleed in een andere gemeente dan ’s graven propre’ (waar de graaf heer was) had zij het recht op ‘alle de have bij sulck eenen persoon achterghelaten’. Markiezin Dorothéa zorgde in 1685 voor een ‘gearrangeerd huwelijk’ van haar dochter Honorata (14 jaar) met de graaf Carolus de Bourgogne van Wakken (26 jaar). In 1688 werd deze graaf Carolus proost van de hier heropgerichte Broederschap van O.L.Vrouw van Zeven Weeën.
Markiezin Dorothéa overleed in Mechelen op 27 januari 1706. Haar man en zij liggen begraven in de crypte onder de zitplaats van de markiezen, links van het hoogkoor in de St.-Martinuskerk.
de tekst op de loden kist : Ici git Dorothéé Brigitte Ferdinante de Croy-Solre, veuve de messire Ambroise Augustin de Bette, Marquis de Lede, décédée le 27 janvier 1706.
Jean-François Nicolas de Bette werd, als eerste kind van Ambroise en Dorothéa, geboren in Lede op het kasteel op 3 december 1667. Hij was grootbaljuw (=ambtenaar die de koning vertegenwoordigde in steden en landelijke gebieden) te Aalst en Geraardsbergen en sinds 1707 ridder van het Gulden Vlies. Daarnaast was hij baron van Peronne, gouverneur van Palma de Mallorca, luitenant-generaal van het Spaanse leger, opperbevelhebber van de infanterie en werd zelfs onderkoning van Mallorca voor Filips V. Aan het hoofd van een leger van 30.000 man streed hij tegen de Oostenrijkers en de hertog van Savoie. In 1717 veroverde hij Sicilië tegen de troepen van Karel VI. Na 1720 ging hij in Afrika tegen de Moren strijden alwaar hij o.a. Ceuta veroverde voor Spanje. Deze stad in Marokko, 20 km² groot, telt 73.000 inwoners en werd vanaf dan Europees gebied. Een centrumstraat draagt nu nog de naam ‘Calle Marqués de Lede’ ter nagedachtenis van onze markies Jean François de Bette. Hij huwde in Condé op 11/12/1722 met Anne Marie de Croy Roeux, (°Mons 2/4/1706), eerste hofdame van de infante van Parma. Zij kregen één zoon : Emmanuel Ferdinand François. Als veldheer was hij zijn ganse leven onderweg … meestal om te vechten ! Hij kwam niet zo vaak naar Lede en schonk niet te veel aandacht aan zijn kasteel. Jean François overleed in hun woning aan de Madera Baja te Madrid op 11/1/1725 als voorzitter van de opperste krijgsraad van het Spaanse Rijk. Hun zoon was 1 jaar oud. Anne Marie de Croy Roeux overleed in Parijs op 30/9/1792
Emmanuel Ferdinand de Bette, werd geboren te Madrid op 13/1/1724 en gedoopt in hun parochiekerk Iglesia San Martin op 13/10/1724. Vanaf zijn 5de verbleef hij in Lede op het kasteel ‘voor zijn opvoeding’. In 1735 keerde Emmanuel terug naar zijn moeder in Spanje. In 1748 verliet hij zijn geboortestad Madrid om een tijd in Parijs te wonen. Hij liet in 1749 het huidige (nu totaal vervallen) markizaatkasteel herrijzen in een groene oase van bomen en vijvers. De voorgevel werd bekroond met een driehoekig fronton met een wapenschild geflankeerd door twee majestueuze leeuwenbeelden. De zuidgerichte voorgevel toonde een rondbooggalerij met erboven een balustrade met 4 Dorische zuilen. Het kasteelgebouw telde het gelijkvloers en 2 verdiepingen en had een totale gevelbreedte van 35 meter. Ondergronds waren de wijn- en bierkelders, de voorraadkelders voor fruit, groenten en kolen en een bakoven. Het gelijkvloers bestond uit een grote traphal, een eetkamer, een eetzaal en 3 salons. Op de eerste verdieping bevonden zich 7 slaapkamers, een bibliotheek, een badkamer, een speelkamer en een wachtkamer. De tweede verdieping telde 11 slaapkamers en een linnenkamer. Onder het grote dakgebinte was de graanzolder geïnstalleerd. Tijdens zijn - tamelijk frivool - leven was hij baljuw van Aalst, werd als Grote van Spanje 1ste klas geridderd (mocht de koning staande spreken en aanhoren met bedekt hoofd), werd in 1749 benoemd tot Maréchal de France en sloot zich in 1789 aan bij de opstand tegen Jozef II. Hij huwde (met de linkerhand = beneden zijn stand) in 1762 zijn hartsvriendin, Jeanne Estiennette du Tarte, artieste in de Brusselse Muntschouwburg van Jean-Nicolas Servandoni d’Hannetaire. Het bleef een kinderloos huwelijk. D.O.M. Ci gist Demelle Jeanne Etiennette Dutarte décédée le 13 sept 1788, agée de 48 ans et 13 jours R.I.P. tekst op marmeren plaat
-
plaat was bevestigd op grafsteen - zie wit pijltje
Zijn gezellin overleed op 13/9/1788 op 48-jarige leeftijd. Zij werd - gezien haar situatie buiten de kerk in Lede begraven. Emmanuel overleed in de nacht van 6 juli 1792 op het kasteel en werd - wegens zijn levenswandel - eveneens buiten de kerk begraven. Hij was de laatste markies van Lede.
