FLORON-rapport 29: Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002 Zoete Getijdewateren FLORON-rapport 29: Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002 Zoete Getijdewateren FLORON-rapport 29: Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002 Zoete Getijdewateren FLORON-rapport 29: Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002 Zoete Getijdewateren
Biologische Monitoring Zoete Rijkswateren
Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002; uitwerking tweede ronde Zoete Getijdewateren Haringvliet/Hollandsch Diep, Biesbosch en Volkerak-Zoommeer
Baudewijn Odé Ruud Beringen
RIZA Nota nr.: 2003.006 BM 03.01 FLORON-rapport 29 ISSN 1386-0143 ISBN 9036954673
2003
Dit rapport is samengesteld in opdracht van het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) Uitgevoerd door de Stichting Floristisch Onderzoek Nederland (FLORON)
Gelieve dit rapport als volgt te citeren: Odé, B. & R. Beringen. 2003. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002; uitwerking tweede ronde Zoete Getijdewateren. FLORON-rapport 29 / RIZA nota 2003.006 / BM 03.01, Stichting FLORON, Leiden.
Dit rapport is te bestellen bij: Stichting FLORON Postbus 9514 2300 RA Leiden Tel. 071-5273531 Fax 071-5273511 e-mail:
[email protected]
Omslag: Slikkige oever met Rode waterereprijs langs het Haringvliet bij de Scheelhoek. Inzetjes: Rode ogentroost, gekapte griend langs het Hollandsch Diep, boskreekje in de Biesbosch en Driekantige bies. (Foto's: B. Odé)
Inhoudsopgave Dankwoord .................................................................................................................iii Samenvatting .............................................................................................................iv 1. Inleiding.................................................................................................................. 1 1.1 Kader................................................................................................................. 1 1.2 Opbouw rapport................................................................................................. 2 2. Methode ................................................................................................................. 3 2.1 Inleiding............................................................................................................. 3 2.2 Steekproef ......................................................................................................... 3 2.3 Veldwerk tweede ronde..................................................................................... 6 2.4 Digitalisering en controle ................................................................................... 8 3. Waarnemingen ..................................................................................................... 11 3.1 Inleiding........................................................................................................... 11 3.2 Het jaar 2002................................................................................................... 11 3.3 Waarnemingen 2002 ....................................................................................... 11 3.4 Internationale en nationale status.................................................................... 11 3.5 Beheer en inrichting ........................................................................................ 14 4. Floristische Kwaliteit............................................................................................. 17 4.1 Inleiding........................................................................................................... 17 4.2 Floristische Kwaliteit tweede ronde ................................................................. 17 5. Milieukwaliteit ....................................................................................................... 25 5.1 Inleiding........................................................................................................... 25 5.2 Milieukwaliteit tweede ronde ........................................................................... 26 6. Analyse schaduwmeetnet .................................................................................... 29 6.1 Inleiding........................................................................................................... 29 6.2 Leereffect ........................................................................................................ 29 6.3 Waarnemereffect............................................................................................. 32 6.4 Trends ............................................................................................................. 33 7. Analyse veranderingen......................................................................................... 37 7.1 Inleiding........................................................................................................... 37 7.2 Flora ................................................................................................................ 37 7.3 Floristische Kwaliteit........................................................................................ 43 7.4 Milieukwaliteit .................................................................................................. 46 8. Monitoring oevervegetatie westelijke Haringvliet 2002......................................... 47 8.1 Inleiding........................................................................................................... 47 8.2 Methode .......................................................................................................... 47 8.3 Waarnemingen ................................................................................................ 48 8.4 Analyse veranderingen.................................................................................... 49 8.5 Conclusies....................................................................................................... 54 9. Evaluatie .............................................................................................................. 57 10. Conclusies en aanbevelingen ............................................................................ 59 10.1 Conclusies tweede ronde Zoete Getijdewateren ........................................... 59 10.2 Conclusies vergelijking eerste en tweede ronde ........................................... 59 10.3 Aanbevelingen voor het meetnet................................................................... 60 11. Literatuur ............................................................................................................ 61 i
Bijlagen 1: Achtergronden en berekening Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit 2: Soortenlijst Zoete Getijdewateren 2002 3: Lijst Nederlandse en wetenschappelijke namen 4: Correctiefactoren strata 5 (A-G): Verspreidingskaarten Floristische Kwaliteit 6 (A-B): Verspreidingskaarten Oevergetal en Dynamiekgetal 7: Floristische Kwaliteit schaduwmeetnet 8: Overzicht belang flora zoete rijkswateren 9: soortenlijst westelijke Haringvliet 10: Floristische Kwaliteit westelijke Haringvliet
ii
Dankwoord Graag willen we een aantal mensen en organisaties te bedanken. Allereerst de terreinbeherende organisaties - Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Zeeuws Landschap, Ambachtsheerlijkheid Bijerland en Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen - voor toestemming om de bij hen in beheer zijnde terreinen te mogen betreden voor onderzoek. De heren D. Fey en B. Weel van Staatsbosbeheer danken wij in het bijzonder voor hun ondersteuning bij het vervoer en verblijf in de Biesbosch. Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland regelde het vervoer naar de Slijkplaat. Voor determinatie van het verzamelde herbariummateriaal kregen wij deskundige hulp van Ruud van der Meijden en Wout Holverda, beiden van de afdeling PCNE, Nationaal Herbarium Nederland (Leiden Branch). Tenslotte danken wij Ingeborg van Splunder en Daphne Willems van het RIZA en Kees Groen van FLORON voor de begeleiding van het project en hun commentaar op het concept van dit rapport. Ook danken wij Henk van Bommel voor de enthousiaste begeleiding van de inventarisatie van het westelijke Haringvliet in opdracht van Rijkswaterstaat Directie ZuidHolland. Wil Tamis heeft ons bijgestaan in de statistische beschrijving en analyse van de resultaten van het schaduwmeetnet. Baudewijn Odé Ruud Beringen
iii
Samenvatting Dit rapport behandelt de resultaten van de inventarisatie van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren langs de Zoete Getijdewateren in 2002. Deze inventarisatie vormt de tweede meetronde in dit watersysteem dat het Haringvliet/Hollandsch Diep, de Biesbosch en het Volkerak-Zoommeer omvat. Het Floristisch Meetnet beslaat de grote zoete rijkswateren: IJsselmeer en Markermeer, Randmeren, Rijntakken, Maas en Zoete Getijdenwateren. Het meetnet is een onderdeel van de MWTL en heeft als doel statistisch verantwoorde uitspraken over trends van de Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit in oeverecosystemen langs de afzonderlijke rijkswateren te doen. Het meetnet is opgebouwd uit een selectie van ruim 400 kilometerhokken (km-hokken) langs deze rijkswateren. Bij het samenstellen van deze selectie is gestreefd naar een zo evenredig mogelijke verdeling over de verschillende watersystemen en over de gebruikscategorieën (agrarisch, natuur) daarbinnen: km-hokken met voornamelijk stedelijk gebied zijn buiten de selectie gehouden. Het meetnet beperkt zich tot de flora van de oeverzone: het gebied tussen het zomerbed en de kruin van de winterdijk. De oeverzone van de geselecteerde kmhokken wordt iedere vier jaar geïnventariseerd op alle voorkomende plantensoorten. Van een selectie van soorten wordt naast de presentie ook de abundantie opgenomen en van lokaal voorkomende Rode-Lijstsoorten wordt de verspreiding gedetailleerd vastgelegd. Een klein aantal km-hokken (schaduwmeetnet) wordt jaarlijks opgenomen om inzicht te krijgen in enkele variantie-componenten, nodig voor de toekomstige interpretatie van de vierjaarlijks verzamelde gegevens. De inventarisatiegegevens worden na controle opgeslagen in een database. De analyse van de gegevens gebeurt met behulp van indexen voor Floristische Kwaliteit en indexen voor Milieukwaliteit die per km-hok worden berekend. De Floristische Kwaliteit wordt voor 13 ecosysteemtypen van de oevers van zoete rijkswateren bepaald. Ieder ecosysteemtype wordt gekarakteriseerd door een aantal indicatieve soorten: de karakteristieke soorten. De Floristische Kwaliteit van een ecosysteemtype wordt bepaald aan de hand van het aantal in een km-hok aanwezige karakteristieke soorten, hun abundantie, natuurwaarde en indicatiewaarde. De Milieukwaliteit wordt bepaald ten behoeve van het volgen van de toestand van een aantal milieuthema's: klimaatsverandering, verzoeting/verzilting, vermesting en beheer/inrichting. Voor de eerste drie thema's worden indexen berekend op basis van de indicatiewaarde van de aanwezige soorten en hun abundantie. Beheer/inrichting van de oever kan worden gevolgd met indexen voor Floristische Kwaliteit van een aantal (grond)watergebonden ecosysteemtypen of met een index voor de Floristische Kwaliteit van alle (grond)watergebonden soorten tezamen, het Oevergetal. Aspecten van dynamiek in een watersysteem kunnen worden gevolgd met een index voor het voorkomen van pioniersoorten, het Dynamiekgetal. Tijdens het veldwerk in 2002 langs de Zoete Getijdewateren zijn 66 km-hokken geïnventariseerd. Daarbij zijn 564 soorten aangetroffen, waarvan er 34 op de Rode Lijst staan. Van de deelsystemen is het Volkerak-Zoommeer het minst soortenrijk. De soortenrijkdom van meetpunten is afhankelijk van de variatie in abiotische omstandigheden en successie binnen een deelsysteem. Inrichting en beheer spelen daarbij een grote rol. Het overgrote deel van de meetpunten is in beheer als natuurgebied. iv
De analyse van de Floristische Kwaliteit geeft inzicht in de mate van ontwikkeling van de oeverflora. Langs de Zoete Getijdewateren komt een grote variëteit aan ecosystemen tot ontwikkeling, zoals Kleine wateren, Slikkige oever, Buitendijks grasland, Zilt grasland, Getijderuigte, Vochtige ruigte, Moeras en Zachthoutooibos. De drie deelsystemen kennen ieder hun eigen accenten. De Biesbosch vormt een belangrijke kern voor het Zachthoutooibos, Getijderuigte en Vochtige ruigte, het Volkerak-Zoommeer heeft dankzij het zilte verleden een goede ontwikkeling van Zilt grasland, terwijl langs het Haringvliet/Hollandsch Diep Slikkige oever en Vochtige ruigte tot ontwikkeling komen. De milieukwaliteit laat enkele relaties met de ecologie zien. Het Zoutgetal is gerelateerd aan de (voormalige) invloed van zilt water en laag in de Biesbosch, maar hoog langs het Volkerak-Zoommeer. Door de overwegend gevarieerde oeverzone is het Oevergetal in alle deelsystemen hoog. Er komen veel pioniersituaties voor als gevolg van natuurontwikkeling, begrazing en dynamiek, hetgeen resulteert in een hoog Dynamiekgetal. Met het afronden van een tweede meetronde is het nog niet mogelijk om trends te signaleren los van toevallige fluctuaties. Wel zijn de twee meetronden langs de Zoete Getijdewateren uitgebreid met elkaar vergeleken. Er wordt geconcludeerd dat er een toename in de soortenrijkdom is opgetreden die ook tot uiting komt in de Floristische Kwaliteit. Deze ontwikkeling houdt verband met een toenemend areaal natuurontwikkeling, een toegenomen structuurdiversiteit als gevolg van extensieve begrazing, een toename van zoutmijdende soorten en ontwikkelingen als gevolg van een verbeterde waterkwaliteit. Een verdichting van het meetnet in het westelijke deel van de Haringvliet bevestigt deze conclusies. De toename van de soortenrijkdom wordt in ieder geval niet veroorzaakt door een leereffect. De gegevens van het schaduwmeetnet laten zien dat een leereffect na de eerste twee jaren van het meetnet (1996-1997) amper meer speelt. Het huidige meetnet wordt in de huidige vorm gecontinueerd. Ter verbetering van de evaluatie- en presentatiemogelijkheden wordt geadviseerd om streefbeelden voor oevervegetatie langs de zoete rijkswateren in termen van Floristische Kwaliteit te formuleren. Tevens wordt geadviseerd om bij een volgende meetronde enkele extra meetpunten in het westelijk deel van de Haringvliet op te nemen in het meetnet.
v
vi
1. Inleiding 1.1 Kader De Stichting FLORON is in 1996 begonnen met de eerste meetronde in het kader van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren, dat wordt uitgevoerd als onderdeel van de Monitoring van de Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL). Het wordt uitgevoerd in opdracht van het RIZA (Rijkswaterstaat). Het Floristisch Meetnet bestaat uit een selectie van ruim 400 kilometerhokken (km-hokken), waarbinnen met een meetfrequentie van eens in de vier jaar de floristische samenstelling van de oeverzone van rijkswateren wordt opgenomen (Tamis & Groen, 1996). Het doel van het meetnet is het signaleren van veranderingen in de oevervegetatie van de zoete rijkswateren en het evalueren van ecologische doelstellingen in het waterbeleid op basis van de toestand van de oevervegetatie. De hoofddoelstelling van het waterbeleid, zoals die in de Vierde Nota Waterhuishouding (Anonymus, 1998) geformuleerd is, is de volgende: Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. In de vierde Nota Waterhuishouding is het nationale waterbeleid geformuleerd. Gegevens van het Floristisch Meetnet kunnen gebruikt worden voor de evaluatie van de volgende beleidsthema's: • Zuidelijke Delta natuurlijker, • herstel van water - landovergangen, • herstel zoet - zout overgangen en • herstel van dynamische processen. Bovenstaande beleidsthema's zijn algemeen geformuleerd en zijn toepasbaar voor alle watersystemen (wel met elk hun eigen karakteristieken). Zo zal bijvoorbeeld bij een toekomstige opening van de kier in het Haringvliet de zoutinvloed toenemen en zullen meer zouttolerante soorten aangetroffen worden. Met behulp van natuurontwikkeling wordt getracht processen en abiotische condities te herstellen zodat de soorten horende bij die omstandigheden terug kunnen keren. Het effect van de maatregelen (zowel beheers - als inrichtingsmaatregelen) op het watersysteem als geheel kan met behulp van het meetnet geëvalueerd worden. In het Floristisch Meetnet wordt er naar gestreefd om statistisch verantwoorde uitspraken te doen over veranderingen in de oeverflora van afzonderlijke watersystemen. Binnen de zoete rijkswateren worden vijf watersystemen onderscheiden: Maas, Rijntakken, Randmeren, Zoete Getijdewateren en IJsselmeer en Markermeer. Mogelijk kunnen ook over delen van deze watersystemen statistisch verantwoorde uitspraken worden gedaan. Het gaat daarbij om veranderingen van deelsystemen (bijv. Biesbosch), gebruikscategorieën (natuurgebied versus agrarisch gebied) of andere onderverdelingen. De analyse vindt plaats op basis van de Floristische Kwaliteit van ecosystemen en op basis van indicaties voor Milieukwaliteit (bijvoorbeeld voedselrijkdom, saliniteit). In 2002 is de tweede ronde van het meetnet langs de oevers van de Zoete Getijdewateren en een deel van de Rijntakken uitgevoerd. De inventarisaties voor de tweede ronde langs de Rijntakken worden in 2003 afgerond en daarna gerapporteerd. In 2002 zijn met dezelfde methodiek twaalf extra meetpunten in het westelijke deel van de Haringvliet geïnventariseerd in opdracht van RWS Directie Zuid-Holland. Dit onderzoek is een goed voorbeeld van een regionale verdichting van het meetnet.
1
In dit rapport worden de resultaten van de inventarisaties langs Zoete Getijdewateren in 2002 besproken, evenals de verschillen tussen beide ronden. Op basis van de verzamelde gegevens is het nog niet mogelijk om een statistische trendanalyse uit te voeren. Onderdeel van deze rapportage vormt een bespreking van de resultaten van de extra inventarisaties in het westelijk deel van het Haringvliet. 1.2 Opbouw rapport In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de steekproef van meetpunten en de wijze van verzamelen van gegevens. In hoofdstuk 3 worden de waarnemingen in 2002 samengevat. De resultaten van de berekening van Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit worden in resp. hoofdstuk 4 en 5 besproken. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de resultaten van het jaarlijks opgenomen schaduwmeetnet. Hoofdstuk 7 gaat in op de veranderingen van de oevervegetatie bij vergelijking van de beide meetronden. In hoofdstuk 8 wordt apart ingegaan op de in opdracht van RWS Directie Zuid-Holland extra geïnventariseerde km-hokken. In hoofdstuk 9 wordt de meetnetopzet geëvalueerd en in hoofdstuk 10 worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen samengevat.
2
2. Methode 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de steekproef van meetpunten langs de Zoete Getijdewateren en het verzamelen en vastleggen van de basisgegevens tijdens het veldwerk en de gegevensverwerking na afloop van het veldseizoen. Hier wordt niet ingegaan op de in 2002 geïnventariseerde 39 km-hokken langs de Rijntakken; hierover wordt na afronding van de inventarisaties in 2003 gerapporteerd. 2.2 Steekproef Begrenzing oeverzone Het te inventariseren deel van een km-hok bestaat uit de zone tussen het zomerbed en de kruin van de (winter)dijk. Langs de Zoete Getijdewateren zijn nauwelijks problemen met de begrenzing door de aanwezigheid van een waterkerende dijk. Aan de oever bij de duinen van de Quack ligt geen dijk. Hier is in beide ronden alleen het openbaar toegankelijke deel aan de oever geïnventariseerd, het achterliggende duingebied is niet bezocht. Buitendijkse delen die in gebruik zijn als tuin, camping of jachthaven zijn niet geïnventariseerd, evenals enkele particuliere terreinen waarvoor geen toestemming kon worden verkregen. De begrenzing van het geïnventariseerde gebied wordt altijd op kaart vastgelegd, zodat in een volgende ronde hetzelfde gebied wordt geïnventariseerd. Selectie hokken Voorafgaand aan de eerste meetronde is een complete lijst samengesteld van alle kmhokken, gelegen in de oeverzone van de grote zoete rijkswateren. Deze hokken vormen het steekproefkader. Voor deze complete lijst is gebruik gemaakt van de Topografische Kaarten schaal 1:50.000, soms 1:25.000. De hokken in de oeverzone zijn in vier categorieën verdeeld: te klein, stedelijk, natuur en agrarisch (Odé et al., 1997). De uiteindelijke steekproef is getrokken uit de hokken uit de categorieën natuur en agrarisch. Door de indeling vooraf (stratificatie) is het bij het trekken van de steekproef al mogelijk om te beoordelen of beide gebruikscategorieën voldoende vertegenwoordigd zijn om later per watersysteem de ontwikkelingen per gebruikscategorie te kunnen vergelijken. De stratificatie uit 1996 is tijdens het veldwerk langs de Zoete Getijdewateren geëvalueerd. Er zijn daarbij geen veranderingen in gebruikscategorie gesignaleerd. Overigens is de toedeling van de gebruikscategorie niet opnieuw voor het hele steekproefkader beoordeeld. Steekproef tweede ronde Binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren wordt ca. 20% van de geschikte km-hokken in de steekproef betrokken (Odé & Beringen, 2000a). De ruim 400 km-hokken binnen het meetnet zijn evenredig verdeeld over de watersystemen en binnen de watersystemen evenredig verdeeld over de deelsystemen. Langs de Zoete Getijdewateren worden de volgende deelsystemen onderscheiden: Haringvliet/Hollandsch Diep, Biesbosch en Volkerak-Zoommeer. De samenstellende wateren zijn aangegeven in tabel 1. Tijdens de eerste en tweede meetronde zijn langs de Zoete Getijdewateren dezelfde 66 kmhokken bezocht (tabel 2, figuur 1). De extra in opdracht van RWS Directie Zuid-Holland geinventariseerde km-hokken langs de westelijke Haringvliet worden in hoofdstuk 8 (figuur 5) weergegeven. Opvallend langs de Zoete Getijdewateren is het grote aandeel van de gebruikscategorie "natuur".
3
Tabel 1: De deelsystemen langs de Zoete Getijdewateren, met de topografische namen van de samenstellende wateren. Deelsysteem samenstellende wateren Haringvliet/Hollandsch Haringvliet Diep Hollandsch Diep Biesbosch Biesbosch Amer Nieuwe Merwede Volkerakmeer Volkerak-Zoommeer Zoommeer Tabel 2: Het aantal geschikte km-hokken en het aantal geselecteerde km-hokken in 2002 langs de Zoete Getijdewateren, opgesplitst naar gebruikscategorie (S: geschikte hokken, totaal; S+: hokken in selectie). Bij het totaal aantal geselecteerde hokken is het percentage van het totaal aantal geschikte hokken tussen haakjes aangegeven. In de kolom Bruto staat het totaal aantal hokken met oeverzone inclusief de (niet geschikte) stedelijke en de te kleine hokken. Deelsysteem Haringvliet/Hollandsch Diep Biesbosch Volkerak-Zoommeer Totaal
Bruto 173 126 105
Geschikt agrarisch S S+ 51 8 7 18 76
1 4 13
Geschikt natuur S S+ 79 18 112 74 265
21 14 53
S 130 119 92 341
Geschikt totaal S+ (20%) 26 22 18 66
Figuur 1: De in 2002 opgenomen km-hokken langs de Zoete Getijdewateren met gebruikscategorie.
4
(19%) (20%) (19%)
Schaduwmeetnet Het schaduwmeetnet is ingericht om de jaarvariantie en waarnemersvariantie te kwantificeren. De variantiegegevens uit dit - jaarlijks op te nemen - schaduwmeetnet zijn nodig om binnen een redelijke termijn statistisch verantwoorde uitspraken t.a.v. trends te kunnen doen over de vierjaarlijks verzamelde meetnetgegevens. Het schaduwmeetnet omvat 13 kmhokken, verspreid over vier watersystemen (tabel 3, figuur 2). Tabel 3: Verdeling schaduwmeetnet over de watersystemen. watersysteem IJsselmeer en Markermeer Maas Rijntakken Randmeren
aantal hokken 3 3 4 3
Figuur 2: De ligging van het schaduwmeetnet.
5
2.3 Veldwerk tweede ronde Tijdens het veldwerk worden alle voorkomende plantensoorten van de oeverzone (tussen de waterlijn en de kruin van de winterdijk) van het km-hok geïnventariseerd, waarbij de abundantie van een aantal van deze soorten wordt geschat. Tevens worden gedetailleerde gegevens van lokaal voorkomende Rode-Lijstsoorten verzameld en worden bijzondere ecosystemen, ruigten en helofytenvegetaties globaal in kaart gebracht. Voorbereiding en planning Er zijn veldkaarten gemaakt van te bezoeken km-hokken (inclusief schaduwmeetnet) en reservehokken (schaal 1:5.000) en er zijn vergunningen bij terreinbeherende instanties aangevraagd. De kaarten met de begrenzing van meetpunten worden meegenomen in het veld om tijdens de tweede ronde van het meetnet hetzelfde gebied te inventariseren. Ook de verspreidingskaarten met Rode-Lijstsoorten van de eerste ronde zijn gebruikt. Verder zijn de in het kader van het Landelijk Meetnet Flora voor Aandachtsoorten (LMF-A) gegenereerde gedetailleerde verspreidingsgegevens gebruikt. Deze laatste gegevens vormen in enkele gevallen een aanvulling op de ons uit 1997 reeds bekende verspreiding van soorten. In het veldwerk zijn drie fasen te onderscheiden: voorjaarsbezoek, hoofdbezoek en herbezoek. Bij de planning wordt ernaar gestreefd om het bezoektijdstip van een meetpunt in alle meetronden op hetzelfde moment in het seizoen te laten plaatsvinden. Voorjaarsbezoek Net als in 1998 is er langs de Zoete Getijdewateren geen aparte ronde van voorjaarsbezoeken gehouden. Het aantal echte voorjaarssoorten is gering, met uitzondering van enkele soorten van droge zandgronden zoals voorkomen in het westelijke deel van het Haringvliet. Bij een laat hoofdbezoek in een droge zomer kunnen de vroegbloeiende éénjarige soorten hier al verdwenen zijn. Ook een sporadisch en onbestendig voorkomende karakteristieke voorjaarssoort van natte biotopen, Echt lepelblad, wordt door het ontbreken van een voorjaarsronde zeker over het hoofd gezien. Deze soort is echter zo zeldzaam dat het niet de moeite is om speciaal hiervoor een voorjaarsronde te houden. Hoofdbezoek De planning van de hoofdbezoeken gaat uit van een clustergewijze inventarisatie van kmhokken. Per werkweek wordt steeds een cluster van 6-10 bij elkaar gelegen km-hokken bezocht. Deze clusters zijn in volgorde van het bezoektijdstip in 1998 bezocht. In de meeste gevallen zijn de km-hokken volgens planning bezocht, met een speling van ± twee weken rond het bezoektijdstip van 1998. Een groot deel van de Biesbosch is relatief vroeg bezocht. Later in het seizoen belemmeren Grote brandnetel en Reuzenbalsemien de inventarisatie van de bosflora en zijn de rietruigten van de Biesbosch minder gemakkelijk toegankelijk. De tevoren gemaakte clusterindeling is als richtlijn gebruikt; bij voldoende beschikbare tijd is de mogelijkheid opengelaten om hokken van een aangrenzend cluster te bezoeken. Ook het omgekeerde kan voorkomen, wanneer een cluster in de geplande week (bijvoorbeeld door slecht weer) niet helemaal is afgerond. De km-hokken zijn meestal bezocht door één veldmedewerker. In sommige gevallen was het efficiënter om beide veldmedewerkers een deel van een km-hok (bijv. noord- en zuidoever) te laten inventariseren. Afstemming tussen de veldmedewerkers is bereikt door geregeld gezamenlijk te inventariseren. Hierdoor kunnen abundantieschattingen worden afgestemd en determinatieproblemen of mogelijke inventarisatieverschillen worden besproken. De hoofdbezoeken zijn tussen begin mei en half september afgerond.
6
Herbezoek Bij het herbezoek ligt het accent op vegetaties met een late ontwikkeling, zoals sloten, slikkige oevers, strandjes en andere pioniermilieus, met name in km-hokken die vroeg in het veldseizoen zijn bezocht. Bij de herbezoeken wordt in het algemeen een hogere inventarisatiesnelheid bereikt, omdat slechts een selectie van biotopen wordt bezocht. In totaal zijn 15 km-hokken herbezocht, merendeels in de Biesbosch. Er zijn bij de herbezoeken opvallend veel waterplanten aangetroffen in de Biesbosch. De herbezoeken zijn in september afgerond. Verzamelde gegevens De volgende gegevens zijn per km-hok vastgelegd: • presentiegegevens van alle voorkomende soorten • abundantieschatting van een deel van de soorten • kopgegevens volgens FLORON-streeplijst, met de aan veldbezoek bestede tijd • omgrenzing geïnventariseerd gebied en looproute • vindplaatsen + beschrijving populaties Rode-Lijstsoorten en soorten van het Landelijk Meetnet Flora Aandachtsoorten (LMF-A) • globale verspreiding ruigten en helofytenvegetaties, aanvullingen/wijzigingen t.o.v. de in 1998 verzamelde gegevens • locaties met goed ontwikkelde ecosysteemtypen, aanvullingen/wijzigingen t.o.v. de in 1998 verzamelde gegevens • hokbeschrijving (biotopen, beheer, toegankelijkheid etc.), aanvullingen/wijzigingen t.o.v. de in 1998 verzamelde gegevens • relevante adressen/telefoonnummers van beheerders, eigenaren etc. Ten behoeve van de oriëntatie en de kartering van Rode-Lijstsoorten is in onoverzichtelijke terreinen gebruik gemaakt van GPS voor de plaatsbepaling. De plaatsbepaling met GPS is sinds 2000 veel nauwkeuriger en is m.n. nuttig waar een nauwkeurige plaatsbepaling bij gebrek aan herkenningspunten onmogelijk is. Uitgewerkte veldkaarten en hokbeschrijvingen worden in een papieren archief opgeslagen. Soms is herbariummateriaal verzameld van bijzondere soorten, maar ook van soorten, waarvan bleek dat ze niet eenvoudig op naam te brengen waren. Een klein deel van het verzamelde materiaal belandt uiteindelijk in het herbarium van het Nationaal Herbarium Nederland, Leiden Branch (voorheen Rijksherbarium Leiden). De presentie van de waargenomen waterplanten in het zomerbed is apart genoteerd. Deze gegevens worden niet volledig verzameld en worden - conform de opzet van het meetnet niet gebruikt binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren. Ze worden als nuttige aanvulling wel toegevoegd aan de landelijke floradatabank FlorBase. Begrenzing meetpunten Het werken met de tijdens de eerste ronde op kaart ingetekende begrenzing van meetpunten is meestal eenvoudig en dankzij de nauwkeuriger GPS ook vaak minder tijdrovend. Als er in 1998 in het veld geen voldoende harde grens is gekozen, maar bijvoorbeeld een perceelscheiding, kan het opsporen van deze grens in het veld moeilijker zijn. In dat laatste geval geeft de op kaart ingetekende begrenzing voldoende houvast. De nauwkeurigheid waarmee deze grens kan worden aangehouden wijkt dan niet af van de nauwkeurigheid waarmee de kilometergrens van een meetpunt kan worden aangehouden. Toegankelijkheid De toegankelijkheid van km-hokken is over het algemeen goed. Toegang tot natuurreservaten is na vergunningaanvraag bij de natuurbeherende instanties in principe altijd mogelijk. In
7
de vergunningen is steeds als voorwaarde opgenomen dat er aan de beheerder over de verzamelde gegevens wordt gerapporteerd. In 2002 is voor de eerste keer bij de provincies ontheffing aangevraagd voor betreding van terreinen langs de zoete rijkswateren die vallen onder de Natuurbeschermingswet. Dit heeft nogal wat tijd gevraagd, omdat begrenzing van terreinen niet altijd gemakkelijk voorhanden bleek en ieder provinciaal aanspreekpunt een eigen set van eisen heeft. Terreinen van particulieren en gemeenten zijn in principe zonder toestemming bezocht, tenzij een eigenaar eenvoudig aan te spreken was. In het geval er een hoge omheining aanwezig is, met verbodsborden, zijn terreinen niet bezocht. Tijdsinvestering Er is naar gestreefd om de tijdsinvestering per km-hok in de tweede ronde gelijk te houden aan die in de eerste ronde. Er hebben geen veranderingen in de inrichting plaatsgevonden (zoals aanleg van nieuw land) die een grotere of kleinere inspanning zouden billijken. 2.4 Digitalisering en controle Invoer Met het digitaliseren van de streeplijsten is in de veldwerkperiode begonnen. Er is gebruik gemaakt van het programma PLANTAGO 1.2 (Swolfs, 2000), dat voor het landelijk bureau en de vrijwilligers van FLORON is ontwikkeld. Het is toegesneden op het invoeren en beheren van FLORON-streeplijsten en –Rode-Lijstformulieren. Streeplijsten zijn grotendeels tijdens het veldseizoen gedigitaliseerd, evenals aanvullingen op de hokbeschrijvingen uit 1998. Aan het einde van het veldseizoen zijn de kladveldkaarten omgezet naar nette kaarten en zijn de gegevens van Rode-Lijstsoorten gedigitaliseerd. Controle Planten die niet tijdens het veldbezoek op naam kunnen worden gebracht zijn verzameld. Het materiaal is daarna vers of gedroogd alsnog op naam gebracht met binoculair en determinatiewerken. Onzekere determinaties en bijzondere vondsten zijn gecontroleerd door R. van der Meijden (Nationaal Herbarium Nederland, Leiden branch). Een deel van het verzamelde materiaal is opgenomen in de collectie van het Nationaal Herbarium Nederland. De gedigitaliseerde gegevens zijn gecontroleerd met behulp van computerprogramma's die voor de landelijke floradatabank FlorBase zijn ontwikkeld (Van der Meijden et al., 1996a); de programma's zijn enigszins aangepast voor het meetnet, aangezien meer informatie is verzameld dan in FlorBase wordt vastgelegd. Het programma FLOKFLOR controleert of alle gegevens zijn ingevuld, en of alle waarden van variabelen geldig kunnen zijn. Vervolgens zijn alle soortwaarnemingen van de zeldzame helft van de Nederlandse Flora gecontroleerd met FORGET. Het programma onderzoekt of een soort al eerder is waargenomen in het kmhok of de directe omgeving. Als het een nieuwe waarneming betreft, wordt expliciet gevraagd de juistheid van de waarneming te bevestigen. Gegevensbeheer Het beheer van de gegevens van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren valt op dit moment onder verantwoordelijkheid van FLORON. Tot en met 1998 zijn alle gegevens opgeslagen in een relationele database, beheerd met DB2 onder OS2/WARP. In 1999 is de database omgezet naar MS-access onder WindowsNT. Het door Tamis en Groen (1996) beschreven datamodel is op onderdelen aangepast aan de parameters die uiteindelijk in het veld zijn vastgelegd. Ook is in het datamodel rekening gehouden met de intensievere gegevensverzameling binnen het schaduwmeetnet. Berekende kwaliteiten en indicaties van de oevervegetatie worden binnen de database vastgelegd (Odé et al., 1997). 8
Voor derden zijn de gegevens uit de database beschikbaar als de opdrachtgever daarvoor toestemming geeft. De waarnemingen, ook de losse waarnemingen van waterplanten in het zomerbed, worden opgenomen in de landelijke floradatabank FlorBase.
9
10
3. Waarnemingen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de vondsten en waarnemingen van 2002 langs de Zoete Getijdewateren. Het jaar 2002 wordt kort gekarakteriseerd wat betreft weer en waterstanden, twee zaken die de kwaliteit van de inventarisaties kunnen beïnvloeden. De waarnemingen van soorten worden besproken, evenals de nationale en internationale status van de aangetroffen soorten en enkele aspecten van het beheer in dit watersysteem. 3.2 Het jaar 2002 De omstandigheden voor het veldwerk in 2002 waren in het algemeen gunstig. De gemiddelde temperatuur lag tijdens de maanden van het veldseizoen (april t/m september) boven het langjarig gemiddelde. Het jaar 2002 is het op drie na warmste jaar geweest sinds het begin van de systematische temperatuurmetingen (1706). De maanden mei en september waren relatief droog. Juni was wat de neerslaghoeveelheden betrof normaal. De maanden juli en augustus waren relatief nat, met vooral in augustus lokaal hevige regen- en onweersbuien. Begin juli is het veldwerk door langdurige regenval gedurende enkele dagen vertraagd. De herbezoeken langs de rivieren zijn niet gehinderd door hoge waterstanden. Op veel meetpunten was het waterpeil zelfs recent gezakt. 3.3 Waarnemingen 2002 In de 66 bezochte km-hokken langs de Zoete Getijdewateren zijn 564 soorten waargenomen (tabel 4; bijlage 2 en 3). Tabel 4: Het aantal waargenomen soorten langs de Zoete Getijdewateren in 2002. Totaal aantal soorten (Stot), gemiddeld aantal soorten per km-hok (Sgem) met spreiding en het totaal aantal geïnventariseerde km-hokken (ntot). Stot Zoete Getijdewateren Haringvliet/Hollandsch Diep Biesbosch Volkerak-Zoommeer Zoete Getijdewateren (agrarisch e.d.) Zoete Getijdewateren (natuur)
564 453 412 335 369 546
Sgem 144,3 (56-226) 145,7 (56-226) 162,7 (90-202) 119,6 (82-176) 132,2 (56-177) 147,2 (82-226)
ntot 66 26 22 18 13 53
3.4 Internationale en nationale status De status van de flora van de Zoete Getijdewateren wordt op een aantal manieren weergegeven. Allereerst zijn er de Europese verdragen ten aanzien van de bescherming van wilde planten: de Habitatrichtlijn en de Conventie van Bern. De nationale bescherming volgt uit de Flora- en faunawet en de nationale zeldzaamheid en achteruitgang komt tot uiting in de Rode Lijst. Tenslotte is er door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ten behoeve van het natuurbeleid een lijst met Doelsoorten opgesteld, die grotendeels overeenkomt met de Rode Lijst. Een overzicht van het belang van flora van de zoete rijkswateren wordt gegeven in bijlage 8.
11
Beschermde soorten Europa De Habitatrichtlijn en Conventie van Bern zijn de belangrijkste Europese verdragen voor bescherming van de flora. In de bijlagen van de Habitatrichtlijn worden elf soorten vaatplanten genoemd die tot de Nederlandse flora behoren. Daarvan is binnen de km-hokken van het meetnet alleen het Gewoon sneeuwklokje langs de Zoete Getijdewateren aangetroffen. Deze soort wordt vermeld in Bijlage V van de EU-Habitatrichtlijn als een soort van “communautair belang waarvoor het onttrekken aan de natuur en de exploitatie aan beheersmaatregelen kunnen worden onderworpen”. Beschermde soorten Nederland In de Flora- en Faunawet worden 104 wilde plantensoorten genoemd die enige vorm van bescherming genieten, meestal bescherming tegen beschadigen, plukken en uitgraven van planten. Langs de Zoete Getijdewateren zijn binnen de km-hokken van het meetnet 14 wettelijk beschermde soorten aangetroffen. Het betreft (met tussen de haakjes het aantal kmhokken waarin de soort is aangetroffen): Spindotterbloem (37), Brede wespenorchis (15), Grote kaardebol (13), Zwanenbloem (7), Moeraswespenorchis (7), Parnassia (5), Rietorchis (4), Tongvaren (3), Zwartsteel (1), Steenbreekvaren (1), Grasklokje (1), Blauwe zeedistel (1) en Wilde marjolein (1). Rode Lijst Rode-Lijstsoorten zijn soorten die op grond van hun nationale zeldzaamheid en afname extra aandacht krijgen in het natuurbeleid en natuurbeheer (Van der Meijden et al., 2000). Vooralsnog hebben de 499 Rode-Lijstsoorten geen speciale beschermingsstatus. Er zijn 34 Rode-Lijstsoorten aangetroffen langs de Zoete Getijdewateren (tabel 5 en 6). Tabel 5: Het aantal waargenomen Rode-Lijstsoorten langs de Zoete Getijdewateren in 2002. Totaal aantal Rode-Lijstsoorten (RLtot), gemiddeld aantal Rode-Lijstsoorten per km-hok (RLgem) met spreiding en het totaal aantal geïnventariseerde km-hokken (ntot). RLtot Zoete Getijdewateren Haringvliet/Hollandsch Diep Biesbosch Volkerak-Zoommeer Zoete Getijdewateren (agrarisch e.d.) Zoete Getijdewateren (natuur)
34 25 15 15 14 31
RLgem 3,8 (0-9) 4,5 (0-9) 2,7 (1-7) 4,0 (0-9) 3,1 (0-6) 3,9 (0-9)
ntot 66 26 22 18 13 53
Grote populaties van Dwergbloem ontdekt langs Haringvliet In 2002 zijn grote nieuwe populaties ontdekt van Dwergbloem (Anagallis minima) tijdens de inventarisaties voor het RIZA en RWS-DZH in het westelijke Haringvliet. Deze soort is in Nederland vrijwel beperkt tot natte duinvalleien. De soort groeit in zeer grote aantallen langs de oevers van het Haringvliet in natuurontwikkelingsgebieden bij de Scheelhoek op natte gronden die in de winter bij hoog water regelmatig met oppervlaktewater overstromen. Het verschijnen van deze en andere soorten van duinvalleien duidt op een goede waterkwaliteit van het oppervlaktewater, m.n. met betrekking tot de nutriëntenbelasting.
