Examenprogramma Wiskunde A havo Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Algebra en tellen Domein C Verbanden Domein D Verandering Domein E Statistiek Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op domein C en de subdomeinen B1, B2, E1, E2, E3 en E4 in combinatie met de vaardigheden uit domein A. Het Het • • •
schoolexamen schoolexamen heeft tenminste betrekking op domein A en domein D en de subdomeinen B3 en E5; indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft; indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.
Domein A: Vaardigheden Subdomein A1: Algemene vaardigheden De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen. Subdomein A2: Profielspecifieke vaardigheden De kandidaat kan een profielspecifieke probleemsituatie in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar de betrokken context terugvertalen. Subdomein A3: Wiskundige vaardigheden De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige vaardigheden - te weten modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren - en kan daarbij ICT functioneel gebruiken. Domein B: Algebra en tellen Subdomein B1: Rekenen De kandidaat kan berekeningen uitvoeren met getallen en daarbij gebruik maken van de rekenkundige basisbewerkingen en van het werken met haakjes. Subdomein B2: Algebra De kandidaat kan berekeningen uitvoeren met variabelen en daarbij gebruik maken van de algebraïsche basisbewerkingen en van het werken met haakjes. Subdomein B3: Telproblemen De kandidaat kan telproblemen structureren en schematiseren en dat gebruiken bij berekeningen en redeneringen. Domein C: Verbanden Subdomein C1: Tabellen
1
De kandidaat kan een tabel opstellen op basis van gegevens uit een tekst, een grafiek, een formule of andere tabellen en tabellen aflezen, interpreteren en in verband brengen met andere tabellen, grafieken, formules of tekst. Subdomein C2: Grafieken, vergelijkingen en ongelijkheden De kandidaat kan een grafiek tekenen op basis van gegevens uit een tekst, een tabel, een formule of andere grafieken en gegevens en relevante informatie uit grafieken aflezen, grafieken interpreteren en in verband brengen met andere grafieken, formules of tekst. Subdomein C3: Formules met één of meer variabelen De kandidaat kan door substitutie in een formule met één of meer variabelen waarden berekenen en een formule opstellen of wijzigen op basis van gegeven informatie. Subdomein C4: Lineaire verbanden De kandidaat kan bij een lineair verband een formule opstellen en een grafiek tekenen, met lineaire verbanden berekeningen uitvoeren zoals interpolatie en extrapolatie, lineaire vergelijkingen en ongelijkheden oplossen en uitkomsten toepassen in profielspecifieke probleemsituaties. Subdomein C5: Exponentiële verbanden De kandidaat kan exponentiële verbanden herkennen, met formules beschrijven, in grafieken weergeven en er berekeningen aan uitvoeren. Domein D: Verandering Subdomein D1:Helling De kandidaat kan bij een grafiek uitspraken doen over stijgen, dalen, maximum en minimum en kan veranderingen beschrijven met behulp van differenties, hellingen en toenamediagrammen. Domein E: Statistiek Subdomein E1: Presentaties van data interpreteren en beoordelen De kandidaat kan data die op diverse manieren zijn gerepresenteerd en/of samengevat interpreteren en beoordelen op relevantie in relatie tot een onderzoeksvraag. Subdomein E2: Data verwerken De kandidaat kan data verwerken, organiseren, bewerken, weergeven in grafieken, tabellen en diagrammen, en karakteriseren met geschikte centrum- en spreidingsmaten. Subdomein E3: Data en verdelingen De kandidaat kan data analyseren en kenmerken van een verdeling beschrijven. Subdomein E4: Statistische uitspraken doen De kandidaat kan op basis van steekproefgegevens een uitspraak doen over een populatieproportie of populatiegemiddelde en de betrouwbaarheid kwantificeren, het verschil tussen groepen kwantificeren, het verband tussen twee variabelen beschrijven, en het resultaat interpreteren in termen van de context. Subdomein E5: Statistiek met ICT 2
De kandidaat beheerst statistisch ICT-gebruik in relatie met de subdomeinen E1, E2, E3 en E4 om grote datasets te interpreteren en te analyseren tenminste in het kader van de empirische cyclus.
