DOCENTEN OVER ERVARINGEN MET PROEFPROJECT CKV IN HET VMBO IN 1999-2000 Auteurs: Karel Stokking en Linda Scheeres, ISOR – Instituut voor Onderwijsresearch, Universiteit Utrecht Uitgave: LOKV Nederlands Instituut voor Kunsteducatie, Utrecht 2000
1
INHOUD Vooraf Context en doelstellingen Aanpak, uitvoering en respons Samenvattende beschrijving van de uitkomsten Conclusies en aanbevelingen Bijlage: vragenlijst
2
VOORAF In 2003 wordt culturele en kunstzinnige vorming (CKV) als verplicht vak ingevoerd in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO). Een eerste opzet en invulling van dit nieuwe vak is in 1998-1999 als proefproject ontwikkeld en uitgevoerd op 16 pilotscholen. Deze eerste proefneming is door het ISOR – Instituut voor Onderwijsresearch van de Universiteit Utrecht onderzocht op alle deelnemende scholen. Van dit onderzoek heeft K.M. Stokking verslag gedaan in VMBO-leerlingen aan de slag met kunst en cultuur. Een proef met een activerende en interactieve invulling van CKV in het VMBO, in een samenspel tussen leerlingen, docenten, steunfuncties en instellingen op het terrein van kunst en cultuur (ISOR, Utrecht 1999). Voorjaar 2000 heeft het ISOR in opdracht van het LOKV Nederlands Instituut voor Kunsteducatie een vervolgonderzoek opgezet en uitgevoerd in de vorm van diepteinterviews met de docenten die op de pilot-scholen zijn betrokken bij het tweede projectjaar. Docenten over ervaringen met proefproject CKV in het VMBO in 1999-2000 is het verslag van Karel Stokking en Linda Scheeres van inhoud en resultaten van deze interviews. De inmiddels door de docenten opgedane ervaringen zijn divers, maar hoopgevend voor een gestructureerde invoering van het nieuwe vak. De auteurs vinden het op basis van de nu onderzochte ervaringen tijd worden landelijk te gaan communiceren over het CKVproject: hoe kun je het vak CKV invullen, hoe kun je het aanpakken, welke condities moeten in de school zijn vervuld, welke ondersteuning kun je inschakelen, welk verloop en welke resultaten kun je verwachten. Als je daar nu mee begint, draag je bij aan een geleidelijke invoering en voorkom je een plompverloren start als CKV in 2003 op het rooster staat.
3
CONTEXT EN DOELSTELLING Tussen de adviestabel voor de basisvorming in het VBO en de minimumtabel voor de kunstvakken in het VBO/mavo bestaat een verschil van 40 lesuren. Voor deze 40 uur komt er een nieuw vak culturele en kunstzinnige vorming (enigszins analoog aan het vak CKV1 in de tweede fase havo/vwo). Een eerste opzet en invulling van dit nieuwe vak is in 1998-1999 ontwikkeld en uitgeprobeerd, in samenwerking tussen een aantal partijen: SLO Stichting Leerplanontwikkeling, stichting Codename Future, LOKV Nederlands Instituut voor Kunsteducatie, een aantal scholen, docenten en leerlingen, regionale steunfunctie-instellingen, en instellingen op het terrein van kunst en cultuur. De taakverdeling tussen deze partijen was ruwweg als volgt. De SLO heeft een projectplan geschreven en eindtermen ontwikkeld, en een coördinerende functie vervuld ten aanzien van het betreffende scholennetwerk. Codename Future heeft een specifieke methodiek en een aantal concrete materialen ingebracht, mede gebaseerd op het reguliere Codename Future-project, zoals dat jaarlijks op scholen voor voortgezet onderwijs wordt uitgevoerd. Het LOKV heeft een additioneel projectplan opgesteld over de rol van de steunfunctie-instellingen. De docenten en leerlingen van de scholen hebben, meestal in samenwerking met de regionale steunfunctie, het programma uitgevoerd. Beide deelprojecten (van SLO en LOKV) zijn als geïntegreerd project uitgevoerd. Het eerste projectjaar is door het ISOR onderzocht op alle 16 deelnemende pilot-scholen. Dit mondde uit in het rapport VMBO-leerlingen aan de slag met kunst en cultuur (Utrecht, september 1999). In het voorjaar van 2000 heeft het ISOR, in opdracht van het LOKV, een vervolgonderzoek opgezet en uitgevoerd, in de vorm van diepte-interviews met de docenten die op de 16 pilot-scholen zijn betrokken bij het tweede projectjaar. Het onderzoek is erop gericht meer inzicht te krijgen in de meningen van de betrokken docenten over het beleid, het (nieuwe) vak en het ontwikkelde materiaal (versie 19992000), de manier van werken (uitvoering) dit cursusjaar, de omstandigheden en ervaringen daarbij (inclusief de eventuele problemen of lacunes in het beschikbare materiaal en/of de ondersteunende context daarvan, de reacties van en ingeschatte leerwinst bij de leerlingen, de terzake relevante condities binnen de eigen sectie(s) en school, en de contacten met personen en instellingen buiten de school), hun eigen sterke en (nog) zwakke punten, en de ondersteuning die ze zelf graag (nog) zouden willen krijgen, respectievelijk die voor de docenten die vanaf volgend jaar voor het eerst dit vak moeten gaan geven waarschijnlijk wenselijk is.
4
AANPAK, UITVOERING EN RESPONS Het onderzoek wordt uitgevoerd via het afnemen van interviews, aan de hand van een interviewlijst. Daarin worden de hiervoor genoemde aspecten nader uitgewerkt, aangevuld met nog drie andere rubrieken: enkele algemene vragen (betreffende vak, onderwijservaring, bevoegdheid, omvang aanstelling, takenpakket, sectie, school en regio), enkele vragen over wat de geïnterviewden persoonlijk (privé) doen op het gebied van kunst en cultuur, en enkele vragen over de manier waarop docenten (kunnen) leren om dit type vernieuwingen op te nemen en uit te voeren. Op basis van de eerder genoemde doelstelling, het rapport over het in 1999 uitgevoerde onderzoek (VMBO-leerlingen aan de slag met kunst en cultuur), en actuele informatie en materialen, verkregen van het LOKV en Codename Future, is een mondeling af te nemen vragenlijst ontwikkeld. Deze vragenlijst is toegevoegd als bijlage. De tweede onderzoeker heeft op de 16 pilot-scholen 25 docenten (individueel) geïnterviewd. Zij heeft de antwoorden min of meer letterlijk uitgeschreven en in een bestand opgeslagen. De eerste onderzoeker heeft dit bestand met per respondent de antwoorden op alle vragen gesorteerd door per vraag de antwoorden van alle respondenten onder elkaar te (laten) zetten, en heeft per vraag alle antwoorden tweemaal doorgelezen en gecategoriseerd respectievelijk geteld.
5
SAMENVATTENDE BESCHRIJVING VAN DE UITKOMSTEN Algemene kenmerken van de deelnemende scholen en docenten (vraag 1 t/m 10) De scholen zijn van verschillende omvang: van 350 tot 2000 leerlingen; het gemiddelde is 1000. De meeste deelnemende docenten geven een of meer kunstvakken (21 van de 25); daarnaast gaat het om Nederlands (8) en diverse andere vakken. In de betrokken secties werken twee tot tien docenten (gemiddeld 5). De secties van de docenten zijn overigens zeer verschillend van samenstelling: smal (handvaardigheid, tekenen en dergelijke), breder (tekenen en handvaardigheid samen), en nog breder (alle kunstvakken samen). De docenten hebben twee tot 30 jaar ervaring (gemiddeld 18). Vijf docenten hebben een eerstegraads-bevoegdheid, 13 een tweedegraads en zeven een of meer derdegraadsbevoegheden. Er werken 15 docenten fulltime; de overige tien werken in deeltijd. Ze geven les aan vier tot 20 klassen (gemiddeld 9), gespreid over v(m)bo (14), mavo (14) en havo/vwo (6). Vier docenten hebben naast lesgeven geen andere taken in de school. De overigen zijn ook mentor (11 docenten), coördinator (8), begeleider van nietcursorische activiteiten (7; vooral toneel en buitenschools) en/of tutor of remedial teacher (3). De docenten verschillen sterk in ervaring met het werken met en begeleiden van leerlingen in projecten; de ervaring varieert van geen of weinig (8) via redelijk (11) tot veel (6). Opvattingen en interesses ten aanzien van kunst en cultuur van de docenten en leerlingen (vraag 13 t/m 16) De docenten verstaan onder ‘kunst en cultuur’ verschillende dingen. De helft (12) verstaat onder kunst dat wat zo bedoeld is, door een kunstenaar is vormgegeven, een creatieve uiting of expressie, in een bepaalde discipline, geen massaproduct. Andere docenten (5) verstaan onder kunst dat wat een nieuwe ervaring oplevert, leerzaam, mooi, leuk, waarvan je kunt genieten en/of inwerkend op het gevoel, en weer andere docenten (5) zien kunst ‘heel breed’, en rekenen daartoe ‘alles dat hoorbaar of zichtbaar is’, variërend van haardracht en bodypaint tot eten, kleding, reclames, feesten, geloof, meubels, architectuur. De docenten maken vaak niet zo’n duidelijk onderscheid tussen ‘kunst’ en ‘cultuur’. Een aantal docenten (8) rekent onder cultuur vooral de leefgewoonten van een groep mensen, volk of samenleving. Enkele docenten zeggen dat hun opvatting over kunst en cultuur steeds breder wordt doordat hun leerlingen steeds nieuwe dingen aandragen. Enkele docenten vatten onder cultuur dat wat door mensen is en wordt voortgebracht (vergelijk de eerste visie op kunst) en enkele andere docenten alles dat boeiend is om naar te kijken (vergelijk de tweede visie op kunst). Het aanbod in de eigen regio is volgens zo’n vijf docenten beperkt (er is niet veel, zij het meestal wel van goede kwaliteit), volgens tien docenten voldoende of redelijk ruim, en volgens nog eens tien docenten groot en gevarieerd. Volgens de meeste docenten zijn de meeste VMBO-leerlingen voornamelijk geïnteresseerd in de dingen die ze toch al kennen, met name muziek en dans, en daarnaast ook wel film en kleding. Ze willen vaak geen moeite doen voor dingen die ze niet kennen, en moeten daarvoor (sterk) worden gemotiveerd. Volgens enkele docenten lukt het dan uiteindelijk wel om ze ook naar andere plekken te laten gaan. De belangstelling van de docenten zelf is ruim en gespreid over beeldend/musea, muziek, theater/cabaret en film/video. Tweederde van de docenten (16) is zelf actief (scheppend, uitvoerend). Enkele docenten doen er (momenteel) niets aan, omdat ze daar door de gezinssituatie (klein kind) niet aan toekomen. Bekendheid met en oordeel over CKV als nieuw vak in het VMBO (vraag 17 t/m 20)
