Eindrapport thematische werkgroep Van Passend Onderwijs naar Passend Onderwijzen
Deze rapportage is tot stand gekomen in opdracht van de mbo-raad en met subsidie van het ministerie van ocw.
Hans Kruijssen Ben Brinkman M&O-groep, ’s-Hertogenbosch 18 december 2014
Inhoudsopgave 1
De aanleiding ................................................................................................................. 2
2
Summa College: transparante bedrijfsvoering, helder beleid .......................................... 3 2.1 Een visie op onderwijs, begeleiding en zorg ............................................................ 3 2.2 Vraaggericht werken ............................................................................................... 3 2.3 Verhouding staf-lijn.................................................................................................. 4
3
Alfa-college: via integrale beleidsontwikkeling naar een nieuw begeleidingsconcept ...... 5 3.1 De verbinding van passend onderwijs met intake en studieloopbaanbegeleiding .... 5 3.2 Van individuele begeleiding naar teamondersteuning.............................................. 5 3.3 Een nieuw begeleidingsconcept .............................................................................. 6
4
ROC Leeuwenborgh: de externe audit ........................................................................... 7 4.1 Visie op passend onderwijs ..................................................................................... 7 4.2 De audit................................................................................................................... 7 4.3 Het opleidingsprofiel ................................................................................................ 7 4.4 Van individuele ondersteuning naar passend onderwijzen ...................................... 8
5
ROC Rijn IJssel: de gele tafel als baken in de dynamiek tussen de ondersteuningsbehoefte en passend onderwijzen .......................................................... 9 5.1 Stuurgroep passend onderwijs ................................................................................ 9 5.2 Ondersteuningsbehoeften van studenten en onderwijsteams .................................. 9 5.3 Het aanmeldings- en plaatsingsbeleid: de gele tafel ................................................ 9 5.4 Versterking van de basisbegeleiding ......................................................................10
6
Hoe kom je van passend onderwijs naar passend onderwijzen? ...................................11
1 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
1
De aanleiding
Passend onderwijs is in het mbo volop in ontwikkeling. Door de verantwoordelijkheid om zelf studenten met een ondersteuningsbehoefte te identificeren en een passende match met een opleidingsaanbod te realiseren, is er meer aandacht ontstaan voor professionalisering van de intake en het onderscheiden van doelgroepen die ondersteuning nodig hebben. Deze beweging brengt reflectie op, en een heroriëntatie van, de begeleiding in de 1e, 2e en 3e lijn met zich mee. In toenemende mate echter verschuift de aandacht in de instellingen inmiddels ook naar het onderwijs zelf: de betekenis van passend onderwijs voor de onderwijsontwikkeling en de pedagogisch-didactische aanpak in de klas. Het gaat dan bij passend onderwijs niet zozeer om individuele ondersteuning van de student maar vooral om ‘passend onderwijzen’ van docenten en onderwijsteams. Om passend te kunnen onderwijzen hebben docenten competenties nodig op het gebied van klassenmanagement en omgaan met verschillen en is samenwerking en afstemming binnen het team noodzakelijk. Wat is er voor nodig om deze ontwikkeling op gang te brengen? Hoe kun je het eigenaarschap van passend onderwijzen bij onderwijsteams stimuleren? In de werkgroep ‘van passend onderwijs naar passend onderwijzen’ presenteren vier mbo’s op welke wijze zij passend onderwijzen (op termijn) proberen mogelijk te maken. Zij laten zien welke processen in hun situatie een rol spelen en waar deze hun oorsprong in vinden. Elk mbo heeft hierbij zijn eigen invalshoek. Ook het instrumentarium en de sturing op de processen is bij ieder mbo anders. Het gaat om het Summa College, het Alfa-college, ROC Leeuwenborgh en ROC Rijn IJssel. De rapportage sluit af met de inventarisatie van een aantal overeenkomsten tussen de roc’s in hun ontwikkeling naar passend onderwijzen.