12
Doelsoorten Doelsoorten zijn alle soorten van de Rode Lijst, uitgebreid met soorten waarvoor Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft, omdat een belangrijk deel van het areaal van de soort in ons land ligt (Bal et al., 2001). Het gaat in totaal om 544 soorten, waarvan er langs de Zoete Getijdewateren 44 voorkomen. Daarvan zijn (met tussen de haakjes het aantal km-hokken waarin de soort is aangetroffen) Waterkruiskruid (12), Dunstaart (7), Zacht vetkruid (6), Kwelderzegge (5), Lamsoor (3), Mierik (1), Bermooievaarsbek (1), Dubbelkelk (1) en Bosmuur (1) geen Rode Lijst- of Beschermde soorten.
Tabel 6: Rode-Lijstwaarnemingen in 2002 langs de Zoete Getijdewateren (HH = Haringvliet /Hollandsch Diep, BB = Biesbosch, VZ = Volkerak-Zoommeer). De getallen verwijzen naar het aantal km-hokken waarin de soort is aangetroffen. De afkortingen in de kolom RL2000 verwijzen naar de categorieën: EB = ernstig bedreigd, BE = bedreigd, KW = kwetsbaar, GE = gevoelig. Nederlandse naam Gewone agrimonie Echte heemst Dwergbloem Stinkende kamille Selderij Trosdravik Spindotterbloem Slanke zegge Glanzige hoornbloem Moerasstreepzaad Kamgras Brede waterpest Moeraswespenorchis Kleverige reigersbek Stijve ogentroost Duits viltkruid Veldgerst Alpenrus Beemdkroon Rijstgras Geelhartje Kleine kattenstaart Rode ogentroost Zilt torkruid Kattendoorn Parnassia Rond wintergroen Sierlijke vetmuur Driekantige bies Blauw walstro Weidekervel Knopig doornzaad Oosterse morgenster Goudhaver
Wetenschappelijke naam Agrimonia eupatoria Althaea officinalis Anagallis minima Anthemis cotula Apium graveolens Bromus racemosus Caltha palustris subsp. araneosa Carex strigosa Cerastium fontanum subsp. holosteoides Crepis paludosa Cynosurus cristatus Elodea canadensis Epipactis palustris Erodium lebelii Euphrasia stricta Filago vulgaris Hordeum secalinum Juncus alpinoarticulatus subsp. alpinoarticulatus Knautia arvensis Leersia oryzoides Linum catharticum Lythrum hyssopifolia Odontites vernus subsp. serotinus Oenanthe lachenalii Ononis repens subsp. spinosa Parnassia palustris Pyrola rotundifolia Sagina nodosa Schoenoplectus triqueter Sherardia arvensis Silaum silaus Torilis nodosa Tragopogon pratensis subsp. orientalis Trisetum flavescens
13
RL2000 GE KW BE EB KW KW KW KW KW KW GE GE KW KW GE EB GE GE GE KW KW GE GE KW GE KW KW KW BE KW KW KW BE GE
HH BB VZ 1 15 2 1 3 8 3 3 16 21 2 2 1 4 11 5 11 1 1 6 1 1 5 1 11 1 7 1 4 1 2 2 7 1 15 7 2 10 1 3 5 1 3 10 1 5 1 2 3 1 6 1 2 6 2
Meer vindplaatsen van Slanke Zegge in de Biesbosch Slanke zegge (Carex strigosa) is een zeer zeldzame plant van bronnen en bronbeekjes, die in Nederland alleen bekend is uit de omgeving van Nijmegen en uit Zuid-Limburg. Onverwachts werd van deze kritische soort in 2001 een populatie in de Biesbosch aangetroffen door Arno Boesveld. In 2002 zijn in twee meetpunten van het Floristisch meetnet nieuwe vindplaatsen ontdekt. Slanke zegge groeit in de Biesbosch met name langs greppels en smalle kreekjes in het bos. Kennelijk zijn er ecologische overeenkomsten tussen de periodiek watervoerende greppels in de Biesbosch en bronbeken in reliëfrijk hoog Nederland. De aanwezigheid van de soort duidt in ieder geval op beweeglijk grondwater dat niet zeer voedselrijk is.
3.5 Beheer en inrichting Het Floristisch Meetnet is, middels een onderverdeling naar gebruikscategorie, gestratificeerd naar beheer en inrichting. Dit maakt het mogelijk uitspraken te doen over gebieden met een natuurfunctie versus gebieden met agrarische of andere functies. De indeling in gebruikscategorie is onvermijdelijk een generalisatie van de werkelijkheid. Vaak worden binnen km-hokken al diverse beheersvormen toegepast en zijn verschillende typen inrichting aanwezig. Het meetnet is minder goed toegerust voor een verdere detaillering naar bijvoorbeeld vormen van beheer of typen inrichting. In deze paragraaf wordt aangegeven welke factoren in beheer en inrichting van belang zijn voor de flora van de oevers van de Zoete Getijdewateren. Langs de Zoete Getijdewateren is de gebruikscategorie "natuur" sterk oververtegenwoordigd; het grootste deel van het buitendijks gebied is in beheer als natuurgebied. Begrazing In de buitendijkse gebieden langs de Zoete Getijdewateren zijn veel soorten voor hun voortbestaan afhankelijk van begrazing. Enkele voor de grasgorzen langs het Haringvliet karakteristieke soorten zoals Rode ogentroost, Veldgerst, Behaarde boterbloem, Trosdravik, Aardbeiklaver, Moeraszoutgras en Zilte rus komen uitsluitend voor in begraasde graslanden. Op de Meneersche plaat is een groeiplaats van Trosdravik verdwenen nadat het gedeelte waarin de soort in 1998 nog voorkwam uitgerasterd is. Vlakbij de oever komen gemillimeterde vegetaties voor waarin soorten als Sierlijke vetmuur, Melkkruid, Fraai duizendguldenkruid, Kleine varkenskers en Zilverschoon de boventoon voeren. Deze zeer korte vegetaties worden waarschijnlijk mede door ganzenvraat in stand gehouden. Langs het Volkerak-Zoommeer komen graslanden met zilte soorten vooral voor op intensief begraasde, relatief laaggelegen stukken. Nabij de oevers ontwikkelen zich op kort gegraasde stukken mooie duinvalleiachtige vegetaties met soorten als Moeraswespenorchis en Parnassia. Op sommige onbegraasde stukken (Plaat van de Vliet, Molenplaat) is te zien dat groeiplaatsen van deze soorten door beschaduwing van bomen en struiken worden bedreigd. Slikkige oevers worden eveneens in stand gehouden door begrazing. Als de begrazing wordt gestaakt dan ontstaan rietoevers, hoewel er ook plaatsen zijn waar slikoevers alleen door begrazing en betreding van ganzen stand lijken te houden.
14
De grotere buitendijkse terreinen worden meestal extensief beweid. Door verschillen in begrazingsintensiteit ontstaan grote verschillen in vegetatiestructuur binnen een terrein. In weinig begraasde terreindelen ontstaan ruigten, bijvoorbeeld omdat deze door natuurlijke barrières zoals brede geulen voor grazers niet of moeilijk bereikbaar zijn. In deze ruigten domineren meestal enkele soorten. Langs het Haringvliet domineren in relatief laaggelegen delen vooral Riet en in de wat hoger gelegen delen ook Echte heemst, Late guldenroede en Bramen. Langs het Volkerak-Zoommeer komen plaatselijk rietruigten voor (o.a. Hellegatsplaten en Zoommeer) en op de hogere delen domineert vooral Duinriet. Zijn deze ruigten eenmaal ontstaan, dan is de vestiging van nieuwe soorten bijna uitgesloten. Vestiging van nieuwe soorten is alleen mogelijk op open plekken die ontstaan na hoge waterstanden of door activiteiten van grazers. Ook vestiging van bomen en struiken is in hoge ruigten bijna onmogelijk. Vlak na de afsluiting is er plaatselijk (Blanke Slikken, Meneersche Plaat) veel Gewone vlier opgeslagen. De struiken beginnen nu af te takelen en verjonging treedt nauwelijks op. Langs de Zoete Getijdewateren vindt opslag van bomen en struiken vooral plaats in de vorm van vestiging van pioniersoorten als wilgen, populieren en elzen op kale grond langs oevers. De pluisvruchten van wilgen en populieren worden niet alleen door de wind verspreid maar blijven ook uitstekend drijven op het water. Na aangespoeld te zijn op kale oevers ontkiemen zij vaak in smalle evenwijdig aan de waterlijn verlopende gordels. Vestiging van besdragende, door vogels verspreide soorten vindt meestal plaats onder bomen. In rietruigten vindt vestiging van besdragende struiken vaak plaats onder solitaire wilgen. Dijken Op dijktaluds komen soorten als Knopig doornzaad en Blauw walstro vooral voor op relatief voedselarme door schapen beweide trajecten. Als de vegetatie te hoog of te dicht wordt verdwijnt Knopig doornzaad, zoals bleek op een groeiplaats bij de Beninger Slikken. Natuurontwikkeling De natuurontwikkelingsprojecten in de westelijke Haringvliet (Scheelhoek, Quackgors) zijn kort voor de eerste meetronde in 1998 ingericht. Nog steeds overwegen pioniervegetaties. Dit houdt met name verband de lage ligging en met de begrazing door ganzen. De droge delen worden af en toe door de beheerder omgeploegd of van opslag van bomen ontdaan. In hoofdstuk 8 wordt uitgebreider ingegaan op de bijzondere ontwikkelingen in deze gebieden. Vooroeververdedigingen Het aanleggen van vooroeververdedigingen zorgt voor minder dynamische oevermilieus. Dit heeft een positief effect op soorten van slikkige oevers. Recent zijn vooroeververdedigingen aangelegd bij de Hoogezandsche Gorzen. Tijdens de eerste meetronde in 1998 waren deze nog niet aanwezig. De soortenrijkdom van de pioniervegetaties op de oever is hier toegenomen, terwijl op andere plaatsen zonder vooroeververdediging weinig in de pioniervegetaties is veranderd. Een karakteristieke waterplant van het relatief rustige water achter de vooroeververdediging is Doorschijnend sterrenkroos. Steenglooingen en dijken De steenglooiingen langs de Zoete Getijdewateren zijn plaatselijk zeer rijk aan varens. In één km-hok langs het Volkerak-Zoommeer zijn maar liefst zes soorten aangetroffen (Zwartsteel, Tongvaren, Steenbreekvaren, Wijfjesvaren, Brede stekelvaren en Mannetjesvaren). Varenrijk zijn vooral oude dijktrajecten met een steenglooiing van onregelmatig gevormde natuursteen, zodat tussen de stenen diepe vochtige holten aanwezig zijn. De varens zijn in de diepe spleten tussen de stenen beschermd tegen vraat, waardoor zelfs met schapen beweide dijken zeer varenrijk kunnen zijn. 15
16
4. Floristische Kwaliteit 4.1 Inleiding Binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren vormen de soortenlijsten (met abundanties) per km-hok de basis voor de analyse van de ontwikkelingen in de flora. De Floristische Kwaliteit is één van de manieren om de kwaliteit en ontwikkeling van de flora van een watersysteem uit te drukken en te beoordelen. De Floristische Kwaliteit is gebaseerd op de verzamelde waarnemingen van groepen van ecologisch verwante karakteristieke soorten. Er worden 13 soortgroepen, de zogenoemde ecosysteemtypen, onderscheiden (tabel 7). Per ecosysteemtype heeft één karakteristieke soort als aansprekende representant de titel “ambassadeur” gekregen. Voor ieder van de 13 ecosysteemtypen wordt de Floristische Kwaliteit berekend per km-hok, op basis van het aantal in het km-hok aangetroffen karakteristieke soorten en hun abundantie, natuurwaarde en indicatiewaarde. De berekeningswijze wordt samengevat in bijlage 1. Ten behoeve van de interpretatie en de grafische presentatie wordt de Floristische Kwaliteit in vijf klassen onderverdeeld. Zo wordt het mogelijk om de mate van ontwikkeling van de ecosystemen in termen als zeer goed, goed, matig, ontoereikend of slecht uit te drukken. Tabel 7: De onderscheiden ecosysteemtypen en hun ambassadeurs (Odé et al., 1997; Odé & Beringen, 2001). Ecosysteemtype Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
Ambassadeur Pijlkruid Moerasandijvie Late stekelnoot Rode ogentroost Kattendoorn Cipreswolfsmelk Melkkruid Spindotterbloem Moerasmelkdistel Groot warkruid Grote watereppe Zwarte populier Rode kornoelje
4.2 Floristische Kwaliteit tweede ronde Een overzicht van de Floristische Kwaliteit langs de Zoete Getijdewateren wordt weergegeven in figuur 3. Per ecosysteemtype wordt het relatieve aandeel van de meetpunten per klasse van Floristische Kwaliteit weergegeven Het aandeel van de klasse slecht wordt bijvoorbeeld aangegeven in het rode rechter deel van de figuren. De karakteristieke soorten voor dit ecosysteemtype komen in deze km-hokken niet of slechts zeer beperkt voor. Door splitsing van de steekproef in deelsystemen (Haringvliet/Hollandsch Diep, Biesbosch en Volkerak-Zoommeer) of gebruikscategorieën (agrarisch e.d., natuur) is het mogelijk om ook het aandeel binnen deze categorieën te beoordelen. De steekproefgrootte is boven de grafische weergave van iedere groep van km-hokken aangegeven. De gepresenteerde gegevens zijn gecorrigeerd voor over- of ondervertegenwoordiging van strata in de steekproef (bijlage 4). De mate van ontwikkeling van de belangrijkste
17
ecosysteemtypen langs de Zoete Getijdewateren wordt weergegeven in de kaarten in bijlage 5 (A t/m G). Wellicht ten overvloede zij vermeld dat het gaat om gegevens uit een steekproef van kmhokken. Het ontbreken van een ecosysteemtype in de figuren betekent dus alleen dat het type ontbreekt in de steekproef; langs het betreffende watersysteem kan het type toch voorkomen, zij het sporadisch. Algemeen Uit figuur 3 blijkt dat langs de Zoete Getijdewateren de ecosysteemtypen Rivierduingrasland, Droge ruigte en Hardhoutooibos nergens ontwikkeld zijn. Deze ecosysteemtypen zijn karakteristiek voor droge, bij uitzondering overstroomde, relatief voedselarme standplaatsen. Dit type standplaats is meer gebonden aan het rivierengebied en ontbreekt of is zeldzaam langs de Zoete Getijdewateren; ze worden hieronder niet besproken. Ook Zand- en grindstrand en Stroomdalgrasland zijn, zij het in mindere mate, riviergebonden ecosysteemtypen. Langs de Zoete Getijdewateren zijn vooral Slikkige oever, Buitendijks grasland, Zilt grasland, Getijderuigte, Vochtige ruigte en Zachthoutooibos plaatselijk goed tot zeer goed ontwikkeld. De Biesbosch onderscheidt zich vooral door de zeer goed ontwikkelde ecosysteemtypen Vochtige ruigte en Zachthoutooibos en het Volkerak-Zoommeer onderscheidt zich vooral door de zeer goed ontwikkelde ecosysteemtypen Buitendijks grasland en Zilt grasland. De ecosysteemtypen zijn in km-hokken met natuurgebieden in het algemeen beter ontwikkeld dan in agrarische km-hokken. Kleine wateren Dit ecosysteemtype komt langs de Zoete Getijdewateren in hoofdzaak tot ontwikkeling in kreken en sloten. De meest algemeen aangetroffen waterplanten zijn Smalle waterpest, Veelwortelig kroos, Zannichellia, Kleine watereppe, Grof hoornblad en Schedefonteinkruid. Het Volkerak-Zoommeer is relatief arm aan waterplanten. Gezien de slechte waterkwaliteit is dat niet verwonderlijk. Binnen dit deelsysteem zijn alleen Zannichellia en Schedefonteinkruid aangetroffen. Enkele soorten zijn alleen in de Biesbosch waargenomen. Het betreft Gele plomp, Watergentiaan, Rivierfonteinkruid, Kleine egelskop en Pijlkruid. Met uitzondering van de laatste soort zijn dit waterplanten die vooral in de wat bredere en diepere kreken groeien. In de Biesbosch komen in sommige kreken uitgestrekte maar soortenarme waterplantenvegetaties voor. Het ecosysteemtype Kleine wateren is mede door die soortenarmoede slechts in enkele km-hokken in de Biesbosch matig ontwikkeld. Slikkige oever (bijlage 5A) Slikkige oever komt voor op de beschutte, droogvallende plekken langs de oevers. Langs de Zoete Getijdewateren komen de karakteristieke soorten vooral voor op glooiende oevers achter de vooroeververdedigingen. Ook kunnen de karakteristieke soorten worden aangetroffen op schaars begroeide stukken in buitendijkse graslanden, in pioniervegetaties die ontstaan zijn na het uitvoeren van natuurontwikkelingsprojecten en langs ingetrapte oevers van sloten en kreekjes. Beweiding (koeien, ganzen, paarden) heeft, vooral als de van nature aanwezige dynamiek gering is, een positief effect op de ontwikkeling van dit type. De meest aangetroffen karakteristieke soorten zijn: Blaartrekkende boterbloem, Rode waterereprijs, Blauwe waterereprijs, Witte waterkers, Moeraszuring, Knikkend tandzaad en Goudzuring. Beekpunge is in hoofdzaak aangetroffen in de Biesbosch en in het oostelijk deel van het Haringvliet/Hollandsch Diep. Moerasandijvie is in hoofdzaak langs het Volkerak-Zoommeer gevonden. Langs het Volkerak-Zoommeer ontbreken enkele karakteristieke riviersoorten als Klein vlooienkruid, Liggende ganzerik, Rechte alsem en Bruin cypergras. In het algemeen is de Floristische Kwaliteit voor dit ecosysteemtype matig tot goed in kmhokken met enige oppervlakte aan beweide, beschutte oevers. Opvallend is de zeer hoge score van de Sassenplaat. Deze niet beweide (!) plaat is zeer rijk aan karakteristieke soorten. 18
Zoete Getijdewateren (n=66) Kleine wateren Slikkige oever
Legenda:
Zand- en grindstrand Buitendijks grasland
Zeer goed
Stroomdalgrasland
Goed
Rivierduingrasland Zilt grasland
Matig
Getijderuigte Ontoereikend
Vochtige ruigte Droge ruigte
Slecht
Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos 0%
0
25%
50%
75%
100%
100%
Haringvliet/Hollandsch Diep (n=26)
Biesbosch (n=22)
Volkerak-Zoommeer (n=18)
Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos 0%
25%
50%
75%
100%
0%
Zoete Getijdewateren, agrarisch (n=13)
25%
50%
75%
100%
0%
25%
50%
Zoete Getijdewateren, natuur (n=53)
Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos 0%
25%
50%
75%
100%
0%
25%
50%
75%
100%
Figuur 3: De Floristische kwaliteit van de oevers van de Zoete Getijdewateren in 2002.
19
75%
100%
De uiterst zeldzame Kleine kattenstaart komt hier voor; op de Sassenplaat groeit waarschijnlijk de enige stabiele populatie van deze soort. Opvallend is ook dat de Floristische Kwaliteit in de Biesbosch maar in twee km-hokken zeer goed is en in alle overige km-hokken ontoereikend tot slecht. Deze twee km-hokken zijn de enige km-hokken van de steekproef in de Biesbosch met beweide oevers. Zand- en grindstrand Zandstranden komen voor op plaatsen waar de oevers niet met stenen verhard zijn en waar tevens sprake is van enige dynamiek in de vorm van waterstandsfluctuaties, stroming of golfslag, die leiden tot zandafzetting en eventueel zelfs verstuiving. Dit type is in Nederland vooral gebonden aan dynamische rivierstranden en niet te verwachten langs de Zoete Getijdewateren. De Floristische Kwaliteit van Zand- en grindstrand is vrijwel overal slecht. De hoogste waarden worden bereikt langs de westelijke Haringvliet waar duinen grenzen aan het Haringvliet. Ook de in het kader van natuurontwikkeling opgespoten zandlichamen dragen hier bij aan de Floristische Kwaliteit. Buitendijks grasland (bijlage 5B) Het ecosysteemtype Buitendijks grasland wordt gekarakteriseerd door graslandplanten van vochthoudende bodems. Langs de Zoete Getijdewateren worden deze soorten vooral aangetroffen op de grasgorzen en op de voormalige slikken (kwelders) langs het VolkerakZoommeer. Ook op (niet te zandige) dijken en aan dijkvoeten kunnen deze soorten worden aangetroffen. De meest algemene karakteristieke soorten langs de Zoete Getijdewateren zijn Valse voszegge, Zeegroene rus, Gewone brunel, Fraai duizendguldenkruid, Kamgras, Aardbeiklaver, Rode ogentroost, Veldgerst, en Behaarde boterbloem. Op de grasgorzen langs het Haringvliet zijn Fraai duizendguldenkruid, Rode ogentroost, Veldgerst en Behaarde boterbloem plaatselijk algemeen. Bleekgele droogbloem, Sierlijke vetmuur, Herfstbitterling, Geelhartje, Moeraswespenorchis, Stijve ogentroost en Strand- en Echt duizendguldenkruid zijn alleen langs het westelijke Haringvliet en langs het Volkerakmeer aangetroffen. Buitendijks grasland is in het algemeen goed tot zeer goed ontwikkeld in natuurreservaten met extensieve beweiding als beheersvorm. Door dit beheer ontstaan allerlei overgangen tussen kort afgegraasd grasland, ruigte, struweel en bos. Opvallend is dat de stukken waar Buitendijks grasland het fraaist ontwikkeld is, vaak in de nabijheid van de oever liggen. Mogelijk speelt daarbij begrazing door watervogels zoals ganzen een rol. Het best is Buitendijks grasland ontwikkeld op de voormalige kwelders langs het Volkerakmeer. Naast genoemde soorten worden hier o.a. Parnassia, Rietorchis, Kleverige ogentroost, Scherpe fijnstraal, Zeegroene zegge en Borstelbies waargenomen. Enkele karakteristieke soorten zoals Tweerijige zegge, Echte koekoeksbloem, Waterkruiskruid en Grote ratelaar lijken grotendeels afwezig te zijn langs het Volkerakmeer. In de Biesbosch is Buitendijks grasland slechts in één km-hok (Hengstpolder) zeer goed ontwikkeld. De hier aanwezige set karakteristieke soorten met o.a. Grote pimpernel, Weidekervel, Trosdravik en Beemdlangbloem wijkt sterk af van die langs het Haringvliet/Hollandsch Diep en Volkerak-Zoommeer. Stroomdalgrasland Onder Stroomdalgrasland worden de graslanden gerekend die wat vochtvoorziening betreft tussen Buitendijks grasland en Rivierduingrasland in liggen. Dit ecosysteemtype komt vooral goed tot ontwikkeling in het rivierengebied. Langs de Zoete Getijdewateren is het type overwegend slecht tot ontoereikend ontwikkeld. Enkele karakteristieke soorten van de Zoete Getijdewateren zijn Gewone bermzegge, Glad walstro, Veldlathyrus, Veldgerst, Kraailook en Echte kruisdistel. Ze groeien in hoofdzaak op de taluds van dijken en op de wat hoger gelegen oeverwallen.
20
De hoogste Floristische Kwaliteit wordt gehaald in enkele km-hokken langs de Nieuwe Merwede waar op de oeverwallen ook Geoorde zuring, Sikkelklaver, Echt bitterkruid en Oosterse morgenster groeien. Zilt grasland (bijlage 5C) Deze laaggelegen graslanden kennen door een (voormalige) invloed van zout water een flora met zouttolerante soorten. De karakteristieke soorten van dit ecosysteemtype worden aangetroffen op periodiek door zeewater overstroomde kwelders en andere zilte of brakke bodems. Aangezien het oppervlaktewater in de Zoete Getijdewateren reeds volledig verzoet is, zijn de karakteristieke soorten op te vatten als relicten. Alleen langs het VolkerakZoommeer lijkt het bodemwater lokaal nog brak te zijn. Zilte soorten worden voornamelijk aangetroffen langs het Volkerak-Zoommeer en het Haringvliet; in de Biesbosch en langs het Hollandsch Diep ontbreken ze. Enkele karakteristieke soorten zijn zowel langs het Haringvliet als het Volkerak-Zoommeer aangetroffen: Zilte rus, Hertshoornweegbree, Smalle rolklaver, Melkkruid, Zilte schijnspurrie, Zilte zegge en Selderij. Het best ontwikkeld is Zilt grasland langs het Volkerak-Zoommeer, met soorten als Zulte, Zeekraal, Gewoon kweldergras, Stomp kweldergras, Schorrenzoutgras, Dunstaart, Gerande schijnspurrie, Schorrenkruid, Kwelderzegge, Engels slijkgras en Lamsoor. De meeste karakteristieke soorten zijn graslandplanten, die in begraasde terreinen worden aangetroffen. Slechts enkele soorten als Echte heemst, Selderij en Zilt torkruid zijn voornamelijk in (oever)ruigten aangetroffen. De restanten zoutvegetaties langs het Volkerak-Zoommeer beperken zich momenteel tot laaggelegen voormalige geulen of laagten, die op enige afstand van het oppervlaktewater gelegen zijn of die van het oppervlaktewater zijn afgesneden. Vaak zijn het plekken met een kleibodem waarop (regen)water stagneert en oppervlakkig afstroomt of verdampt. Het nog in de bodem aanwezige zout spoelt hier langzamer uit dan op de beter doorlatende hoger gelegen zandige bodems. Getijderuigte (bijlage 5D) De karakteristieke soorten van dit ecosysteemtype worden aangetroffen langs zoete wateren met enige getijdebeweging. De getijdewerking uit zich door dagelijkse schommelingen in de waterstand en door soms sterke stroming. De huidige getijdebeweging in de Zoete Getijdewateren is sinds de afsluiting van het Haringvliet in 1970 sterk verminderd. De karakteristieke soorten zijn enerzijds vrij robuste helofyten die dagelijks waterstandsschommelingen en vrij sterke stromingen kunnen verdragen (Heen, Moeraszegge, Ruwe bies en Driekantige bies) en anderzijds water- en oeverplanten die dagelijks droogvallen kunnen doorstaan (Gevleugeld sterrenkroos, Witte waterkers en Groot moerasscherm). Doorschijnend sterrenkroos kan niet tegen droogvallen, maar komt vooral voor in die trajecten van de getijdegeulen waar getijdenstroming optreedt. Deze soort gedijt ook prima in sloten die continue doorgespoeld worden met Haringvlietwater. De voorjaarssoorten Spindotterbloem en Bittere veldkers komen voor in de laaggelegen delen van rietlanden en wilgenbossen die onder invloed van het getij staan. Het ecosysteemtype Getijderuigte is alleen langs het Haringvliet/Hollandsch Diep en in de Biesbosch matig tot zeer goed ontwikkeld. Hoge waarden voor de Floristische Kwaliteit worden bereikt in km-hokken met een relatief grote oppervlakte intergetijdegebied. Dit zijn in het algemeen de km-hokken met relatief veel geulen en kreekjes met natuurlijke oevers, waar de karakteristieke soorten verspreid voorkomen. In een enkel geval komen de karakteristieke soorten meer geconcentreerd voor, bijvoorbeeld langs een enkele kreek of achter een vooroeververdediging. Langs het Volkerak-Zoommeer is het ecosysteemtype slecht ontwikkeld, hetgeen te wijten is aan het constante waterpeil en de zilte voorgeschiedenis.
21
Vochtige ruigte (bijlage 5E) Het ecosysteemtype Vochtige ruigte omvat de aanspoelsel- en oeverruigten. Het ontwikkelt zich optimaal op voedselrijke, vochtige bodems, wanneer de vegetatie niet beweid of gemaaid wordt. Meestal komt dit ecosysteemtype voor in smalle gordels op de hogere delen van de oever achter de rietkraag, maar langs het Haringvliet beslaat het in sommige kmhokken aanzienlijke oppervlakten (rietgorzen). De meest algemene karakteristieke soorten langs de Zoete Getijdewateren zijn: Wolfspoot, Grote engelwortel, Koninginnenkruid, Echte valeriaan en Moerasandoorn. Langs het Haringvliet komen plaatselijk Echte heemst en Late guldenroede massaal voor. De meest karakteristieke soort is Moerasmelkdistel. Heel algemeen maar weinig karakteristiek is Riet. In de Biesbosch en langs het Hollandsch Diep is Vochtige ruigte overwegend goed tot zeer goed ontwikkeld. Naast bovengenoemde soorten komen er soorten voor als Rivierkruiskruid, Grote kattenstaart, Poelruit en Gevleugeld- en Geoord helmkruid. Langs het Haringvliet is dit ecosysteemtype alleen binnen km-hokken met grote oppervlakten extensief beheerde terreinen matig tot zeer goed ontwikkeld. Langs het Volkerak-Zoommeer is Vochtige ruigte overwegend slecht tot ontoereikend en hooguit matig ontwikkeld. Veel karakteristieke soorten die binnen de andere deelsystemen algemeen voorkomen zoals Poelruit, Gevleugeld helmkruid en Reuzenbalsemien zijn hier niet aangetroffen. Moeras (bijlage 5F) Het ecosysteemtype Moeras indiceert minder dynamische en voedselarmere omstandigheden dan Vochtige ruigte. Deze standplaatsen worden binnen de Zoete Getijdewateren aangetroffen op permanent natte, min of meer van het oppervlaktewater geïsoleerde plekken. Voorbeelden zijn de oevers langs de deels met kwelwater gevoede sloten aan de voet van de ringdijk rondom de spaarbekkens, en geïsoleerde buitendijkse laagten. Naast moerasplanten worden ook enkele helofyten tot de karakteristieke soorten gerekend. Deze soorten kunnen ook langs slootkanten groeien. Voor een optimale ontwikkeling is af en toe maaien gewenst. Blijft beheer achterwege, dan zal op den duur verruiging optreden. Door opslag van houtige gewassen (voornamelijk wilgen en elzen) zal uiteindelijk (Zachthoutooi)bos ontstaan. Dit ecosysteemtype is alleen binnen deelsysteem Biesbosch in enkele km-hokken matig tot goed ontwikkeld. Enkele binnen de Zoete getijdewateren minder algemene karakteristieke soorten die hier zijn aangetroffen zijn o.a. Bosbies, Pluimzegge, Hennegras en Zeegroene muur. Zachthoutooibos (bijlage 5G) Onder Zachthoutooibos worden in het meetnet de bossen gerekend die groeien op de natte tot vochtige bodems. Ze komen voor op min of meer dezelfde standplaatsen als Vochtige ruigte, Getijderuigte, Buitendijks grasland en Moeras. Zachthoutooibos ontstaat op deze plaatsen wanneer beheer in de vorm van begrazing of maaien achterwege blijft. Het ecosysteemtype heeft enkele karakteristieke soorten gemeen met Vochtige ruigte (bijvoorbeeld Rivierkruiskruid en Grote engelwortel) en Getijderuigte (Bittere veldkers). Karakteristieke boomsoorten zijn o.a. Schietwilg, Katwilg, Amandelwilg, Kraakwilg, Bittere wilg en Duitse dot. Veel wilgenopstanden zijn ontstaan uit oorspronkelijk aangeplante grienden. Ook de Zwarte populier is op enkele plekken aangeplant. Zachthoutooibos is in de Biesbosch en langs het Hollandsch Diep overwegend zeer goed ontwikkeld. Langs het Haringvliet is dit ecosysteemtype alleen langs de noordkant van de Volkerakdam matig ontwikkeld aangetroffen. Alleen langs de Volkerakdam heeft Zachthoutooibos een spontaan karakter en is niet ontstaan uit grienden. Zachthoutooibos wordt verder gekarakteriseerd door enkele kruiden. Bloedzuring, Reuzenzwenkgras, IJle zegge en Groot springzaad zijn in de Biesbosch in bijna ieder km-hok aanwezig. Moerasstreepzaad is minder algemeen. Bittere veldkers en Spindotterbloem komen alleen voor in de laagstgelegen
22
delen van het bos. Op relatief hooggelegen plekken kunnen soorten als Groot heksenkruid, Hondstarwegras en Bosmuur worden aangetroffen. Langs het Volkerak-Zoommeer is Zachthoutooibos slecht ontwikkeld. Van de karakteristieke soorten zijn hier met name Schiet-, Kat-, Amandel- en Bittere wilg aangetroffen. Net als langs het Haringvliet is de bosontwikkeling op de buitendijkse gronden hier nog zeer pril. De huidige soortensamenstelling van de wilgenbossen in de Biesbosch wordt nog in hoge mate bepaald door historische factoren en milieuomstandigheden van vóór de afsluiting van het Haringvliet. Onder de huidige omstandigheden ontkiemen er nauwelijks nog wilgen. De dichte ondergroei van hoge kruiden verhindert verjonging van deze pioniersoorten. Wel ontkiemen er andere houtige gewassen. Gewone vlier, Wilde lijsterbes, Aalbes en Gelderse roos ontkiemen vaak op dode wilgenstammen of in nog levende wilgen. Het zijn besdragende struiken die door vogels worden verspreid. Verder is er opslag van Gewone es en Zwarte els. Het valt op dat sommige bossoorten van de Biesbosch in Midden-Europa vooral worden aangetroffen in brongebieden of in beekbegeleidende vegetaties. Het gaat bijvoorbeeld om Slanke zegge, Verspreidbladig goudveil, Bittere veldkers, Moesdistel, Kleine kaardebol, Moerasstreepzaad en Bosmuur. De getijdestroming schept blijkbaar min of meer vergelijkbare milieuomstandigheden. Hardhoutooibos De Floristische Kwaliteit van het ecosysteemtype Hardhoutooibos komt binnen de Zoete Getijdewateren nergens boven de onderste drempel. Toch komen enkele hardhoutsoorten voor, zoals Eenstijlige meidoorn, Rode kornoelje, Spaanse aak, Iep en Wilde kardinaalsmuts. Voor een deel betreft het hier waarschijnlijk nakomelingen van oorspronkelijk aangeplante exemplaren. Ook het hier en daar voorkomen van soorten als Robertskruid, Geel nagelkruid, Gevlekte dovenetel en Bosandoorn duiden er op dat plaatselijk op hoger gelegen delen de successie mogelijk richting Hardhoutooibos gaat. In enkele extensief beweide terreinen langs het Haringvliet is op de minst intensief begraasde delen sprake van spontane struweel- en bosontwikkeling. Het is opvallend dat vooral langs de westelijke Haringvliet enkele hardhoutooibossoorten zoals Wegedoorn, Eenstijlige meidoorn, Rode kornoelje, Bosrank en Heggenrank zich hier hebben gevestigd. De bodems in de buitendijkse gebieden zijn hier zandiger dan langs de oostelijke Haringvliet en bovendien liggen de brongebieden (duinen) van enkele soorten (Wegedoorn, Heggenrank) hier dichterbij.
23
24
5. Milieukwaliteit 5.1 Inleiding Planten zijn indicatoren voor de in een gebied heersende milieu-omstandigheden. Van dergelijke indicaties kan gebruik worden gemaakt bij de bepaling van de toestand ten aanzien van een bepaald milieuthema. Met betrekking tot de oeverflora van de zoete rijkswateren gaat daarbij de aandacht vooral uit naar de thema's klimaatverandering, verzoeting, verzilting, vermesting en beheer/inrichting. Verschuivingen in de presentie of abundantie van plantensoorten met een bepaalde indicatiewaarde maken het mogelijk de veranderingen in de loop van de tijd te volgen, zowel per locatie, als voor een (deel van een) watersysteem. Per milieuthema worden één of meer milieugetallen berekend (tabel 8).
Tabel 8: De berekende milieugetallen, gerangschikt naar milieuthema. Milieuthema Klimaatverandering Verzoeting/verzilting Vermesting Beheer/inrichting
Milieugetal Temperatuurgetal Continentaliteitsgetal Zoutgetal Voedselrijkdomgetal nat Voedselrijkdomgetal droog Oevergetal Dynamiekgetal
In de berekening van de eerste vijf milieugetallen wordt de verhouding in presentie en abundantie van de soorten met een hoge indicatiewaarde (bijvoorbeeld hoge temperatuurindicatie of hoge saliniteitsindicatie) vergeleken met de presentie en abundantie van alle voorkomende soorten. Voor het Zoutgetal wordt op die manier het aandeel van soorten van brakke en zilte milieus in de totale soortensamenstelling berekend. De waarde van deze Milieugetallen ligt tussen 0 en 1. Het Oevergetal en Dynamiekgetal worden in principe net zo berekend als de Floristische Kwaliteit, op basis van de presentie, abundantie en natuurwaarde van indicatieve soorten, maar zonder meeweging van de indicatiewaarde voor een ecosysteemtype. Aangezien de natuurwaarde van alle soorten opnieuw is vastgesteld, komen de berekeningen iets anders uit dan weergegeven in de rapportage over de eerste ronde (Odé et al., 1999). De berekeningswijze wordt samengevat in bijlage 1.
25
5.2 Milieukwaliteit tweede ronde De resultaten zijn samengevat in tabel 9. De verspreiding van het Oevergetal en Dynamiekgetal is weergegeven in bijlage 6. Tabel 9: Gemiddelde Milieukwaliteit van de geïnventariseerde km-hokken langs de Zoete Getijdewateren in 2000, ook voor de afzonderlijke strata (deelsysteem en gebruikscategorie). TG = Temperatuurgetal, CG = Continentaliteitsgetal, ZG = Zoutgetal, VGn = Voedselrijkdomgetal (nat), VGd = Voedselrijkdomgetal (droog), OG = Oevergetal, DG = Dynamiekgetal, n = aantal hokken. Significante verschillen (ANOVA, unifactorieel, p<0,05) tussen deelsystemen of gebruikscategorieën zijn vet gedrukt. Als een deelsysteem t.o.v. beide andere deelsystemen significant afwijkt is alleen van dit deelsysteem de gemiddelde milieukwaliteit vetgedrukt.