6
Eenderde van de docenten geeft aan bij de start van het project er niets van af te weten. Nog eens eenderde deel wist er iets van en raakte gaandeweg beter op de hoogte. Een laatste derde deel was vanaf het begin goed op de hoogte. De meeste docenten vinden de invoering van CKV in het VMBO een goede zaak. Ze noemen daarbij de volgende argumenten: de leerlingen krijgen het niet mee en komen er anders niet mee in aanraking; ze blijken het wel degelijk te kunnen waarderen, mits je het maar goed aanpakt; de koppeling aan algemene vaardigheden is belangrijk voor hun ontwikkeling; het verbreedt hun horizon, is goed voor hun algemene ontwikkeling en waardevol voor later. Enkele docenten vinden het niet goed, omdat het volgens hen ten koste gaat van andere kunstvakken. Een kwart van de docenten denkt dat het voor deze leerlingen of althans bepaalde groepen leerlingen moeilijk, zo niet te moeilijk en dus niet haalbaar is. Enkele citaten: - Ik vind dat heel goed, want deze VMBO-leerlingen zijn altijd een beetje overgeslagen in het kunstonderwijs. - Ik vind het wel goed, je ziet dat ze ervan genieten. Maar ze gaan er wel laks mee om: leerlingen hebben dingen niet op tijd af, komen afspraken niet na, het samenwerken verloopt moeizaam. Maar dat heeft denk ik ook te maken met dat het de eerste keer was. Ze moesten wennen aan deze manier van onderwijs. - Ik vind dat een heel goede zaak. Leerlingen gaan nu meer naar buiten en krijgen meer contact met de cultuur. Dat wordt verbonden aan algemene vaardigheden, waardoor er een grotere en logischer verbinding van dingen ontstaat, ook voor de leerlingen. - Ik vind het goed omdat het een weg opent die nu nog een beetje een barrière is. Het blikveld van de leerlingen wordt breder, ze krijgen een andere kijk op het leven. - Ik vind het goed want het is een verbreding van kunst en cultuur. En de leerlingen hebben veel interactie met mensen, dat is goed voor ze, ze leren communiceren met anderen dan hun leeftijdgenoten. Tweederde van de docenten (17 van de 25) is bekend met het programma van de SLO, de overigen kennen dit programma niet of amper. Tweederde van de docenten die het programma kennen vinden dit haalbaar en noemen diverse positieve kenmerken (gevarieerd, sluit aan bij de leerlingen, aantrekkelijke opzet, aantrekkelijke onderwerpen); een aantal van hen baseert zich bij dit oordeel overigens kennelijk of waarschijnlijk op de uitwerking van het programma in de materialen van Codename Future. Een viertal docenten acht het programma niet haalbaar (te idealistisch, te theoretisch), en een even groot aantal vindt het programma niet duidelijk. Enkele citaten: - Ik vind het niet zo duidelijk omschreven, de doelen zijn beschreven in van die overheidstaal. Ik denk wel dat het haalbaar is omdat het breed is opgezet en er veel dingen uit de basisvorming in zitten; dus kan er veel ook in andere vakken gebeuren, zoals telefoontraining. - Ik vind het niet duidelijk voor ivbo-leerlingen: ik moet er veel bij vertellen, het bevordert geen zelfwerkzaamheid. - Ik vind het een prima en haalbaar programma omdat het voortborduurt op de basisvorming en de algemene vaardigheden. - Ik vind het te ambitieus, te theoretisch in de doelstellingen. Ik vind het wel aantrekkelijk omdat het gevarieerd is aangeboden, dus daar kun je wat mee. Het sluit ook aan bij de belevingswereld van de leerlingen. - De methodiek is duidelijk en zinnig, ook de opzet. Maar het jammere is dat zodra een leerling er geen moeite voor wil doen, hij afhaakt; daar is de methodiek niet op ingesteld. - Het is een breed programma, dus je moet wel keuzes maken in wat je doet. Het reflecteren moet ik voornamelijk zelf doen, dat komt niet uit het materiaal. - Ik vind het er goed uitzien en denk ook dat het haalbaar is, maar je moet goed het dossier van de leerlingen in de gaten houden, dat ze niet te veel gaan doen. En ze kunnen veel met de computer doen, dat scheelt tijd en ze vinden het leuker. - Ik vind de concrete invulling goed, maar de kerndoelen vaag.
7
De betrokkenheid van de docent bij het CKV-project en de voorbereiding (vraag 21t/m 24) Eenderde van de docenten (8) doet dit jaar voor het eerst mee. Van de overigen doet de helft (dus eenderde van het totaal) op min of meer dezelfde basis mee als vorig jaar, en de andere helft (nogmaals eenderde) heeft zaken veranderd en doet het nu met of juist zonder collega of intensiever of met een andere aanpak. De gronden waarop nu juist deze docenten bij het project zijn betrokken, lopen uiteen: men is de enige die bevoegd is, was al betrokken bij CKV 1, had al eens interesse getoond om eens iets anders of extra’s te doen, of is er min of meer bij toeval ingerold (zieke collega vervangen, de enige die in aanmerking kwam op deze locatie en dergelijke). Enkele citaten: - Dat is toevallig gegaan: op deze school draaide al het CKV-project. Iemand daarvan heeft me gevraagd mee te werken omdat er iemand zwanger werd. Een soort vervanging dus, zo ben ik er in gerold. - Ik wilde meer uren, en toen heb ik aangegeven dat ik dit wel wilde doen. Daarbij wilden niet alle kunstvakdocenten dit vak geven. - Ik werk hier parttime, dus ik had zogenaamd veel tijd. Ik heb mezelf om die reden ook min of meer aangeboden, want dat leek me handig. - Dat is een beetje raar gelopen. Op een gegeven moment had de schoolleiding een gesprek met ik denk mensen van de SLO, die kwamen vragen of deze school pilot-school wilde worden. Daar moesten kunstvakdocenten bij zitten en toen zijn we zo ongeveer van de gang geplukt. - Ik doe al leidinggevend werk, ik ontwikkel veel voor nieuw onderwijs. Ik denk dat ik daarom benaderd ben. De manier waarop de docenten zeggen dat ze over het project zijn en worden geïnformeerd, is gevarieerd. Een aantal docenten noemt instanties en personen als de SLO, Codename Future, de schoolleiding en/of de steunfunctie-instelling. Iets meer docenten noemen als bron van informatie het materiaal en/of collega’s. De meeste docenten stellen al doende door te hebben gekregen waar het om ging. Enkele citaten: - Door collega’s; ik heb het ook van een collega overgenomen, vandaar. Ik heb een duidelijk beeld gekregen, want ik heb veel meegekeken en gevraagd. Ik heb gemerkt dat het heel vrij kan, maar wel gestructureerd. Qua kunst is echt alles mogelijk. - Ik heb vooral een goed beeld van het vak gekregen door de bijeenkomsten van de SLO en de andere pilot-scholen. De vormgeving van de lessen is me duidelijk geworden door informatie van Codename Future. - Via de SLO. Later heeft de schoolleiding me op de hoogte gehouden. Ik kreeg een goed beeld van wat onder CKV werd verstaan, maar ik heb er zelf invulling aan gegeven. Ik kreeg ook een beeld van hoe ik CKV kon vormgeven, namelijk met het lesmateriaal. - De coördinator en de steunfunctie-instelling brachten en houden me op de hoogte. Daarbij is Codename Future uitleg komen geven over het materiaal. - Ik kreeg wel een beeld van hoe het vak vormgegeven zou kunnen worden, al had ik daar wel moeite mee; de termen waren me onbekend, en ik moest me inleven in de leerlingen, dat had ik nog nooit gedaan. - De SLO heeft de school benaderd, de directie heeft toen ja gezegd en mij gevraagd. Samen met het materiaal van Codename Future kreeg ik een goed beeld van het vak. Ook van hoe ik het vorm kon geven; het was wel even zoeken naar hoe strak en hoe vrij ik de leerlingen moest houden en laten. De methodiek was helder, maar ik moest even wennen aan de uitvoering ervan. - Van de collega die uitviel, daarna van Codename Future, en de steunfunctie-instelling. Ik kreeg wel een beeld van de grote lijn van het vak, maar hoe ik het moest gaan doen, kreeg ik pas al doende door. - Van Codename Future zijn mensen geweest, maar die informatie had veel kernachtiger gekund. Ik kreeg dan ook niet zo’n helder beeld van het vak; iets met een verbinding tussen de samenleving en de cultuur. De vormgeving van het vak is me ook niet echt duidelijk geworden. Ik had alleen door dat het niet strak genoeg zou zijn en dat daardoor
8
