Handreiking voor de beoordeling van ouderen met de Zelfredzaamheid-Matrix
Wijnand van den Boom, Menno Segeren, Leonie Klaufus, Tjerk Kamann, Steve Lauriks, Matty de Wit
Handreiking voor de beoordeling van ouderen met de Zelfredzaamheid-Matrix
December 2014 GGD Amsterdam: Wijnand van den Boom Menno Segeren Leonie Klaufus Tjerk Kamann Steve Lauriks Matty de Wit Ontwerp logo ZRM door Pakweg © GGD Amsterdam. 2014. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. De gebruiker mag deze uitgave niet voor willekeurige commerciële doeleinden gebruiken, aanpassen, of overbrengen. Contact:
[email protected]
2
Inhoudsopgave Waarom een handreiking voor de beoordeling van ouderen met de ZRM?
4
Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd betekent voor veel mensen een grote verandering in hun leven. Eén van die veranderingen is het stoppen met werken, waardoor veel meer tijd vrij kan worden besteed. In deze handreiking wordt hier aandacht aan besteed. De handreiking biedt handvatten om de zelfredzaamheid van een oudere zo volledig mogelijk en op een betrouwbare manier in kaart te brengen. Waar haal ik informatie vandaan?
6
De informatie die nodig is voor de beoordeling verzamel je meestal in een gesprek met een oudere. Deze informatie moet zoveel mogelijk aangevuld en geverifieerd worden. Een uitgebreide toelichting op het werken met de ZRM kun je vinden in de handleiding bij de ZRM 2013 (www.zrm.nl). Aandachtspunten bij de beoordeling
8
In deze paragraaf vind je enkele aandachtspunten die bij het gebruik van de ZRM bij ouderen mogelijk van belang zijn. Deze aandachtspunten zijn het resultaat van gesprekken met verschillende experts. Hoe werd de handreiking voor ouderen ontwikkeld?
13
Bestaande meetinstrumenten voor onder andere de beoordeling van zelfredzaamheid golden als uitgangspunt. Daarnaast werden inhoudelijk verkennende gesprekken met ouderenexperts gevoerd en werd de handreiking aan hen voorgelegd. Tenslotte Geraadpleegde literatuur Geraadpleegde instrumenten
14 15 15
3
Waarom een handreiking voor de beoordeling van ouderen met de ZRM? Met de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) meet je hoe zelfredzaam iemand is. Alle gegevens over het functioneren van een persoon druk je op de ZRM uit in een totaal oordeel over de mate van zelfredzaamheid van die persoon op dat moment. De ZRM heeft elf domeinen die zo geselecteerd zijn dat ze relevant zijn voor alle volwassenen die gebruik maken van de Nederlandse openbare (geestelijke) gezondheidszorg (O(G)Gz).
Eén van de belangrijkste uitgangspunten bij de ontwikkeling van de ZRM was dat alle domeinen voor alle personen gescoord moesten kunnen worden. Voor sommige specifieke doelgroepen blijkt het wenselijk om naast de elf ‘kern domeinen’ van de ZRM, ook de zelfredzaamheid op een aantal aanvullende domeinen in kaart te brengen. Voor deze doelgroepen worden daarom zogenaamde ZRM-supplementen ontwikkeld. Zo is in 2013 een ZRM-supplement voor ouders/voogden van minderjarige kinderen ontwikkeld (ZRM-supplement: Ouderschap). Hiermee kan de specifieke zelfredzaamheid met betrekking tot de zorg voor minderjarige kinderen worden beoordeeld op vier aanvullende domeinen.
Inmiddels wordt de ZRM steeds vaker toegepast bij (kwetsbare) ouderen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Het blijkt dat je, voor het volledig in beeld krijgen van alle aspecten van zelfredzaamheid van ouderen, een aanvullend domein van functioneren moet beoordelen.
