3. Dit besluit treedt in wer king met ingang van den dag, volgende op dien zijner afkondiging. Onze Minister van Justitie is de uitvoering van dit besluit, belast met dat in het Staatsblad zal worden geplaat st en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. ‘s-Gravenhage, den 4den Octobe r 1945. WILHELMINA. De Mm. van Justitie, KOLFSC HOTEN. (Uitgeg.xz October 194 5). S. F 214
g. loon: de vergoeding van den wer kge-. ver aan den werknemer ter zake van derç arbeid: h. dringende reden voor den wer kgever, onderscheidenlijk den werknemer : zoodanige daden, eigenschappen of gedrag ingen van den werknemer, welke ten gev olge hebben, dat van den werkgever redelijker wijze niet kan worden gevergd, de arbeids verhouding te laten voortduren, onderscheid enlijk zoo danige omstandigheden, welke ten gevolge hebben, dat van den werknemer redelijker wijze niet kan worden geverg d, verhouding te laten voortduren de arbeids . 2. Djt besluit is niet van toepassing op de arbeidsverhouding van: a. werknemers bij een publiek rechtelijk lichaam; b. onderwijzend en doceerend werkzaam aan onderwijsinrichting personeel, de onder beheer van een natuurli en, staan jk of rechtspersoon; c. personen, die een geestelijk amb t be kleeden; d. vrouwelijke werknemers, die tend of in hoofdzaak huishoudelijk uitslui soonlijke diensten in de huisho e of per uding van private personen verrichten. 2. Onze Minister kan voorts bepalen , dat dit besluit of sommige artikelen van dit be sluit niet van toepassing zijn op de arb eid s verhouding van door hem aangew ezen werk nemers of groepen van werknemer s. 3. Voor zoover in dit besluit wordt afge weken van bestaande wetten en ver gen, daaronder begrepen de eers ordenin te met vijfde afdeeling van den Titel tot en het e Boek van het Burgerlijk We 7 A van Arbeidsgeschillenwet 1923, de We tboek, de t lectieve arbeidsovereenkomst en op de col-i de Wet op het algemeen verbindend en bet dend verkiaren van bepalingen onverbin van coflec tieve arbeidsovereenkomsten, is van kracht, zoolang een nadere dit besluit wet regeling niet tot stand is gekomen. telijke ,.
5 October ‘945.
BESLUIT, houden stelling van het Buitengewo de vast on Besluit Arbeidsverhoudingen 1945. Wij WILHELMINA, enz.; Op de voordracht van Onzen Min ister van ociale Zaken van September 1945, no. 6oo, afdeeling Arbeid II; Overwegende, dat het wensch elijk is ge )leken in afwachting van het tot stand ko nen van een nadere wettelijke regeling, het 3uitengewoon Besluit Arbeids verhoudingen Staatsblad Q44, flO. E 52), laatstelijk ge iijzigd bij Ons besluit van 29 December 944 (Staatsblad no. E 157), te her zien en pnieuw vast te stellen; Den Raad van State gehoord (advies van 5 September 1q45, no. i6). Gezien het nader rapport van Onz oemden Minister van 2 Octobe en voor r 1945, no. 82’7, afdeeling Arbeid II; Hebben goedgevonden en verstaa ast te stellen de navolgende bep n: alingen: EERSTE TITEL. Algerneene Bepalingen. 1. In dit besluit wordt verstaan