3
Examenprogramma Wiskunde B havo Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Functies, grafieken en vergelijkingen Domein C Meetkundige berekeningen Domein D Toegepaste analyse Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen B, C en D in combinatie met de vaardigheden uit domein A. Het Het • • •
schoolexamen schoolexamen heeft tenminste betrekking op domein A en domein D; indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft; indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.
Domein A: Vaardigheden Subdomein A1. Algemene vaardigheden De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen. Subdomein A2: Profielspecifieke vaardigheden De kandidaat kan profielspecifieke probleemsituaties in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar de betrokken context terugvertalen. Subdomein A3: Wiskundige vaardigheden De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige denkactiviteiten ! te weten modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren en bewijzen ! en kan daarbij ICT functioneel gebruiken. Domein B: Functies, grafieken en vergelijkingen Subdomein B1: Standaardfuncties De kandidaat kan standaardfuncties (machtsfuncties, exponentiële en logaritmische functies en goniometrische functies) hanteren, interpreteren binnen een context, de grafieken beschrijven en in een functievoorschrift vastleggen en werken met eenvoudige transformaties. Subdomein B2: Vergelijkingen en ongelijkheden De kandidaat kan vergelijkingen, ongelijkheden en stelsels van twee lineaire vergelijkingen oplossen, in voorkomende gevallen grafisch oplossen of de oplossingen numeriek benaderen en de oplossingen interpreteren in de context. Subdomein B3: Evenredigheidsverbanden De kandidaat kan verbanden tussen de twee grootheden a en b van de vorm
a = c ! bd
herkennen, toepassen en bijbehorende grafieken tekenen, vanuit de beschrijving van een dergelijk verband een formule opstellen, de 4
evenredigheidsconstante bepalen en kan rekenen met en redeneren over verbanden van deze vorm en het effect van schaalvergroting. Subdomein B4: Periodieke functies De kandidaat kan periodieke verschijnselen beschrijven door middel van sinus- of cosinusfuncties, de bijbehorende sinusoïden tekenen en de karakteristieke eigenschappen ervan benoemen en alle oplossingen van een goniometrische vergelijking op een gegeven interval bepalen. Domein C: Meetkundige berekeningen Subdomein C1: Afstanden en hoeken in concrete situaties De kandidaat kan afstanden en hoeken berekenen met behulp van goniometrische verhoudingen, de stelling van Pythagoras en de sinus- en cosinusregel. Subdomein C2: Algebraïsche methoden De kandidaat kan analytisch-algebraïsche berekeningen uitvoeren aan de hand van contexten en figuren. Domein D: Toegepaste analyse Subdomein D1: Veranderingen De kandidaat kan het veranderingsgedrag van een functie, gegeven door grafiek, tabel of formule, beschrijven door middel van toenamediagrammen en differentiequotiënten en kan differentiequotiënten berekenen en interpreteren, ook vanuit een profielspecifieke probleemsituatie. Subdomein D2: Afgeleide functies De kandidaat kan de afgeleide functie begripsmatig interpreteren en kan lokale veranderingen van functiewaarden benaderen zowel met een differentiaalquotiënt als met een numeriek-grafische methode. Subdomein D3: Bepaling afgeleide functies De kandidaat kan de afgeleide functie van machtsfuncties met rationale exponenten bepalen en kan voor het bepalen van de afgeleide functie gebruik maken van de som-, verschil- en kettingregel. Subdomein D4: Toepassing afgeleide functies De kandidaat kan analytisch-algebraïsche berekeningen uitvoeren gericht op profielspecifieke contexten.