Daar hij geen nakomelingen had, kon zijn moeder - volgens het recht van het Land van Aalst - slechts 1/3de erven en niet 100% zoals zijn eerder opgemaakt testament vermeldde. De overige 2/3de van zijn aanzienlijk fortuin en heerlijkheden in België en Nederland zouden naar de vaderlijke tak gaan. Zijn moeder overleed echter 2 maanden na hem, hetgeen de erfenisopvolging grondig bemoeilijkte. Familietakken die meenden recht te hebben op een erfdeel - en na enige tijd ‘niets zagen afkomen’ - werden ongeduldig. Ze vermoedden onrecht aangedaan te zijn en voerden processen in serie vanaf het jaar 1799. De erfenisafhandeling creëerde gecompliceerde rechtszaken en grote familieruzies die tot op vandaag niet zijn opgelost. Het kasteel bleef 10 jaar onbewoond en stond zelfs in 1796 onder sekwester (gerechtelijke bewaring). De erfenis kende een zonderlinge afloop. Een kleine stamboom geeft duidelijkheid. Boudewijn de Gruutere °1447 +1490 Phillippus de Gruutere °1475 Paulina de Gruutere °1480 +6/5/1519 Jean de Gruutere °1501 Isabeau de Gruutere °1524 echtg. Jacques de Bette De afstammelingen van Phillippus de Gruutere - zijn kleinkind Isabeau en haar kinderen, kleinkinderen enz. bleken niet geïnformeerd te zijn van de nalatenschap ! Deze van Paulina werden wel opgeroepen, zodat enkel zij als wettige erfgenamen werden aanzien en aldus aanspraak konden maken op het immense fortuin. Er werden procedures gevoerd in 1799, in 1886, in 1934 en een laatste maal in 1978. De gedupeerden bleven achter met het ‘rijkelijk gevoel’ een aantal markiezen te hebben gehad onder hun voorvaderen ! De heerlijkheid ging - bij erfenis - naar een verre erfgenaam van de Gruutere, nl. baron Jean Charles de Joigny de Pamele (°1748 +1794). Zijn grootvader was inderdaad gehuwd met Anne Marie de Gruutere. Zijn dochter, Marie-Charlotte-Jacqueline huwde met Jean-Charles Carnin de Staden (°1746 +1826). Bij het overlijden van J-C de Joigny de Pamele werd de jongere broer van schoonzoon J-C Carnin de Staden, Maximilien (°1773), voogd van de 5 minderjarige kinderen. Deze kinderen waren erfgenamen wegens hun betovergrootmoeder Anne Marie de Gruutere (5de graad).
Maximilien Carnin de Staden betrok het markizaatkasteel en bleef er wonen tot zijn overlijden op 2/8/1814. Hij werd te Lede begraven samen met zijn echtgenote, Charlotte de Norman die twee jaar later overleed. De grafsteen - met bovenaan het dubbele wapenschild en de gravenkroon - van deze laatste nobele bewoners van het kasteel bevindt zich aan de zuidelijke buitenmuur van de sacristie van de Sint-Martinuskerk te Lede.
In 1815 verbleef de koning van Frankrijk Louis XVIII (°1755 +1824) enige tijd in het markizaatkasteel en bezocht hier de jubelprocessie. Louis XVIII was Parijs ontvlucht ingevolge de terugkeer van Napoleon (van februari tot juni) en had zijn intrek genomen in het herenhuis ‘Hotel d’Hane - Steenhuyse’ te Gent.
meer weten … zie ook : OMD 1999 - thema ‘Reisverhalen in Steen’ OMD 2002 - thema ‘Symbolen’ OMD 2006 - thema ‘Export’ ‘Lede in de Wereld’ OMD 2009 - thema ‘Goede zorgen … goed besteed’ OMD 2010 - thema ‘De 4 Elementen’ OMD 2011 - thema ‘Conflict’ OMD 2012 - thema ‘Muziek, Woord & Beeld’ brochure ‘Mesen in Lede, een verhaal van 80 jaar’ brochure ‘Lede, van Heerlijkheid tot Markizaat’ de 10 Erfgoedwandelingen brochure ‘Adellijke Ledenaars’
de zusters augustinessen en hun kostschool voor adellijke juffrouwen
De erfgenamen zochten kopers voor de gebouwen en het uitgestrekte domein. Opeenvolgende eigenaars gaven het domein allerhande bestemmingen. Het markizaatkasteel werd in 1839 eigendom van de familie Dooms uit Lessen. Zij lieten in 1844 door hun zaakvoerder Delteure een modelstokerij en azijnmakerij uitbouwen in de tuin van het kasteel. Na enkele jaren kwamen - in hun fabriek te Lessen - financiële problemen de kop opsteken. Het ganse domein werd op verzoek van het Ministerie van Financiën, op 26 december 1844 voor 149.400 frank (3.704 euro) verkocht aan François Hayois uit Bauffe (nabij Mons) die er een suikerfabriek en jeneverstokerij begon. Om uit onverdeeldheid te treden bij een erfenis, ging de ganse eigendom in 1867 over in handen van Charles Fonteyn uit Aalst. Die verkocht in 1885 een deel ervan aan tabaksfabrikant Antoine de Hartog uit Arnhem in Nederland. Deze kwam zich in Lede vestigen. Bij gerechtelijk bevel door de voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg, kreeg notaris Breckpot van Aalst de opdracht om op 31 oktober en 13 december 1884 over te gaan tot de verkoop van het Chateau de Lede’. affiche van een niet gerealiseerde verkoop in 1884 door notaris Breckpot.