Art. ider: a. Onze Minister: Onze Ministe r van Soale Zaken; b. het College of het College middelaars: het College van van Rijks Rijksbemid ilaars, bedoeld in artikel ii; c. het Gewestelijk Arbeidsbur voegde Gewestelijk Arbeidsbur eau: het eau d. werknemer: O de arbeide ; artikel 163 7 van het Burgerlijk r, bedoeld Wetbo 2°. degene, die persoonlijk arbeid ek; ver ht voor een ander, tenzij hij dergelijken beid in den regel voor meer dan ren verricht of hij zich door mee twee an dere personen, niet zijnde zijn r dan twee ech bij hem inwonende bloedverw tgenoot anten of nverwanten of pleegkinderen, laat bijstaan dezen arbeid voor hem slechts een bij mstige werkzaamheid is; e. werkgever: x°. de werkgever , artikel 1637a van het Burgerlijk bedoeld Wetboek; °; de natuurlijke of rechtspersoo e de onder d sub 2°. genoem n, voor de arbeid rdt verricht; F. arbeidsverhouding: de rec ig tusschen werkgever en wer htsbetrek knemer;
TWEEDE TITEL. Van het aangaarz en het beeindigen der ar beidsverhouding en daarmede ver band houdende onderwerpen. 4. i. Dc werkgever is ver plicht om werknemer van Nederlandsche nationa den liteit, wiens arbeidsverhouding na g Mei 194 0 door toedoen van de bezetter of in verban d met de onder de bezetting heerschende omstan digheden, anders dan uit vrijen wil , dan wel vóór dezen datum door oproeping in werke lijken dienst is geëindigd, uiterlijk den twee den dag na dien, waarop hij zich daartoe aanmeldt, in zijn vroegere arbeids verhouding te herplaatsen. indien de werkne mer in de vroegere arbeidsverhouding vóó r de beëindi ging daarvan ten minste negenti g dagen zon der wezenli Ike onderbreking is wer kza weest. De werknemer, wiens arbeids am ge. dma door onderduiken geëindigd verhou— is, wordt geacht haar anders dan uit vrijen wil bein digd te hebben. De verplichtin g werkgever tot herplaatsing vervalt van den , indien de
/ 7
meldt binnen cen maand, nadat (IC gclcgen werknemcr zich nict aazimeldt binnen een heid daartoe voor hem ontstaat. ninand, nadat de gelegenheid daartoe voor Ten aanzien van de herplaatsing, be 2. hcrn ontstaat. in het vorige lid, is het bepaalde in ar in dodd bestaat, Geen recht on herplaatsing 2. clerde tot en met achtste lid, van tkel vijan de gedurende zich werknemer , (hen de overeenkomstige toepassing. (Iclilke bezettin van het Rijk in Europa 6. i. Het is den werkgeer en den werk hireft schuldig gemaakt aan handelingen of verboden de arbeidsverhouding te be: derde nemer ccIragingen, als bedoeld in artikel 6, zonder toestemming van den i eindjgen 11(1. recteur van het Gewestelijk Arbeidsbureau. Onder werkgever wordt voor de toe 2. Het verbod, bedoeld in bet eerste lid, )asing van dit artikel mede verstaan degene, geldt niet: (be is getreden in de plaats, dan wel is op a. indien de beëindiging geschiedt om cvobZd in de rechten van den werkgever, als een dringende aan den werknemer of den lid. eerste !)c(loeId in het werkgever onverwijid medegedeelde reden; De herplaatsing geschiedt op dezelfde b. indien de beëindiging geschiedt met voorwaarden als ten tijde van de aanmelding werk wederzijdsch goedvinden; van den werknemer voor soortgelijke ontbreken c. indien de beëindiging geschiedt in ver bij bet of ncmers in het bedrijf, gelden. met een herplaatsing van den werk plaatse band ter maatstaf, van zoodanigen nemer op grond van de artikelen 4 en 5; Ontbreekt ook deze laatste maatstaf, dan d. indien het betreft de eëindiging van moet de werknemer worden herplaatst op laats als arbeidsverhouding van vrouwelijke werk de dezelfde of gunstiger voorwaarden kracht die na q Mei 1q40 zijn aangenomen van nemers, werkgever zijn bij teliik voor hem van mannelijke werknemers. plaats mdc waren. •. Een dringende reden wordt mede ge Het in de vorige leden bepaalde geldt acht aanwezig te zijn, wanneer de werkne ook in geval een werknemer door ziekte on arbeid. zijn of de werkgever gedurende