5
Examenprogramma Wiskunde C havo Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Rekenen, tellen en kansen Domein C Verbanden Domein D Beschrijvende statistiek Domein E Vorm en ruimte Domein F Keuzeonderwerpen Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op subdomein B1 en de domeinen C, D en E, in combinatie met de vaardigheden uit domein A. Het schoolexamen Het schoolexamen heeft tenminste betrekking op de domeinen A, B , F en D en • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vak onderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen. Domein A: Vaardigheden Subdomein A1: Algemene vaardigheden De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen. Subdomein A2: Profielspecifieke vaardigheden De kandidaat herkent de betekenis van wiskunde in de maatschappij en in cultuurhistorische contexten en kan deze in concrete situaties beschrijven. Subdomein A3: Wiskundige vaardigheden De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige vaardigheden - te weten modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren - en kan daarbij ICT functioneel gebruiken. Domein B: Rekenen, tellen en kansen Subdomein B1: Rekenen De kandidaat kan berekeningen uitvoeren met getallen en kan daarbij gebruik maken van rekenkundige basisbewerkingen. Subdomein B2: Telproblemen De kandidaat kan telproblemen oplossen door structureren en schematiseren. Subdomein B3: Data en kansen De kandidaat kan bij een toevalsproces de waarschijnlijkheid (kans) van een bepaalde uitkomst of gebeurtenis berekenen of inschatten. Domein C: Verbanden Subdomein C1: Tabellen
6
De kandidaat kan een tabel opstellen, er waarden uit aflezen en interpreteren op basis van gegevens uit een tekst, een grafiek, een formule of andere tabellen. Subdomein C2: Grafieken De kandidaat kan een grafiek tekenen, aflezen en interpreteren op basis van gegevens uit een tekst, een tabel, een formule of andere grafieken. Subdomein C3: Lineaire verbanden De kandidaat kan een lineair verband herkennen en bij een lineair verband een formule opstellen en een grafiek tekenen, met lineaire verbanden berekeningen uitvoeren zoals lineaire vergelijkingen oplossen en uitkomsten toepassen in profielspecifieke probleemsituaties. Subdomein C4: Exponentiële verbanden De kandidaat kan exponentiële verbanden herkennen, met formules beschrijven, in grafieken weergeven en er berekeningen aan uitvoeren. Domein D: Beschrijvende statistiek Subdomein D1:Presentaties van data interpreteren en beoordelen De kandidaat kan data die op diverse manieren zijn gerepresenteerd en/of samengevat interpreteren en beoordelen op relevantie in relatie tot een onderzoeksvraag. Subdomein D2:Data verwerken De kandidaat kan data verwerken, organiseren, bewerken, weergeven in grafieken, tabellen en diagrammen, en karakteriseren met geschikte centrum- en spreidingsmaten. Subdomein D3:Data analyseren De kandidaat kan bij een probleemstelling die zich leent voor een statistische aanpak het soort probleem herkennen en data analyseren en interpreteren om het probleem op te lossen. Subdomein D4:Statistiek met ICT De kandidaat beheerst statistisch ICT-gebruik in relatie met de subdomeinen D1, D2 en D3 om grote datasets te interpreteren en te analyseren. Domein E: Vorm en ruimte De kandidaat kan in toepassingen aanzichten maken van een meetkundig object, er berekeningen aan uitvoeren en conclusies trekken over vorm en oppervlakte van het object. Domein F: Keuzeonderwerpen
7
Examenprogramma Wiskunde A vwo Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Algebra en tellen Domein C Verbanden Domein D Verandering Domein E Statistiek en kansrekening Domein F Keuzeonderwerpen Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op domeinen B, C, D, F in combinatie met de vaardigheden uit domein A. Het schoolexamen Het schoolexamen heeft tenminste betrekking op domein A en • domein E; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen. Domein A: Vaardigheden Subdomein A1: Algemene vaardigheden De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen. Subdomein A2: Profielspecifieke vaardigheden De kandidaat kan een profielspecifieke probleemsituatie in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar de betrokken context terugvertalen. Subdomein A3: Wiskundige vaardigheden De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige vaardigheden - te weten modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren - en kan daarbij ICT functioneel gebruiken.