De handreiking die voor je ligt laat zien hoe de zelfredzaamheid van ouderen volledig in kaart kan worden gebracht met behulp van de elf kern domeinen van de ZRM en een aanvullend domein voor mensen die zijn vrijgesteld van arbeid. Dit aanvullende domein staat beschreven in de handleiding bij het ZRM-supplement: Tijdsbesteding. Bij het in kaart brengen van de zelfredzaamheid van een oudere dient dit supplement altijd in combinatie met de ZRM worden afgenomen. Het supplement met bijbehorende handleiding is te vinden op de ZRM-website (www.zrm.nl).
4
Deze handreiking en het ZRM-supplement: Tijdsbesteding zijn bedoeld voor de beoordeling van personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. In Nederland is men in de regel vanaf de leeftijd van 65 jaar vrijgesteld van arbeid en heeft dan recht op AOW, eventueel aangevuld met pensioen opgebouwd uit (arbeids)loon.
5
Waar haal ik informatie vandaan? De informatie die je nodig hebt wanneer je de zelfredzaamheid van een oudere beoordeelt met de ZRM en het ZRM-supplement: Tijdsbesteding wordt vaak al verzameld door hulpverleners tijdens het zorgproces. Dit gebeurt onder andere door het houden van gesprekken met een oudere, het afleggen van een huisbezoek of aan de hand van gesprekken met andere hulpverleners en naaste betrokkenen. De ZRM (en ook deze handreiking) is enkel bedoeld om deze informatie te ordenen en structureren om tot een eenduidige, gestandaardiseerde beoordeling van de zelfredzaamheid te komen die vergelijkbaar is in de tijd en tussen personen.
Het uitgangspunt van de ZRM is dat het voorschrijft welke informatie je moet verzamelen om tot een beoordeling te komen maar niet op welke manier je die informatie verzamelt. In de meeste gevallen geldt voor het ZRM-supplement: Tijdsbesteding, net als voor de ZRM, dat een interview met een persoon de basis is voor een beoordeling.
Het is belangrijk dat informatie verkregen uit een gesprek met een oudere zo mogelijk geverifieerd wordt en indien nodig nog aangevuld, bijvoorbeeld door contact te zoeken met:
Naasten (familieleden, vrienden, buren);
Hulpverleners die recent contact hebben gehad met de persoon en op de hoogte zijn of haar actuele functioneren;
Een mantelzorger of begeleider.
Deze personen hebben mogelijk aanvullende informatie die relevant kan zijn voor een betrouwbare beoordeling van de zelfredzaamheid van een oudere. Je kunt ook de afweging maken om de mantelzorger of begeleider bij het gesprek te betrekken, mits een oudere daarmee instemt. Een keerzijde hiervan is dat er dan een situatie kan ontstaan waarin een oudere geen volledige openheid van zaken wil geven, bijvoorbeeld door schaamte, ‘zich groot willen houden’ of vanwege privacy gevoelige informatie (bijvoorbeeld, iemand wil niet vertellen dat hij/zij met ‘foute vrienden’ omgaat, omdat hij/zij daarmee het vertrouwen van de mantelzorger zou schaden). Andersom geldt
6
eveneens dat de mantelzorger wellicht geen openheid van zaken wilt geven in het bijzijn van een oudere omdat dit mogelijk hun relatie kan schaden (bijvoorbeeld het niet durven aangeven dat er sprake is van geestelijke gezondheidsproblematiek).
Een uitgebreide toelichting op het werken met de ZRM vind je in de handleiding bij de ZRM 2013 die te downloaden is op www.zrm.nl. Verder geldt de algemene aanbeveling dat nieuwe gebruikers van de ZRM worden getraind om het instrument goed te kunnen toepassen. Voor informatie over de mogelijkheden voor in-company trainingen kun je een e-mail sturen naar naar:
[email protected]
7
Aandachtspunten bij de beoordeling Bij het gebruik van de ZRM en het ZRM-supplement: Tijdsbesteding geldt een aantal aandachtspunten. Deze aandachtspunten hebben voor een deel betrekking op het werken met de ZRM in het algemeen en deels zijn ze specifiek opgesteld voor de beoordeling van ouderen.