de zelfstandigheid niet zou werken. - Van Codename Future. Hun informatie was erg op de methode gericht. Ik krijg nu pas een beeld van het vak. Ik wist ook niet zo goed hoe ik de lessen in kon vullen; ik vond het een avontuur en zag het niet zitten. Ik heb een stap terug gedaan en heb de leerlingen laten gaan; zo bleek het te moeten. - Door de SLO. Ik kreeg geen beeld van het vak omdat het methodische ontbrak. Door het materiaal kreeg ik wel een idee van hoe ik de lessen vorm kon geven. De docenten hebben zich op uiteenlopende wijzen voorbereid op de uitvoering van het project. Sommige docenten hebben zich amper voorbereid. Anderen hebben het materiaal doorgenomen, andere informatie gezocht en gelezen, met collega’s gesproken, bijeenkomst met andere scholen bezocht, de steunfunctie-instelling geraadpleegd, een planning gemaakt, kunst- en cultuurinstellingen bezocht. Enkele citaten: - Ik ben veel dingen gaan bezoeken en heb daar veel van onthouden om mee te nemen in mijn lessen. - Ik heb me nauwelijks voorbereid; ik heb het ondergaan. Ik wist namelijk niet waar ik het moest zoeken. - Ik heb veel doorgesproken met collega’s, vooral over het materiaal. Daar hebben we meer structuur in aangebracht. - Ik heb het materiaal gelezen, instellingen benaderd over wat er allemaal mogelijk was en gediscussieerd met leerlingen over het hoe en wat van kunst. - Ik heb de methode gelezen, maar ook geprobeerd me niet te veel voor te bereiden. Ik wilde er blanco instappen zodat ik samen met de leerlingen het proces zou doormaken, en ik niet de ideeën al in had gevuld. - Ik heb veel gevisualiseerd voor de leerlingen zoals moeilijke termen op grote vellen geschreven en in de klas gehangen, zodat voor iedereen vanaf het begin duidelijk zou zijn wat er bedoeld werd. - Ik heb het materiaal gelezen, en ik ben actief de kranten gaan lezen om het aanbod van de kunstinstellingen in beeld te krijgen. Docenten verschillen dus in hun gerichtheid: op de inhoud, de leerlingen, en/of de methodiek. De opzet en condities van het project in 1999-2000 (vraag 11 en12 en 25 t/m 27) Het project is qua duur (doorlooptijd) en omvang (totaal aantal bestede uren) verschillend uitgevoerd. De duur varieerde van drie tot 40 weken (gemiddeld: 20), het totale aantal bestede lesuren van 20 tot 80 (gemiddeld 40). Door 11 docenten wordt gemeld dat sprake was van (een tot vier) roostervrije dagen, en (toevallig) ook 11 docenten stelden dat er door de leerlingen nogal wat tot veel vrije tijd in is gestoken. Dit laatste deed zich vooral voor waar weinig lesuren waren gepland, zodat over het geheel genomen de leerlingen naar schatting gemiddeld 50 tot 60 uur in het project hebben gestoken. Het aantal docenten dat op school bij de uitvoering van het project was betrokken, varieerde van een tot vijf (meestal 2, 3 of 4). De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het project was op de scholen zeer verschillend geregeld. Volgens enkele docenten was deze verantwoordelijkheid niet duidelijk afgesproken. Waar dat wel het geval was, werden de volgende typen antwoorden gegeven: bij mij (als docent), maar het zou beter zijn dat samen met (iemand van) de directie te doen; bij de directie en mij, en zo’n gedeelde verantwoordelijkheid is goed; bij een collega met overzicht en contacten, en dat is goed, maar het zou (nog) beter zijn als het met de directie samen gebeurde; bij een collega samen met de directie, en dat is goed; bij de directie en dat is goed, maar het zou beter zijn met een inhoudelijk deskundige docent erbij. Kortom, de docenten zijn van mening dat je als docent de verantwoordelijkheid voor zo’n project niet in je eentje moet dragen, maar dat (iemand van) de directie (organisatie en faciliteiten) en een deskundige docent
9
(inhoud) dat samen moeten doen. Bij 20 van de 25 docenten was de steunfunctie-instelling vanaf het begin bij het project betrokken, bij drie docenten liep het eerst moeizaam respectievelijk werden zij pas later bij het project betrokken, maar liep het daarna goed, en bij twee docenten is de samenwerking niet van de grond gekomen. De activiteiten van de consulenten waren gevarieerd: bij lessen geweest, een workshop voor de leerlingen verzorgd, veel informatie gegeven, leerlingen opgevangen en tips gegeven, bemiddeld bij het leggen van contacten, de leerlingen geholpen bij presentaties, een weekend georganiseerd met veel voorstellingen, faciliteiten geboden zoals het uitlenen van een videocamera enzovoort. De initiatieven tijdens de uitvoering van het project kwamen volgens ongeveer tien docenten voornamelijk van de docent zelf, volgens bijna tien docenten van de docent en de steunfunctie-instelling samen, en volgens ongeveer zes docenten van de leerlingen. Enkele citaten: - Andere collega’s hadden best meer interesse kunnen tonen. De instellingen waren zeer bereidwillig, maar het initiatief lag altijd bij onszelf. - Het initiatief lag vooral bij de school, en dat moet ook denk ik. De school heeft de steunfunctie-instelling benaderd en die is op onze vraag ingegaan. - De directie was erg enthousiast en goedwillend. Het initiatief lag echter bij de docenten zelf, en in mindere mate bij de leerlingen. De instellingen stelden zich passief op. Ze werkten wel mee, maar alleen als we erom vroegen. - Het initiatief lag vooral bij de CKV-docenten. Maar de leerlingen zijn zelf naar instanties gegaan om afspraken te maken. De steunfunctie-instelling heeft in het begin haar hulp aangeboden. Daarna vroegen wij erom als dat nodig was. - De docenten hebben veel dingen zelf bedacht om het een en ander verder aan te kleden of beter uit de werken, dat was wel zwaar. De instellingen hebben zelf hun hulp aangeboden. - De school en de steunfunctie-instelling hebben in een gelijkwaardige wisselwerking ideeën uitgewisseld en aangedragen. Andere collega’s hebben weinig animo en interesse getoond. - Vorig jaar moest veel uit de school komen, maar dit jaar hebben de instellingen ook veel initiatief getoond. - De kinderen hebben de instellingen benaderd, ik ben daar alleen achteraan gegaan als die moeilijk deden, maar dat is zelden voorgekomen. - Bij mijn weten hebben vooral de leerlingen de contacten gelegd. Maar als iets niet helemaal liep, hebben we wel geholpen. - Mijn collega en de steunfunctie-instelling hebben samen een heel netwerk op poten gezet van kunstinstellingen. De leerlingen maken daar dankbaar en zelfstandig gebruik van. Oordeel over en gebruik van de materialen (vraag 28 en29) Twee docenten vinden de (uiterlijke) vormgeving zelf wel aardig, maar zeggen dat de leerlingen dat niet vinden. Drie docenten noemen de vormgeving sober of ‘voldoende maar houdt niet over’. Tien docenten vinden de vormgeving grijs, saai, duf, nodigt niet uit tot lezen. En nog eens tien docenten geven als oordelen slecht, armoedig, valt uit elkaar. Door tien docenten worden opmerkingen gemaakt in de zin van onoverzichtelijk en onrustig (6), te kleine letters en niet goed leesbare tekst (5), en/of ‘de leerlingen lezen het niet’ (5). De opbouw wordt door 13 docenten beoordeeld als redelijk, wel goed, desgewenst aan te passen. Elf docenten geven oordelen als minimaal, warrig, rommelig, niet helder, te weinig structuur, onlogisch, vergt onhandig heen en weer bladeren. Enkele citaten: - Met de opbouw kon ik goed uit de voeten, ik hield goed overzicht. - Ik vind de opbouw wel goed bruikbaar; als je het in een andere volgorde wilt aanbieden dan kan dat. - De structuur is redelijk, voor de leerlingen kan het wel duidelijker, dat heb ik dan ook gedaan.
10
- De opbouw vind ik warrig, de leerlingen snappen het ook niet en hebben het ook niet veel gebruikt. Ze zijn gewend om in lessen te denken, nu moesten ze veel heen en weer bladeren. - De opbouw is onduidelijk, rommelig, daar kan de leerling geen wijs uit. De stappen zijn te fragmentarisch weergegeven, en de leerlingen kunnen niet met deze vorm van vrijheid omgaan. - De opbouw vind ik warrig, die is er eigenlijk niet. Ik moest vaak zoeken naar waar dingen nou bij horen. De inhoud wordt door 15 docenten gezien als goed, breed, open, kan ik mee uit de voeten, zeker genoeg. Tien docenten spreken van te uitgebreid, te veel, te weinig toegespitst, te vrijblijvend, te mager, mag meer uitgewerkt. Enkele citaten: - De inhoud vind ik goed, het is open, je kunt er veel kanten mee op. - De inhoud was zeker genoeg. - De inhoud spreekt de leerlingen minder aan dan ik gedacht had. - Inhoudelijk mag er meer bij. Maar per onderwerp mag het duidelijker afgebakend, minder breed. - De inhoudelijke disciplines zijn wel goed gekozen, maar met te veel woorden beschreven, dat lezen de leerlingen niet. - De inhoud vind ik erg leuk. - De inhoud is te weinig; het is goed bedoeld, maar voor deze doelgroep te vrijblijvend. - De inhoud is prima, met de brede thema’s kun je goed uit de voeten, al komt het soms misschien wat vaag over. De in het materiaal voorgestelde procedures (stappen) worden door 16 docenten duidelijk en logisch gevonden (zij het dat enkele docenten toevoegen dat ze wel zaken hebben moeten uitleggen of aanpassen) en door zes docenten onduidelijk en onvoldoende of juist te uitgebreid. Enkele citaten: - De procedures waren logisch. - De procedures zijn helder, maar de leerlingen volgen ze niet; ze hebben hun keuze al aan het begin gemaakt. - De procedures, daar trekken leerlingen zich niets van aan, de leerlingen lezen de tekst niet, maar gaan hun eigen gang, dat komt voor een groot deel ook door de lay-out, die is niet helder en sturend. Dat is wel nodig. - De procedures werken op zich wel, ik heb ze alleen kleiner gemaakt, zodat de boog korter werd. - De procedures vind ik wel goed, maar ik heb het veranderd als ik dat nodig vond voor de groep. - De procedures zijn leuk en goed te doen. - De procedures vind ik goed, die bevorderen de zelfstandigheid. De docentenhandleiding wordt door 15 docenten gezien als duidelijk, goed, beter dan vorig jaar, en door vijf docenten als te veel of juist te weinig. Acht docenten geven aan de handleiding wel te hebben gelezen, maar niet of amper te hebben gebruikt. Enkele citaten: - Niet altijd even handig, ik heb veel zitten zoeken. - Beter dan eerst, hier heb je genoeg aan. - Aan de docentenhandleiding had ik meer kunnen hebben, ik heb nu veel aan collega’s gevraagd. - De docentenhandleiding is prima, al heb ik die niet veel gebruikt. - De docentenhandleiding kan compacter; op een gegeven moment heb je als docent echt wel door hoe het werkt. - De docentenhandleiding heb je wel nodig, maar hij zou elk jaar bijgesteld moeten kunnen worden. - De docentenhandleiding is beter dan vorig jaar. Maar uiteindelijk heb ik hem weinig gebruikt omdat ik veel op gevoel doe.
