Dienend leiderschap en internationalisering
Platformdag Internationalisering Religieuze Instituten 2 december 2010 Klooster Dochters Onze Lieve Vrouw van het H. Hart, Tilburg
CMBR werkgroep Internationalisering Religieuze Instituten (IRI)
Op 2 december 2010 werd de tweede Platformdag Internationalisering Religieuze Instituten gehouden. Deze wordt georganiseerd door de werkgroep IRI van de CMBR en is vooral bedoeld voor de besturen van Religieuze Instituten die te maken hebben met internationalisering en met internationale communiteiten.
Opening door zr. Mary Ringnalda Zr. Mary Ringnalda is lid van de CMBR en de werkgroep IRI en vandaag ook gastvrouw en dagvoorzitter. Zij opent de bijeenkomst. Een heel hartelijk welkom aan u allen in ons moederhuis Notre Dame. Geweldig dat u de kou en de sneeuw getrotseerd hebt en gelukkig goed aangekomen bent. Ik hoop dat de koffie u warm gemaakt heeft. U hebt op het programma kunnen lezen dat we vandaag verschillende onderwerpen aan de orde zullen stellen. De bedoeling van deze dag is om samen bezig te zijn met de internationalisering van het religieuze leven dat bijna overal ter wereld speelt. Het is een nieuwe ontwikkeling in de wereldkerk, waarbij naast allerlei uitdagingen en kansen ook problemen opdoemen. Deze problemen liggen zowel op het vlak van samen leven en werken, onderlinge communicatie, enz., als op het vlak van praktische zaken als verblijfsvergunningen. Het is dus goed om elkaar te ontmoeten en met elkaar uit te wisselen hierover. Misschien is het goed even het verschil uit te leggen van de bijeenkomsten rond internationalisering die door de CMBR worden georganiseerd. Zoals velen van u weten organiseert de CMBR al jaren de bijeenkomsten Kleurrijk Religieus Leven. KRL is een dag die door een werkgroep van buitenlandse religieuzen wordt voorbereid. De wens van de buitenlandse religieuzen hier in Nederland is steeds duidelijker om samen met anderen te kijken wat hun missie kan zijn in de Nederlandse kerk en samenleving. Het is voor hen niet inspirerend om te blijven praten over de moeilijkheden van hun komst naar Nederland. Daarom organiseert de CMBR twee verschillende soorten bijeenkomsten: een voor en van de buitenlandse religieuzen zelf, en een voor hun verantwoordelijken. Deze dag is voorbereid door de werkgroep IRI (Internationalisering Religieus leven) De leden van deze werkgroep zijn: Martin van Moorsel, Melina Polo, Clemens van Kuijk, Herman Wijtten, Melanie Giniyaty, Frans Dokman, Gerard Moorman en ik zelf. Het programma voor vandaag hebt u ontvangen. In het ochtendgedeelte zal het onderwerp “Dienend Leiderschap en Internationalisering”centraal staan, in de middag gaan we in gesprek met IND en UWV over verblijfsvergunningen. Ik wens u allen een inspirerende dag en zou ik deze bijeenkomst graag willen openen met een kort gebed. Gebed Eeuwige wees hier aanwezig onder ons als de stem in het gebeuren van elke dag, Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 1 van 16
als de stem die gehoord wordt in de stille noodkreet van de eenzame, in de lach van wie blij is, in de tranen van wie bedroefd is. Heer wees hier aanwezig in de zon die onze dag verlicht, in het vuur dat de kou verdrijft, in het water dat ons zuivert en verfrist, in het brood dat onze honger stilt. Heer wees hier aanwezig in onze medemensen die ons nabij zijn, in de hand die troost en opricht, in de vergeving die geschonken wordt, in het telkens nieuwe begin, in zoveel liefde, gratis aan ons besteed