de vijande van mer verrichten geschikt is tot bet werkne bezetting van bet Rijk in Europa, het luke bedoelde lid vorige in het 6. De der zij als lid, begunstiger of anderszins zich mer is overeenkomstig de bepalingen uit ter aangesloten heeft of aangesloten is gebleven Ziektewet verzekerd bij het orgaan wet, die ‘volgens de Nationaal Socialistische Beweging der bij voering van de verzekering der dag of eenige daaraan verwante den op Nederlanden werkgever zijn bii hetwelk fascistische organisatie of instelling, hetzij herplaatsing is aangesloten, met dien ver voor deze Beweging, of een zoodanige orga stande, dat: inmet uitgekeerd nisatie of instelling, werkzaam is geweest, a. ziekengeld wordt dan wel haar propaganda heeft bevorderd of dag; gang van dien on de waarop dag, verspreid, hetzij zich op zulk een onvader als geldt dag die • b. ; landsche wiize heeft gedragen, dat van den geschikthëid tot werken is aangevangen een gedurende werkgever of den werknemer redelijkerwijze • c. artikel 50 der Ziektewet blijft; toepassing kan worden gevergd, de arbeidsverhou niet buiten dag maand na dien den omstandighe te laten voortduren. ding bijzondere Indien 7. Alvorens een beslissing te nemen inge daartoe aanleiding geven,kan door den Di u Arbeidshurea eerste lid, treedt de Directeur van het volge recteur van het Gewestelijk Arbeidsbureau in overleg onthef Gewestelijk elijk bet onvoorwaard voorwaardeliik of be de Arbeidsinspectie, die van dienst den verplichting, met de van verleend fing worden ter zake vertegenwoordigers van de in aan doeld in bet eerste lid. bet van merking komende organisaties van werkge 8. Geschillen over de toepassing worden en werknemers hoort. kunnen vers lid eerstè, derde en vierde Ge Van bet bepaalde in bet eerste lid kan van bet •. Directeur den aan voorgelegd door of vanwege Onzen Minister voor be westeliik Arbeidsbureau, die een voor par paalde werknemers of groepen van werkne tijen bindende beslissing geeft. be voorwaardelijk of onvoorwaardelijk mers herplaatsing, g. Ten aanzien van de worden verleend. herstel ontheffing Besluit is bet artikel, doeld in dit 7. Minister kan bepalen, dat voor Onze toepassirg. van niet r reehtsverkee bet aangaan van arbeidsverhoudingen met 5. i. Dc werkgever is verrilicht om den door hem aangewezen werknemers of groe werknemer van Nederlandsche nationaliteit, dienst door pen van werknemers, behoudens in het geval wiens arheidsverhouding hetzii herplaatsing op grond van de artikelen Strijdkrach van che Binnenlands bij de neming i. en c, de toestemming van den Directeur ten, hetzij na de bevrijding van bet Rijk in van het Gewestelijk Arbeidsbureau vereischt Eurooa door oproeping in werkeliiken dienst ge is Is. of dienstneming als oorlogsvrijwilliger 8. Het is den werkgever verboden eindigd, uiterlijk den tweeden dag na dien, van den werknemer op minder werktijd zijn in den aanmeldt, daartoe zicb hij waarop dan t8 uur per week te stellen of gesteld te vroegere arbeidsverhouding te herplaatsen, houden. indien de werknemer in de vroegere arbeids Het bepaalde in het vorige lid geldt 2. verhouding vóór de beëindiging daarvan ten wezenlijke niet: zonder dagen minste negentig a. ten aanzien van die werknemers, voor onderbreking is werkzaam geweest. De ver. wier werkzaamheden de normale werktij d plichting van den werkgever tot herplaatsing vóór TO Mci 1940 op een geringer aantal vervalt, indien de werknemer zich niet aan .
.
.
.