2 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
2 2.1
Summa College: transparante bedrijfsvoering, helder beleid Een visie op onderwijs, begeleiding en zorg
Bij de recente reorganisatie is de visie op onderwijsgerelateerde ondersteuning en zorg opnieuw herijkt. Het onderwijs heeft een begeleidende taak. Die wordt primair gerealiseerd binnen de onderwijscontext. Dit betekent dat er aandacht is voor de basisbegeleiding waarbij de ondersteuningsbehoefte van de student in de klas het uitgangspunt is. Aanvullende begeleiding en ondersteuning worden dichtbij het primaire proces ingezet. Zorg wordt geleverd door externe partijen. Vanuit het herontwerp studentenbegeleiding zijn nieuwe taken en functies beschreven. Aan elk van de 9 clusters van scholen is sinds de reorganisatie een zorgcoördinator verbonden. Dit is geen taak maar een functie. De zorgcoördinator coördineert en adviseert en heeft zo min mogelijk uitvoerende taken naar studenten. De zorgcoördinatoren vormen vanuit de afdeling studentenbegeleiding een team en zetten ‘de boodschap’ van passend onderwijs op de agenda van de clusters. Elke team binnen een cluster beschikt over een zorgcoach (docent met uitvoerende begeleidingstaken). Zorgcoaches komen periodiek onder leiding van de zorgcoördinator bijeen. Zij zijn in de teams ook bij elke intake+ (intensievere vorm van intake) betrokken. Daarnaast zijn er adviseurs studentenbegeleiding direct aan de clusters/scholen verbonden. Zij bieden zelf geen psychosociale begeleiding meer maar ondersteunen studenten en onderwijsteams bv. door middel van heroriëntatietrajecten met studenten of specialistische ondersteuning op het gebied van pedagogisch-didactische vraagstukken. Er zijn Summa brede afspraken welke basisondersteuning en extra ondersteuning alle scholen van het Summa College moeten kunnen bieden. Hoe de scholen deze ondersteuning bieden (door wie, in welke vorm) is aan de scholen zelf. De middelen passend onderwijs zijn voor een groot deel aan de clusters toegekend. De praktijk laat zien dat een groot deel wordt ingezet in de vorm van taakuren voor loopbaanbegeleiders of uitbreiding van de taken voor de zorgcoaches. Er zijn ook onderwijsclusters die gekozen hebben voor een ondersteuningsruimte, huiswerk-begeleidingsgroepen of het opsplitsen van klassen. De focus op individuele begeleiding is verlaten, tenzij dit aantoonbaar noodzakelijk is. In overleg met ouders is ook duidelijk geworden dat zij hier ook niet perse aan hechten: de basisstructuur moet vooral op orde zijn. 2.2
Vraaggericht werken
In schooljaar 2013/2014 was er een stuurgroep en een projectgroep passend onderwijs actief. Zij werkten vanuit het uitgangspunt dat passend onderwijs vooral aan het primaire proces verbonden moet worden en dat de activiteiten van de afdeling studentenbegeleiding ondersteunend moeten zijn aan de vraag vanuit de onderwijsclusters. Door passend onderwijs te verbinden aan kwaliteit van onderwijs kwam ook het ‘eigenaarschap’ van passend onderwijs bij onderwijsdirecties te liggen. Hiermee werd het iets van de teams zelf. De scholen in de clusters stelden hun eigen plan van aanpak op, waar professionalisering onderdeel van uitmaakt. De dienst studentenbegeleiding lichtte op verzoek van scholen in onderwijsteams toe wat passend onderwijs inhield. De workshop ‘de basis op orde’ werd aangeboden. Teams gaan in deze workshop met elkaar in gesprek over wat goed is voor alle studenten (didactiek, klassenmanagement). 3 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
De vijf rollen van de docent (gastheer, presentator, didacticus, pedagoog en afsluiter) en de mate waarin regels en afspraken gezamenlijk worden nageleefd komen aan de orde. Een nulmeting op teamniveau waarbij de geformuleerde punten van de basis op orde tegen het licht gehouden worden en van waaruit verbeteracties voortkomen maakt ook onderdeel uit van de aanpak. De gedachte achter de workshop is door middel van het versterken van de basisbegeleiding preventiever te werken. De afdeling studentenbegeleiding sluit in haar ondersteuningsaanbod aan bij vragen van scholen, zij voorziet hierbij in een behoefte die vanuit het primaire proces wordt geformuleerd. 2.3 Verhouding staf-lijn In de afgelopen maanden heeft de afdeling studentenbegeleiding, op verzoek van het College van Bestuur, een ronde langs alle negen onderwijsclusters gemaakt om de voortgang in de uitvoering van de (eigen) plannen op het gebied van passend onderwijs te inventariseren. Hieruit ontstaat een overwegend positief beeld. De voortgangsrapportage naar aanleiding van deze consultatie wordt in het overleg van onderwijsdirecteuren besproken. De rapportage bevat o.a. een evaluatie van de mate waarin afspraken over inhoud en financiën worden opgepakt. Clusterdirecteuren vragen nu zelf aan de afdeling studentenbegeleiding waar zij staan in de ontwikkeling naar passend onderwijs, mede in relatie tot de andere clusters. Dit gegeven zorgt voor een interessante dynamiek in de relatie ‘staf en lijn’: een ondersteunende dienst wordt door het management gevraagd om feedback en een oordeel te geven. Het CvB opereert hierbij als opdrachtgever en toezichthouder. De vraag is op welke manier deze dynamiek kan worden gecontinueerd. In de volgende fase gaat de dienst een tevredenheidsmeting uitvoeren onder studenten, ouders en docenten. De opbrengst van dit onderzoek wordt terug gegeven aan de clusters. Deze feedback van ‘gebruikers’ kan weer nieuwe impulsen geven voor verdere ontwikkeling.