Zoete Getijdewateren Haringvliet/Hollandsch Diep Biesbosch Volkerak-Zoommeer agrarisch e.d. natuur
TG 0,07 0,07 0,06 0,07 0,07 0,07
CG 0,24 0,24 0,24 0,24 0,22 0,24
ZG 0,40 0,39 0,22 0,63 0,41 0,39
VGn 0,80 0,81 0,81 0,79 0,84 0,80
VGd 0,73 0,76 0,71 0,70 0,74 0,72
OG 68,2 65,1 82,2 55,6 51,2 72,4
DG 26,5 25,5 22,4 33,0 18,2 28,5
n 66 26 22 18 13 53
Klimaatsverandering In het Temperatuurgetal (TG) komt het aandeel van de soorten van warme tot zeer warme gebieden tot uiting; dit aandeel is laag. Ook het Continentaliteitsgetal (CG) dat een indicatie geeft van het aandeel van de continentale soorten is laag. Er zijn geen significante verschillen tussen deelsystemen of gebruikscategorieën. Verzoeting/verzilting In het Zoutgetal (ZG) komt het aandeel van de brakke tot zilte soorten in de totale soortensamenstelling naar voren. Het aandeel brakke soorten varieert sterk langs de Zoete Getijdewateren. In de Biesbosch is het aandeel brakke soorten significant lager dan langs het Haringvliet/Hollandsch Diep. Significant hoger dan beide andere deelsystemen is het Zoutgetal langs het Volkerak-Zoommeer. In het Zoutgetal wordt de (voormalige) zoutinvloed in het Volkerak-Zoommeer en - wat langer geleden - in het Haringvliet gereflecteerd. Vermesting Het aandeel voedselrijke soorten in de totale soortensamenstelling is hoog, hetgeen in beide getallen voor voedselrijkdom tot uiting komt. Deze hoge waarden hoeven geen verwondering te wekken voor de oevers van voedselrijke wateren. Er zijn geen significante verschillen tussen deelsystemen of gebruikscategorieën. Beheer/inrichting Het Oevergetal (bijlage 6A) is een maat voor het voorkomen van buitendijkse gronden met gevarieerde, natte oevervegetaties. Hoge waarden worden in het algemeen gevonden in km-hokken met natuurontwikkelingsprojecten, lage waarden zijn vrijwel altijd gebonden aan harde oevers. Langs de Zoete Getijdewateren is het Oevergetal in het algemeen hoog. Het is in vergelijking met de andere deelsystemen significant hoger in de Biesbosch. In de Biesbosch is het Oevergetal vrijwel overal zeer hoog. Ook het verschil tussen beide gebruikscategorieën is
26
significant, natuurgebieden kennen een rijkere en gevarieerdere ontwikkeling van de oevervegetatie. In het Dynamiekgetal (bijlage 6B) komen de soortenrijke pionierstadia van droge en natte standplaatsen naar voren. Het Dynamiekgetal in de Biesbosch is significant lager dan in het Volkerak-Zoommeer, het Haringvliet/Hollandsch Diep lijkt meer intermediair. In de Biesbosch zijn pionierstadia slechts in geringe mate aanwezig, met name droge pionierstadia ontbreken. Toch is het Dynamiekgetal op enkele plaatsen vrij hoog. De getijwerking in de Biesbosch draagt daar aan bij, maar de invloed van beheer (begrazing) lijkt groter. Ook voor het Dynamiekgetal geldt dat de gebruikscategorie natuur significant beter scoort.
27
28
6. Analyse schaduwmeetnet 6.1 Inleiding Het Floristisch Meetnet heeft een vierjaarlijkse meetcyclus. De consequentie daarvan is dat pas op langere termijn uitspraken mogelijk zijn over trends en over de opzet van het meetnet. Het schaduwmeetnet heeft als doel informatie te verschaffen over de jaarlijkse variantie. Daarmee wordt het mogelijk om echte ontwikkelingen in de oeverflora sneller te onderscheiden van door toevalligheden optredende verschillen (“ruis”) en kunnen de meetdoelstellingen van het meetnet eerder worden geëvalueerd De resultaten van het schaduwmeetnet worden jaarlijks samengevat in termen van Floristische Kwaliteit (bijlage 7). In voorgaande rapportages zijn al diverse aspecten van het schaduwmeetnet besproken, zoals fluctuaties in de Floristische Kwaliteit en het voorkomen van zeldzame soorten. Er is ook een relatie gelegd tussen fluctuaties en incidenten zoals ingrepen in de inrichting van individuele meetpunten. In deze rapportage worden enkele andere aspecten benaderd: de invloed van een leereffect (6.2), de invloed van een waarnemereffect (6.3) en een vergelijking van meetronden uit het Floristisch Meetnet met resultaten uit het schaduwmeetnet (6.4). Deze aspecten raken aan het doel van het meetnet. Leereffect en waarnemereffect zijn variantiecomponenten die het moeilijker kunnen maken om de statistisch significante uitspraken te doen over ontwikkelingen langs de rijkswateren. Een vergelijking van resultaten uit het schaduwmeetnet met meetronden uit het Floristisch meetnet geeft een indicatie of gesignaleerde verschillen tussen meetronden ondersteund worden door trends in het schaduwmeetnet. 6.2 Leereffect In een startend meetnet gebaseerd op veldwaarnemingen is vaak sprake van enig leereffect; de veldwaarnemers zijn in de loop van de tijd beter in staat soorten te registreren of te herkennen. Het is van belang dit leereffect te kwantificeren en te onderzoeken of het in opeenvolgende meetronden een rol blijft spelen. Als de waarnemers steeds beter waarnemen is het immers moeilijker om werkelijke trends in beeld te krijgen. Daarnaast is te verwachten dat het inzetten van nieuwe waarnemers tot een terugval leidt. De gegevens uit het schaduwmeetnet lenen zich goed voor het beoordelen van de mate waarin en de periode waarover een leereffect speelt. Uit de vergelijking van de eerste twee meetronden van het Floristisch Meetnet worden de gesignaleerde verschillen voor een klein deel toegeschreven aan het zogenoemde leereffect. Het komt tot uiting in de toename van de soortenrijkdom die wordt toegeschreven aan het beter herkennen of gemakkelijker vinden van soorten, dankzij een toegenomen kennis van het onderzoeksgebied en haar flora (Odé & Beringen, 2000; 2001a; 2001b). Het aantal soorten waarvan wordt vermoed dat ze systematisch vaker worden aangetroffen wordt steeds zeer gering geacht. In enkele gevallen wordt ook een klein deel van de toename van Floristische Kwaliteit verklaard uit een leereffect. Tijdens de eerste meetronde van het schaduwmeetnet (1996) worden gemiddeld 145 soorten aangetroffen, terwijl de drie jaren daarna gemiddeld 158 soorten worden gevonden (figuur 4). Vanaf 2000 neemt het gemiddeld soortenaantal licht toe naar 166 soorten. De toename van het soortenaantal over de gehele periode is niet significant (Pearson Correlatie, p=0,28). De lichte toename vanaf 2000 is te herleiden tot werkelijke toename van het soortenaantal, die is gerelateerd aan ontwikkelingen in een beperkt aantal meetpunten. Het gaat bijvoorbeeld om het optreden van eenjarige pioniersoorten op een dijk waar grond-
29
werkzaamheden plaatsvinden (Houtribdijk, Markermeer) en toename van de soortenrijkdom in grasland onder invloed van extensieve begrazing (Bisonbaai, Bovenrijn). De ontbrekende soorten in 1996 zijn merendeels algemene, goed herkenbare graslandplanten, zoals Kruipertje, Scherpe boterbloem, Klein streepzaad en Glanshaver. Tijdens dat jaar zijn ze kennelijk hier en daar over het hoofd gezien door de veldmedewerkers. Vermoedelijk is er in de latere jaren meer bewust gekeken naar het voorkomen van deze algemene soorten, vanuit de verwachting dat ze - als algemene soort - in de meeste meetpunten te vinden moeten zijn. Een verschil in weer, waterstand of inventarisatietijdstip kan het verschil tussen 1996 en de daaropvolgende jaren niet verklaren. Een belangrijke vraag is, of er bij interpretatie van de Floristische Kwaliteit van het schaduwmeetnet rekening moet worden gehouden met dit leereffect. De toename van bovengenoemde soorten komt echter amper tot uitdrukking in de Floristische Kwaliteit van het schaduwmeetnet (bijlage 5). Dit is ook niet te verwachten, aangezien het om algemene soorten gaat die weinig karakteristiek zijn voor de onderscheiden ecosystemen en niet meetellen bij het berekenen van de Floristische Kwaliteit. Na 1997 wijken de individuele meetpunten in soortenaantal niet meer dan 20% (naar boven of beneden) af van het soortenaantal in 1997 (figuur 5), terwijl er geen verschillen zijn tussen de watersystemen. Veel van de grotere fluctuaties van meetpunten kunnen worden verklaard met tijdelijke effecten van ingrepen of bijzondere omstandigheden. Zo is het aantal soorten in de Leeuwense waard (Waal) in 2001 lager door hoge waterstand tijdens het herbezoek.
Gemiddeld aantal soorten
180
160
140
120 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Meetjaar
Figuur 4: Gemiddeld aantal aangetroffen soorten in het schaduwmeetnet in de periode 1996-2002 met standaardfout.
30
Figuur 5: Index voor soortenaantal in de 13 km-hokken van het schaduwmeetnet in de periode 19972002, waarbij het soortenaantal van 1997 gelijk is gesteld aan 100. De lijnkleur geeft het watersysteem aan (zwart= meren; rood= Maas; blauw= Rijntakken).
Op basis van de gegevens uit het schaduwmeetnet kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • er is sprake van een leereffect • door het leereffect wordt in het eerste meetjaar gemiddeld 8% van de soorten gemist • na het eerste meetjaar is er geen aantoonbaar leereffect meer Dit deel van het leereffect heeft betrekking op de registratie van soorten en heeft binnen het schaduwmeetnet alleen in 1996 gespeeld. Het heeft in eerste instantie gevolgen voor de interpretatie van de vergelijking van de twee meetronden (1996 en 2000) langs het IJsselmeer en Markermeer. Inderdaad zijn tijdens de tweede meetronde langs het IJsselmeer en Markermeer diverse algemene graslandplanten vaker aangetroffen. De oorzaak hiervoor wordt overigens in eerste instantie gezocht in een verschil in inventarisatietijdstip (Odé & Beringen, 2001). Hoewel een deel van de eerste meetronde langs de Maas ook in 1996 is uitgevoerd is de toename in soortenaantal geringer dan langs het IJsselmeer en Markermeer. Naar onze verwachting speelt dit deel van het leereffect veel minder in eerste meetronden van de andere watersystemen. Langs de Randmeren wordt de toename van het soortenaantal nog ten dele geweten aan een leereffect (Odé & Beringen, 2002b), maar voor de Zoete Getijdewateren is vrijwel geen invloed van een leereffect gesignaleerd (H. 7). Een ander deel van het leereffect heeft betrekking op het daadwerkelijk beter herkennen van soorten. Dit is in eerdere rapportages al aan de orde geweest en heeft betrekking op een moeilijk te kwantificeren, maar naar onze inschatting zeer beperkt aantal waarnemingen. Een goed voorbeeld van een beter herkende soort is Bermzuring, een hybride die sinds 1996 door de veldmedewerkers geleidelijk beter van de oudersoorten kan worden onderscheiden. Er zijn ook zijn soorten die in de loop van de jaren beter vegetatief kunnen worden 31
herkend. Daardoor kan een soort bijvoorbeeld ook buiten het bloeiseizoen of in gemaaide toestand worden herkend. Een verbeterde vegetatieve herkenning speelt in een meetnet met grote meetpunten een relatief geringe rol; vaak zijn op een andere locatie binnen hetzelfde km-hok ook bloeiende planten van dezelfde soort te vinden. Voor watersystemen waar de invloed van een leereffect te groot wordt geacht kunnen de vaker aangetroffen soorten buiten de analyse worden gehouden of kunnen nauw verwante soorten in de analyses worden samengevoegd. Voor het Floristisch Meetnet is het van groot belang dat nieuwe inventarisatiemedewerkers ervaring hebben met het inventariseren van grote proefvlakken (km-hokken) in het gebied van de zoete rijkswateren. Dit voorkomt een terugval in het aantal waargenomen soorten bij het inzetten van nieuwe waarnemers. Enig leereffect blijft overigens ook bij ervaren floristen bestaan, maar heeft slechts betrekking op een zeer gering aantal waarnemingen. 6.3 Waarnemereffect Onder waarnemereffect wordt hier verstaan de variantie die wordt veroorzaakt door waarnemers. Aangezien er meer dan één waarnemer betrokken is bij het meetnet, gaat het er met name om of de betrokken waarnemers verschillen met betrekking tot het vinden van soorten.
140
Gemiddeld aantal soorten
135
130
125
120
115
110
105
100
B. Odé
R. Beringen
beiden
Waarnemer
Figuur 6: Gemiddeld soortenaantal in het schaduwmeetnet langs stagnante wateren, gegroepeerd per waarnemer.
Vrijwel alle waarnemingen in het schaduwmeetnet zijn gedaan door B. Odé en R. Beringen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk. Voor een eerste vergelijking tussen de waarnemers is het soortenaantal van de stromende en stagnante wateren beschouwd, voor alle jaren en kmhokken gecombineerd. Bij een dergelijke analyse worden verschillen tussen de waarnemers zichtbaar (figuur 6 en 7). B. Odé vindt gemiddeld meer soorten dan R. Beringen, vijf meer langs de stagnante wateren en 13 meer langs de stromende wateren. Het gemiddeld aantal soorten van gezamenlijke bezoeken ligt nog iets hoger. Deze verschillen zijn echter terug te voeren op de verschillen in de frequentie waarmee bepaalde waarnemers bepaalde kmhokken bezoeken en geen werkelijke verschillen tussen de waarnemers. De soortenrijke kmhokken worden bijvoorbeeld vaker gezamenlijk bezocht, terwijl R. Beringen relatief vaak soortenarme km-hokken bezoekt. Als de gegevens per km-hok worden beoordeeld blijken de verschillen tussen de waarnemers gering (tabel 10) en niet significant. Ook een gezamenlijk bezoek levert in afzonderlijke km-hokken niet systematisch een hoger soortenaantal op. Een mogelijke uitzondering wordt gevormd door het Abbertstrand (186-503), waar gezamenlijke bezoeken resulteren in een grotere trefkans van lokaal voorkomende kleine eenjarige pioniersoorten, zoals Sierlijke vetmuur en Borstelbies.
32
De beide betrokken veldmedewerkers zijn aan elkaar gewaagd. Zowel bij gezamenlijke als afzonderlijke inventarisatie van een km-hok zijn ze in staat om dezelfde kwaliteit te leveren.
215 210
Gemiddeld aantal soorten
205 200 195 190 185 180 175 170 165 160
B. Odé
R. Beringen
beiden
Waarnemer
Figuur 7: Gemiddeld soortenaantal in het schaduwmeetnet langs stromende wateren, gegroepeerd per waarnemer. Tabel 10: Het aantal soorten in het schaduwmeetnet, gemiddeld per km-hok en waarnemer. Gemiddelde (gem), standaarddeviatie (sd) en aantal waarnemingsjaren (n) is aangegeven. watersysteem IJsselmeer
hok 138-482
IJsselmeer
150-522
IJsselmeer
158-503
Randmeren
152-475
Randmeren Randmeren
180-492 186-503
Maas Maas
141-417 189-415
Maas
190-417
Rijntakken
156-427
Rijntakken
165-433
Rijntakken
192-431
Rijntakken
195-429
waarnemer B. Odé beiden B. Odé R. Beringen B. Odé R. Beringen beiden B. Odé R. Beringen R. Beringen R. Beringen beiden R. Beringen B. Odé beiden R. Beringen beiden B. Odé R. Beringen beiden R. Beringen beiden B. Odé R. Beringen beiden B. Odé R. Beringen beiden
gem 153,5 135,7 92,7 91,3 103,0 96,0 84,0 114,2 102,5 127,7 132,8 146,0 186,4 189,0 194,0 182,5 184,0 190,0 171,0 183,3 168,0 175,5 187,0 203,3 193,0 250,0 254,0 251,4
sd 11,0 3,5 5,0 8,0 18,4 0,0 10,8 33,2 10,4 11,7 5,7 14,1 21,7 19,1 20,7 17,3 4,0 21,8 13,4 13,5 22,1 21,2
n 4 3 3 4 1 4 2 5 2 7 5 2 7 1 6 2 5 1 3 3 5 2 3 3 1 1 1 5
6.4 Trends Bij een vergelijking van twee meetronden van het meetnet kunnen alleen uitspraken worden gedaan over verschillen; uitspraken over trends zijn vooralsnog niet mogelijk. Het schaduwmeetnet is mede ingericht om uitspraken over een gering aantal meetronden in het meetnet te ondersteunen met variantie- en trendcomponenten uit jaarlijks verzamelde gegevens. 33
In het Floristisch Meetnet zijn tot nu toe diverse verschillen tussen de eerste twee meetronden gesignaleerd (tabel 11). De toename van de Floristische Kwaliteit van Buitendijks grasland langs het IJsselmeer en Markermeer wordt voor een deel veroorzaakt door een verschil in inventarisatietijdstip. Hierdoor zijn tijdens de tweede ronde meer graslandsoorten aangetroffen. De veranderingen langs het Randmeren zijn gering en worden verklaard met successie (o.a. als gevolg van natuurontwikkeling). De veranderingen langs de Maas zijn o.a. een gevolg van extensivering van beheer (Buitendijks grasland), successie op de oever met ruigtkruiden na de hoogwaters in 1993 en 1995 (Vochtige ruigte) en successie (Hardhoutooibos). Welk van deze significante verschillen tussen twee meetronden komt ook tot uiting in het schaduwmeetnet? Daartoe is voor de stagnante wateren (IJsselmeer en Markermeer en Randmeren) en stromende wateren (Rijntakken en Maas) beoordeeld welke ecosysteemtypen in het schaduwmeetnet een ontwikkeling hebben doorgemaakt. Via regressie-analyse is beoordeeld of deze ontwikkeling significant is. Tabel 11: Significante verschillen tussen twee meetronden (Odé en Beringen, 2001; 2002a; 2002b). Alleen ecosysteemtypen die in meer dan 10% van de streekproef beter dan slecht ontwikkeld voorkomen zijn weergegeven. watersysteem IJsselmeer en Markermeer Randmeren Maas
"toegenomen" ecosysteemtypen Buitendijks grasland Moeras en Zachthoutooibos Buitendijks grasland, Vochtige ruigte, Hardhoutooibos
Langs de stagnante wateren in het schaduwmeetnet blijven de meeste van de 13 ecosysteemtypen vrijwel gelijk (tabel 12). Alleen voor Kleine wateren, Droge ruigte en Hardhoutooibos is sprake van een lichte toename. In het schaduwmeetnet wordt dus geen bevestiging gevonden voor een toename van Buitendijks grasland, Moeras of Zachthoutooibos langs IJsselmeer en Markermeer of Randmeren. Langs de stromende wateren zijn meer ontwikkelingen waar te nemen: Slikkige oever, Zanden grindstrand, Buitendijks grasland, Stroomdalgrasland, Rivierduingrasland, Vochtige ruigte, Droge ruigte en Moeras nemen toe. Daarvan nemen alleen Stroomdalgrasland en Vochtige ruigte significant toe (figuur 8 en 9). In het schaduwmeetnet wordt geen bevestiging gevonden voor een (significante) toename van Buitendijks grasland en Hardhoutooibos langs de Maas. Voor de toename van Vochtige ruigte en Stroomdalgrasland langs de Maas wordt wel een significante bevestiging gevonden in het schaduwmeetnet. De toename van Vochtige ruigte voor een deel is gebaseerd op ontwikkelingen langs de Rijntakken, waar vermoedelijk dezelfde ontwikkeling van Vochtige ruigte speelt na het hoogwater in 1995. De toename van Stroomdalgrasland in het schaduwmeetnet vind vermoedelijk zowel langs de Maas als de Rijntakken plaats, o.a. door kolonisatie van droge pioniermilieus (bijvoorbeeld op in 1995 afgezette zandpakketten) of onder invloed van extensieve begrazing in natuurontwikkelingsgebieden. Na afronding van de tweede ronde langs de Rijntakken in 2003 kan dit laatste worden gestaafd. De ontwikkelingen zoals ze blijken uit de analyse van het schaduwmeetnet staan natuurlijk niet zonder meer model voor de ontwikkelingen in een watersysteem. Daarvoor is de steekproef te klein en te weinig representatief. De voorlopige conclusie is dat het optreden van een aantal statistisch significante trends in het schaduwmeetnet een indicatie vormt dat vergelijkbare uitspraken na 4-5 meetronden van het Floristisch Meetnet ook mogelijk zullen zijn over individuele watersystemen. Voor statistisch verantwoorde uitspraken over de opzet van het meetnet is een uitgebreidere analyse nodig. 34
30
Floristische kwaliteit
25
20
15
10
5
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Meetjaar
Figuur 8: Gemiddelde Floristische Kwaliteit van Stroomdalgrasland in het schaduwmeetnet langs stromende wateren (n=7). De lineaire regressie laat een significante toename zien (p<0.01).
Floristische kwaliteit
25
20
15
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Meetjaar
Figuur 9: Gemiddelde Floristische Kwaliteit van Vochtige ruigte in het schaduwmeetnet langs stromende wateren (n=7). De lineaire regressie laat een significante toename zien (p<0.01).
35
Tabel 12: Floristische Kwaliteit in het schaduwmeetnet van stagnante en stromende wateren. Per meetjaar zijn gemiddelde (gem) en standaarddeviatie (sd) aangegeven, evenals de richting ("trend") en de significantie (sign) van de ontwikkeling in de tijd (regressieanalyse, ** = p<0.01). Stagnante wateren (n = 6) Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd
1996 2,05 2,08 1,92 0,82 0,75 5,00 7,23 7,64 2,52 0,68 1,30 1,63 0,25 3,84 1,58 4,30 11,88 2,37 0,68 1,38 11,43 0,61 5,05 2,25 4,87 0,98
1997 2,47 2,62 2,97 0,77 0,50 4,12 9,23 9,39 2,57 0,45 2,50 1,47 0,50 5,01 1,20 3,88 11,95 4,71 1,13 3,01 11,82 0,77 6,57 2,08 4,87 1,13
1998 2,97 1,95 2,18 0,61 0,25 3,72 9,22 6,78 1,82 0,46 2,13 1,43 0,50 4,05 1,37 6,05 11,97 3,83 0,88 3,17 10,57 0,77 6,28 1,77 6,48 1,01
1999 3,40 4,26 2,38 0,61 0,25 5,24 7,93 6,43 1,88 0,76 1,92 1,76 0,25 4,43 1,57 5,85 12,62 4,01 1,38 3,38 11,27 0,61 5,98 1,64 6,75 1,54
2000 3,27 3,83 2,08 0,41 0,27 5,77 8,65 6,78 2,13 0,55 2,25 1,80 0,25 4,21 1,28 5,39 10,33 4,22 1,90 3,42 11,10 0,61 5,88 1,32 5,67 1,41
2001 3,85 1,63 0,92 0,61 0,25 4,30 9,28 9,45 2,23 0,50 4,00 1,57 0,50 3,43 1,40 5,80 11,08 5,34 1,38 4,16 10,65 0,77 5,83 1,92 6,25 2,44
2002 "trend" sign 3,82 + 2,24 1,97 0 0,63 0,38 0 4,45 9,32 0 8,05 2,52 0 0,55 2,50 0 1,87 0,25 0 3,95 1,28 0 5,23 12,35 0 4,10 2,52 + 3,40 11,12 0 0,61 7,43 0 1,66 6,17 + 3,07
1996 2,83 7,89 7,96 7,42 8,23 2,24 4,73 3,10 13,79 2,08 9,90 7,60 0,00 1,65 1,17 6,45 17,24 10,08 16,09 3,91 8,04 0,00 5,80 2,24 8,64 7,70
1997 5,90 6,59 7,49 8,05 8,19 2,79 4,96 2,92 16,84 1,53 12,39 7,32 0,43 0,94 0,96 6,20 17,29 7,68 16,51 7,87 8,71 0,73 5,77 3,40 6,71 8,99
1998 3,87 7,57 9,96 6,65 7,36 2,71 6,66 2,64 18,64 0,70 14,91 5,39 0,00 1,61 0,86 6,58 18,13 12,04 17,73 4,21 8,87 0,00 6,71 3,19 7,43 9,47
1999 2,20 8,71 9,27 10,43 9,87 2,46 5,17 2,08 22,23 0,43 13,06 6,69 0,00 1,83 0,46 5,48 18,03 10,84 16,77 2,34 7,94 0,00 6,71 4,46 7,21 11,43
2000 3,99 9,74 11,70 10,43 10,10 2,51 6,60 3,28 24,54 0,43 14,31 10,93 0,00 1,84 0,46 3,94 20,23 11,39 19,59 4,35 9,03 0,00 6,00 3,35 6,90 10,98
2001 2,34 9,57 9,47 11,46 10,97 2,63 7,64 4,41 25,79 0,53 14,46 8,81 0,00 2,04 0,67 6,37 19,90 11,78 19,31 2,52 9,04 0,00 7,10 3,40 6,81 11,26
2002 "trend" sign 3,40 0 9,92 11,41 + 11,01 10,09 + 2,86 5,77 + 3,30 22,99 + ** 1,24 14,79 + 6,27 0,21 0 1,14 0,84 0 6,24 21,03 + ** 12,54 17,43 + 3,76 9,54 + 0,57 6,81 0 3,10 8,44 0 10,31
Stromende wateren (n = 7) Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd
36
7. Analyse veranderingen 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de eerste en tweede ronde van de monitoring langs de oevers van de Zoete Getijdewateren vergeleken. Hoewel in de hoofdstuktitel de term "veranderingen" wordt genoemd, is het nog niet mogelijk om trendmatige veranderingen te scheiden van toevallige fluctuaties. In feite kunnen alleen de verschillen tussen beide ronden worden aangegeven. De analyses binnen het Floristisch Meetnet vinden plaats op basis van de Floristische Kwaliteit van ecosystemen en op basis van indicaties voor Milieukwaliteit. Voor het beoordelen van het basismateriaal is het ook van belang om de floristische verschillen tussen meetronden te onderzoeken. Daarbij ligt het accent op verschillen in soortenaantal en verschillen in presentie en abundantie van individuele soorten, op het niveau van het watersysteem. Voor zover mogelijk wordt ook ingegaan op de samenstellende deelsystemen. Het apart beschouwen van gebruikscategorieën ligt minder voor de hand, aangezien vrijwel alle kmhokken langs de Zoete Getijdewateren in de categorie natuur vallen. Voor deze vergelijking zijn de 66 km-hokken in beschouwing genomen die tijdens beide meetronden zijn bezocht. 7.2 Flora Verandering soortenaantal Een van de eerste zaken die opvalt, is de toename van het gemiddeld aantal soorten per km-hok (tabel 13). Deze gemiddelde toename van 15 soorten per km-hok is significant, zowel in het gehele watersysteem als binnen de gebruikscategorie natuur. Tijdens de eerste meetronde zijn vier veldmedewerkers betrokken geweest bij de inventarisaties (waarvan het grootste deel door de twee vaste) en tijdens de tweede meetronde zijn alleen de twee vaste veldmedewerkers betrokken geweest. In tabel 14 is uitgewerkt hoeveel meer soorten er in de tweede meetronde langs de Zoete Getijdewateren zijn aangetroffen in km-hokken die in beide meetronden door één van beide vaste waarnemers zijn bezocht. Hieruit blijkt dat tussen de twee vaste waarnemers geen significante verschillen bestaan; beiden vinden evenveel soorten meer. Een deel van de toename zou een gevolg kunnen zijn van een leereffect (zie 6.2). Analyse welke soorten betrokken zijn bij de toename van de soortenrijkdom (zie de volgende paragraaf) kan hierover meer uitsluitsel geven. Tabel 13: Het gemiddeld aantal soorten langs de Zoete Getijdewateren in 66 km-hokken die zowel in 1998 als 2002 zijn bezocht. De statistisch significante verschillen (ANOVA unifactorieel, p<0,05) zijn vet aangegeven.
Zoete Getijdewateren Haringvliet/Hollandsch Diep Biesbosch Volkerak-Zoommeer agrarisch e.d. natuur
gemiddeld aantal soorten 1998 2002 128,7 144,2 130,6 145,7 143,8 162,7 107,6 119,6 111,4 132,2 133,0 147,2
37
Tabel 14: Het gemiddeld aantal soorten langs de Zoete Getijdewateren voor km-hokken die in beide meetronden zijn bezocht door dezelfde waarnemer. Het verschil tussen beide waarnemers is statistisch niet significant (T-toets voor gemiddelden, p<0,05).
Baudewijn Odé Ruud Beringen
gemiddeld aantal soorten meer 12,4 11,6
aantal km-hokken 17 23
Verandering presentie In bijlage 2 is van alle aangetroffen soorten aangegeven hoe vaak ze in de eerste en tweede ronde zijn aangetroffen. Aangezien in 2002 dezelfde km-hokken zijn geïnventariseerd als in 1998 kan deze bijlage worden gebruikt voor het beoordelen van verschillen in de presentie van soorten. Deze tabel geeft echter geen inzicht in het tegelijk verschijnen en (op andere plekken) verdwijnen van een soort. Veranderingen in de soortensamenstelling van de oeverflora van de Zoete Getijdewateren zijn beoordeeld op basis van een analyse van het verschijnen, verdwijnen en aan- of afwezig blijven van soorten. Deze analyse is uitgevoerd met behulp van de McNemar-toets (Siegel, 1956) en is alleen toegepast op de presentiegegevens van soorten. Veranderingen in de abundantie van soorten zijn niet beschouwd. De McNemar-toets onderzoekt of het aantal meetpunten waar een soort verdwijnt van dezelfde omvang is als het aantal waar de soort verschijnt, ongeacht de algemeenheid van de soort in de steekproef. Veranderingen van soorten die gemakkelijk verschijnen of verdwijnen op een locatie (zogenoemde "springerige" soorten) zijn niet gauw significant. Omdat de deelsystemen binnen de Zoete Getijdewateren onderling nogal verschillen, zijn de verschillende deelsystemen apart getoetst. Zoals te verwachten bij een netto toename van de soortenrijkdom hebben de significanties vrijwel alleen betrekking op toegenomen soorten. Opvallend is wel dat het veel één- of tweejarige soorten betreft (tabel 15). Langs het Haringvliet/Hollandsch Diep vertonen 13 soorten een significante toename en één soort een significante afname. Toegenomen zijn enkele één/tweejarige pioniersoorten van droge situaties (Goudgele honingklaver, Reukeloze kamille en Canadese fijnstraal) en enkele pioniersoorten van slikoevers (Greppelrus, Moerasdroogbloem, Blaartrekkende boterbloem en Rode waterereprijs). Deze soorten zijn veelvuldig aangetroffen op natuurontwikkelingsterreinen in het westelijke Haringvliet. De toename van deze kortlevende soorten kan op rekening komen van de natuurontwikkeling, maar kan ook een toevallige fluctuatie betreffen. Ook de toename van Schietwilg wordt waarschijnlijk veroorzaakt door opslag in deze terreinen. Opmerkelijk is de toename van soorten als Waterpunge en Groot moerasscherm, beiden komen overwegend in kleine aantallen voor. Grote wederik is na de afsluiting en de verzoeting verschenen en kennelijk nog steeds bezig zich uit te breiden. Vaak betreft het één of enkele kleine groeiplaats(en) per km-hok, hetgeen duidt op recente vestigingen. Rode ogentroost is opvallend veel vaker aangetroffen. Langs het Haringvliet/Hollandsch Diep is de Ruwe bies de enige soort die significant is achteruitgegaan. Een oorzaak is niet bekend. In de Biesbosch vertoont het Groot warkruid de meest uitgesproken toename in presentie. Uit het schaduwmeetnet is echter bekend dat deze soort van jaar tot jaar sterk kan fluctueren. Een toename vertonen verder enkele één/tweejarige soorten van ruige oevers (Perzikkruid, Knikkend tandzaad en Zwart tandzaad) en enkele soorten die meer specifiek in de getijdezone voorkomen (Witte waterkers en Gevleugeld sterrenkroos). Ook enkele één/tweejarige soorten van open plekjes in grazige vegetaties op drogere standplaatsen (Klein streepzaad, Jacobskruiskruid en Kluwenhoornbloem) zijn significant toegenomen ten opzichte van de vorige ronde. Opmerkelijk is dat een overblijvende en opvallende soort als Grote lisdodde eveneens in meer km-hokken is waargenomen. 38
Langs het Volkerak-Zoommeer zijn opmerkelijk weinig soorten met een significante toe- of afname in presentie, terwijl juist langs dit vrij jonge watersysteem de grootste ontwikkelingen te verwachten zijn. Toegenomen zijn vooral enkele stikstofminnende éénjarige soorten die in hoofdzaak voorkomen op en nabij de aanspoelselgordel op de oever. Het betreft Goudknopje, Perzikkruid, Rode ganzenvoet en Moerasandijvie. Verder vertoont Slipbladige ooievaarsbek een toename. Deze kortlevende soort groeit vaak op beweide dijktaluds en kiemt in gaten in de grasmat. De enige overblijvende soort die een significante toename vertoont is Moerasandoorn. Deze soort is in de vroegere zoute omstandigheden hoogstwaarschijnlijk in de buitendijkse gebieden totaal afwezig geweest. De soort is nu bezig de oevers van het Volkerak-Zoommeer te koloniseren. De huidige schaarse groeiplaatsen zijn dan ook klein. Enkele soorten die langs het Haringvliet/Hollandsch Diep en in de Biesbosch algemeen in vochtige oeverruigten voorkomen, ontbreken langs het Volkerak-Zoommeer nagenoeg. Het gaat bijvoorbeeld om Echte valeriaan, Poelruit en Grote wederik. De enige soort waarbij een significante afname wordt gesignaleerd is Tengere vetmuur. Dit éénjarige plantje van stenige, vaak betreden plaatsen, kan van jaar op jaar sterk fluctueren of bij een kleine populatieomvang over het hoofd worden gezien. Tabel 15: Soorten die tussen 1998 en 2002 significant zijn toe- of afgenomen, gerangschikt per deelsysteem. DS: deelsysteem (HH: Haringvliet/Hollandsch Diep, BB: Biesbosch, VZ: VolkerakZoommeer). NN: in beide jaren afwezig; NJ: in 1998 afwezig, in 2002 aanwezig; JN: in 1998 aanwezig, in 2002 afwezig; JJ: in beide jaren aanwezig. δ%: verandering in % (100% = aantal km-hokken is gelijk gebleven). Sign: significantie (> = toename; < = afname; >: p<0.05; >>: p<0,01; >>>: p<0,001). DS HH HH HH HH HH HH HH HH HH HH HH HH HH HH
Nederlandse naam Waterpunge Vogelwikke Goudgele honingklaver Moerasdroogbloem Groot moerasscherm Rode ogentroost Grote wederik Reukeloze kamille Canadese fijnstraal Blaartrekkende boterbloem Rode waterereprijs Greppelrus Schietwilg Ruwe bies
NN 19 12 14 13 15 11 12 8 11 4 4 4 2 15
NJ 6 10 8 8 6 7 6 8 6 8 7 6 6
BB BB BB BB BB BB BB BB BB BB
Groot warkruid Perzikkruid Knikkend tandzaad Witte waterkers Gevleugeld sterrenkroos Grote lisdodde Klein streepzaad Jakobskruiskruid Zwart tandzaad Kluwenhoornbloem
7 15 12 11 5 6 6 5 1 4
13 6 6 6 8 8 6 6 8 6
VZ VZ VZ VZ VZ VZ
Goudknopje Perzikkruid Slipbladige ooievaarsbek Moerasandoorn Rode ganzenvoet Tengere vetmuur
11 3 6 4 4 9
7 12 9 9 7
JN 2 1 1
1 1
7
1 1
1 7
JJ 1 2 3 4 5 8 8 9 9 13 15 16 18 4
% 700 300 275 240 220 188 175 170 167 150 147 138 133 36
sign > > > > > > > > > > > > > <
2 1 4 5 9 7 10 11 12 12
750 700 250 220 189 188 160 155 154 150
>>> > > > > > > > > >
3 2 5 7 2
∞ 500 367 280 200 22
> >> > >> > <
39
Enkele soorten veranderen alleen significant binnen het watersysteem Zoete Getijdewateren als geheel. Het betreft vooral soorten van graslanden op laaggelegen, relatief vochtige bodems zoals Geelhartje, Sierlijke vetmuur, Aardbeiklaver, Gewone brunel, Zilte zegge, Valse voszegge, Gewone bermzegge, Zomprus, Moeraswalstro, Pinksterbloem, Gestreepte witbol en Gewoon struisgras. Daarnaast zijn enkele soorten van bossen of (half)beschaduwde ruigten langs bosranden toegenomen, zoals Aalbes, Bosveldkers, Akkerkool en Watermuur. Vooral langs het Haringvliet/Hollandsch Diep en in de Biesbosch zijn deze soorten toegenomen. Langs het Volkerak-Zoommeer komen ze nauwelijks voor. Ook de toename van Grof hoornblad langs de Zoete Getijdewateren komt op rekening van de toename langs het Haringvliet/Hollandsch Diep en in de Biesbosch. Langs het Volkerak-Zoommeer is deze soort niet gevonden. Koninginnenkruid, een soort van vochtige ruigten, is binnen alle drie de deelsystemen wat algemener geworden. Onder de toegenomen soorten zijn vrijwel geen soorten die als gevolg van een leereffect vaker zijn aangetroffen. De gesignaleerde verschillen in presentie zijn reëel, zij het mogelijk een gevolg van een tijdelijke fluctuatie.
