Erik Pasveer
Eenvoud en herhaling
Interview met Hein de Haan, Leen Hulsbos en Chris Scheen D a p p e r b u u r t vormanalyse
Ontwerpen als techniek C S : H et project dat wij de afgelopen tien jaar gegeven hebben is o o r spronkelijk een initiatief vanuit de studierichting Volkshuisvesting. Men onderkende, dat het goed zou zijn o m o o k daar een o n t w e r p p o o t in de opleiding te hebben. Anders dan bij de studierichting Architectuur moest de nadruk daarbij niet zozeer liggen op de ontwikkeling van een eigen o n t w e r p o p v a t t i n g , maar meer op het beheersen van de technische kanten van het ontwerpen . Er heerste het vertrouwen, dat je rationeler en efficiënter zou kunnen ontwerpen, mits je zo was opgeleid. H d H : Verder was er veel aandacht v o o r de politieke c o n t e x t . Dat w e r d als een belangrijk onderscheid tussen Volkshuisvesting en Archit e c t u u r beschouwd. L H : Vanuit een politieke opvatting over Volkshuisvesting w e r d het o n t w e r p e n als een kunde gezien, die het instrumentarium levert v o o r iemand die geëngageerd z'n w e r k doet. Dat was een andere opvatting dan bij Architectuur. H d H : De ontwerpopgave in het eerste jaar dat w e het project aanboden begon met een tamelijk abstracte en theoretische opgave in een fictieve 19-de eeuwse buurt compleet met een fictieve kwaliteitskaart. Een groep studenten o n t w i k k e l de hiervoor verkavelingsmodellen. C S : Een andere groep o n t w i k k e l d e woningplattegronden volgens de SAR-methode. O p een nogal mechanisch-methodische wijze w e r d een aantal ontwerp-alternatieven gegenereerd. Een derde groep onderz o c h t b o u w m e t h o d e n op hun bruikbaarheid v o o r het vullen van 'open gaten'. H e t o n t w e r p was niet zozeer een architectonisch probleem, de vraag was meer: hoe kan je, gegeven een programma en een b o u w techniek, een zo economisch mogelijk o n t w e r p maken? De studenten deden bijvoorbeeld onderzoek naar de gevolgen van het gebruik van één of t w e e leidingkokers binnen dezelfde plattegrond. L H : We w e r k t e n heel consequent met ' w o o n p a t r o n e n ' en aan de abstracte schikking van oppervlaktes ten opzichte van elkaar in combinatie met leidingkokers, travee-maten en dergelijke. De volgende stap was dan dat samen te voegen t o t woningblokken waarbij een vergelijking gemaakt w e r d tussen galerij- en portiek-ontsluiting. H d H : N a het eerste trimester wilden w e het project meer op de praktijk richten en werden locaties in de N i e u w m a r k t , Dapperbuur t en Staatsliedenbuurt gekozen.