.
a. rc.J
.1
uren per week placht te zijn vastgesteld, zoo— als voor steenhouwers, kantoorbedienden, avondboekhouders, schoonmaaksters, stokers van centrale verwarmingen en dergelijke personen, mits hun loon als gevolg der werk tijdverkorting niet daalt beneden het gebrui kelijke bedrag; •b. ten aanzien van die werknemers, wier week- of maandloon op een vast bedrag is vastgesteld en niet daaronder daalt bij de werktij dverkorting; c. voor den tijd, gedurende welken een door Onzen Minister goedgekeurde wacht geidregeling, als bedoeld in artikel 10. van kracht is, ten aanzien van de onder die wachtgeldregeling vallende werknemers. ‘qT het bepaalde in bet eerste lid kan voorts door of vanwege Onzen Minister voor bepaalde werknemers of groepen van werk nemers voorwaardelijk of onvoorwaardelijk ontheffing worden verleend. 9. x. Handelingen in strijd met de arti kelen 6, eerste lid, en 8, eerste lid, zijn nietig. Ten aanzien van handelingen van den 2. werkgever kan de werknemer en ten aanzien van handelingen van den êverknemer kan de werkgever deze nietigheid gedurende zes maanden inroepen. 10. x. De werkgever, die ten gevolge van tijdeliiken stilstand van ofslapte in de on derneming niet voldoende werkgelegenheid voor zijn werknemers heeft, kan een wacht geidregeling voor hen treffen. Deze wacht geldregeling behoeft de goedkeuring van Onzen Minister. In de kosten van de wacht geldregeling kan den werkgever onder be paalde voorwaarden van Overheidswege een tegemoetkoming worden verleend. Ter uitvoering van het bepaalde in 2. het vorige lid wôrden door Onzen Minister nadere bepalingen vastgesteld. DERDE TITEL. Van de Ioonen en andere arbeids voorwaarden. 11. i. Er wordt ingesteld een College van Rijksbemiddelaars. De leden van het College worden door Onzen Minister be noemd, geschorst of ontslagen. Een der leden wordt door Onzen Minister als voorzitter aangewezen. Aan het College wordt door Onzen ML. 2. nister het personeel toegevoegd, dat het voor de uitoefening van zijn taak behoeft. Onze Minister stelt een reglement vast tot regeling van de werkzaamheden van bet College. 4. Het College houdt zich bij de uitoefe ning van zijn bevoegdheden aan algemeene aanwijzingen van Onzen Minister. ç. De leden van bet College ontvangen een schadeloosstelling voor de door hen ver richte werkzaamheden, waarvan het bedrag bepaald wordt door Onzen Minister. 12. Het College kan, hetzij op verzoek van organisaties van werkgevers en werk— nemers, hetzij ambtshalve, regelingen van en in verband met de loonen en andere arbeids voorwaarden van werknemers bindend vast.
‘)
J
stellen. Deze regelingen hebben dezelfde rechtskracht als krachtens de Wet op bet al gemeen verbindend en bet onverbindend ver klaren van bepalingen van collectieve ar beidsovereenkomsten verbindend verklaarde bepalingen. 13. x. Van bestaande collectieve arbeids overeenkomsten worden door partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst binnen een maand na de inwerkingtreding van dit besluit lien exemplaren aan bet College toegezon den. 2. Van de beëindiging, alsmede van de uitdrukkelijke verlenging van den duur eener collectieve arbeidsovereenkomst, doen par tijen zoo spoedig mogelijk schriftelijk mede deeling aan het College. 14. i. Nieuwe collectieve arbeidsover eenkomsten en wijzigingen van bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten behoeven de gjlkeuring van bet College. Verzoeken om goedkeuring worden 2. schriftelijk ingediend. Daarbij worden tien exemplaren der collectieve arbeidsovereen komst overgelegd. De verzoeken moeten voL doende gemotiveerd zijn. De beslissing wordt den aanvragers scbriftelijk medegedeeld. 15. x. De bevoegdbeden, ingevolge de Wet op bet algemeen verbindend en bet on verbindend verkiaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten toeko mende aan Onzen Minister, en de verplich tingen, ingevolge die wet op dezen rustende, worden uitgeoefend, onderscheidenlijk ver vuld door het College. vierde lid, Het bepaalde in artikel 2. artikel 6. tweede lid, tweeden volzin, en ar tikel 8. tweede lid, tweeden voizin, der in bet vorige lid genoemde wet blijft hierbij buiten toepassing. 