Financiële begroting 2015 samengevat Begrotingscyclus Het beleid en de financiën van de provincie komen op een aantal momenten in het jaar provinciebreed aan de orde. Dit wordt ook wel de begrotings- of planning- en controlcyclus genoemd. In het voorjaar worden de jaarstukken aan Provinciale Staten voorgelegd. Daarin wordt verantwoording afgelegd geven over het in het vorige jaar uitgevoerde beleid en de daarvoor gebruikte budgetten. Kort daarna wordt de kadernota aan Provinciale Staten voorgelegd. Hierin worden op hoofdlijnen de beleidsmatige en financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar geschetst. Daarbij worden afwegingen gemaakt over bestaand en nieuw beleid en de inzet van beschikbare middelen. De door Provinciale Staten vastgestelde jaarstukken, eventuele tussentijdse begrotingswijzigingen en de kadernota vormen het vertrekpunt voor de ramingen in de begroting voor het volgende kalenderjaar. In de begroting zijn het te voeren beleid en de daarvoor in te zetten middelen verder uitgewerkt. Dit volgens wettelijke en provinciale voorschriften. Uitgangspunt is het stelsel van baten en lasten: inkomsten en uitgaven moeten geraamd (begroting) en verantwoord (jaarstukken) worden in het jaar waarin ook de prestaties worden geleverd. Ook is de provincie verplicht met een sluitende begroting te werken: het totaal van de baten en lasten van alle programma’s moet in evenwicht zijn. De door Provinciale Staten vastgestelde begroting moet voor 15 november aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden voorgelegd. Het ministerie houdt toezicht op de financiën van de provincies. Verreweg het grootste deel van de begroting bestaand uit bestaand beleid en de hiervoor door Provinciale Staten beschikbaar gestelde middelen. Feitelijk is de begroting voor het grootste deel een bundeling of samenvatting van eerder vastgesteld beleid op alle beleidsterreinen. De beleidsprogramma’s zijn grotendeel gebaseerd op beleidsnota’s die eerder door Provinciale Staten zijn vastgesteld. Na vaststelling van de begroting door Provinciale Staten is het college van Gedeputeerde Staten bevoegd de in de begroting opgenomen budgetten in te zetten om de beleidsprogramma’s uit te voeren. Tijdens het begrotingsjaar legt het college via de bestuursrapportages verantwoording aan de Staten af over de uitvoering van de begroting en het hiervoor ingezette geld. De laatste bestuursrapportage geeft een vooruitblik op de jaarstukken die na afloop van het jaar aan Provinciale Staten wordt voorgelegd.
Hieronder worden de geraamde baten en lasten voor 2015 per beleidsprogramma weergegeven.
Baten en lasten per beleidsprogramma x € 1.000.000 300 250 200 150 100 50
Lasten Baten
0
Lasten Vooral de programma’s 2, 5 en 6 maken een belangrijk deel uit van de totale (exploitatie)begroting. In programma 2 Verkeer en vervoer betreft dit vooral uitgaven voor het onderhoud van de provinciale infrastructuur en het openbaar vervoer. In programma 5 Landelijk gebied gaat het vooral om uitgaven voor natuurbeleid. Het natuurbeleid is volledig gedecentraliseerd naar de provincies. In programma 6 Economie, toerisme en recreatie gaat het vooral om uitgaven voor de uitvoering van projecten in het kader van het economisch beleid. In de beleidsprogramma’s 1 t/m 9 wordt de verdeling van de lasten over de beleidsvelden in taartdiagrammen weergegeven.
Hieronder worden de geraamde lasten voor 2015 naar soorten weergegeven.
NB: De één na laatste kolom betreft toevoegingen vanuit de exploitatiebegroting aan de balansposten voorzieningen en de zogenoemde overlopende passiva. De laatste kolom betreft de bedrijfsvoeringskosten die aan de (exploitatie)begroting, c.q. de beleidsprogramma’s zijn toegerekend.
