EUROPESE KLOMPEN
Tet de Boer is in 1920 geboren in Kollum (Fr.). Zoals alle kinderen in het dorp liep ze in haar jeugd op Friese learke klompen. Na de lagere school en ULO werkte ze in de zaak van haar vader die drogist en opticien was.
Dat boek “Europese klompen” ligt nu, vier jaar later, voor u.
ISBN 90-9015447-7
Stichting Klompenmuseum Gebr. Wietzes Wolfhorn 1a, 9761 BA Eelde Tel. (+31) 50-309 11 81 www.klompenmuseum.nl
geschiedenis en verscheidenheid
Tet de Boer - Olij
Tet de Boer - Olij
In 1941 trouwde ze en ging met haar man naar “Holland”. Ze woonden in Hoorn, Wormer, Maarsbergen, Hengelo, Wieringen en tien jaar in Den Haag. Haar man werd daar, na beëindiging van z’n studie wiskunde, leraar aan de HBS. In 1963 gingen ze terug naar het “Noorden” waar een baan aan het Gymnasium wachtte. Nadat de vier dochters het huis verlaten hadden verhuisden ze naar Eelde. Voor de inrichting van de tuin kochten ze klompen bij Wietzes en bewonderden zijn prachtige verzameling. Op hun vele reizen door Europa zochten ze naar klompen voor zijn verzameling. Tet raakte gefascineerd door de mooie exemplaren uit o.a. Frankrijk en Spanje. Toen in 1987 de Stichting Klompenmuseum Gebr. Wietzes werd opgericht, werd ze lid van het bestuur. In 1997 nam ze afscheid en dacht: ”Wat moet ik nu met al mijn kennis die ik in tien jaar in mijn hoofd heb opgeslagen. Als ik er niet meer ben wordt alles gewist”. Het plan om een boek te schrijven is toen geboren.
EUROPESE KLOMPEN
Volgende pagina
Inleiding
Dit boek geeft een overzicht van Europese klompen die in al hun diverse vormen en met al hun verschillende versieringen zijn gemaakt en gedragen. Totnogtoe is zo’n overzicht in boekvorm niet verschenen. Wel geven Nederlandse, Duitse en Spaanse studies uitgebreide informatie over het vak van de klompenmaker, het gebruikte gereedschap, de sociale omstandigheden in deze branche, etc. Afgezien van de Spaanse studie, besteden deze boeken echter weinig aandacht aan de klompen zelf, die in elk Europees land in vorm verschillen, en in ieder dorp en zelfs daar per klompenmaker anders zijn versierd.
Volgende pagina
Vorige pagina
De namen van de klompenmakers die de beschreven exemplaren hebben vervaardigd, worden in dit boek niet genoemd. Wel zijn ze in de documentatie van het museum gedeeltelijk aanwezig. Door mijn tienjarige beheer van de collectie en documentatie, het maken van exposities en het geven van informatie aan bezoekers tijdens rondleidingen, heb ik veel kennis gekregen over dit onderwerp. Nu de traditionele vormen en versieringen van de duizenden klompenmakers bijna zijn verdwenen, hoop ik dat dit boek bijdraagt aan het herkennen van de nog bestaande klompen.