De internationalisering van RI’s in Nederland: stand van zaken Inleiding door Gerard Moorman Gerard Moorma, secretaris van de CMBR, schetst kort de huidige situatie. Aan het begin van deze bijeenkomst zal ik vanuit de gegevens die de CMBR heeft schetsen wat de stand van zaken is van de internationalisering van het religieuze leven in Nederland. ‘Internationalisering’ is overigens geen nieuw fenomeen. Veel religieuze instituten hebben vanouds provincies in andere delen van de wereld. In vroegere periodes kwam het ook voor dat een broeder of zuster uit een andere provincie hier belandde en bleef. Er zijn in de afgelopen eeuwen ook gebeurtenissen geweest waardoor het religieus leven in een bepaald land moeilijk of onmogelijk werd gemaakt waardoor grote aantallen religieuzen moesten uitwijken. Tot het derde kwartaal van de 20e eeuw ging het echter vooral om mensen uit de ons omringende landen. Maar de globalisering gaat niet voorbij aan de religieuze instituten. Vanaf de jaren ’70, misschien zelfs iets eerder, kreeg de internationalisering van het religieuze leven een nieuwe impuls doordat buitenlanders werden gekozen in het generaal bestuur van hun instituut. Die trend heeft zich doorgezet. Dat heeft natuurlijk te maken met het verschuiven van het zwaartepunt van het christendom naar het Zuiden. Veel generale besturen van internationale congregaties bestaan inmiddels geheel of bijna geheel uit leden van andere provincies. In een aantal gevallen is het generalaat inmiddels verhuisd naar andere landen. Maar sommige instituten houden hun generalaat hier. Een wat latere ontwikkeling is de komst van buitenlandse religieuzen met een specifiek missionaire opdracht. Dat hangt natuurlijk samen met de veranderde visie op missie als iets dat in zes continenten plaatsvindt. Ik meen dat de zusters SSpS de eersten waren in Nederland die begonnen met een internationale communiteit met een specifiek missionair karakter: in 1992. Later hebben ook de SVD, Spiritijnen en anderen internationale communiteiten opgericht met een missionair karakter. Die beweging naar grotere diversiteit qua culturen en nationaliteiten is ook te vinden in monastieke gemeenschappen. Uit gesprekken die ik heb gevoerd met abt Mathijsen van de Adelbert-abdij in Egmond heb ik begrepen dat internationale gemeenschappen onder monialen Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 2 van 16
wereldwijd bepaald geen uitzondering zijn. In Chevetogne b.v. zijn 11 nationaliteiten vertegenwoordigd. Wat Nederland betreft zijn de contemplatieve zusters SSpS, de Roze Zusters, meen ik vanaf het begin internationaal samen gesteld geweest. In de Abdij Koningshoeve in Tilburg zijn meerdere buitenlandse broeders. Verder kan ik de komst noemen in de afgelopen tien jaar van groepjes Birgitinessen en Karmelietessen uit het buitenland, die hier bestaande gemeenschappen kwamen versterken of nieuwe gemeenschappen stichten. Weer een andere groep wordt gevormd door de jonge buitenlandse congregaties. De Missionaries of Charity, de Argentijnse congregatie van het Mensgeworden Woord, de Zusters en Broeders van Sint Jan, de Colombiaanse Misioneros de Cristo, de Indiase Heralds of the Good News, en zo zijn er nog een aantal te noemen. Zij hebben zich veelal op initiatief van bisschoppen in Nederland gevestigd. Vaak bestaan zij volledig uit buitenlanders, zonder Nederlandse leden. Tenslotte noem ik de groep die ik gemakshalve de ‘loslopers’ noem: religieuzen die naar Nederland komen voor een studie, voor een sabbatsverlof, voor een medische behandeling. Sommigen daarvan blijven hier ‘hangen’ omdat het klikt met de Nederlandse mede-religieuzen. Al met al is de internationalisering waarover we het vandaag hebben dus