16. Het College kan binnen het kader van door Onzen Minister gegeven algemeene aanwijzingen, met betrekking tot de regeling van loonen en andere arbeidsvoorwaarden richtlijnen vaststellen. 17. I. Indjen voor werknemers loonen of andere arbeidsvoorwaarden zijn vastcresteld: a. hetzij bij een krachtens artikel 12 door het College bindend vastgestelde regeling, b. betzij bij een krachtens artikel 14 door het College goedgekeurde collectieve ar ids overeenkomst, c. hetzij bij krachtens artikel i 5 door het College verbindend verklaarde bepalingen eener collectieve arbeidsovereenkomst, is bet den werkgever verboden loonen of andere arbeidsvoorwaarden toe te kennen, welke daarvan afwijken. Indien met betrekking tot de regeling 2. van loonen of andere arbeidsvoorwaarden van werknemers door het College krachtens artikel x6 richtlijnen zijn vastgesteld, is bet den werkgever verboden loonen of andere arbeidsvoorwaarden toe te kennen, welke daarvan afwijken. 3. Het verbod, bedoeld in bet eerste lid en in bet tweede lid, geldt niet, indien voor de afwiiking door of vanwege bet College toestemming is verleend. .
,
181 18. i. Voor nieuw opgcrichte onderne mingen of afdeelingen van ondernemingen, alsmede voor nieuw aangenomen werknemers moeten loonen en andere arbeidsvoorwaar den worden vastgesteld overeenkomstig die, welke gelden voor gelijksoortige ondernemin gen of arbeidsverhoudingen. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet, indien voor een daarvan afwijkende re zeling door het College goedkeuring is ver leend. 19. Alvorens een beslissing te nemen krachtens de artikelen 12, 14, 15 en i6, om trent aangelegenheden, die van meer alge meene beteekenis zijn, wint het College bet advies in van de Stichting van den Arbeid. Daarnaast kan het College in voorkomende gevallen ook publiekrechtelijke organen en andere organisaties van werkgevers en werk nemers uitnoodigen van advies te dienen. 20. i. Werkgevers en werknemers zijn verplicht aan he College en aan de door het. zelve aangewezen personen en lichamen de inlichtingen te verstrekken, welke het ter uitvoering van zijn taak behoeft. Gelijke plicht, als in het vorige lid be 2. doeld, rust op de organisaties, bedoeld in ar— tikel ig. 3. leder, die door het College of een door hetzelve aangewezen persoon of Iichaam tot bet verstrekken van inlichtingen, als in het cerste lid hedoeld, is opgeroepen, is verplicht ann die oproeping gevoig te geven. Dc werkgever is verplicht aan het 4. College of aan de door het College daartoe gemachtigde personen of lichamen inzage te verleenen van de boeken, bescheiden en an dere stukken, voor zoover deze betrekking hebben op den arbeid en bet loon van werk nemers. VIERDE TITEL. Strafbepalingen. 21. i. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, eerste, vierde en viifde lid, 5, eerste lid, 7, 8, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, x8, eerste lid, en 20, eerste, tweede en vierde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden. 2. Met gelijke straf wordt gestraft over treding door den werkgever van bet bepaalde hi artikel 6, eerste lid. 3. Overtreding door den werknemer van het bepaalde bij artikel 6, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien tij dens bet plegen van een feit nog geen twee jaren zijn verloopen sedert een vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kunnen de strafmaxima, bedoeld in de vorige leden, worden verdubbeld. c. Bij tweede of volgende herhaling, tel keris binnen twee jaren, nadat de Iaatste ver oordeeling onherroepelijk is geworden, wordt slechts de straf van hechtenis opgelegd. 6. Een afzonderliike straf kan worden op ,clegd ten opzichte van elken persoon, ten .
.
