ECLI:NL:RBGEL:2014:594 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 03-02-2014 Datum publicatie 03-02-2014 Zaaknummer 05/860183-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team strafrecht Zittingsplaats Arnhem Promis II Parketnummer : 05/860183-13 Datum zitting : 20 januari 2014 Datum uitspraak : 3 februari 2014 TEGENSPRAAK Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland tegen naam : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] thans gedetineerd in [verblijfplaats]. raadsvrouw : mr. G.A. Jansen, advocaat te Amsterdam.
1 De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 31 juni 2011 te Deventer en/of Zwolle en/of Groningen en/of Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens), A: (lid 1, onder 1°) een ander, genaamd [slachtoffer 1], door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1], en/of B: (lid 1, onder 4°) [slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten danwel onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of C: (lid 1, onder 6°) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van [slachtoffer 1] [slachtoffer 1], en/of D: (lid 1, onder 9°) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie [slachtoffer 1] heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde, immers heeft/is verdachte (telkens) -terwijl zij een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft en/of -een (liefdes)relatie met die [slachtoffer 1] aangegaan en/of -die [slachtoffer 1] beloofd dat hij haar zou beschermen tegen het geweld van haar ex vriend en/of -die [slachtoffer 1] bedreigd en/of gedreigd met geweld en/of -die [slachtoffer 1] toegeschreeuwd en/of vernederd en/of -herhaaldelijk geld aan die [slachtoffer 1] gevraagd en/of -die [slachtoffer 1] vijf, althans meerdere telefoonabonnementen op naam van die [slachtoffer 1] laten afsluiten en/of beloofd dat hij het bankrekeningnummer kon wijzigen van de automatische incasso en/of omzetten naar zijn eigen rekening, zodat ze zich geen zorgen hoefde te maken en/of -aan die [slachtoffer 1] informatie en/of een telefoonnummer gegeven over een seksclub en/of aangegeven dat ze veel geld kon verdienen en/of achter het raam nog meer kon verdienen en/of -die [slachtoffer 1] vervoerd en/of -die [slachtoffer 1] instructies gegeven en/of -aan die [slachtoffer 1] gevraagd hoeveel geld ze had verdiend en/of -(een deel van) het door die [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer 1] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden; terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; 2. hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 28 februari 2013 te Arnhem en/of Zutphen en/of Duiven en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Winschoten, in elk geval (telkens) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens), A: (lid 1, onder 1°)
een ander, genaamd [slachtoffer 2], door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2], en/of B: (lid 1, onder 4°) [slachtoffer 2] door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten danwel onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of C: (lid 1, onder 6°) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van [slachtoffer 2] [slachtoffer 2], en/of D: (lid 1, onder 9°) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie [slachtoffer 2] heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde, immers heeft/is verdachte (telkens) - terwijl die [slachtoffer 2] een laag IQ heeft en/of uit huis geplaatst was als kind en/of drugs gebruikt en/of - terwijl die [slachtoffer 2] verliefd is op verdachte en/of - tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat dat het beter was voor hen als zij in de prostitutie ging werken en/of dat ze snel geld konden verdienen en/of dat ze dan leuke dingen konden doen en/of samen een huisje konden huren en/of - die [slachtoffer 2] mishandeld en/of - boos geworden op die [slachtoffer 2] en/of tegen die [slachtoffer 2] geschreeuwd als zij niet genoeg had verdiend en/of - die [slachtoffer 2] drugs verstrekt en/of gedrogeerd en/of - die [slachtoffer 2] zonder dat zij het wist seks laten hebben en/of - aan die [slachtoffer 2] adressen van seksclubs gegeven en/of - die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of - die [slachtoffer 2] drugs laten verkopen en/of - die [slachtoffer 2] gehuisvest en/of - die [slachtoffer 2] vervoerd en/of - ( een deel van) het door die [slachtoffer 2] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer 2] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden;
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.
2 Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 20 januari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. G.A. Jansen, advocaat te Amsterdam. Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer 2]. De officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, heeft gerekwireerd. Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs 1 De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] (verder [slachtoffer 1]) niet (zonder meer) betrouwbaar zijn, aangezien zij naar de mening van de verdediging een motief heeft voor het doen van een valse aangifte. Voorts dienen de verklaringen als tegenstrijdig en ongeloofwaardig te worden aangemerkt. Ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 2] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze diverse tegenstrijdigheden en leugens bevatten en onbetrouwbaar zijn. Op grond van het voorgaande heeft de verdediging verzocht om de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit te sluiten van het bewijs. Niet gesteld, noch gebleken, is dat sprake is van een vormverzuim, Artikel 359a Sv vindt daarom geen toepassing. Om die reden zal de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet van het bewijs uitsluiten. Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat haar verklaringen, die overigens op essentiële punten consistent zijn, in belangrijke mate steun vinden in overige bewijsmiddelen, zoals onder meer de verklaring van getuige [getuige 1], de transactieoverzichten van de rekening van aangeefster (3149.58.592) in de periode 1 april 2011 tot en met 13 juli 2011, de verklaring van de getuige [getuige 2], de verklaring van de getuige [getuige 3], de verklaring van de getuige [getuige 4] en het overzicht van kamerverhuur uit de administratie van [getuige 5]. Bij de beoordeling van de rechtbank zullen deze overige bewijsmiddelen nader worden toegelicht. Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] – die eveneens op belangrijke punten consistent zijn- geldt ook dat deze verklaringen in belangrijke mate steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals onder meer de verklaringen van [getuige 6] en getuige [getuige 7], de historische verkeersgegevens en sms-berichten en de verklaring van [getuige 8]. Voorts weegt de rechtbank mee dat er overeenkomsten zijn tussen de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], terwijl niet is gebleken en er ook geen reden is te veronderstellen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaar kennen. Deze overeenkomsten en overige bewijsmiddelen zullen bij de beoordeling van de rechtbank nader worden toegelicht. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar en geloofwaardig en verwerpt daarmee het verweer van de verdediging. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde: De feiten Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Bij [slachtoffer 1] is de diagnose borderline vastgesteld. 2 Als gevolg van een eerdere relatie waarin zij veelvuldig door haar ex-partner is mishandeld, is bij aangeefster een posttraumatische stressstoornis ontstaan. 3 [slachtoffer 1] heeft vijf telefoonabonnementen afgesloten, terwijl zij op dat moment een WAJONG-uitkering ontving. 4 In de periode van 6 tot en met 18 juni 2011 heeft [slachtoffer 1] in de prostitutie gewerkt. 5 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbaar gestelde in artikel 273f lid 1 sub 1, 4, 6 en 9 in de periode van 1 april 2011 tot en met 30 juni 2011 in de plaatsen Deventer, Zwolle en Groningen. Naar de mening van de officier van justitie heeft verdachte aangeefster misleid en misbruik gemaakt van zijn overwicht en de kwetsbare positie van aangeefster. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van werven en vervoeren door verdachte. Naar de mening van de officier van justitie is sprake van de strafverzwarende omstandigheid van 43a Sr zoals ook ten laste is gelegd. Het bestanddeel “gedreigd of gedreigd met geweld” kan naar de mening van de officier van justitie niet worden bewezen. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn onbetrouwbaar en dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Deze verklaringen worden voorts in onvoldoende mate ondersteund door overige bewijsmiddelen. De ‘unus testis, nullus testis’-regel staat een bewezenverklaring in de weg. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van een vorm van dwang in de zin van artikel 273f Wetboek van Strafrecht dan wel dat de opzet hiertoe bij verdachte heeft ontbroken. Ten slotte is van de strafverzwarende omstandigheid ingevolge artikel 43a Sr naar de mening van de verdediging geen sprake. Beoordeling door de rechtbank Zoals voornoemd is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Voorts overweegt de rechtbank dat zij in haar beoordeling zal verwijzen naar de processen-verbaal van de verklaringen van [slachtoffer 1], zoals deze door de politie in een zakelijke weergave zijn opgemaakt. De paar verwijzingen door de verdediging naar verschillen tussen die processen-verbaal en de verbatim uitgewerkte verhoren van aangeefster geven naar het oordeel van de rechtbank er geen blijk van dat de processen-verbaal een onjuiste weergave van de verklaringen van [slachtoffer 1] bevatten. De verschillen zijn veroorzaakt doordat de processen-verbaal een zakelijke weergave bevatten zonder dat daardoor de verklaring van [slachtoffer 1] is veranderd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij verdachte begin april 2011 heeft leren kennen. 6 Over deze periode heeft [slachtoffer 1] verklaard: “In maart 2011 ben ik zo erg door mijn ex vriend [naam] op straat in elkaar geslagen dat ik toen behoorlijk door alle stress en spanning de weg was kwijt geraakt. Dat was ook de tijd dat ik [verdachte] heb leren kennen. [verdachte] heeft mij toen beloofd dat hij mij zou beschermen tegen het geweld van mijn ex vriend. Dat gaf mij vertrouwen in [verdachte] en ik wilde toen ook graag iemand om mij heen die mij bescherming kon bieden”. 7 [slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar relatie met verdachte ongeveer van april tot en met juni 2011 heeft geduurd. 8 [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat verdachte haar vertelde dat hij geen geld meer had. Verdachte vroeg haar of zij telefoonabonnementen voor hem wilde afsluiten, waarna hij het rekeningnummer zou wijzigen en de abonnementen zou betalen. Hierover heeft [slachtoffer 1] verklaard: “Ja, ik dacht als ik hem kan helpen en hij zegt dat hij terug betaalt, dan zit het wel goed”. 9 “[verdachte] kon mij op een heel dwingende manier zeggen dat ik abonnementen af moest sluiten. Hij kon mij heel makkelijk klein krijgen. Ik klapte dan dicht omdat hij verbaal agressief werd en dan kon hij alles met mij doen”. 10 Aangeefster verklaart de in totaal vijf telefoonabonnementen voor verdachte te hebben afgesloten 11 : “Ik heb meerdere keren gevraagd wanneer hij zijn rekeningnummer zou wijzigen, zodat de telefoonkosten van zijn rekening zouden worden afgeschreven. (…) Hij werd dan boos. Hij zei dan geïrriteerd dat ik mij niet zo druk moest maken en dat ik hem moest vertrouwen en dat het wel goed kwam”. 12 De verklaringen van [slachtoffer 1] worden ondersteund door de rekeningafschriften, waaruit blijkt dat op de data 12 april 2011, 13 april 2011, 28 april 2011, 3 mei 2011 en 21 mei 2011