2
Waarover ging het project in de jaren daarna? H d H : De nadruk van de o n t w e r p a r b e i d lag op de complexiteit van het programma en de stedelijke situatie. O p stedebouwkundig niveau speelde al de aandacht v o o r de proceskant van gefaseerde vernieuwing en de herwaardering van de bestaande bebouwing. O o k de p r o grammatische eis dat gezinswoningen gebruikt moesten kunnen w o r den d o o r samenwonende alleenstaanden was aan de praktijk o n t leend. Dat was het begin van het thema 'flexibele w o n i n g b o u w ' . De b o u w b l o k d i e p t e van 24 m in de Czaar Peterbuurt leidde t o t de o n t wikkeling van het 'passageblok'. CS: De ruimtelijke organisatie van privé, gemeenschappelijk en openbaar is hier geheel anders dan bij een gesloten b o u w b l o k . Dit gebouwtype maakte een geheel andere benadering van de w o n i n g b o u w mogelijk op het gebied van flexibiliteit, bouwfysica en bouwtechniek. H d H : Als gevolg van praktische eisen werden de studenten g e d w o n gen o m hun ontwerpoplossingen van het begin af aan opnieuw te o n t wikkelen o m d a t de meer gangbare voorbeelden hier niet opgingen. D i t laatste heeft didactisch goed g e w e r k t en leverde veel interessante plannen op, o o k v o o r de praktijk. Hadden jullie veel contacten met bewonersorganisaties en actiecomité's? H d H : We waren goed op de hoogte van w a t er allemaal speelde o m d a t ik als adviseur van 'De sterke A r m ' in de Dapperbuurt en als bewoner van de N i e u w m a r k t b u u r t actief was in de stadsvernieuwing. O o k de latere locaties als de Staatsliedenbuurt, Czaar Peter buurt en het Oostelijk Havengebied zijn gekozen vanwege bestaande persoonlijke contacten. We hoopten dat het studentenwerk o o k v o o r de praktijk resultaten zou opleveren. Aanvankelijk leek dat vreselijk tegen te vallen maar het feit dat er behalve plannen van de gemeente o o k plannen van studenten hangen, heeft t o c h gevolgen v o o r de discussie. Met name bewonersgroepen voelen zich daar t o c h wel d o o r gesteund o m d a t ze meer mogelijkheden zien en zodoende beter in staat zijn o m eisen aan de stedelijke overheid te stellen. Maar een directe koppeling alsof 'de' student iets doet v o o r 'de' bewoners kan je wel vergeten. Z o w e r k t dat niet. De koppeling met de praktijk was eerder belangrijk v o or het onderwijs, dan omgekeerd. Een aantal thema's van het project kwam v o o r t uit de praktijk-situatie, met name het thema 'gefaseerde n i e u w b o u w ' beschouwd als een vervangingsproces. Zoiets
was t o e n op Bouwkunde helemaal onbekend. L H : Er o n t s t o n d en hele nieuwe begrippen zoals het 'perspectiefplan' en de 'harde-kernen-kaart'. W e gingen uit van een dynamische o n t w i k keling in plaats van een statisch eindproduct. Wat hield en die nieuwe begrippen in? C S : Een perspectiefplan beschrijft een eindsituatie die waarschijnlijk n o o i t geheel bereikt zal w o r d e n maar wel richtinggevend is v o o r de wijze waarop aan een fragment g e w e r k t m o e t worden. H e t perspectiefplan geeft aan hoe o p thematische wijze op de bestaande structuur kan w o r d e n ingegrepen o m t o t structurele verbeteringen te komen en welke elementen van de bestaande structuur gehandhaafd moeten blijven wil de ruimtelijke samenhang van de buurt behouden blijven. H d H : W a t er op welke plek g e b o u w d zal gaan w o r d e n , speelt zich af tussen zekere grenzen, die onder andere bepaald w o r d e n d o o r de 'harde-kernen-kaart'. De harde-kernen-kaart gaf de bebouwing en andere elementen aan die o m uiteenlopende redenen gehandhaafd zouden moeten blijven. De fasering en b o u w v o l g o r de zijn aan de bouwtechnische kwaliteit, eigendomsgrenzen en functies gekoppeld en moeten in de tijd kunnen veranderen. Bij een plan waarin de volgorde v o o r tien jaar vastligt, w a t t o t dan t o e gebruikelijk was, zou dat niet kunnen. We gingen met heel andere ogen naar de