Waterplanten in opmars In de Biesbosch en de Amer zijn tijdens het veldwerk uitgestrekte vegetaties met waterplanten aangetroffen. Ten dele groeien deze soortenarme vegetaties in kreken, maar langs de Amer zijn ook kribvakken begroeid met soorten als Schedefonteinkruid, Kleine egelskop, Smalle waterpest en Aarvederkruid. Dit is een opvallende verandering ten opzichte van 1998. Ook leek het doorzicht sterk verbeterd. De rol van waterplanten in het ecosysteem is groot voor andere organismen (voedsel, schuilgelegenheid, broedplaats). Staatsbosbeheer signaleert in de afgelopen jaren dezelfde trend en meldt dat recreanten in de Biesbosch klagen over de waterplanten, omdat schroeven van boten regelmatig vastlopen. Er wordt een relatie vermoed met de verbeterde waterkwaliteit in het benedenrivierengebied. Omdat het Floristish Meetnet zich niet richt op het zomerbed en omdat het soortenarme vegetaties betreft, wordt deze positieve ontwikkeling amper zichtbaar in deze rapportage. In hoeverre deze trend wél in de waterplantenmonitoring binnen MWTL naar voren komt is nog niet bekend.
Verandering abundantie In de voorgaande exercitie is alleen rekening gehouden met de presentie; het verschijnen en verdwijnen van soorten. Voor ruim 150 soorten zijn ook abundantiegegevens (6-delige schaal van FLORON) beschikbaar om te beoordelen of er veranderingen zijn opgetreden. Er is uitgezocht of er voor deze soorten significantie verschillen tussen meetronden kunnen worden aangetoond met behulp van een verdelingsvrije Wilcoxon Rangtekentoets. Voor 29 soorten zijn de verschillen significant (tabel 16). Voor enkele van deze soorten, zoals Goudknopje, Groot moerasscherm, Groot warkruid, Rode ogentroost en Ruwe bies wordt de gesignaleerde trend op basis van presentiegegevens bevestigd. Voor het merendeel van deze 29 soorten kon echter alleen op basis van presentiegegevens geen significant verschil worden aangetoond. Bijna alle significant veranderde soorten zijn tijdens de tweede meetronde in hogere aantallen aangetroffen. Het gaat om veranderingen die te verklaren zijn met toenemende vestiging van soorten in jonge natuurterreinen zoals langs de westelijke Haringvliet en het VolkerakZoommeer. Het zijn soorten van zoete omstandigheden die (althans buiten de Biesbosch) het gebied na de ontzilting kennelijk nog niet geheel hebben gekoloniseerd. Een deel van deze 40
soorten, bijvoorbeeld Bosbies, Poelruit en Moerasmelkdistel nemen ook in de Biesbosch toe. Bosbies neemt in de Biesbosch nog steeds toe, o.a. in kwelmilieus aan de voet van de dijk rond de drinkwaterbekkens. Ruigtesoorten als Poelruit en Moerasmelkdistel maken wellicht nog een ontwikkeling door in de rietlanden en ruigten van de Biesbosch. Opmerkelijk is de toename van Grote engelwortel langs het Volkerak-Zoommeer tegenover de gelijktijdige afname van deze soort in beide andere deelsystemen. In het algemeen betreft het soorten waarvoor een abundantieschatting niet moeilijk is en waarvoor ook de wijze van schatten niet is veranderd. Van veel van de significant toegenomen soorten bestond ook tijdens het veldwerk al de indruk dat de abundantie was toegenomen. Zo bestond bijvoorbeeld de indruk dat Reuzenbalsemien en Groot springzaad in de Biesbosch ten koste van Grote brandnetel waren toegenomen. Eén van de andere in het veld gesignaleerde veranderingen in de Zoete Getijdewateren is de toename van waterplanten in de Biesbosch. Aangezien slechts van enkele soorten waterplanten de abundanties worden vastgelegd en in veel gevallen de soortenaantallen min of meer gelijk zijn gebleven wordt de toename van waterplanten in kreken van de Biesbosch sinds 1998 nauwelijks zichtbaar in de verzamelde gegevens (zie ook kader: Waterplanten in opmars). Ook uit de analyse van de abundante blijkt dat er werkelijk een aantal veranderingen zijn opgetreden langs de Zoete Getijdewateren, vrijwel allemaal te kwalificeren als een toename.
41
Tabel 16: Soorten waarvan de abundanties van de eerste en tweede meetronde in de Zoete Getijdewateren (R1 en R2) significant verschillen (getoetst met Wilcoxon Rangsomtoets: * = p<0,05; ** = p<0,01; *** = p<0,001; n.s.: niet significant). Ook voor de drie deelsystemen (HH: Haringvliet/Hollandsch Diep, BB: Biesbosch , VZ: Volkerak-Zoommeer). Ter illustratie is het aantal exemplaren, zoals is berekend uit de abundantieschattingen en de richting van de verandering (+ = toename, = afname, +/- = lokale afname én lokale toename) aangegeven. aantal exx.
Nederlandse naam Grote engelwortel Groot moerasscherm Herfstbitterling Spindotterbloem Dwergzegge Fraai duizendguldenkruid Goudknopje Groot warkruid Stijve ogentroost Veldgerst Gevleugeld hertshooi Reuzenbalsemien Groot springzaad Geelhartje Grote wederik Grote kattenstaart Rode ogentroost Heelblaadjes Klein vlooienkruid Witte waterkers Bloedzuring Sierlijke vetmuur Waterpunge Ruwe bies Bosbies Moeraskruiskruid Moerasmelkdistel Moerasandijvie Poelruit
R1 78666 1586 48400 16898 10240 118660 42 2002 56240 3220 130840 111440 2400 3722 39606 54700 40100 10260 9184 21302 32420 6600 25582 2442 4568 16096 32646 13626
R2 30168 7366 76002 38070 24802 133080 20640 23566 10424 100820 12960 216224 146640 36420 6480 66442 96444 79382 24820 38566 65904 31002 26468 17422 10880 7766 9622 44670 94804
42
+/+/+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
significanties Zoete Getijdewateren HH n.s. * (-) *** ** * * * * * * *** * * * * * ** * * * ** * ** * n.s. * ** * * * *** * *** ** * ** * * ** n.s. ** * n.s. * *** *
BB ** (-) *
VZ ** (+) * * *
** * * *
*
** ** * * * * **
7.3 Floristische Kwaliteit De verandering in Floristische Kwaliteit langs de Zoete Getijdewateren wordt hier op twee manieren gekarakteriseerd: • via het verschuiven van het aandeel van de verschillende klassen van Floristische Kwaliteit. • middels een Wilcoxon Rangtekentoets, waarbij de richting van de verandering per meetpunt maatgevend is voor de richting waarin het ecosysteemtype binnen het watersysteem zich ontwikkelt. Bij andere watersystemen is het gebruikelijk ook in te gaan op de verschillen tussen de gebruikscategorieën agrarisch en natuur. Langs de Zoete Getijdewateren heeft dat weinig zin, omdat vrijwel alle gebied in beheer is als natuurterrein. Aandeel klassen In figuur 10 worden de verschillen tussen beide meetronden wat betreft hun klasse van Floristische Kwaliteit weergegeven. Tegenover iedere afname van het aandeel van een klasse staat een toename van het aandeel van een andere klasse. Het gaat merendeels om kleine veranderingen, in de orde van 1-5%. Enkele grote veranderingen (5-15%) treden op bij Buitendijks grasland, Getijderuigte, Vochtige ruigte, Moeras en Zachthoutooibos. Ook bij grotere veranderingen moet worden bedacht dat het gaat om niet meer dan ca. negen meetpunten die van klasse veranderen, verspreid over het hele watersysteem. Deze veranderingen zijn in het algemeen positief; het aandeel van de slecht ontwikkelde situaties is afgenomen: • ten gunste van matig en zeer goed ontwikkelde Slikkige oever en Getijderuigte, • ten gunste van matig en zeer goed ontwikkeld Buitendijks grasland of • ten gunste van matig ontwikkeld Moeras. Voor Slikkige oever en Buitendijks grasland speelt toename van een aantal éénjarige soorten een belangrijke rol. De verschillen tussen de meetronden voor Getijderuigte en Moeras zijn minder goed te duiden. Sinds 1998 is het ecosysteemtype Kleine wateren op een aantal plaatsen van slecht naar ontoereikend ontwikkeld. Deze ontwikkeling heeft vooral plaatsgehad in de Biesbosch, alwaar zich in veel kreken uitgestrekte (soortenarme) waterplantenvegetaties hebben ontwikkeld. De expressie van deze ontwikkeling in verschuivingen in het aandeel van klassen is beperkt, omdat het om ontwikkelingen gaat waarbij het aantal soorten per meetpunt nauwelijks toeneemt. Op diverse plaatsen in de Biesbosch is Vochtige ruigte van goed naar zeer goed ontwikkeld. De oorzaken van de toename van een aantal ruigtesoorten (zie 7.2) zijn niet bekend. Ook bij Zachthoutooibos is sprake van een verschuiving naar hogere kwaliteitsklassen.
43
Zeer goed
Goed
Matig
Ontoereikend
Slecht
Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos -15%
0
15%
Figuur 10: Verschillen in aantal km-hokken (%) per kwaliteitsklasse (Floristische kwaliteit) tussen de eerste en tweede meetronde langs de Zoete Getijdewateren.
Rangtekentoets Er is onderzocht voor welke ecosysteemtypen verschillen tussen beide ronden kunnen worden aangetoond. Langs de Zoete Getijdewateren is de Floristische Kwaliteit niet normaal verdeeld, hetgeen eisen stelt aan de te gebruiken toets en de eventuele transformatie van de gegevens. Daarom is gebruik gemaakt van de verdelingsvrije Wilcoxon Rangtekentoets. Er is geen verschil tussen de meetronden als het aantal positieve veranderingen gelijk is aan het aantal negatieve veranderingen. De toets weegt de mate van verandering binnen meetpunten niet mee, maar wel de verandering in rangorde van de meetpunten. De Floristische Kwaliteit is van alle ecosysteemtypen alleen maar toegenomen (tabel 17). Deze toename is voor veel ecosysteemtypen significant. Positieve ontwikkelingen van Slikkige oever en Buitendijks grasland vinden plaats in natuurterreinen en natuurontwikkelingsgebieden en zijn een expressie van de toenemende biodiversiteit in deze terreinen. Andere significante verschillen zijn moeilijker te duiden, maar onmiskenbaar. De verschillen vormen een reflectie van de toegenomen soortenrijkdom, en de toegenomen abundantie van een aantal karakteristieke soorten. Tabel 17: Analyse verandering Floristische Kwaliteit van de eerste twee meetronden langs de Zoete Getijdewateren met behulp van een Tekentoets. FK1=Floristische Kwaliteit eerste ronde, FK2=Floristische Kwaliteit tweede ronde, sign.=significantie Wilcoxon Rangtekentoets (*: p<0,05; **: p<0,01; ***: p<0,001). ecosysteemtype Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
FK1>FK2 17 20 11 11 19 12 11 17 10 18 20 11 12
FK2>FK1 27 43 22 53 37 29 24 39 53 35 40 46 32
45
sign. ** * *** ** *** *** ** *** **
7.4 Milieukwaliteit In een vergelijking van de eerste en tweede ronde zijn vrijwel geen verschillen gevonden wat betreft Temperatuurgetal, Continentaliteitsgetal, Zoutgetal, Voedselrijkdomgetal (nat) en Voedselrijkdomgetal (droog) (tabel 18). De verschillen zijn voor beide ronden getoetst met behulp van een T-toets voor gepaarde gemiddelden, omdat deze milieugetallen normaal verdeeld zijn (Kolmogorov-Smirnov-toets). De significante afname van het Zoutgetal in agrarische km-hokken (tabel 18) kan te maken hebben met het toenemen van zoutmijdende soorten op de oever. Andere kleine significante verschillen zijn heel klein en niet goed te duiden. Het Oevergetal en Dynamiekgetal zijn niet normaal verdeeld en net als Floristische Kwaliteit (zie 7.3) getoetst met een verdelingsvrije Wilcoxon Rangtekentoets. Oevergetal en Dynamiekgetal zijn in de tweede ronde significant hoger voor alle deelsystemen en in beide gebruikscategorieën. Deze toename is voor een deel een gevolg van de ontwikkelingen in natuurgebieden en natuurontwikkelingsprojecten, waaronder de toename van een aantal zoutmijdende soorten. Tabel 18: Gemiddelde Milieukwaliteit voor de eerste en tweede ronde langs de Zoete Getijdewateren. tg = Temperatuurgetal, cg = Continentaliteitsgetal, zg = Zoutgetal, vgn = Voedselrijkdomgetal (nat), vgd = Voedselrijkdomgetal (droog), og = Oevergetal en dg = Dynamiekgetal. Getoetst T-toets, met uitzondering van Oevergetal en Dynamiekgetal (Wilcoxon Rangtekentoets: * = p<0,05; ** = p<0,01; *** = p<0,001; n.s. = niet significant). ronde Zoete Getijdewateren (n=66) 1 2 toets Haringvliet/Holl. Diep (n=26) 1 2 toets Biesbosch (n=22) 1 2 toets Volkerak-Zoommeer (n=18) 1 2 toets agrarisch e.d. (n=13) 1 2 toets natuur (n=53) 1 2 toets
tg 0,07 0,07 n.s. 0,07 0,07 n.s. 0,05 0,06 n.s. 0,08 0,07 n.s. 0,07 0,07 n.s. 0,07 0,07 n.s.
46
cg 0,24 0,24 n.s. 0,25 0,24 n.s. 0,24 0,24 n.s. 0,24 0,24 n.s. 0,22 0,22 n.s. 0,25 0,24 *
zg 0,41 0,40 n.s. 0,40 0,39 n.s. 0,22 0,22 n.s. 0,67 0,63 n.s. 0,48 0,41 * 0,39 0,39 n.s.
vgn 0,81 0,80 n.s. 0,82 0,81 n.s. 0,81 0,81 n.s. 0,80 0,79 n.s. 0,86 0,84 n.s. 0,80 0,80 n.s.
vgd 0,74 0,73 n.s. 0,76 0,76 n.s. 0,72 0,71 n.s. 0,72 0,70 n.s. 0,76 0,74 * 0,73 0,72 n.s.
og 59,7 68,2 *** 57,7 65,1 ** 70,8 82,2 *** 49,0 55,6 * 38,5 51,2 ** 64,9 72,4 ***
dg 22,2 26,5 *** 20,8 25,5 ** 19,2 22,4 ** 27,9 33,0 ** 13,7 18,2 * 24,3 28,5 ***
8. Monitoring oevervegetatie westelijke Haringvliet 2002 8.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de resultaten van het veldwerk uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland, ten behoeve van de monitoring van de oevervegetatie langs het Haringvliet ten westen van de Spuimonding. Hiervoor zijn in 2002, buiten de km-hokken die voor het Floristisch Meetnet oevers Zoete Rijkswateren (MWTL/RIZA) zijn bezocht, nog eens twaalf extra meetpunten volgens dezelfde methode geïnventariseerd. De reden waarom deze rapportage niet apart verschijnt is pragmatisch, terwijl de meerwaarde van een regionale verdichting duidelijk tot uiting komt. Statistische analyses zijn in het korte rapportagetraject van deze opdracht niet gedaan, hoewel de gegevensset zich leent voor nadere statistische beschouwing. 8.2 Methode Het onderzoeksgebied beslaat het Haringvliet ten westen van de Spuimond. In totaal zijn er in 2002 in het onderzoeksgebied 17 km-hokken geïnventariseerd (tabel 19, figuur 11). Van deze 17 km-hokken waren 14 km-hokken al in 1998 geïnventariseerd; negen in het kader van de monitoring van Directie Zuid-Holland en vijf in het kader van het Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren. In 2002 zijn eveneens in opdracht van Directie Zuid-Holland drie kmhokken meer geïnventariseerd dan in 1998. Vrijwel al deze km-hokken zijn in beheer als natuurterrein. Tabel 19. Het aantal in 1998 en 2002 geïnventariseerde km-hokken in het onderzoeksgebied. Deelsysteem Monitoring DZH MWTL RIZA Monitoring DZH nieuw Totaal
Aantal km-hokken 1998 9 5 14
2002 9 5 3 17
47
Figuur 11: De ligging van de km-hokken van het Floristisch Meetnet Oevers (RIZA) en de extra geïnventariseerde km-hokken langs het Haringvliet/Hollandsch Diep in opdracht van Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland (RWS-ZH).
8.3 Waarnemingen Soortenrijkdom In totaal zijn er in 2002 in het onderzoeksgebied ruim 400 soorten hogere planten aangetroffen. Gemiddeld zijn er 146 soorten per km-hok waargenomen (tabel 21). Het aantal soorten per km-hok varieert van 92 (Slijkplaat) tot 226 (Quackgors-west). In 1998 en 2002 samen zijn in totaal ruim 440 soorten aangetroffen. Een totale soortenlijst van de westelijke Haringvliet is te vinden in bijlage 9. Rode Lijst In 2002 zijn er langs het westelijke Haringvliet 20 Rode-Lijstsoorten aangetroffen (tabel 20 en 21). De meest algemene Rode-Lijstsoorten zijn Sierlijke vetmuur, Rode ogentroost, Echte heemst, Veldgerst, Kattendoorn en Kamgras. Sierlijke vetmuur is vooral aangetroffen in open, lage pioniervegetaties die voorkomen in de natuurontwikkelingsgebieden (Quackgors en Scheelhoek), op de Slijkplaat en in de laaggelegen delen van de grasgorzen nabij de oever. Rode ogentroost en Veldgerst zijn algemeen op de grasgorzen. Echte heemst komt plaatselijk (Meneersche Plaat en Beninger Slikken) massaal voor op de extensief of niet beweide delen van de grasgorzen. Kattendoorn is vooral aangetroffen op de wat hoger gelegen delen (oeverwallen) van de grasgorzen. Kamgras is behalve in de grasgorzen ook regelmatig op dijken te vinden.
48
Tabel 20: De Rode-Lijstsoorten van het onderzoeksgebied in 2002 (steekproef van 17 km-hokken). RL2000: categorie van de Rode Lijst 2000, EB = ernstig bedreigd, BE = bedreigd, KW = kwetsbaar, GE = gevoelig. n: het aantal km-hokken waar de soort is aangetroffen. Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
RL2000
n
Echte heemst Dwergbloem Selderij Absintalsem Trosdravik Spindotterbloem Kamgras Moeraswespenorchis Kleverige reigersbek Stijve ogentroost Duits viltkruid Veldgerst Geelhartje Rode ogentroost Zilt torkruid Kattendoorn Rond wintergroen Sierlijke vetmuur Blauw walstro Knopig doornzaad
Althaea officinalis Anagallis minima Apium graveolens Artemisia absinthium Bromus racemosus Caltha palustris subsp. araneosa Cynosurus cristatus Epipactis palustris Erodium lebelii Euphrasia stricta Filago vulgaris Hordeum secalinum Linum catharticum Odontites vernus subsp. serotinus Oenanthe lachenalii Ononis repens subsp. spinosa Pyrola rotundifolia Sagina nodosa Sherardia arvensis Torilis nodosa
KW BE KW KW KW KW GE KW KW GE EB GE KW GE KW GE KW KW KW KW
11 3 4 1 1 2 8 1 2 1 1 11 4 13 3 9 1 14 2 5
Van de minder algemene soorten worden Knopig doornzaad en Blauw walstro in hoofdzaak aangetroffen op door schapen beweide dijken en taluds. Selderij en Zilt torkruid zijn echte oeverplanten en steeds in lage aantallen aangetroffen aan de oevers van de Scheelhoek, de Quackgors en de Beninger Slikken. Trosdravik en Spindotterbloem zijn respectievelijk op de Meneersche Plaat en in de Beninger Slikken waargenomen. De overige minder algemene Rode-Lijstsoorten zijn vooral aangetroffen in de natuurgebieden in het uiterste westen van het gebied. Dwergbloem, Stijve ogentroost en Duits viltkruid groeien in de Scheelhoek. In het duingebied bij Quack zijn Kleverige reigersbek, enkele exemplaren van Moeraswespenorchis en Rond wintergroen aangetroffen. Geelhartje is zowel in de Scheelhoek als in de Quackgors waargenomen. Absintalsem is alleen waargenomen bij de Quackgors. Tabel 21: Het totaal aantal soorten (Stot), gemiddeld aantal soorten (Sgem) met spreiding en het totaal aantal Rode-Lijstsoorten (RLtot), gemiddeld aantal Rode-Lijstsoorten per km-hok (RLgem) met spreiding in het onderzoeksgebeid in 2002 (17 km-hokken). Stot 402
Sgem 146
(92-226)
RLtot RLgem 20 5,7 (2-9)
8.4 Analyse veranderingen Er zijn 14 km-hokken zowel in 1998 als in 2002 geïnventariseerd. Door de waarnemingen van beide jaren binnen deze km-hokken met elkaar te vergelijken kunnen de ontwikkelingen in de flora worden opgespoord. Er zijn ten opzichte van 1998 enkele opmerkelijke veranderingen opgetreden die hieronder worden besproken.
49
Verandering soortenaantal Gemiddeld zijn er in 2002 meer soorten waargenomen (tabel 22). Het meest spectaculair is de toename op de Slijkplaat. Hier is het aantal soorten in vergelijking met 1998 verdubbeld. Mogelijk speelt hier mee dat in 1998 de boomopslag op de Slijkplaat grotendeels verwijderd is. In tien km-hokken is het aantal waargenomen soorten toegenomen (zeven tot 49 soorten meer). Daartegenover staat een afname van het aantal soorten in drie km-hokken. In de overige km-hokken zijn de aantallen nagenoeg gelijk gebleven. Tabel 22: Het aantal aangetroffen soorten in de 14 km-hokken die zowel in 1998 als in 2002 geïnventariseerd zijn. Tussen haakjes staat het aantal waargenomen soorten in km-hokken die alleen in 2002 zijn bezocht; deze aantallen tellen niet mee bij de gemiddelden onderaan de tabel. xkm 63 63 64 65 65 65 66 66 67 67 69 70 70 71 72 72 73
ykm 425 426 425 424 427 428 424 427 423 427 424 421 426 421 421 424 424
NAAM Scheelhoek onder meetpaal Scheelhoek Scheelhoek-oost Scheelhoek Voornes Duin, Stormhoek Voornes Duin, Quack Oostkant Scheelhoek Quackgors west Scheelhoek oost Quackgors oost Slijkplaat Meneersche Plaat west Hellevoetsluis zuid Meneersche Plaat Middelharnis, buitenhaven Beninger Slikkenl. Hoornse Hoofd Beninger Slikken gemiddeld per km-hok
1998 154 150 108 83 89 201 118 206 43 125 137 162 165 142 134,5
2002 143 (149) 170 (169) 123 110 121 226 133 215 92 (105) 158 129 128 164 149 147,2
Bij vergelijking van de vondsten uit 2002 met gegevens in de landelijke floradatabank (FlorBase-2H) blijken er van enkele soorten nog geen waarnemingen bekend te zijn uit het westelijke Haringvliet. Deze soorten moeten zich recent langs het westelijke Haringvliet hebben gevestigd. Dwergbloem is opgedoken in drie km-hokken bij de Scheelhoek. De soort groeit hier op de oever in de beschutting van de enkele jaren geleden opgespoten eilanden en op deze eilandjes zelf. Ook Bitterling is recent verschenen langs het Haringvliet, op de Slijkplaat en op eilandjes bij de Scheelhoek. Beide soorten zijn karakteristiek voor vochtige of natte pioniervegetaties. Van enkele oever- en moerassoorten zijn eveneens nog geen waarnemingen uit het westelijke Haringvliet bekend. Het betreft o.a. Groot hoefblad, Moeraszegge, Tweerijige zegge, Pluimzegge, IJle zegge en Bosbies. Het verschijnen van deze zoutmijdende soorten illustreert dat de verzoeting van het Haringvliet nog steeds niet helemaal in de vegetatiesamenstelling is doorgewerkt. Zoutmijdende soorten die zich relatief traag verspreiden (bijvoorbeeld met behulp van wortelstokfragmenten) zijn nog steeds bezig de oevers van het Haringvliet te koloniseren. Naast de genoemde nieuw getroffen soorten zijn er ook enkele in het onderzoeksgebied bekende soorten vaker aangetroffen. Oeverplanten als Groot moerasscherm, Slanke waterweegbree, Grote wederik, Geoord helmkruid en Watermuur komen nu in kleine aantallen voor, terwijl ze in 1998 nog niet aangetroffen waren. Enkele andere moeras- en oeverplan-
50
ten zijn in meer meetpunten waargenomen, zoals Zompvergeet-mij-nietje, Moeraswalstro, Moerasvergeet-mij-nietje, Blauwe waterereprijs en Blauw glidkruid. Dit geldt ook voor enkele pioniersoorten als Sierlijke vetmuur, Fraai duizendguldenkruid en Waterpunge. Van een aantal soorten wordt de toename pas zichtbaar door analyse van de abundantiegegevens. Dit geldt bijvoorbeeld voor Rode ogentroost en Melkkruid. Eenjarige pioniersoorten van (droogvallende) oeverzones zoals Klein vlooienkruid, Bleekgele droogbloem en Slijkgroen zijn eveneens in grotere aantallen waargenomen. Tegenover de toegenomen soorten staan slechts weinig soorten die zijn afgenomen. Enkele zilte soorten zijn niet meer waargenomen. Het betreft Zulte (Zeeaster) en Zeevetmuur. Deze soorten zijn in 1998 nog in respectievelijk vijf en drie km-hokken aangetroffen. Floristische Kwaliteit In de Floristische Kwaliteit van de westelijke Haringvliet in 2002 (bijlage 10, figuur 12) komt tot uiting dat de vochtige en natte pioniersystemen en graslanden, en dan met name Slikkige oever en Buitendijks grasland op veel plaatsen vrij goed tot zeer goed ontwikkeld zijn. Ook Vochtige ruigte is op veel plaatsen goed ontwikkeld. Droge ecosystemen, zoals Droge ruigte, Rivierduingrasland en Stroomdalgrasland, zijn overwegend slecht ontwikkeld, evenals bossen. Bij de meeste ecosysteemtypen treden weinig veranderingen op (figuur 6). De in het oog springende veranderingen worden hieronder per ecosysteemtype besproken. Slikkige oever In 1998 was Slikkige oever in een kwart van de meetpunten zeer goed ontwikkeld, in 2002 werd deze score in bijna de helft gehaald. Bijna alle voor dit ecosysteemtype karakteristieke soorten (bijvoorbeeld Blauwe- en Rode waterereprijs, Blaartrekkende boterbloem, Slijkgroen, Moeraszuring, Goudzuring, Knikkend tandzaad, Rechte alsem, Klein vlooienkruid en Naaldwaterbies) zijn in 2002 vaker waargenomen. Alleen enkele in 1998 al weinig waargenomen soorten als Moerasandijvie en Beekpunge zijn niet meer aangetroffen in 2002.
51
Floristische Kwaliteit westelijke Haringvliet 2002 1998 (n=14)
2002 (n=14)
Kleine wateren
Legenda: zeer goed
Slikkige oever
goed
Zand- en grindstrand
matig
Buitendijks grasland
ontoereikend
Stroomdalgrasland
slecht
Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos 0
100%
0
100%
Figuur 12. De Floristische Kwaliteit van de oevers van 14 km-hokken in de westelijke Haringvliet in de jaren 1998 en 2002. Weergegeven is het percentage van de km-hokken in de steekproef waarin de Floristische Kwaliteit binnen één van de klassen zeer goed, goed, matig, ontoereikend en slecht valt. Het rode, rechter deel in de grafieken representeert het % km-hokken waar de ecosysteemtypen slecht ontwikkeld of afwezig zijn.
Grote populaties van Dwergbloem ontdekt langs Haringvliet In 2002 zijn grote nieuwe populaties ontdekt van Dwergbloem (Anagallis minima) tijdens de inventarisaties voor het RIZA en RWS-DZH in het westelijke Haringvliet. Deze soort is in Nederland vrijwel beperkt tot natte duinvalleien. De soort groeit in zeer grote aantallen langs de oevers van het Haringvliet in natuurontwikkelingsgebieden bij de Scheelhoek op natte gronden die in de winter bij hoog water regelmatig met oppervlaktewater overstromen. Het verschijnen van deze en andere soorten van duinvalleien duidt op een goede waterkwaliteit van het oppervlaktewater, m.n. met betrekking tot de nutriëntenbelasting.
Buitendijks grasland Dit ecosysteemtype is in 2002 in meer dan driekwart van de km-hokken vrij goed tot zeer goed ontwikkeld, in 1998 werd een dergelijke kwaliteit in de helft van de meetpunten gehaald. De karakteristieke soorten, zoals Valse voszegge, Zeegroene rus, Behaarde boterbloem, Fraai duizendguldenkruid, Rode ogentroost, Aardbeiklaver, Kamgras, Veldgerst, Sierlijke vetmuur, Kleine leeuwentand en Geelhartje, zijn zowel qua presentie (aantal kmhokken) als qua abundantie toegenomen. In tien van de 14 km-hokken is de Floristische
52
Kwaliteit één of meer klassen toegenomen. Opvallend groot is de toename van de Floristische Kwaliteit van Buitendijks grasland op de Slijkplaat. Zand- en grindstrand De lokale toename van Floristische Kwaliteit van Zand- en grindstrand hangt samen met het verschijnen van o.a. Bezemkruiskruid, Duits viltkruid en Groene amarant. Zilt grasland De Floristische Kwaliteit van Zilt grasland is in vier km-hokken afgenomen. Hiertegenover staat een toename in slechts één km-hok (van afwezig/slecht naar matig). Van de karakteristieke soorten zijn Zulte, Zeevetmuur en Echt lepelblad in 2002 niet meer waargenomen. Echte heemst, Melkkruid, Zilte rus, Smalle rolklaver, Hertshoornweegbree, Zeepostelein en Zilte zegge zijn echter in wat meer meetpunten waargenomen. Milieukwaliteit (voor methode, zie bijlage 1 en hoofdstuk 5) De Milieukwaliteit wordt voor beide jaren weergegeven in tabel 22. Verschillen tussen de meetronden zijn niet significant, maar ze wijzen in het licht van ontwikkelingen van individuele soorten en ontwikkelingen in de kwaliteit van het oppervlaktewater (Anonymus, 2002) in de richting van een verdere verzoeting. Het Zoutgetal is in 2002 gemiddeld iets lager, hetgeen strookt met de afname van de Floristische Kwaliteit van Zilt grasland en de voorzichtige vestiging van zoutmijdende soorten in het onderzoeksgebied. In echt zoete watersystemen is het Zoutgetal overigens veel lager, bijvoorbeeld 0,25 langs de Randmeren (Odé & Beringen, 2002). De vestiging van soorten van vochtige tot natte, matig voedselrijke bodems, zoals zichtbaar wordt in de toegenomen Floristische Kwaliteit van Buitendijks grasland, komt amper tot uiting in een gemiddeld lager Voedselrijkdomgetal (nat). In het Oevergetal wordt de Floristische Kwaliteit van alle (grond)watergebonden ecosysteemtypen samengevat. In het algemeen reageert het Oevergetal sterk op veranderingen in de inrichting van de oever. Het hogere gemiddelde Oevergetal in het westelijke Haringvliet in 2002 moet echter veeleer worden begrepen als een gevolg van de toename het aantal soorten op de natte delen van de oevers. Het gemiddeld iets hogere Dynamiekgetal is een indicatie dat de dynamiek van het watersysteem beter tot expressie komt in de vegetatie, door het toenemen van pioniersoorten. Een toename van het Dynamiekgetal hoeft overigens niet te betekenen dat het systeem daadwerkelijk dynamischer is geworden. Door menselijke ingrepen, zoals het opspuiten of afgraven, kunnen pioniersoorten tijdelijk toenemen, hetgeen resulteert in een hoger Dynamiekgetal. De van nature langs het Haringvliet aanwezige dynamiek is voor zover bekend weinig veranderd sinds 1998. Tabel 23: Gemiddelde Milieukwaliteit van 14 geïnventariseerde km-hokken langs de westelijke Haringvliet in twee meetronden. TG = Temperatuurgetal, CG = Continentaliteitsgetal, ZG = Zoutgetal, VGn = Voedselrijkdomgetal (nat), VGd = Voedselrijkdomgetal (droog), OG = Oevergetal, DG = Dynamiekgetal. Er zijn geen significante verschillen tussen beide meetronden gevonden (ANOVA, unifactorieel, p<0,05). jaar 1998 2002
TG 0,08 0,09
CG 0,26 0,25
ZG 0,54 0,50
VGn 0,84 0,81
VGd 0,72 0,71
OG 46,7 54,2
DG 25,8 32,3
Beheer Het beheer van natuurgebieden heeft in het algemeen een grote invloed op de plantengroei. Voor zover wij kunnen beoordelen zijn er vrijwel nergens binnen de onderzochte meetpunten
53
veranderingen in de inrichting of het beheer doorgevoerd sinds 1998. Uitzonderingen vormen de Meneersche Plaat, waar een deel van de oeverzone niet meer werd begraasd en zich daardoor tot een ruigte ontwikkeld heeft en de Slijkplaat waar de bosopslag recent is verwijderd. 8.5 Conclusies De in 1998 en 2002 verzamelde gegevens lenen zich in strikte zin eigenlijk alleen voor een vergelijking. Uitspraken over trends kunnen na afronding van een groter aantal meetronden worden gedaan, omdat het dan pas mogelijk is om toevallige fluctuaties van echte ontwikkelingen te scheiden. Enkele veranderingen sinds 1998 zijn echter zo duidelijk, en dankzij het gebruik van de Floristische Kwaliteit zo inzichtelijk dat er op dit moment al enkele conclusies zijn te trekken. Er is - zoals tot uiting komt in de Floristische Kwaliteit van Zilt grasland - sprake van een afname van zilte en brakke soorten. Slechts enkele soorten die als “brakke soorten” te boek staan (bijvoorbeeld Echte heemst en Melkkruid) weten stand te houden en breiden zich zelfs plaatselijk uit. Andere brakke soorten als Selderij en Zilt torkruid komen vooral lokaal en in kleine aantallen voor. Daarnaast is er nog steeds sprake van kolonisatie van het gebied door zoutmijdende soorten. De historische verzoeting werkt nog door in de vegetatie van de westelijke Haringvliet. De pioniervegetaties hebben zich de afgelopen vier jaar positief ontwikkeld. De Floristische Kwaliteit van Slikkige oever is toegenomen. Dit is met name een gevolg van de ontwikkelingen binnen natuurontwikkelingsprojecten (Quackgors, Scheelhoek). Ook de Floristische Kwaliteit van Buitendijks grasland is toegenomen. Vooral enkele soorten van begraasde graslanden op relatief voedselarme bodem, zoals Fraai duizendguldenkruid, Rode ogentroost en Sierlijke vetmuur zijn toegenomen. Het zijn soorten die elders vooral in duinvalleien worden aangetroffen, maar bijvoorbeeld ook veel voorkomen op eilanden langs de brakke Grevelingen. Het toenemen van soorten van voedselarmere bodems op de oevers van het Haringvliet is opvallend. Het betreft immers de oeverzone die meer of minder frequent met oppervlaktewater overspoeld raakt. De eutrofiering van het oppervlaktewater vertoont vanaf 1994 een dalende tendens. De gehalten fosfaat en stikstof nemen af (Anonymus, 2002). De positieve trends van soorten langs de westelijke Haringvliet zijn met een hoge waarschijnlijkheid te verklaren met deze verbeterde waterkwaliteit. Ook in andere delen van het rivierengebied zijn bijna verdwenen soorten van natte rivieroevers, zoals Klein vlooienkruid, sinds de 80er jaren van de vorige eeuw weer in opmars. Natuurlijk speelt ook het beheer van de oevers van het watersysteem een rol in dat geheel, met aspecten als vooroeververdediging, natuurontwikkeling, extensivering van agrarische bedrijfsvoering, begrazing door ganzen en dergelijke. Echter, als de waterkwaliteit niet zo veel beter was geweest, waren veel van de betreffende soorten nooit tot ontwikkeling gekomen. Als een veranderd spuiregime zal leiden tot een hogere saliniteit van het oppervlaktewater zullen de effecten vrij snel tot uiting komen in de verhoudingen tussen de zoete en brakke soorten. Uit modelleringen blijkt dat bij realisatie van het alternatief "Getemd getij" de zoutinvloed vooral op de zuidoever ter hoogte van de Scheelhoek zal toenemen (Bol & Kraak, 1998). Dit gebied is met de huidige monitoring van de oevervegetatie zeer goed gedekt. Aangezien in dit gebied over een grote oppervlakte een geleidelijke overgang van water naar land aanwezig is, worden hier sterke veranderingen verwacht. Door de goede dekking kunnen veranderingen bij voortzetting van de monitoring nauwkeurig en snel worden gesignaleerd.
54
Het eerst en meest ingrijpend zal een verzilting gevolgen hebben voor soorten van slikkige pionieroevers. Momenteel groeien hier overwegend zoutmijdende, éénjarige soorten. Bij het zouter worden van het milieu zullen deze soorten waarschijnlijk snel plaats maken voor soorten die beter aan zoute omstandigheden zijn aangepast. De soortenrijkdom wordt waarschijnlijk lager, maar er zullen meer soorten van de overgang van zoete naar zoute wateren voorkomen. Het is moeilijker om uitspraken te doen over soorten die hoger op de oever voorkomen.