[slachtoffer 1] € 0,01 heeft gepind bij [winkel 1] te Deventer dan wel [winkel 2] te Deventer. 13 Getuige [getuige 1] (van [winkel 1]) heeft verklaard dat bij het afsluiten van telefoonabonnementen ter verificatie € 0,01 gepind diende te worden. Voorts heeft de getuige [getuige 1] bevestigd dat [slachtoffer 1] drie telefoonabonnementen (op 12 april 2011, 28 april 2011 en 3 mei 2011) in het bijzijn van verdachte heeft afgesloten. 14 Over haar financiële situatie heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij goed kon sparen en ongeveer 1200 euro had gespaard. 15 [slachtoffer 1] kon de abonnementen echter niet betalen en is daardoor in de schulden terecht gekomen. 16 Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de moeder van [slachtoffer 1], getuige [getuige 4], dat [slachtoffer 1] voor het afsluiten van de telefoonabonnementen heel goed met geld kon omgaan en nooit schulden had gehad. 17 Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard over verdachte: “Ik betaalde bijna alles. Hij heeft al mijn geld opgemaakt. (…) Hij moest ineens 500 euro hebben om een pistool te kopen. (…) Dat wilde ik eerst dus niet geven. Uiteindelijk heeft ie heel erg lang doorgezeurd en doorgezeurd. (…) Ik heb toen tegen hem gezegd: “pak m’n bankpasje maar en pak het geld maar”. 18 Vervolgens heeft [slachtoffer 1] verklaard: “Vlak daarna gingen wij samen naar Zwolle. (…) [verdachte] vertelde dat hij drugs moest inkopen. Hij had geld nodig, dus heeft hij met mijn pinpas 250 euro van mijn rekening gepind. (…) Ik kon geen nee meer zeggen. (…) Ik kon niet tegen het geschreeuw en de spanning”. 19 Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de transactieoverzichten van de rekening van [slachtoffer 1] (3149.58.592), waaruit onder meer blijkt dat er op 17 mei 2011 in Zwolle een pinopname is gedaan van € 250,00. 20 Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door de verklaringen van [getuige 9] en [getuige 10], dat ook zij geld hebben geleend aan, spullen hebben gekocht voor of abonnementen hebben afgesloten voor, verdachte, zonder dat verdachte dat ondanks toezeggingen ooit (volledig) terugbetaalde. Getuige [getuige 9] heeft voorts verklaard dat verdachte niet werkte en nooit geld had. 21 [slachtoffer 1] en verdachte zijn vanuit Zwolle terug naar Deventer gegaan, waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard: “Op de terugreis begon [verdachte] mij te vragen of ik in de prostitutie wilde werken. (…) Hij zocht een manier om geld te verdienen. Hij had het er continu over hoe “we” geld moesten verdienen. (…) Hij vertelde op een gegeven moment heel serieus dat ik met het werken in een club heel veel geld zou kunnen verdienen en dat we dan alles konden doen wat we maar wouden”. 22 Voorts: “Ik probeerde hem duidelijk te maken dat ik niet zo ben en dat ik dat niet zou doen. (…) [verdachte] bleef er maar over door praten over dit onderwerp. Hij probeerde mij over te halen om in de prostitutie te gaan werken. Hij liet het blijken alsof het positief was. Hij zei ook dwingerig: “Je moet het gaan doen, je kunt het wel” of woorden van soortgelijke strekking”. 23 Met betrekking tot de aanvang van haar prostitutiewerkzaamheden heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte haar het nummer van [getuige 5] heeft gegeven om een kamer te huren in Groningen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze niet wilde bellen, maar dat niet tegen verdachte durfde te zeggen. Daarover heeft [slachtoffer 1] verklaard: “Hij sloeg mij niet, maar hij raakte mij psychisch”. 24 Als voorbeeld hiervan noemt [slachtoffer 1]: “Het schreeuwen en vernederen tegen mij. Om de kleinste dingen schreeuwde hij. Ik kan daar niet tegen als mensen tegen mij schreeuwen”. 25 Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte haar nooit heeft geslagen, maar wel veel heeft gedreigd dat hij haar zou slaan. Dan begon hij te schreeuwen en dreigde hij te slaan door zijn hand omhoog te doen. 26 De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de getuige [getuige 2]: “Hij maakte mij soms psychisch helemaal gek. (…) Hij kon het ergste van mij naar boven halen. Hij kan je helemaal kapot laten gaan zonder dat het hem wat doet”. 27 [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zich van [verdachte] [alias] moest noemen. 28 Voorts heeft [slachtoffer 1] over Groningen gezegd: “Nee, [verdachte] wist waar het was. (…) Hij vertelde
tegen mij zoek een leuk lingeriesetje uit en hij vertelde mij dat pijpen neuken 50 euro kostte en dat ik er niet onder moest gaan zitten. Ik moest ook heel duidelijk zijn naar de klanten. Zulke soort tips gaf hij aan mij.(…) Wat hij mij heel duidelijk maakte dat ik niet moest laten merken dat ik bang of onzeker was en dat ik het niet wilde. (…) Omdat hij hiervoor bang was, dat hij hiervoor opgepakt zou worden”. 29 “Ja, kijk [verdachte] is heel paranoïde. (…) Zelfs over de telefoon, ik mocht nooit wat zeggen. Hij dacht altijd dat zijn telefoon werd afgeluisterd”. 30 Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door [slachtoffer 2], die op dat punt vergelijkbaar heeft verklaard 31 en die hierna aan de orde zal komen. [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat ze door verdachte en [betrokkene] bij het Pathé theater in Groningen werd afgezet. 32 Ook [slachtoffer 2] is door verdachte in Groningen bij het Pathé theater afgezet als zij ging werken als prostitué 33 . In het onder 2 tenlastegelegde nader zal de verklaring van [slachtoffer 2] nader aan de orde komen. Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte het wilde weten als er een klant was geweest. Op het moment dat zij haar eerste klant had gehad zei verdachte tegen haar: “dat ik sterk was en dat het in het begin moeilijk was, maar dat ik daar wel overheen kwam. (….) Dat deed mij pijn. Ik wou het gewoon niet. Ik durfde hem niet tegen te spreken”. 34 Deze verklaring van [slachtoffer 1] worden ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3] die heeft verklaard dat zij voor haar werk vrouwen in het prostitutiegebied van Groningen heeft bezocht, waarbij zij [alias] (de werknaam van [slachtoffer 1]) heeft ontmoet en [alias] tijdens haar bezoek vreselijk heeft gehuild. 35 Dat de door [getuige 3] genoemde [alias] [slachtoffer 1] moet zijn volgt uit de verklaring van [slachtoffer 1] dat er bij haar in Groningen mensen van de kerk zijn langs zijn geweest waarvan een haar een bijbel gaf en dat [getuige 3] verklaart de desbetreffende bijbel, waarin ook de naam [getuige 3] staat, te herkennen als de bijbel die ze aan “[alias]” heeft gegeven. 36 Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door de getuige [getuige 12] dat [slachtoffer 1] haar heeft verteld dat ze het heel erg vond om dit werk (rechtbank prostitutiewerkzaamheden) te doen. 37 Over de omstandigheid dat [slachtoffer 1] aan verdachte had toegezegd om het nogmaals te proberen, heeft [slachtoffer 1] verklaard: “Aan de ene kant wilde ik hem niet teleurstellen en aan de andere kant zat ik ook met die abonnementen die nooit anders terug zou kunnen betalen”. 