Op de verkoopsaffiche stond (in het Frans) te lezen : ‘Verkoop van het Kasteel van Lede met dreven, alles wat erbij hoorde, woningen, grote industriële gebouwen, de oranjerie, de groentetuin, het Engels park en de grote vijver, verschillende bouwterreinen en ook een flink stuk bouwgrond. Het geheel gesitueerd nabij het station te Lede-lez-Alost’. Op 22 juni 1897 kochten de ‘Zusters Kanunnikessen van de Heilige Augustinus van Jupille’ het domein voor bijna tweederden van de prijs, zijnde 97.000 Belgische frank (2.405 euro). In afwachting van de realisatie van hun bouwplannen, een kostschool voor adellijke juffrouwen, bewoonden de zusters het markizaatkasteel.
De eerste grote ‘verbouwing’ was het verwijderen van de 3 weinig-zedig-uitziende vrouwenbeelden die zich bevonden op en naast het fronton op de voorgevel. De beelden verhuisden naar de spiegelvijver in het stadspark van Aalst. Een deel van de industriële gebouwen werd afgebroken. De Leedse bouwmeester Théophiel Présiaux ontwierp de gebouwen in neogotische stijl. Het imago van de gebouwen stond duidelijk in het teken van de ‘verwachte klanten’. In 1900 startten ze reeds met het bouwen van de oostelijke schoolvleugel, kant Markizaatstraat en het secretariaat op de hoek Kasteeldreef en Kasteelstraat. Het internaat kende een groot succes zodat uitbreiding nodig werd. In 1906 werd de zuidvleugel met de kapel, kant Kasteeldreef opgetrokken. Er werd hoegenaamd niet zuinig omgesprongen met de gebruikte materialen en sierlijke ornamenten. Het metselwerk werd tot in de fijnste details uitgevoerd. De uitstraling was schitterend.
De traphallen, de plafonds, de bevloeringen, de bepleisteringen waren dermate luxueus dat ze ‘navenant’ waren met het kostschoolpubliek.
Voor de realisatie van de kapeltorenspits werd staal als draagstructuur gebruikt. Deze werkwijze was voor die tijd innoverend en zeker aan discussie onderhevig. Men kende wel de Eiffeltoren in Parijs … maar dit was hier in Lede ! Al onze torens werden immers met een houten gebinte gemaakt !
Wereldoorlog I. Het domein werd in 1917 herschapen in een ‘Kriegslazaret’ met 400 bedden. Alle onderwijs werd gestopt. Gekwetste en zieke frontsoldaten werden via het spoor en het nabijgelegen station in de schoolgebouwen ondergebracht. Op 15 november 1918 verlieten de Duitse soldaten de gebouwen. De schade aan het interieur was zo groot, dat de zusters besloten de ganse eigendom te verkopen. Ze dienden een oorlogschadeclaim in van ruim 35.000 frank (868 euro) die ze - gezien hun bestuur uit diverse nationaliteiten bestond - met moeite hebben ontvangen. De zusters verlieten Lede en verlegden hun werkterrein naar het moederklooster in Jupille en naar de scholen te Parijs en Ubbergen in Nederland.
De Zusters Kanunnikessen hadden het Markizaatdomein verkocht maar er bleven nog kinderen die naar school wilden … . En hier begon het levensverhaal van een andere school, den Bellaert. We schreven 1920 en er waren de paardenstallen in de boerderij van het Markizaat ! Er was een juffrouw Marie De Brabandere die het bestuur in handen nam (op vraag van de Zusters Kanunnikessen) en er in slaagde de school te doen ‘aannemen’ door de gemeente. In de stallen werden 2 ruimten (klassen !) gemaakt met schutsels op ‘manshoogte’. Elke ‘klas’ was onderverdeeld in 1 kleuter en 1 lagere. Ondertussen was het ‘Koninklijk Gesticht van Mesen’ de nieuwe eigenaar geworden : de gebouwen werden opgeknapt, het Hollands Paviljoen werd gebouwd … en juffrouw Marie werd gevraagd om te verhuizen. Bestemming werd “de patronage” - de vroegere Volkskring - waar 5 klassen werden geïnstalleerd. Het verblijf was hier echter van korte duur … de toenmalige toneelgroep wou immers opvoeringen geven ! Het huis van notaris Soete in de Brilstraat stond leeg en daar konden 3 klassen hun onderkomen vinden. Deze derde huisvesting duurde slechts 1 zomer … het gebouw moest op korte tijd de woonst worden van de Rijkswacht !