1945 aanzien van wien overtreding is gepleegd en voor iederen dag, in den loop waarvan die overtreding is gepleegd. 7. Overtreding van het bepaalde bij de artikelen ‘3 en 20, derde lid, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste zestig gulden. 8. In geval van oplegging van vrijheids straf kan de rechter daarnaast steeds geld boete opleggen. 22. x. Ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, eerste en tweede lid, en i8, eerste lid. kun nen, naast de in artikel 21, eerste lid, ge noemde hoofdstraffen, de volgende bijko mende straffen worden opgelegd: a. geheele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van den veroordeelde, waar in bet feit is gepleegd; b. ontzetting van bet recht bepaalde amb.. ten te bekleeden of bepaalde beroepen uit te oefenen; c. geheele of gedeeltelijke ontzetting-van bepaalde rechten of geheele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde voordeelen, van welken aard ook, welke rechten of voordee len den veroordeelde in verband met zijn.on derneming van Overheidswege zijn of zou den kunnen worden toegekend; d. openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. 2. De bijkomende straffen, genoemd in bet eerste lid, onder a en c, worden opgelegd voor een tiid van ten hoogste twee jaren. De bilkomende straf, genoemd in het eerste lid, onder b, wordt opgelegd voor een tiid den duur der vrijheidsstraf ten rninste drie maanden en ten hoogste een jaar te hoyen gaande en in geval van veroordeeling tot geldboete als eenige hoofdstraf voor een tijd van ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar. 23. i. Hij, die een hem opgelegde bijko mende straf ontduikt, wordt gestraft met ge vangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste tien duizend guiden. 2. Met gelijke straf wordt gestraft hij, die opzettelijk al dan niet door middel van een ander hestanddeelen van zijn vermogen ant. trekt aan verhaal of ten uitvoerlegging van een hem krachtens dit besluit opgelegde straf. 3. In geval van oplegging van vrijheids straf kan de rechter daarnaast steeds geld boete opleggen. 24. Handelingen, als bedoeld in arti kel 23, voor zoover rechtshandelingen zijnde, zijn nietig. 2. Op de nietigheid kan geen beroep wor den gedaan ten nadeele van hem, die van de oplegging van de straf onkundig was, mits hij geen ernstige reden had het bestaan er van te vermoeden. 3. Ten aanzien van de echtgenoote, de bloed- of aanverwanten tot in den derden graad en de werknemers van dengene, te wiens laste de straf is uitgesproken, wordt aangenomen, dat zij ter zake kundig zijn geweest, aithans de oplegging van de straf redelijkerwijs hebben kunnen vermoeden, be houdens tegenbewijs. ..
,.
182 25. i. De kennisneming in eersten aan Leg van de strafbare feiten, in dit besluit ge rioemd, behoort tot de uitsluitende bevoegd— heid van den politierechter, bedoeld in arti cel 5, eerste lid, van het Besluit berechting economische delicten. 2. Ten aanzien van het rechtsgeding voor len politierechter, bedoeld in bet eerste lid, ijn de artikelen 6, 7, 8 en ç van het Besluit )erechting economische delicten van over enkomstige toepassing. 26. i. Met het opsporen van de in dit )esluit strafbaar gestelde feiten zijn behalve le in artikel 141 van het Wetboek van Straf rordering aangewezen ambtenaren, belast de imbtenaren van rijks- en gemeentepolitie, le ambtenaren, bedoeld in artikel 77 der Ar )eidswet xgig en artikel 17, eerste lid, der tuwadoorswet, aismede de verder door On :en Minister daartoe aangewezen ambtena en. Zij hebben daartoe toegang tot alle 2. )laatsen. De beambten van rijks- en gemeente olitie, voor zoover geen hulpofficie- van ju— titie zijnde, behoeven, voor zoover hun de oegang niet uit anderen hoofde open staat, en bijzonderen schriftelijken last van het laatseIijk hoof d van politie. 