38 Over het geld dat ze in Groningen met haar werk heeft verdiend, heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte tussendoor langs kwam om het geld op te halen en dat zij het geld soms ook naar hem bracht. “Ik heb heel vaak tegen hem gezegd van “Kunnen we niet eerst de rekeningen van die abonnementen betalen”? . 39 Hierover heeft [slachtoffer 1] ook verklaard dat als zij de telefoonabonnementen niet had afgesloten, het allemaal niet zo ver was gekomen. “De schulden die ik had waren zo groot dat ik wel aan hem bleef hangen”. 40 Toen [slachtoffer 1] voorstelde dat zij het geld zelf wilde bewaren, heeft [slachtoffer 1] verklaard: “Hij werd echt helemaal gek. Ik was een goedkope hoer. Zeker nu ik geld had gezien en dat ik hem in de steek zou laten”. 41 Van het geld heeft [slachtoffer 1] eten en drinken en eenmaal kleding gekocht, voor het overige ging alles naar verdachte. 42 Daarbij moest zij in ieder geval de huur terug verdienen en wat extra’s. 43 Verdachte huurde regelmatig auto’s , waarvoor haar verdiende geld in de prostitutie is gebruikt. 44 Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 1] door de gewelddadige relatie met haar ex-vriend [naam], de PTSS die daarvan het gevolg was, haar borderline persoonlijkheidsstoornis, alsmede door de schulden door de pinopnames en telefoonabonnementen, zich in een kwetsbare positie bevond. Door te beloven dat hij haar zou beschermen, de telefoonabonnementen op zijn naam zou zetten en de kosten voor zijn rekening zou nemen en door te bespreken dat ze samen geld zouden verdienen, heeft verdachte [slachtoffer 1] misleid. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een overwicht van verdachte op [slachtoffer 1], waardoor verdachte in staat was [slachtoffer 1] psychisch te raken. Ten slotte was er aldoor sprake van dreiging met geweld. De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie, misleiding en dreiging met
geweld [slachtoffer 1] heeft geworven zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid met het oogmerk van uitbuiting, waarbij verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1]. Nu de verklaring van [slachtoffer 1] op veel onderdelen, zoals over het afsluiten van de telefoonabonnementen, het geven van geld, haar werk als prostituee in Groningen, de omstandigheid dat ze het werk als prostituee niet leuk vond, de werkwijze van verdachte zoals het afzetten voor de [bedrijf] in Groningen en zijn angst voor afluisteren door de politie wordt ondersteund door de hiervoor aangehaalde andere bewijsmiddelen is er, anders dan de verdediging stelt, geen sprake van dat de bewezenverklaring op slechts één verklaring althans een bron zou steunen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit, maar dat uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatiesysteem blijkt dat verdachte de opgelegde gevangenisstraf reeds in 2005 heeft ondergaan. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom ook geen sprake van een feit, waarbij nog geen vijf jaren zijn verlopen sinds verdachte een gevangenisstraf voor mensenhandel heeft ondergaan. Conclusie De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 1. hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 30 juni 2011 te Deventer en Zwolle en Groningen, meermalen, telkens, A: (lid 1, onder 1°) een ander, genaamd [slachtoffer 1], door dreiging met geweld en één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1], en /of B: (lid 1, onder 4°) [slachtoffer 1] door onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten door dreiging met geweld en /of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij, verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid, en /of C: (lid 1, onder 6°) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de ( seksuele ) uitbuiting van [slachtoffer 1] [slachtoffer 1], en D: (lid 1, onder 9°) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten door dreiging met geweld en één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie [slachtoffer 1] heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde, immers heeft/is verdachte telkens -terwijl zij een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft en -een relatie met die [slachtoffer 1] aangegaan en -die [slachtoffer 1] beloofd dat hij haar zou beschermen tegen het geweld van haar ex vriend en -die [slachtoffer 1] bedreigd en gedreigd met geweld en
-die [slachtoffer 1] toegeschreeuwd en vernederd en -herhaaldelijk geld aan die [slachtoffer 1] gevraagd en -die [slachtoffer 1] vijf, telefoonabonnementen op naam van die [slachtoffer 1] laten afsluiten en beloofd dat hij het bankrekeningnummer kon wijzigen van de automatische incasso en omzetten naar zijn eigen rekening, zodat ze zich geen zorgen hoefde te maken en -aan die [slachtoffer 1] informatie en een telefoonnummer gegeven over een seksclub en aangegeven dat ze veel geld kon verdienen en -die [slachtoffer 1] vervoerd en -die [slachtoffer 1] instructies gegeven en -aan die [slachtoffer 1] gevraagd hoeveel geld ze had verdiend en -een deel van het door die [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en deels aangewend voor zijn eigen gebruik door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer 1] een afhankelijkheidssituatie is ontstaan tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden; Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde: De feiten [slachtoffer 2] heeft een IQ van 60-65. 45 Voorts is [slachtoffer 2] uit huis geplaatst, hetgeen voor haar heel traumatisch is geweest en waardoor zij een posttraumatische stressstoornis heeft ontwikkeld. 46 [slachtoffer 2] heeft in de prostitutie gewerkt bij clubs in Arnhem, Apeldoorn, Amsterdam. Rotterdam, Duiven, Winschoten en achter de ramen in Groningen. 47 [slachtoffer 2] heeft een foto gemaakt van het identiteitsbewijs van verdachte, waarop een briefje was geplakt met het telefoonnummer [nummer 9]. 48 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan artikel 273f lid 1 sub 1, 4, 6 en 9 in de periode van 1 juni 2012 tot en met 6 januari 2013 in de plaatsen Arnhem, Utrecht, Apeldoorn, Rotterdam, Amsterdam, Groningen, Winschoten en Duiven. Naar de mening van de officier van justitie heeft verdachte, [slachtoffer 2] misleid en misbruik gemaakt van zijn overwicht en de kwetsbare positie van [slachtoffer 2]. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er sprake is geweest van werven en vervoeren door verdachte. De bestanddelen “heeft mishandeld”, “gedrogeerd”, “zonder dat zij het wist seks laten hebben” en “gehuisvest” kunnen naar de mening van de officier van justitie niet worden bewezen. Het standpunt van de verdediging Zoals voornoemd heeft de verdediging primair bepleit dat de verklaringen van [slachtoffer 2] tegenstrijdig en onbetrouwbaar zijn en dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair dient naar de mening van de verdediging vrijspraak te volgen, omdat de verklaringen van [slachtoffer 2] onvoldoende door overige bewijsmiddelen worden ondersteund. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van een vorm van dwang dan wel van (voorwaardelijk) opzet van verdachte op deze dwang. Beoordeling door de rechtbank Aangeefster [getuige 6] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat zij een foto heeft kunnen maken van het identiteitsbewijs van haar pooier, dat bleek het identiteitsbewijs van verdachte te zijn. 49 [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij door heel Nederland heeft gewerkt, waarbij zij is begonnen bij de seksclub [club] in Apeldoorn. “[verdachte] bracht me en haalde me op, maar later ging ik ook met de bus”. 50 Dit wordt ook ondersteund door de mastgegevens van de telefoons van [slachtoffer 2] en verdachte, hetgeen nog nader zal worden toegelicht. Over hoe zij bij [club] terecht is gekomen heeft [slachtoffer 2] verklaard: “[verdachte] wist dat. [verdachte] wist heel goed waar dat allemaal zat en wie wel of niet goed draaide”. 51 “Hij had adresjes, hij wist waar het allemaal stond en zo, en ik ging zelf daarheen (…)”. 52
Over de prostitutiewerkzaamheden in Groningen heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte haar naar Groningen heeft gebracht met een huurauto die met haar geld was betaald. “Daarvoor ik moest werken. Want hij heeft helemaal niks, hij heeft helemaal niks gehad weet je, zegt hij, maar het is wel zo. Hij heeft wel alles. Hij zei in het begin ik heb niks, daarom deed ik het ook weet je?”. 53 Over Groningen heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij bij de [bedrijf] werd opgehaald. 54 Dit betreft dezelfde plek als waarover aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard, 55 zoals overwogen bij het onder 1 tenlastegelegde. De verklaring van [slachtoffer 1] ondersteunt daarmee de verklaring van [slachtoffer 2] op dit punt. Zoals hiervoor vastgesteld heeft [slachtoffer 2] bij de clubs in Apeldoorn, Arnhem, Amsterdam, Rotterdam, Duiven en Winschoten en achter de ramen in Groningen gewerkt, waarbij zij in het begin door verdachte werd gebracht en opgehaald. 56 “Ik wil niet eigenlijk weet je. (…) Dat doen”. Op de vraag waarom ze het werk toch doet: “ Ja voor hem, omdat hij zei dat het moest, dat het nodig was. (…) En ik geloofde hem een beetje. (…) Omdat ik zo verliefd op hem was”. 57 Hierover heeft zij voorts verklaard: “Ik vond het niet goed dat hij dat deed, maar ik wou bij hem zijn (…)”. 58 Voorts heeft zij hierover verklaard: “omdat hij dat zei dat dat beter was weet je? Voor ons.” Hierover heeft [slachtoffer 2] verklaard dat ze dan snel geld konden verdienen. 59 Over haar werk bij de clubs heeft [slachtoffer 2] voorts verklaard dat ze drugs kreeg van de meisjes in de clubs en daarom in deze periode drugs heeft gebruikt. 60 Over het geld dat zij met haar werkzaamheden verdiende heeft [slachtoffer 2] verklaard: “Ik heb dat geld nooit bij me gehouden, ik heb altijd alles aan hem gegeven”. 61 Daarbij verdiende [slachtoffer 2] per kwartier 50 euro, hetgeen overeenkomt met en steun vindt in de verklaring van [slachtoffer 1] (zoals voornoemd). 62 Voorts moest [slachtoffer 2] per dag een bedrag van € 400,00 tot € 500,00 verdienen. Die verklaring vindt steun in de sms-berichten tussen verdachte en [slachtoffer 2], die hierna nader worden toegelicht. Wanneer ze minder geld per dag verdiende zei verdachte dat ze het niet goed had gedaan. Daarom had ze ook vaak ruzie met verdachte. 63 Als zij een dag niet wilde werken, werd verdachte boos. 64 Over het geld dat [slachtoffer 2] zelf mocht houden heeft zij verklaard: “Ik was vaak bij hem, we gingen wel vaak eten drinken samen. Zo weet je wel? Maar we hadden liever dat ik veel, meer verdiende, dat we meer konden doen zegt hij. Weet je? Voor de huurauto betalen en zo (…)”. 65 Over de leuke dingen die zij konden doen heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij bijvoorbeeld een huisje konden huren. 66 Verder kocht ze dingen die ze nodig had voor het dagelijks leven en dingen die verdachte nodig had voor zijn dagelijks leven. 67 De verklaring van [slachtoffer 2], dat zij geld verdiende in de prostitutie en dat geld aan verdachte gaf, wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 11] dat [slachtoffer 2] goed verdiende en draaide als een “tierelier” en de getuige [getuige 8] die heeft gezegd dat [slachtoffer 2] nooit geld had. 68 Voorts heeft getuige [getuige 7] verklaard dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat ze een pooier had en ze het door haar verdiende geld allemaal aan hem gaf, waarbij [slachtoffer 2] gemiddeld gemiddeld 700 tot 800 euro per week en in goede weken zelfs 1200 tot 1500 euro per week verdiende. 69 Over het contact tussen haar en verdachte heeft [slachtoffer 2] verklaard: “Niet zulke belangrijke dingen via de telefoon (…) Over hoeveel ik heb verdiend of zo niet weet je? (…) Dat kan ook dan gevaarlijk zijn zegt hij (…) Kan afgeluisterd worden zegt hij”. 70 “Hij bracht me bij de club in Apeldoorn in de buurt, maar hij ging daar niet stoppen in verband met camerabeelden, dat ze het niet zien, en dan moest ik een klein stukje lopen, en zo ging ik daar heen”. 71 Deze verklaring wordt ondersteund door die van [slachtoffer 1] (zoals voornoemd), waaruit ook volgt dat verdachte bang was om afgeluisterd te worden. Voorts hebben SMS-contacten plaatsgevonden tussen de telefoon van [slachtoffer 2] en het telefoonnummer [nummer 1]. Ten aanzien van deze sms-berichten heeft [slachtoffer 2] verklaard dat dit berichten zijn tussen haar en verdachte en dat bijvoorbeeld 85, € 85,00 betekende. 72 Deze verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de inhoud van het sms-bericht van [slachtoffer 2] dat zij naar telefoonnummer [nummer 1] heeft gestuurd: “[verdachte] Me Schat”.