11
[8]
Ook is duidelijk dat de maker een vakman was.[9] In Holland zijn steltklompen afgebeeld op een aantal 16e-eeuwse schilderijen van Pieter Aertsen en Johannes van Doetinchem. In de 17e eeuw verdwenen in Nederland de stelten onder de klompen. Waarschijnlijk naar het voorbeeld van de schoen kreeg toen ook de klomp een hak en doordat er geen stelt meer onder de voorvoet zat, was er een dikkere zool nodig.[10] Maar in Denemarken en Zweden zijn stelt-
[9]
klompen tot omstreeks 1945 gedragen. Ook in Midden-Frankrijk bleven ze lang in gebruik. En in het Noord-Westen van Spanje, in de provincies Asturië en Cantabrië, liep de boerenbevolking tot tien jaar geleden nog op steltklompen. Nu worden ze daar nog sporadisch gedragen. De klompen zonder stelten, zoals we die ook nu nog kennen, zijn voor het eerst afgebeeld op het schilderij
[10]
16
Volgende pagina
Vorige pagina
De twee ‘learkeklompen’ met de mooie versiering zijn voor de zondag en voor feestelijke gelegenheden. De versiering, ‘stippelen’ genoemd, is een oude techniek die vroeger ook werd toegepast bij het verven van vloeren van de gang en de mooie kamer. De patronen zijn met een biezentrekker aangegeven. Ze komen uit Twijzelerheide en Noordbergum. De eerste is van wilgen-, de tweede van populierhout.[18,19]
De klompen van wilgenhout met op de kap een paardenkop werden gemaakt voor de wethouders van Dantumadeel. De korenaar op geverfde klompen is typerend voor de noordelijke provincies. De modellen uit Noordbergum worden nu nog gefabriceerd.[20]
[20]
[18]
Het zwarte tripje is van Belgische oorsprong. Belgische vluchtelingen uit de Eerste Wereldoorlog namen in Friesland hun oude beroep weer op. Ze maakten van afvalhout (kleine blokken) zogeheten ‘skipperkes’, hetgeen in het Fries schippersvrouwen betekent. In het Belgische Walonië noemt men deze trippen ook wel batalières, wat eveneens schippersvrouwen betekent.[21]
[19] [21]
24
Volgende pagina
Vorige pagina
Uit Rijssen komt de ‘Rijssensekroak’, van populierenhout vervaardigd. Dit model stamt uit het aangrenzende Duitse Münsterland. In Rijssen werden ze door oude mannen en schaapherders gedragen.[42]
De bruingeteerde kapklomp uit Zwolle is met zijn versiering een typische klomp uit het begin van de 20ste eeuw.[44]
[44]
[42]
Van het vroegere Zuiderzee-eiland Schokland is de klomp met op de kap een gebeeldhouwde leeuwenkop. Het afgebeelde model is een replica, gemaakt naar een oude foto van het museum op Schokland.[45]
De witgeverfde tripklomp met de scherpe lijn op de kap is ook in Enter gemaakt. Ze zijn voor vrouwen in Staphorst bestemd. Deze horen bij hun klederdracht. Voordat het verven in de mode raakte werden ze blank geschuurd. De mannen in Staphorst droegen Meppeler klompen zoals afgebeeld bij de provincie Drenthe.[43]
[43] [45]
Volgende pagina
Vorige pagina
33
Vrouwen van Marken droegen op zondag roosjesklompen bij hun klederdracht. De initialen van de draagster staan zo op de kap dat ze bij het instappen kon zien of het de hare waren. Deze klomp is versierd door de bekende klompenschilder Jan Moenis.[57] De initialen op de zwart geteerde mannenklomp is ook het werk van Jan Moenis.[58] Het snijwerk op de mooie Marker bruidsklompen is het werk van de beroemde Marker, de heer Peereboom. Op de kap zijn ‘de verbonden zes sterren’ uitgesneden en rond de klomp ‘halve zessterren’. Over deze bruidsklompen wordt het volgende verhaal verteld: Wanneer een vissersjongen van Marken zijn oog had laten vallen op een Marker meisje, versierde hij voor haar een paar klompen. Als het meisje de
[57]
[58]
klompen aannam, was hij als bruidegom aangenomen. Zij droeg deze klompen alleen in de bruidsdagen en op de trouwdag. Nadien stonden ze als levenslange talisman onder de bedstee.[59]
[59]
Volgende pagina
Vorige pagina
Bijzondere klompen
Steenzettersklomp, door dijkwerkers gebruikt bij het ‘zetten’ van basaltblokken op de zeedijken. De vierkante neus maakte het gemakkelijker om op de knieën te werken.[73] [75]