4. Wordt aan de in het eerste lid bedoel [e personen de toegang geweigerd, dan ver chaffen zij zich dien desnoods met inroeping an den sterken arm. In plaatsen, welke tevens woningen ijn, of alleen door een woning toegankelijk un, treden zij tegen den wil van den be ioner niet binnen dan op vertoon van een ijzonderen schriftelijken last van het plaat elijk hoofd van politie. Van dit binnentre en wordt door hen binnen tweemaal vier en wintig uur proces-verbaal opgemaakt, het relk aan dengene, in wiens woning is bin engetreden, binnen tweemaal vier en twin ig uur in afschrift wordt medegedeeld. In et proces-verbaal wordt mede van het tijd ip van binnentreden en het daarmede be ogde doel melding gemaakt. 27. x. Het is aan de leden van het Col— ge van Rijksbemiddelaars, het aan het Col-. ge toegevoegde personeel, de personen, be oeld in artikel 20, eerste en vierde lid, en et personeel van de daar bedoelde lichamen, Lsmecle aan de arbtenaren, bedoeld in ar kel 26, eerste lid, verboden om hetgeen un in bun hoedanigheid gebleken of mede deeId is, verder bekend te maken dan voor e vervulling van de hun bij of krachtens dit esluit opgedragen taak of ter voldoening an een bil een wet of bi dit besluit opge gde verplichting gevorderd wordt. 2. Hij, die opzettelijk de bij of krachtens et vorige lid opgelegde geheimhouding :hendt, wordt gestraft met gevangenisstraf an ten hoogste zes maanden of geldboete an ten hoogste zeshonderd gulden, met of )nder ontzetting van het recht om ambten bekleeden. Hij, aan wiens schuld schending van e geheimhouding te wijten is, wordt ge raft met gevangenisstraf van ten hoogste .
.
.
drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Geen vervolging heeft plaats dan op 4. klachte van hem, ten aanzien van wien de geheimhouding is geschonden. 28. De bij dit besluit strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen, behalve de feiten, strafbaar gesteld bij de artikelen 23 en 27, welke als misdrijven wor den beschouwd. 29. Indien een bij dit besluit strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken tegen hem, die tot het feit opdracht gaf of die de feite lijke leiding had bij het verboden handelen of het nalaten. VIJFDE TITEL. Slot bepalingen. 30. Burgerlijke rechtsvorderingen van werkgevers of werknemers, welke voort vloeien uit niet-naleving van het bepaalde bij of krachtens dit besluit, worden geacht be trekkelijk te zijn tot een arbeidsovereen komst. Artikel 47 van bet Wetboek van Koophandel blijft echter op deze vorderingen van toepassing. 31. De beroepen, vddr de inwerkingtreding van dit besluit ingesteld ingevolge bet be paalde bii de artikelen 5, vierde lid, en 6, zesde lid, van het Buitengewoon Besluit Ar beidsverhoudingen, worden met inachtne ming van bet in dat besluit bepaalde afge handeld door bet College van Rijksbemidde laars. 32. Onze Minister kan bevoegdheden, welke krachtens dit besluit aan hem of aan onder hem ressorteerende instanties en amb tenaren toekomen, geheel of gedeeltelijk en voorwaardelijk of onvoorwaardelijk overdra gen aan organisaties uit bet bedrijfsleven. 33. i. Dit besluit, ten aanzien waarvan de bevoegdheid, bedoeld in artikel g, tweede lid, van het Besluit op den bijzonderen staat van beleg niet kan worden uitgeoefend, treedt in werking met ingang van 15 October ‘ç45. 2. Met ingang van dien datum vervalt het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudin gen (Besluit van 17 .Juli 1Q44. Staatsblad no. E c, laatsteliik gewiizigd bij besluit van 29 December ‘g44, S#aatshlad no. E i). Dit besluil- kan worden aangehaald onder den titel: Buitengewoon Besluit Arbeidsver houdingen xo4c. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. ‘s-Gravenhage, den den October 1945. WILHELMINA. De Minister v. Sociale Zaken, W. DREES. (Uitgeg. 8 October 1945.)
11