73 Uit hetgeen de rechtbank hierna overweegt over het gebruik van telefoonnummers, concludeert zij dat het telefoonnummer [nummer 1], in gebruik was bij verdachte. De sms-berichten tussen [slachtoffer 2] en verdachte ondersteunen de verklaring van [slachtoffer 2] met betrekking tot de rol van verdachte bij de aanvang en de uitvoering van haar werkzaamheden in de prostitutie, waarbij verdachte [slachtoffer 2] heeft bewogen om door te gaan met werken in de prostitutie en om meer geld te verdienen. Dit volgt onder meer uit de volgende berichten: Conversatie op 17 september 2012: [slachtoffer 2]: ‘Schat komt goed heb nu al 85 voel je je al wat beter schatje xx’ (…) Inkomend bericht: ‘500/400 xx’ (…) [slachtoffer 2]: ‘Ja dat gaat zeker luken sgatje xxxx’ (…) Conservatie op 18 september 2012 Inkomend bericht: ‘Je hebt 45 vandaag’ (…) Inkomend bericht: ‘Zet hem op skatje heb nu goed gevoel x’(…) [slachtoffer 2]: ‘Ja ik ga er voor schatje xxxx’ [slachtoffer 2]: ‘Dit is echt niks heb pas 130 schat wanneer kom je me ophaalen x x x x’ (…) Inkomend bericht: ‘Je ophalen? 130 dat is tank pak ma trein morgen je kan na apel tog’ (…) [slachtoffer 2]: ‘Ja dat kan tog niet ben de halfe dag onder weg hoe kan ik dan naar aapeldoorn’ (…) Inkomend bericht: ‘Wat praat je nou als je 12 ur trein zit dan ben je da dik dik dik op tijd dus verzin wat beters skat’ (…) [slachtoffer 2]: ‘Verzinen ik kan niet geloofen dat je dat zeg kijk wat ik alemaal doe maar is goed' (…) [slachtoffer 2]: ‘Ja maar ik wil er voor je zijn schat en bij je zijn x x’ (…) [slachtoffer 2]: ‘Slaap leker shatje ik hou van jou wil je nooit laten gaan het voelt super goed met je ik weet niet hoe je het hebt gedaan maar je hebt me echt verliefd gemaakt al sinds het begin xxx @’ (…) Conversatie op 19 september 2012: Inkomend bericht: ‘Hey skatje wil je 1 dag je nog doen daar? En kijken (…) heb goed gevoel over x x x mis je’ (…) Inkomend bericht: ‘Wat lul je we zouden er voor gaan zodat we vrijdag eigen plek hadden jah moet ik je terugsturen wat je stuurde na me ik heb geen eens auto heb ruzie hier en je komt met smoes bij je zijn en je wil gewoon weg da ga dan gewoon weg da ma komt niet met bla bla ik heb hier geen in meer en je tas met tel en lader heb ik in gepakt en brengt die longen na jou yo’ (…). 74 Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer 2] met betrekking tot de rol van verdachte ondersteund door de telefonische contacten tussen de diverse telefoonnummers. Uit onderzoek volgt dat - in verband met het gebruik van dezelfde telefoontoestellen, het opvolgen van de telefoonnummers en de historische verkeersgegevens– kan worden geconcludeerd dat de telefoonnummers [nummer 2], [nummer 3] en [nummer 4] alsmede de toestellen (waaronder het toestel met het IMEI-nummer [IMEI 1]) in gebruik zijn geweest bij [slachtoffer 2]. 75 Gelet op het gebruik van dezelfde telefoontoestellen (IMEI-nummers) en het opvolgen van de telefoonnummers - in onderlinge samenhang met de historische verkeersgegevens - behoren de telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 5] alsmede de gebruikte telefoontoestellen (waaronder IMEI-nummer [IMEI 2]) toe aan verdachte. 76 Dit wordt ook ondersteund door de contactenlijst in de zwarte Samsung die bij [slachtoffer 2] in beslag is genomen waarin staat “[verdachte]” met telefoonnummer [nummer 5] en “Y” met telefoonnummer [nummer 6]. 77 Op grond van het voorgaande verwerpt de rechtbank de stelling van de verdediging dat het IMEInummer [IMEI 3] niet aan verdachte kan worden gekoppeld. In de periode 2 mei 2012 tot en met 25 september 2012 heeft het telefoonnummer [nummer 1] van verdachte 231 keer contact gehad met telefoonnummer [nummer 4] van [slachtoffer 2].
Voorts heeft het telefoonnummer [nummer 5] in totaal 1782 keer contact gehad met telefoonnummer [nummer 2] en 264 keer met telefoonnummer [nummer 3], beide in gebruik van [slachtoffer 2]. Voorts is uit de mastgegevens van 21 juni 2012 af te leiden – waarbij de aan verdachte en [slachtoffer 2] gekoppelde IMEI-nummers en telefoontoestellen de telefoonmast in Elst (nabij de woning van de moeder van [slachtoffer 2]) en Apeldoorn (in de nabijheid van club [club]) aanstralen – dat verdachte en [slachtoffer 2] samen naar Apeldoorn zijn gegaan. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij door verdachte naar [club] in Apeldoorn werd gebracht. Voorts straalt de telefoon van verdachte een uur later weer een telefoonmast in Arnhem aan terwijl de telefoon van [slachtoffer 2] een mast in Apeldoorn blijft aanstralen. 78 Voorts volgt uit de historische verkeersgegevens dat verdachte op 23 juni 2012 om 13:58 uur en [slachtoffer 2] op 23 juni om 13:41 uur een telefoonmast in Groningen aanstraalt, waarbij het telefoonnummer [nummer 7] (in gebruik bij [slachtoffer 2]) contacten heeft met [verhuur] (23 juni 2012 te 13:41 uur en 13:57 uur). Voorts is door verdachte op 23 juni 2012 meermalen gebeld naar [verhuur] te Groningen. 79 Op 27 juni 2012 om 14:07 uur heeft verdachte telefonisch contact gehad met [club] te Apeldoorn, waarna de telefoons in gebruik bij verdachte en [slachtoffer 2] om 16:55 uur de telefoonmast aan de [adres] te Apeldoorn aanstralen. In de periode van 21 juni 2012 tot en met 29 juni 2012 hebben de telefoonnummers [nummer 8] (in gebruik bij verdachte) en [nummer 7] (in gebruik bij [slachtoffer 2]) 484 keer telefonisch contact met elkaar gehad. 80 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] zich door haar lage IQ, dat als zwakbegaafdheid kan worden gekwalificeerd, in een zwakke positie bevond. Voorts is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een overwicht van verdachte ten opzichte van [slachtoffer 2], waarbij [slachtoffer 2] verliefd op verdachte was, bij hem wilde zijn en geloofde wat verdachte tegen haar zei. De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie, [slachtoffer 2] heeft geworven zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid met het oogmerk van uitbuiting, waarbij verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2]. Ten slotte overweegt de rechtbank dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit, waarvoor verdachte de gevangenisstraf in 2005 heeft ondergaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom ook geen sprake van een feit, waarbij nog geen vijf jaren zijn verlopen sinds dat verdachte een gevangenisstraf voor mensenhandel heeft ondergaan. Conclusie De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juni 2012 tot en met 6 januari 2013 te Arnhem en Duiven en Rotterdam en Amsterdam en Groningen en Winschoten, meermalen, A: (lid 1, onder 1°) een ander, genaamd [slachtoffer 2], door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2], en B: (lid 1, onder 4°) [slachtoffer 2] door onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij, verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid, en C: (lid 1, onder 6°) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de ( seksuele ) uitbuiting van [slachtoffer 2], en D: (lid 1, onder 9°)
met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie [slachtoffer 2] heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde, immers heeft verdachte telkens - terwijl die [slachtoffer 2] een laag IQ heeft en /of uit huis geplaatst was als kind en drugs gebruikt en - terwijl die [slachtoffer 2] verliefd is op verdachte en - tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat dat het beter was voor hen als zij in de prostitutie ging werken en dat ze snel geld konden verdienen en dat ze dan leuke dingen konden doen en samen een huisje konden huren en - boos geworden op die [slachtoffer 2] als zij niet genoeg had verdiend en - aan die [slachtoffer 2] adressen van seksclubs gegeven en - die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en - die [slachtoffer 2] vervoerd en - een deel van het door die [slachtoffer 2] verdiende geld ingenomen en deels aangewend voor zijn eigen gebruik door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer 2] een afhankelijkheidssituatie is ontstaan tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden; Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1 en 2: Mensenhandel, meermalen gepleegd. De feiten zijn strafbaar.