Het ZRM-supplement: Tijdsbesteding is een aanvulling op de ZRM 2013. Gezamenlijk zijn zij een eenvoudige meetlat (screener) die een globaal overzicht geeft van het functioneren, oftewel de mate van zelfredzaamheid van een persoon op een aantal belangrijke domeinen van het leven. Omdat de ZRM een screeningsinstrument is, kan het in geen geval worden gebruikt in het kader van diagnostiek (het vaststellen van een ziekte, stoornis of syndroom dat ten grondslag ligt aan de vertoonde symptomen). Uit de beoordeling op de ZRM en het ZRMsupplement: Tijdsbesteding kan blijken dat een oudere op een bepaald domein beperkt zelfredzaam, niet zelfredzaam of zelfs acuut problematisch is. Dit kan een reden zijn om dieper in te gaan op het functioneren van deze persoon op dat domein en eventuele onderliggende oorzaken.
Probeer door te vragen. Om de situatie van een oudere goed in kaart te kunnen brengen, is het belangrijk dat je goed doorvraagt. Een oudere kan zijn of haar situatie beter voor laten doen dan het in werkelijkheid is. Waardeer daarom alle informatie die je krijgt, niet alleen die van de oudere zelf, maar ook die van andere informatiebronnen (zoals de mantelzorger, familie, observaties en registraties) en beoordeel deze altijd op hun betrouwbaarheid en bruikbaarheid.
Beheer van financiën door derden. Het beheer van financiën kan bij een oudere informeel
geregeld
zijn,
denk
bijvoorbeeld
aan
financieel
beheer
door
(klein)kinderen. Dit kun je aangeven op het standaard ZRM-scoreformulier als “HULP informeel” bij het domein Financiën. Wanneer een familielid of mantelzorger is aangewezen als bewindvoerder is er sprake van formele hulp. De bewindvoerder moet immers extern verantwoording afleggen aan een formele instantie en is aan een aantal wettelijke regels gebonden met betrekking tot het financieel beheer voor zijn of haar (hulpbehoevende) familielid/vriend. Indien sprake is van financieel
8
misbruik door de persoon die de financiën beheert, wat negatieve gevolgen heeft voor de uitgaven (“ongepast uitgeven”), dan zal je dit scoren met een 2 (“niet zelfredzaam”) op het domein Financiën.
Complexe activiteiten. Onder complexe activiteiten wordt verstaan; alle activiteiten die nodig zijn voor het op orde houden van het huishouden in het algemeen. Naast stofzuigen, afwassen en de was doen, betekent dit ook het openen en sorteren van de post, het uitvoeren van de administratie, contact opnemen en onderhouden met instellingen, ‘online zaken regelen’ en beschikken over specifieke informatie wanneer dat nodig is (bijvoorbeeld over de voor- en nadelen van verschillende behandelmogelijkheden). Dit scoor je op het domein Activiteiten van het dagelijks leven (ADL). Het begrijpen en gebruiken van dergelijke informatie kan je onder andere ook terugzien op de domeinen Lichamelijke Gezondheid en Geestelijke Gezondheid (behandeltrouw: begrijpen van voorgeschreven recept of behandeling; verminderd
zicht;
het
niet
kunnen
horen
men
ouder
van
de
dokter)
of
Financiën
(inkomensbeheer door derden).
Eenzaamheid.
Naarmate
wordt,
kunnen
ingrijpende
levensgebeurtenissen zich voordoen die een risico op vereenzaming met zich meedragen. Risicofactoren voor eenzaamheid zijn onder andere een sterke inkomensdaling, het verlies van dierbaren of een verslechterende gezondheid. Wanneer een oudere aangeeft dat hij of zij zich eenzaam voelt, zal je dit scoren op de domeinen Sociaal Netwerk (bijvoorbeeld ervaren van onvoldoende sociale steun) en Huiselijke relaties.