vervangingsprocessen kijken. Daarvan hebben w e geleerd dat gefaseerde n i e u w b o u w qua b o u w k o s ten weliswaar duurder kan lijken dan het b o u w e n van een g r o o t aantal woningen in een keer, maar dat er over het geheel genomen grote maatschappelijk voordelen aan zitten. Met name m o e t je hierbij denken aan het behoud van de fysieke en sociale infrastructuur: het v o o r t bestaan van winkels, scholen en andere voorzieningen en een minder zwaar beroep op de herhuisvestingscapaciteit op stedelijk niveau, je kunt gedurende het proces zoveel mogelijk woningen b e w o o n d houden. Dat is o o k een doel van het proces en een graadmeter v o o r de kwaliteit ervan. L H : H e t bleek in de praktijk heel moeilijk o m v o o r de bebouwing die op k o r t e termij n vervangen zou moete n w o r d e n het m o m e n t te bepalen waarop gesloopt m o e t w o r d e n . Dat kon zich uitstrekken over een periode van 3 t o t 15 jaar. Daarom m o e t je steeds ad-hoc kunnen ingrijpen, de kuil in het bewonersaantal zo laag mogelijk houden en
3
alleen iets slopen als het echt nodig is en niet o m d a t het alleen maar 'in de weg' staat. Worden die plansoorten nu nog in het project gebruikt! L H : O p de oostelijke eilanden in Amsterdam, waar het project tegenw o o r d i g o v e r g a a t , is er weinig aanleiding o m het nog precies op die manier te doen maar er is wel een zeker respect gebleven v o o r de mensen die daar nu zitten, v o o r de kwaliteit van de aanwezige gebouwen en v o o r de bestemmingen die ze nu hebben. C S : O m d a t het hier niet o m een bestaande w o o n b u u r t gaat maar o m een voormalig haventerrein, kan de wijze van ingrijpen veel rigoreuzer zijn. Er is geen sprake van een geleidelijke planontwikkeling vanuit een bestaande structuur en gegeven woningprogramma's. De planvoorstellen zijn hier vooral een middel o m de programmatische en ruimtelijke mogelijkheden van het gebied t e onderzoeken. H d H : Toch is op een w a t grotere schaal het thema 'gefaseerde nieuwbouw', o o k in de stadspolitiek van nu, nog steeds actueel. Er w o r d e n tegenwoordig weer plannen gemaakt zoals v o o r ' N i e u w O o s t ' waarbij alles weer in één keer geprogrammeerd w o r d t met alle nadelen van dien. Je m o e t dan in korte tijd een enorme investering doen w a t weer betekent dat je zo snel mogelijk alle woningen m o e t bouwen. Een programmatische miskleun lijkt me dan wel gegarandeerd. Tegelijkertijd komen er op de noord-oever van het IJ allerlei bedrijfsterreinen vrij w a a r d o o r je net als bij de stadsvernieuwing binnen een wijk maar dan op grotere schaal hetzelfde aantal woningen zou kunnen bouwen als er nu v o o r N i e u w O o s t gepland zijn maar dan op een gefaseerde manier. Dan kan je op elk m o m e n t het programma bijstellen, zowel budgettair als qua infrastructuur, met veel kleinere investeringen over een veel langere periode.
buurt,'79/'80, gevelconstructie
Architectuur en stadsvernieuwing C S : In het verlengde van de doelstelling 'bouwe n v o o r de buurt' was de of>gave v o o r de o n t w e r p e r 'het karakter van de buurt handhaven. ' Het was in politiek opzicht belangrijk o m het zo te stellen w a n t op het behoud van bijvoorbeeld de Dapperbuurt waren politieke krachten gemobiliseerd tegen kaalslag en cityvorming. De n i e u w b o u w in de Dapperbuurt w e r d gekenmerkt d o o r kleinschaligheid en de toepassing van gemetselde gevels en pannen daken. Dit soort architectuur b e a n t w o o r d d e aan de gangbare opvatting over de wijze waarop nieuwbouw-architectuur zich aan het bestaande diende aan t e passen. Maar al die kleinschalige zogenaamd ondergeschikte ingrepen die er werden gedaan hielden bij elkaar opgeteld in dat de D a p p e r b u u r t in architectonische zin totaal veranderde. Een aantal architectonische principes zoals een vlakke, doorgaande gevel, valt weg als het blok terugspringt o m bijvoorbeeld de bezonning te verbeteren of o m