In 1921 werden de plannen getekend voor een meisjesschool door bouwmeester Théophiel Présiaux in opdracht van de gemeente Lede. Het jaar nadien werden 8 klassen, 1 turnzaal en een onderwijzerswoonst aan de Bellaertstraat gebouwd.
meer weten … zie ook : OMD 1999 - thema ‘Reisverhalen in Steen’ OMD 2008 - thema ‘20ste eeuw’, ‘Lede 10 keer in de 20ste eeuw’ OMD 2011 - thema ‘Conflict’ OMD 2012 - thema ‘Muziek, Woord & Beeld’ brochure ‘Mesen in Lede, een verhaal van 80 jaar’ de 10 Erfgoedwandelingen
het onderwijs, leven en wonen in het koninklijk instituut van mesen Op 7 oktober 1914 werd Mesen (W-Vl, 10 km van Ieper) door de Duitsers bezet. De vernieling van het stadje was de oorzaak dat de leerlingen en leraressen van het Koninklijk Instituut van Mesen, na 3 dagen schuilen in de kelders van de abdij, op de vlucht sloegen naar Frankrijk. Dankzij de toenmalige Belgische minister van justitie, Carton de Wiart, vonden de 150 vluchtelingen onderdak in een kostschool in St.-Germain-en-Laye bij Versailles. Tijdens zijn bezoek later aldaar moedigde de minister de leerlingen aan met de woorden : 'Songez au jour prochain où vous rentrerez à Messines'. Ze verbleven er 4 jaar, tot het einde van de oorlog. De terugkeer naar Mesen is echter nooit gebeurd ! Na de oorlog trof het Instituut maatregelen voor de terugkeer naar Mesen en zamelde het nodige geld in voor de wederopbouw. De gebouwen waren met de grond gelijkgemaakt. Oordelend dat Lede centraler gelegen was in België voor een instituut van nationaal belang, werd door de Regering aan de Commissie machtiging verleend om, met het geld van hun oorlogsschade, het klooster van de kanunnikessen St.-Augustinus in Lede, aan te kopen en er het Instituut in onder te brengen. Op 24/7/1919 werden de gebouwen officieel aangekocht. De oorspronkelijke benaming bleef behouden : 'Institution Royale de Messines - Koninklijk Gesticht van Mesen'. Op 8 april 1919 werd St.-Germain-en-Laye verlaten en na enkele weken vakantie kwamen de eerste groepen leerlingen te Lede aan. Er werd gestart op 23 juni 1919 om het lopende schooljaar te voleindigen Die dag werd veelzeggend omschreven in het gulden boek van de school: 'La vue des beaux et vastes bâtiments, la splendeur du parc et des jardins, transportent la joie des élèves et des parents'. wapen van het Koninklijk Gesticht van Mesen :
‘L’ ESPERANCE ME SOUTIENT’
(is tevens het wapenschild, zonder de spreuk, van de stad Mesen)
Voortaan sprak men in Lede van de 'Messines'. Op 27 november 1920 werd mevrouw Hatry benoemd tot directrice. De instelling gaf kosteloos onderwijs in de Franse taal aan kinderen van oorlogsslachtoffers. Het domein was afgezonderd van de buitenwereld en er was geen contact met de Leedse gemeenschap. In 1921 bouwde de stichting het 'Hollands Paviljoen' - ter uitbreiding van de school met voornamelijk Nederlands kapitaal. Deze gelden betekenden een ‘opgelegde’ tegemoetkoming voor de niet-deelname aan WO I van Nederland. het Hollands Paviljoen
Na enige tijd werd het taalgebruik enigszins aangepast. In 1929 werd een Nederlandstalige afdeling opgericht zodat vanaf dan het lager onderwijs in de beide landstalen werd gegeven. Tot 1952 volgde op het 6de leerjaar een voorbereidend jaar op het middelbaar onderwijs. Tijdens WO II werd het domein opnieuw volledig ontruimd. Vanaf mei 1940 werd het voor een korte periode bestemd tot opvang en verzorging van gewonde soldaten, zowel Duitsers als geallieerden. Nu werden de gebouwen wel bespaard van vernieling. Het domein werd ook een toevluchtsoord voor het 'Centrum voor gepensioneerde vissers uit Oostende', dat naar Lede evacueerde omwille van de bezetting van Oostende. Ze werden hier de 'Schipperkes' of de 'Godschalck' genoemd naar hun gelijknamige stichting in Bredene. Op 9 september 1944 waren 'Les Rats du Désert', de beroemde bevrijdercolonne, op bezoek in het kasteel en op 30 september arriveerde een Canadees legerkonvooi in Lede. Tot 4 november was het domein een legerdepot voor kledij, onderdelen van hun wagenpark en andere legermaterialen. Oorspronkelijk werden in Lede uitsluitend kinderen van hogere militairen opgenomen, maar vanaf 1944 werden ook schoolplichtige meisjes uit Lede tot het lager en technisch middelbaar - nog steeds Franstalig onderricht - toegelaten. Overal riepen aanplakbrieven meisjes op om de lessen te komen volgen in het 'Koninklijk Gesticht van Mesen te Lede-bij-Aalst, gelegen in een zeer gezonde streek, heel gemakkelijk bereikbaar per spoor, met een groot park en verzorgde opvoeding'. Oorlogswezen en meisjes van militaire invaliden en gelijkgestelden betaalden 5.500 Bef schoolgeld per jaar, 6000 Bef voor dochters van oud-strijders en gelijkgestelden.