4 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
3
3.1
Alfa-college: via integrale beleidsontwikkeling naar een nieuw begeleidingsconcept De verbinding van passend onderwijs met intake en studieloopbaanbegeleiding
Hoewel er aanvankelijk op het Alfa-college sprake was van gescheiden activiteiten op het gebied van passend onderwijs en focus op vakmanschap ontstond er vanuit (drie) beleidsadviseurs die zich bezighielden met resp. intake, SLB en passend onderwijs zelf een beweging om gezamenlijk op te trekken. Dit kwam op gang nadat duidelijk was dat de visie op passend onderwijs niet los te zien is van thema’s als studieloopbaanbegeleiding en intake. Het doel is deze verbinding een impuls te laten zijn voor de versterking van de studieloopbaanbegeleiding en het onderwijsteam. Dit betekent dat passend onderwijs zich richt op alle studenten. Het beleidsdocument begeleiding op het Alfa-college en het ondersteuningsprofiel zijn het resultaat van deze integrale beleidsontwikkeling. Het CDO (College van BestuurDirectieoverleg) waar de zes locatiedirecteuren, de directeuren van de diensten en het CvB deel van uitmaken hebben de drie adviseurs gezamenlijk verantwoordelijk gemaakt voor het integrale beleid rondom begeleiding. Eén adviseur is specifiek verantwoordelijk voor de implementatie van passend onderwijs. 3.2
Van individuele begeleiding naar teamondersteuning
Op dit moment staat de daadwerkelijke realisatie van het eerder opgestelde ondersteuningsprofiel centraal. Hierin krijgen zoveel mogelijk studenten opleidingsnabij de benodigde ondersteuning. Het is de bedoeling dat op termijn individuele begeleiding tot het verleden behoort. Dat betekent een verschuiving naar teamondersteuning met specifieke aandacht voor de rol van de coach (= mentor/slb-er), de spil in de begeleiding van de student. De DLE, DeelnemersLoopbaan-Expertise, die bestaat uit een orthopedagogen en een loopbaanexperts, speelt bij deze ontwikkeling een centrale rol. Zij ondersteunen in vaste koppels de onderwijsteams op locatie. Hun takenpakket wordt nu verbreed om aan de nieuwe taakstelling te kunnen voldoen. Zo schuiven zij aan bij deelnemersbesprekingen en observeren zij in de klas om onderwijsteams te kunnen adviseren in hun begeleiding. Er is meer contact tussen DLE en onderwijsteams en minder contact tussen DLE en individuele deelnemers. Doel is uiteindelijk om toegankelijke, onderwijsrelevante en in het onderwijs geïntegreerde ondersteuning te bieden. De verwachting is dat deze beter aansluit bij de wensen van studenten en docenten. In het beleidsdocument begeleiding heeft het Alfa-college opnieuw vastgesteld waar de schoolloopbaanbegeleiding minimaal aan moet voldoen. Na een inventarisatie bij de teams is een slb-standaard geformuleerd. De gelden voor passend onderwijs zijn over de zes locaties verdeeld zodat per locatie beoordeeld kan worden hoe het beleid daar het beste kan worden uitgevoerd. Met de ontwikkeling van individuele begeleiding naar teamondersteuning zal het eigenaarschap van passend onderwijzen op termijn van de DLE/CDO naar de onderwijsteams verschuiven. Om zicht te krijgen op de huidige stand van zaken is onlangs aan elk team gevraagd om een scan in te vullen. Hieruit moet blijken in hoeverre de teams ook uitvoeren wat in het beleid is geformuleerd.