parkeer- en speelplaatsen te maken. De consequentie van de gewenste verbeteringen was dat je bij v o o r baat er vanuit moest gaan dat de Dapperbuur t wezenlijk zou veranderen en alleen op bepaalde onderdelen herkenbaar zou blijven. H e t perspectiefplan liet zien dat de buurt er over een tijd totaal anders uit zou zien o o k bij behoud van bepaalde typologische en morfologische kenmerken. O m t o t een juiste waardering van de bestaande c o n t e x t te komen moet je daarvan abstraheren. Pas op dat m o m e n t w o r d t het hanteerbaar binnen een ontwerpopgave. De Dapperbuur t had een typisch 19de eeuwse structuur die zich leende v o o r een analyse van de herhalingen en de specifieke elementen binnen die structuur. D o o r van de structuur van de buurt te abstraheren kan je hem in architectonische zin bewerken. Een stedelijke structuur abstraheren om te kunnen ontwerpen is een typisch kenmerk van architectuur. Hebben die twee nieuwe plansoorten binnen jullie project architectuur weer een functionele positie gegeven? C S : Z o heeft het wel gewerkt. Voor de eerste generatie stadvernieuwers lag de prioriteit niet bij de architectonische problematiek. Maar toen hun strijd vruchten ging afwerpen, was het niet verwonderlijk dat er binnen de opleiding weer aandacht kwam v o o r de vraag: 'wat is
4
Czaar P e t e r b u u r t , ' 7 9 / ' 8 0 , passageblok
precies de ontwerp-opgave binnen de stadsvernieuwing. ' Hierbij bleek vooral de vraag naar behoud van de ruimtelijke samenhang van de buurt van belang. Bij het onderzoek hiernaar speelden in ons project architectuurstudenten een belangrijke rol. Maar er waren o o k Volkshuisvesting- en Stedebouw-studenten die zich concentreerden op de maatschappelijke betekenis van ruimtelijke herstructurering en de planningsinstrumenten daartoe. De menging van Architectuur-, Stedeb o u w - en Volkshuisvesting-studenten leidde zo t o t een interessant s o o r t rollenspel.
Kunstmatige tegenstellingen H d H : Dat rollenspel o n t s t o n d vanzelf d o o r d a t studenten met een heel verschillende achtergrond qua studierichting in groepjes samenwerkten. C S : Dat ging heel goed. H e t was een hele opluchting dat kunstmatige tegenstellingen die gecreëerd waren vanuit V H V o m zich t e vestigen en vanuit Stedebouw o m zich te handhaven binnen het project d o o r broken werden. Als je bedenkt dat jullie project begon vanuit het initiatief om ook bij VHV een ontwerppoot t o t stand te brengen, dan viel het met die tegenstellingen toch wel mee!
C S : Die tegenstelling kwam bijvoorbeeld t o t uitdrukking in de pretentie dat het bij Volkshuisvesting o m een andere, betere o n t w e r p o p l e i ding zou gaan dan bij A r c h i t e c t u ur en gezien de beroepspraktijk van de afgestudeerden vind ik dat een kunstmatige tegenstelling. Wel is het zo dat Stedebouw en Volkshuisvesting een goede aanvulling gaven o p de ontwerpopleiding v o o r w o n i n g b o u w zoals die bij architectuur bestond. I
Dapperbuurt '77/'78, stedebouwplan
Maar jullie werden door VHV gevraagd om het project te geven terwijl jullie toch alledrie een vrij traditionele ontwerp-achtergrond hebben. C S : Ja, en wij werden dan o o k niet helemaal v e r t r o u w d . We moesten steeds weer bij V H V uitleggen w a a r o m ons project t o c h een VHVproject was. Maar dan konden w i j altijd wijzen op onze contacten met actiegroepen, via Hein. ' Voor ons en v o o r de studierichting Volkshuisvesting gelden nog steeds de oorspronkelijke doelstellingen van het projectonderwijs als uitgangspunt. Dat is een belangrijke reden o m het project in het kader van het onderwijsprogramma van V H V aan t e bieden, bijvoorbeeld o m d a t daar, anders dan bij A r c h i t e c t u u r met jaarprojecten w o r d t gewerkt. H d H : O o k die praktijkkoppeling is v o o r projectonderwijs een v o o r waarde, hoewel veel studenten in ons project zich nu misschien het meest interesseren v o o r de bouwkundige ontwerpopgave.