55
56
9. Evaluatie Het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren is - als onderdeel van de MWTL - een instrument, ontworpen om de ecologische ontwikkelingen langs deze rijkswateren te kunnen volgen. De in het meetnet gesignaleerde ontwikkelingen vormen tevens het toetsingskader, waarbinnen het mogelijk moet worden om de ecologische gevolgen van waterbeleid en beheer te kunnen evalueren. Het meetnet is opgezet om uitspraken te doen over hele watersystemen en eventueel over grote onderdelen van deze watersystemen (bijv. deelsystemen of gebruikscategorieën). Door gebruik te maken van grote proefvlakken is het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren flexibel inzetbaar en toegerust om ontwikkelingen te kunnen volgen, ook bij grote veranderingen in de inrichting van een watersysteem. Een voorbeeld van de flexibiliteit vormt de regionale verdichting van het meetnet langs het westelijk deel van het Haringvliet in opdracht van RWS Directie Zuid-Holland (hoofdstuk 8). De extra informatie die een regionale verdichting geeft, zijn een beter inzicht in de verspreiding van bijzondere soorten en verspreiding van karakteristieke ecosystemen. Een lokale verdichting van meetpunten is echter met name van belang om door een grotere steekproefgrootte lokale vragen beter verantwoord te kunnen beantwoorden. In het westelijk Haringvliet gaat het om het meten van effecten van verzilting als gevolg van een gewijzigd spuibeheer van de Haringvlietsluizen. Op basis van de vergelijking van de twee meetronden langs de Zoete Getijdewateren wordt geconcludeerd dat er in brede zin veranderingen zijn opgetreden in dit watersysteem. De soortenrijkdom is reëel en fors toegenomen. Dit komt ook tot expressie in een toename van de Floristische Kwaliteit van de meeste karakteristieke ecosysteemtypen en in een toename van het Oevergetal en Dynamiekgetal. In de andere watersystemen waar een tweede meetronde is afgerond (IJsselmeer/Markermeer, Randmeren en Maas), zijn de verschillen tussen meetronden geringer gebleken. Waardoor is deze ontwikkeling veroorzaakt? Er is weinig reden om aan te nemen dat 1998 en 2002 uitzonderlijke jaren zijn geweest, qua weer of qua waterstand. De invloed van een leereffect heeft vooral gespeeld in het eerste jaar van het meetnet (1996), maar wordt hier zeer gering geacht. De belangrijkste oorzaken van de toegenomen soortenrijkdom moeten worden gezocht in voortschrijdende kolonisatie van het gebied met zoutmijdende soorten, doorwerking van extensieve begrazing (toename structuurdiversiteit) en nieuwe natuurontwikkeling (successie) en effecten van een verbeterde waterkwaliteit langs het Haringvliet/Hollandsch Diep en in de Biesbosch. De toename van soorten van matig voedselrijke vochtige omstandigheden in de westelijke Haringvliet en het ontstaan van uitgestrekte vegetaties met waterplanten in kreken in de Biesbosch suggereren dat de verbetering van de waterkwaliteit van de laatste decennia zichtbaar wordt. In hoeverre er sprake is van tijdelijke effecten, moet blijken. Het is nog niet mogelijk om statistische trends te bepalen. Dat is volgens de opzet van het meetnet pas mogelijk na vijf meetronden (Tamis & Groen, 1996). De noodzaak van het opstellen van streefbeelden of referentiebeelden voor het inzetten van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren binnen de beleids- en beheerskaders van Rijkswaterstaat is met de Europese Kaderrichtlijn Water groter geworden. Streefbeelden zijn nodig om de stand van zaken, zoals deze uit het meetnet naar voren komen, te kunnen toetsen. Streefbeelden zijn op te stellen op basis van te formuleren wensen over hoeveelheid en type natuur. Voor de oeverflora kan dat in termen van Floristische Kwaliteit, zowel kwantitatief als kwalitatief.
57
58
10. Conclusies en aanbevelingen 10.1 Conclusies tweede ronde Zoete Getijdewateren De Zoete Getijdewateren vormen het meest gevarieerde van de vijf watersystemen die binnen het kader van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren worden onderzocht. Het omvat elementen van zoetwatergetijdegebied met karakteristieke soorten als Spindotterbloem en Driekantige bies en uitgestrekte ooibossen met een bijzondere flora; er zijn zilte pioniersituaties op droogvallende platen met bijzondere zouttolerante vegetaties en er zijn uitgestrekte soortenarme ruigtevegetaties. Het Volkerak-Zoommeer is stagnant, terwijl het Haringvliet/Hollandsch Diep en de Biesbosch getij kennen, met een duidelijke inslag vanuit het rivierengebied. Een groot deel van de oever is in beheer als natuurgebied. De resultaten worden kort samengevat in tabel 24. Langs de Zoete Getijdewateren zijn vooral Slikkige oever, Buitendijks grasland, Zilt grasland, Getijderuigte, Vochtige ruigte en Zachthoutooibos plaatselijk goed tot zeer goed ontwikkeld. De Biesbosch onderscheidt zich vooral door de zeer goed ontwikkelde ecosysteemtypen Vochtige ruigte en Zachthoutooibos en de karakteristieke Getijderuigte. Het Volkerak-Zoommeer onderscheidt zich met name door de zeer goed ontwikkelde ecosysteemtypen Buitendijks grasland en Zilt grasland. Het Haringvliet/Hollandsch Diep is in veel gevallen intermediair tussen beide andere deelsystemen. In de berekende Milieukwaliteit valt het verschil tussen de drie deelsystemen op qua Zoutgetal. Het Volkerak-Zoommeer is het meest zout en de Biesbosch is het meest zoet, terwijl het Haringvliet/Hollandsch Diep intermediair is. Tabel 24: Samenvattende tabel Zoete Getijdewateren. Gemiddeld soortenaantal, de mate van voorkomen van ecosysteemtypen en een hoog Oevergetal en Dynamiekgetal langs de Zoete Getijdewateren. Een significante toename sinds 1998 is aangegeven in de kolom "trend" (+ = positieve ontwikkeling; 0 = geen ontwikkeling). Mate van voorkomen van ecosysteemtypen of hoog Oevergetal/Dynamiekgetal: n In meer dan 20% van de km-hokken goed tot zeer goed ontwikkeld/hoog tot zeer hoog; In meer dan 20% van de km-hokken ten minste matig ontwikkeld/ten minste vrij hoog; h . In meer dan 80% van de hokken slecht of ontoereikend ontwikkeld/laag tot zeer laag. aantal soorten/km-hok aantal Rode-Lijstsoorten/km-hok Kleine wateren Slikkige oever Buitendijks grasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Moeras Zachthoutooibos Oevergetal Dynamiekgetal
2002 144 4
. h n . h n . n n n
"trend" + + 0 + + 0 + + + + + +
10.2 Conclusies vergelijking eerste en tweede ronde Er zijn duidelijke verschillen gevonden tussen de meetronden (tabel 24). Om te beginnen is een groot aantal soorten toegenomen, zowel qua presentie als qua abundantie. Deze toe-
59
name werkt ook door in de Floristische Kwaliteit en het Oevergetal en Dynamiekgetal. Veel ecosysteemtypen zijn in 2002 significant beter ontwikkeld. De belangrijkste oorzaken van de toegenomen soortenrijkdom moeten worden gezocht in voortschrijdende kolonisatie van het gebied door zoutmijdende soorten, doorwerking van extensieve begrazing en nieuwe natuurontwikkeling en doorwerking van de verbetering van de waterkwaliteit langs het Haringvliet/Hollandsch Diep en in de Biesbosch. In het westelijke deel van het Haringvliet lijkt de verbeterde waterkwaliteit ook een belangrijke rol te spelen in de toegenomen diversiteit. In hoeverre er sprake is van een tijdelijk effect, moet blijken. In de Biesbosch ontwikkelen waterplantenvegetaties zich steeds beter, mogelijk als gevolg van een verbeterde waterkwaliteit. Deze toename komt slechts in beperkte mate tot uiting in het Floristisch meetnet, dat zich wat waterplanten betreft beperkt tot kleine wateren. 10.3 Aanbevelingen voor het meetnet De ontwikkelingen in het westelijk deel van het Haringvliet billijken een uitbreiding van de steekproef van km-hokken met twee of drie meetpunten. Dit is ook juist het gebied waar mogelijke verzilting plaats zal vinden als gevolg van een veranderd spuiregime. Het is aan te bevelen daarbij meetpunten te kiezen die in opdracht van RWS Directie Zuid-Holland al twee maal eerder zijn geïnventariseerd. Middels een apart onderzoek moet de Floristische Kwaliteit worden ingebed in een beoordelingssysteem aan de hand van streefbeelden. Formulering van streefbeelden kan tevens de presentatie van de gegevens uit het Floristisch Meetnet vereenvoudigen tot één getal als functie van het streefgetal, per ecosysteemtype, voor alle ecosysteemtypen samen, of zelfs voor enkele parametergroepen samen.
60
11. Literatuur Anonymus, z.j. Beheersplan voor de Rijkswateren, programma voor het beheer in de periode 1997 t/m 2000. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag. Anonymus, 1998. Vierde nota Waterhuishouding, regeringsbeslissing. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag. Anonymus, 2000. Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 voor een kader tot vaststelling van communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L372. Anonymus, 2002. Het milieu in de regio Rotterdam. DCMR Milieudienst Rijnmond, Schiedam Bal, D., H.M. Bije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek Natuurdoeltypen. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/20. Wageningen. Bol, R. & A. Kraak, 1998. MER Beheer Haringvlietsluizen. Over de grens van zout naar zoet. Deelrapport Water- en zoutbeweging. RWS notanummer apv98/093. Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland. Meijden, R. van der, 1998. Heukels’ flora van Nederland, tweeëntwintigste druk, eerste bijdruk. Groningen. Meijden, R. van der, C.L.G. Groen, J.J. Vermeulen, T. Peterboers, M. van ’t Zelfde & J.P.M. Witte, 1996a. De landelijke flora-databank FLORBASE-1. Eindrapport. Leiden. Meijden, R. van der, L. van Duuren & H. Duistermaat 1996b. Standaardlijst van de Nederlandse flora, 1996. Gorteria 22: 1-5. Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.-P.M. Witte & D. Bal, 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26: 85-208. Leiden. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1997. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1996; methodische verantwoording en uitwerking IJsselmeer en Markermeer. RIZA Nota nr.: 97.017, FLORON-rapport 2. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1998. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1997; uitwerking Maas en Randmeren. RIZA Nota nr.: 98.022, FLORON-rapport 8. Odé, B. & R. Beringen, 1999. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1998; uitwerking Zoete Delta. RIZA Nota nr.: 99.012 / FLORON-rapport 16. Odé, B. & R. Beringen. 2000a. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 1999; uitwerking Rijntakken en evaluatie eerste ronde. FLORON-rapport 20 / RIZA nota nr. 2000.023, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2000b. Floristische inventarisatie nevengeulen, Gameren 2000. FLORON-rapport 21 / RIZA Werkdocument 2000.163X. Stichting FLORON, Leiden.
61
Odé, B. & R. Beringen. 2001. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2000; uitwerking tweede ronde IJsselmeer en Markermeer. FLORON-rapport 23 / RIZA nota 2001.013, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002a Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Maas. FLORON-rapport 27 / RIZA nota 2002.010, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002b Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Randmeren. FLORON-rapport 26 / RIZA nota 2002.011, Stichting FLORON, Leiden. Swolfs, A.G., 2001. Plantago 1.2. Invoerprogramma voor floristische inventarisaties. FLORON, Leiden. Siegel, S., 1956. Nonparametric statistics for the behavioural sciences. New York. Tamis, W.L.M. & C.L.G. Groen, 1996. Een Floristisch Meetnet voor de oevers van de zoete rijkswateren. FLORON-rapport 1/RIZA Nota nr.: 96.010.
62
Bijlage 1: Achtergronden en berekening Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit 2000-2003 A. Floristische Kwaliteit Achtergronden en berekeningswijze van de Floristische Kwaliteit worden hier samengevat op basis van de eerdere rapportages over het Floristisch Meetnet (Tamis & Groen, 1996; Odé et al., 1997; 1998; Odé & Beringen, 1999; 2000a; 2001; 2002a; 2002b). Ten opzicht van 2002 zijn er alleen wijzigingen in de naamgeving van de klassen van Floristische Kwaliteit; deze zijn aangepast aan de Kaderrichtlijn Water. De binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren verzamelde gegevens worden niet geanalyseerd op basis van individuele soorten, maar op basis van soortgroepen. Het treffen van individuele soorten op een meetpunt is van diverse toevallige factoren afhankelijk (o.a. verspreiding, jaareffecten, seizoenseffecten en waarnemerseffecten). Door bij de analyse de mate van ontwikkeling van een soortgroep te gebruiken wordt de invloed van deze toevallige factoren verminderd. Soortgroepen zijn zodanig samen te stellen dat het mogelijk is de resultaten van de analyse ecologisch te interpreteren. Binnen het Floristisch Meetnet worden 13 soortgroepen onderscheiden, die - floristisch gezien - de meest belangrijke ecosystemen van de oevers van zoete rijkswateren vertegenwoordigen. Bovendien is aansluiting gezocht bij de indeling in RES- ecotopen (Rademakers & Wolfert, 1994). Deze soortgroepen worden hier aangeduid met de term ecosysteemtypen (tabel A). Aan ieder van de 13 ecosysteemtypen zijn soorten toegewezen, de karakteristieke soorten (Odé & Beringen, 2001). De karakteristieke soorten zijn in eerste instantie gekozen uit een één of meer verwante ecologische groepen (Runhaar, 1991; Runhaar et al., 1987; Witte en Van der Meijden, 1992; Groen et al., 1993). Ook is bij de toewijzing gebruik gemaakt van Weeda (1985; 1987; 1988; 1991; 1994) en van ervaringen in het veld. Per ecosysteemtype heeft één karakteristieke soort als aansprekende representant de titel “ambassadeur” gekregen (tabel A). Sinds de start van het meetnet is de indeling in ecosysteemtypen en de toedeling van soorten en ambassadeurs aangepast en is een verbeterde natuurwaarde in gebruik genomen (Odé & Beringen, 2001). Deze wijzigingen zijn ook in deze bijlage doorgevoerd. De ecosysteemtypen worden steeds in een vaste volgorde gepresenteerd. Deze rangschikking is ingegeven door de ecologie van de typen en gaat van natte pionierstadia naar droge stadia, laat in de successie. Tabel A: De onderscheiden ecosysteemtypen en hun ambassadeurs (Odé et al., 1997; dit rapport). Ecosysteemtype
Ambassadeur
Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
Pijlkruid Moerasandijvie Late stekelnoot Rode ogentroost Kattendoorn Cipreswolfsmelk Melkkruid Spindotterbloem Moerasmelkdistel Groot warkruid Grote Watereppe Zwarte populier Rode kornoelje
De Floristische Kwaliteit wordt ieder opnamejaar berekend per km-hok per ecosysteemtype op basis van het voorkomende aantal karakteristieke soorten en hun abundantie, natuurwaarde en indicatiewaarde. De Floristische Kwaliteit van ecosysteemtype i op basis van de karakteristieke soorten k in kilometerhok j wordt bepaald met de volgende formule:
FK ij
=
k =n
∑ ( AB k =1
k
× NWk
× INDki )
waarbij: ABk = weegwaarde voor abundantie van soort k NWk = weegwaarde voor natuurwaarde van soort k INDki = indicatiewaarde van soort k voor ecosysteemtype i. De abundantie van een groot aantal soorten wordt in het veld opgenomen met een 5-delige schaal (Tamis & Groen, 1996). De weegwaarde voor abundantie is afhankelijk van de in het veld gevonden abundantie van karakteristieke soorten en ligt tussen 1,0 en 3,0 (tabel B). Voor karakteristieke soorten, waarvoor in het veld geen abundantie is opgenomen, wordt de weegwaarde 1,5 gebruikt. De natuurwaarde is bepaald uit een combinatie van zeldzaamheid en trend, die kan worden afgeleid van de Rode-Lijstcategorie van de nieuwe Rode Lijst (Meijden et al., 2000; Odé & Beringen, 2001). De weegwaarde voor natuurwaarde ligt eveneens tussen 1,0 en 3,0 (tabel B). De indicatiewaarde van een karakteristieke soort voor een ecosysteemtype bedraagt 1,0 als de soort alleen voor dit ecosysteemtype karakteristiek is; als de soort voor 2 of 3 ecosysteemtypen indicatief is, bedraagt de indicatiewaarde 0,5 of 0,33 (Odé et al., 1998). Tabel B: De relatie tussen abundantie of natuurwaarde en de gehanteerde weegwaarde bij de bepaling van de Floristische Kwaliteit.
Abundantie 1 2 3 4 5
Weegwaarde 1 1,5 2 2,5 3
Natuurwaarde Weegwaarde 1 2 3 4 5
1 1,5 2 2,5 3
Het is mogelijk de Floristische Kwaliteit van ecosysteemtypen in kaart- of grafiekvorm te presenteren. Voor de onderlinge vergelijkbaarheid is het dan van belang te beschikken over een voor alle ecosysteemtypen uniforme klassenverdeling, waarmee de kwaliteit wordt aangeduid. Naar voorbeeld van Witte en Van der Meijden (1995) is de zogenoemde drempelwaardemethode gebruikt. De klassegrenzen (drempelwaarden) zijn hierbij zo objectief mogelijk vastgesteld en zodanig dat de mate van ontwikkeling van verschillende ecosystemen onderling vergelijkbaar is (Odé et al., 1998). Omdat het aantal karakteristieke soorten per ecosysteemtype verschilt, evenals de kans om deze soorten tegelijkertijd in een zeer goed ontwikkelde situatie aan te treffen, zijn de klassegrenzen voor ieder ecosysteemtype afzonderlijk bepaald (tabel C).
De namen van de klassen zijn ontleend aan de Kaderrichtlijn Water. Strict genomen zijn de kwaliteitsklassen van de Kaderrichtlijn water voorbehouden aan beoordelingen van een stroomgebied en gerelateerd aan een streefwaarde. Hier worden kwaliteitsklassen alleen gegeven aan afzonderlijke meetpunten, omdat een streefwaarde nog ontbreekt. Als klassegrenzen worden vier drempelwaarden onderscheiden: • De eerste drempel (D1) onderscheidt het daadwerkelijk aanwezig zijn van een ecosysteem van ruis. Deze ruis ontstaat, doordat enkele (meer algemene) soorten in lage abundanties verspreid binnen andere ecosystemen voorkomen. Onder deze drempel wordt het ecosysteem slecht ontwikkeld geacht. • De vierde drempel (D4) geeft aan boven welke waarde van de Floristische Kwaliteit een ecosysteem zeer goed ontwikkeld wordt geacht. Een grotere diversiteit of een nog hogere abundantie is niet meer van invloed op ons oordeel over de kwaliteit van het ecosysteem. • Teneinde het aantal weer te geven klassen te vergroten tot vijf, worden op eenderde en tweederde tussen beide genoemde drempels nog een tweede en derde drempel (D2, D3) onderscheiden, die de kwaliteit van de voorkomende ecosystemen scheidt in ontoereikend ontwikkeld, matig ontwikkeld en goed ontwikkeld. Tabel C: Drempelwaarden (D1-D4) voor Floristische Kwaliteit. Hiermee is de Floristische Kwaliteit onder te verdelen in 5 klassen: slecht, ontoereikend, matig, goed en zeer goed ontwikkeld. ecosysteemtype Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
D1 8,6 8,5 6,4 7,8 14,1 14,4 9,5 7,2 10,0 15,0 13,3 10,3 15,7
Tabel D: Bepaling klassen Floristische Kwaliteit (FK) waarde FK < D1 D1 >= FK < D2 D2 >= FK < D3 D3 >= FK < D4 FK >= D4
klasse slecht ontwikkeld ontoereikend ontwikkeld matig ontwikkeld goed ontwikkeld zeer goed ontwikkeld
D2 13,5 10,7 8,5 12,6 20,8 19,0 11,9 8,6 14,3 20,0 16,3 12,8 18,3
D3 18,3 12,9 10,6 17,3 27,5 23,7 14,3 10,1 18,7 25,0 19,4 15,2 21,0
D4 23,2 15,1 12,7 22,1 34,2 28,3 16,7 11,5 23,0 30,0 22,4 17,7 23,6
Weergave van Floristische Kwaliteit kan afhankelijk van het doel met de berekende waarde of met de klasse. Weergave van de berekende waarde heeft als nadeel dat de Floristische Kwaliteit van ieder ecosysteemtype een eigen spreiding heeft en zonder informatie over de ligging van de drempels weinig zegt. Als de Floristische Kwaliteit van een aantal ecosysteemtypen naast elkaar wordt gepresenteerd, kan ook een procentuele Floristische Kwaliteit (FKprocent) worden berekend. Daarbij wordt de Floristische Kwaliteit bij de eerste drempel (D1) op nul procent gesteld en de Floristische Kwaliteit bij de hoogste drempel (D4) op 100 procent gesteld. Een voordeel is dat de tussenliggende drempels voor alle ecosysteemtypen op dezelfde hoogte komen te liggen, nl. op 33 en 66%. De berekening van de procentuele Floristische Kwaliteit per ecosysteemtype is als volgt: FKprocente = (FKe-D1e)/(D4e-D1e)*100% , waarbij FKprocente = procentuele Floristische Kwaliteit van ecosysteemtype e; FKe = Floristische Kwaliteit van ecosysteemtype e; D1e = eerste drempel van ecosysteemtype e; D4e = hoogste drempel van ecosysteemtype e
De procentuele Floristische Kwaliteit is in figuur A voor een meetpunt van het schaduwmeetnet weergegeven. Het merendeel van de ecosysteemtypen haalt alle jaren niet de eerste drempel of overschrijdt alle jaren de vierde drempel. Het ecosysteemtype Kleine wateren stelt met name de eerste 2 jaar wat voor, Buitendijks grasland komt de laatste 2 jaar tot ontwikkeling, terwijl Stroomdalgrasland en Rivierduingrasland een zichtbaar positieve ontwikkeling doormaken. Als alternatief voor de onderstaande weergave kunnen door het oprekken van de verticale as ook de fluctuaties onder de laagste drempel en boven de hoogste drempel worden getoond.
Figuur A: Procentuele Floristische Kwaliteit per ecosysteemtype van opeenvolgende jaren in km-hok 195429 bij Erlecom. Dit km-hok is in het kader van het schaduwmeetnet jaarlijks opgenomen sinds 1996. N.B in deze figuur wordt de oude benaming van klassen gebruikt.
B. Milieukwaliteit Achtergronden en berekeningswijze van de Milieukwaliteit worden hier samengevat op basis van de eerdere rapportages over het Floristisch Meetnet (Tamis & Groen, 1996; Odé et al., 1997; 1998). Planten zijn indicatoren voor de heersende milieu-omstandigheden in een gebied: is het er droog of nat, zuur of basisch, brak of zoet? Van dergelijke indicaties kan gebruik worden gemaakt bij de bepaling van de toestand ten aanzien van een bepaald milieuthema. Met betrekking tot de oeverflora van de zoete rijkswateren gaat daarbij de aandacht uit naar de thema's klimaatsverandering, verzoeting/verzilting, vermesting, beheer/inrichting. Verschuivingen in de presentie of abundantie van plantensoorten met een bepaalde indicatiewaarde maken het mogelijk de veranderingen te volgen, zowel per locatie, als voor een (deel van een) watersysteem. De indicatiewaarde van plantensoorten wordt zo veel mogelijk bepaald aan de hand van de indeling van soorten in ecologische groepen (Runhaar et al., 1987; Groen et al., 1993) die is opgesteld op basis van de Nederlandse situatie. Deze indeling voorziet niet in indicatiewaarden voor klimaatsverandering; hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde Ellenbergwaarden (Ellenberg, 1979), die op Midden-Europa betrekking hebben. De Milieukwaliteit wordt berekend per km-hok, op basis van presentie en abundantie van soorten. Er zijn twee berekeningswijzen te onderscheiden die hieronder apart worden behandeld. B.1. Klimaatsverandering, Verzoeting/verzilting en Vermesting In de berekening van deze Milieugetallen wordt de verhouding in presentie en abundantie van de soorten met een indicatie voor de rechterzijde van de schaal (bijvoorbeeld klasse 7-9 van het Ellenberg-temperatuurgetal uit tabel E) vergeleken met de presentie en abundantie van alle voorkomende soorten. Op die manier komt in een Milieugetal voor klimaatsverandering het abundantieaandeel van soorten van warme gebieden in de totale soortensamenstelling tot uiting. De algemene formule luidt: m
MG j =
∑ AB k =1 n
∑ AB i =1
waarbij: MGj: ABk: ABi:
k
i
het milieugetal weegwaarde voor abundantie van soort k, waarvan de indicatie aan de rechterzijde van de indicatieschaal ligt weegwaarde voor abundantie van soort i, waarvan de indicatiewaarde bekend is (N.B. inclusief de soorten van de rechterzijde van de schaal)
De abundantie van een soort krijgt eenzelfde weegwaarde als in de formule voor de berekening van de Floristische Kwaliteit. De volgende Milieugetallen worden volgens bovenstaande formule berekend. Ze zijn hier gerangschikt naar thema. Klimaatsverandering Klimaatsverandering kan worden gevolgd met twee Milieugetallen op basis van indicatiegetallen van Ellenberg (1979): Temperatuurgetal en Continentaliteitsgetal (tabel E). In deze Milieugetallen komt het abundantieaandeel van de soorten van warmere gebieden resp. meer continentale gebieden tot uiting. De soorten met een zeer hoog EllenbergContinentaliteitsgetal (klasse 8 en 9) worden in de Nederlandse situatie niet indicatief geacht voor continentale omstandigheden. Het gaat om soorten van Oost-Europese steppen en zoutvlakten die in Nederland bijna zonder uitzondering langs de kust voorkomen. Tabel E: Klassen Temperatuurgetal en Continentaliteitsgetal (Ellenberg, 1979). De klassen die in de teller van de formule worden gesommeerd zijn vet aangegeven. (N.B. alle klassen worden in de noemer gesommeerd) Temperatuurgetal
Continentaliteitsgetal
klasse omschrijving
klasse omschrijving
1 2
koude-plant tussenvorm
1 2
eu-oceanisch oceanisch
3
planten koele gebieden
3
tussenvorm
4
tussenvorm
4
sub-oceanisch
5
planten matig warme gebieden
5
intermediair
6
tussenvorm
6
sub-continentaal
7
planten warme gebieden
7
tussenvorm
8
tussenvorm
8
continentaal
9
planten extreem warme gebieden
9
eu-continentaal
X
indifferent
X
indifferent
Verzoeting/verzilting Dit proces kan worden gevolgd met het Zoutgetal, op basis van de saliniteitsindeling uit het ecotopensysteem (tabel F). Het abundantieaandeel van soorten uit de saliniteitsklassen 2 t/m 5 wordt bepaald ten opzichte van de totale abundantie van alle soorten met een saliniteitsindeling. Het Zoutgetal wordt alleen berekend voor soorten met de vochtklasse water, nat of nat tot vochtig (tabel F). Alleen van deze soorten is te verwachten dat het saliniteitsgetal een relatie heeft met de waterkwaliteit van het oppervlakte- of grondwater. Tabel F: Klassen saliniteit, vochttoestand en voedselrijkdom (Runhaar et al., 1987). Bij saliniteit en voedselrijkdom zijn de klassen die in de teller van de formule worden gesommeerd met vet aangegeven. Bij vochttoestand zijn de vochtklassen met vet aangegeven die bij het berekenen van het Zoutgetal en Voedselrijkdomgetal worden gebruikt om het natte en droge compartiment te kunnen scheiden.
Saliniteit
Vochttoestand
Voedselrijkdom
klasse omschrijving
klasse omschrijving
klasse omschrijving
0
indifferent
0
indifferent
0
indifferent
1
zoet
1
water
1
voedselarm
2
zoet-brak
2
nat
2
voedselarm tot m. voedselrijk
3
brak
3
nat tot vochtig
3
matig voedselrijk
4
brak-zilt
4
vochtig
4
matig tot zeer voedselrijk
5
zilt
5
vochtig tot droog
5
zeer voedselrijk
6
droog
Vermesting Bij het milieuthema vermesting wordt gebruik gemaakt van de voedselrijkdomindeling uit het ecotopensysteem (tabel F). Het abundantieaandeel van soorten met voedselrijkdomklasse 2 t/m 5 wordt bepaald ten opzichte van de totale abundantie van alle soorten met een voedselrijkdomindeling. De bepaling van de voorkomende klassen is vergelijkbaar met die bij saliniteit (tabel F); ecologische groepen van brakke en zilte omstandigheden en van stenige substraten worden buiten beschouwing gelaten, omdat daarvoor de voedselrijkdomindeling ontbreekt. Het Voedselrijkdomgetal wordt afzonderlijk berekend voor (grond)watergebonden soorten (VGn) en voor (grond)wateronafhankelijke soorten (VGd). Tot de eerste groep worden de soorten gerekend met een indeling bij de vochtklasse water, nat of nat tot vochtig (tabel F). Bij de tweede groep worden de soorten gerekend met een indeling bij vochtig, vochtig tot droog of droog. B.2. Beheer/inrichting Bij een goed beheer en goede inrichting wordt een hogere diversiteit van karakteristieke soorten verwacht. Dit kan in eerste instantie worden afgelezen aan de Floristische Kwaliteit van een aantal afzonderlijke (grond)watergebonden ecosysteemtypen. Daarnaast worden twee Milieugetallen berekend: het Oevergetal en het Dynamiekgetal. Het Oevergetal geeft aan hoe groot diversiteit van de (grond)watergebonden flora is, terwijl het Dynamiekgetal een indicatie geeft van de diversiteit aan (natte en droge) pioniersoorten. Omdat situaties waar inrichting en beheer een verrijkende invloed hebben op de vegetatie kunnen voorkomen naast soortenrijke droge of stabiele situaties (met een geringe invloed van water en dynamiek), zijn deze Milieugetallen niet berekend op basis van een quotiënt, zoals bij Zout-
getal en Temperatuurgetal. Qua berekening zijn ze vergelijkbaar met de Floristische Kwaliteit, waarbij de indicatiewaarde voor alle soorten gelijk is aan 1,0. Net als bij Floristische Kwaliteit wordt ook hier de nieuwe natuurwaarde, op basis van de nieuwe Rode Lijst (Van der Meijden et al., 2000) gebruikt. Voor presentatiedoelen worden Oevergetal en Dynamiekgetal net als Floristische Kwaliteit op rekenkundige wijze in 5 klassen onderverdeeld (tabel G). Tabel G: Bepaling klassen van Oevergetal en Dynamiekgetal. Oevergetal <25 >=25 en <41,7 >=41,7 en <58,4 >=58,4 en <75 >=75
klasse zeer laag laag vrij hoog hoog zeer hoog
Dynamiekgetal <12,5 >=12,5 en <23,3 >= 23,3 en <37,5 >=37,5 en <41,7 >=41,7
klasse zeer laag laag vrij hoog hoog zeer hoog
C. Literatuur Ellenberg, H. 1979. Zeigerwerte der Gefäszpflanzen Mitteleuropas. Goltze, Göttingen. Groen C.L.G., R.A.M. Stevers, C.R. van Gool & M.E.A. Broekmeijer, 1993. Uitwerking Ecotopensysteem Fase III. Herziene landelijke typologie en vertaalsleutels voor Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. CML mededeling 49. Leiden. Meijden, R. van der, 1996. Heukels' Flora van Nederland. ed. 22. Groningen. Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.-P.M. Witte & D. Bal, 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26: 85-208. Leiden. Odé, B. & R. Beringen, 1999. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1998; uitwerking Zoete Delta. RIZA Nota nr.: 99.012 / FLORON-rapport 16. Odé, B. & R. Beringen. 2000. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 1999; uitwerking Rijntakken en evaluatie eerste ronde. FLORON-rapport 20 / RIZA nota nr. 2000.023, Leiden. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1997. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1996; methodische verantwoording en uitwerking IJsselmeer en Markermeer. RIZA Nota nr.: 97.017, FLORON-rapport 2. Leiden. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1998. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1997; uitwerking Maas en Randmeren. RIZA Nota nr.: 98.022, FLORON-rapport 8. Leiden. Odé, B. & R. Beringen, 1999. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1998; uitwerking Zoete Delta. RIZA Nota nr.: 99.012 / FLORON-rapport 16. Odé, B. & R. Beringen. 2000a. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 1999; uitwerking Rijntakken en evaluatie eerste ronde. FLORON-rapport 20 / RIZA nota nr. 2000.023, Leiden.
Odé, B. & R. Beringen. 2000b. Floristische inventarisatie nevengeulen, Gameren 2000. FLORON-rapport 21 / RIZA Werkdocument 2000.163X. Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2001. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2000; uitwerking tweede ronde IJsselmeer en Markermeer. FLORON-rapport 23 / RIZA nota 2001.013, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002a Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Maas. FLORON-rapport 27 / RIZA nota 2002.010, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002b Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Randmeren. FLORON-rapport 26 / RIZA nota 2002.011, Stichting FLORON, Leiden. Rademakers, J.G.M. & H.P. Wolfert, 1994. Het Rivier-Ecotopen-Stelsel: een indeling van ecologisch relevante ruimtelijke eenheden ten behoeve van ontwerp- en beleidsstudies in het buitendijkse rivierengebied. Publikaties en rapporten van het project “Ecologisch herstel Rijn en Maas” no 61, RIZA, Lelystad. Runhaar, J. 1991. Beschrijving en voorspelling van de vegetatie in het rivierengebied. CMLrapport 72. Centrum voor Milieukunde, Leiden Runhaar, J., C.L.G. Groen, R. van der Meijden & R.A.M. Stevers, 1987. Een nieuwe indeling in ecologische groepen binnen de Nederlandse flora. Gorteria 13: 277-359. Tamis, W.L.M. & C.L.G. Groen, 1996. Een floristisch meetnet voor de oevers van de zoete rijkswateren. FLORON-rapport 1/RIZA-nota 96.010. Leiden. Weeda, E.J., 1985, 1987, 1988, 1991 & 1994. Nederlandse oecologische flora: wilde planten en hun relaties, deel 1 t/m 5. IVN, Amsterdam. Weeda, E.J., R. van der Meijden & P.A. Bakker, 1990. FLORON-Rode Lijst 1990. Gorteria 16:2-26. Witte, J.P.M. & R. van der Meijden, 1992. Verspreiding en natuurwaarden van ecotoopgroepen in Nederland. Rapport Onderzoek Effecten Grondwaterwinning 6. RIVM, Bilthoven. Witte, J.P.M. & R. van der Meijden, 1995. Verpreidingskaarten van de botanische kwaliteit in Nederland uit FLORBASE. Gorteria 21: 3-59.
Bijlage 2: Soortenlijst Zoete Getijdewateren 2002 De getallen corresponderen met het aantal km-hokken waarin de soort is aangetroffen, HH = Haringvliet/Hollandsch Diep, BB = Biesbosch, VZ = Volkerak-Zoommeer. R1 = totaal aantal km-hokken in ronde 1, R2 = totaal aantal km-hokken in ronde 2. num Nederlandse naam 1 Spaanse aak 1850 Noorse esdoorn 2 Gewone esdoorn 4 Gewoon duizendblad 5 Wilde bertram 7 Kalmoes 11 Zevenblad 1851 Witte paardenkastanje 13 Gewone agrimonie 19 Gewoon struisgras 17 Hoog struisgras 18 Fioringras 20 Zilverhaver 21 Vroege haver 24 Kruipend zenegroen 1648 Fraaie vrouwenmantel 27 Slanke waterweegbree 28 Grote waterweegbree 29 Look-zonder-look 35 Kraailook 36 Zwarte els 37 Witte els 40 Geknikte vossenstaart 42 Grote vossenstaart 43 Echte heemst 47 Papegaaienkruid 50 Helm 52 Rood guichelheil 288 Dwergbloem 5322 Prachtrozenkransje 779 Kromhals 59 Grote engelwortel 60 Gewone engelwortel 165 IJle dravik 166 Zwenkdravik 63 Stinkende kamille 66 Gewoon reukgras 70 Fluitenkruid 73 Grote windhalm 76 Selderij 78 Groot moerasscherm 81 Zandraket 83 Grote klit 2457 Gewone klit 1459 Tengere zandmuur 89 Gewone zandmuur 92 Mierik
Wetenschappelijke naam Acer campestre Acer platanoides Acer pseudoplatanus Achillea millefolium Achillea ptarmica Acorus calamus Aegopodium podagraria Aesculus hippocastanum Agrimonia eupatoria Agrostis capillaris Agrostis gigantea Agrostis stolonifera Aira caryophyllea Aira praecox Ajuga reptans Alchemilla mollis Alisma lanceolatum Alisma plantago-aquatica Alliaria petiolata Allium vineale Alnus glutinosa Alnus incana Alopecurus geniculatus Alopecurus pratensis Althaea officinalis Amaranthus retroflexus Ammophila arenaria Anagallis arvensis subsp. arvensis Anagallis minima Anaphalis margaritacea Anchusa arvensis Angelica archangelica Angelica sylvestris Anisantha sterilis Anisantha tectorum Anthemis cotula Anthoxanthum odoratum Anthriscus sylvestris Apera spica-venti Apium graveolens Apium nodiflorum Arabidopsis thaliana Arctium lappa Arctium minus Arenaria leptoclados Arenaria serpyllifolia Armoracia rusticana
HH 2 . 7 19 4 4 3 . 1 5 2 26 1 2 . . 1 8 7 4 20 1 13 4 15 2 3 6 1 . 1 25 10 6 . 3 1 22 1 8 11 . 10 18 1 12 .
BB 5 1 11 15 4 . 14 1 . 4 4 20 . . 1 1 4 20 17 11 14 . 10 17 . . . 2 . . . 21 14 10 . . 3 20 . . 17 4 18 9 . 8 1
VZ 1 . . 14 . 4 . . . 4 1 17 . . . . 1 5 . 1 5 . 1 . 2 . 1 3 . 2 . 17 12 . . . . 11 . 3 1 . . 2 . 8 .
R1 6 . 14 44 12 6 17 2 1 4 6 60 1 1 . . 2 25 19 11 38 1 17 22 17 . 4 4 . 1 1 59 30 12 1 . 1 50 . 12 19 2 25 21 . 23 .