een behoorlijk complex gebeuren waar ook heel gedifferentieerd over nagedacht moet worden. Een aantal jaren terug heeft de CMBR onderzoek gedaan naar de omvang en aard van de internationalisering. In totaal hebben we 185 buitenlandse religieuzen geteld, 130 vrouwelijke religieuzen en 55 mannelijke religieuzen. Ik moet daarbij gelijk zeggen dat we niet alle buitenlanders in het vizier hebben kunnen krijgen. Met name niet twee groepen: de buitenlandse religieuzen uit België, Duitsland en Frankrijk. Sommigen onder hen maken al zo lang deel uit van de Nederlandse provincie dat niemand op het idee kwam hen bij de CMBR aan te melden. En de contemplatieven, die hebben ook niet allemaal gereageerd. Ik ging er in 2006 al vanuit dat er zeker meer dan 250 buitenlandse religieuzen zijn.. Het precieze aantal blijft moeilijk te achterhalen omdat er geen aanmeldings-gewoonte is, laat staan een aanmeldingsplicht. Verder speelt mee dat niet alle religieuze instituten lid zijn van de KNR. Ik zal de resultaten uit 2006 voor u op een rijtje zetten, met commentaar. Erna zal ik aanstippen wat ik aan ontwikkelingen heb waargenomen sinds die tijd. En ik besluit met een zeer subjectief oordeel over de internationalisering. Cijfers Allereerst een overzicht van de aantallen, uitgesplitst naar de verschillende groepen: • Actieve vrouwelijke religieuzen: 77 • Contemplatieve vrouwelijke religieuzen: 21 • Zusters jonge buitenlandse congregaties: 32 • Paters en broeders jonge buitenlandse congregaties: 15 • Priesterreligieuzen: 17 • Monniken: 3 (de vier buitenlandse monniken van Koningshoeve zijn onder de CMBRradar doorgevlogen) • Broeders / fraters: 10 Wat voor soort werk deden zij? Ik splits dit uit naar de groepen die ik net heb genoemd. Actieve vrouwelijke religieuzen: • Bestuurstaken: 33 % • Missionair / diaconaal werk: 8%
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 3 van 16
• •
Studie: 4 % Ouderenzorg en ondersteuning binnen klooster, parochie: 35 %
Zusters jonge buitenlandse congregaties: • Missionair / diaconaal werk: 33% • Contemplatie: 33% • Jongerenwerk/ Ondersteunend werk in pastoraat: 24% Paters en broeders jonge buitenlandse congregaties: • Pastoraat: 48% • Jeugd en jongerenwerk: 25% Priesterreligieuzen: • Bestuurstaken: 19% • Missie: 23% • Pastoraat: 23% Broeders en fraters: • Bestuurstaken: 80% Concluderend: onder de actieve, vrouwelijke religieuzen springen de bestuursters eruit en de zusters die ondersteunend werk verrichten in hun kloostergemeenschap, of in hun parochie. Onder de zuster van jonge buitenlandse congregaties wordt veel diaconaal werk gedaan of werk op pastoraal gebied (jongerenpastoraat). Dat jongerenpastoraat heeft ook de aandacht van de mannen die lid zijn van een jong instituut, maar het traditionele pastoraat staat op nummer een. Bij de priesterreligieuzen is het aardig verdeeld tussen bestuurswerk, missionair werk en pastoraat. En de broeders tenslotte zijn voornamelijk hier vanwege bestuurswerk. Tenslotte nog een blik op de continenten waar mensen vandaan komen: • Latijns-Amerika: 20 religieuzen – 11% • Noord-Amerika: 7 – 6% • Azië: 108 – 53% • Afrika: 11 – 8% • Europa: 39 – 21% Over 2010 heb ik niet eenzelfde inventarisatie beschikbaar. Nu hebben we alleen een lijst van mensen die we uitnodigen voor onze jaarlijkse bijeenkomsten KRL. Daarop staan 168 namen. Minder dan die 185 van 2006, maar dat komt omdat we in die lijst van 2006 ook vaak alleen aantallen door hadden gekregen van een instituut, en een aantal daarvan vind je niet terug in onze huidige lijst: b.v. niet de namen van de Roze Zusters of andere contemplatieve zusters die niet komen naar KRL. Ook niet de namen van b.v. de Missionaries of Charity die geen lid zijn van de KNR. Als ik dat verdisconteer, durf ik wel te concluderen dat de hoeveelheid buitenlandse religieuzen iets is toegenomen, maar niet spectaculair. Een aantal van de internationale congregaties hebben iets meer buitenlandse leden dan vier jaar terug (SspS, SVD en Spiritijnen, b.v.). De groei zit vooral bij de buitenlandse congregaties. De Blauwe Zusters waren in 2006