8
Domein B: Algebra en tellen Subdomein B1: Algebra De kandidaat kan berekeningen uitvoeren met getallen en variabelen, daarbij gebruik maken van rekenkundige en algebraïsche basisbewerkingen en van het werken met haakjes. Subdomein B2: Telproblemen De kandidaat kan telproblemen structureren en schematiseren en dat gebruiken bij berekeningen en redeneringen. Domein C: Verbanden Subdomein C1: Standaardfuncties De kandidaat kan van eerstegraadsfuncties, tweedegraadsfuncties, machtsfuncties, goniometrische functies, exponentiële functies en logaritmische functies de kenmerken in grafiek, tabel en formule herkennen en gebruiken. Subdomein C2: Functies, grafieken, vergelijkingen en ongelijkheden De kandidaat kan formules en functievoorschriften opstellen en bewerken, de bijbehorende grafieken tekenen, vergelijkingen en ongelijkheden oplossen met algebraïsche methoden zonder gebruik van ICT, en daar waar nodig met numerieke of grafische methoden met inzet van ICT, en de uitkomst interpreteren in termen van een context. Domein D: Verandering Subdomein D1: Rijen De kandidaat kan het gedrag van een rij herkennen en beschrijven en berekeningen aan een rij uitvoeren, tenminste in het geval van rekenkundige en meetkundige rijen. Subdomein D2: Helling De kandidaat kan het veranderingsgedrag van grafieken of functies relateren aan differentiequotiënten, toenamediagrammen en hellinggrafieken en daarbij een relatie leggen met de probleemsituatie. Subdomein D3: Afgeleide De kandidaat kan van eerstegraadsfuncties, tweedegraadsfuncties, machtsfuncties, exponentiële functies en logaritmische functies de afgeleide bepalen, de rekenregels voor het differentiëren gebruiken en aan de hand van de afgeleide het veranderingsgedrag van een functie beschrijven. Domein E: Statistiek en kansrekening Subdomein E1: Probleemstelling en onderzoeksontwerp De kandidaat kan bij een probleemstelling die zich leent voor een statistische aanpak een plan maken om antwoord op de probleemstelling te verkrijgen, waarbij geschikte variabelen worden gekozen. Subdomein E2: Visualisatie van data De kandidaat kan verkregen data verwerken in een geschikte tabel of grafiek en deze op waarde interpreteren. 9
Subdomein E3: Kwantificering De kandidaat kan de verkregen data samenvatten in voor de probleemstelling geschikte maten en hieraan interpretaties verbinden. Subdomein E4: Kansbegrip De kandidaat kan het kansbegrip gebruiken om bij een toevalsproces de kans op een bepaalde uitkomst of gebeurtenis te bepalen aan de hand van een diagram, combinatoriek, kansregels en simulatie. Subdomein E5: Kansverdelingen De kandidaat kan aangeven in welke situatie een toevalsvariabele een bepaalde kansverdeling bezit en van die verdeling de karakteristieken verwachtingswaarde en standaardafwijking hanteren. Subdomein E6: Verklarende statistiek De kandidaat kan in een probleemsituatie op basis van steekproefgegevens een uitspraak doen over een populatie, de betrouwbaarheid daarvan kwantificeren en het resultaat duiden in termen van de context. Subdomein E7: Statistiek met ICT De kandidaat beheerst statistisch ICT-gebruik in relatie met de subdomeinen E1, E2, E3, E4, E5 en E6 om grote datasets te interpreteren en te analyseren. Domein F: Keuzeonderwerpen
10
Examenprogramma Wiskunde B vwo Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Formules, functies en grafieken Domein C Differentiaal- en integraalrekening Domein D Goniometrische functies Domein E Meetkunde met coördinaten Domein F Keuzeonderwerpen Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen B, C, D en E in combinatie met de vaardigheden uit domein A. Het Het • • • •
schoolexamen schoolexamen heeft tenminste betrekking op domein A en subdomein E1; domein F; indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft; indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.