R2 8 1 18 48 8 8 17 1 1 13 7 63 1 2 1 1 6 33 24 16 39 1 24 21 17 2 4 11 1 2 1 63 36 16 . 3 4 53 1 11 29 4 28 29 1 28 1
num 96 1663 101 102 104 111 934 113 114 117 119 122 123 121 129 131 133 135 136 1215 140 139 141 143 144 145 1156 1802 152 2337 1610 167 171 172 173 174 6097 182 184 185 5315 1460 188 198 200 201 202 203 205 208 209 211 212 215
Nederlandse naam Glanshaver Rechte alsem Bijvoet Italiaanse aronskelk Tuinasperge Zwartsteel Tongvaren Steenbreekvaren Smalle aster Zulte Wijfjesvaren Strandmelde Uitstaande melde Spiesmelde Stinkende ballote Stijf barbarakruid Gewoon barbarakruid Madeliefje Zuurbes Kleine watereppe Ruwe berk Zachte berk Knikkend tandzaad Zwart tandzaad Veerdelig tandzaad Herfstbitterling Heen Koolzaad Zwarte mosterd Zachte dravik Trosdravik Heggenrank Zwanenbloem Zeeraket Hennegras Duinriet Sterrenkroos Stomphoekig sterrenkroos Gewoon sterrenkroos Gevleugeld sterrenkroos Doorschijnend sterrenkroos Spindotterbloem Haagwinde Grasklokje Gewoon herderstasje Bittere veldkers Bosveldkers Kleine veldkers Pinksterbloem Kruldistel Knikkende distel Scherpe zegge Moeraszegge Zandzegge
Wetenschappelijke naam Arrhenatherum elatius Artemisia biennis Artemisia vulgaris Arum italicum Asparagus officinalis subsp. officinalis Asplenium adiantum-nigrum Asplenium scolopendrium Asplenium trichomanes Aster lanceolatus Aster tripolium Athyrium filix-femina Atriplex littoralis Atriplex patula Atriplex prostrata Ballota nigra subsp. foetida Barbarea stricta Barbarea vulgaris Bellis perennis Berberis vulgaris Berula erecta Betula pendula Betula pubescens Bidens cernua Bidens frondosa Bidens tripartita Blackstonia perfoliata subsp. serotina Bolboschoenus maritimus Brassica napus Brassica nigra Bromus hordeaceus Bromus racemosus Bryonia dioica Butomus umbellatus Cakile maritima Calamagrostis canescens Calamagrostis epigejos Callitriche spec. Callitriche obtusangula Callitriche platycarpa Callitriche stagnalis Callitriche truncata Caltha palustris subsp. araneosa Calystegia sepium Campanula rotundifolia Capsella bursa-pastoris Cardamine amara Cardamine flexuosa Cardamine hirsuta Cardamine pratensis Carduus crispus Carduus nutans Carex acuta Carex acutiformis Carex arenaria
HH 11 4 20 1 3 . 1 . 2 . 2 . 2 13 . 1 2 19 1 9 1 1 12 16 14 2 21 1 . 19 . 8 4 2 . 8 . 10 . 15 11 16 25 . 19 5 12 9 20 10 4 9 9 4
BB 21 . 12 . . . . . . . 5 . 2 9 . 6 1 20 . 5 1 . 10 20 5 . 9 2 . 19 3 . 3 . 3 4 . 17 . 17 8 21 21 1 17 19 12 8 20 17 . 19 19 1
VZ 15 . 7 . 2 1 2 1 . 14 2 1 6 11 . . . 14 . 1 9 . 5 11 14 10 18 . . 9 . 1 . . . 18 . . . . 1 . 15 . 7 . 1 5 4 1 1 . 1 1
R1 49 2 39 . 5 1 2 . 3 18 9 . 9 32 1 12 2 52 1 15 8 1 17 39 32 10 45 1 2 52 2 6 7 3 4 29 9 18 2 19 13 34 60 1 37 27 15 25 34 26 7 32 29 5
R2 47 4 39 1 5 1 3 1 2 14 9 1 10 33 . 7 3 53 1 15 11 1 27 47 33 12 48 3 . 47 3 9 7 2 3 30 . 27 . 32 20 37 61 1 43 24 25 22 44 28 5 28 29 6
num 224 225 231 232 235 244 261 245 246 249 254 258 259 262 263 1766 286 285 287 292 293 1465 296 295 298 299 300 302 450 305 306 310 312 316 329 331 334 335 336 338 339 342 343 347 350 475 5328 353 355 2311 358 359 366 6578
Nederlandse naam Zilte zegge Tweerijige zegge Kwelderzegge Zeegroene zegge Ruige zegge Zwarte zegge Dwergzegge Valse voszegge Hazenzegge Pluimzegge Hoge cyperzegge IJle zegge Oeverzegge Gewone bermzegge Slanke zegge Knoopkruid Echt duizendguldenkruid Strandduizendguldenkruid Fraai duizendguldenkruid Akkerhoornbloem Scheve hoornbloem Glanzige hoornbloem Gewone hoornbloem Kluwenhoornbloem Zandhoornbloem Grof hoornblad Fijn hoornblad Knolribzaad Wilgenroosje Stinkende gouwe Melganzenvoet Stippelganzenvoet Zeegroene ganzenvoet Rode ganzenvoet Groot heksenkruid Akkerdistel Moesdistel Kale jonker Speerdistel Witte winterpostelein Bosrank Deens lepelblad Echt lepelblad Gevlekte scheerling Akkerwinde Canadese fijnstraal Hoge fijnstraal Smal vlieszaad Rode kornoelje Canadese kornoelje Kleine varkenskers Grove varkenskers Hazelaar Dwergmispel
Wetenschappelijke naam Carex distans Carex disticha Carex extensa Carex flacca Carex hirta Carex nigra Carex oederi subsp. oederi Carex otrubae Carex ovalis Carex paniculata Carex pseudocyperus Carex remota Carex riparia Carex spicata Carex strigosa Centaurea jacea Centaurium erythraea Centaurium littorale Centaurium pulchellum Cerastium arvense Cerastium diffusum Cerastium fontanum subsp. holosteoides Cerastium fontanum subsp. vulgare Cerastium glomeratum Cerastium semidecandrum Ceratophyllum demersum Ceratophyllum submersum Chaerophyllum bulbosum Chamerion angustifolium Chelidonium majus Chenopodium album Chenopodium ficifolium Chenopodium glaucum Chenopodium rubrum Circaea lutetiana Cirsium arvense Cirsium oleraceum Cirsium palustre Cirsium vulgare Claytonia perfoliata Clematis vitalba Cochlearia danica Cochlearia officinalis subsp. officinalis Conium maculatum Convolvulus arvensis Conyza canadensis Conyza sumatrensis Corispermum intermedium Cornus sanguinea Cornus sericea Coronopus didymus Coronopus squamatus Corylus avellana Cotoneaster spec.
HH 2 5 . 1 20 . . 21 . 4 1 8 8 11 . 4 1 1 14 4 . 2 26 14 3 5 . . 6 1 10 2 5 12 2 26 . 1 23 . 2 2 . . 4 15 . 1 10 5 5 7 2 1
BB . 6 . . 20 1 . 14 1 2 1 19 17 8 2 7 . . . 4 . . 21 18 2 8 . 1 4 . 1 3 1 1 13 21 1 . 19 . 1 . . . . 5 . . 3 1 . 2 3 .
VZ 11 1 5 3 6 . 9 17 . . 1 . 2 2 . 1 4 5 13 2 . . 16 . . . . . 9 . 9 1 8 14 . 17 . . 18 . . . . . 3 15 1 . 3 2 . 1 . .
R1 7 14 3 1 38 . 5 45 . 2 3 22 27 10 . 6 4 7 21 6 1 1 59 21 4 5 1 . 16 . 17 8 10 13 14 65 . . 63 1 4 2 1 2 4 31 . 3 12 4 7 7 5 .
R2 13 12 5 4 46 1 9 52 1 6 3 27 27 21 2 12 5 6 27 10 . 2 63 32 5 13 . 1 19 1 20 6 14 27 15 64 1 1 60 . 3 2 . . 7 35 1 1 16 8 5 10 5 1
num 1760 369 371 372 373 548 380 382 384 385 386 388 1140 390 890 394 397 406 410 412 411 426 419 421 428 431 435 437 440 441 442 1073 445 446 448 451 454 457 458 1642 460 461 462 463 466 469 474 480 482 481 483 485 486 487
Nederlandse naam Goudknopje Eenstijlige meidoorn Groot streepzaad Klein streepzaad Moerasstreepzaad Kruisbladwalstro Groot warkruid Hopwarkruid Handjesgras Veldhondstong Kamgras Bruin cypergras Brem Kropaar Rietorchis Peen Ruwe smele Gewoon vingerhoedskruid Grote zandkool Grote kaardebol Kleine kaardebol Smalle stekelvaren Brede stekelvaren Mannetjesvaren Hanenpoot Slangenkruid Naaldwaterbies Gewone waterbies Slanke waterbies Brede waterpest Smalle waterpest Hondstarwegras Strandkweek Kweek Beklierde basterdwederik Harig wilgenroosje Bergbasterdwederik Viltige basterdwederik Bleke basterdwederik Kantige basterdwederik Brede wespenorchis Moeraswespenorchis Heermoes Holpijp Lidrus Reuzenpaardenstaart Scherpe fijnstraal Gewone reigersbek Duinreigersbek Kleverige reigersbek Vroegeling Echte kruisdistel Blauwe zeedistel Gewone steenraket
Wetenschappelijke naam Cotula coronopifolia Crataegus monogyna Crepis biennis Crepis capillaris Crepis paludosa Cruciata laevipes Cuscuta europaea Cuscuta lupuliformis Cynodon dactylon Cynoglossum officinale Cynosurus cristatus Cyperus fuscus Cytisus scoparius Dactylis glomerata Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa Daucus carota Deschampsia cespitosa Digitalis purpurea Diplotaxis tenuifolia Dipsacus fullonum Dipsacus pilosus Dryopteris carthusiana Dryopteris dilatata Dryopteris filix-mas Echinochloa crus-galli Echium vulgare Eleocharis acicularis Eleocharis palustris Eleocharis uniglumis Elodea canadensis Elodea nuttallii Elymus caninus Elytrigia atherica Elytrigia repens Epilobium ciliatum Epilobium hirsutum Epilobium montanum Epilobium parviflorum Epilobium roseum Epilobium tetragonum Epipactis helleborine Epipactis palustris Equisetum arvense Equisetum fluviatile Equisetum palustre Equisetum telmateia Erigeron acer Erodium cicutarium subsp. cicutarium Erodium cicutarium subsp. dunense Erodium lebelii Erophila verna Eryngium campestre Eryngium maritimum Erysimum cheiranthoides
HH . 17 . 18 1 . 6 1 . 2 11 1 . 23 . 1 6 . 3 11 . 1 5 4 1 . 6 13 5 . 7 . 13 21 6 25 . 15 . 7 5 1 15 1 2 . . 6 1 1 3 11 1 2
BB . 16 4 16 4 . 15 . . . 5 . . 20 . 4 14 1 2 1 1 3 10 16 1 . 2 12 . 1 15 3 1 18 . 19 . 4 1 1 9 . 19 3 16 . . 1 . . 8 3 . 3
VZ 7 6 . 17 . . . . . . 11 . 1 15 4 10 2 . 1 1 . . 3 8 1 . . 5 1 . . . 16 16 4 18 . 12 1 4 1 6 13 . 1 . 1 4 . . . 2 . .
R1 . 34 3 49 5 1 3 1 1 2 24 . 2 59 3 14 19 . 6 16 . 8 16 26 2 1 8 28 3 . 19 . 32 48 8 56 1 27 . 9 11 5 41 3 16 1 . 9 4 1 10 16 1 3
R2 7 39 4 51 5 . 21 1 . 2 27 1 1 58 4 15 22 1 6 13 1 4 18 28 3 . 8 30 6 1 22 3 30 55 10 62 . 31 2 12 15 7 47 4 19 . 1 11 1 1 11 16 1 5
num 489 490 2388 495 498 2316 513 970 1873 517 514 1472 1474 515 519 520 523 526 531 533 538 2222 543 545 544 546 550 2376 557 570 571 574 575 576 579 581 582 584 585 586 587 589 598 1859 1614 606 607 609 611 618 624 629 630 631
Nederlandse naam Wilde kardinaalsmuts Koninginnenkruid Heksenmelk Kroontjeskruid Tuinwolfsmelk Stijve ogentroost Beuk Zwaluwtong Japanse duizendknoop Duinzwenkgras Rietzwenkgras Hard zwenkgras Fijn schapengras Reuzenzwenkgras Beemdlangbloem Rood zwenkgras Duits viltkruid Moerasspirea Gewone es Gewone duivenkervel Gewoon sneeuwklokje Gespleten + Gewone hennepnetel Gewone hennepnetel Kaal knopkruid Harig knopkruid Kleefkruid Glad walstro Moeraswalstro Geel walstro Slipbladige ooievaarsbek Zachte ooievaarsbek Kleine ooievaarsbek Bermooievaarsbek Robertskruid Geel nagelkruid Melkkruid Hondsdraf Mannagras Liesgras Stomp vlotgras Bleekgele droogbloem Moerasdroogbloem Klimop Zonnebloem Aardpeer Reuzenberenklauw Gewone berenklauw Kaal breukkruid Oranje havikskruid Stijf havikskruid Boshavikskruid Duindoorn Lidsteng Gestreepte witbol
Wetenschappelijke naam Euonymus europaeus Eupatorium cannabinum Euphorbia esula Euphorbia helioscopia Euphorbia peplus Euphrasia stricta Fagus sylvatica Fallopia convolvulus Fallopia japonica Festuca arenaria Festuca arundinacea Festuca cinerea Festuca filiformis Festuca gigantea Festuca pratensis Festuca rubra Filago vulgaris Filipendula ulmaria Fraxinus excelsior Fumaria officinalis Galanthus nivalis Galeopsis bifida + G. tetrahit Galeopsis tetrahit Galinsoga parviflora Galinsoga quadriradiata Galium aparine Galium mollugo Galium palustre Galium verum Geranium dissectum Geranium molle Geranium pusillum Geranium pyrenaicum Geranium robertianum Geum urbanum Glaux maritima Glechoma hederacea Glyceria fluitans Glyceria maxima Glyceria notata Gnaphalium luteo-album Gnaphalium uliginosum Hedera helix Helianthus annuus Helianthus tuberosus Heracleum mantegazzianum Heracleum sphondylium Herniaria glabra Hieracium aurantiacum Hieracium laevigatum Hieracium sabaudum Hippophae rhamnoides Hippuris vulgaris Holcus lanatus
HH 1 23 2 3 . 1 . 3 1 1 23 1 . 9 . 21 1 11 14 . . 9 9 1 . 25 3 19 3 18 15 3 . 3 2 4 20 5 9 1 2 12 . . 1 . 15 1 . . 1 5 . 22
BB 1 22 2 1 . . . 1 . . 21 1 . 21 9 17 . 19 18 1 1 11 6 . . 22 15 20 4 20 14 4 1 3 2 . 21 12 19 . . . 1 1 . 2 20 . 1 . . . . 20
VZ 1 15 . . . 5 . . . 1 16 1 . . . 18 . 1 3 . . . . . 1 13 3 2 . 11 9 4 . 3 . 10 9 . 4 . 11 1 . 1 . 1 5 . 2 . . 7 . 17
R1 4 52 4 1 1 2 1 . 1 1 59 4 1 27 7 55 1 33 31 . . . 33 . . 57 17 33 5 35 41 12 1 6 3 13 54 14 30 3 12 5 1 . . 1 35 1 2 1 1 12 1 52
R2 3 60 4 4 . 6 . 4 1 2 60 3 . 30 9 56 1 31 35 1 1 20 15 1 1 60 21 41 7 49 38 11 1 9 4 14 50 17 32 1 13 13 1 2 1 3 40 1 3 . 1 12 . 59
num 634 1695 636 637 639 640 2491 647 649 651 654 2463 1862 660 662 665 1159 682 671 673 675 678 2227 679 680 683 684 685 690 692 699 700 701 704 2464 706 708 715 719 722 723 724 725 727 729 730 1701 733 319 443 2286 736 738 739
Nederlandse naam Zeepostelein Kwispelgerst Kruipertje Veldgerst Hop Kikkerbeet Mansbloed Kantig hertshooi Sint-Janskruid Gevleugeld hertshooi Gewoon biggenkruid Oranje springzaad Reuzenbalsemien Groot springzaad Engelse alant Gele lis Borstelbies Alpenrus Zilte greppelrus Zomprus Greppelrus Platte rus Platte + Zilte rus Biezenknoppen Pitrus Zilte rus Zeegroene rus Zeerus Tengere rus Beemdkroon Kompassla Witte dovenetel Hoenderbeet Gevlekte dovenetel Gestreepte dovenetel Paarse dovenetel Akkerkool Veldlathyrus Rijstgras Bultkroos Klein kroos Puntkroos Vertakte leeuwentand Kleine leeuwentand Veldkruidkers Pijlkruidkers Rozetkruidkers Steenkruidkers Gewone margriet Zandhaver Haagliguster Wilde liguster Lamsoor Slijkgroen
Wetenschappelijke naam Honckenya peploides Hordeum jubatum Hordeum murinum Hordeum secalinum Humulus lupulus Hydrocharis morsus-ranae Hypericum androsaemum Hypericum dubium Hypericum perforatum Hypericum tetrapterum Hypochaeris radicata Impatiens capensis Impatiens glandulifera Impatiens noli-tangere Inula britannica Iris pseudacorus Isolepis setacea Juncus alpinoarticulatus alpinoarticulatus Juncus ambiguus Juncus articulatus Juncus bufonius Juncus compressus Juncus compressus + J. gerardi Juncus conglomeratus Juncus effusus Juncus gerardi Juncus inflexus Juncus maritimus Juncus tenuis Knautia arvensis Lactuca serriola Lamium album Lamium amplexicaule Lamium maculatum Lamium maculatum cv. `Variegatum` Lamium purpureum Lapsana communis Lathyrus pratensis Leersia oryzoides Lemna gibba Lemna minor Lemna trisulca Leontodon autumnalis Leontodon saxatilis Lepidium campestre Lepidium draba Lepidium heterophyllum Lepidium ruderale Leucanthemum vulgare Leymus arenarius Ligustrum ovalifolium Ligustrum vulgare Limonium vulgare Limosella aquatica
HH 2 . 14 11 6 . . . 7 3 5 1 10 9 . 23 1 . 5 15 22 7 1 . 8 12 19 . 1 . 7 11 . . . 8 5 1 1 1 9 3 14 3 2 1 . . . 4 . 6 . 13
BB . . 4 1 15 1 . 1 3 5 5 1 18 17 1 22 . . . 12 11 4 . . 20 . 18 . 1 4 4 8 . 2 . 3 16 16 2 . 16 3 2 1 . . . . 6 . 1 1 . 3
VZ . . 6 7 . . 1 . 2 6 9 . . . . 6 3 1 6 13 14 7 2 . 1 13 11 1 . . 3 3 . . . 1 1 3 . . 4 . 6 14 . . . . 2 . . 1 3 1
R1 1 2 24 15 15 2 . 3 6 8 17 . 23 24 1 46 2 . 8 30 36 14 2 1 23 21 43 . . 1 14 22 3 1 1 18 10 18 1 1 29 4 27 19 . 2 1 3 8 4 1 3 3 17
R2 2 . 24 19 21 1 1 1 12 14 19 2 28 26 1 51 4 1 11 40 47 18 3 . 29 25 48 1 2 4 14 22 . 2 . 12 22 20 3 1 29 6 22 18 2 1 . . 8 4 1 8 3 17
num 745 747 1814 752 755 756 759 5309 762 763 772 780 782 784 1709 785 1934 789 790 792 796 794 797 798 799 801 809 810 813 814 815 820 830 840 841 843 844 851 865 867 509 868 870 872 873 874 877 894 896 897 915 916 917 1717
Nederlandse naam Vlasbekje Geelhartje Vlas Glad parelzaad Italiaans raaigras Engels raaigras Wilde kamperfoelie Gewone + Rechte rolklaver Smalle rolklaver Moerasrolklaver Echte koekoeksbloem Wolfspoot Penningkruid Grote wederik Kleine kattenstaart Grote kattenstaart Appel Muskuskaasjeskruid Klein kaasjeskruid Groot kaasjeskruid Schijfkamille Echte kamille Gevlekte rupsklaver Sikkelklaver Hopklaver Luzerne Witte honingklaver Goudgele honingklaver Watermunt Akkermunt Hertsmunt Kransmunt Drienerfmuur Akkervergeet-mij-nietje Zompvergeet-mij-nietje Ruw vergeet-mij-nietje Moerasvergeet-mij-nietje Aarvederkruid Gele plomp Watergentiaan Rode ogentroost Watertorkruid Zilt torkruid Middelste teunisbloem Grote teunisbloem Kleine teunisbloem Kattendoorn Wilde marjolein Gewone vogelmelk Klein vogelpootje Bleke klaproos Grote klaproos Dunstaart Kleverige ogentroost
Wetenschappelijke naam Linaria vulgaris Linum catharticum Linum usitatissimum Lithospermum officinale Lolium multiflorum Lolium perenne Lonicera periclymenum Lotus corniculatus Lotus glaber Lotus pedunculatus Lychnis flos-cuculi Lycopus europaeus Lysimachia nummularia Lysimachia vulgaris Lythrum hyssopifolia Lythrum salicaria Malus sylvestris Malva moschata Malva neglecta Malva sylvestris Matricaria discoidea Matricaria recutita Medicago arabica Medicago falcata Medicago lupulina Medicago sativa Melilotus albus Melilotus altissimus Mentha aquatica Mentha arvensis Mentha longifolia Mentha x verticillata Moehringia trinervia Myosotis arvensis Myosotis laxa subsp. cespitosa Myosotis ramosissima Myosotis scorpioides Myriophyllum spicatum Nuphar lutea Nymphoides peltata Odontites vernus subsp. serotinus Oenanthe aquatica Oenanthe lachenalii Oenothera biennis Oenothera erythrosepala Oenothera parviflora Ononis repens subsp. spinosa Origanum vulgare Ornithogalum umbellatum Ornithopus perpusillus Papaver dubium Papaver rhoeas Parapholis strigosa Parentucellia viscosa
HH 5 2 . 1 . 21 1 3 7 1 6 26 4 14 1 24 6 . 1 2 13 14 4 . 21 . 3 11 25 6 6 2 . 9 10 . 18 1 . . 15 2 2 7 1 . 10 . . . 1 2 . .
BB 1 . . . . 20 . 4 . 1 6 22 14 12 . 22 4 3 . 1 9 4 5 2 17 1 2 1 21 5 17 3 . 13 1 . 22 5 3 2 . . . 1 . . 1 1 . . 2 1 . .
VZ 1 7 1 . . 15 . 7 10 . . 18 . 1 . 3 . . 1 1 1 3 9 . 16 . 4 . 15 1 . . . 5 2 . 2 . . . 7 . . 4 . . 3 . . . . . 7 4
R1 8 3 . 1 1 53 . 9 16 . 12 63 17 16 1 49 10 3 3 7 20 19 14 2 45 1 10 7 56 9 22 5 2 18 7 1 39 9 3 . 15 . 2 6 8 1 13 . 1 1 3 4 4 3
R2 7 9 1 1 . 56 1 14 17 2 12 66 18 27 1 49 10 3 2 4 23 21 18 2 54 1 9 12 61 12 23 5 . 27 13 . 42 6 3 2 22 2 2 12 1 . 14 1 . . 3 3 7 4
num 921 922 1871 967 972 973 977 976 926 930 931 2385 932 933 937 938 940 943 944 946 945 947 948 1500 952 956 957 958 959 968 978 5203 980 5312 2302 982 5186 983 2254 981 990 994 992 995 996 998 1002 5193 1003 1006 1010 1012 1017 1018
Nederlandse naam Parnassia Pastinaak Overblijvende ossentong Veenwortel Waterpeper Beklierde duizendknoop Perzikkruid Zachte duizendknoop Groot hoefblad Rietgras Zanddoddegras Timoteegras + Klein timoteegras Timoteegras Riet Dubbelkelk Echt bitterkruid Grote bevernel Grove den Hertshoornweegbree Smalle weegbree Getande weegbree Grote weegbree Zeeweegbree Smal beemdgras Straatgras Schaduwgras Moerasbeemdgras Veldbeemdgras Ruw beemdgras Gewoon varkensgras Gewone eikvaren Gewone + Brede eikvaren Witte abeel Canada- en Zwarte populier Ontariopopulier Zwarte populier Italiaanse populier Ratelpopulier Canadapopulier Grauwe abeel Gekroesd fonteinkruid Glanzig fonteinkruid Puntig fonteinkruid Drijvend fonteinkruid Rivierfonteinkruid Schedefonteinkruid Tenger fonteinkruid Tenger + Klein fonteinkruid Haarfonteinkruid Zilverschoon Vijfvingerkruid Liggende ganzerik Gewone brunel Zoete kers
Wetenschappelijke naam Parnassia palustris Pastinaca sativa Pentaglottis sempervirens Persicaria amphibia Persicaria hydropiper Persicaria lapathifolia Persicaria maculosa Persicaria mitis Petasites hybridus Phalaris arundinacea Phleum arenarium Phleum pratense Phleum pratense subsp. pratense Phragmites australis Picris echioides Picris hieracioides Pimpinella major Pinus sylvestris Plantago coronopus Plantago lanceolata Plantago major subsp. intermedia Plantago major subsp. major Plantago maritima Poa angustifolia Poa annua Poa nemoralis Poa palustris Poa pratensis Poa trivialis Polygonum aviculare Polypodium vulgare Polypodium vulgare + P. interjectum Populus alba Populus canadensis + P. nigra Populus gileadensis Populus nigra Populus nigra cv. `Italica` Populus tremula Populus x canadensis Populus x canescens Potamogeton crispus Potamogeton lucens Potamogeton mucronatus Potamogeton natans Potamogeton nodosus Potamogeton pectinatus Potamogeton pusillus Potamogeton pusillus + P. berchtoldii Potamogeton trichoides Potentilla anserina Potentilla reptans Potentilla supina Prunella vulgaris Prunus avium
HH . 4 1 17 23 15 17 . 10 20 2 6 . 25 . . . . 4 16 9 24 . 1 20 . 8 11 24 20 . 2 1 2 1 . . 2 6 2 1 . . . . 5 5 1 3 25 13 6 16 3
BB . . . 21 22 6 7 . 17 22 . 5 . 22 . 1 1 . . 13 5 18 . 1 19 2 10 15 22 13 . 4 . 1 . 4 1 1 16 3 2 1 . . 2 6 3 3 4 16 18 . 18 2
VZ 5 7 . 7 5 16 15 . 1 2 . 5 . 17 1 . . 1 16 9 1 16 . . 11 . . 13 14 13 . . 4 2 . . . 5 2 3 . . . . . 2 . . . 12 9 . 6 1
R1 2 13 . 46 44 23 18 6 26 43 3 . 14 62 1 1 1 . 16 40 19 53 3 . 51 3 17 39 57 36 3 . 4 . 1 9 1 10 23 7 5 2 1 1 2 10 13 . 6 53 38 3 30 8
R2 5 11 1 45 50 37 39 . 28 44 2 16 . 64 1 1 1 1 20 38 15 58 . 2 50 2 18 39 60 46 . 6 5 5 1 4 1 8 24 8 3 1 . . 2 13 8 4 7 53 40 6 40 6
num 1841 1019 1020 1021 1022 2400 1027 1023 1025 1029 1030 1034 1035 1037 1876 1040 1041 1045 1046 1047 1056 1057 1058 1061 1764 1063 1064 530 1066 1067 1070 1071 1072 1877 1074 1075 859 860 1076 1078 1643 2262 1083 1645 1085 1089 1634 5296 1093 1094 1097 1098 1099 1100
Nederlandse naam Kerspruim Vogelkers Amerikaanse vogelkers Sleedoorn Adelaarsvaren Stomp + Bleek kweldergras Bleek kweldergras Stomp kweldergras Gewoon kweldergras Heelblaadjes Klein vlooienkruid Rond wintergroen Peer Zomereik Amerikaanse eik Scherpe boterbloem Fijne waterranonkel Knolboterbloem Stijve waterranonkel Gewoon speenkruid Kruipende boterbloem Behaarde boterbloem Blaartrekkende boterbloem Knopherik Bolletjesraket Wouw Wegedoorn Sporkehout Grote ratelaar Kleine ratelaar Zwarte bes Aalbes Kruisbes Robinia Gele waterkers Oostenrijkse kers Slanke waterkers Witte waterkers Moeraskers Akkerkers Hondsroos Bergroos Duinroosje Egelantier Rimpelroos Dauwbraam Gewone braam Rubus phoenicacanthus Veldzuring Schapenzuring Kluwenzuring Krulzuring Waterzuring Goudzuring
Wetenschappelijke naam Prunus cerasifera Prunus padus Prunus serotina Prunus spinosa Pteridium aquilinum Puccinellia distans Puccinellia distans subsp. borealis Puccinellia distans subsp. distans Puccinellia maritima Pulicaria dysenterica Pulicaria vulgaris Pyrola rotundifolia Pyrus communis Quercus robur Quercus rubra Ranunculus acris Ranunculus aquatilis Ranunculus bulbosus Ranunculus circinatus Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer Ranunculus repens Ranunculus sardous Ranunculus sceleratus Raphanus raphanistrum Rapistrum rugosum Reseda luteola Rhamnus cathartica Rhamnus frangula Rhinanthus angustifolius Rhinanthus minor Ribes nigrum Ribes rubrum Ribes uva-crispa Robinia pseudoacacia Rorippa amphibia Rorippa austriaca Rorippa microphylla Rorippa nasturtium-aquaticum Rorippa palustris Rorippa sylvestris Rosa canina Rosa glauca Rosa pimpinellifolia Rosa rubiginosa Rosa rugosa Rubus caesius Rubus fruticosus Rubus phoenicacanthus Rumex acetosa Rumex acetosella Rumex conglomeratus Rumex crispus Rumex hydrolapathum Rumex maritimus
HH 1 5 . 2 . 1 . . . 15 7 1 . 4 . 6 1 3 . 3 24 17 21 . 1 1 7 . 4 . 5 10 . . 14 . . 20 16 23 13 . . 7 5 24 15 . 3 3 15 16 8 9
BB . 6 . 4 . . . . . 9 2 . 1 10 . 17 . 5 . 11 22 . 12 . . . . 1 2 . 5 14 . . 18 . . 11 5 13 9 . . 3 1 22 7 . 13 1 1 11 7 2
VZ . . 1 . 3 8 . . 9 11 . . . 2 1 5 . 2 . . 15 2 14 . . . . 2 . . . . . . 11 . . 2 8 1 3 . . 3 1 14 7 1 . 1 6 17 7 12
R1 . 11 1 6 4 . 2 6 10 30 5 . 1 10 . 27 2 9 2 17 55 17 37 1 2 1 6 2 5 1 13 17 1 1 37 1 2 21 23 35 24 2 1 8 5 55 24 . 10 4 24 41 22 23
R2 1 11 1 6 3 9 . . 9 35 9 1 1 16 1 28 1 10 . 14 61 19 47 . 1 1 7 3 6 . 10 24 . . 43 . . 33 29 37 25 . . 13 7 60 29 1 16 5 22 44 22 23
num 1101 1102 1103 1106 1095 1109 1110 1111 1112 1114 1635 1115 1116 1117 1118 1119 1120 1121 1123 1124 1125 1126 1593 1133 1884 1135 1137 1139 1146 1155 1949 1161 1162 1598 1160 1167 1170 2406 1173 1175 1176 1181 1888 2358 1183 1185 1186 1733 2290 1189 1190 1191 1192 1198
Nederlandse naam Ridderzuring Moeraszuring Bloedzuring Geoorde zuring Bermzuring Tengere vetmuur Zeevetmuur Sierlijke vetmuur Liggende vetmuur Pijlkruid Kortarige zeekraal Kortarige + Langarige zeekraal Schietwilg Geoorde wilg Boswilg Grauwe wilg Duitse dot Kraakwilg Bittere wilg Kruipwilg Amandelwilg Katwilg Geoorde wilg x Grauwe wilg Gewone vlier Peterselievlier Waterpunge Grote pimpernel Zeepkruid Kandelaartje Mattenbies Mattenbies + Ruwe bies Ruwe bies Driekantige bies Schoenoplectus lacustris x triqueter Bosbies Geoord helmkruid Knopig helmkruid Gevleugeld helmkruid Blauw glidkruid Muurpeper Wit vetkruid Zacht vetkruid Roze vetkruid Hemelsleutel Waterkruiskruid Viltig kruiskruid Rivierkruiskruid Bezemkruiskruid Jakobskruiskruid Moeraskruiskruid Boskruiskruid Kleverig kruiskruid Klein kruiskruid Blauw walstro
Wetenschappelijke naam Rumex obtusifolius Rumex palustris Rumex sanguineus Rumex thyrsiflorus Rumex x pratensis Sagina apetala Sagina maritima Sagina nodosa Sagina procumbens Sagittaria sagittifolia Salicornia europaea Salicornia europaea + S. procumbens Salix alba Salix aurita Salix caprea Salix cinerea Salix dasyclados Salix fragilis Salix purpurea Salix repens Salix triandra Salix viminalis Salix x multinervis Sambucus nigra Sambucus nigra cv. `Laciniata` Samolus valerandi Sanguisorba officinalis Saponaria officinalis Saxifraga tridactylites Schoenoplectus lacustris Schoenoplectus lacustris + tabernaemontani Schoenoplectus tabernaemontani Schoenoplectus triqueter Schoenoplectus x carinatus Scirpus sylvaticus Scrophularia auriculata Scrophularia nodosa Scrophularia umbrosa Scutellaria galericulata Sedum acre Sedum album Sedum sexangulare Sedum spurium Sedum telephium Senecio aquaticus Senecio erucifolius Senecio fluviatilis Senecio inaequidens Senecio jacobaea Senecio paludosus Senecio sylvaticus Senecio viscosus Senecio vulgaris Sherardia arvensis
HH 22 13 14 . 3 3 . 3 18 . . . 24 . 12 19 5 9 6 3 15 18 . 25 2 7 . . 1 3 . 4 1 1 1 2 10 19 20 12 5 2 . . 8 5 7 5 16 11 . 2 18 1
BB 21 1 22 3 6 2 . . 5 2 . . 22 . 1 14 18 19 14 . 22 21 . 22 3 . 3 1 . 6 1 3 5 . 8 5 20 16 20 9 4 4 1 . 4 . 10 1 17 20 . 1 4 2
VZ 6 16 . . 2 2 . 10 10 . . 11 12 2 11 14 . . 4 9 5 8 . 13 . 7 . . . 2 . 6 . . . 1 1 . 1 11 . . . . . 12 . 3 15 . . . 8 3
R1 46 29 31 1 8 12 2 7 23 2 2 9 49 1 26 40 15 29 20 10 46 44 3 58 . 6 1 2 1 8 1 21 5 . 6 5 27 34 39 32 10 3 1 1 11 21 13 6 41 25 1 7 28 6
R2 49 30 36 3 11 7 . 13 33 2 . 11 58 2 24 47 23 28 24 12 42 47 . 60 5 14 3 1 1 11 1 13 6 1 9 8 31 35 41 32 9 6 1 . 12 17 17 9 48 31 . 3 30 6
num 1200 807 805 1207 1208 1211 1216 1218 1219 1221 2324 1224 1225 1226 5146 1227 5279 1231 1229 1233 1238 1236 1241 1245 1246 847 1248 1250 1253 1252 1254 1247 1256 2107 1259 1260 1261 1264 1184 1275 1953 1281 6527 1289 1290 1954 1292 2418 1296 1298 1299 1300 1301 1305
Nederlandse naam Weidekervel Dagkoekoeksbloem Avondkoekoeksbloem Herik Hongaarse raket Gewone raket Grote watereppe Bitterzoet Zwarte nachtschade Late guldenroede Akkermelkdistel Gekroesde melkdistel Gewone melkdistel Moerasmelkdistel Meelbes Wilde lijsterbes Zweedse lijsterbes Kleine egelskop Grote + Blonde egelskop Engels slijkgras Zilte schijnspurrie Gerande schijnspurrie Veelwortelig kroos Moerasandoorn Bosandoorn Watermuur Grasmuur Vogelmuur Bosmuur Duinvogelmuur Zeegroene muur Moerasmuur Schorrenkruid Sneeuwbes Gewone smeerwortel Boerenwormkruid Zandpaardenbloem Gewone paardenbloem Moerasandijvie Poelruit Kleine ruit Witte krodde Linde Heggendoornzaad Knopig doornzaad Gele + Oosterse morgenster Oosterse morgenster Gele morgenster Hazenpootje Liggende klaver Kleine klaver Aardbeiklaver Basterdklaver Rode klaver
Wetenschappelijke naam Silaum silaus Silene dioica Silene latifolia subsp. alba Sinapis arvensis Sisymbrium altissimum Sisymbrium officinale Sium latifolium Solanum dulcamara Solanum nigrum subsp. nigrum Solidago gigantea Sonchus arvensis Sonchus asper Sonchus oleraceus Sonchus palustris Sorbus aria Sorbus aucuparia Sorbus intermedia Sparganium emersum Sparganium erectum Spartina anglica Spergularia marina Spergularia media subsp. angustata Spirodela polyrhiza Stachys palustris Stachys sylvatica Stellaria aquatica Stellaria graminea Stellaria media Stellaria nemorum Stellaria pallida Stellaria palustris Stellaria uliginosa Suaeda maritima Symphoricarpos albus Symphytum officinale Tanacetum vulgare Taraxacum laevigatum Taraxacum officinale Tephroseris palustris Thalictrum flavum Thalictrum minus Thlaspi arvense Tilia spec. Torilis japonica Torilis nodosa Tragopogon pratensis Tragopogon pratensis subsp. orientalis Tragopogon pratensis subsp. pratensis Trifolium arvense Trifolium campestre Trifolium dubium Trifolium fragiferum Trifolium hybridum Trifolium pratense
HH . . 4 8 1 15 1 24 8 23 23 21 4 17 . 6 . . 4 . 3 . 7 22 1 9 . 23 . . . . . 1 23 6 . 25 2 17 . 4 1 . 6 . . 4 . 2 15 8 1 17
BB 1 . 6 8 . 10 14 21 1 20 12 13 4 15 . 6 . 2 11 . . . 11 20 1 10 1 17 1 . 1 1 . . 22 8 2 22 . 22 . 2 . . . . 2 . . 5 17 5 . 17
VZ . . . 1 . 3 . 16 4 5 17 9 4 9 . 5 . . . 5 11 7 . 14 . . . 9 . . . . 7 . 7 3 . 15 15 . . . . . 1 . . 1 1 1 13 10 . 12
R1 1 1 8 18 6 34 10 57 16 46 51 40 13 34 1 11 1 . 9 6 13 6 15 48 1 10 . 45 1 2 2 2 8 . 54 20 5 56 12 36 1 4 . 1 6 5 1 1 1 6 36 17 2 38
R2 1 . 10 17 1 28 15 61 13 48 52 43 12 41 . 17 . 2 15 5 14 7 18 56 2 19 1 49 1 . 1 1 7 1 52 17 2 62 17 39 . 6 1 . 7 . 2 5 1 8 45 23 1 46
num 1306 1310 1311 795 1312 1316 1317 1318 6541 1320 5191 1321 1322 1333 1336 1340 1343 1344 1346 1347 1349 1350 1351 1896 1352 1358 1363 1367 1369 1370 1368 1373 1375 1381 1392 2453 1393 2469 1964
Nederlandse naam Witte klaver Schorrenzoutgras Moeraszoutgras Reukeloze kamille Goudhaver Klein hoefblad Kleine lisdodde Grote lisdodde Iep Gladde iep Hollandse iep Grote brandnetel Kleine brandnetel Echte valeriaan Gewone veldsla Zwarte toorts Koningskaars IJzerhard Blauwe waterereprijs Veldereprijs Beekpunge Rode waterereprijs Gewone ereprijs Draadereprijs Klimopereprijs Grote ereprijs Tijmereprijs Gelderse roos Vogelwikke Ringelwikke Smalle wikke Heggenwikke Vierzadige wikke Duinviooltje Eekhoorngras Gewimperd langbaardgras Gewoon langbaardgras Late stekelnoot Zannichellia
Wetenschappelijke naam Trifolium repens Triglochin maritima Triglochin palustris Tripleurospermum maritimum Trisetum flavescens Tussilago farfara Typha angustifolia Typha latifolia Ulmus spec. Ulmus minor Ulmus x hollandica Urtica dioica Urtica urens Valeriana officinalis Valerianella locusta Verbascum nigrum Verbascum thapsus Verbena officinalis Veronica anagallis-aquatica Veronica arvensis Veronica beccabunga Veronica catenata Veronica chamaedrys Veronica filiformis Veronica hederifolia Veronica persica Veronica serpyllifolia Viburnum opulus Vicia cracca Vicia hirsuta Vicia sativa subsp. nigra Vicia sepium Vicia tetrasperma subsp. tetrasperma Viola curtisii Vulpia bromoides Vulpia ciliata subsp. ciliata Vulpia myuros Xanthium strumarium Zannichellia palustris
HH 22 . 5 17 . 19 2 4 1 1 . 24 1 21 . . 2 . 16 7 4 22 . . . 7 . 8 12 . 4 . . 1 1 1 2 . 7
BB 21 . . 4 6 11 5 15 6 . . 20 1 22 3 2 . . 10 12 15 10 11 1 1 3 7 10 16 . 8 13 . . . . 1 1 6
VZ 18 8 5 17 2 18 . 5 3 . . 17 1 2 . . . 2 8 2 . 12 . . . 1 . 1 9 2 10 1 5 . . . 8 2 4
R1 58 12 9 33 5 50 9 18 8 . 1 61 6 41 2 1 4 2 25 23 19 31 11 . 1 12 11 14 22 2 19 11 1 1 . . 7 6 19
R2 61 8 10 38 8 48 7 24 10 1 . 61 3 45 3 2 2 2 34 21 19 44 11 1 1 11 7 19 37 2 22 14 5 1 1 1 11 3 17
Aantal soorten Aantal km-hokken
453 412 335 555 564 26 22 18 66 66
Bijlage 3: Lijst Nederlandse en wetenschappelijke namen Namen van soorten die binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren in 1998 en 2002 langs de Zoete Getijdewateren zijn aangetroffen.