5 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
3.3
Een nieuw begeleidingsconcept
In het nieuwe begeleidingsconcept is sprake van basisbegeleiding die bestaat uit een regulier en een ondersteunend deel. Daarnaast is er sprake van extra (intensieve) begeleiding. De extra begeleiding bestaat uit alle activiteiten die geleverd en bekostigd worden door externe instanties (in of buiten de school) ter ondersteuning van de slb. Het gaat hierbij bv. om inzet vanuit VSV-middelen. De ondersteunende basisbegeleiding wordt uitgevoerd door de DLE vanuit reguliere MBOmiddelen, inclusief gelden voor passend onderwijs en smw.
NB. Om de mate van intensiteit aan te geven, is met kleuren groen, geel, oranje en rood gewerkt.
6 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
4 4.1
ROC Leeuwenborgh: de externe audit Visie op passend onderwijs
Passend onderwijs wordt door ROC Leeuwenborgh als onderdeel van focus op vakmanschap gezien. In het visiedocument passend onderwijs wordt de link met de kwaliteit van het onderwijs gelegd. Hierbij wordt de opdracht tot passend onderwijs breder neergezet, namelijk als taak om voor alle leerlingen voor wie het leren niet vanzelf gaat een passende pedagogisch-didactische werkwijze te bieden. Passend onderwijs is zo in feite passend onderwijzen. Hiermee wordt voorkomen dat ondersteuningsbehoeften die bij veel studenten voorkomen worden aangemerkt als specifiek. Ondersteuningsbehoeften worden vertaald in onderwijsbehoeften. Daarmee wordt het een onderdeel van het reguliere onderwijs en komt passend onderwijs voor veel studenten beschikbaar. Het verbinden van passend onderwijs aan een kwaliteitsslag van het onderwijs in de opleidingsteams voorzag in een (latente) behoefte van velen in het ROC. Er bestond een ‘sense of urgency’. Passend onderwijs is in september 2012 als een apart project gestart. De projectleider wordt aangestuurd door een stuurgroep waarin ook het CvB vertegenwoordigd is. Zij heeft in een startdocument beschreven welke doelen en resultaten behaald moeten worden. Een van deze doelen is dat het project de teams kaders biedt bij het uitwerken van hun ondersteuningsinzet. Om dit doel te behalen heeft een extern bureau een audit/0-meting bij alle opleidingsteams gehouden. 4.2
De audit
De audit/0-meting werd in het voorjaar van 2014 bij alle 30 onderwijsteams uitgevoerd. De opbrengst was een profiel per team op vijf domeinen: 1) de diversiteit van de doelgroep 2) de ruimte voor verschillen binnen het onderwijsconcept 3) de beschikbaarheid van extra voorzieningen 4) de mate van borging van de ondersteuning in de organisatie van de opleiding 5) de intensiteit en omvang van de interne(loopbaanportaal) en externe (externe partners) samenwerking De informatie voor het opstellen van een profiel werd verzameld door middel van: - een beperkt documentatie onderzoek - een interview met sleutelfiguren uit de opleiding - observaties tijdens enkele lessen. 4.3
Het opleidingsprofiel
De opleidingsprofielen zijn in de vorm van grafieken voor elk van de 30 teams beschikbaar. Ze bevatten scores op bovenstaande domeinen. Eén van de belangrijke opbrengsten van de 0-meting is dat er bij veel teams nog veel winst te behalen is op het gebied van pedagogischdidactisch handelen, een centraal aandachtspunt in het omgaan met verschillen. Tegelijkertijd is in juli 2014 door het CvB een Leeuwenborgh breed basisprofiel vastgesteld. Dit beschrijft wat elke opleiding minimaal in de klas (variatie in didactische werkwerkvormen) en buiten de klas (begeleiding) moet kunnen bieden. Het gaat over deskundigheid, over borging, over bewuste keuzes maken als team etc. 7 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