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 4 van 16
maar met zijn vieren, nu zijn het er veertien. Het aantal jonge buitenlandse congregaties is de afgelopen jaren iets toegenomen. Een aantal bisschoppen zien graag dat buitenlanders de gaten die vallen in het werk op parochieel of diocesaan niveau opvullen. Ook de Stichting Priesters voor Nederland probeert buitenlandse religieuzen naar Nederland te halen. Nieuwe gemeenschappen zijn de Misioneros de Cristo, de communiteit van ongeschoeide karmelieten in Handel. Telkens gaat het overigens maar om kleine aantallen. Dat laatste – dat bisschoppen religieuzen hierheen halen - wekt spanningen in kringen van Nederlandse religieuzen. De KNR krijgt wel te maken met de nieuwe religieuzen, omdat bisschoppen toch verwachten dat er vanuit de KNR ondersteuning plaatsvindt – financieel en anderzins. Dit is een terugkerend punt van discussie tijdens het reguliere overleg tussen de bisschoppen en het bestuur KNR. Ik ga daar nu niet verder op in. Onze bijeenkomst van vandaag heeft andere thema’s op de agenda staan. Maar het is wel een punt dat speelt en waar de KNR de komende periode iets mee moet doen. Verspieders Ik wil eindigen met een korte persoonlijke noot, vooral vanuit mijn ervaring met het samenwerken met buitenlandse religieuzen in de werkgroep KRL en IRI. Ik besef dat er vele hordes te nemen zijn door de buitenlanders: de grootste is wel de taal, maar ook de rest van wat bij een inburgeringproces hoort: cultuur, klimaat, etc. Ik denk dat bijna iedereen de eerste vier à vijf jaar door een soort woestijn gaat. Zich ontheemd en onthand voelt. Maar ik zie hoe het een aantal die langer blijven toch lukt om een bijdrage te leveren: een mooie en verfrissende inbreng in de Nederlandse kerk en samenleving. Pater Theo Vergeer sprak tijdens de laatste bijeenkomst KRL op 13 november jl. over buitenlandse religieuzen als ‘verspieders’, zoals die worden beschreven aan het begin van het boek Jozua. De eerste tien verspieders geven een negatief advies: het is te gevaarlijk om het land aan de overkant van de Jordaan in te nemen. De laatste twee echter zien kansen. Ze geven een positief advies aan Jozua die vervolgens met zijn manschappen het land binnen trekt. Ik zie vele redenen om niet te beginnen aan een proces van internationalisering. De bezwaren liggen voor de hand: taalproblemen, aanpassingsproblemen, niet alleen een cultuurkloof met de eigen medebroeders en –zusters maar ook een generatiekloof. U kent denk ik alle bedenkingen. Een belangrijke is natuurlijk ook de lastige toelatingsprocedure. Daarover horen we vanmiddag meer. Maar tijdens de bijeenkomsten KRL zie ik toch vooral die twee verspieders aan het werk, in de vorm van een team zeer enthousiaste en creatieve werkgroepleden. Ik ben elke keer weer onder de indruk van wat ze neer weten te zetten aan sfeer, hartelijkheid, spiritualiteit. Ik zie en voel dan wat hun bijdrage kan zijn in de Nederlandse kerk, samenleving en religieus leven en ook al is. Binnen de huidige context van globalisering, en de gelijktijdige beweging van nationalistisch verzet daartegen: ik denk aan de moeite die het ons in Nederland en alle andere landen kost om om te gaan met diversiteit; beschouw ik hen als verspieders van een beloofd land waarin we wel weten samen te leven ondanks de verschillen, waarin verschillen geen probleem zijn maar een verrijking. En degenen die hieraan werken zijn niet alleen de buitenlandse religieuzen, ook hun