11
- De docentenhandleiding volstaat wel, maar je moet wel zelf je bagage meebrengen. - De docentenhandleiding is goed en ook erg handig. - De docentenhandleiding is te mager voor beginnende docenten en overbodig voor ervaren docenten omdat er (voor hen) alleen maar open deuren in staan. De poster wordt zeer verschillend beoordeeld. Een viertal docenten spreekt van goed en leidend tot ideeën, vijf van leuk, bruikbaar, twee van leuk maar daar is ook alles mee gezegd, zeven van vaag, komt niet over, zegt niets, en drie van slecht. (Van de laatstgenoemde tien docenten hebben er vier de poster helemaal niet gebruikt). Enkele citaten: - De poster was een eye-opener. - De poster was goed om op ideeën te komen. - Het idee van de poster is prima, het slaat alleen niet zo aan bij de leerlingen. - De poster vind ik onduidelijk in gebruik, er zit ook geen uitleg bij. - De poster vond ik niet interessant. - De poster vond ik verschrikkelijk, hij is ook niet gebruikt. - De poster is wel leuk, die heb ik als intro gebruikt en dat werkt wel. - De poster is niet uit de verf gekomen, die spreekt niet aan en voegt niets toe. De Kunstkrakers zijn volgens tien docenten goed, bruikbaar en volgens drie handig, maar met bedenkingen; volgens zeven docenten zijn ze warrig of te veel en werkt het voor de leerlingen niet, en door vier docenten zijn ze niet gebruikt. Enkele citaten: - De Kunstkrakers waren een leuk idee, maar voor de leerlingen niet zo heel duidelijk. - De Kunstkrakers waren helder, daar konden leerlingen goed zelf mee werken. - De Kunstkrakers heb ik niet gebruikt, die vond ik te omslachtig - De Kunstkrakers hebben we niet gebruikt, maar zelf gemaakt. - De Kunstkrakers zijn handig. - De Kunstkrakers zijn niet gelezen door de leerlingen; te onoverzichtelijk. - De Kunstkrakers vind ik prima en zeer bruikbaar. - De Kunstkrakers zijn te algemeen, die moeten meer letterlijk. - De Kunstkrakers zijn op zich goed, maar ik heb ze voor de leerlingen op diskette gezet, dat is beter te bewerken. - De Kunstkrakers zijn duidelijk en worden veel gebruikt. - De Kunstkrakers zijn leuk en ook hard nodig. De tips zijn volgens 20 docenten goed, handig, veel gebruikt; vier docenten noemen ze onoverzichtelijk en/of hebben ze niet gebruikt. Enkele citaten: - De tips waren zeer bruikbaar. - De tips zijn wel handig maar te onoverzichtelijk. - De tips waren prima. - De tips zijn niet gelezen door de leerlingen; te onoverzichtelijk. - De tips vind ik prima en zeer bruikbaar. Hoewel het kleine boekje met tips van vorig jaar wel veel handiger was, dat namen leerlingen zo mee naar een afspraak. - De tips zijn goed en ook veel gebruikt. - De tips heb ik omgebouwd, ik heb voor alle dingen apart iets gemaakt, zodat het concreter werd. - De poster, Kunstkrakers en tips heb ik niet echt gebruikt, ze zijn te mager. Ik heb deze materialen niet nodig om deze methodiek uit te voeren. De methodiek is namelijk wel goed. Het algemene dossier wordt door tien docenten als goed en bruikbaar gezien, en door 12 beoordeeld met te weinig structuur, te uitgebreid, te veel voorbeelden, onoverzichtelijke lay-out. Enkele citaten: - Het algemene dossier heb ik zelf meer gestructureerd. - Met het algemene dossier kon ik alle kanten op. - Het algemene dossier is mooi, maar ik heb er veel van overgeslagen. Het is moeilijk
12
daar de structuur vast te houden. - Het algemene dossier was te uitgebreid, de voorbeelden werkten juist verwarrend. - Het algemeen dossier hebben we niet gebruikt, maar op een andere manier gedaan: leerlingen moesten binnen hun familie kijken wie aan kunst deed en daar gaan kijken. Dat sprak heel er gaan. - Het algemeen dossier kan korter, daar wordt het overzichtelijker van. Ik heb het wel gebruikt, maar dan meer puntsgewijs. - Het algemeen dossier moet niet te gedetailleerd, daar moet je alleen naar verwijzen. - De stappen van het algemene dossier zijn goed, maar de lay-out is slecht en daardoor snappen de leerlingen het niet. - Aan het algemeen dossier hebben de leerlingen een goed houvast. - Het algemeen dossier zit goed in elkaar. - Het algemeen dossier vond ik verwarrend. - Het algemeen dossier mag meer voorbeelden geven om te doen. Het magazine spreekt volgens 16 docenten niet aan, voegt niets toe, is zonde van het geld, en dergelijke. De overige negen docenten vinden het wel leuk. Enkele citaten: - Het magazine was leuk, maar heb ik niet gebruikt. Het sloot niet aan bij de cultuur van de leerlingen. - Het magazine was leuk, dat konden de leerlingen verknippen. - Het magazine vind ik flut, zonde van het geld. Het lokt niet uit, zegt niets en spreekt niet aan. - Het magazine is leuk, dat spreekt de leerlingen aan. - Het magazine was te mager, dat stuurt de leerlingen slechts een bepaalde richting uit en het roept niets op. Dat helpt dus niet om een keuze te maken. - Het magazine heb ik wel met ze doorgenomen, maar het pakte niet meer; weer een kleurenblad. - Het magazine heb ik aan de kant gelegd, daar kon ik niets mee. - Voor het magazine hadden de leerlingen geen interesse, dat kost wat mij betreft te veel geld. - Bij het magazine kwam eindelijk kleur, maar het voegde uiteindelijk niets toe. De leerlingen hebben er naar gekeken en dat was het. - Het magazine vond ik leuk, daardoor werden de linken tussen de dossiers duidelijk. - Het magazine is alleen gebruikt bij het maken van een keuze, daarna niet meer. Het logboek, ten slotte, is door tien docenten gebruikt ‘maar dat ging moeizaam’; zes docenten hebben het ook gebruikt maar moesten er veel achteraan zitten; negen docenten hebben dit logboek niet gebruikt, maar een andere vorm gekozen (het logboek biedt naar hun mening te weinig structuur). Enkele citaten: - Dat blijft lastig om bij te houden, het schiet er bij in, dus je moet er achteraan zitten. - Het was niet duidelijk genoeg; ik heb ze steeds opnieuw een schema laten maken. - In het logboek hadden lijntjes gemoeten; nu werd het erg rommelig. - Het was een handige kapstok, maar de leerlingen vergaten nogal eens dat ze die hadden, waardoor ze de volgende les alsnog niet wisten waar ze gebleven waren. - Het logboek gebruikten we ook als kunstdossier; het hielp goed om overzicht te houden over ‘waar ben ik’. - Het logboek moet in een andere vorm; voor de leerlingen is het moeilijk om bij te houden; de lege bladzijden helpen daar ook niet bij. - Het logboek hebben we ook niet in deze vorm gebruikt, maar de leerlingen hebben iets praktisch gemaakt. - De lay-out biedt geen houvast. Er staan geen lijnen in, daar verdwalen de leerlingen in. - Het logboek liep vanzelf goed; dat hebben de leerlingen goed bijgehouden, maar dan op eigen papier. - Het logboek moet gewoon, en dat is dus ook gebeurd. - Het logboek heb ik zelf gemaakt zodat leerlingen er dingen in konden plakken; dat vonden ze leuk.
13
- Het logboek hebben we anders gedaan, in de vorm van een muurkrant. Dat leek ons tastbaarder. Resumerend achten twee docenten het materiaal goed voor zowel henzelf als de leerlingen. Een tiental docenten is zelf redelijk tot goed te spreken over het materiaal, maar vindt het voor de leerlingen duidelijk (veel) minder. Nog eens negen docenten oordelen negatief over het materiaal voor zowel henzelf als voor de leerlingen. En er zijn ook drie docenten die het materiaal zelf niet positief beoordelen, maar aangeven dat de leerlingen het wel plezierig vonden. Enkele citaten: - Het is prima voor mij als docent. Het is minder voor de leerlingen: de letters zijn te klein, ze moeten veel zoeken, veel is onduidelijk. - Voor mij is het prettig om mee te werken. De leerlingen spreekt het niet zo aan, ik heb veel aanvullingen gegeven om het te laten leven. - Voor mij was niet alles even overzichtelijk, ik moest veel zoeken. Voor de leerlingen was het losse-bladensysteem wel aantrekkelijk en handig, maar veel was niet overzichtelijk en duidelijk. - Ik vind het voor mezelf absoluut niet aantrekkelijk en duidelijk. Ik zal het dan ook niet nog eens gebruiken als het zo blijft. Voor de leerlingen vind ik het dus al helemaal geen doen. Dat heeft nogmaals veel met de lay-out te maken, die kan echt veel duidelijker en overzichtelijker. - Voor mezelf vind ik het redelijk overzichtelijk en best handig. Voor de leerlingen kan het overzichtelijker, de mavo-leerlingen kunnen het nog net aan. - Voor mezelf vind ik het te veel materiaal, ik gebruik maar weinig. De leerlingen hebben er zeker wel wat aan, maar het kan beter; ik weet alleen niet precies hoe en wat. - Voor mezelf vind ik het prima, hoe meer materiaal hoe beter, want ik ben slecht in dingen zelf maken. Voor de leerlingen mag het veel minder, compacter, alleen dat wat ze echt nodig hebben, dan wordt het overzichtelijker. - Voor mezelf vind ik het geen fijn materiaal. Voor de leerlingen is dit onmogelijk materiaal. - Als ondersteunend materiaal werkt het wel, ik heb het dan ook als leidraad gebruikt. Voor de leerlingen biedt het wel begeleiding, maar het uiterlijk spreekt gewoon niet aan. - Voor mezelf vind ik het niet echt prettig materiaal, ik heb erg veel bijgemaakt. Voor de leerlingen is het wel handig: de stappen staan er goed in beschreven. Vrijwel alle docenten zijn van mening dat het materiaal goed aansluit bij de eindtermen. (Enkele docenten voegden hieraan toe die eindtermen zelf echter wel veel te idealistisch te vinden.) Volgens negen docenten is het materiaal goed gericht op de eigen keuzes en beleving van de leerlingen, volgens zes is die gerichtheid er, maar is wel (veel) steun nodig, en zeven docenten vinden het materiaal in dit opzicht niet goed (deels omdat de leerlingen niet tot andere keuzes blijken te komen dan die voor wat ze toch al kennen en leuk vinden). Enkele citaten: - Het is goed gericht op eigen keuzes en beleving van de leerlingen, maar je moet het goed begeleiden en sturen. - De leerlingen kunnen redelijk goed zelf keuzes maken: het geeft houvast en toch vrijheid. - Leerlingen kunnen wel goed keuzes maken, maar ze hadden dit al veel te vroeg gedaan, dit verliep dus rommelig. - Het kiezen ging niet echt goed met het materiaal: de omschrijvingen van de dossiers moeten duidelijker en concreter. Verder zouden voorbeelden voor de docenten erg handig zijn; niet iedereen verzint zo maar van alles, laat staan leerlingen. - Wat betreft het keuzes maken door leerlingen, dat is vooral door ons gestimuleerd en begeleid. Dat demotiveerde de leerlingen omdat was aangegeven dat ze het zelf zouden moeten gaan doen. Maar dat kwam niet uit de verf. - De leerlingen kunnen niet goed zelf keuzes maken met dit materiaal; ze kiezen toch wat ze leuk vinden, maar dat is dan ook het uitgangspunt.