Door dit basisprofiel is duidelijk aan welke norm elk team tenminste moet voldoen. De verschillende profielen per team leveren de input voor de gewenste verbeterprocessen. Elk team stelt voor januari 2015 een plan op waarin aangegeven wordt op welke domeinen men start met een verbeteraanpak. De projectleider stuurt dit proces aan en is desgewenst als klankbord beschikbaar voor het opleidingsmanagement. Het verbeterplan wordt opgenomen in de kwaliteitszorgcyclus waardoor borging van de processen gegarandeerd is. Het team kan op deze wijze zelf sturen in haar verbeteraanpak. Het genereren van beweging staat nu voorop, het team is eigenaar van de (eigen) ontwikkeling naar passend onderwijzen. Het effect van de audit is dat er een vergelijkbare taal ontstaan is en opleidingsmanagers profielen onderling kunnen vergelijken. Men kan van elkaar leren. Dit vergroot het gevoel van gemeenschappelijkheid. In het voorjaar van 2016 zal opnieuw een (externe) audit worden gehouden om de voortgang te meten. Ook dit vooruitzicht maakt duidelijk dat de beweging van opleidingsprofiel naar het basisprofiel, dus van het accent op individueel begeleiden naar meer passend onderwijzen, niet vrijblijvend is. Passend onderwijs is onderwerp van gesprek bij de periodieke managementgesprekken van de (vijf) onderwijsdirecteuren met het College van Bestuur. De opleidingsmanagers van de teams leggen verantwoording af aan de directeuren. 4.4
Van individuele ondersteuning naar passend onderwijzen
Met de recente invoering van een intake-plus heeft Leeuwenborgh de ondersteuningsbehoefte van haar (nieuwe) studenten veel beter in beeld gekregen. Schooljaar 2014/15 is er minder formatie aan ambulante begeleiding ingekocht. Daardoor ontstond er ruimte om de mentoren meer te faciliteren voor het begeleiden van de zgn. ‘plusstudenten’. Het is de bedoeling dat de individuele ondersteuning die op dit moment nog vanuit de 2e lijn geboden wordt op termijn afneemt. Wat dit betekent voor de verhouding tussen het loopbaanportaal (=servicecentrum) en de teams is op dit moment onderwerp van gesprek. De begeleiders van het loopbaanportaal zullen meer ondersteuning gaan bieden aan de mentoren en de teams en minder aan de studenten zelf. De projectleider zal ook in 2015 de implementatie van passend onderwijs monitoren.
8 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
5
5.1
ROC Rijn IJssel: de gele tafel als baken in de dynamiek tussen de ondersteuningsbehoefte en passend onderwijzen Stuurgroep passend onderwijs
In het najaar van 2012 werd bij ROC Rijn IJssel de stuurgroep passend onderwijs opgericht. De keuze voor een stuurgroep werd ingegeven door de constatering van het ROC dat passend onderwijs vraagt om beleidsvisie en -ontwikkeling en een structurele aanpak voor studenten met een ondersteuningsbehoefte. In een notitie van januari 2013 werd de visie op passend onderwijs geformuleerd. Eén van de uitgangspunten is dat 80% van de studenten genoeg heeft aan basisbegeleiding, 15% voor 2e lijnsbegeleiding in aanmerking komt en 5% een meer intensieve vorm van ondersteuning behoeft. Daarnaast bevat de notitie kaders om het toelatings- en plaatsingsbeleid bij ROC Rijn IJssel meer te centraliseren om eenduidigheid, transparantie en zorgvuldigheid in het intakeproces tot stand te brengen en de doelgroep met een ondersteuningsbehoefte in beeld te brengen. 5.2
Ondersteuningsbehoeften van studenten en onderwijsteams
Daarnaast vroeg het ROC zich af in hoeverre men voldoende inzicht en kennis had van de feitelijke ondersteuningsbehoefte van de ROC-studenten. Om dit te inventariseren werden in het voorjaar van 2013 via de methodiek van de versnellingskamer (softwareprogramma om een hulpvraag te analyseren en te structureren) twee middagen belegd waarop vertegenwoordigers uit de 1e en 2e lijn de hulpvragen van studenten analyseerden. Deze inventarisatie leverde een aantal verrassende inzichten op. Zo bleek het niet kunnen plannen, het niet durven stellen van een hulpvraag en het niet durven stellen van een vraag in een klassensituatie veel voorkomende problemen te zijn. De inventarisatie leverde een scherper beeld op van aard en omvang van ondersteuningsbehoeften. Vervolgens zocht het ROC naar een model dat een structuur biedt om te komen tot een ondersteuningsaanbod. Men was van mening dat bestaande modellen onvoldoende rekening houden met de verschillen tussen onderwijsteams. Daardoor kwam de vraag meer centraal te staan wat eigenlijk de ondersteuningsbehoefte van de opleidingsteams is bij het realiseren van passend onderwijs. Bij de match tussen student en opleiding moet de behoefte van de student immers overeenkomen met de mogelijkheden en competenties van het team. Er moet oog zijn voor deze dynamiek. 5.3