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 5 van 16
Nederlandse medebroeders en zusters, die het proces van internationalisering aandurven. Het is per slot van rekening een gebeuren dat ingrijpt op het leven van alle betrokkenen. Reacties en vragen p. Bert Wooning vertelt dat tijdens de laatste OPR vergadering is gesproken over internationalisering. Daar bleek dat van de 25 aanwezige congregaties van priesterreligieuzen zo’n 50% absoluut niet denkt aan internationalisering. Ze vinden het onverantwoord of durven het niet aan. Ze zijn bezig met afbouw van hun eigen communiteiten. Een deel van de aanwezige congregaties heeft vanuit hun generaal bestuur een verzoek tot internationalisering gehad maar twijfelt hierover. Alleen de Spiritijnen en de paters SVD hebben tot op heden serieus werk gemaakt van internationalisering. Ongeveer 6 -7 congregaties willen hierover samen nadenken. Op 7 april 2011 zal hiervoor een bijeenkomst worden georganiseerd. Gerard Moorman zegt dat ook bij diverse zustercongregaties dezelfde pro’s en contra’s zijn besproken en er twijfels zijn. Hij geeft geen oordeel over het afhouden van internationalisering maar is wel dankbaar dat enkele Religieuze Instituten wel de moed hebben gehad om werk te maken van internationalisering. Ook wereldwijd spelen de vragen over internationale communiteiten. Tijdens het Sedos-seminar in 2008 is dit onderwerp besproken. Gevraagd wordt of de initiatieven vanuit de Nederlandse instituten moeten komen of dat de besluiten door de buitenlandse (generale) besturen worden opgelegd. Soms hebben generale besturen een beleid van internationalisering en verzoeken zij Nederlandse provincies om buitenlandse religieuzen op te nemen. Soms wordt ook wel enige druk uitgeoefend. Bij de Zusters Onder de Bogen is duidelijk sprake geweest van een groeiproces. Al 10 jaar geleden werd tijdens een Generaal Kapittel nagedacht over internationalisering. Deze gedachte heeft kunnen groeien en nu werken alle provincies er aan mee en is er sprake van een breed gedragen proces. Gerard Moorman merkt op dat er bijvoorbeeld in Kerala, India sprake is van een priesteroverschot en dat congregaties daar hun priesters de wereld in sturen. Father Udayakumar Malaka van de Heralds of the Good News bevestigt dit. Martin van Moorsel licht toe hoe de internationalisering bij de spiritijnen is ontstaan. In de Afrikaanse bisdommen die aan de Nederlandse spiritijnen waren toevertrouwd liep het aantal Nederlandse paters terug en kwamen er meer Afrikaanse paters bij waardoor er internationale communiteiten ontstonden. De vraag werd gesteld waarom dit wel in Afrika zou kunnen en niet in Nederland. Daarom is de Nederlandse provincie met een experiment begonnen, met als resultaat twee internationale communiteiten in Rotterdam en Eindhoven. Ook hier is echter sprake geweest van een lang proces. Voor de paters SVD geldt een soortgelijk verhaal. Tijdens een internationale bijeenkomst is een verklaring aangenomen, waarbij Europa als missionair terrein wordt gezien. Het generaal bestuur is mensen voor Europa gaan vragen en nu zijn er zo’n 80 buitenlandse missionarissen in Europa actief. In ons land zijn dit er nu vijf en de komende vijf jaar zullen er nog vijf bij komen.