14
- De leerlingen kunnen slecht zelf keuzes maken met dit materiaal; de keuzevrijheid is te groot, ze zien door de bomen het bos niet meer. - De leerlingen kunnen goed keuzes maken met deze methode; er is ruimte voor eigen initiatief en dat is goed. - De leerlingen konden goed zelf een keuze maken omdat ze goed begeleid werden door het materiaal. Ten slotte vinden 17 docenten dat het materiaal goed aansluit bij het aanbod in de regio, en vinden zeven docenten dat dit niet goed het geval is (of omdat het materiaal uitgaat van een behoorlijk aanbod maar dit aanbod er niet is, of omdat het aanbod niet aansluit bij wat het materiaal veronderstelt). Zeven docenten hebben min of meer alles gebruikt, behandeld en/of tegenover de leerlingen genoemd, en vier docenten hebben veel niet gebruikt en/of geven aan dat de leerlingen veel niet hebben gelezen. De overige docenten (ruim de helft dus) heeft een deel van de materialen wel gebruikt en een deel niet, maar dit betrof steeds wisselende combinaties van materialen. Enkele citaten: - Ik heb vast wel dingen overgeslagen, maar ik heb dus veel dingen aangevuld. - Niet alle tips zijn gebruikt, dat verschilde per groep. - De tips en de Kunstkrakers heb ik niet met ze doorgelezen, daar heb ik alleen naar verwezen. - De poster en het magazine heb ik alleen even genoemd. De tips en de kijkwijzers heb ik wel behandeld, maar ik vraag me af of de leerlingen er iets mee gedaan hebben. - Het literatuurdossier is niet gedaan; daar was geen animo voor. - Op zich hebben we wel alles gedaan, alleen heb ik veel dingen zelf uitgelegd in plaats van dat de leerlingen het zelf hebben gelezen. - Ik heb de voorbeelden niet behandeld, die kwamen vanzelf uit de les. - Ik heb alles getest zoals de afspraak was. - Ik heb wel alles gebruikt, alleen in een andere volgorde; de leerlingen hebben pas later een keuze gemaakt. - De poster en het magazine heb ik alleen even laten zien; leerlingen zagen het verband niet. Ze hadden meer belangstelling voor het dossier. Gevolgde methodiek, activiteiten van leerlingen, beoordeling (vraag 30 t/m 33) Docenten kunnen eventueel een accent leggen op bepaalde aspecten. Elf docenten hebben geen speciaal accent gelegd; vijf docenten hebben een accent gelegd op kunst en cultuur, de inhoudelijke kant, kijken naar kunst en/of bepaalde disciplines; twee docenten op het zelf ervaren, ontdekken, behouden van het enthousiasme; drie op de vaardigheden; drie op het stappenplan; twee op het product en de presentatie, en een docent op de reflectie door de leerlingen. Docenten kunnen al dan niet zijn afgeweken van de voorgestelde organisatie. Zeven docenten zijn niet of niet duidelijk afgeweken van de organisatie zoals in het materiaal voorgesteld; zeven docenten hebben substantieel meer tijd aan het project besteed dan de norm van 20 uur; vijf docenten hebben met name de oriëntatiefase anders aangepakt, en vijf docenten hebben veel veranderd en geïmproviseerd. De leerlingen hebben gemiddeld een tot vier activiteiten uitgevoerd respectievelijk voorstellingen bezocht, meestal twee (volgens 13 docenten) of drie (volgens 5 docenten). Op de vraag in hoeverre het werk van de leerlingen is of wordt beoordeeld, werden door de docenten uiteenlopende antwoorden gegeven. Bij een deel van de docenten is de beoordeling achter de rug, bij een ander deel moet zij nog plaatsvinden. Beoordeling gebeurt deels door de docent zelf, deels door een vakdocent (als de docent zelf geen vakdocent is) en deels (ook) door leerlingen. Bij de beoordeling wordt gekeken naar het proces, het product en/of de presentatie. Als criteria gelden ‘standaardcriteria’ zoals inhoud en vorm, werkhouding of inzet, samenwerking, en/of verwerking, reflectie of diepgang. Soms weten ze nog niet waar ze op gaan letten. En docenten geven wel of geen cijfers. Enkele citaten:
15
- Beoordeeld zijn de presentatie, het logboek en extra dingen zoals een video of een werkstuk. Dit is gedaan door de vakdocent, aan het einde van het project. Het is beoordeeld op inhoud, vormgeving, je weet wel, de standaard dingen. - Het werk tot het eind is beoordeeld, en de eindpresentatie. Dit is door mij gedaan, aan het einde van het project. Ik let op de inzet, het samenwerken, en de deelname in de groep; er zijn nogal wat meelifters. - Het werk is wel afgerond, maar nog niet beoordeeld, dat komt misschien nog. Ik weet niet welke criteria ik dan zal hanteren. - Het proces is in z’n geheel beoordeeld aan het eind, door onszelf. We hebben gelet op de inzet over de hele periode, de presentatie, de muurkrant/het logboek, en de aanwezigheid bij de voorstellingen. - De presentatie en de map/het werk worden aan het eind door mij beoordeeld. Ik weet nog niet precies waar ik op ga letten, ik denk op de inhoud en hoe dat is verwerkt. - Dat ga ik aan het einde doen; ik ga letten op de werkhouding, de reflectie en de presentatie. - Ik ga dat aan het eind van het jaar samen met de leerlingen doen. De presentatie en het proces worden beoordeeld, de leerlingen geven cijfers en ik kijk of ik het daarmee eens ben. Ik weet nog niet precies waar ik op ga letten, dat hangt af van waar ze mee komen. - Ik kom met een voorstel voor een cijfer en de leerlingen hebben daar inspraak in, mits goed onderbouwd. Ik ga letten op de voortgang, hoe de activiteiten gegaan zijn, hoe het dossier eruit ziet en hoe de presentatie en de website eruit zien. Contacten en samenwerking met steunfunctie-instelling en kunst- en cultuurinstellingen (vraag 40 en 42 t/m 44) Viervijfde (19) van de docenten laat zich positief uit over de contacten met de steunfunctie-instelling. Volgens 13 docenten verliepen de contacten goed of zeer goed en hebben ze er veel aan gehad; soms was een zekere aanloopperiode nodig. Volgens drie docenten waren de contacten wel goed, maar zij konden zij dit niet op persoonlijke ervaring baseren omdat de contacten verliepen via een collega-docent. Volgens nog eens drie docenten waren de contacten goed na/door de komst van een nieuwe medewerker. Eenvijfde (5) van de docenten is minder positief. Drie docenten karakteriseren de contacten als moeizaam, ‘moet nog groeien’. Volgens twee docenten waren de contacten niet zo goed. De meeste docenten (17) weten door het project beter wat ze van de steunfunctieinstelling kunnen verwachten. Bij acht docenten kwam dit doordat ze die instelling daarvoor nog niet kenden, en bij acht docenten bleek de instelling (veel) meer te kunnen bieden dan men dacht; voor een docent viel het aanbod tegen. Drie docenten geven aan dat de samenwerking (nog) niet van de grond is gekomen, en ten slotte is er een docent die op dit punt niets heeft geleerd, omdat hij het aanbod van de instelling al goed kende. Enkele citaten: - Ja, technische ondersteuning bij presentaties, video’s monteren en dergelijke. De instelling kon de leerlingen vaak verder helpen dan wij zelf, met contacten met kunstenaars bijvoorbeeld. Ze weten gewoon veel. - Ja, we zullen vooral proberen elkaar op de hoogte te houden van wat we elkaar te bieden hebben en wat we van elkaar nodig hebben. - Ja, we hebben onderling duidelijke afspraken gemaakt, vragen aan elkaar gesteld en houden elkaar op de hoogte via de website en via e-mail. - Ja, ze kunnen meer doen dan ik dacht; als we een heel programma van ze zouden willen dan zou dat kunnen, dat wist ik niet. - Ja, weinig. Ik verwachtte er ook weinig van. Ik heb het de leerlingen wel gemeld, maar ze hebben er geen gebruik van gemaakt. Misschien was er geen behoefte aan. - Ja, ik kende ze eerst niet. Nu weet ik dat ik ze om advies kan vragen, dat ze workshops geven en leerlingen informatie kunnen geven. - Ja, ze kunnen workshops regelen, de kosten uitzoeken, het regionale aanbod uitzoeken, leerlingen op weg helpen - noem maar op.
16
- Ja, ik had daar nog nooit van gehoord, ze zijn echt een prima hulp. - Ja zeker, je kunt echt hele specifieke dingen van ze vragen, als je maar goed op een rijtje hebt wat je van ze wil weten en hebben. - Nee, die samenwerking is helaas gestrand. - Ja, ik heb veel van ze geleerd, zij dragen het project. De beoordeling door de docenten van de contacten met de kunst- en cultuurinstellingen in de regio kan in drie categorieën worden ondergebracht: verliep goed, behulpzaam, goed op de hoogte enzovoort (9 docenten); verliep via de steunfunctie-instelling en dat ging (dan) goed (9 docenten); soms problemen bij bepaalde instellingen, leerlingen werden afgewimpeld, vouchers niet geaccepteerd en dergelijke (7 docenten). De vraag of het project heeft bijgedragen aan versterking van contacten en samenwerkingsrelaties wordt door 14 docenten positief beantwoord, drie docenten weten het niet precies, en zeven docenten antwoordden ontkennend. Het verloop van het project, succeservaringen en knelpunten (vraag 45 t/m 48 en 41) Volgens acht docenten verliep het project minder positief dan verwacht (collega’s hadden geen belangstelling, de duur van het project viel tegen, we waren onverwachts de draad kwijt, de leerlingen waren niet zo enthousiast). Volgens vijf docenten verliep het project positiever dan verwacht (heel leuke presentaties, zelfstandige leerlingen, leuke initiatieven). Voor zes docenten verliep het project ongeveer zoals verwacht. En vijf docenten hadden vooraf eigenlijk geen verwachtingen. Enkele citaten: - Dat collega’s echt erg ongeïnteresseerd waren, en niet eens achteraf vroegen hoe iets was geweest. - De voortgang en de planning. Ik was ineens de draad kwijt en dat kwam nogal onverwachts. We gaven het vak ook met vier docenten, vandaar dat het overzicht misschien wat moeilijk te houden was. - De leerlingen waren niet zo enthousiast. Ze vinden het nog saai en onbekend. Het vak moet ook nog status krijgen, dus ze waren wat afwachtend. - De zelfstandigheid van de leerlingen is erg goed gegaan. Ze hadden veel dingen al zelf geregeld voor dat ik het door had. Wat volgens de meeste docenten (20) opvallend goed ging waren de zelfstandigheid, inzet, initiatieven en presentaties van de leerlingen. De overige docenten (4) meldden zowel opvallend positieve als opvallend negatieve ervaringen met de leerlingen. Enkele citaten: - De opdrachten die de leerlingen maakten: ze kunnen en willen het echt wel hoor! - Leerlingen die eigenlijk niets hebben gedaan, wisten op het laatst toch een presentatie in elkaar te draaien. En ook dat leerlingen sowieso beter werk leverden dan verwacht. - De presentaties dus, van sommige leerlingen had ik weinig verwacht, maar daar kwam dan toch heel wat uit. - De inzet van de leerlingen; de methodiek sloeg aan. - De workshops en sommige presentaties; wat leerlingen daar lieten zien - dat heeft me soms best verbaasd. - De workshops gingen erg goed, ook de inzet van de leerlingen daarbij. En soms nam ineens een leerling initiatief ergens voor of kwam met een verrassend verslag; dat waren leuke ervaringen. - De leerlingen zijn heel goed met hun vrijheid omgegaan, daar heb ik nu alle vertrouwen in. Alle docenten hebben wel een of enkele kleinere of grotere problemen ervaren. De volgende problemen zijn genoemd (steeds door drie of vier docenten): passiviteit van leerlingen; moeizame samenwerking tussen en planning door leerlingen; moeizaam totstandkomen van afspraken (onvoldoende mogelijkheden om te bellen); niet nakomen
17