Gezondheidsproblematiek. Ouderen kunnen te maken krijgen met problemen die cognitief van aard zijn. Voorbeelden daarvan zijn dementie, niet-aangeboren hersenletsel of een beroerte. Daarnaast krijgt de meerderheid van de ouderen op een
dag
te
maken
met
lichamelijk
onvermogen,
geheugen
en
concentratieproblematiek of verminderd zicht/ gehoor. Hoe een oudere omgaat met dergelijke problematiek (met andere woorden, zelfredzaam is met betrekking tot de chronische en soms progressieve gezondheidsproblemen) kun je scoren op de domeinen Lichamelijke Gezondheid en Geestelijke Gezondheid. De zwaartefactor cognitief vermogen (achtergrondinformatie op standaard ZRM-scoreformulier) kun je
9
gebruiken om aan te geven dat het cognitief vermogen van een oudere (mogelijk als gevolg van bijvoorbeeld dementie of beroerte) een factor is om rekening mee te houden in de waardering van de ZRM-beoordeling en/of het inzetten van een interventie of behandeling.
Het rondkomen met AOW. Wanneer de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt, heeft men recht op een uitkering vanuit de AOW. Wanneer een oudere geen inkomsten heeft uit (vast of tijdelijk) werk en alleen AOW ontvangt, scoor je op domein Financiën maximaal een 3 (“beperkt zelfredzaam”). Echter, sommige ouderen hebben naast AOW ook recht op een aanvullend pensioen. Een aanvullend pensioen wordt gezien als inkomen anders dan een uitkering. Wanneer de hoogte van het aanvullende pensioen zodanig is dat de oudere niet meer afhankelijk is van de AOW-uitkering, kan een oudere de maximale score (“volledig zelfredzaam”) krijgen op het domein Financiën.
Mantelzorg. Veel ouderen ontvangen mantelzorg op één of meerdere domeinen van de ZRM en/of van het ZRM-supplement: Tijdsbesteding. Bijvoorbeeld de partner die veel van de ADL-activiteiten voor een oudere doet, een vriend die helpt met het aantrekken van steunkousen of een kleinkind die meegaat naar de bridgeclub. De hulp en zorg die de mantelzorger biedt, kun je per domein van de ZRM en het ZRMsupplement aangeven op het standaard scoreformulier in de kolom “Hulp aanwezig (informeel/formeel)”,
direct
achter
de
ZRM-beoordeling.
Mantelzorg
is
de
voornaamste vorm van “informele zorg”. De mantelzorg is ook onderdeel van het huishouden (wanneer deze bij de oudere woont) of onderdeel van het sociaal netwerk van een oudere (wanneer deze niet bij hem of haar woont). De zelfredzaamheid van een oudere in relatie met de mantelzorger moet je dan ook op die domeinen, respectievelijk Huiselijke Relaties en Sociaal Netwerk, beoordelen.
De mantelzorger heeft meestal een positieve invloed, maar het kan voorkomen dat die relatie een negatieve invloed heeft op het functioneren. Bijvoorbeeld, wanneer sprake is van (opzettelijk) misbruik of mishandeling, of een situatie waarin de mantelzorger (onbedoeld) slecht handelt door overbelasting, onkunde of gebrek aan kennis. Dergelijke relaties van een oudere met leden van het huishouden beoordeel je ook op het domein Huiselijke relaties. Wanneer een mantelzorger geen deel
10
uitmaakt van het huishouden en dergelijke negatieve invloed heeft op het functioneren, zou je de mantelzorger onder de noemer ‘foute vriend’ moeten scharen op het domein Sociaal netwerk. Daarbij blijft natuurlijk altijd de vraag (zoals bij alle typen ‘fouten vrienden’) of de negatieve aspecten van de relatie zo aanwezig zijn dat de eventuele positieve aspecten van de relatie daaraan ondergeschikt raken: vrijwel geen enkele relatie is alleen maar negatief. Je waardeert of de relatie voornamelijk steunend of voornamelijk negatief is en gebruikt dit in je oordeel op het domein Sociaal netwerk van de ZRM. Een oudere kan uiteraard ook zelf mantelzorg bieden. Hierbij geldt, net als bij het ontvangen van mantelzorg, dat de relatie van de mantelzorger en hulpbehoevende in kaart gebracht dient te worden. De tijd die een mantelzorger besteedt aan mantelzorgtaken kan worden beoordeeld met het domein Tijdsbesteding.