De overdrachten maken een groot deel uit van de totale lasten. Overdrachtsuitgaven zijn uitkeringen of subsidies aan andere partijen – veelal andere overheden - waartegenover geen directe levering van diensten of goederen staat. Als daar wel sprake van is dan vallen de uitgaven onder de categorie ‘Goederen en diensten.’ De stortingen in reserves vloeien voort uit eerdere besluitvorming over beleid en middelen. Dit betreft bijvoorbeeld bestemmingsreserves die dienen voor de dekking van (toekomstige) uitgaven. Afschrijvingslasten vloeien voort uit afschrijving van op de balans geactiveerde investeringsuitgaven. Na oplevering van een investeringsproject worden de betreffende investeringsuitgaven geactiveerd. Bedrijfsvoeringskosten zijn de kosten van personeel en aan personeel gerelateerde kosten (huisvesting, automatisering, archief, etcetera). Deze kosten worden op basis van de verwachte inzet van de formatie toegerekend aan de beleidsprogramma’s (exploitatiebegroting) en voor een klein deel aan investeringsprojecten. In paragraaf 7 Bedrijfsvoering wordt de samenstelling en de toerekening van de bedrijfsvoeringkosten behandeld. Tot de overige lasten behoren o.a. administratieve boekingen, belastingen en leges.
Baten Het merendeel van de baten is geraamd in programma 10 Algemene dekkingsmiddelen. Dit betreft vooral de uitkeringen uit het provinciefonds (algemene en decentralisatieuitkeringen) en in mindere mate de opbrengst uit de opcenten motorrijtuigenbelasting. De (dekkings)middelen in programma 10 hebben voor het merendeel geen specifieke bestemming gekregen en compenseren als het ware de lasten in de andere beleidsprogramma’s die niet op andere – specifieke – wijze worden gedekt. Programma 10 is daarmee het sluitstuk van de begroting. De baten in programma 2 betreffen vooral inkomsten uit een specifieke uitkering van het rijk; de zogenoemde Brede doeluitkering verkeer en vervoer. Hieronder worden de geraamde baten in 2015 naar soorten weergegeven.
Baten per soort x € 1.000.000 350 300 250 200 150 100 50 0
NB: De laatste kolom betreft onttrekkingen aan de balansposten voorzieningen en overlopende passiva.
De beschikkingen over reserves vloeien voort uit eerder genomen besluitvorming over de dekking van beleid. Hieronder valt ook de onttrekking aan de reserve Nuon. De verdeling van de middelen uit het provinciefonds over de provincies vindt plaats op basis van een wettelijk vastgestelde verdeelsleutel. Daarbij worden maatstaven gehanteerd zoals het aantal inwoners, het aantal inwoners in landelijke gebieden, het aantal jongeren, de lengte van provinciale wegen, de oeverlengte, het aantal woonruimten en de oppervlaktes van land en water. De uitkeringen uit het provinciefonds voor 2015 zijn berekend aan de hand van de meicirculaire van het rijk.
De opbrengst uit de opcenten op de motorrijtuigenbelasting behoort ook tot de algemene dekkingsmiddelen. Onder deze heffing vallen personenauto’s en motorfietsen. Een deel daarvan is vrijgesteld van de heffing. Het gewicht van het voertuig is bepalend voor de hoogte van de heffing. Het gebruik van voorzieningen en overlopende passiva is verplicht op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en gemeenten (BBV). De onttrekkingen aan de voorzieningen/overlopende passiva betreffen baten die na afloop van het begrotingsjaar in de jaarrekening worden verrekend met deze balansposten. Dit betreft veelal middelen van derden (voornamelijk overheden) die voor een specifiek doel zijn bestemd. Voor de overlopende passiva geldt een zogenoemde terugbetalingsverplichting in het geval van niet-besteding. De nog te ontvangen of terug te betalen bedragen worden na afloop van het begrotingsjaar als vordering, respectievelijk schuld verantwoord op de balans (in de jaarrekening). Na afloop van het begrotingsjaar wordt in de jaarrekening verantwoording afgelegd over de inzet van de voorzieningen en overlopende passiva.