van afspraken door leerlingen; niet willen meewerken of afspraken afzeggen door kunstenaars of instellingen; de kosten, verzekering, ongeschiktheid van avondactiviteiten; en de organisatie van het geheel (niet alleen te doen, inroostering, vervoer, communicatie). Specifieker bevraagd hadden 12 docenten (wel eens) het gevoel niet voldoende op de hoogte te zijn van bepaalde dingen (te laat informatie gekregen, niet gelezen en dergelijke). Vijf docenten hadden soms onvoldoende zicht op waar leerlingen op bepaalde momenten waren. Een aantal docenten wist (soms) niet (meer) hoe iets aan te pakken. Bij 11 docenten betrof dit de leerlingen: aan het werk zetten, stil krijgen, motiveren, verder laten gaan. Bij zeven docenten kwesties van organisatorische aard. Bij zeven docenten was sprake van een storend gebrek aan medewerking van collega’s. De ondersteuning die de docenten kregen was op zich meestal prima. Enkele docenten brachten naar voren dat je zelf als docent al wat verder moet zijn om te weten welke ondersteuning je nodig hebt. Volgens de meeste docenten is het draagvlak voor het project bij de directie goed. Enkele docenten noemen het draagvlak bij de directie mager (in theorie wel; tijd en geld wel, interesse niet; interesse wel, geld niet). Het draagvlak onder de collega-docenten wordt zeer verschillend ingeschat: eenderde van de docenten noemt dit goed, eenderde deel redelijk, en eenderde deel mager. Enkele citaten: - Iedereen doet alsof het draagvlak heel groot is, maar uiteindelijk zijn er weinig mensen geïnteresseerd. Tijd en geld is niet zo’n probleem. - Heel groot, er is genoeg ruimte, tijd en geld. We beginnen ook een jaar eerder dan dat het moet. Ook bij collega’s valt het vak goed. - Bij de directie wel groot. Vanuit de collega’s weet ik het niet zo, die vinden het onrustig in de school en zien het nut er niet zo van in. - Het draagvlak is erg mager. De directie doet wel positief, maar als het om geld gaat houdt hij zijn mond. En collega’s tonen geen interesse. - Het draagvlak is niet zo groot. Ik maak er wel veel reclame voor, maar er komen weinig en steeds dezelfde collega’s; de rest heeft geen tijd. - Heel groot, want de school heeft een grote culturele achtergrond. De directie en de collega’s zijn zeer enthousiast en bereidwillig. - Groot, zeker vanuit de directie. De collega’s kijken wat toe, maar ik doe ook niet het hardst mijn best om ze erbij te betrekken omdat ik die energie voor andere dingen wil gebruiken. Leerervaringen bij de leerlingen (vraag 34 en 35) Volgens 15 de docenten hebben de leerlingen het project positief ervaren: het is iets anders dan anders, je hebt veel vrijheid, je mag de school uit (9) of spannend, een uitdaging, interessant, gezellig (6). Volgens 12 docenten was hun ervaring minder positief: saai (4), kost te veel tijd (4), valt tegen als dingen niet lukken (4). Volgens drie docenten verschilde dit nogal tussen leerlingen. Enkele citaten: - Ze hebben het als leuk ervaren, maar ook als spannend. Ervaren en ontdekken is nu eenmaal leuk. - Ze vonden het vooral gezellig en ook echt wel leuk. Veel leerlingen hebben dan ook niet heel veel gedaan, hoewel ze het gevoel hebben dat ze hard hebben gewerkt. Een meisje heeft bijvoorbeeld 20 uur haar haar gekamd. Hun houding was wel wat laks; ze kwamen vaak afspraken niet na. - Wisselend, soms vonden ze er echt niets aan. Er is wel een hechte band ontstaan, hierdoor deden ze soms meer dan verwacht. - De leerlingen die echt iets hebben ondernomen vonden dat ook echt leuk. Maar degenen die niets hebben gedaan vonden het ook niet leuk. - Ze vonden het leuk en spannend om zelf dingen te regelen. - Over het algemeen leuk; de vrijheid die ze krijgen en het feit dat ze weg kunnen onder
18
schooltijd. - De meesten vonden het saai, ze hadden het idee dat ze loze tijd verspeelden. Dat kwam vooral omdat ze wel eens niet verder kwamen met afspraken maken of als het interviewen niet lukte. De voorstellingen vonden ze wel leuk. - De leerlingen waarbij het goed is afgelopen vonden het leuk; ze konden naar buiten en dingen doen die ze normaal niet doen. De rest vond het saai. Volgens de helft van de docenten (13) hebben de leerlingen vooral geleerd op het vlak van vaardigheden (afspraken maken, samenwerken en dergelijke); volgens negen docenten heeft het project hen een bredere blik opgeleverd, contact met een andere wereld, het besef dat er meer te koop is, en volgens vijf docenten leidde het project tot meer kennis van en waardering voor kunst. Andere genoemde leereffecten zijn: groei in durf en zelfstandigheid (4) en mensenkennis (2). Twee docenten konden niet goed aangeven wat de leerlingen hebben geleerd. Enkele citaten: - Ze zijn ergens geweest waar ze normaal niet zouden komen. - Ze hebben vooral elkaar leren kennen, mensenkennis opgedaan: soms kun je echt van mensen op aan, en soms ook niet. - Ze hebben veel geleerd: samenwerken in de klas, telefoneren, afspraken nakomen, met vreemde mensen omgaan, organiseren en presenteren. Inhoudelijk ook; ze hebben zich in dingen verdiept die ze anders nog steeds niet zouden kennen. - Ik denk weinig; inhoudelijk hadden ze te snel hun keuze gemaakt waardoor ze bleven hangen bij wat ze al kenden. Qua algemene vaardigheden varieert het per groep wat ze geleerd hebben. - Ze hebben vooral geleerd samen te werken, te interviewen, en te presenteren. Sommigen hebben misschien ook wel interesse gekregen voor iets nieuws op het gebied van kunst. - Sommigen zijn voor het eerst naar een theater geweest, zo’n ervaring blijft hangen voor de rest van hun leven. Leerervaringen bij de docenten zelf (vraag 36 t/m 39) Tweederde (16) van de docenten heeft het project als leuk ervaren, waarvan het merendeel (10 docenten) het ook leerzaam, moeilijk of spannend noemt. Bij acht docenten domineert de ervaring dat het moeizaam ging, veel energie kostte, en/of chaotisch verliep. Voor zover docenten dingen moeilijk vonden, had dit te maken met een of meer van de volgende vier aspecten: de andere rol die je als docent moet vervullen, de organisatie van het project, het motiveren van de leerlingen, en het leerlingen zelfstandig buiten de school laten opereren. Enkele citaten: - Zeer leuk: ik vind het heerlijk om te zien hoe leerlingen dit proces doormaken. - Vermoeiend! Veel onbegrip van collega’s. Het kostte veel energie om het materiaal te bewerken. - Ik vond het leuk, maar ook vermoeiend. Het kostte veel energie om leerlingen aan de slag te krijgen. Ze waren in het begin verward over de manier van onderwijs: dat ze onder schooltijd weg moesten terwijl dat normaal niet mag. Ze wisten echt niet waar ze heen moesten en waren dan heel snel weer terug. - Ik vond het moeilijk, de organisatie, het plannen, de communicatie met iedereen verliep rommelig. Op een gegeven moment was de lijn weg, niemand wist meer waar het heen ging. - Zeer moeizaam. Het kostte echt veel energie om leerlingen op te peppen en op het laatst wist ik niet meer hoe ik dat nog kon doen. - Ik vond de diversiteit van dingen die je tegenkomt erg leuk, maar ik was teleurgesteld door leerlingen die erg vaak geen zin hadden. - Ik vond het leuk om veel met kunst bezig te zijn. Maar het was ook moeizaam om leerlingen te blijven motiveren. Het vak is alleen eigenlijk niet te doen. - Het nieuwe was spannend en de uitjes waren heel leuk. Maar de lessen waren wel moeizaam soms; je moet heel anders met leerlingen omgaan. - Ik vond het leerzaam en ben blij dat het nog maar een experiment is, dat mag nog wel
19
twee jaar duren. - Voor mij was het een bevestiging van het idee dat VMBO-leerlingen inderdaad wel meer kunnen dan men verwacht. - Dit ging beter dan de beginfase van CKV. We hebben erg veel aan de steunfunctieinstelling gehad. De docenten hebben diverse dingen van het project geleerd. Bijna de helft (11) heeft geleerd geduld en vertrouwen te hebben, zich niet te druk te maken, leerlingen los te (durven) laten, te improviseren. Een kwart (7) heeft geleerd structuur te bieden, zaken te organiseren. Nog eens een kwart (6) heeft geleerd over het vak: nieuwe plekken, contacten, perspectieven. Vijf docenten hebben (ook) geleerd niet te veel van de leerlingen te verwachten en het vooral praktisch te houden. Op de specifieke vraag of het project heeft bijgedragen aan hun kennis over kunst en cultuur, zegt de helft van niet en de andere helft van wel (13 versus 12 docenten). Op de vraag of dit het geval was ten aanzien van hun kennis over het regionale aanbod, zegt drievijfde ja en tweevijfde nee (15 versus 9 docenten). Het project in 2000-2001 (vraag 49 en 50) Van de 25 bevraagde docenten geven er 20 aan dat het vak ook volgend jaar weer op hun school zal worden gegeven; vijf docenten weten dit (nog) niet. In alle gevallen dat het vak weer zal worden gegeven zullen (willen) de betreffende docenten opnieuw meedoen. Een aantal docenten wil dan wel bepaalde dingen anders gaan aanpakken: 11 docenten willen meer structuur aanbrengen, leerlingen beter voorbereiden, meer sturen, meer zelf in de hand houden; vier docenten willen een betere plek voor het vak in het rooster (bijvoorbeeld blokuren); en vier docenten willen meer collega’s erbij betrekken (vanuit organisatorisch oogpunt, opdat het vak breder wordt gedragen, en/of opdat de algemene vaardigheden ook in andere lessen aandacht krijgen). Gewenste voorbereiding en ondersteuning (vraag 51 t/m 53) De docenten brengen diverse wensen naar voren wat betreft voorbereiding en ondersteuning. Zeven docenten willen meer weten van en meer gebruikmaken van het aanbod in de regio, zeven docenten willen zich meer methodisch en/of inhoudelijk voorbereiden, en twee docenten willen meer gebruik gaan maken van ondersteuning. Zes docenten zeggen zich volgend jaar niet meer voor te hoeven bereiden omdat ze het project nu wel in de vingers hebben. Gevraagd van wie ze ondersteuning goed zouden kunnen gebruiken, noemen tien docenten de kunst- en cultuurinstellingen in de regio, negen docenten de eigen directie (voor faciliteiten), zes docenten de regionale steunfunctie-instelling, zes docenten hun collega’s op school, twee docenten het scholennetwerk, en twee docenten de SLO. Gevraagd welke vorm van ondersteuning hun voorkeur heeft, noemen acht docenten uitwisseling met andere scholen (netwerk van collega’s); zeven docenten gastsprekers, kunstenaars en workshops; vijf docenten overleg met instellingen; vijf docenten begeleiding door de steunfunctie-instelling; drie docenten schriftelijke informatie en drie docenten tijd en geld, inroostering en ruimtes. Aanbevelingen van de docenten (vraag 54 t/m 56) De docenten is gevraagd welke aanbevelingen zij hebben voor docenten die met CKV in het VMBO gaan beginnen. De docenten geven de volgende typen aanbevelingen: negen docenten zeggen: gewoon beginnen, met niet te veel leerlingen, stapsgewijs ervaring opdoen; acht docenten zeggen: bereid je voor (lees de methode, volg didactische scholing, wissel ervaringen uit) en bedenk vooraf hoe je het wilt aanpakken; acht docenten zeggen: heb vertrouwen in de leerlingen, bekijk het vanuit de leerlingen, begeleid ze, ‘keep smiling’; zes docenten zeggen: werk samen met collega’s, zodat je er niet alleen voor staat, wissel ervaringen uit; zes docenten zeggen: concentreer je op de kunst en cultuur, daar gaat het om, bedenk wat je op dat vlak wilt, kijk wat er te doen is, waar leerlingen naar toe kunnen; vijf docenten ten slotte zeggen: zorg dat het
20
organisatorisch goed in elkaar zit (rooster, afspraken enzovoort). Enkele citaten: - Ga het maar gewoon doen. Bekijk alles vanuit de leerling. Goed begeleiden bij het ontdekken en ervaren. Qua kunst kan alles, sta daar ook voor open. - Zet het vak breed op. Werk samen met veel collega’s. Zorg dat het vak een duidelijke plek krijgt. - Verschuif de algemene dingen, zoals interviewtechniek, naar andere lessen; dan kun je meer aan kunst doen. - Hou het doel voor ogen: kunst en cultuur. Wees niet te perfectionistisch in je verwachtingen. Gebruik de methode van Codename Future. - Gebruik niet meteen een methode. Kijk van tevoren goed wat er te doen is in de regio, misschien moet je uitwijken naar grotere steden. Doe dingen die bij je passen. - Neem contact op met een steunfunctie-instelling of een pilot-school. Bestudeer de methodiek; zet van tevoren het proces voor jezelf en voor de leerlingen goed op een rij. - Wees concreet naar de leerlingen toe. Kies goede voorstellingen. Weet wat je van de leerlingen wilt: waar moeten ze voor jou aan voldoen? - Zorg voor een gunstige plek in het rooster, vraag dus aan de instellingen wanneer ze open zijn zodat je er onder de les heen kunt. Zorg voor een goede introductie in de vorm van een opwarmer. Lees het materiaal door. Overleg met de steunfunctie-instelling wie wat doet. En heb vooral vertrouwen in de leerlingen. - Ga oefenen, voer het nu al in met een klein groepje. Rem soms leerlingen af als ze te enthousiast worden, om teleurstellingen te voorkomen; houd ze dus goed in de gaten. - Bereid niet teveel voor, de leerlingen moeten het doen, en ze kunnen het echt wel. Gevraagd naar aanbevelingen ten aanzien van het materiaal zeggen 15 docenten: meer structuur (lay-out duidelijker, invulbladen met lijntjes, minder drukke vormgeving, aantrekkelijker), volgorde (logischer, stap na stap), lettergrootte (groter), hoeveelheid tekst (minder), kort en concreet. Zes docenten noemen: meer inhoud (kunst en cultuur) en/of meer ICT, en vier docenten weten het niet zo goed. Tot slot hebben de docenten suggesties gedaan over de wijze van voorlichting aan scholen en docenten die het vak voor het eerst gaan verzorgen. Behalve dat de docenten verschillende typen activiteiten noemen die scholen en docenten zouden kunnen of moeten ondernemen (contact opnemen, uitwisselen, informatie vragen, het materiaal bekijken enzovoort) noemen ze vooral organisaties waartoe docenten zich zouden kunnen wenden. Daarbij noemen 12 docenten het netwerk van pilot-scholen respectievelijk docenten die reeds ervaring hebben opgedaan; negen docenten noemen de steunfunctieinstelling en de instellingen voor kunst en cultuur, en negen docenten de SLO.