Domein A: Vaardigheden Subdomein A1. Algemene vaardigheden De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen. Subdomein A2: Profielspecifieke vaardigheden De kandidaat kan profielspecifieke probleemsituaties in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar het oorspronkelijke probleem terugvertalen. Subdomein A3: Wiskundige vaardigheden De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige denkactiviteiten ! te weten modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren en bewijzen ! en kan daarbij ICT functioneel gebruiken. Domein B: Functies, grafieken en vergelijkingen Subdomein B1: Formules en functies De kandidaat kan formules interpreteren en bewerken, bij een verband tussen twee variabelen een grafiek tekenen in een assenstelsel en bepalen of een gegeven formule herschreven kan worden als functievoorschrift. Subdomein B2: Standaardfuncties De kandidaat kan grafieken tekenen en herkennen van de volgende standaardfuncties: machtsfuncties met rationale exponenten, exponentiële functies, logaritmische functies, goniometrische functies en de absolutewaardefunctie en kan van deze verschillende typen functies de karakteristieke eigenschappen benoemen en gebruiken Subdomein B3:
Functies en grafieken 11
De kandidaat kan functievoorschriften opstellen, bewerken, combineren, de bijbehorende grafieken tekenen en aan de hand van een functievoorschrift zonder hulpmiddelen kwalitatieve uitspraken doen over de functie en haar grafiek. Subdomein B4: Inverse functies De kandidaat kan de inverse van een functie begripsmatig hanteren, opstellen en gebruiken. Subdomein B5: Vergelijkingen en ongelijkheden De kandidaat kan vergelijkingen ongelijkheden en stelsels van twee lineaire vergelijkingen oplossen en de oplossingen interpreteren. Subdomein B6: Asymptoten en limietgedrag van functies De kandidaat kan het asymptotisch gedrag van functies bepalen en dit met limietberekening aantonen. Domein C: Differentiaal- en integraalrekening Subdomein C1: Afgeleide functies De kandidaat kan de eerste en tweede afgeleide van een functie begripsmatig interpreteren en gebruiken om die functie te onderzoeken en de eerste en tweede afgeleide gebruiken in toepassingen. Subdomein C2: Technieken voor differentiëren De kandidaat kan de eerste en tweede afgeleide van functies bepalen met behulp van de regels voor het differentiëren en daarbij algebraïsche technieken gebruiken. Subdomein C3: Integraalrekening De kandidaat kan in geschikte toepassingen een bepaalde integraal opstellen en exact berekenen. Domein D: Goniometrische functies Subdomein D1: Goniometrische functies en vergelijkingen De kandidaat kan bij periodieke verschijnselen formules opstellen en bewerken, de bijbehorende grafieken tekenen, vergelijkingen oplossen en hierbij de periodiciteit met inzicht gebruiken.