Traditie en techniek Speelt in jullie project de overdracht van een bepaalde architectuur-traditie een rol? C S : We proberen in het project een traditie van w o n i n g b o u w aan de orde t e stellen die w a t verder teruggrijpt dan de gangbare oplossingen in de stadsvernieuwing. Voor mij zijn het s o o r t plannen als Westhausen van Ernst May referentie-plannen, qua ontwerp-opvatting . H d H : Je kunt met heel eenvoudige middelen t o c h een complex beeld maken. Vaak geeft een plan daarvoor zelf al voldoende aanleidingen, al zijn het maar de regenpijpen of bepaalde spiegelingen in de gevel. L H : Het gaat niet alleen o m 'de' architectuur maar o o k o m een o n t w e r p m e t h o d i e k waarmee het plan vanuit het programma o n t w i k k e l d wordt. H d H : Ja, er spreekt o o k een vakopvatting uit. Zeker in de woningb o u w is het een vereiste dat je je plan als discussiestuk beschouwt dat je gebruikt o m een beter begrip van het programma t e krijgen o m vervolgens weer een beter plan t e maken. De opleiding stimuleert t o c h nog te vaak een zeker individualisme. Dat is in de stadsvernieuwing beslist niet productief. Jullie geven een woningbouwproject met relatief veel aandacht voor de constructieve uitwerking. Hoe staan jullie dan tegenover de opvatting die je vaak hoort dat de technische kant van het Bouwkundevak vooral geleerd wordt door het ontwerpen van openbare gebouwen? L H : Mensen die dat denken vinden vaak o o k dat je het vak architect u u r alleen kunt leren d o o r het o n t w e r p e n van niet-woongebouwen. Ik vind dat waanideeën. Een woningbouwopgave is in technisch opzicht net zo interessant.
D a p p e r b u u r t '77, k w a l i t e i t s k a a r t
In de w o n i n g b o u w is een heel reservoir van voorschriften, regels, normen, etcetera. Daarmee leer je o n t w e r p e n vanuit de beperkingen, al was het alleen maar vanwege de financiële marges die in de woningb o u w geringer zijn dan bij andere objecten. Veel dingen lijken in de w o n i n g b o u w min of meer te zijn opgelost, min of meer vaste traditie geworden. D a a r d o o r hoef je niet meer het angstige idee t e hebben dat je per se in alles creatief m o e t zijn en steeds weer iets nieuws zou m o e t en bedenken, je leert dus o o k te o n t w e r pen vanuit een herinterpretatie van bestaande technieken. Dan ga je dus op een vrij analytische manier om met het probleem van de constructieve uitwerking. L H : Da t lijkt me wel, ja. En tegelijkerijd kan dat de inventiviteit stimuleren. H d H : In de w o n i n g b o u w concentreert de techniek zich met name op de huid. Voor het constructief o n t w e r p van de gevel en v o o r het
5
interpreteren van alle taken van de gevel heb je al zo'n r i j k d om aan mogelijkheden, dat je daar eindeloos aan kunt door-construeren. Is er een verband tussen jullie opvatting van techniek en de architectuurtraditie waarin jullie jezelf plaatsen? Als je 'afwisseling' en 'complexiteit' in het beeld met zo eenvoudig mogelijk middelen wilt bereiken, dan stel je toch hoge eisen aan het beeldend vermogen van de constructie? C S : Ja, juist o m d a t de techniek in de w o n i n g b o u w o o k nog zo sterk normatief is evenals het programma. Binnen de traditie waarmee wij ons verwant voelen, m o e t een w o o n g e b o u w herleid kunnen w o r d e n t o t eenvoudige, helder gedefinieerde elementen op verschillende niveau's: programmatisch, maar o o k bouwtechnisch. H et geheel, de vorm, w o r d t al o n t w e r p e n d o n t w i k k e l d en is niet vooraf gedefinieerd. L H : Ons idee is dat je een technische oplossing niet ver weg hoeft te zoeken. Een woning hoeft niet als een auto