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 6 van 16
Dienend Leiderschap en internationalisering Inleiding Frans Dokman Frans Dokman is medewerker van het Nijmeegs Instituut voor Missiewetenschappen en lid van de werkgroep IRI. Hij heeft veel ervaring op het gebied van interculturele dialoog en management. Hij doet hiernaar ook onderzoek. Als casus daarvoor gebruikt hij de Wereldraad van Kerken. Werkgroep IRI Hij licht kort nog even de werkzaamheden van de werkgroep IRI toe. De belangrijkste taken zijn kennisoverdracht en uitwisseling op het gebied van internationalisering. Dit vindt met name plaats in de vorm van platformdagen zoals deze. Het gaat daarbij om allerlei aspecten van internationalisering, zoals zaken waar internationale communiteiten en besturen tegen aanlopen. Bijvoorbeeld de interculturele dialoog en communicatie, maar ook kwesties rond de aanvragen van verblijfsvergunningen en alle contacten met IND en UWV. Daarnaast geeft de werkgroep gevraagd en ongevraagd adviezen aan het Bestuur KNR. Eén van de zaken waarover is gesproken binnen de werkgroep is een naamsverandering van ‘Konferentie Nederlandse Religieuzen’ tot Konferentie van Religieuzen in Nederland. Van deze naamswisseling zou een positief signaal uitgaan naar de buitenlanders. Nu zijn de Nederlandse missionarissen in het buitenland wel vertegenwoordigd, maar andersom de buitenlandse religieuzen in Nederland niet. Internationalisering zit in de genen van missie en zending. Bij internationalisering spelen diverse externe factoren een rol: de globalisering, het makkelijker worden van reizen, de groei van het gebruik van internet en een toename van internationale contacten. Intern heeft de internationalisering veel gevolgen: de onderlinge verhoudingen veranderen, buitenlandse religieuzen zijn te vinden van noviciaat tot generaal bestuur. Er ontstaan internationale communiteiten en er is sprake van internationale uitzendingen. Dienend leiderschap Het heersende concept van leiderschap is nog altijd gebaseerd op macht en hiërarchie. In de jaren ’70 introduceerde Greenleaf het concept van dienend leiderschap. Dit gaat uit van compassie voor anderen en voor jezelf als leider. Ieder mensen heeft een levenstaak. Dit is niet alleen wat je concreet doet maar ook een uitdaging aan je mens-zijn, bijvoorbeeld het leren omgaan met je karaktertrekken. Bij besluitvorming komen leiders voor diverse dilemma’s te staan: Regel of uitzondering Groep of individu Controle of inspiratie en ruimte geven Korte of lange termijn effecten Wachten op een impuls van de groep of zelf aanzet geven Leiden of dienen Frans Dokman verwijst naar diverse bijbelfragmenten. Ook Jezus was een dienend leider. Maar het gaat niet om dienen alleen, een dienend leider geeft ook visie en gaat voor de groep uit. Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 7 van 16
Sleutelwoorden zijn harmonie en compassie in interactie. Dienend leiderschap heeft te maken met denken vanuit de menselijkheid en humaniteit. Het is bewegen naar anderen en naar jezelf. Het heeft ook te maken met groepsprocessen. Er zijn twee verschillende benaderingen vanuit twee verschillende posities: radar en stuwkracht. De eerste benadering wordt wel radar genoemd en is een intuïtieve benadering: Luisteren naar wat gezegd wordt en vooral naar wat NIET gezegd wordt Het herkennen van mensen Het doorgronden van situaties Vooruitzien: het overzien van de consequenties van beslissingen Bij de tweede benadering ‘stuwkracht’ gaat het over een actieve benadering: Visie vormen Stimuleren van gemeenschapszin Bouwen aan relaties Werken aan harmonie Maar ook dienend leiderschap is niet perfect. We zullen leiderschap nooit als volmaakt ervaren omdat we zelf niet volmaakt zijn. Dienend leiderschap in internationale gemeenschappen In de internationale communiteiten is sprake van grote culturele verschillen, maar er is ook sprake van een gemeenschappelijke spiritualiteit: we zijn allemaal verbonden met God. Er is echter wel een verschil in beleving van spiritualiteit. Uitwisseling van culturele verschillen wordt als risico gezien, maar kan ook als motor dienen. Leiders krijgen te maken met culturele verschillen in denken over macht en gezag, in tijd en in taal. In internationale communiteiten is er een grote rol weggelegd voor het leiderschap. Het leiden van een internationale communiteit is moeilijker dan het leiden vanuit een generaal bestuur. Juist in het dagelijks leven komen de problemen voor en minder op beleidsniveau. Er moet dan ook een ontwikkeling zijn van communiteit naar bestuur.Maar ook op het niveau van dagelijks leven is het mogelijk om over culturele verschillen heen te stappen, bijvoorbeeld bij het spreken over spiritualiteit. Reacties Voorafgaand aan de inleiding van Frans Dokman hebben de deelnemers in kleine groepjes gesproken over vragen over leiderschap. De reacties worden hier kort besproken. Er is onder meer gevraagd naar wie je in het verleden als goede leiders hebt ervaren. Dit heeft vaak invloed op je eigen functioneren als leider of omgaan met leiderschap in het huidige leven. Ook je plaats in het gezin kan daarbij van invloed zijn. Wie in zijn/haar jeugd veel ruimte heeft gekregen om zijn/haar eigen weg te zoeken, zal nu anderen ook vaak die ruimte gunnen en vooral meelopen met anderen, waarbij wel een verantwoordelijkheid wordt gevoeld. Dit wordt vaak als positief ervaren, maar het is soms ook moeilijk.