Medicijngebruik. Veel ouderen hebben meerdere lichamelijke en/of geestelijke gezondheidsproblemen en krijgen daarvoor verschillende medicijnen met mogelijk sterk uiteenlopende voorschriften met betrekking tot onder andere frequentie van de inname en de hoeveelheid. Verminderde cognitieve vermogens, dementie, andere niet-aangeboren hersenletsels of lichamelijke beperkingen zoals verminderd zicht, kunnen het medicijngebruik volgens behandelprotocol verstoren. Dit beschouw je in de ZRM als (beperking van) behandeltrouw en waardeer je op het domein Geestelijke gezondheid (als het om medicatie voor een geestelijke stoornis gaat) of op het domein Lichamelijke gezondheid (als het om medicatie voor een lichamelijke aandoening gaat). Sommige medicijnen kunnen een verslavend effect hebben (denk aan kalmerings- of slaapmedicatie of pijnstillers). Misbruik, het bewust meer (of juist minder) medicijnen gebruiken dan voorgeschreven om een genotsgevoel te krijgen, beoordeel je op het domein Verslaving.
Toereikende woning. Een woning is niet meer (voldoende) toereikend voor een oudere wanneer er belemmeringen zijn in het gebruik maken van de faciliteiten die inherent verbonden zijn aan een huis, zoals de keuken (bijvoorbeeld een te hoog aanrechtblad), douche/bad (bijvoorbeeld het ontbreken van een douchestoel), toilet (bijvoorbeeld het ontbreken van beugels) en het bereiken van vertrekken, zoals de slaapkamer op een hogere verdieping (bijvoorbeeld het ontbreken van een traplift). Indien sprake is van een woning die “niet toereikend” is, scoor je een ‘3’ (“marginaal
11
toereikend”) op domein Huisvesting. Het (regelmatig) voorkomen van valongevallen in
huis
kan
worden
beschouwd
als
een
indicatie
voor
(gedeeltelijke)
ontoereikendheid van de woning.
Vallen. Omdat een oudere een grotere kans heeft om binnen- dan wel buitenshuis te vallen, zal je dit aspect aan bod moeten laten komen. Vallen of de angst om te vallen heeft een mogelijk negatieve invloed op het functioneren op bijvoorbeeld de domeinen Lichamelijke gezondheid en Activiteiten Dagelijkse Leven en de zwaartefactor: Het bereiken van bestemmingen buitenshuis.
Veiligheid. Het aspect veiligheid zal je als uitkomst bij verschillende ZRM-domeinen terugzien. Enkele voorbeelden zijn: een oudere die zich niet (meer) buitenshuis veilig voelt en daardoor het huis niet meer verlaat en geen boodschappen meer voor zichzelf haalt (domeinen Activiteiten Dagelijkse Leven en Tijdsbesteding); Een oudere die gaat dwalen of vergeet het gas uit te doen en niet meer de cognitieve vermogens heeft om te controleren of een bepaalde taak is uitgevoerd (domeinen Activiteiten Dagelijkse Leven en Geestelijke Gezondheid); Mishandeling van een oudere in huiselijke kring (domein Huiselijke relaties); Een oudere die bedorven producten eet (domeinen Activiteiten Dagelijkse Leven en Lichamelijke gezondheid); Een oudere die wordt opgelicht aan de telefoon of aan de deur, waardoor hij of zij ongepast geld uitgeeft (domein Financiën).
Voedsel (eten en drinken). Voedsel behoeft extra aandacht bij het screenen van een oudere. Ondervoeding is een veelvoorkomend probleem bij ouderen. Zaken die je wilt weten zijn bijvoorbeeld een verminderde eetlust, moeite met eten en recentelijk onbedoeld gewichtsverlies. Informatie over de kwantiteit ((on)voldoende inname) en kwaliteit (variatie, houdbaarheid) van voedsel kun je scoren op de domeinen Activiteiten Dagelijks Leven en Lichamelijke Gezondheid. Het ernstig bezuinigen op eten en drinken (één van de basisbehoeften) moet je beoordelen op het domein Financiën.