geproduceerd te w o r d e n . Bouwtechnieken die in die zin zeer geavanceerd lijken blijken bij nader inzien t o c h nog op veel handwerk te berusten. H e t gaat meer o m het herwaarderen en analyseren van bestaande technieken, het herkennen van de principiële verschillen daartussen en een inventief gebruik daarvan d o o r recombinatie. Naar mijn idee is een Bouwkundig ingenieur een vernufteling, niet iemand die opnieuw begint waar dat niet nodig is, maar iemand die goed o m zich heen kijkt en goed gebruik w e e t te maken van w a t anderen al bedacht hebben. Dat kan zijn op het gebied van de techniek maar o o k op het gebied van de woningplattegrond. Je kunt heel goed refereren aan het bestaande en dan in de gegeven situatie, die altijd anders is dan het voorbeeld, een optimale oplossing zoeken. Daarin is, net als in het o n t w e r p zelf, eenvoud en herhaling een kwaliteit. Wanneer een oplossing meer dan één functie vervult ontstaat er in de loop van het w e r k , vanuit een eenvoudig begin, een toenemende complexiteit. Die benadering veronderstelt toch bij de student een heel brede kennis van wat er op het gebied van de techniek allemaal mogelijk is. Hoe brengen jullie die kennis aan? L H : H et is ondoenlijk o m w a t de technische voorkennis betreft te concurreren met een HTS-Bouwkunde. Je kunt onmogelijk die hele rijkdom aan bestaande mogelijkheden overdragen. Het enige w a t je kunt doen is principes leren te herkennen en werkelijk in hun essentie te begrijpen. G e w o o n v e r t r o u w e n op gezond verstand waarmee mensen zelf, o o k nadat ze zijn afgestudeerd, kennis kunnen blijven produ ceren. Het is niet voldoende o m alleen uit te leggen hoe iets w e r k t . H e t gaat vooral o m het waarom en het waartoe van de dingen. CS: Dat is o o k de reden waarom w e de bouwconstructi e vanuit de bouwfysica en de uitvoering benaderen. Een bouwfysische analyse van de geve|/laat zien waartoe een oplossing dient. H d H : Aspecten als bouwkosten en bouweconomie komen in het project aan de orde d o o r tijdens de constructieve uitwerking met een uitvoerder of w e r k v o o r b e r e i d er de plannen op hun consequenties v o o r de bouworganisatie d o o r te spreken.
Rationalisme Aanvankelijk was de veronderstelling van jullie project dat er op een rationelere manier ontworpen zou kunnen worden. Hoe heeft zich dat in de afgelopen tien jaar ontwikkeld? CS: Voor ons was altijd belangrijk dat bij de architectonische opgave o o k de bouwtechniek, de programmering en de planning aan de orde komen. Als je die zaken niet beheerst krijg je 'ruis' in het o n t w e r p p r o ces, dan kan je je niet concentreren op de architectonische opgave want die zal dan altijd w o r d e n overschaduwd d o o r het onvermogen op het gebied van bijvoorbeeld de bouwtechniek. In het begin was het moeilijk o m die aspecten zo in het project te integreren dat alle studenten o o k aan de architectonische opgave t o e k w a m e n . In dat opzicht is het project, geloof ik, wel verbeterd.
Zou je kunnen zeggen, dat er zich ook een ontwikkeling heeft voorgedaan van een op rationalisering van het ontwerpen gerichte benadering naar een rationalistische architectuurtraditie! C S : H e t project is rationalistisch in de zin dat de architectonische v o r m altijd op zijn werking w o r d t onderzocht: op de ordenende werking van de v o r m ten opzichte van de stedelijke ruimte, het gebruik, de bouwtechniek, maar o o k op zijn vermogen o m nieuwe vormen van stedelijk leven op te roepen. Ik vind het een vooruitgang dat dat laatste nu meer dan vroeger aan de orde k o m t . Maar de benadering is daardoor niet wezenlijk anders geworden.
