!" "
ETTY HILLESUM, HAAR DAGBOEKEN EN HAAR SPIRITUALITEIT Lezing Mechelen 3 mei 2014
Op zondag 9 maart 1941 begint een Joodse vrouw in bezet Nederland met het schrijven van een dagboek: Vooruit dan maar! Dit wordt een pijnlijk en haast onoverkomelijk moment voor mij: het geremde gemoed prijs geven aan een onnozel stuk lijntjespapier. De gedachten zijn soms zo klaar en helder in het hoofd en de gevoelens zo diep, maar opschrijven, dat wil nog niet. In hoofdzaak is het geloof ik het schaamtegevoel. Grote geremdheid, durf de dingen niet prijs te geven, vrij uit me te laten stromen en toch zal dat moeten, wil ik op den duur het leven tot een redelijk en bevredigend einde brengen. Zoals ook bij het geslachtelijke verkeer de laatste bevrijdende schreeuw altijd schuw in de borst blijft steken. Erotisch ben ik geraffineerd en ik zou haast zeggen doorgewinterd genoeg om tot de goede minnaressen te behoren en de liefde lijkt dan ook volmaakt, maar toch blijft het Spielerei om het essentiële heen, er blijft diep in me iets gevangen. En zo is het ook met de rest. Intellectueel ben ik zo geoefend dat ik alles kan peilen, alles kan aanroeren met heldere formules, ik lijk zeer überlegen in vele problemen des levens, maar toch, daar heel diep zit een samengebalde kluwen, er houdt me iets vast in de greep en ik ben af en toe toch maar een angstige stakkerd, ondanks het heldere denken. Wie was deze vrouw, wie was Etty Hillesum? De schrijfster van dit dagboek heette eigenlijk Esther, maar zij werd Etty genoemd. Etty Hillesum werd op 15 januari 1914 in het ouderlijke huis te Middelburg geboren, nu honderd jaar geleden. Haar vader dr. Louis Hillesum werkte daar als leraar klassieke talen. Na aanstellingen als leraar en later conrector in Hilversum, Tiel en Winschoten werd hij in 1928 rector van het Stedelijk Gymnasium in Deventer, waar hij in 1924 was gaan lesgeven. Etty Hillesum heeft in haar jeugd dus maar liefst vijf woonplaatsen gehad!
#" "
Etty’s moeder, Rebecca Hillesum-Bernstein, kwam oorspronkelijk uit Rusland. In 1907 was zij naar Amsterdam gevlucht, waar zij in 1912 met Louis Hillesum trouwde. Etty had twee jongere broers, Jaap en Mischa. Jaap werd arts en Mischa was een begaafd pianist, van wie laatst eigen composities zijn teruggevonden. In 1932 ging Etty Hillesum met het diploma gymnasium alfa op zak rechten studeren in Amsterdam. Na haar doctoraal examen rechten in 1939 ging zij verder met de studie van Slavische talen in Amsterdam en in Leiden. Tijdens haar studententijd in Amsterdam bewoog Etty Hillesum zich in linkse kringen, maar zij wilde zich niet aan een bepaalde partij binden. Zij had veel vrienden, met wie zij een levendig en soms intiem contact onderhield. Door de vervolging in Hitler-Duitsland waren er Duitse Joden naar Amsterdam gekomen, die een eigen cultuur met zich meebrachten. Voor Etty Hillesum was dit een interessante wereld. Onder deze vluchtelingen bevond zich ook de psychochiroloog Julius Spier, die zij begin 1941 leerde kennen. Psychochiroloog wil zeggen dat Spier zijn therapie baseerde op de vorm en uiterlijk van de handen van de cliënt. Voor Etty Hillesum werd Spier, die zij in haar dagboek met ‘S.’ aanduidt, haar grote leermeester maar ook haar grote liefde. Door zijn bijzondere persoonlijkheid had hij een sterke invloed op haar. Zo raadde hij haar aan een dagboek bij te houden om daarin haar innerlijke groei vast te leggen. Samen met hun gemeenschappelijke vriendin Henny Tideman opende Spier voor Etty Hillesum bovendien de weg naar God. Hij overleed op 15 september 1942 aan longkanker, maar toen was Etty Hillesums leven al zo grondig veranderd dat zij dit verlies goed kon verwerken. In dankbaarheid dacht zij aan Spier terug, maar zonder een gevoel van verlatenheid of gemis. Op 15 juli 1942 had Etty Hillesum door bemiddeling een functie gekregen bij de afdeling ‘culturele zaken’ van