Het aanmeldings- en plaatsingsbeleid: de gele tafel
In 2013 is het aanmeldings- en plaatsingsproces geherformuleerd. Er is centrale sturing gekomen. Het zorgt er voor dat ROC breed de criteria waarop een student wordt beoordeeld (vooraf) helder zijn en informatie uit de AMN-test en het doorstroomdossier van de verwijzende school standaard meegenomen worden in de afweging. Er is een verdiepte intakeprocedure voor studenten met een ondersteuningsbehoefte. Hierbij heeft het fenomeen van ‘de gele tafel’ zijn intrede gedaan. Elk van de 8 clusters heeft zo’n tafel. Uitgangspunt is dat iedereen die zich aanmeldt in beeld moet blijven. Dat betekent concreet dat als een student niet in een opleiding wordt geplaatst, deze student besproken en vervolgens gevolgd wordt door de deelnemers aan de gele tafel. De gele tafel is verantwoordelijk voor de verdiepte intake. 9 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
In deze intake wordt de toelaatbaarheid en plaatsbaarheid van de student onderzocht en de ondersteuningsbehoefte en het -aanbod vastgesteld. Als de student niet op de opleiding kan worden geplaatst wordt binnen het cluster gezocht naar een alternatief. Als dit niet leidt tot plaatsing gaat de aanmelding (met instemming van de student) naar de centrale gele tafel. Daar beoordeelt men de afwijzing en stelt een vervolgactie voor. Deze kan inhouden dat, als er onvoldoende zorgvuldig gehandeld is, de aanmelding retour gaat naar het cluster. Er kan ook een verwijzing voor een alternatief traject volgen (loopbaanadvies vanuit het ROC) of (met instemming van de student) verwijzing naar een extern traject. 5.4
Versterking van de basisbegeleiding
Een andere ontwikkeling die dit schooljaar (2014/15) is ingezet is een team studentenondersteuning voor elk cluster. Zo’n team bestaat uit een vertegenwoordiger van de cursistenservice (bv. smw-er), een trajectbegeleider* en een ambulant begeleider, soms aangevuld met derdelijns functionarissen zoals leerplicht, RMC, jeugdzorg. Eén van de teamleiders uit het cluster stuurt dit ondersteuningsteam aan en is tevens verantwoordelijk voor de implementatie van passend onderwijs in het cluster. Het doel van deze beweging is het versterken van de basisbegeleiding. Voor meer specifieke deskundigheid en ondersteuning heeft de dienst cursistenservice een aanvullend aanbod. Elk cluster kan hierbij eigen accenten leggen. Het voormalige LGF- en AB-budget is over de verschillende clusters verdeeld. Tegelijkertijd is het ROC op zoek naar de wijze waarop de competenties van individuele docenten en het team als geheel bij de match tussen student en opleiding een plaats moet krijgen. Er is overleg gaande of een analyse van de ondersteuningsbehoefte per team wenselijk is. Hierbij speelt de vraag: wat verstaan we onder: “de basis op orde hebben?” Kun je dat wel op papier vatten? Het gevaar bestaat dat het dan stolt, terwijl het gaat om een attitude, een dynamiek die in beweging moet blijven. Deze discussie gaat (ook) over de inhoud van passend onderwijzen. Met de (centrale) gele tafel vergroot het ROC de grip op het wegingsproces tijdens het intake- en plaatsingsproces en is er toezicht op de zorgvuldigheid van de bijbehorende werkprocessen. Tegelijkertijd wordt met de onderwijsteams de discussie gevoerd over wat de basis op orde hebben voor hen betekent, wat men kan bieden op het gebied van passend onderwijzen. Deze beweging vormt het hart van de dynamiek die aan de orde is in de match tussen de vraag van de student en het (ondersteunings)aanbod van het team.