Hoe kunnen wij het onderwijs, het leven en het wonen in de ‘Messines’ beter beschrijven dan het te laten vertellen door de leerlingen zelf ! Wij lieten ons inschrijven in de Messines … we kwamen met de trein in Lede en omdat we niet wisten waar de school gelegen was, gingen we eerst een café binnen. Mijn vader praatte wat met die mensen over de school, maar ik begreep niets van hun dialect. Het was alsof ze Engels praatten … ik was bang, maar de bestuurster mevrouw Seghers was heel vriendelijk en correct … ik werd met andere kinderen naar de chambretten geleid … ik weende de hele nacht … De eerste dag … mevrouw de directrice kwam alle leerlingen welkom heten. Ze deed dit zowel in het Nederlands als in het Frans. Toen ze gesproken had, moesten we rechtstaan, groeten en terug gaan zitten … toen ze langs mijn kant voorbij ging stond ik recht en zei ‘Madame, ik versta niets van dat Frans’. Ze vroeg of ik een woordenboek had. ‘Dan kun je dat daar allemaal in opzoeken’ was haar reactie. In de eetzaal … de volgende ochtend verzamelden wij in de eetzaal. Tegen de wanden stonden de indrukwekkende borstbeelden van onze koningen en koninginnen. Daar konden wij naar opkijken … En ’s zondags … schreven de leerlingen briefjes naar huis. De leerkrachten lazen de brieven en schreven, voor de kleintjes, de adressen op de omslagen. Als een meisje schreef ‘ik ben hier niet graag’ werd haar gevraagd ‘Pourquoi écris-tu cela ? Tu fais de la peine à ta maman. On peut l'effacer?’ … De ontvangen brieven werden allemaal geopend en gelezen door de directie. Naar de mis… Zondags gingen we wel vier keer naar de kapel. Om zeven uur naar de vroegmis, om tien uur naar de hoogmis, om drie uur naar het lof en 's avonds hadden we gewetensonderzoek … we zaten lichtjes voorovergebogen met onze handen voor de ogen … de leerkracht stond achteraan in de kapel en zei luidop ‘Heb ik niet gelogen? Heb ik niet bedrogen? Heb ik niet gestolen?’
En nu naar bed. De kleintjes sliepen op de slaapzaal, de groteren hadden elk een chambrette. Op de grote slaapzaal konden de bedden van elkaar gescheiden worden door gordijntjes. Elk kind had een bed met een nachttafeltje en een tabouret. En dan opstaan ... we knielden naast ons bed voor een kort ochtendgebed … we moesten ervoor zorgen dat onze voeten vanonder het gordijn kwamen … slimmeriken zetten er hun pantoffels onder. Maar dit ‘doen alsof’ werd snel ontdekt. En dan wassen … aanvankelijk stelden we het met kleine bassins: wit verlakte kommen met een blauw randje. In de winter was het water bevroren … 's ochtends wasten wij ons zoals de katjes, 's avonds deden we een grondig toilet. Hoog bezoek. De gravin werd in de salons door de dames ontvangen. Men zegde dat zij er haar orders kwam geven. Bij elk bezoek riep zij mijn vader, die zorg had over de boerderij, bij zich. Ze schonk hem sigaren en sigaretten en voegde er in haar beste Nederlands aan toe: ‘'t Is gij de man van de beest, die moet verdeel.’ Elf november. 's Morgens genoten de kinderen van koffiekoeken met chocomelk. Daarna wandelden we, leerlingen (in uniform) en leerkrachten naar het dorp (Markt), naar het monument voor de gesneuvelde soldaten.
Op schoolreis. Jaarlijks mochten de leerkrachten een schoolreis plannen. Gewoonlijk gingen we met de bus of de trein. Zo gingen we naar Antwerpen, naar Dinant, naar Brussel, naar de luchthaven enz. De volledige teksten, verzameld en geschreven door Karel De Clerck en Els Claus, vind je in ‘Ken uw Dorp’ nr 21 - 1994 van de Heemkundige Kring Heemschut - Lede. Onze dank voor het publiceren van deze fragmenten.
directie en leerkrachten rond 1960.
Door de voortdurende afname van het aantal kinderen van gesneuvelde of invalide militairen en het aanvaarden van externen en gewone burgerkinderen, evolueerde het Koninklijk Gesticht van Mesen zodoende tot een gewone onderwijsinstelling … tot in 1970 een grondige herstructurering werd doorgevoerd. Het Gesticht beantwoordde echter niet meer volledig aan de doeleinden door de stichtster, keizerin Maria-Theresia, voorgeschreven. Daarbij kwam dat sedert enige tijd de opbrengst van de gronden en eigendommen van het Instituut ontoereikend geworden waren om de school verder te onderhouden in zijn bestaande vorm.
Bij KB van 16 september 1969 werd de toelating verleend om de onderwijsinrichting te ontbinden en de roerende en onroerende goederen te Lede te gelde te maken. Er waren toen nog slechts 25 leerlingen die voldeden aan de 'voorwaarden tot toelating', tot 'Les Enfants de la Patrie'. Men zou de eigendom, in overeenstemming met de aard en de bestemming, herbeleggen en de opbrengst ervan, alsmede de andere inkomsten, uitsluitend aanwenden ten behoeve van de door de stichteres, Maria-Theresia, (hedendaagse) bedoelde begunstigden : verlenen van dotaties en steun voor de studies en het postuniversitair onderzoek, alsook voor de beroepskeuze en beroepsvestiging, voor de aanmoediging aan de families van de begunstigden en voor de stoffelijke en zedelijke hulp.