de Joodsche Raad in Amsterdam. Zij werkte daar uiteindelijk slechts twee weken en met grote tegenzin. Zij had ernstige kritiek op de rol van de Joodsche Raad bij de deportatie van de Joden uit Nederland. Reeds op 30 juli 1942 werd zij op haar verzoek naar kamp Westerbork overgeplaatst om bij de afdeling ‘Sociale Verzorging Doortrekkenden’ te gaan werken. ‘Doortrekkenden’ was een eufemisme voor mensen die naar de vernietigingskampen in Polen werden gedeporteerd. Het doorgangskamp Westerbork was voor de Nederlandse Joden een tussenstation op weg naar de vernietigingskampen Sobibor en Auschwitz-Birkenau. Als lid van de Joodsche Raad had Etty Hillesum een speciaal reisvisum, waardoor zij nog enkele malen naar Amsterdam kon terugkeren. Daar werd zij
$" "
in de winter van 1942-43 langdurig ziek. Toen zij weer was genezen, ging zij niet in op voorstellen van vrienden om onder te duiken, maar keerde zij naar kamp Westerbork terug. Ditmaal voorgoed. Zij wilde het lot van haar volk delen, gaf zij als verklaring op de vraag waarom zij niet wilde onderduiken en zo haar leven redden. Op bijzonder bevel van het hoofd van de Sicherheitsdienst in Nederland, Hanns Albin Rauter, werd de familie Hillesum op 7 september 1943 op transport gesteld (behalve Jaap Hillesum, die pas later werd opgepakt). Vóór 30 november 1943 is Etty Hillesum in Auschwitz-Birkenau omgekomen – wij weten niet onder welke omstandigheden. Ook haar ouders en twee broers overleefden de Sjoa niet. Etty Hillesum liet een indrukwekkend literair oeuvre na, dat uit een dagboek en vele brieven bestaat, waarvan er twee reeds tijdens de oorlog in een illegale editie werden gepubliceerd. Haar dagboekcahiers uit Amsterdam zijn op haar verzoek na de oorlog door haar vriendin en huisgenote Maria Tuinzing overhandigd aan haar vroegere vriend, de schrijver Klaas Smelik – met de opdracht dat hij voor publicatie moest zorgen. Deze wens kon mijn vader echter niet vervullen, omdat in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw uitgevers niet in Etty Hillesums filosofische kijk op oorlog en vervolging geïnteresseerd waren. Maar toen ik het in 1979 zelf probeerde, waren de tijden veranderd. Binnen een paar maanden vond ik een zeer gemotiveerde uitgever, Jan Geurt Gaarlandt. Zo kwam in 1981 ‘Het verstoorde leven’ uit. Dit was een bloemlezing uit de dagboeken en brieven, die door de uitgever was samengesteld. Het boek werd meteen een groot succes, ook in het buitenland – ‘Het verstoorde leven’ is inmiddels in zestien talen vertaald. In 1986 verscheen onder mijn redactie de integrale editie van haar nagelaten geschriften onder de titel ‘Etty: De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943’, waarvan later een Amerikaanse, Franse en Italiaanse editie is verschenen. In 2012 kwam de zesde druk van de integrale editie onder een nieuwe titel uit: ‘Etty Hillesum, Het Werk’. Voor deze herdruk werden de annotaties herzien en ook enkele nieuwe brieven werden toegevoegd, die sindsdien waren opgedoken. Het dagboek geeft de lezer inzicht in de innerlijke veranderingen die Etty Hillesum als een jonge Joodse vrouw tijdens de Tweede Wereldoorlog doormaakte. Het contrast tussen haar groeiende spiritualiteit en de steeds ernstiger wordende gevolgen van de vervolging voor de Joden in Nederland is zeer opvallend. Het dagboek laat zien hoe Etty Hillesum zich via haar relatie met Spier en met andere vrienden, en door het existentieel lezen van een grote verscheidenheid aan boeken in korte tijd tot een volwassen persoonlijkheid
%" "