21
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Overall: grote variatie in antwoorden Op veel punten zijn er tussen de docenten grote verschillen in hun antwoorden. Dit hangt waarschijnlijk samen met verschillen in opvattingen, verwachtingen, voorkennis, vaardigheden en werkcondities. Zo verstaan docenten onder ‘kunst en cultuur’ verschillende dingen, hebben ze zich op verschillende manieren voorbereid, en hebben ze in het project verschillende accenten gelegd (op kunst en cultuur, op het ontdekkingsproces, op vaardigheden enzovoort). De ontwikkelde methodiek maakt deze variatie mogelijk en dit wordt door veel docenten gewaardeerd. Daarnaast oordelen de docenten opvallend verschillend over de materialen en over de leerlingen; het is goed mogelijk dat de oordelen van de docenten over de materialen voor een belangrijk deel worden ingegeven door de manieren van reageren van de leerlingen respectievelijk de manieren waarop de docenten die waarnemen. Afhankelijk van de verwachtingen en de instelling van de docent zijn de glazen hier half leeg dan wel half vol. Leerlingen blijken vaak moeilijk te motiveren voor dat wat ze niet al kennen en waarderen. De manier waarop docenten dit beleven lijkt afhankelijk van hun instelling: accentueert de docent dat wat moeizaam gaat, of ziet die vooral dat wat wel lukt? Opvattingen en interesses ten aanzien van kunst en cultuur bij docenten en leerlingen en de beleving van het verloop van het project bij docenten Docenten verstaan onder ‘kunst en cultuur’ verschillende dingen. Naast opvattingen die verwijzen naar een zekere exclusiviteit in totstandkoming en betekenis van kunst, zijn er ook opvattingen waarin de nadruk ligt op de beleving bij de waarnemer en opvattingen waarin ‘kunst’ heel breed wordt gezien. Zulke minder exclusieve opvattingen bieden meer ruimte om allerlei interesses van leerlingen te rekenen onder ‘kunst en cultuur’. Volgens veel docenten zijn de meeste leerlingen voornamelijk geïnteresseerd in wat ze toch al kennen en doen: muziek, dans en dergelijke. Een deel van de docenten ervaart dat leerlingen moeilijk kunnen worden gemotiveerd om kennis te nemen van iets anders. Vrijwel alle docenten worden echter in de loop van het project geraakt door het enthousiasme, de inzet en de initiatieven van de leerlingen (zij het vaak niet alle leerlingen). Ontwikkelaars, ondersteuners en docenten dienen zich ervan bewust te zijn dat de waardering van het verloop van het project mede wordt bepaald door doelstellingen en verwachtingen. Het project wordt waarschijnlijk beter naarmate beter wordt aangesloten bij de beginsituatie van de leerlingen en daar net een schepje bovenop wordt gedaan. Hier moet op twee punten op maat een balans worden gezocht: overall tussen de gerichtheid op ‘kunst en cultuur’ en de gerichtheid op beleving en vaardigheden (het gaat in het project om die kunst en cultuur, maar die beleving en vaardigheden zijn belangrijke voorwaarden en startpunten), en binnen de gerichtheid op kunst en cultuur tussen meer exclusieve en meer ruime opvattingen (niet teveel willen, maar ook niet met alles genoegen nemen). Oordelen van de docenten over CKV als nieuw vak in het VMBO De meeste docenten vinden de invoering van CKV in het VMBO een goede zaak. Ze noemen daarbij de volgende argumenten: de leerlingen krijgen het niet mee en komen er anders niet mee in aanraking; ze blijken het wel degelijk te kunnen waarderen, mits je het maar goed aanpakt; de koppeling aan algemene vaardigheden is belangrijk voor hun ontwikkeling; het verbreedt hun horizon, is goed voor hun algemene ontwikkeling en waardevol voor later. Enkele docenten vinden het niet goed, omdat het volgens hen ten koste gaat van andere kunstvakken. Het verdient aanbeveling om (het bestaan van) deze oordelen mee te nemen in de landelijke communicatie over dit nieuwe vak.
22
Manier waarop de docenten bij het project zijn betrokken De manier waarop de docenten bij het project zijn betrokken, loopt sterk uiteen. Vaak speelde het toeval een grote rol. De verantwoordelijkheden zijn vaak niet duidelijk geregeld, en de voorbereiding door de docenten verliep heel wisselend. Uit onderzoek is bekend dat dergelijke beginvoorwaarden van grote invloed zijn op het meer of minder succesvol verloop van een project. In het algemeen lijkt een betere werving en selectie van en voorbereiding door de docenten en een duidelijker regeling van verantwoordelijkheden de uitvoering van het project duidelijk ten goede te kunnen komen. Een duidelijk punt van zorg is de vaak beperkte belangstelling vanuit de rest van het docententeam. Een en ander behoort primair tot de taak van de schoolleiding. De docenten pleiten voor een duidelijk samenspel tussen de schoolleiding en een docent die de vakdeskundigheid kan inbrengen. Materialen Onder de docenten is een breed gedeelde opvatting dat de concrete materialen soberder zouden kunnen en moeten (ten aanzien van lay-out, hoeveelheid onderdelen - extra’s zoals poster en magazine zonder duidelijke functie kunnen vervallen -, hoeveelheid tekst). Daarnaast en daarmee samenhangend vinden veel docenten meer structuur wenselijk (door een duidelijker lay-out, door invulbladen te voorzien van lijntjes om op te schrijven, minder drukke vormgeving, logischer volgorde, duidelijker stap na stap, grotere letter, minder tekst, kort en concreet). Dit zijn vooral aanwijzingen voor degenen die zich met de concrete vormgeving van de materialen bezighouden. De kritische opmerkingen van docenten over de materialen doen overigens niets af aan hun waardering voor de methodiek. Methodiek De methodiek op zich blijkt open voor zeer verschillende invulling en aanpak. Dit kan men positief waarderen en/of aangrijpen om bij de verdere ontwikkeling van de methodiek, de voorlichting en scholing, en de docentenhandleiding expliciet diverse vormen van gebruik (diverse aanpakken) te schetsen, waaruit docenten een weloverwogen keuze kunnen maken. Daarnaast zou de methodiek op twee punten moeten kunnen worden aangevuld: met een aantal gevarieerde suggesties voor wat docenten kunnen doen als leerlingen vastlopen, niets uitvoeren respectievelijk het (even) niet meer zien zitten, en met een verdere uitwerking van de manier of manieren waarop docenten het werk van de leerlingen (proces en product) zouden kunnen of moeten beoordelen. Op dit laatste vlak is overigens wellicht eerst meer onderzoek wenselijk. Samenwerking met de steunfunctie-instelling en de kunst- en cultuurinstellingen De bijdrage vanuit de steunfunctie-instellingen en de regionale kunst- en cultuurinstellingen aan het project is, vergeleken met het eerste pilotjaar, duidelijk toegenomen. Veel docenten hebben veel gehad aan de steunfunctie-instelling. De activiteiten van de consulenten waren gevarieerd: bij lessen geweest, een workshop voor de leerlingen verzorgd, veel informatie gegeven, leerlingen opgevangen en tips gegeven, bemiddeld bij het leggen van contacten, de leerlingen geholpen bij presentaties, een weekend georganiseerd met veel voorstellingen, faciliteiten geboden zoals het uitlenen van een videocamera enzovoort. De deskundigheid en het aanbod van de steunfunctie-instelling zouden nog meer kunnen worden benut. Docenten moeten niet alles zelf willen doen, inschakelen van anderen kan vaak de kwaliteit ten goede komen. Een typologie van af te nemen diensten zou hierbij een nuttige rol kunnen vervullen. Leerervaringen van docenten en leerlingen Zowel de docenten als de leerlingen hebben het nodige van het project kunnen leren, mede afhankelijk van de accenten die docenten hebben gelegd, op de inhoud (kunst en
23
cultuur), de methodiek (de stappen), de algemene vaardigheden en/of de leerlingen (motivatie, beleving en dergelijke). Uitspraken over wat de leerlingen hebben geleerd, kunnen niet hard worden gemaakt zolang de beoordeling niet verder is uitgewerkt. De docenten hebben geleerd leerlingen te (durven) vertrouwen en los te laten, en te improviseren, en daarnaast ook zaken te organiseren en structuur te bieden. Het verdient aanbeveling, voor ontwikkelaars, ondersteuners, schoolleiders en docenten zelf, om deelname van docenten aan een dergelijk project mede te zien in het kader van de in deze tijd door velen gewenste meer algemene professionalisering van docenten op pedagogisch-didactisch vlak. Verder heeft het project volgens veel docenten bijgedragen aan hun kennis over kunst en cultuur en/of het regionale aanbod op dit terrein. Voor steunfunctie-instellingen en regionale instellingen voor kunst en cultuur liggen hier kansen: waar het aanbod beter over het voetlicht komt, groeit vaak de vraag. Tips van docenten voor docenten De docenten die aan dit pilotjaar meededen, geven desgevraagd aan hun collega’s die nog met dit nieuwe vak CKV in het VMBO moeten gaan beginnen de volgende typen aanbevelingen: gewoon beginnen, met niet te veel leerlingen, stapsgewijs ervaring opdoen; bereid je voor (lees de methode, volg didactische scholing, wissel ervaringen uit) en bedenk vooraf hoe je het wilt aanpakken; heb vertrouwen in de leerlingen, bekijk het vanuit de leerlingen, begeleid ze, ‘keep smiling’; werk samen met collega’s, zodat je er niet alleen voor staat, wissel ervaringen uit; concentreer je op de kunst en cultuur, daar gaat het om, bedenk wat je op dat vlak wilt, kijk wat er te doen is, waar leerlingen naar toe kunnen; zorg dat het organisatorisch goed in elkaar zit (rooster, afspraken enzovoort). Slotopmerkingen Het lijkt zaak en lijkt inmiddels op basis van de opgedane ervaringen ook mogelijk om landelijk te gaan communiceren over het project: hoe kun je het invullen, hoe kun je het aanpakken, welke condities moeten in de school zijn vervuld, welke ondersteuning kun je inschakelen, welk verloop en welke resultaten kun je verwachten. Dit zou ertoe kunnen bijdragen dat de scholen het vak meer geleid en geleidelijk gaat invoeren, in plaats van pas op het moment dat het wettelijk verplicht is, waarbij het vaak min of meer plompverloren als taak bij enkele docenten zal worden neergelegd, zonder voorbereiding en zonder inbedding. Dat zou het vak geen faire start bezorgen, en het vak verdient beter.