5 De strafbaarheid van verdachte Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6 De motivering van de sanctie(s) Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de omstandigheid dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook mensenhandel. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met de richtlijn voor strafvordering terzake van seksuele uitbuiting. Voorts weegt de officier van justitie mee dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het opmaken van rapportages met betrekking tot zijn persoon. Ten aanzien van de inzet van het arrestatieteam is er naar de mening van de officier van justitie geen sprake van een vormverzuim. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de straf dient te worden gematigd, waarbij een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met reclasseringscontact en eventueel elektronisch toezicht passend is. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de inzet van een arrestatieteam bij de aanhouding een vormverzuim oplevert, hetgeen in navolging van artikel 359a Sv tot strafvermindering dient te leiden. Voorts dienen de straffen die ten tijde van de tenlastegelegde feiten werden opgelegd tot uitgangspunt te worden genomen in plaats van de richtlijn voor strafvordering terzake van seksuele uitbuiting, aangezien deze ten tijde van de tenlastegelegde feiten nog niet geldend was. Voorts is geen sprake geweest van geweld dan wel dreiging met geweld, hetgeen in de strafmaat dient te worden meegewogen. Ten slotte wil verdachte geholpen worden om zijn leven weer op de rit te krijgen en zal hij meewerken aan een reclasseringstoezicht. Beoordeling door de rechtbank Ten aanzien van de inzet van het arrestatieteam Ter zitting heeft de officier van justitie toegelicht dat de bevoegdheid van de hoofdofficier van justitie tot het inzetten van het arrestatieteam is gemandateerd aan de rechercheofficier, [officier] en dat deze een officier eerste klasse is. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat voornoemde [officier] mondeling een machtiging heeft gegeven voor de inzet van het arrestatieteam. 81 Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de machtiging tot inzet van het arrestatieteam bij de aanhouding van verdachte aan de daarvoor geldende regels. Voorts acht de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat de politie de aanhouding als risicovol heeft aangemerkt, gelet op de omstandigheid dat [slachtoffer 1] heeft verklaard over de aanschaf van een pistool door verdachte. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim zodat artikel 359a Sv geen toepassing vindt. Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 december 2013; en voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, d.d. 5 september 2013 en 23 september 2013, betreffende verdachte; korte screening door psychiater [psychiater] d.d. 18 september 2013, betreffende verdachte. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, meermalen gepleegd. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn overwicht en de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Voorts heeft verdachte er bij [slachtoffer 1] voor gezorgd dat zij in de financiële problemen terecht kwam door haar spaargeld op te maken en [slachtoffer 1] te bewegen schulden aan te gaan. Bovendien is [slachtoffer 1] door verdachte bedreigd met geweld. Bij [slachtoffer 2] was sprake van een op basis van haar IQ als zwakbegaafd aan te merken meisje. Deze omstandigheden hebben ervoor gezorgd dat [slachtoffer 1] de prostitutie in ging en [slachtoffer 2] daarin bleef. Verdachte leefde volledig op de inkomsten van deze vrouwen en permitteerde zich luxe die hijzelf niet kon betalen, zoals merkkleding, huurauto’s en het huren van een vakantiehuis. Verdachte heeft zijn persoonlijk gewin daarbij uitdrukkelijk gesteld boven de integriteit en vrijheid van zijn slachtoffers. Mensenhandel is een ernstige vorm van criminaliteit. Het leed en de gevolgen voor het slachtoffer zijn groot. Dit feit vormt dan ook een ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid en lichamelijk integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent de feiten verdachte daarom zwaar aan, mede omdat verdachte al eerder voor mensenhandel is gestraft. Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een levenswijze heeft gecreëerd waarbij hij volledig afhankelijk is van anderen. Voorts weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij geen inzicht heeft getoond in zijn handelen noch berouw heeft getoond richting de slachtoffers.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het trajectconsult ten behoeve van het opstellen van een rapportage en de ontvankelijkheid van verdachte voor begeleiding van de reclassering wisselend is, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding en aanknopingspunten om begeleiding door de reclassering op te leggen. De rechtbank neemt verdachte zeer kwalijk dat hij ondanks een eerdere gevangenisstraf voor mensenhandel, zich wederom schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel bij twee vrouwen. De rechtbank zal aan verdachte mede daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van lange duur. Verdachte moet weten dat, als hij dergelijke keuzes maakt, daar een lange gevangenisstraf tegenover staat. De op te leggen gevangenisstraf is korter dan geëist door de officier van justitie, onder meer omdat de rechtbank artikel 43a van het wetboek van strafrecht niet van toepassing acht en uitgaat van een kortere periode waarin aangeefster [slachtoffer 1] in de prostitutie heeft gewerkt, te weten acht dagen (in plaats van de door de officier van justitie veronderstelde 2 maanden). De rechtbank wil daarbij overigens niets afdoen aan de ernst van dit feit en het leed dat daardoor aan [slachtoffer 1] is aangedaan.. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar passend en geboden. 6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 113.605,00. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiele schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 14.000,-. Voorts is naar de mening van de officier van justitie een bedrag van € 5000,- passend ten aanzien van de immateriële schade. Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op het voorgaande heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering wordt toegewezen voor € 19.000,- (exclusief eventuele kosten van rechtsbijstand) met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het geding met zich mee zou brengen, aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor rechtsbijstand dienen te worden afgewezen, nu in het civiele recht een verplichting staat om de schade te beperken en ten behoeve van een vordering benadeelde partij geen eigen bijdrage in rekening wordt gebracht in het kader van een toevoeging. Beoordeling door de rechtbank De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 25.000,- aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken - met name de verklaringen van de getuige [getuige 11] dat [slachtoffer 2] draaide als een “tierelier” en de getuige [getuige 7] dat [slachtoffer 2] gemiddeld tot 700 tot 800 euro per week en zelfs in goede weken € 1200,00 tot € 1500,00 verdiende – is begroot op € 250,00 per dag. Gelet op de periode waarin de mensenhandel heeft plaatsgevonden en de omstandigheid dat [slachtoffer 2] niet iedere dag heeft gewerkt, heeft de rechtbank het aantal dagen begroot op 100. Om die reden zal de rechtbank (€ 250,00 x 100 dagen) € 25.000,00 toewijzen en de vordering overigens niet-ontvankelijk verklaren. Voorts acht de rechtbank de kosten voor rechtsbijstand toewijsbaar, nu aannemelijk is dat deze kosten zijn gemaakt en dit