ontplooide met een onafhankelijke levensvisie. Zij leerde zichzelf en het lot van haar volk aanvaarden, maar zonder enige resignatie. Het dagboek is daardoor een monument geworden van spiritualiteit en van geestelijk verzet tegen vervolging en haat. Hierin ligt ook de actualiteit van haar geschriften, die soms wel speciaal voor mensen uit onze tijd lijken te zijn geschreven. Toch is de receptie van haar werk niet onomstreden. Daarbij vallen twee punten op: een zeer verschillende beoordeling van Hillesums keuze om niet onder te duiken en twijfel aan het Joodse karakter van haar levensvisie. Voor de één is Etty Hillesum een martelares, die stierf voor haar overtuiging, voor de ander een egoïste, die alleen aan zichzelf dacht. Voor de één is zij een christelijke heilige, voor de ander juist een modern Joods denker. Aandachtige lezing van de volledige tekst van haar geschriften laat echter zien dat veel van deze discussie teruggaat op een verkeerd verstaan van haar dagboeken, ten dele in de hand gewerkt door de wat eenzijdige selectie in ‘Het verstoorde leven’. Pogingen om van Etty Hillesum een christelijke heilige te maken of om haar Joodse identiteit ter discussie te stellen gaan lijnrecht in tegen haar eigen streven om een onafhankelijke geest te zijn, niet gebonden aan geloof of politieke overtuiging, maar ook tegen haar uitdrukkelijke keuze om als Joodse vrouw solidair te zijn met haar eigen volk. De originele dagboekcahiers en brieven zijn vijftig jaar na haar dood in 1993 door de Etty Hillesum Stichting aan het Joods Historisch Museum in Amsterdam geschonken, alwaar zij in de collectie zijn opgenomen. In Deventer is het Etty Hillesum Centrum gevestigd en aan de Universiteit Gent het Etty Hillesum Onderzoekscentrum. Scholen zijn naar haar vernoemd. Ook in het buitenland leidt de belangstelling voor Etty Hillesum tot steeds weer nieuwe initiatieven, met name in Frankrijk en Italië. Het belangrijkste is echter de invloed die haar werk heeft op het persoonlijke leven van een deel van haar lezers. Voor deze lezers is Etty Hillesum een vriendin geworden en een reisgezel op het levenspad. Etty Hillesums kristalheldere mystiek “Mystiek moet rusten op een kristalheldere eerlijkheid.” Er zijn vele wegen om het nagelaten werk van Etty Hillesum te benaderen. In het avondprogramma zal het vooral gaan om de worsteling van Etty Hillesum om schrijfster te worden, haar grote liefde voor literatuur en haar liefde voor
&" "
Spier, die zich ontwikkelde tot een autonome verbondenheid, heel anders dan in het begin van hun relatie. Om niet in herhaling te vallen wil ik nu een ander onderwerp centraal stellen, Etty Hillesums spiritualiteit. Sommigen spreken zelfs over Hillesums mystiek, maar ik geef de voorkeur aan het woord ‘spiritualiteit’. Wat is het vertrekpunt voor de reis in zichzelf, die haar uiteindelijk tot God heeft gevoerd? Waarbij wij ons meteen moeten afvragen wat Etty Hillesum onder het woord ‘God’ verstond… Zoals tijdens de voorstelling nog zal worden uitgewerkt, is Etty Hillesums fascinatie voor de Praagse dichter Rainer Maria Rilke in haar dagboeken een terugkerend thema. Niet voor niets, want Rilke had verwoord wat Etty Hillesum zelf zo graag naar voren had willen brengen, maar waarvoor zij de juiste woorden nog niet kon vinden. Daarom moet een mens volgens Hillesum zijn hele leven lang met Rilke bezig blijven of er beter helemaal niet aan beginnen. Ik citeer: Van Rilke “komt men niet terug”, als men hem werkelijk goed gelezen heeft. Wanneer men hem niet gedurende een heel leven met zich meedraagt, heeft het überhaupt geen zin hem te lezen. Ook Hillesums spiritualiteit lijkt in eerste instantie door Rilke geïnspireerd. De dichter heeft een zeer originele visie op God, zoals blijkt uit dit gedicht dat Etty Hillesum in één van haar brieven aanhaalt: Was wirst du tun, Gott, wenn ich sterbe? Ich bin dein Krug (wenn ich zerscherbe?) Ich bin dein Trank (wenn ich verderbe?) Bin dein Gewand und dein Gewerbe, mit mir verliest du deinen Sinn. In de vertaling van Piet Thomas: Wat zal je doen, God, als ik sterf? ik ben je kruik, (val ik aan scherven?) ik ben je drank, (mocht ik bederven?) ik ben je kleed en ook je werf. Met mij verlies jij ook je zin.