De vele kontakten met openbare instellingen en besturen leverden geen oplossing tot verkoop. De aankoopprijs, het onderhoud en de restauratie bleken steeds een struikelblok te zijn. Bovendien speelde het Gewestplan (KB 30/5/78) een belangrijke, zeg maar negatieve rol, door het geheel de bestemming van 'parkzone' te geven.
Hierdoor onderging het domein een belangrijke economische minwaarde, 'planschade' genoemd. Bebouwing of verkaveling werd onmogelijk. Men onttrok het ganse domein uit de handel met als gevolg : verwaarlozing en verkrotting. Nu begon een tientallen-jaren-durend steekspel tussen enerzijds de gemeente Lede, die het domein zag als 'parkzone', en anderzijds de Stichting, die het prachtige domein als 'bouwzone' bestempelde. Men kwam in al die jaren nooit tot een overeenkomst, spijts alle intense inspanningen, onderhandelingen en actiegroepen. Koninklijke Besluiten klasseerden het domein, rechters declasseerden het gebouw wegens procedurefouten, verkavelingplannen rolden van de tekentafels. Het uiteindelijk behaalde resultaat na 30 jaar werd … een schandelijke puinhoop.
meer weten … zie ook : OMD 1999 - thema ‘Reisverhalen in Steen’ OMD 2006 - thema ‘Export’ ‘Lede in de Wereld’ OMD 2007 - thema ‘Wonen’ OMD 2008 - thema ‘20ste eeuw’, ‘Lede 10 keer in de 20ste eeuw’ OMD 2011 - thema ‘Conflict’ OMD 2012 - thema ‘Muziek, Woord & Beeld’ brochure ‘Mesen in Lede, een verhaal van 80 jaar’ de 10 Erfgoedwandelingen
de aankoop, het verval en de sloping van de schoolgebouwen en de kapel In 1996 kwam een nieuwe opening tot dialoog tussen het Koninklijk Gesticht van Mesen en het Gemeentebestuur. Bij een gunstig schattingsverslag kwam het licht op groen te staan. Er werden akkoorden gevormd tussen de gemeente Lede, de Stichting en de Vlaamse Gemeenschap mits het aanvaarden van een gesteld compromis van de verschillende partijen. Op 20 januari 1999 hebben de Vlaamse Gemeenschap en de Koninklijke Stichting een akkoord bereikt waardoor Lede het domein, park en gebouwen, kon aankopen. Bij de Gemeenteraadzitting van 8 juli 1999 werd de princiepbeslissing genomen tot aankoop van het domein voor de som van 25 miljoen frank. (619.734 €) Op 6 oktober 1999 werd in de raadzaal van het gemeentehuis te Lede de verkoop van het domein gesloten.
Het park, met ingangen aan de Kasteel- en de Stationsstraat, werd opengesteld voor de bevolking op 1/5/2004.
De verwoestende ‘tand des tijds’ en een aantal ‘vlugge mensenhanden’ hebben gedurende meer dan 30 jaar lelijk huis gehouden in het ooit zo glorierijk ‘Chateau de Lede’. Onderstaande foto’s spreken voor zich.
De slopingswerken van de kapel en de zuidvleugel startten in juni 2010. Het beeld van een enorm gebouwencomplex, dat voor velen van ons tientallen jaren geheimzinnig verstoken bleef achter een lange, grijze muur, het fascinerend beeld dat velen van hier en zelfs van het buitenland aanspoorde om over diezelfde lange, grijze muur te klauteren, dat beeld is vanaf nu vervlogen, verdwenen, als in stof vergaan.
De tot ‘ruïne-verworden-gebouwen’ maakten nu plaats voor ‘Markizaat’, het nieuw OCMW-woonzorgcentrum (opening voorzien in 2014) en de evenementenplatformen boven de kelders van de zuidvleugel en het Hollands paviljoen.
meer weten … zie ook : OMD 2006 : thema ‘Export’ ‘Lede in de Wereld’ OMD 2011 - thema ‘Conflict’ OMD 2012 - thema ‘Muziek, Woord & Beeld’ brochure ‘Mesen in Lede, een verhaal van 80 jaar’
eerst de archeologische opgravingen en dan mag er gebouwd worden
Op vraag van de gemeente Lede heeft SOLVA van 13 juli 2009 tot 15 april 2010 opgravingen uitgevoerd op het voormalige markizaatdomein te Lede. Het onderzoek vond plaats n.a.v. de geplande bouw van een woon- en zorgcentrum. Deze terreinen behoren minstens sinds de 13de eeuw tot de heerlijkheid Lede. De vroegste vermelding van de aanwezigheid van een kasteel dateert uit de 16de eeuw. Tijdens de opgravingen kwamen verschillende sporen uit de Romeinse periode aan het licht. In het noordelijke deel waren 12 crematiegraven aanwezig. Het zuidelijke, hoger gelegen deel bevatte enkele wegtracés en sporen van bewoning. De kern van bewoning bevindt zich waarschijnlijk ten zuiden en ten westen van het opgravingareaal, op de top van de helling. Alle sporen dateren van de late 1ste t.e.m. de 3de eeuw na Christus. De middeleeuwse occupatie en de 20ste-eeuwse schoolgebouwen hebben een negatieve invloed gehad op de bewaring van de Romeinse resten. Kuilen, greppels, waterputten en mogelijk een wegtracé in het noorden van de site zijn op basis van het aardewerk te plaatsen in de volle en late middeleeuwen. Bewoningssporen bleven opvallend afwezig. Tenslotte zijn ook verschillende kelders en funderingen die behoren tot de bijgebouwen van het voormalige markizaat blootgelegd. Het betreft 2 L-vormige gebouwen aan weerszijden van de oprijlaan, zoals is weergegeven op de kaart van Ferraris (1771-1777). In een latere fase evolueren beide gebouwen naar een T-vormige plattegrond. De late- en postmiddeleeuwen zijn respectievelijk te dateren in de 13de t.e.m. de 15de eeuw en vanaf de 16de eeuw. Uit deze periode kwamen vooral in zone 1 heel wat sporen aan het licht. Er werden talrijke kuilen, paalsporen, greppels, grachtjes en waterputten aangetroffen. De aard van de gevonden sporen laat vermoeden dat dit deel de site van ‘activiteitenzone’ was en geen woonzone. Mogelijks dienden de kuilen voor leemwinning. Leem was immers de basisgrondstof voor het vervaardigen van bakstenen. Vele kuilen werden slechts uitgegraven tot de grens van zandig leem naar zuiver zand.