12
Domein E: Meetkunde met coördinaten Subdomein E1: Meetkundige vaardigheden De kandidaat kan meetkundige eigenschappen van objecten onderzoeken en bewijzen en kan daarbij gebruik maken van meetkundige en algebraïsche technieken en van ICT. Subdomein E2: Algebraïsche methoden in de vlakke meetkunde De kandidaat kan eigenschappen en onderlinge ligging van punten, lijnen, cirkels en andere geschikte figuren onderzoeken met behulp van algebraïsche voorstellingen, kan in een gegeven of zelfgekozen coördinatenstelsel algebraïsche voorstellingen van figuren opstellen en kan algebraïsche voorstellingen gebruiken om meetkundige problemen op te lossen. Subdomein E3 : Vectoren en inproduct De kandidaat kan met behulp van vectoren en inproducten eigenschappen van figuren in het vlak afleiden en berekeningen uitvoeren. Subdomein E4: Toepassingen De kandidaat kan de aangegeven technieken toepassen in geschikte natuurwetenschappelijke en technische situaties. Domein F: Keuzeonderwerpen
13
Examenprogramma Wiskunde C vwo Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Algebra en tellen Domein C Verbanden Domein D Veranderingen Domein E Statistiek Domein F Logisch redeneren Domein G Vorm en ruimte Domein H Keuzeonderwerpen Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen B, C, D, F en G in combinatie met de vaardigheden uit domein A. Het schoolexamen Het schoolexamen heeft tenminste betrekking op domein A en • domein E en H; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft; • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen. Domein A: Vaardigheden Subdomein A1: Algemene vaardigheden De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen. Subdomein A2: Profielspecifieke vaardigheden De kandidaat herkent de betekenis van wiskunde in de maatschappij en in cultuurhistorische contexten en kan deze in concrete situaties beschrijven. Subdomein A3: Wiskundige vaardigheden De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige vaardigheden - te weten modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren - en kan daarbij ICT functioneel gebruiken. Domein B: Algebra en tellen Subdomein B1: Rekenen en algebra De kandidaat kan berekeningen uitvoeren met getallen en variabelen en kan daarbij gebruik maken van rekenkundige en algebraïsche basisbewerkingen. Subdomein B2: Telproblemen De kandidaat kan telproblemen structureren en schematiseren en dat gebruiken bij berekeningen en redeneringen. Domein C: Verbanden De kandidaat kan van eerstegraadsfuncties, tweedegraadsfuncties, machtsfuncties, exponentiële functies en logaritmische functies de verschillende 14
representaties doelgericht gebruiken, kan bijbehorende vergelijkingen oplossen, waar nodig met behulp van ICT, en kan periodieke verschijnselen beschrijven. Domein D: Veranderingen De kandidaat kan het veranderingsgedrag van eerstegraadsfuncties, tweedegraadsfuncties, machtsfuncties, exponentiële functies en logaritmische functies en de regelmaat in rijen doelgericht beschrijven en gebruiken. Domein E: Statistiek en kansrekening Subdomein E1: Probleemstelling en onderzoeksontwerp De kandidaat kan bij een probleemstelling die zich leent voor een statistische aanpak een plan maken om antwoord op de probleemstelling te verkrijgen, waarbij geschikte variabelen worden gekozen. Subdomein E2: Visualisatie van data De kandidaat kan verkregen data verwerken in een geschikte tabel of grafiek en deze op waarde interpreteren. Subdomein E3: Kwantificering De kandidaat kan de verkregen data samenvatten in voor de probleemstelling geschikte maten en hieraan interpretaties verbinden. Subdomein E4: Kansbegrip De kandidaat kan het kansbegrip gebruiken om bij een toevalsproces de kans op een bepaalde uitkomst of gebeurtenis te bepalen aan de hand van een diagram, combinatoriek, kansregels en simulatie. Subdomein E5: Kansverdelingen De kandidaat kan aangeven in welke situatie een toevalsvariabele een bepaalde kansverdeling bezit en van die verdeling de karakteristieken verwachtingswaarde en standaardafwijking hanteren. Subdomein E6: Statistiek met ICT De kandidaat beheerst statistisch ICT-gebruik in relatie met de subdomeinen E1, E2, E3, E4 en E5 om grote datasets te interpreteren en te analyseren. Domein F: Logisch redeneren De kandidaat kan logische redeneringen analyseren op correct gebruik. Domein G: Vorm en ruimte De kandidaat kan van een ruimtelijk object aanzichten en perspectieftekeningen maken, er berekeningen aan uitvoeren en op basis daarvan conclusies trekken over dit object. Domein H: Keuzeonderwerpen
15