'" "
Als lezers kunnen wij ons afvragen of Rilke nu echt meent, wat hij hier schrijft. Verliest God werkelijk Zijn zin, als een mens sterft? Wie is God eigenlijk voor Rilke? Een levend persoon of een literaire figuur die in zijn poëzie fungeert als middel om zich beter te kunnen uitdrukken? Ook Etty Hillesum heeft zich de vraag gesteld, wat het begrip ‘God’ voor haar betekende. Was het wel nodig om deze oerklank nog te gebruiken? Ik citeer: Ik ben aan een begin, maar dat begin ìs er, ik weet het zeker. Het is het aan zìch getrokken hebben van alle krachten, die er in een mens zijn, het is een leven met God en in God en God in mij (ik vind het woord God soms zo primitief, het is toch maar een gelijkenis, een benadering van ons grootste en ononderbrokenste innerlijke avontuur, ik geloof, dat ik het woord “God” niet eens nodig heb, het komt me soms voor als een primitieve oer-klank. Een hulpconstructie.) En als ik soms ’s avonds de neiging voel God toe te spreken en heel kinderlijk zeg: God, zo gaat dat toch niet langer met mij en soms kunnen mijn gebeden zeer vertwijfeld en hulpzoekend zijn, dan is het toch nèt of ik iets toespreek dat er in mijzelf is, of ik een stuk van mezelf te bezweren probeer. Op grond van dit citaat zou je vraagtekens kunnen zetten bij de gangbare voorstelling van Etty Hillesum als mystica, maar – op de keper beschouwd – lijkt het hier om niet meer dan een loslopende gedachte te gaan. Een oprisping van de keerzijde van Etty Hillesum, die zij zelf omschrijft als “het critische, rationele, atheïstische stuk, dat er ook in me zit.” Zij blijft met de vraag naar God bezig. In een andere passage onthult zij dat zij het begrip ‘God’ gemakshalve hanteert: Als ik bid, bid ik nooit voor mezelf, altijd voor anderen of ik houd een dolzinnige of kinderlijke of doodernstige dialoog met dat allerdiepste in me, dat ik gemakshalve maar God noem. In dit citaat lijkt het of God niet anders is dan een benaming voor de diepste kern in een mens. Niettemin zal Etty Hillesum in het laatste dagboekcahier dat bewaard is gebleven, God voortdurend aanspreken op een wijze die juist van een diep geloof lijkt te getuigen. Met name in dit elfde cahier vinden wij de passages die vaak worden aangehaald en die voor veel lezers zeer inspirerend zijn
(" "
gebleken, zoals deze opmerkelijke passage, geschreven na het overlijden van Spier: Wordt er nu van me verwacht, dat ik een plechtig of treurig gezicht zet? Ik ben toch niet treurig? Ik zou m’n handen willen vouwen en zeggen: kinderen, ik ben zo gelukkig en dankbaar en ik vind het leven zo mooi en zinrijk. Jawel mooi en zinrijk, terwijl ik hier sta aan het bed van mijn dode vriend, die veel te jong gestorven is en terwijl ik ieder ogenblik gedeporteerd kan worden naar een onbekend gebied. Mijn God, ik ben je zo dankbaar voor alles. Met datgene van de doden, dat eeuwig leeft, zal ik verder leven en datgene in de levenden wat dood is, zal ik weer tot leven wekken en zo zal er niets dan leven zijn, één groot leven, mijn God. Wat is er dan in Etty Hillesums voorstelling van God veranderd? Het meisje, dat niet knielen kon In het begin worstelde Etty Hillesum duidelijk met het geloof in