nr. Nederlandse naam 1071 Aalbes 1300 Aardbeiklaver 1614 Aardpeer 851 Aarvederkruid 1022 Adelaarsvaren 331 Akkerdistel 292 Akkerhoornbloem 1078 Akkerkers 708 Akkerkool 2324 Akkermelkdistel 814 Akkermunt 840 Akkervergeet-mij-nietje 350 Akkerwinde 682 Alpenrus 1125 Amandelwilg 1876 Amerikaanse eik 1020 Amerikaanse vogelkers 1934 Appel 805 Avondkoekoeksbloem 1301 Basterdklaver 1349 Beekpunge 692 Beemdkroon 519 Beemdlangbloem 1057 Behaarde boterbloem 448 Beklierde basterdwederik 973 Beklierde duizendknoop 454 Bergbasterdwederik 2262 Bergroos 575 Bermooievaarsbek 1095 Bermzuring 513 Beuk 1733 Bezemkruiskruid 679 Biezenknoppen 101 Bijvoet 201 Bittere veldkers 1123 Bittere wilg 1218 Bitterzoet 1058 Blaartrekkende boterbloem 1173 Blauw glidkruid 1198 Blauw walstro 1346 Blauwe waterereprijs 486 Blauwe zeedistel 1027 Bleek kweldergras 587 Bleekgele droogbloem
Wetenschappelijke naam Ribes rubrum Trifolium fragiferum Helianthus tuberosus Myriophyllum spicatum Pteridium aquilinum Cirsium arvense Cerastium arvense Rorippa sylvestris Lapsana communis Sonchus arvensis Mentha arvensis Myosotis arvensis Convolvulus arvensis Juncus alpinoarticulatus subsp. alpinoarticulatus Salix triandra Quercus rubra Prunus serotina Malus sylvestris Silene latifolia subsp. alba Trifolium hybridum Veronica beccabunga Knautia arvensis Festuca pratensis Ranunculus sardous Epilobium ciliatum Persicaria lapathifolia Epilobium montanum Rosa glauca Geranium pyrenaicum Rumex x pratensis Fagus sylvatica Senecio inaequidens Juncus conglomeratus Artemisia vulgaris Cardamine amara Salix purpurea Solanum dulcamara Ranunculus sceleratus Scutellaria galericulata Sherardia arvensis Veronica anagallis-aquatica Eryngium maritimum Puccinellia distans subsp. borealis Gnaphalium luteo-album
nr. Nederlandse naam 458 Bleke basterdwederik 915 Bleke klaproos 1103 Bloedzuring 1260 Boerenwormkruid 1764 Bolletjesraket 1159 Borstelbies 1246 Bosandoorn 1160 Bosbies 624 Boshavikskruid 1190 Boskruiskruid 1253 Bosmuur 339 Bosrank 202 Bosveldkers 1118 Boswilg 419 Brede stekelvaren 441 Brede waterpest 460 Brede wespenorchis 1140 Brem 388 Bruin cypergras 722 Bultkroos 5312 Canada- en Zwarte populier 2254 Canadapopulier 475 Canadese fijnstraal 2311 Canadese kornoelje 807 Dagkoekoeksbloem 1089 Dauwbraam 342 Deens lepelblad 5315 Doorschijnend sterrenkroos 1896 Draadereprijs 1162 Driekantige bies 830 Drienerfmuur 995 Drijvend fonteinkruid 937 Dubbelkelk 629 Duindoorn 482 Duinreigersbek 174 Duinriet 1083 Duinroosje 1381 Duinviooltje 1252 Duinvogelmuur 517 Duinzwenkgras 523 Duits viltkruid 1120 Duitse dot 917 Dunstaart 288 Dwergbloem 6578 Dwergmispel-soort 261 Dwergzegge 938 Echt bitterkruid 286 Echt duizendguldenkruid 343 Echt lepelblad 43 Echte heemst 794 Echte kamille
Wetenschappelijke naam Epilobium roseum Papaver dubium Rumex sanguineus Tanacetum vulgare Rapistrum rugosum Isolepis setacea Stachys sylvatica Scirpus sylvaticus Hieracium sabaudum Senecio sylvaticus Stellaria nemorum Clematis vitalba Cardamine flexuosa Salix caprea Dryopteris dilatata Elodea canadensis Epipactis helleborine Cytisus scoparius Cyperus fuscus Lemna gibba Populus canadensis + P. nigra Populus x canadensis Conyza canadensis Cornus sericea Silene dioica Rubus caesius Cochlearia danica Callitriche truncata Veronica filiformis Schoenoplectus triqueter Moehringia trinervia Potamogeton natans Picris echioides Hippophae rhamnoides Erodium cicutarium subsp. dunense Calamagrostis epigejos Rosa pimpinellifolia Viola curtisii Stellaria pallida Festuca arenaria Filago vulgaris Salix dasyclados Parapholis strigosa Anagallis minima Cotoneaster spec. Carex oederi subsp. oederi Picris hieracioides Centaurium erythraea Cochlearia officinalis subsp. officinalis Althaea officinalis Matricaria recutita
nr. Nederlandse naam 772 Echte koekoeksbloem 485 Echte kruisdistel 1333 Echte valeriaan 1392 Eekhoorngras 369 Eenstijlige meidoorn 1645 Egelantier 756 Engels raaigras 1233 Engels slijkgras 662 Engelse alant 300 Fijn hoornblad 1474 Fijn schapengras 1041 Fijne waterranonkel 18 Fioringras 70 Fluitenkruid 287 Fraai duizendguldenkruid 1648 Fraaie vrouwenmantel 579 Geel nagelkruid 557 Geel walstro 2213 Geelgroene zegge + Dwergzegge 747 Geelhartje 40 Geknikte vossenstaart 990 Gekroesd fonteinkruid 1224 Gekroesde melkdistel 1367 Gelderse roos 1954 Gele + Oosterse morgenster 665 Gele lis 2418 Gele morgenster 865 Gele plomp 1074 Gele waterkers 1167 Geoord helmkruid 1117 Geoorde wilg 1593 Geoorde wilg x Grauwe wilg 1106 Geoorde zuring 1236 Gerande schijnspurrie 2222 Gespleten + Gewone hennepnetel 2464 Gestreepte dovenetel 631 Gestreepte witbol 945 Getande weegbree 704 Gevlekte dovenetel 797 Gevlekte rupsklaver 347 Gevlekte scheerling 2406 Gevleugeld helmkruid 651 Gevleugeld hertshooi 185 Gevleugeld sterrenkroos 2453 Gewimperd langbaardgras 5203 Gewone + Brede eikvaren 5309 Gewone + Rechte rolklaver 13 Gewone agrimonie 607 Gewone berenklauw 262 Gewone bermzegge 1634 Gewone braam
Wetenschappelijke naam Lychnis flos-cuculi Eryngium campestre Valeriana officinalis Vulpia bromoides Crataegus monogyna Rosa rubiginosa Lolium perenne Spartina anglica Inula britannica Ceratophyllum submersum Festuca filiformis Ranunculus aquatilis Agrostis stolonifera Anthriscus sylvestris Centaurium pulchellum Alchemilla mollis Geum urbanum Galium verum Carex oederi Linum catharticum Alopecurus geniculatus Potamogeton crispus Sonchus asper Viburnum opulus Tragopogon pratensis Iris pseudacorus Tragopogon pratensis subsp. pratensis Nuphar lutea Rorippa amphibia Scrophularia auriculata Salix aurita Salix x multinervis Rumex thyrsiflorus Spergularia media subsp. angustata Galeopsis bifida + G. tetrahit Lamium maculatum cv. `Variegatum` Holcus lanatus Plantago major subsp. intermedia Lamium maculatum Medicago arabica Conium maculatum Scrophularia umbrosa Hypericum tetrapterum Callitriche stagnalis Vulpia ciliata subsp. ciliata Polypodium vulgare + P. interjectum Lotus corniculatus Agrimonia eupatoria Heracleum sphondylium Carex spicata Rubus fruticosus
nr. Nederlandse naam 1017 Gewone brunel 533 Gewone duivenkervel 978 Gewone eikvaren 60 Gewone engelwortel 1351 Gewone ereprijs 531 Gewone es 2 Gewone esdoorn 543 Gewone hennepnetel 296 Gewone hoornbloem 2457 Gewone klit 319 Gewone margriet 1225 Gewone melkdistel 1264 Gewone paardenbloem 1211 Gewone raket 480 Gewone reigersbek 1259 Gewone smeerwortel 487 Gewone steenraket 1336 Gewone veldsla 1133 Gewone vlier 896 Gewone vogelmelk 437 Gewone waterbies 89 Gewone zandmuur 133 Gewoon barbarakruid 654 Gewoon biggenkruid 4 Gewoon duizendblad 200 Gewoon herderstasje 1025 Gewoon kweldergras 1393 Gewoon langbaardgras 66 Gewoon reukgras 538 Gewoon sneeuwklokje 1047 Gewoon speenkruid 184 Gewoon sterrenkroos 19 Gewoon struisgras 968 Gewoon varkensgras 406 Gewoon vingerhoedskruid 752 Glad parelzaad 550 Glad walstro 1320 Gladde iep 96 Glanshaver 994 Glanzig fonteinkruid 1465 Glanzige hoornbloem 810 Goudgele honingklaver 1312 Goudhaver 1760 Goudknopje 1100 Goudzuring 198 Grasklokje 1248 Grasmuur 981 Grauwe abeel 1119 Grauwe wilg 675 Greppelrus 299 Grof hoornblad
Wetenschappelijke naam Prunella vulgaris Fumaria officinalis Polypodium vulgare Angelica sylvestris Veronica chamaedrys Fraxinus excelsior Acer pseudoplatanus Galeopsis tetrahit Cerastium fontanum subsp. vulgare Arctium minus Leucanthemum vulgare Sonchus oleraceus Taraxacum officinale Sisymbrium officinale Erodium cicutarium subsp. cicutarium Symphytum officinale Erysimum cheiranthoides Valerianella locusta Sambucus nigra Ornithogalum umbellatum Eleocharis palustris Arenaria serpyllifolia Barbarea vulgaris Hypochaeris radicata Achillea millefolium Capsella bursa-pastoris Puccinellia maritima Vulpia myuros Anthoxanthum odoratum Galanthus nivalis Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer Callitriche platycarpa Agrostis capillaris Polygonum aviculare Digitalis purpurea Lithospermum officinale Galium mollugo Ulmus minor Arrhenatherum elatius Potamogeton lucens Cerastium fontanum subsp. holosteoides Melilotus altissimus Trisetum flavescens Cotula coronopifolia Rumex maritimus Campanula rotundifolia Stellaria graminea Populus x canescens Salix cinerea Juncus bufonius Ceratophyllum demersum
nr. Nederlandse naam 329 Groot heksenkruid 926 Groot hoefblad 792 Groot kaasjeskruid 78 Groot moerasscherm 660 Groot springzaad 371 Groot streepzaad 380 Groot warkruid 1229 Grote + Blonde egelskop 940 Grote bevernel 1321 Grote brandnetel 59 Grote engelwortel 1358 Grote ereprijs 412 Grote kaardebol 785 Grote kattenstaart 916 Grote klaproos 83 Grote klit 1318 Grote lisdodde 1137 Grote pimpernel 1066 Grote ratelaar 873 Grote teunisbloem 42 Grote vossenstaart 1216 Grote watereppe 28 Grote waterweegbree 784 Grote wederik 947 Grote weegbree 73 Grote windhalm 410 Grote zandkool 943 Grove den 359 Grove varkenskers 2286 Haagliguster 188 Haagwinde 1003 Haarfonteinkruid 384 Handjesgras 428 Hanenpoot 1472 Hard zwenkgras 544 Harig knopkruid 451 Harig wilgenroosje 366 Hazelaar 1296 Hazenpootje 246 Hazenzegge 1029 Heelblaadjes 1156 Heen 462 Heermoes 1289 Heggendoornzaad 167 Heggenrank 1373 Heggenwikke 2388 Heksenmelk 50 Helm 2358 Hemelsleutel 173 Hennegras 145 Herfstbitterling
Wetenschappelijke naam Circaea lutetiana Petasites hybridus Malva sylvestris Apium nodiflorum Impatiens noli-tangere Crepis biennis Cuscuta europaea Sparganium erectum Pimpinella major Urtica dioica Angelica archangelica Veronica persica Dipsacus fullonum Lythrum salicaria Papaver rhoeas Arctium lappa Typha latifolia Sanguisorba officinalis Rhinanthus angustifolius Oenothera erythrosepala Alopecurus pratensis Sium latifolium Alisma plantago-aquatica Lysimachia vulgaris Plantago major subsp. major Apera spica-venti Diplotaxis tenuifolia Pinus sylvestris Coronopus squamatus Ligustrum ovalifolium Calystegia sepium Potamogeton trichoides Cynodon dactylon Echinochloa crus-galli Festuca cinerea Galinsoga quadriradiata Epilobium hirsutum Corylus avellana Trifolium arvense Carex ovalis Pulicaria dysenterica Bolboschoenus maritimus Equisetum arvense Torilis japonica Bryonia dioica Vicia sepium Euphorbia esula Ammophila arenaria Sedum telephium Calamagrostis canescens Blackstonia perfoliata subsp. serotina
nr. Nederlandse naam 1207 Herik 944 Hertshoornweegbree 815 Hertsmunt 701 Hoenderbeet 254 Hoge cyperzegge 5328 Hoge fijnstraal 5191 Hollandse iep 463 Holpijp 582 Hondsdraf 1643 Hondsroos 1073 Hondstarwegras 1208 Hongaarse raket 17 Hoog struisgras 639 Hop 799 Hopklaver 382 Hopwarkruid 6541 Iep 165 IJle dravik 258 IJle zegge 1344 IJzerhard 755 Italiaans raaigras 102 Italiaanse aronskelk 5186 Italiaanse populier 2290 Jakobskruiskruid 1873 Japanse duizendknoop 609 Kaal breukkruid 545 Kaal knopkruid 335 Kale jonker 7 Kalmoes 386 Kamgras 1146 Kandelaartje 647 Kantig hertshooi 1642 Kantige basterdwederik 877 Kattendoorn 1126 Katwilg 1841 Kerspruim 640 Kikkerbeet 546 Kleefkruid 1316 Klein hoefblad 790 Klein kaasjeskruid 723 Klein kroos 1192 Klein kruiskruid 372 Klein streepzaad 1030 Klein vlooienkruid 897 Klein vogelpootje 1322 Kleine brandnetel 1231 Kleine egelskop 411 Kleine kaardebol 1709 Kleine kattenstaart 1299 Kleine klaver 727 Kleine leeuwentand
Wetenschappelijke naam Sinapis arvensis Plantago coronopus Mentha longifolia Lamium amplexicaule Carex pseudocyperus Conyza sumatrensis Ulmus x hollandica Equisetum fluviatile Glechoma hederacea Rosa canina Elymus caninus Sisymbrium altissimum Agrostis gigantea Humulus lupulus Medicago lupulina Cuscuta lupuliformis Ulmus spec. Anisantha sterilis Carex remota Verbena officinalis Lolium multiflorum Arum italicum Populus nigra cv. `Italica` Senecio jacobaea Fallopia japonica Herniaria glabra Galinsoga parviflora Cirsium palustre Acorus calamus Cynosurus cristatus Saxifraga tridactylites Hypericum dubium Epilobium tetragonum Ononis repens subsp. spinosa Salix viminalis Prunus cerasifera Hydrocharis morsus-ranae Galium aparine Tussilago farfara Malva neglecta Lemna minor Senecio vulgaris Crepis capillaris Pulicaria vulgaris Ornithopus perpusillus Urtica urens Sparganium emersum Dipsacus pilosus Lythrum hyssopifolia Trifolium dubium Leontodon saxatilis
nr. Nederlandse naam 1317 Kleine lisdodde 574 Kleine ooievaarsbek 1067 Kleine ratelaar 1953 Kleine ruit 874 Kleine teunisbloem 358 Kleine varkenskers 203 Kleine veldkers 1215 Kleine watereppe 1191 Kleverig kruiskruid 1717 Kleverige ogentroost 481 Kleverige reigersbek 598 Klimop 1352 Klimopereprijs 295 Kluwenhoornbloem 1097 Kluwenzuring 141 Knikkend tandzaad 209 Knikkende distel 1045 Knolboterbloem 302 Knolribzaad 1766 Knoopkruid 1061 Knopherik 1290 Knopig doornzaad 1170 Knopig helmkruid 699 Kompassla 490 Koninginnenkruid 1343 Koningskaars 1802 Koolzaad 1115 Kortarige + Langarige zeekraal 1635 Kortarige zeekraal 35 Kraailook 1121 Kraakwilg 820 Kransmunt 779 Kromhals 495 Kroontjeskruid 390 Kropaar 24 Kruipend zenegroen 1056 Kruipende boterbloem 636 Kruipertje 1124 Kruipwilg 1072 Kruisbes 548 Kruisbladwalstro 208 Kruldistel 1098 Krulzuring 446 Kweek 231 Kwelderzegge 1695 Kwispelgerst 738 Lamsoor 1221 Late guldenroede 2469 Late stekelnoot 466 Lidrus 630 Lidsteng
Wetenschappelijke naam Typha angustifolia Geranium pusillum Rhinanthus minor Thalictrum minus Oenothera parviflora Coronopus didymus Cardamine hirsuta Berula erecta Senecio viscosus Parentucellia viscosa Erodium lebelii Hedera helix Veronica hederifolia Cerastium glomeratum Rumex conglomeratus Bidens cernua Carduus nutans Ranunculus bulbosus Chaerophyllum bulbosum Centaurea jacea Raphanus raphanistrum Torilis nodosa Scrophularia nodosa Lactuca serriola Eupatorium cannabinum Verbascum thapsus Brassica napus Salicornia europaea + S. procumbens Salicornia europaea Allium vineale Salix fragilis Mentha x verticillata Anchusa arvensis Euphorbia helioscopia Dactylis glomerata Ajuga reptans Ranunculus repens Hordeum murinum Salix repens Ribes uva-crispa Cruciata laevipes Carduus crispus Rumex crispus Elytrigia repens Carex extensa Hordeum jubatum Limonium vulgare Solidago gigantea Xanthium strumarium Equisetum palustre Hippuris vulgaris
nr. Nederlandse naam 585 Liesgras 1012 Liggende ganzerik 1298 Liggende klaver 1112 Liggende vetmuur 6527 Linde 29 Look-zonder-look 801 Luzerne 135 Madeliefje 584 Mannagras 421 Mannetjesvaren 2491 Mansbloed 1155 Mattenbies 1949 Mattenbies + Ruwe bies 5146 Meelbes 306 Melganzenvoet 581 Melkkruid 872 Middelste teunisbloem 92 Mierik 1184 Moerasandijvie 1245 Moerasandoorn 957 Moerasbeemdgras 589 Moerasdroogbloem 1076 Moeraskers 1189 Moeraskruiskruid 1226 Moerasmelkdistel 1247 Moerasmuur 763 Moerasrolklaver 526 Moerasspirea 373 Moerasstreepzaad 844 Moerasvergeet-mij-nietje 2376 Moeraswalstro 461 Moeraswespenorchis 212 Moeraszegge 1311 Moeraszoutgras 1102 Moeraszuring 334 Moesdistel 789 Muskuskaasjeskruid 1175 Muurpeper 435 Naaldwaterbies 1850 Noorse esdoorn 259 Oeverzegge 2302 Ontariopopulier 1075 Oostenrijkse kers 1292 Oosterse morgenster 611 Oranje havikskruid 2463 Oranje springzaad 1871 Overblijvende ossentong 706 Paarse dovenetel 47 Papegaaienkruid 921 Parnassia 922 Pastinaak
Wetenschappelijke naam Glyceria maxima Potentilla supina Trifolium campestre Sagina procumbens Tilia spec. Alliaria petiolata Medicago sativa Bellis perennis Glyceria fluitans Dryopteris filix-mas Hypericum androsaemum Schoenoplectus lacustris Schoenoplectus lacustris + S. tabernaemontani Sorbus aria Chenopodium album Glaux maritima Oenothera biennis Armoracia rusticana Tephroseris palustris Stachys palustris Poa palustris Gnaphalium uliginosum Rorippa palustris Senecio paludosus Sonchus palustris Stellaria uliginosa Lotus pedunculatus Filipendula ulmaria Crepis paludosa Myosotis scorpioides Galium palustre Epipactis palustris Carex acutiformis Triglochin palustris Rumex palustris Cirsium oleraceum Malva moschata Sedum acre Eleocharis acicularis Acer platanoides Carex riparia Populus gileadensis Rorippa austriaca Tragopogon pratensis subsp. orientalis Hieracium aurantiacum Impatiens capensis Pentaglottis sempervirens Lamium purpureum Amaranthus retroflexus Parnassia palustris Pastinaca sativa
nr. Nederlandse naam 394 Peen 1035 Peer 782 Penningkruid 977 Perzikkruid 1884 Peterselievlier 1114 Pijlkruid 730 Pijlkruidkers 205 Pinksterbloem 680 Pitrus 2227 Platte + Zilte rus 678 Platte rus 249 Pluimzegge 1275 Poelruit 5322 Prachtrozenkransje 992 Puntig fonteinkruid 724 Puntkroos 983 Ratelpopulier 1663 Rechte alsem 795 Reukeloze kamille 1862 Reuzenbalsemien 606 Reuzenberenklauw 469 Reuzenpaardenstaart 515 Reuzenzwenkgras 1101 Ridderzuring 933 Riet 930 Rietgras 890 Rietorchis 514 Rietzwenkgras 719 Rijstgras 1085 Rimpelroos 1370 Ringelwikke 996 Rivierfonteinkruid 1186 Rivierkruiskruid 576 Robertskruid 1877 Robinia 316 Rode ganzenvoet 1305 Rode klaver 355 Rode kornoelje 509 Rode ogentroost 1350 Rode waterereprijs 1034 Rond wintergroen 52 Rood guichelheil 520 Rood zwenkgras 1888 Roze vetkruid 1701 Rozetkruidkers 5296 Rubus phoenicacanthus 235 Ruige zegge 959 Ruw beemdgras 843 Ruw vergeet-mij-nietje 140 Ruwe berk 1161 Ruwe bies
Wetenschappelijke naam Daucus carota Pyrus communis Lysimachia nummularia Persicaria maculosa Sambucus nigra cv. `Laciniata` Sagittaria sagittifolia Lepidium draba Cardamine pratensis Juncus effusus Juncus compressus + J. gerardi Juncus compressus Carex paniculata Thalictrum flavum Anaphalis margaritacea Potamogeton mucronatus Lemna trisulca Populus tremula Artemisia biennis Tripleurospermum maritimum Impatiens glandulifera Heracleum mantegazzianum Equisetum telmateia Festuca gigantea Rumex obtusifolius Phragmites australis Phalaris arundinacea Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa Festuca arundinacea Leersia oryzoides Rosa rugosa Vicia hirsuta Potamogeton nodosus Senecio fluviatilis Geranium robertianum Robinia pseudoacacia Chenopodium rubrum Trifolium pratense Cornus sanguinea Odontites vernus subsp. serotinus Veronica catenata Pyrola rotundifolia Anagallis arvensis subsp. arvensis Festuca rubra Sedum spurium Lepidium heterophyllum Rubus phoenicacanthus Carex hirta Poa trivialis Myosotis ramosissima Betula pendula Schoenoplectus tabernaemontani
nr. Nederlandse naam 397 Ruwe smele 956 Schaduwgras 1094 Schapenzuring 998 Schedefonteinkruid 1040 Scherpe boterbloem 474 Scherpe fijnstraal 211 Scherpe zegge 293 Scheve hoornbloem 1116 Schietwilg 796 Schijfkamille 1598 Schoenoplectus lacustris x triqueter 1256 Schorrenkruid 1310 Schorrenzoutgras 76 Selderij 1111 Sierlijke vetmuur 798 Sikkelklaver 649 Sint-Janskruid 431 Slangenkruid 440 Slanke waterbies 859 Slanke waterkers 27 Slanke waterweegbree 263 Slanke zegge 1021 Sleedoorn 739 Slijkgroen 570 Slipbladige ooievaarsbek 1500 Smal beemdgras 353 Smal vlieszaad 114 Smalle aster 762 Smalle rolklaver 426 Smalle stekelvaren 442 Smalle waterpest 946 Smalle weegbree 1368 Smalle wikke 2107 Sneeuwbes 1 Spaanse aak 336 Speerdistel 121 Spiesmelde 1460 Spindotterbloem 530 Sporkehout 113 Steenbreekvaren 733 Steenkruidkers 6097 Sterrenkroos-soort 131 Stijf barbarakruid 618 Stijf havikskruid 2316 Stijve ogentroost 1046 Stijve waterranonkel 129 Stinkende ballote 305 Stinkende gouwe 63 Stinkende kamille 310 Stippelganzenvoet 2400 Stomp + Bleek kweldergras
Wetenschappelijke naam Deschampsia cespitosa Poa nemoralis Rumex acetosella Potamogeton pectinatus Ranunculus acris Erigeron acer Carex acuta Cerastium diffusum Salix alba Matricaria discoidea Schoenoplectus x carinatus Suaeda maritima Triglochin maritima Apium graveolens Sagina nodosa Medicago falcata Hypericum perforatum Echium vulgare Eleocharis uniglumis Rorippa microphylla Alisma lanceolatum Carex strigosa Prunus spinosa Limosella aquatica Geranium dissectum Poa angustifolia Corispermum intermedium Aster lanceolatus Lotus glaber Dryopteris carthusiana Elodea nuttallii Plantago lanceolata Vicia sativa subsp. nigra Symphoricarpos albus Acer campestre Cirsium vulgare Atriplex prostrata Caltha palustris subsp. araneosa Rhamnus frangula Asplenium trichomanes Lepidium ruderale Callitriche spec. Barbarea stricta Hieracium laevigatum Euphrasia stricta Ranunculus circinatus Ballota nigra subsp. foetida Chelidonium majus Anthemis cotula Chenopodium ficifolium Puccinellia distans
nr. Nederlandse naam 1023 Stomp kweldergras 586 Stomp vlotgras 182 Stomphoekig sterrenkroos 952 Straatgras 285 Strandduizendguldenkruid 445 Strandkweek 122 Strandmelde 5193 Tenger + Klein fonteinkruid 1002 Tenger fonteinkruid 690 Tengere rus 1109 Tengere vetmuur 1459 Tengere zandmuur 1363 Tijmereprijs 932 Timoteegras 2385 Timoteegras + Klein timoteegras 934 Tongvaren 1610 Trosdravik 104 Tuinasperge 498 Tuinwolfsmelk 225 Tweerijige zegge 123 Uitstaande melde 245 Valse voszegge 1241 Veelwortelig kroos 967 Veenwortel 144 Veerdelig tandzaad 958 Veldbeemdgras 1347 Veldereprijs 637 Veldgerst 385 Veldhondstong 729 Veldkruidkers 715 Veldlathyrus 1093 Veldzuring 725 Vertakte leeuwentand 1375 Vierzadige wikke 1010 Vijfvingerkruid 1185 Viltig kruiskruid 457 Viltige basterdwederik 1814 Vlas 745 Vlasbekje 1019 Vogelkers 1250 Vogelmuur 1369 Vogelwikke 21 Vroege haver 483 Vroegeling 867 Watergentiaan 1183 Waterkruiskruid 813 Watermunt 847 Watermuur 972 Waterpeper 1135 Waterpunge 868 Watertorkruid
Wetenschappelijke naam Puccinellia distans subsp. distans Glyceria notata Callitriche obtusangula Poa annua Centaurium littorale Elytrigia atherica Atriplex littoralis Potamogeton pusillus + P. berchtoldii Potamogeton pusillus Juncus tenuis Sagina apetala Arenaria leptoclados Veronica serpyllifolia Phleum pratense subsp. pratense Phleum pratense Asplenium scolopendrium Bromus racemosus Asparagus officinalis subsp. officinalis Euphorbia peplus Carex disticha Atriplex patula Carex otrubae Spirodela polyrhiza Persicaria amphibia Bidens tripartita Poa pratensis Veronica arvensis Hordeum secalinum Cynoglossum officinale Lepidium campestre Lathyrus pratensis Rumex acetosa Leontodon autumnalis Vicia tetrasperma subsp. tetrasperma Potentilla reptans Senecio erucifolius Epilobium parviflorum Linum usitatissimum Linaria vulgaris Prunus padus Stellaria media Vicia cracca Aira praecox Erophila verna Nymphoides peltata Senecio aquaticus Mentha aquatica Stellaria aquatica Persicaria hydropiper Samolus valerandi Oenanthe aquatica
nr. Nederlandse naam 1099 Waterzuring 1064 Wegedoorn 1200 Weidekervel 119 Wijfjesvaren 5 Wilde bertram 759 Wilde kamperfoelie 489 Wilde kardinaalsmuts 736 Wilde liguster 1227 Wilde lijsterbes 894 Wilde marjolein 450 Wilgenroosje 1176 Wit vetkruid 980 Witte abeel 700 Witte dovenetel 37 Witte els 809 Witte honingklaver 1306 Witte klaver 1281 Witte krodde 1851 Witte paardenkastanje 860 Witte waterkers 338 Witte winterpostelein 780 Wolfspoot 1063 Wouw 1181 Zacht vetkruid 139 Zachte berk 2337 Zachte dravik 976 Zachte duizendknoop 571 Zachte ooievaarsbek 931 Zanddoddegras 443 Zandhaver 298 Zandhoornbloem 1261 Zandpaardenbloem 81 Zandraket 215 Zandzegge 1964 Zannichellia 312 Zeegroene ganzenvoet 1254 Zeegroene muur 684 Zeegroene rus 232 Zeegroene zegge 1139 Zeepkruid 634 Zeepostelein 172 Zeeraket 685 Zeerus 1110 Zeevetmuur 948 Zeeweegbree 11 Zevenblad 870 Zilt torkruid 671 Zilte greppelrus 683 Zilte rus 1238 Zilte schijnspurrie 224 Zilte zegge
Wetenschappelijke naam Rumex hydrolapathum Rhamnus cathartica Silaum silaus Athyrium filix-femina Achillea ptarmica Lonicera periclymenum Euonymus europaeus Ligustrum vulgare Sorbus aucuparia Origanum vulgare Chamerion angustifolium Sedum album Populus alba Lamium album Alnus incana Melilotus albus Trifolium repens Thlaspi arvense Aesculus hippocastanum Rorippa nasturtium-aquaticum Claytonia perfoliata Lycopus europaeus Reseda luteola Sedum sexangulare Betula pubescens Bromus hordeaceus Persicaria mitis Geranium molle Phleum arenarium Leymus arenarius Cerastium semidecandrum Taraxacum laevigatum Arabidopsis thaliana Carex arenaria Zannichellia palustris Chenopodium glaucum Stellaria palustris Juncus inflexus Carex flacca Saponaria officinalis Honckenya peploides Cakile maritima Juncus maritimus Sagina maritima Plantago maritima Aegopodium podagraria Oenanthe lachenalii Juncus ambiguus Juncus gerardi Spergularia marina Carex distans
nr.
Nederlandse naam 20 Zilverhaver 1006 Zilverschoon 1396 Zittende zannichellia 1018 Zoete kers 1037 Zomereik 673 Zomprus 841 Zompvergeet-mij-nietje 1859 Zonnebloem 117 Zulte 136 Zuurbes 970 Zwaluwtong 171 Zwanenbloem 143 Zwart tandzaad 1070 Zwarte bes 36 Zwarte els 152 Zwarte mosterd 1219 Zwarte nachtschade 982 Zwarte populier 1340 Zwarte toorts 244 Zwarte zegge 111 Zwartsteel 5279 Zweedse lijsterbes 166 Zwenkdravik
Wetenschappelijke naam Aira caryophyllea Potentilla anserina Zannichellia palustris subsp. palustris Prunus avium Quercus robur Juncus articulatus Myosotis laxa subsp. cespitosa Helianthus annuus Aster tripolium Berberis vulgaris Fallopia convolvulus Butomus umbellatus Bidens frondosa Ribes nigrum Alnus glutinosa Brassica nigra Solanum nigrum subsp. nigrum Populus nigra Verbascum nigrum Carex nigra Asplenium adiantum-nigrum Sorbus intermedia Anisantha tectorum
Bijlage 4: Correctiefactoren strata Zoete Getijdewateren 2002 De onderstaande correctiefactoren zijn berekend met behulp van het aandeel dat de strata (= combinaties van deelsysteem en gebruikscategorie) in het steekproefkader (alle geschikte hokken binnen het onderzoeksgebied) en in de steekproef innemen. Als het aandeel van een stratum in steekproefkader en steekproef gelijk is, is de correctiefactor gelijk aan 1, bij oververtegenwoordiging in de steekproef is de correctiefactor lager dan 1. Omdat er niets is veranderd, zijn de correctiefactoren identiek aan die in 1998.
agrarisch e.d. natuur
Haringvliet/ Hollandsch Diep 1,23 0,85
Biesbosch
Volkerak-Zoommeer
1,35 1,03
0,87 1,02
Bijlage 5: Floristische Kwaliteit langs de Zoete Getijdewateren 2002.
A. Slikkige oever
B. Buitendijks grasland
C. Zilt grasland
D. Getijderuigte
E. Vochtige ruigte
F. Moeras
G. Zachthoutooibos
Bijlage 6: Verspreidingskaarten Oevergetal en Dynamiekgetal 2002.