12
Hoe werd de handreiking voor ouderen ontwikkeld? Deze handreiking werd tussen november 2013 en maart 2014 ontwikkeld in een aantal stappen. Hieronder zijn de stappen beschreven.
1. Literatuur.
Een
inventarisatie
is
gemaakt
van
relevante
literatuur
en
meetinstrumenten op het gebied van ouderen. 2. Verkennende gesprekken met ouderen-experts. Op basis van literatuur en bestaande instrumenten is een aantal ouderen-experts geïnterviewd. Hen is onder andere gevraagd hoe je zelfredzaamheid bij ouderen het beste kunt meten. 3. ZRM-werkgroep (eerste fase). De informatie uit de literatuur en verkennende gesprekken met experts werd gebundeld door een werkgroep bestaande uit onderzoekers van de GGD Amsterdam en verwerkt in aanpassingen/ toevoegingen van de ZRM. 4. Focusgroepen. De ZRM-aanpassingen en toevoegingen zijn gepresenteerd tijdens focusgroepen op 3 en 4 maart 2014, waarbij reacties van experts werden geïnventariseerd. 5. ZRM-werkgroep (tweede fase). Op basis van feedback uit de focusgroepen is een tweede conceptversie ontwikkeld door onderzoekers van de GGD Amsterdam. 6. Schriftelijke consultatie van experts vanuit de focusgroepen. Tijdens een schriftelijke ronde zijn experts geconsulteerd over de inhoud van deze handreiking. 7. Ervaringen vanuit de ZRM-trainingen voor de de pilots met de wijkzorgteams Verpleging & Verzorging in Amsterdam. Ervaringen vanuit de trainingen zijn door trainers aan de GGD teruggekoppeld en verwerkt. 8. Terugkoppeling van de ervaringen en dataverzameling vanuit de pilots met wijkzorgteams. Ervaringen van professionals met betrekking tot de haalbaarheid en bruikbaarheid van de handreiking zijn geanalyseerd en verwerkt in de conceptversie van de handreiking.
13
Tenslotte Heb je vragen, opmerkingen, ideeën, suggesties over deze handreiking? Stuur dan een bericht naar
[email protected]. Wij kunnen feedback goed gebruiken bij de ontwikkeling van eventuele nieuwe versies van deze handreiking en/of het ZRMsupplement: Tijdsbesteding.
Meer weten? Bezoek ook eens de website van de ZRM voor meer informatie en publicaties: www.zrm.nl
14
Geraadpleegde literatuur
Fassaert T, Lauriks S, van de Weerd S, de Wit M, Buster M (2013) Ontwikkeling en betrouwbaarheid van de Zelfredzaamheid-Matrix. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 91(3): 169-177.
Fokkema, T & van Tilburg, T. Een vergelijkend effectonderzoek naar interventies ter voorkoming en vermindering van eenzaamheid onder ouderen. Amsterdam: Vrije Universiteit, 2003.
Gezondheidsraad. Ondervoeding bij ouderen. Den Haag: Gezondheidsraad, 2011; publicatienr. 2011/32.
Gezondheidsraad. Preventie bij ouderen: focus op zelfredzaamheid. Den Haag: Gezondheidsraad, 2009; publicatienr. 2009/07.
Instituut voor Verantwoord Medicijnengebruik (IVM). http://www.medicijngebruik.nl/.
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Grijs op Reis. Over de mobiliteit van ouderen. Den Haag: 2008.
Lauriks S, Buster M, de Wit M, van de Weerd S, Theunissen V, Schönenberger M, Fassaert T. Handleiding Zelfredzaamheid-Matrix 2013. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2013.
Lauriks S, Buster MCA, de Wit MAS, van de Weerd S, Tigchelaar G, Fassaert T. ZelfredzaamheidMatrix 2013. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2013.
Nationaal Ouderen Fonds. http://www.ouderenfonds.nl/.
Nederlands Huisartsen Genootschap. https://www.nhg.org/themas/publicaties/mdr-polyfarmacie-bijouderen.
NIVEL. Deelname aan de samenleving van mensen met een beperking, ouderen en de algemene bevolking. Rapportage Participatiemonitor. Utrecht: 2013.