God. Zij voelde zelfs gêne om het woord ‘God’ uit te spreken. Ik citeer: Deze zin heeft me weken lang vervolgd: Men moet ook de moed hebben uit te spreken, dat men gelooft. God uitspreken. Haar leermeester Julius Spier leert haar om zich hierover heen te zetten. Hij leert haar meer: hij leert haar knielend te bidden, een gebruik dat niet Joods is, zoals Etty Hillesum zelf opmerkt: Ik geloof, ik kan alles van dit leven en van deze tijd dragen en verwerken. En wanneer de onstuimigheid te groot is, en wanneer ik er helemaal niet meer uit weet te komen, dan blijven me altijd nog twee gevouwen handen en een gebogen knie. Het is een gebaar, dat ons Joden niet van geslacht op geslacht is overgeleverd. Ik heb het moeizaam moeten leren. Het is mijn kostbaarste erfdeel van de man, wiens naam ik al bijna vergeten heb, maar wiens beste deel ik verder leef. Wat is dat eigenlijk een merkwaardige geschiedenis geweest van mij: die van het meisje, dat niet knielen kon. Of met een variatie: van het meisje, dat leerde te bidden. Het is m’n intiemste gebaar, intiemer dan die die ik heb in het samenzijn met een man.
)" "
Het ritueel van knielend bidden “op de ruwe cocosmat in een slordige badkamer” riep bij Etty Hillesum aanvankelijk weerstand op, maar zodra zij zich hierover had heen gezet, bleek het een schot in de roos. Zij wilde zelfs een novelle schrijven over het meisje dat niet kon knielen. Deze titel is inspirerend gebleken. Verschillende boeken over Etty Hillesum waarin haar spiritualiteit centraal staat, dragen dit citaat als titel: “Het meisje, dat niet knielen kon”. Een ander godsbeeld Julius Spier doet meer: hij zet Etty Hillesum aan om dagelijks in de Bijbel te lezen. Een nieuwe wereld gaat voor haar open. Vooral het Oude Testament spreekt haar aan. Ik citeer: Zoiets oer-sterks gaat er uit van dat Oude Testament en zoiets “volks” is er in. Pracht kerels leven daarin. Dichterlijk en streng. Het is eigenlijk een oer-spannend boek, die Bijbel, ruig en teder, naïef en wijs. Niet alleen boeiend om dat wat er gezegd wordt, maar ook om diegenen te leren kennen, díe het zeggen. Hele stammen onontdekte figuren leven daar. Door dat 10 minuten samen lezen met hem [= Spier], sloeg me plotseling zo verschrikkelijk veel tegemoet uit dat Boek. En alle stromingen, die er nu door de geesten en harten der mensen gaan, die zich uitgekristalliseerd hebben in -ismen en verschillende geloven en leuzen en verdeeldheden, die zijn er ook in die Bijbel. Ik moet nu weer tot mijn eigen kleureloze en nog krachteloze woorden terugkeren, na me gesterkt te hebben aan die kleurige en tedere kracht. Er is meer dat haar inspireert in de richting van een gelovig leven, zoals de Belijdenissen van Augustinus. Wat Augustinus over zijn spirituele zoektocht heeft geschreven, wil zij graag lezen. Ik citeer: Ik wilde met de Heilige Augustinus een uurtje in m’n bed klimmen… schrijft zij, niet zonder ironie. Voor iemand met een klassieke vorming als Etty Hillesum moet Augustinus inderdaad een goede gids zijn geweest hoe je de Grieks-Romeinse traditie, waaraan haar vader Louis Hillesum zijn leven had gewijd, kan verbinden met een geloof dat op de Bijbel is gegrondvest.