In totaal zijn in zone I vijf waterputten opgegraven. Ze dateerden allen uit de late middeleeuwen. Hun vondst leerde veel over de verschillende constructietechnieken in het verleden. Een eerste waterput was samengesteld uit een ondiepe cirkelvormige houten fundering, waarop grote blokken kalkzandsteen werden gestapeld. Aan de buitenzijde waren deze stenen bekleed met tegels en bakstenen, op hun plaats gehouden door een geraamte van houten staken, vastgenageld aan de houten fundering. Aan de binnenzijde vormden ze een mooie cilinder in tegenstelling met hun ruwe buitenkant. De opgravingen op het Markizaatdomein waren - wat betreft het begrafenisritueel zeer interessant., temeer daar er in onze streek nog niet zoveel graven en grafvelden zijn gekend. De crematie van de doden was het meest voorkomende begrafenisritueel tijdens het grootste deel van de Romeinse tijd. De dode werd verbrand in vol ornaat met recipiënten waarin voedsel en drank aanwezig waren. Na de verbranding werd doorgaans slechts een deel van de resten van de brandstapel verzameld en gedeponeerd in een kuil. Wat overschoot bleef gewoon ter plaatse liggen. doorsnede van een brandrestengraf. de zwarte laag is afkomstig van de brandstapel.
Volgens de Poppkaart (midden 19de eeuw) werden de gebouwen in een latere fase uitgebreid. Het westelijke gebouw (zone III) is geëvolueerd naar een T-vormige opbouw; het oostelijke gebouw is verbonden met de kasteelhoeve, die tot op heden werd bewaard. In september 2009 werden in de zones III en IV een groot deel van deze muurresten blootgelegd. De archeologische realiteit bleek vrij goed overeen te komen met deze cartografische gegevens.
De gebouwen hebben een T-vormige plattegrond en zijn elkaars spiegelbeeld ten opzichte van de centrale dreef. Bovendien ligt de zuidelijke grens van beide gebouwen mooi op één lijn, in het verlengde van de hoeve die er nu nog staat.
Oostelijke vleugel - zone IV Westelijke vleugel - zone III
meer weten … zie ook : OMD 1999 - thema ‘Reisverhalen in Steen’ OMD 2010 - thema ’De 4 Elementen’ OMD 2011 - thema ‘Conflict’ de brochure ‘Solva’
bouwen aan de toekomst letterlijk en figuurlijk ! Zodra de archeologische opgravingen voltooid waren, werd gestart met de bouw van het nieuw woon- en zorgcentrum. Op 5/5/2012 (de werken waren toen reeds ver gevorderd) werd symbolische de ‘eerste steen’ gelegd door minister Jo Vandeurzen, burgemeester Geert Grepdon en OCMWvoorzitter Roland Uyttendaele.
mei 2012
juni 2013
Het woonzorgcentrum zal plaats bieden aan 90 residenten en kreeg de passende naam ‘Markizaat’ toegewezen. De voltooiing wordt voorzien tegen einde 2014.
De restauratiewerken aan de kasteelkelder (17de/18de eeuw) onder het (afgebroken) Hollands Paviljoen zijn gestart in 2009. Deze kelder is een prachtlocatie voor allerhande activiteiten zoals voordrachten en vertellingen, kleine muziekuitvoeringen, tentoonstellingen, recepties en zoveel meer.
de kelder voorheen
tijdens de werkzaamheden in 2011
de ingang tot de kasteelkelder
Het Hollands Paviljoen werd afgebroken. Een deel van de westelijke muur met de ankers ‘1921’ en het Nederlands wapenschild ‘Je maintiendrai’ blijven achter als stille getuigen. Aan de binnenzijde staat nog de openhaard van de keukenklas, ten tijde van de ‘Messines’.
De boerderij - ‘de kasteelhoeve’ - werd in 2006 voor het eerst ‘onder handen genomen’. De zolder en de stallingen werden volledig leeggemaakt en opgekuist.