Advies Raad voor de Volksgezondheid & Zorg. Trends in gezondheid en het belang van zelfredzaamheid bij zelfstandig wonende ouderen. Vrije Universiteit Amsterdam: 2012.
Sociaal Cultureel Planbureau. Kwetsbare ouderen. Den Haag: SCP, 2011
Sociaal Cultureel Planbureau. Met oog op de tijd. Een blik op de tijdsbesteding van Nederlanders. Den Haag: SCP, 2013.
Sociaal Cultureel Planbureau. Rapportage Ouderen 2006. Veranderingen in de leefsituatie en levensloop. Den Haag: SCP, 2006.
Geraadpleegde instrumenten
BARTHEL Index. Mahoney FI, Barthel DW. Functional evaluation; the Barthel Index, Maryland Medical Journal, 1965; 14:61-65.
CAN. Camberwell Assessment of Need. Phelan M, Slade M, Thornicroft G et al. The Camberwell Assessment of Need: the validity and reliability of an instrument to assess the needs of people with severe mental illness. Br J Psychiatry 1995;167:589-95.
EMS. Elderly Mobility Scale.
15
Cuypers C. Onderzoek naar de inter- en intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van de Nederlandse versie van de ‘Elderly mobility scale’, toegepast bij geriatrische patienten in de klinische fase, Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie, augustus 2004, nr.4, 110-113.
GARS. Groningen Activity Restriction Scale. Kempen GI, Miedema I, Ormel J, Molenaar W. The assessment of disability with the Groningen Activity Restriction Scale. Conceptual framework and psychometric properties. Soc Sci Med, 1996; 43:1601-10.
GFHP. Gordon’s Functional Health Pattern. Gordon, M. Nursing Diagnosis: Process and application, Third Edition. St. Louis: Mosby, 1994.
GFI. Groningen Frailty Indicator. Steverink N, Slaets JPJ, Schuurmans H, & van Lis M. (2001). Measuring frailty: development and testing of the Groningen Frailty Indicator (GFI). The Gerontologist, 41, special issue 1, 236-237.
GHQ. Geriatric Health Questionnaire. www.healthcare.uiowa.edu/igec/tools/function/geriatric_health_questionnaire.pdf
HoNOS65+. Health of the Nation Outcomes Scales. Mulder C, Staring A, Loos J et al. De Health of the Nation Outcome Scales (HoNOS) als instrument voor ’routine outcome assessment’. Tijdschr Psychiatrie 2004;46:273-84.
IADL. Instrumental Activities of Daily Living. Lawton MP, Brody EM. Assessment of older people: self-maintaining and instrumental activities of daily living. Gerontologist. 1969;9(3):179-186.
ISAR. Identification of Seniors At Risk. McCusker J, Bellavance F, Cardin S, Trépanier S, Verdon J, Ardman O. (1999) Detection of older people at increased risk of adverse health outcomes after an emergency visit: The ISAR screening tool. Journal of the American Geriatrics Society, 47(10), 1229-1237.
MNA. Mini Nutrition Assessment. Guigoz Y, Vellas B, Garry PJ. Mini Nutritional assessment: A practical assessment tool for grading the nutritional state of elderly patients, Facts and research in Gerontology, 1994, ( supp #2):15-59
SNAQ 65+. Short Nutritional Assessment Questionnaire. www.stuurgroepondervoeding.nl
SSM. Self-Sufficiency Matrix. The Snohomish County Self-Sufficiency Taksforce, 2004.
TFI. Tilburg Frailty Indicator. Gobbens RJJ, van Assen MALM, Luijkx KG, Wijnen-Sponselee MTh, Schols JMGA. The Tilburg Frailty Indicator: psychometric properties. J Am Med Dir Assoc 2010; 11(5):344-355.
TRAZAG. Transmuraal Zorg Assessment Geriatrie. Academisch Ziekenhuis Maastricht: 2009.
Vilans Zelfredzaamheidsmeter. Vilans Zelfredzaamheidsmeter (2013). www.vilans.nl
16