*" "
Etty Hillesums ideeën over God ontwikkelden zich. Het is niet zo dat zij het ene beeld inruilde voor het andere. Het is eerder zo dat het eerdere beeld werd aangevuld met een nieuw Godsbesef. Zoals gezegd, lijkt God voor haar in eerste instantie niet anders te zijn dan een hulpconstructie om iets onder woorden te brengen. Vervolgens ziet zij God als het allerinnerlijkste van een mens. Soms lijkt het erop dat Etty Hillesum de kern van de mens als goddelijk ziet, maar vaker stelt zij het zich zo voor dat God in de ziel van ieder mens woont. Mensen zijn zich dit echter meestal niet bewust. Daarom ziet zij het als haar plicht om God op te graven in anderen. Ik citeer: Het grote werk dat hij [= Spier] aan mij verricht heeft: hij heeft God in mij opgegraven en tot leven gebracht en ik zal nu verder naar God gaan graven en zoeken in al de mensenharten, die ik tegen kom, op welke plek van deze aarde dan ook. Er zijn echter teksten waaruit een heel ander beeld van God naar voren komt, meer in overeenstemming met de Bijbelse voorstelling van zaken. God is dan geen hulpconstructie meer, maar een persoon, aan Wiens hand zij het diepste duister ingaat. Ik citeer: God, neem me aan Uw hand, ik zal braaf meegaan, zonder veel verzet. Ik zal me aan niets onttrekken van alles wat in dit leven op me aanstormt, ik zal het naar beste krachten verwerken. Maar geef me af en toe een kort ogenblik van rust. Ik zal ook niet meer denken in m’n onnozelheid, dat die vrede, als die over me komt, eeuwig is, ik zal ook aanvaarden de onrust en de strijd die er dan weer komen. Ik ben graag in de warmte en in de veiligheid, maar zal ook niet opstandig worden als ik de kou inga, als het dan maar aan Uw hand is. Ik zal overal meegaan aan Uw hand en zal proberen niet bang te zijn. Niet God, maar de mensen zijn verantwoordelijk Voor Etty Hillesum is God de schepper van hemel en aarde, maar Hij is niet een deus ex machina, die haar samen met haar volk bij toverslag bevrijdt van vervolging en ondergang. Volgens Hillesum staat God buiten de gebeurtenissen die haar tijd bepalen. Dat is mensenwerk, waarbij mensen gedreven door haat andere mensen naar het leven staan. God kan hier geen hulp bieden: de mensen
!+" "
moeten zelf inzien waarmee zij bezig zijn, en zelf een einde maken aan alle haat en geweld. Wel heeft God het recht om ons mensen ter verantwoording te roepen voor onze daden. Ook voor Etty Hillesum is God de Rechter van de hele aarde, zoals aartsvader Abraham het formuleert in Genesis 18. In een tekst, die zij zelf haar zondagochtendgebed noemt, brengt zij dit onder woorden: Het zijn bange tijden, mijn God. Vannacht was het voor het eerst, dat ik met brandende ogen slapeloos in het donker lag en er vele beelden van menselijk lijden langs me trokken. Ik zal je een ding beloven, God, een kleinigheidje maar: ik zal mijn zorgen om de toekomst niet als evenzovele zware gewichten aan de dag van heden – hangen, maar dat kost een zekere oefening. Iedere dag heeft nu aan zichzelf genoeg. Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van te voren nergens voor in staan. Maar dit éne wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige, waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we ook er aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen. En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen. In dit verband is wel een vergelijking gemaakt met het idee van de hulpeloze God, zoals haar tijdgenoot Dietrich Bonhoeffer dit heeft ontwikkeld. God is niet in staat om mensen te helpen: Hij heeft zelf hulp nodig. Maar zo ziet Etty Hillesum het niet. God is niet hulpeloos, maar Hij kan niet helpen, daar waar het gaat om wat de verantwoordelijkheid van mensen is. Aan de omstandigheden kan Hij niet veel doen. Wat in haar tijd gebeurt, is en blijft een mensenzaak. Voor die mensen heeft Etty Hillesum een duidelijke boodschap. Zij heeft haar geloof in God niet verloren. Gods schepping is goed. Ook het geloof in de mens heeft zij niet verloren. Ook de mens is goed. Maar steeds opnieuw herhaalt zij dat mensen elkaar niet mogen haten. Dat wij mee moeten werken om de haat