De antieke veenlaars uit Schoonebeek (Dr.) heeft nog steltjes zoals veel middeleeuwse klompen in Europa. De schacht is met houten pinnetjes op de klomp bevestigd.[76]
[73]
Ruiterklomp, die in de winter werd vastgemaakt aan de stijgbeugel om de voeten tegen kou te beschermen.[74]
[74]
De arresleeklomp had hetzelfde doel als de ruiterklomp. De klompen werden op de arreslee geschroefd en men schoof er met de schoenen in. Ze waren alleen bij de adel in gebruik.[75]
44
[76]
Volgende pagina
Vorige pagina
[97]
[98]
Volgende pagina
Vorige pagina
55
Een brede soms bewerkte wreefriem maakte ze compleet. In Wallonië worden deze vrouwentrippen ook wel batelière genoemd. Batelière betekent schippersvrouw. Na de Eerste Wereldoorlog kwam er aan deze industrie abrupt een einde. De magazijnen zaten vol van vier jaar arbeid. Voor de prijs van brandhout werden ze verkocht. Op rommelmarkten in België zijn ze nu nog wel eens te koop. Zo ook de in Mons (Bergen) gekochte tripklomp voor vrouwen. Een antieke, met de hand gemaakte kloef. Eigenaardig is de punt, de losse riem over de wreef en de leren hielbeschermer. Tijdens het carneval werd op de wreef een witte papieren roos geplakt.[103]
[101]
[102]
[103]
Volgende pagina
Vorige pagina
57
Sabots uit Bretagne en Normandië
Bretagne is in Frankrijk de provincie waar de sabot veel is gedragen en ook het langst in gebruik is gebleven. Dat geldt zowel voor de werkklompen voor mannen en vrouwen als voor de mooi versierde sabots voor de kerkgang op zondag. De boshut als saboterie heeft er ook nog lang dienst gedaan. In 1988 was er nog zo'n hut in het oeroude bos van Huelgoat. Een mooi voorbeeld van een werkklomp voor vrouwen is de zwart geverniste sabot met lange punten. Waarschijnlijk een antiek model.[111]
[111] [112]
Het gebeeldhouwde vrouwtje dat op het marktplein staat in Locronan draagt de typische werkklompen met iets oplopende punten en een wreefband. In het fotoboek Archives de Bretagne dragen eenvoudige mensen aan het eind van de vorige en begin van de 20ste eeuw deze sabots.[112] De zondagse klomp uit Camors bij Baud, een tripklomp, is zwart gelakt en heeft een versiering van een roosje en korenaar. De motieven van
Volgende pagina
Vorige pagina
roosje en korenaar, tekenen van liefde en vruchtbaarheid, komen in heel Frankrijk op vrouwentripklompen voor.[113]
[113]
63
Sabots uit de Franse Pyreneeën. De bergboer in de Pyreneeën droeg esclops of sabots, die hij zelf uit berken- of elzenhout maakte. Ook zijn houten gereedschap, zoals ossenjukken, ploegen en harken werden in huisarbeid vervaardigd. Wat meer gemaakt werd dan voor eigen gebruik nodig was, werd op de markt van de dichtsbijgelegen stad verkocht. Zo gingen de boeren van Rambouillet in het oostelijk deel van de Pyreneeën naar de marktplaats Ille sûr Tet. Het was een dagmars van 30 kilometer over muilezelpaden, waarbij ze een bundel takkenbossen op de rug droegen voor de bakkersovens en daarop enkele paren sabots. Toen aan het einde van de vorige eeuw verharde wegen werden aangelegd, kwam van elders stevig schoeisel op de markt. De boer ging over op het dragen van deze schoenen, die hem op de rotsachtige bodem meer steun gaven dan klompen. [133]
Uit de Centrale Pyreneeën komen de sabots met hun karakteristieke ijzerbeslag. Dit was aangebracht om de schil van tamme kastanjes los te stampen.[132]
In de Valleé de Bethmale ten zuiden van St. Girons werden bruidsklompen gedragen met zeer hoge punten.[133] Vijftien jaar geleden was in het dorpje Audressein in het genoemde dal nog één sabotier die deze klompen van notenhout maakte. De boom werd zo getrokken dat de klomp uit één stuk hout gemaakt kon worden.[134]
[132]
Volgende pagina
Vorige pagina
71
Franse galoches.
De middeleeuwse patin werd met de bijpassende leren slof galoche genoemd. Deze galoche werd later een klomp met leren bovenstuk. De hoge galoche gebruikten mannen als klompschoen bij het werk. De Franse galoche heeft een neus van hout. In alle andere Europese landen heeft de werkklomp alleen een houten zool.[136, 137, 138]
[137]
[138]
[136]
74
Volgende pagina
Vorige pagina
[143]
76
Vorige pagina