24
BIJLAGE: VRAGENLIJST Interviewronde docenten CKV in het VMBO 1999-2000 maart-mei 2000, ISOR, Instituut voor Onderwijsresearch, Universiteit Utrecht Algemene vragen vooraf (schriftelijk in te vullen) Wilt u voorafgaande aan het interview alvast de volgende vragen beantwoorden? U kunt uw antwoorden er gewoon bijschrijven. Bij voorbaat dank! 1 In welk(e) vak(ken) geeft u les? 2 Hoe lang al? 3 Hoeveel jaar onderwijservaring heeft u in totaal? 4 Welke onderwijsbevoegdheid/-heden heeft u? 5 Wat is de omvang van uw aanstelling op deze school? 6 In hoeveel en welke klassen geeft u momenteel les? 7 Heeft u in de school nog andere taken, naast lesgeven? 8 Hoeveel leraren telt uw sectie? 9 Hoeveel leerlingen heeft de school op dit moment ongeveer? 10 Hoeveel ervaring heeft u met het begeleiden van leerlingen die werken aan een project? 11 Wanneer en hoe lang nam/neemt het CKV-VMBO project dit schooljaar in beslag? (periode, aantal uren totaal, aantal lesuren, uitgeroosterde dagen, vrije tijd) 12 Hoeveel kunstvakdocenten en hoeveel evt. andere docenten van de school waren/zijn erbij betrokken, en op welke manier(en)? Interviewlijst CKV in VMBO 2000 (voor mondelinge afname) Eerst: In ontvangst nemen en kort doorlopen vooraf beantwoorde vragen 1-12. Kunst en cultuur algemeen 13 Wat valt voor u, in het algemeen gesproken, zoal onder 'kunst en cultuur'? 14 Wat is uw oordeel over het aanbod aan kunst en cultuur in de regio voor leerlingen van uw school? 15 In hoeverre zijn VMBO-leerlingen geïnteresseerd in kunst en cultuur? In welke kunst- en cultuuruitingen in het bijzonder? 16 In hoeverre bent u zelf, buiten uw werk, geïnteresseerd en actief op dit terrein? Bekendheid met en oordeel over CKV als nieuw vak in het VMBO 17 In hoeverre bent u bekend met het beleid voor CKV in het VMBO? (omvang 40 uur; verplicht vanaf augustus 2003) 18 Vindt u de invoering van CKV in het VMBO een goede zaak, een verstandig besluit? Waarom? 19 Kent u het programma dat de SLO voor dit vak heeft gemaakt? (eindtermen, schoolexamen, participatie, kunstdossier, kunstmentor, cultuurorganisator) 20 Wat is uw mening daarover? (duidelijkheid, uitvoerbaarheid, haalbaarheid, aantrekkelijkheid) Betrokkenheid bij het project 21 Doet u dit jaar voor het eerst mee of was u vorig jaar ook al bij het project betrokken? 22 Hoe bent u betrokken geraakt bij het project CKV in het VMBO? (hoe komt het dat van de collega's juist u hieraan meedoet?) 23 Op welke manier bent en wordt u over het project geïnformeerd? Heeft u door de informatie een duidelijk beeld van wat onder CKV wordt verstaan? Heeft u door de informatie een duidelijk beeld van hoe CKV kan worden vormgegeven? 24 Hoe heeft u zich op de uitvoering voorbereid? (aanvullende informatie gezocht of
25
opgevraagd, informatie gelezen, met collega's erover gesproken, met leerlingen gesproken die het project vorig jaar deden, een studiedag of cursus gevolgd, e.a.) Waarom zo, en wat leverde dat op? De manier waarop en condities waaronder dit jaar aan het project is/wordt gewerkt 25 Wie is voor de opzet en uitvoering van het project in de school verantwoordelijk gesteld? Vindt u dat juist? 26 Vanaf wanneer en op welke manier was/is de steunfunctie-instelling bij het project betrokken? 27 Hoe waren de rolverdeling, initiatieven en contacten tussen u als begeleidend docent, de leerlingen, de andere bij dit project betrokken docenten, de betrokken steunfunctieconsulent, en medewerkers van instellingen voor kunst en cultuur in de regio? Oordeel over de materialen 28 Wat vindt u van het materiaal van Codenaam Future? * fysieke vormgeving, opbouw/structuur, inhoud (inhoudelijke keuzes), voorgestelde procedures * docentenhandleiding, poster, Kunstkrakers, tips, algemeen dossier, magazine, keuzedossiers, logboek (voorzover vorig jaar ook betrokken) is het verbeterd, vergeleken bij vorig jaar? duidelijkheid, volledigheid, aantrekkelijkheid, uitvoerbaarheid en nut voor u als docent? duidelijkheid, volledigheid, aantrekkelijkheid, uitvoerbaarheid en nut voor leerlingen? aansluiting bij wat er op de school verder (al) gebeurt op dit vlak? aansluiting bij de eindtermen van de vakken? gerichtheid op de eigen keuzes en beleving van de leerlingen? aansluiting bij het aanbod in de regio? 29 Welke materialen zijn gebruikt en welke niet, en waarom? 30 Op welke in het materiaal beschreven onderdelen of stappen heeft u het accent gelegd, en welke zijn eventueel niet uitgevoerd, en waarom? 31 In hoeverre is afgeweken van de in het materiaal voorgestelde organisatie, en waarom? (een aantal schoolgebonden lesuren, bepaalde keuzemomenten, doorlopen van twee keuzedossiers terwille van het volmaken van de 40 uur, besteding door leerlingen van vrije tijd aan het project) 32 Hoeveel activiteiten/bezoeken/gesprekken zijn gemiddeld door de leerlingen gerealiseerd? 33 In hoeverre is het werk van de leerlingen beoordeeld (logboek, presentatie, product, e.a.), door wie, wanneer, aan de hand van welke criteria? Successen, knelpunten, ondersteuningsbehoeften 34 Hoe hebben de leerlingen volgens u het project ervaren? 35 Wat hebben de leerlingen van het project geleerd? 36 Hoe heeft u het project zelf ervaren? 37 Wat heeft u zelf van het project geleerd? Waardoor en/of van wie? 38 Heeft het project bijgedragen aan uw kennis over kunst en cultuur? 39 Heeft het project bijgedragen aan uw kennis over het regionale aanbod? 40 Weet u door het project beter wat u van de steunfunctie-instelling kunt verwachten? 41 Hoe groot is het draagvlak voor het project, respectievelijk het nieuwe vak, in de school? 42 Hoe verliepen de contacten en samenwerking met de steunfunctie-instelling/consulent? 43 Hoe verliepen de contacten en samenwerking met de kunst- en cultuurinstellingen
26
in de regio? 44 Heeft het project bijgedragen aan versterking van bepaalde contacten/samenwerkingsrelaties? 45 Wat ging er anders dan u had verwacht? Waardoor kwam dat? Was het een probleem? 46 Wat verliep opvallend goed? Waardoor kwam dat? (of waren uw verwachtingen te laag?) 47 Op welke punten deden zich (grotere of kleinere) problemen voor? 48 Had u wel eens het gevoel: dat u ergens niet van op de hoogte was? waarbij had u dat vooral? dat u niet goed wist hoe u iets het beste kon aanpakken? waarbij vooral? dat anderen niet adequaat meewerkten? wanneer vooral? dat u ondersteuning van anderen goed had kunnen gebruiken? waarbij vooral, en van wie? Plannen, verwachtingen, aanbevelingen 49 Wordt het vak volgend jaar op uw school weer gegeven? 50 Bent u ook volgend jaar weer bij dit vak betrokken? - Zo nee: waardoor/waarom niet? (Vindt u het jammer?) - Zo ja: bent u van plan dingen anders aan te pakken? Zo ja, wat, waarom, en hoe dan? 51 Op welke punten zou u zichzelf nog beter willen/kunnen voorbereiden op het volgend jaar? (kennis, materiaal, contacten, vaardigheden) 52 Van wie zou u daarbij informatie of ondersteuning willen hebben, of goed kunnen gebruiken? 53 Welke vorm van ondersteuning heeft uw voorkeur? (cursus, externe begeleiding, intervisie (tussen collega's onderling), e.a.) 54 Vanaf 2003 wordt dit vak op alle scholen voor VMBO gegeven. Stel dat u aan de docenten die er dan voor het eerst mee te maken krijgen enkele suggesties zou kunnen doen, wat zou u ze dan vooral aanraden, of afraden (qua opzet, voorbereiding, contacten, afspraken, e.d.)? 55 Heeft u nog aanbevelingen voor de herziening van het materiaal, punten die in ieder geval zouden moeten worden verbeterd/veranderd? 56 Heeft u nog aanbevelingen voor de manier waarop en de informatie waarmee de scholen en docenten die dit vak volgend jaar voor het eerst moeten gaan verzorgen zouden kunnen of moeten worden voorgelicht? Afronding interview: Vragen of de respondent aanvullend nog iets kwijt wil. Vertellen wat er gebeurt met de gegevens. Bedanken voor de medewerking.
27
COLOFON Docenten over ervaringen met proefproject CKV in het VMBO in 1999-2000 is een uitgave van het LOKV Nederlands Instituut voor Kunsteducatie. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het LOKV. Auteurs: Karel Stokking en Linda Scheeres, ISOR – Instituut voor Onderwijsresearch, Universiteit Utrecht © LOKV, Utrecht 2000 LOKV Nederlands Instituut voor Kunsteducatie Ganzenmarkt 6 Postbus 805 3500 AV Utrecht Telefoon 030-233 23 28 Fax 030-233 40 18 E-mail
[email protected] http://www.lokv.nl
28