!!" "
in de wereld te verminderen in plaats van te vermeerderen. Elk atoompje haat dat je toevoegt, maakt immers de wereld nog onherbergzamer dan zij al is. Bovendien heeft haat een negatieve weerslag op onszelf, niet alleen op de ander die wij haten. Zij formuleert deze gedachten in een gesprek met een “oude en verbeten klassestrijder” – het gaat hier om een voor mij bijzondere passage, omdat Etty Hillesum zich hier richt tot mijn vader, die dezelfde voornaam droeg als ik. Zij begint de discussie als volgt: –En we komen er tòch niet met die haat, Klaas, de dingen liggen in de realiteit toch heel anders, dan wij ze in onze gekunstelde schema’s willen zien. [Dan volgt een beschrijving van een medewerker van de Joodsche Raad in kamp Westerbork, die zich op een onbeschofte manier tegen de andere Joodse gevangen gedroeg.] Klaas, ik wilde je eigenlijk alleen dit zeggen: we hebben nog zoveel met ons zelf te doen, dat we aan haat tegenover onze zogenaamde vijanden nog niet eens toe zouden moeten komen. We zijn elkaar onderling nog vijand genoeg. En ik ben er ook niet mee klaar, wanneer ik zeg, dat er onder onze eigen mensen ook beulen en slechte elementen zijn. Ik geloof eigenlijk helemaal niet in wat men noemt “slechte mensen”. […] En Klaas maakte een vermoeid en moedeloos gebaar en zei: maar wat jíj wilt, duurt zo lang, zoveel tijd hebben we toch niet? En ik antwoordde: maar met wat jij wilt is men nu al die tweeduizend jaar van onze Christelijke jaartelling bezig en dan nog die vele duizenden jaren, dat er toch ook al een mensheid was. En wat vind je van het resultaat, als ik vragen mag? En ik herhaalde met dezelfde hartstochtelijkheid van altijd, hoewel ik mezelf langzamerhand vervelend begon voor te komen, omdat ik altijd weer op hetzelfde uitkwam: het is het enige en het enige, Klaas, ik zie geen andere weg, dat ieder van ons inkeert in zichzelf en in zichzelf uitroeit en vernietigt al datgene, waarvoor hij meent anderen te moeten vernietigen. En laten we ervan doordrongen zijn, dat ieder atoompje haat, dat we aan deze wereld toevoegen, haar onherbergzamer maakt dan ze als is. En Klaas, oude en verbeten klassestrijder, zei ontsteld en verwonderd tegelijkertijd: Ja maar dat – maar dat zou immers weer Christendom zijn!
!#" "
En ik geamuseerd over zoveel plotselinge verwarring, zei heel koelbloedig: Ja, waarom eigenlijk ook niet – Christendom? Dit laatste was een plaagstoot. Etty Hillesum wist dat mijn vader een overtuigd atheïst was, die van de kerk niets moest hebben. Etty Hillesums visie op het vijanddenken is uiterst actueel. Neem bijvoorbeeld de burgeroorlog in voormalig Joegoslavië of die in Syrië. Mensen die altijd in vrede met elkaar als buren hebben geleefd, worden plotseling bevangen door haat en de gedachte dat zij de ander moeten vernietigen. Etty Hillesums boodschap luidt dat elke oplossing die uitdraait op het doden van mensen – ook als het gaat om het streven naar een betere wereld – in feite resulteert in het omgekeerde van wat men had willen bereiken. Haar stellingname tegen elke scherp afgebakende wereldbeschouwing en haar meerzijdig Godsbeeld maken Etty Hillesum interessant voor mensen die op zoek zijn naar een nieuwe zingeving in hun leven, nu ideologieën eerder afschuw oproepen dan geestdrift. Hillesums eerlijkheid over zichzelf, haar humor en bovenal haar literaire begaafdheid maken het een boeiende ervaring om in haar nalatenschap te lezen en haar gedachten te leren kennen. Haar geloof in God en mens komt des te overtuigender over gezien wat zij in haar tijd moest verduren. Juist omdat zij die tijd zo ver vooruit was, vinden wij nu gemakkelijk aansluiting bij wat zij eens schreef. En zo doet het opmerkelijke feit zich voor dat deze Joodse vrouw, die slachtoffer werd van de Sjoa, de vernietiging van het Joodse volk, honderd jaar na haar geboorte wereldwijd mensen terugbrengt bij het geloof in God, in de mens en in een betere wereld, ondanks alles!
Prof. Dr. Klaas A.D. Smelik In opdracht van het Festival van Vlaanderen-Mechelen