Hoe reageren jullie op een student die bijvoorbeeld met een plan a la Krier aankomt! CS: W i j zullen die opvatting plaatsen tegenover een meer open v o r m opvatting. N i e t zozeer de gekozen uitgangspunten staan ter discussie maar de consequenties ervan.
O o s t e l i j k Havengebied
Streven jullie naar een consistentie in de ontwerpopvatting van een student? Moeten bijvoorbeeld de principes die op het niveau van de verkaveling worden gehanteerd ook terugkeren in de detaillering? L H : H e t heeft wel eens t o t een flinke discussie geleid wanneer bijvoorbeeld een rationeel ogend plan uiteindelijk alleen maar gemaakt bleek t e kunnen w o r d e n via kunst- en vliegwerk. Maar je stelt dan vast dat die dingen blijkbaar niet automatisch lijnrecht in eikaars verlengde liggen.
O o s t e l i j k Havengebied, ' 8 5 / ' 8 6 , s t e d e b o u w p l a n
C S : W e vinden wel dat er eenheid in het o n t w e r p m o e t zijn op alle niveau's. H e t stedebouwkundig o n t w e r p m o e t een zelfde denktrant weerspiegelen als de architectonische en constructieve uitwerking. H e t uitgangspunt is dat architectuur ordenend m o e t werken en niet desintegrerend. Je kunt natuurlijk de vraag stellen w a a r o m een o n t w e r p niet additief zou mogen zijn, w a a r o m het geen kwaliteit is wanneer het elke keer dat je een andere kant van een gebouw ziet een verrassing is. Er zijn wel architecten die zo werken, mensen als Lucien Kroll. Dat is toch een architect die zich heel goed bewust lijkt te zijn van wat hij doet. Heeft hij een inconsistente ontwerpopvatting? C S : H et is duidelijk een kwaliteit van iemand als Kroll dat hij methodisch te w e r k gaat. Maar de werking van zijn architectuur is dat het verschil tussen stedelijke structuur en bebouwing geheel vervaagt terwijl dat volgens ons juist zaken van verschillende orde zijn.
O o s t e l i j k Havengebied, ' 8 3 / ' 8 4 , k a d e b e b o u w i n g
Zou je geen organische architectuur in de sociale woningbouw kunnen maken? CS: Dat hangt ervan af wa t je onder 'organische architectuur' verstaat. H e t w e r k van iemand als Hinrich Baller w o r d t bijvoorbeeld vaak in een organische traditie geplaatst maar hij heeft wel degelijk een heel rationeel verhaal. H e t gaat ons er dan o o k niet o m of er in het w o n i n g o n t w e r p bijvoorbeeld organische of barokke v o r m en of ruimteconcepten w o r d e n gehanteerd. H e t gaat ons erom dat het woningo n t w e r p en het stedebouwkundig o n t w e r p niet zondermeer, als het ware 'organisch', uit elkaar zijn af te leiden. Ze kunnen wel in samenhang o n t w i k k e l d w o r d e n maar blijven niettemin van een verschillende orde.. Die opvatting is in de loop der jaren steeds meer uitgekristalliseerd. H e t project richt zich nu op een andere locatie dan in het begin met een andersoortige stedebouwkundige structuur. Anders dan de Dapperbuurt waar de heldere geometrische structuur een gegeven is, dwingt de huidige locatie, de oostelijke IJ-eilanden, t o t meer aandacht v o o r de problematiek van de stedelijke vorm. Met uitgangspunten die alleen aan de woningplattegrond zijn ontleend valt die problematiek moeilijk t e hanteren. Onze v o o r k e u r v o o r een rationalistische traditie van w o n i n g b o u w a r c h i t e c t u ur m o e t in dat licht w o r d e n bezien.