bedrag lager is dan de forfaitaire bedragen zoals deze in kantonzaken zijn vastgesteld en die ook bij ontnemingszaken als uitgangspunt worden gehanteerd. Voorts is aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op een bedrag van € 5000,00, nu in deze zaak geen sprake was van geweld en het om een relatief kortere periode gaat dan in de voorbeelden van de Smartengeldgids. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat dit deel van de vordering voorhands onvoldoende met stukken is onderbouwd en een nadere bewijsopdracht in het strafproces niet mogelijk is dan wel een onevenredige belasting zou meebrengen. Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
7 De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f , 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2], te betalen € 30,605,00 (zegge: dertigduizend zeshonderdvijf euro) . Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Maatregel van schadevergoeding - Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen € € 30,605,00 (zegge: dertigduizend zeshonderdvijf euro) , bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 188 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. - Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2014. 1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden (Eenheid Oost-Nederland), team mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07002012097197 en PL04002011061443, gesloten op 29 augustus 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. 2 Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 424 en een geneeskundige verklaring d.d. 16 juni 2012, p. 509. 3 Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1],p. 424. 4 Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 424. 5 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 552. 6 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 446. 7 Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 424. 8 Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 531, p. 532 en p. 534. 9 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 449. 10 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 498. 11 Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 424. 12 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 450. 13 Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 531, p. 532 en p. 534. 14 Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 539-540. 15 Het proces-verbaalverhoor [slachtoffer 1], p. 449. 16 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 450. 17 Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], p. 561. 18 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 456. 19 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 460. 20 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 526. 21 Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 9], p. 861 en het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 10], p. 852 en 853. 22 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 461. 23 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 462. 24 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 463. 25 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 444. 26 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 446. 27 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1] [getuige 2], p. 565. 28 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 464. 29 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 465. 30 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 470. 31 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 614. 32 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 470. 33 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 628. 34 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 474-475. 35 Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], p. 555-556. 36 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 474-475 en p. 489-490, het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], p. 555-556 en een schriftelijk bescheid, kopie uit eerste pagina van bijbel met naam [getuige 3], p. 506. 37 Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 12], p. 569. 38 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 482. 39 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 486-487.
40 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1] p. 498. 41 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 487. 42 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 491. 43 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 500. 44 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 503. 45 Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6], p. 600. 46 Het proces-verbaal van aangifte [getuige 6], p. 589 en het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6], p. 600. 47 Het proces-verbaal van aangifte [getuige 6], p. 591-592, het proces-verbaal van bevindingen, p. 618, het proces-verbaal van bevindingen, p. 624-625 en een huurovereenkomst met samenwerkend overleg raamprostitutie d.d. 23 juni 2012, p. 659. 48 Het proces-verbaal intake, p. 578. 49 Het proces-verbaal intake, p. 578. 50 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 611-612 en 615. 51 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 616. 52 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 611. 53 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 612. 54 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 628. 55 Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 470. 56 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 618. 57 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 619. 58 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 629. 59 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 610. 60 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 621. 61 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 613. 62 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 614 en het proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1], p. 465. 63 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 623. 64 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 629. 65 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 614. 66 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 629. 67 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 614-615. 68 Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 11], p. 813 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 790. 69 Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 7], p. 818. 70 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 614. 71 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 627. 72 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 624-624. 73 Sms-berichten aangetroffen op telefoon SVO A01.001, p. 637 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 692. 74 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 692 t/m 694. 75 Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens [slachtoffer 2] en [verdachte], p. 695 en p. 696. 76 Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens [slachtoffer 2] en [verdachte], p. 698. 77 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 700. 78 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 714. 79 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 715. 80 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 718. 81 Proces-verbaal van aanhouding p.869.