10 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
6
Hoe kom je van passend onderwijs naar passend onderwijzen?
De vier roc’s uit de thematische werkgroep laten ieder op hun eigen wijze zien hoe het proces verloopt in de ontwikkeling naar passend onderwijzen. Hoewel die processen zeer divers zijn, zijn er ook een aantal gemeenschappelijke elementen in aan te wijzen: 1) Betrokkenheid van het College van Bestuur Bij elk roc is het College van Bestuur betrokken in de aansturing van het proces. Het gaat om een ontwikkeling die bestuurlijk geborgd is en waarbij het CvB tijdens het proces ook betrokken blijft. *Een trajectbegeleider is een slb-er met een coördinerende functie. Verwijzingen naar cursistenservice loopt via hem/haar.
2) Duidelijke koers, heldere sturing Over het algemeen is er sprake van een duidelijke koers en een heldere sturing, soms via een aparte projectleider. Bij de meeste roc’s zijn er nieuwe standaarden geformuleerd in de vorm van hernieuwde taakprofielen van de slb-er of een basisprofiel voor elk team. Dit helpt in het richten van de koers, het voedt professionaliseringsplannen en vergemakkelijkt het ‘ijken’ van de voortgang. 3) Bruikbare instrumenten Elk roc heeft een (ander) instrumentarium waarmee men de beweging naar passend onderwijzen op gang brengt en koers houdt. Bij het Summa College gaat het om een (nieuwe) heldere visie op onderwijs en zorg, samen met een inzichtelijke bedrijfsvoering en besturingsfilosofie die de vertaalslag van visie naar werkvloer mogelijk maakt. Er is hier geen sprake meer van individuele begeleiding, tenzij de noodzaak daartoe evident is. Bij het Alfacollege heeft integrale beleidsontwikkeling een nieuw begeleidingsconcept opgeleverd. Om dit te realiseren is er, net als bij het Summa College, ondersteuning dichterbij de opleidingsteams gebracht. De externe audit maakt bij Leeuwenborgh -op een onafhankelijke wijze- verbeterpunten bij onderwijsteams zichtbaar en brengt deze teams met elkaar in gesprek over onderwijsontwikkeling. Het op termijn opnieuw laten ‘auditen’ van de voortgang maakt hierbij duidelijk dat niets doen geen optie is. Ook hier is een ontwikkeling om ondersteuning dichter op de onderwijsteams vorm te geven. De gele tafel is bij ROC Rijn IJssel het instrument waardoor studenten niet meer ongemerkt kunnen verdwijnen en er intern verantwoording moet worden afgelegd over het toelatings- en plaatsingsbeleid. Tegelijkertijd voedt het de discussie over wat ‘de basis op orde’ betekent in elk team. 4) De verbinding van passend onderwijs aan het primaire onderwijsproces Bij alle roc’s wordt passend onderwijs gezien als een ontwikkeling die direct verbonden is met kwaliteit van onderwijs en dus voor alle studenten bedoeld is. Hiermee verschuift de visie op begeleiden van ‘begeleiden naast het onderwijsproces’ naar ‘begeleiden binnen het onderwijsproces’.
11 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015
5) Eigenaarschap van het onderwijsteam Bij de roc’s in de themagroep wordt het onderwijsteam zelf verantwoordelijk gemaakt voor de wijze waarop men de ontwikkeling naar passend onderwijzen vorm geeft, al dan niet gefaciliteerd door voormalige LGF/AB-middelen. De onderwijsteams worden eigenaar van dit proces, zij moeten formuleren wat zij nodig hebben om passend te (gaan) onderwijzen. Hierdoor wordt de ondersteuningsbehoefte(n) van het onderwijsteam transparant en kan een servicecentrum vraaggericht aan de slag in het vervullen van die behoefte(n). De leden van de werkgroep hebben laten zien dat er vele wegen zijn die naar passend onderwijzen (kunnen) leiden. Tegelijkertijd gaat het om een langdurig en complex proces dat er toe moet bijdragen dat de docent beter in staat wordt gesteld om in de klas met verschillen tussen leerlingen om te gaan. Pas dan is passend onderwijs in passend onderwijzen overgegaan.
12 Rapportage thematische werkgroep – Van passend onderwijs naar passend onderwijzen M&O-groep 2015