Achteraf is gebleken dat deze locatie een prima aantrekkingspool is geworden voor specifieke tentoonstellingen van Erfgoeddag en Open Monumenten.
de stallen als tentoonstellingsruimten : hier ERFGOED 2008 ‘Lede en zijn Heiligen’ en OMD 2007 thema ‘Wonen’ en OMD 2011 thema ‘Conflict’.
Op latere datum zal de intentie tot realisatie van het serviceflatgebouw, tot de afwerking van de kasteelkelder, tot de instandhouding van de markizaatvoorgevel en tot de restauratie van de kasteelhoeve, een feit (kunnen) worden. Hoop doet leven …
meer weten … zie ook : OMD 2012 - thema ‘Muziek, Woord & Beeld’
een wandeling in het park van mesen beter kijken = meer zien De huidige vorm van het ganse domein (met uitzondering van de woningen langs de Stationsstraat en de Kasteeldreef) dateert van vόόr 1695 en is sindsdien nauwelijks gewijzigd. Het noordelijk deel (vanaf het kasteel) was een bebost gebied in 3 verdeeld door 2 parallelle dreven, noord-zuid gericht. De omliggende straten en de Olmendreef bestonden uit dreven. De noordoostelijke hoek werd bij de aanleg van de spoorlijn Aalst - Gent in 1856 afgesneden (zie plan 1893). Twee kleine cirkelvormige rondgangen, oost en west gelegen van het kasteel, sloten aan op de grote ellipsvormige beukendreef. Het park heeft een oppervlakte van 5 hectaren. De huidige parkaanleg met de vijver dateert uit het begin van de 20ste eeuw.
1778
1854
1893
Op deze kaarten zien we duidelijk de verschillende plaatsen waar de kasteelvijver zich bevond. De eerste tekening (Ferraris - 1778) toont ons het kasteel, gebouwd door Emmanuel de Bette in 1749, met 2 bijgebouwen die haaks stonden op het hoofdgebouw. Het geheel was omringd door een gracht. De vijver was eerst gelegen vlak achter het kasteel (zie plan 1854), werd later gedumpt en in het park uitgegraven langs de westelijke kant (zie plan 1893) en uiteindelijk oostelijk zoals op heden nog de ligging is. 1991
De plantengroei in het park wordt voornamelijk gekenmerkt door inheemse soorten. Als hoogstammige bomen komen beuk, linde, plataan, tamme kastanje, paardenkastanje, schietwilg, es, Amerikaanse- en wintereik het meeste voor. Op struikniveau zien we vlierstruiken, els, gewone robinia en esdoorn. We mogen zeker niet de blauwe reiger vergeten, die hier de laatste tijd sterk verminderd is in aantal. Deze trekvogel overwintert rond de Middellandse zee en zoekt daarna bij voorkeur waterrijke gebieden als leefgebied. Koolmezen, winterkoningen, eksters, kauwen, spechten enz. vullen de fauna aan.
Een wandeling door het Park van Mesen : bij het binnenkomen (langs de Stationsstraat) zie je een weide begroeid met tal van kruiden zoals pitrus, ruige zenne, zomprus, echt duizendguldenkruid, st. janskruid enz. Rechts van je een houtwal van vlierstruiken, els en gewone robinia. Een prachtige linde torent boven de struiken uit. Van hieruit heb je een prachtig zicht op de vijver met in de verte, hoog in de bomen, enkele reigersnesten . Wat verder kom je in een unieke boogvormige beukendreef . Merk hier en daar de spechtengaten op. Aan het einde van de dreef zie je een mooie groep platanen , met de afschilferende bleke schors. De weide geeft je hier een onvergetelijk zicht op de vijver, de verweerde dubbele brug met de sokkel van het (verdwenen) St. Augustinusbeeld, de eenden en de ganzen. Verder op weg zie je tussen de esdoorns en de vlierstruiken een tweede groep platanen. Voorbij het kinderspeelpleintje zorgt een struiklaag voor beschutting van kleine zangvogels. De wandeldreef heeft hier een totaal ander uitzicht . Geen beuken meer, maar een mengeling van linde, tamme kastanje, paardenkastanje, Amerikaanse- en wintereik. Een monumentale beuk sluit de wandeling af.
meer weten … zie ook : OMD 2004 - thema ‘Van Nature een Monument’ OMD 2010 - thema ‘De 4 Elementen’
BIBLIOGRAFIE Van Langenhoven Bart - vermelde OMD-brochures Heemkundige Kring Heemschut - KuD nr 21 SOLVA - 9420 Erpe-Mere - Archeologie Mesen Lede
COLOFON Titel Auteur & fotoarchief Brochure Uitgave Verantw. Uitg.
Het beste van 25 jaar op 1 dag Hubert Topke Open Monumenten 2013 Culturele Raad - Gemeente Lede Hubert Topke, voorzitter Culturele Raad
D / 2013 / 8592 / 3
INHOUD
de edele bewoners van het markizaat de zusters augustinessen en hun kostschool voor adellijke juffrouwen het onderwijs, leven en wonen in het koninklijk instituut van mesen de aankoop, het verval en de sloping van de schoolgebouwen en de kapel eerst de archeologische opgravingen en dan mag er gebouwd worden bouwen aan de toekomst, letterlijk en figuurlijk beter kijken = meer zien