A. Oevergetal
B. Dynamiekgetal
Bijlage 7: Floristische Kwaliteit schaduwmeetnet De Floristische Kwaliteit van de 13 schaduwmeetnethokken per ecosysteemtype in zeven opeenvolgende jaren (1996 t/m 2002). De horizontale lijnen geven de drempelwaarden weer. 5 0 ,0 0
4 0 ,0 0
Kleine wateren 3 0 ,0 0
2 0 ,0 0
1 0 ,0 0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
1 4 1 4 1 7
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
1 4 1 4 1 7
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
5 0 ,0 0
4 0 ,0 0
Slikkige oever 3 0 ,0 0
2 0 ,0 0
1 0 ,0 0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
5 0 ,0 0
4 0 ,0 0
Zand- en grindstrand 3 0 ,0 0
2 0 ,0 0
1 0 ,0 0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
1 4 1 4 1 7
5 0 ,0 0
4 0 ,0 0
Buitendijks grasland
3 0 ,0 0
2 0 ,0 0
1 0 ,0 0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
150 522
1 5 8 5 0 3
158 503
1 3 8 4 8 2
138 482
IJsselmeer & Markermeer
1 5 2 4 7 5
152 475
1 8 6 5 0 3
186 503
Randmeren
1 8 0 4 9 2
180 492
1 4 1 4 1 7
141 417
1 8 9 4 1 5
189 415
Maas
1 9 0 4 1 7
190 417
1 5 6 4 2 7
156 427
1 6 5 4 3 3
165 433
1 9 2 4 3 1
192 431
Rijntakken
1 9 5 4 2 9
195 429
50
5 0 ,0 0
40
Stroomdalgrasland
4 0 ,0 0
30
3 0 ,0 0
20
2 0 ,0 0
10
1 0 ,0 0
0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
1 4 1 4 1 7
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
1 4 1 4 1 7
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
1 4 1 4 1 7
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
1 4 1 4 1 7
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
50
5 0 ,0 0
Rivierduingrasland
40
4 0 ,0 0
30
3 0 ,0 0
20
2 0 ,0 0
10
1 0 ,0 0
0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
50
5 0 ,0 0
40
4 0 ,0 0
Zilt grasland
30
3 0 ,0 0
20
2 0 ,0 0
10
1 0 ,0 0
0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
50
5 0 ,0 0
40
4 0 ,0 0
Getijderuigte
30
3 0 ,0 0
20
2 0 ,0 0
10
1 0 ,0 0
0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
50
5 0 ,0 0
Vochtige ruigte
40
4 0 ,0 0
30
3 0 ,0 0
20
2 0 ,0 0
10
1 0 ,0 0
0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
150 522
1 5 8 5 0 3
158 503
1 3 8 4 8 2
138 482
IJsselmeer & Markermeer
1 5 2 4 7 5
152 475
1 8 6 5 0 3
186 503
Randmeren
1 8 0 4 9 2
180 492
1 4 1 4 1 7
141 417
1 8 9 4 1 5
189 415
Maas
1 9 0 4 1 7
190 417
1 5 6 4 2 7
156 427
1 6 5 4 3 3
165 433
1 9 2 4 3 1
192 431
Rijntakken
1 9 5 4 2 9
195 429
50
5 0 ,0 0
Droge ruigte
40
4 0 ,0 0
30
3 0 ,0 0
20
2 0 ,0 0
10
1 0 ,0 0
0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
1 4 1 4 1 7
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
1 4 1 4 1 7
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
1 8 9 4 1 5
1 9 0 4 1 7
1 5 6 4 2 7
1 6 5 4 3 3
1 9 2 4 3 1
1 9 5 4 2 9
50
5 0 ,0 0
40
4 0 ,0 0
Moeras
30
3 0 ,0 0
20
2 0 ,0 0
10
1 0 ,0 0
0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
50
5 0 ,0 0
40
4 0 ,0 0
Zachthoutooibos 30
3 0 ,0 0
20
2 0 ,0 0
10
1 0 ,0 0
0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
1 5 8 5 0 3
1 3 8 4 8 2
1 5 2 4 7 5
1 8 6 5 0 3
1 8 0 4 9 2
1 4 1 4 1 7
50
5 0 ,0 0
40
4 0 ,0 0
Hardhoutooibos
30
3 0 ,0 0
20
2 0 ,0 0
10
1 0 ,0 0
0
0 ,0 0 1 5 0 5 2 2
150 522
1 5 8 5 0 3
158 503
1 3 8 4 8 2
138 482
IJsselmeer & Markermeer
1 5 2 4 7 5
152 475
1 8 6 5 0 3
186 503
Randmeren
1 8 0 4 9 2
180 492
1 4 1 4 1 7
141 417
1 8 9 4 1 5
189 415
Maas
1 9 0 4 1 7
190 417
1 5 6 4 2 7
156 427
1 6 5 4 3 3
165 433
1 9 2 4 3 1
192 431
Rijntakken
1 9 5 4 2 9
195 429
Bijlage 8: Overzicht van het belang van de flora van de oevers van de grote zoete rijkswateren in Nederland De onderstaande tabel is samengesteld aan de hand van het aantal soorten dat is aangetroffen tijdens de eerste ronde van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren (19961999), voor zover voorkomend op bijlagen van internationale verdragen en op lijsten volgens nationale criteria. De voorkomende soorten van de Habitatrichtlijn zijn in de tweede tabel weergegeven.
Internationale verdragen watersysteem
Habitatrichtlijn
Lijsten volgens nationale criteria
Conventie van Bern
Flora- en Faunawet*
Rode Lijst 2000
Doelsoort
IJsselmeer en Markermeer Maas
1 1
1 0
8 14
22 49
25 58
Randmeren
1
0
11
17
19
Rijntakken
1
0
19
66
80
Zoete Getijdewateren
0
0
12
33
45
10
4
99
499
544
Nederland
watersysteem IJsselmeer en Markermeer Maas Randmeren Rijntakken
wetenschappelijke naam Liparis loeselii Galanthus nivalis Lycopodiella inundata Galanthus nivalis
Nederlandse naam Groenknolorchis Sneeuwklokje ** Moeraswolfsklauw Sneeuwklokje **
* incl. de Nederlandse orchideeën, die alle in het kader van Europese regelgeving worden beschermd. ** De Habitatrichtlijn maakt geen onderscheid tussen oorspronkelijk wilde en andersoortige wilde of verwilderde populaties.
Bijlage 9: Totale soortenlijst westelijke Haringvliet. In de twee rechter kolommen is aangegeven in hoeveel km-hokken de soort in beide jaren is aangetroffen. In 1998 zijn 14 km-hokken bezocht, in 2002 zijn 17 km-hokken bezocht. (num = soortnummer) num 1 2 4 5 19 17 18 20 21 27 28 29 35 36 40 43 5318 1852 50 52 288 779 59 60 165 66 68 70 75 76 78 83 2457 1459 89 96 97 1663 101 104 117 123 121 135 136 1215 140 141 143 144 145 1156 152 2337 1610 167 171 172 174
Nederlandse naam Spaanse aak Gewone esdoorn Gewoon duizendblad Wilde bertram Gewoon struisgras Hoog struisgras Fioringras Zilverhaver Vroege haver Slanke waterweegbree Grote waterweegbree Look-zonder-look Kraailook Zwarte els Geknikte vossenstaart Echte heemst Groene amarant s.s. Amerikaans krentenboompje Helm Rood guichelheil Dwergbloem Kromhals Grote engelwortel Gewone engelwortel IJle dravik Gewoon reukgras Fijne kervel Fluitenkruid Kleine leeuwenklauw Selderij Groot moerasscherm Grote klit Gewone klit Tengere zandmuur Gewone zandmuur Glanshaver Absintalsem Rechte alsem Bijvoet Tuinasperge Zulte Uitstaande melde Spiesmelde Madeliefje Zuurbes Kleine watereppe Ruwe berk Knikkend tandzaad Zwart tandzaad Veerdelig tandzaad Bitterling Heen Zwarte mosterd Zachte dravik Trosdravik Heggenrank Zwanenbloem Zeeraket Duinriet
Wetenschappelijke naam Acer campestre Acer pseudoplatanus Achillea millefolium Achillea ptarmica Agrostis capillaris Agrostis gigantea Agrostis stolonifera Aira caryophyllea Aira praecox Alisma lanceolatum Alisma plantago-aquatica Alliaria petiolata Allium vineale Alnus glutinosa Alopecurus geniculatus Althaea officinalis Amaranthus hybridus s.s. Amelanchier lamarckii Ammophila arenaria Anagallis arvensis subsp. arvensis Anagallis minima Anchusa arvensis Angelica archangelica Angelica sylvestris Anisantha sterilis Anthoxanthum odoratum Anthriscus caucalis Anthriscus sylvestris Aphanes inexpectata Apium graveolens Apium nodiflorum Arctium lappa Arctium minus Arenaria leptoclados Arenaria serpyllifolia Arrhenatherum elatius Artemisia absinthium Artemisia biennis Artemisia vulgaris Asparagus officinalis subsp. officinalis Aster tripolium Atriplex patula Atriplex prostrata Bellis perennis Berberis vulgaris Berula erecta Betula pendula Bidens cernua Bidens frondosa Bidens tripartita Blackstonia perfoliata Bolboschoenus maritimus Brassica nigra Bromus hordeaceus Bromus racemosus Bryonia dioica Butomus umbellatus Cakile maritima Calamagrostis epigejos
1998 2 3 10 2 2 3 13 1 2 . 6 2 2 7 9 9 . 1 6 1 . 1 13 3 4 . . 10 1 4 . 1 8 1 8 7 . 5 12 4 5 3 7 12 1 5 1 7 5 6 . 12 1 12 1 9 2 5 10
2002 1 2 14 1 7 4 17 1 5 1 9 4 1 10 10 12 1 1 6 6 3 2 15 6 6 1 1 9 . 4 1 2 8 2 12 11 1 11 10 5 . 3 7 16 2 6 1 10 8 9 3 16 1 13 1 11 4 4 11
num 49 6097 182 184 185 5315 1460 188 200 203 205 208 209 211 212 215 224 225 232 235 261 245 249 258 259 262 270 1766 5314 286 285 287 292 293 296 295 298 2301 299 450 305 306 310 312 315 316 331 336 339 343 350 475 353 355 2311 358 359 369 372 384 385 386 390 394 397
Nederlandse naam Noordse helm Sterrenkroos Stomphoekig sterrenkroos Gewoon sterrenkroos Gevleugeld sterrenkroos Doorschijnend sterrenkroos Spindotterbloem Haagwinde Gewoon herderstasje Kleine veldkers Pinksterbloem Kruldistel Knikkende distel Scherpe zegge Moeraszegge Zandzegge Zilte zegge Tweerijige zegge Zeegroene zegge Ruige zegge Dwergzegge Valse voszegge Pluimzegge IJle zegge Oeverzegge Gewone bermzegge Haagbeuk Knoopkruid Rijncentaurie Echt duizendguldenkruid Strandduizendguldenkruid Fraai duizendguldenkruid Akkerhoornbloem Scheve hoornbloem Gewone hoornbloem Kluwenhoornbloem Zandhoornbloem Viltige hoornbloem Grof hoornblad Wilgenroosje Stinkende gouwe Melganzenvoet Stippelganzenvoet Zeegroene ganzenvoet Korrelganzenvoet Rode ganzenvoet Akkerdistel Speerdistel Bosrank Echt lepelblad Akkerwinde Canadese fijnstraal Smal vlieszaad Rode kornoelje Canadese kornoelje Kleine varkenskers Grove varkenskers Eenstijlige meidoorn Klein streepzaad Handjesgras Veldhondstong Kamgras Kropaar Peen Ruwe smele
Wetenschappelijke naam Calammophila x baltica Callitriche spec. Callitriche obtusangula Callitriche platycarpa Callitriche stagnalis Callitriche truncata Caltha palustris subsp. araneosa Calystegia sepium Capsella bursa-pastoris Cardamine hirsuta Cardamine pratensis Carduus crispus Carduus nutans Carex acuta Carex acutiformis Carex arenaria Carex distans Carex disticha Carex flacca Carex hirta Carex oederi subsp. oederi Carex otrubae Carex paniculata Carex remota Carex riparia Carex spicata Carpinus betulus Centaurea jacea Centaurea stoebe subsp. rhenana Centaurium erythraea Centaurium littorale Centaurium pulchellum Cerastium arvense Cerastium diffusum Cerastium fontanum subsp. vulgare Cerastium glomeratum Cerastium semidecandrum Cerastium tomentosum Ceratophyllum demersum Chamerion angustifolium Chelidonium majus Chenopodium album Chenopodium ficifolium Chenopodium glaucum Chenopodium polyspermum Chenopodium rubrum Cirsium arvense Cirsium vulgare Clematis vitalba Cochlearia officinalis subsp. officinalis Convolvulus arvensis Conyza canadensis Corispermum intermedium Cornus sanguinea Cornus sericea Coronopus didymus Coronopus squamatus Crataegus monogyna Crepis capillaris Cynodon dactylon Cynoglossum officinale Cynosurus cristatus Dactylis glomerata Daucus carota Deschampsia cespitosa
1998 1 2 2 1 4 3 2 14 13 3 7 3 7 2 . 6 1 . 1 9 . 11 . . 1 2 . 1 . 1 2 6 2 2 13 . 6 1 . 6 1 9 5 7 1 6 14 12 1 1 1 10 5 2 . 1 1 9 12 1 4 6 7 2 2
2002 . . 5 . 6 5 2 16 13 1 9 2 9 . 1 8 3 1 . 10 1 15 1 1 2 4 1 2 1 2 3 15 7 . 17 2 2 . 3 5 2 12 3 7 1 7 17 17 2 . 6 12 2 6 4 4 2 9 15 3 3 8 13 1 3
num 410 412 419 421 428 431 6187 435 437 440 442 445 444 446 448 451 457 1642 460 461 462 466 465 480 482 481 485 486 489 490 2388 495 498 2316 2486 970 971 517 514 1472 520 523 526 531 2222 543 545 544 546 550 2376 557 570 571 574 576 581 582 584 585 586 587 589 607 629
Nederlandse naam Grote zandkool Grote kaardebol Brede stekelvaren Mannetjesvaren Hanenpoot Slangenkruid Waterbies Naaldwaterbies Gewone waterbies Slanke waterbies Smalle waterpest Strandkweek Biestarwegras Kweek Beklierde basterdwederik Harig wilgenroosje Viltige basterdwederik Kantige basterdwederik Brede wespenorchis Moeraswespenorchis Heermoes Lidrus Bastaardpaardenstaart Gewone reigersbek Duinreigersbek Kleverige reigersbek Echte kruisdistel Blauwe zeedistel Wilde kardinaalsmuts Koninginnenkruid Heksenmelk Kroontjeskruid Tuinwolfsmelk Stijve ogentroost Chinese bruidssluier Zwaluwtong Heggenduizendknoop Duinzwenkgras Rietzwenkgras Hard zwenkgras Rood zwenkgras Duits viltkruid Moerasspirea Gewone es Gespleten + Gewone hennepnetel Gewone hennepnetel Kaal knopkruid Harig knopkruid Kleefkruid Glad walstro Moeraswalstro Geel walstro Slipbladige ooievaarsbek Zachte ooievaarsbek Kleine ooievaarsbek Robertskruid Melkkruid Hondsdraf Mannagras Liesgras Stomp vlotgras Bleekgele droogbloem Moerasdroogbloem Gewone berenklauw Duindoorn
Wetenschappelijke naam Diplotaxis tenuifolia Dipsacus fullonum Dryopteris dilatata Dryopteris filix-mas Echinochloa crus-galli Echium vulgare Eleocharis spec. Eleocharis acicularis Eleocharis palustris Eleocharis uniglumis Elodea nuttallii Elytrigia atherica Elytrigia juncea subsp. boreoatlantica Elytrigia repens Epilobium ciliatum Epilobium hirsutum Epilobium parviflorum Epilobium tetragonum Epipactis helleborine Epipactis palustris Equisetum arvense Equisetum palustre Equisetum x litorale Erodium cicutarium subsp. cicutarium Erodium cicutarium subsp. dunense Erodium lebelii Eryngium campestre Eryngium maritimum Euonymus europaeus Eupatorium cannabinum Euphorbia esula Euphorbia helioscopia Euphorbia peplus Euphrasia stricta Fallopia baldschuanica Fallopia convolvulus Fallopia dumetorum Festuca arenaria Festuca arundinacea Festuca cinerea Festuca rubra Filago vulgaris Filipendula ulmaria Fraxinus excelsior Galeopsis bifida + G. tetrahit Galeopsis tetrahit Galinsoga parviflora Galinsoga quadriradiata Galium aparine Galium mollugo Galium palustre Galium verum Geranium dissectum Geranium molle Geranium pusillum Geranium robertianum Glaux maritima Glechoma hederacea Glyceria fluitans Glyceria maxima Glyceria notata Gnaphalium luteo-album Gnaphalium uliginosum Heracleum sphondylium Hippophae rhamnoides
1998 5 3 . 2 . 3 1 3 10 4 4 13 2 11 3 12 6 2 1 1 9 . 1 4 7 2 11 2 3 8 2 1 1 . 1 1 1 2 12 1 12 . 2 1 . 4 . . 12 . 4 5 7 7 1 5 5 10 2 1 1 3 4 7 6
2002 3 3 1 1 1 2 . 5 13 4 4 16 1 14 9 17 13 8 1 1 13 2 . 10 1 2 13 1 1 12 2 2 . 1 1 1 . 2 15 . 15 1 1 4 2 3 1 2 16 2 9 6 10 10 3 3 9 13 3 6 . 7 10 9 8
num 631 634 636 637 639 649 654 1862 662 665 671 673 675 2343 678 2227 680 683 684 699 700 701 706 708 715 723 724 725 727 729 730 1701 443 736 739 745 747 752 756 759 5309 762 763 1866 780 782 784 785 1934 790 792 796 794 797 798 799 801 809 810 812 813 814 815 820 830
Nederlandse naam Gestreepte witbol Zeepostelein Kruipertje Veldgerst Hop Sint-Janskruid Gewoon biggenkruid Reuzenbalsemien Engelse alant Gele lis Zilte greppelrus Zomprus Greppelrus Knolrus Platte rus Platte + Zilte rus Pitrus Zilte rus Zeegroene rus Kompassla Witte dovenetel Hoenderbeet Paarse dovenetel Akkerkool Veldlathyrus Klein kroos Puntkroos Vertakte leeuwentand Kleine leeuwentand Veldkruidkers Pijlkruidkers Rozetkruidkers Zandhaver Wilde liguster Slijkgroen Vlasbekje Geelhartje Glad parelzaad Engels raaigras Wilde kamperfoelie Gewone + Rechte rolklaver Smalle rolklaver Moerasrolklaver Tuinjudaspenning Wolfspoot Penningkruid Grote wederik Grote kattenstaart Appel Klein kaasjeskruid Groot kaasjeskruid Schijfkamille Echte kamille Gevlekte rupsklaver Sikkelklaver Hopklaver Luzerne Witte honingklaver Goudgele honingklaver Citroengele honingklaver Watermunt Akkermunt Hertsmunt Kransmunt Drienerfmuur
Wetenschappelijke naam Holcus lanatus Honckenya peploides Hordeum murinum Hordeum secalinum Humulus lupulus Hypericum perforatum Hypochaeris radicata Impatiens glandulifera Inula britannica Iris pseudacorus Juncus ambiguus Juncus articulatus Juncus bufonius Juncus bulbosus Juncus compressus Juncus compressus + J. gerardi Juncus effusus Juncus gerardi Juncus inflexus Lactuca serriola Lamium album Lamium amplexicaule Lamium purpureum Lapsana communis Lathyrus pratensis Lemna minor Lemna trisulca Leontodon autumnalis Leontodon saxatilis Lepidium campestre Lepidium draba Lepidium heterophyllum Leymus arenarius Ligustrum vulgare Limosella aquatica Linaria vulgaris Linum catharticum Lithospermum officinale Lolium perenne Lonicera periclymenum Lotus corniculatus Lotus glaber Lotus pedunculatus Lunaria annua Lycopus europaeus Lysimachia nummularia Lysimachia vulgaris Lythrum salicaria Malus sylvestris Malva neglecta Malva sylvestris Matricaria discoidea Matricaria recutita Medicago arabica Medicago falcata Medicago lupulina Medicago sativa Melilotus albus Melilotus altissimus Melilotus officinalis Mentha aquatica Mentha arvensis Mentha longifolia Mentha x verticillata Moehringia trinervia
1998 11 1 7 8 1 . 6 . 1 8 . 6 11 1 2 1 3 6 8 7 2 . 1 . 1 4 1 10 2 . 2 1 7 5 10 5 . 2 11 1 3 5 1 1 13 1 . 9 3 1 3 8 11 1 2 9 1 4 . 1 12 1 1 . .
2002 15 3 12 11 2 1 10 1 . 9 1 9 15 . 2 2 6 8 10 4 3 3 . 2 3 4 2 11 5 1 2 . 8 6 12 6 4 1 15 2 4 8 2 . 17 . 1 11 4 1 2 11 10 4 1 16 1 6 5 . 17 1 1 1 1
num 840 841 843 844 851 509 870 872 873 874 877 878 915 916 922 967 972 973 977 976 926 930 931 932 933 944 946 945 947 952 955 957 958 959 968 5203 980 5312 2302 5186 2254 981 990 998 1002 1006 1010 1012 1017 1019 1020 1021 1029 1030 1034 1035 1037 1040 1041 1045 1048 1056 1057 1058 1764
Nederlandse naam Akkervergeet-mij-nietje Zompvergeet-mij-nietje Ruw vergeet-mij-nietje Moerasvergeet-mij-nietje Aarvederkruid Rode ogentroost Zilt torkruid Middelste teunisbloem Grote teunisbloem Kleine teunisbloem Kattendoorn Wegdistel Bleke klaproos Grote klaproos Pastinaak Veenwortel Waterpeper Beklierde duizendknoop Perzikkruid Zachte duizendknoop Groot hoefblad Rietgras Zanddoddegras Timoteegras Riet Hertshoornweegbree Smalle weegbree Getande weegbree Grote weegbree Straatgras Plat beemdgras Moerasbeemdgras Veldbeemdgras Ruw beemdgras Gewoon varkensgras Gewone + Brede eikvaren Witte abeel Canada- en Zwarte populier Ontariopopulier Italiaanse populier Canadapopulier Grauwe abeel Gekroesd fonteinkruid Schedefonteinkruid Tenger fonteinkruid Zilverschoon Vijfvingerkruid Liggende ganzerik Gewone brunel Vogelkers Amerikaanse vogelkers Sleedoorn Heelblaadjes Klein vlooienkruid Rond wintergroen Peer Zomereik Scherpe boterbloem Fijne waterranonkel Knolboterbloem Egelboterbloem Kruipende boterbloem Behaarde boterbloem Blaartrekkende boterbloem Bolletjesraket
Wetenschappelijke naam Myosotis arvensis Myosotis laxa subsp. cespitosa Myosotis ramosissima Myosotis scorpioides Myriophyllum spicatum Odontites vernus subsp. serotinus Oenanthe lachenalii Oenothera biennis Oenothera erythrosepala Oenothera parviflora Ononis repens subsp. spinosa Onopordum acanthium Papaver dubium Papaver rhoeas Pastinaca sativa Persicaria amphibia Persicaria hydropiper Persicaria lapathifolia Persicaria maculosa Persicaria mitis Petasites hybridus Phalaris arundinacea Phleum arenarium Phleum pratense subsp. pratense Phragmites australis Plantago coronopus Plantago lanceolata Plantago major subsp. intermedia Plantago major subsp. major Poa annua Poa compressa Poa palustris Poa pratensis Poa trivialis Polygonum aviculare Polypodium vulgare + P. interjectum Populus alba Populus canadensis + P. nigra Populus gileadensis Populus nigra cv. `Italica` Populus x canadensis Populus x canescens Potamogeton crispus Potamogeton pectinatus Potamogeton pusillus Potentilla anserina Potentilla reptans Potentilla supina Prunella vulgaris Prunus padus Prunus serotina Prunus spinosa Pulicaria dysenterica Pulicaria vulgaris Pyrola rotundifolia Pyrus communis Quercus robur Ranunculus acris Ranunculus aquatilis Ranunculus bulbosus Ranunculus flammula Ranunculus repens Ranunculus sardous Ranunculus sceleratus Rapistrum rugosum
1998 4 2 1 4 2 8 3 5 1 2 8 1 3 2 2 6 9 12 7 . . 5 4 7 14 5 8 5 10 14 . 3 12 12 12 . 2 2 2 . 5 2 1 3 4 13 4 1 1 1 . 2 8 5 . . . 8 1 2 . 10 11 9 1
2002 5 8 . 11 2 13 3 6 1 . 9 . . . 4 10 14 16 12 2 3 10 7 6 17 7 12 3 17 15 2 5 7 15 13 1 2 5 2 1 6 . 2 3 4 17 8 1 2 1 1 2 11 9 1 1 1 6 2 3 1 14 11 14 .
num 1063 1064 1066 1071 1074 860 1076 1078 1643 1645 1085 1089 1634 1829 1093 1094 1097 1098 1099 1100 1101 1102 1103 1095 1109 1110 1111 1112 1116 1118 1119 1120 1121 1123 1124 1125 1126 1133 1884 1135 1155 1161 1160 1167 1170 2406 1173 1175 1176 1888 2358 1183 1185 1733 2290 1189 1190 1191 1192 1198 805 1207 1208 1211 1216
Nederlandse naam Wouw Wegedoorn Grote ratelaar Aalbes Gele waterkers Witte waterkers Moeraskers Akkerkers Hondsroos Egelantier Rimpelroos Dauwbraam Gewone braam Rubus laciniatus Veldzuring Schapenzuring Kluwenzuring Krulzuring Waterzuring Goudzuring Ridderzuring Moeraszuring Bloedzuring Bermzuring Tengere vetmuur Zeevetmuur Sierlijke vetmuur Liggende vetmuur Schietwilg Boswilg Grauwe wilg Duitse dot Kraakwilg Bittere wilg Kruipwilg Amandelwilg Katwilg Gewone vlier Peterselievlier Waterpunge Mattenbies Ruwe bies Bosbies Geoord helmkruid Knopig helmkruid Gevleugeld helmkruid Blauw glidkruid Muurpeper Wit vetkruid Roze vetkruid Hemelsleutel Waterkruiskruid Viltig kruiskruid Bezemkruiskruid Jakobskruiskruid Moeraskruiskruid Boskruiskruid Kleverig kruiskruid Klein kruiskruid Blauw walstro Avondkoekoeksbloem Herik Hongaarse raket Gewone raket Grote watereppe
Wetenschappelijke naam Reseda luteola Rhamnus cathartica Rhinanthus angustifolius Ribes rubrum Rorippa amphibia Rorippa nasturtium-aquaticum Rorippa palustris Rorippa sylvestris Rosa canina Rosa rubiginosa Rosa rugosa Rubus caesius Rubus fruticosus Rubus laciniatus Rumex acetosa Rumex acetosella Rumex conglomeratus Rumex crispus Rumex hydrolapathum Rumex maritimus Rumex obtusifolius Rumex palustris Rumex sanguineus Rumex x pratensis Sagina apetala Sagina maritima Sagina nodosa Sagina procumbens Salix alba Salix caprea Salix cinerea Salix dasyclados Salix fragilis Salix purpurea Salix repens Salix triandra Salix viminalis Sambucus nigra Sambucus nigra cv. `Laciniata` Samolus valerandi Schoenoplectus lacustris Schoenoplectus tabernaemontani Scirpus sylvaticus Scrophularia auriculata Scrophularia nodosa Scrophularia umbrosa Scutellaria galericulata Sedum acre Sedum album Sedum spurium Sedum telephium Senecio aquaticus Senecio erucifolius Senecio inaequidens Senecio jacobaea Senecio paludosus Senecio sylvaticus Senecio viscosus Senecio vulgaris Sherardia arvensis Silene latifolia subsp. alba Sinapis arvensis Sisymbrium altissimum Sisymbrium officinale Sium latifolium
1998 1 7 1 2 6 8 8 8 9 5 2 11 7 1 1 1 7 13 3 8 7 7 2 1 2 3 4 9 8 4 7 3 1 1 2 8 9 12 . 1 . 6 . . 3 4 5 11 1 . 2 1 8 4 8 2 2 6 11 1 3 6 4 8 1
2002 . 10 4 3 5 15 12 11 6 6 2 14 7 1 3 4 15 13 4 9 12 12 3 2 6 . 14 16 13 9 10 2 2 5 4 4 11 15 1 5 1 7 1 3 2 3 9 13 1 1 1 1 4 8 14 2 . 5 14 2 3 2 1 10 .
num 1218 1219 1220 1221 2324 1224 1225 1226 1227 1229 1238 1241 1245 847 1250 2107 1259 320 1260 1263 1264 1184 1275 1281 1289 1290 2418 1296 1298 1299 1300 1301 1305 1306 1307 1311 795 1316 1317 1318 6541 1321 1322 1333 1343 1346 1347 1349 1350 1351 1358 1367 1369 1370 1368 1373 1381 2453 1393 2469 1964
Nederlandse naam Bitterzoet Zwarte nachtschade Driebloemige nachtschade Late guldenroede Akkermelkdistel Gekroesde melkdistel Gewone melkdistel Moerasmelkdistel Wilde lijsterbes Grote + Blonde egelskop Zilte schijnspurrie Veelwortelig kroos Moerasandoorn Watermuur Vogelmuur Sneeuwbes Gewone smeerwortel Moederkruid Boerenwormkruid Oranjegele paardenbloem Gewone paardenbloem Moerasandijvie Poelruit Witte krodde Heggendoornzaad Knopig doornzaad Gele morgenster Hazenpootje Liggende klaver Kleine klaver Aardbeiklaver Basterdklaver Rode klaver Witte klaver Ruwe klaver Moeraszoutgras Reukeloze kamille Klein hoefblad Kleine lisdodde Grote lisdodde Iep Grote brandnetel Kleine brandnetel Echte valeriaan Koningskaars Blauwe waterereprijs Veldereprijs Beekpunge Rode waterereprijs Gewone ereprijs Grote ereprijs Gelderse roos Vogelwikke Ringelwikke Smalle wikke Heggenwikke Duinviooltje Gewimperd langbaardgras Gewoon langbaardgras Late stekelnoot Zannichellia
Wetenschappelijke naam Solanum dulcamara Solanum nigrum subsp. nigrum Solanum triflorum Solidago gigantea Sonchus arvensis Sonchus asper Sonchus oleraceus Sonchus palustris Sorbus aucuparia Sparganium erectum Spergularia marina Spirodela polyrhiza Stachys palustris Stellaria aquatica Stellaria media Symphoricarpos albus Symphytum officinale Tanacetum parthenium Tanacetum vulgare Taraxacum obliquum Taraxacum officinale Tephroseris palustris Thalictrum flavum Thlaspi arvense Torilis japonica Torilis nodosa Tragopogon pratensis subsp. pratensis Trifolium arvense Trifolium campestre Trifolium dubium Trifolium fragiferum Trifolium hybridum Trifolium pratense Trifolium repens Trifolium scabrum Triglochin palustris Tripleurospermum maritimum Tussilago farfara Typha angustifolia Typha latifolia Ulmus spec. Urtica dioica Urtica urens Valeriana officinalis Verbascum thapsus Veronica anagallis-aquatica Veronica arvensis Veronica beccabunga Veronica catenata Veronica chamaedrys Veronica persica Viburnum opulus Vicia cracca Vicia hirsuta Vicia sativa subsp. nigra Vicia sepium Viola curtisii Vulpia ciliata subsp. ciliata Vulpia myuros Xanthium strumarium Zannichellia palustris
1998 11 8 1 7 13 13 5 7 4 1 4 3 10 . 12 1 6 1 2 1 11 1 2 2 1 3 2 1 1 8 8 1 9 11 1 3 9 13 1 1 2 14 5 6 1 10 1 1 12 1 2 4 5 . 5 1 2 . . 1 3
2002 14 7 2 8 17 12 3 8 4 1 2 2 13 1 12 1 10 . 4 . 14 . 2 1 . 5 3 2 5 8 11 . 12 16 1 3 14 16 . 4 2 17 3 10 1 17 5 . 14 1 3 4 6 1 2 . 2 2 3 . 3
Totaal aantal soorten Aantal km-hokken
388 14
402 17
Bijlage 10: De Floristische Kwaliteit van de ecosysteemtypen in de kmhokken langs het westelijk deel van het Haringvliet in 2002
1,00 11,00 7,50 1,75 0,75 4,50 11,00 3,25 8,25 10,50 13,50 1,50 8,62 8,50 7,50 4,00 0,75 6,00 1,50 1,50 0,75 6,00 3,00 0,75 5,95 8,83 6,00 2,50 19,08 9,83 13,50 5,00 17,83 7,83 1,50 1,75 11,70 10,33 9,00 5,50 0,33 0,33 3,00 0,50 8,54 0,66 5,00 4,25 16,20 0,83 5,00 2,75 12,50 0,50 6,00 2,75 11,21 0,33 2,50 0,75 11,50 0,50 13,50 8,00 5,16 0,66 8,00 11,25
Drempelwaarden voor Floristische Kwaliteit ecosysteemtype Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
D1 8,5 8,5 6,5 8 14 14,5 9,5 7 10 15 13,5 10,5 15,5
D2 13,5 11 8,5 12,5 21 19 12 8,5 14,5 20 16,5 13 18,5
D3 18,5 13 10,5 17,5 27,5 23,5 14,5 10 19 25 19,5 15 21
D4 23 15 12,5 22 34 28,5 16,5 11,5 23 30 22,5 17,5 23,5
Berekening klassen met behulp van de drempelwaarden waarde FK < D1 D1 <= FK
klasse afwezig/slecht matig vrij goed goed zeer goed
Hardhoutooibos
Zachthoutooibos
Moeras
Droge ruigte
Vochtige ruigte
25,25 28,25 35,00 32,13 16,50 7,00 15,88 32,25 14,75 22,63 14,50 25,63 14,38 18,25 13,13 22,50 22,00
Getijderuigte
9,00 2,25 5,25 2,75 3,75 3,75 3,00 6,50 1,50 6,75 6,25 0 3,00 1,50 0 1,50 2,50
Zilt grasland
Buitendijks grasland
13,00 19,00 12,75 12,00 8,25 6,00 11,25 19,00 5,50 19,25 15,50 14,25 13,00 8,50 6,00 15,75 12,75
Rivierduingrasland
Zand- en grindstrand
0 1,50 0 0 0 0 1,50 11,50 1,50 1,50 0 1,25 8,75 5,00 3,00 6,25 9,00
Stroomdalgrasland
Slikkige oever
km-hok 63 425 63 426 64 425 65 424 65 427 65 428 66 424 66 427 67 423 67 427 69 424 70 421 70 426 71 421 72 421 72 424 73 424
Kleine wateren
Floristische Kwaliteit per ecosysteemtype
11,25 4,00 2,25 5,25 4,50 14,50 4,50 4,25 5,50 3,50 14,25 9,00 0,75 5,50 6,00 13,25 7,50 4,00 3,50 3,00 5,75 4,50 0,75 5,75 7,00 5,25 7,50 2,25 6,75 3,00 6,00 3,33 1,75 1,50 0 18,75 10,58 9,25 7,00 11,25 5,25 5,58 2,25 0,75 4,50 14,00 13,08 5,25 7,50 9,75 12,00 6,33 0 3,75 0 2,25 1,41 4,25 0 0 8,50 2,33 6,00 6,50 4,50 16,00 2,00 5,25 2,00 4,00 14,50 1,83 5,25 1,00 4,50 20,00 0,50 12,00 8,50 8,50 24,00 2,16 14,25 8,75 10,00
Overige rapporten uit de FLORON-reeks: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28.
Tamis, W.L.M.& C.L.G. Groen, 1996. Een floristisch meetnet voor de oevers van de zoete rijkswateren. RIZA-nota 96.010 / FLORON-rapport 1. Leiden. (Niet meer voorradig) Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1997. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1996: methodische verantwoording en uitwerking IJsselmeer en Markermeer. FLORON-rapport 2. Leiden. (Niet meer voorradig) Lemaire, A.J.J., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1997. Verspreiding van doelsoorten (vaatplanten) in relatie tot de Ecologische Hoofdstructuur. FLORON-rapport 3. Leiden. (Niet meer voorradig) Tamis, W.L.M., C.L.G. Groen & A. van Strien, 1997. Een aanzet voor een landelijk meetnet voor de flora. FLORON-rapport 4. Leiden. (Niet meer voorradig) Goede, A.F. de, 1998. De Plateaux en Hageven (B), botanische inventarisatie en kartering. FLORONrapport 5. Leiden. Goede, A.F. de, 1998. De beekdalgraslanden en akkers bij Norg, botanische inventarisatie en kartering. FLORON-rapport 6. Leiden. Goede, A.F. de, 1998. De Mussenwaard en Crèvecoeur, botanische inventarisatie. FLORON-rapport 7. Leiden. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1998. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1997; uitwerking Maas en Randmeren. RIZA Nota nr.: 98.022 / FLORON-rapport 8. Leiden. Vreeken, B. et al., 1999. Uitwerking van het Landelijk Meetnet Flora voor Aandachtsoorten. FLORONrapport 9. Leiden. Bonte, A.J. de & A.J. Lemaire, 1999. Effecten van begrazing op de flora en vegetatie in het Amsterdamse Bos, FLORON-rapport 10. Leiden. Odé, B. & R. Beringen, 1998. Floristische inventarisatie nevengeulen 1998. RIZA Werkdocument 96.160X / FLORON-rapport 11. Leiden. Odé, B., R. Beringen, R.C.M.J. van Moorsel & C.L.G. Groen, 1999. Floristische inventarisatie Haringvliet / Hollands Diep, 1998. FLORON-rapport 12 / RWS-DZH-rapport APS/99.028. Leiden. Bonte, A.J. de & A.J.J. Lemaire, 1999. De Klencke; soorten- en vegetatiekartering. FLORON-rapport 13. Leiden. Bonte, A.J. de & A.J.J. Lemaire, 1999. De Kievitslanden; soorten- en vegetatiekartering. FLORON-rapport 14. Leiden. Bonte, A.J. de & A.J.J. Lemaire, 1999. Schouwense inlagen en karrevelden; soorten- en vegetatiekartering. FLORON-rapport 15. Leiden. Odé, B. & R. Beringen, 1999. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1998; uitwerking Zoete Delta. RIZA Nota nr.: 99.012 / FLORON-rapport 16. Leiden. Groen, C.L.G., A. de Bonte, R. van der Meijden & R.C.M.J. van Moorsel. 1999. Kwalitatieve verbetering van de historische floradatabank FLORIVON: indicatorsoorten van aquatische, natte en vochtige milieus. FLORON-rapport 17. Leiden. Vreeken, B. 1999. Flora van de Sint-Pietersberg 1993-1999. Met lijst van bijzondere soorten sinds 1900. FLORON-rapport 18. Leiden Vreeken, B. 1999. Vegetatie en Florakartering Wooldse Veen 1999. FLORON-rapport 19. Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2000. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 1999; uitwerking Rijntakken en evaluatie eerste ronde. FLORON-rapport 20 / RIZA nota nr. 2000.023. Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2000. Floristische inventarisatie nevengeulen, Gameren 2000. FLORON-rapport 21 / RIZA Werkdocument 2000.163X. Stichting FLORON, Leiden. Vreeken, B. 2001. Florakartering van het Geleenbeekdal, met een bostypenkartering van de Danikerberg, het Stammenerbos en het Vrouwenbos. FLORON-rapport 22. Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2001. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2000; uitwerking tweede ronde IJsselmeer en Markermeer. FLORON-rapport 23 / RIZA nota 2001.013, Stichting FLORON, Leiden. Vreeken, B. 2002. Florakartering De Kadelanden. Landinrichtingsgebied Bodegraven-Noord. FLORONrapport 24. Stichting FLORON, Leiden. Vreeken, B. 2002. Florakartering Limbrichterbos. FLORON-rapport 25. Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002 Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Randmeren. FLORON-rapport 26 / RIZA nota 2002.011, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002 Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Maas. FLORON-rapport 27 / RIZA nota 2002.010, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002 Floristische inventarisatie nevengeulen, Gameren en Opijnen 2002. FLORON-rapport 28 / RIZA-werkdocument 2002.184X, Stichting FLORON, Leiden.