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 8 van 16
Een ander voorbeeld dat wordt genoemd is dat personen die in het verleden niet direct als leider werden gezien, door hun opstelling en houding later wel als zodanig werden ervaren, ijvoorbeeld ouders of bepaalde personen binnen een congregatie. Er wordt ook nog kort ingegaan op het omgaan met de verschillen binnen internationale communiteiten. Aangevuld wordt dat het niet alleen belangrijk is goed te luisteren maar ook om goed te kijken om te zien wat er niet goed loopt. Nederlander zijn vaak erg direct, ook in het uitspreken van irritaties. De meeste buitenlanders doen dat niet. Het is echter wel van belang dat irritaties tijdig uitgesproken worden. Structurele gesprekken om over dit soort zaken te spreken zijn dan ook belangrijk. Het is noodzakelijk in gesprek te blijven en zaken te benoemen. Frans Dokman verwijst daarbij ook naar de Wereldraad van Kerken waar een Afrikaanse Secretaris Generaal werd benoemd. Hij ging bij de besluitvormingsprocessen uit van het Afrikaanse Ubuntuconcept, wat veel wrevel wekte bij de Europese leden. Sommige verschillen leer je echter nooit begrijpen en dat zul je moeten accepteren. Er is ook een verschil tussen mannen en vrouwen in het omgaan met culturele verschillen. Concluderend kan worden gesteld dat een internationale communiteit vraagt om openheid, eerlijkheid en geduld, waarbij het belangrijk is niet altijd vast te blijven houden aan een eigen mening. Hiermee wordt dit deel van de bijeenkomst afgesloten. Door tijdgebrek kon Frans Dokman niet op alle aspecten ingaan.
Proeftuin Religieus Verblijf In de middag stond de proeftuin Religieus Verblijf op de agenda. Religieuze Instituten met internationale communiteiten hebben ook te maken met de aanvragen voor verblijfsvergunningen voor hun buitenlandse leden. Er staat een wijziging van de wetgeving op dit gebied aan te komen: Modern Migratiebeleid. Als voorbereiding hierop is bij de IND o.a. de proeftuin Religieus Verblijf gestart. Diverse religieuze instituten en ander religieuze organisaties die te maken hebben met het aanvragen van verblijfsvergunningen doen hier aan mee. De proeftuin is bedoeld om de mogelijke problemen bij de aanvragen helder te krijgen, die specifiek zijn voor de verblijfstitel ‘religieus verblijf’. Deze middag zijn mw. Veneman en mw. Theissen van de IND en mw. Van Amersfoort van het UWV Werkwerkbedrijf uitgenodigd om hun ervaringen met de proeftuin toe te lichten en vragen te beantwoorden. IND Allereerst presenteert mw. Veneman de voorlopige bevindingen van de IND in de proeftuin. De proeftuin vindt plaats in drie fasen. Op 9 april was er een startbijeenkomst voor alle religieuze organisaties die deelnemen aan de proeftuin. In de eerste fase, die liep van april tot augustus 2010, volgde een verdere kennismaking met de religieuze organisaties die optreden als referent. Veel aanvragen kwamen nog niet via het speciale aanvraagformulier bij de IND binnen waardoor ook niet alle benodigde papieren etc. bijgevoegd waren of vragen juist waren ingevuld. Ook waren er nog maar weinig (proef)aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen (TWV) toegevoegd. In deze fase zijn er speciale, gecombineerde aanvraagformulieren ontwikkeld voor zowel de aanvraag voor verblijf als voor een proefaanvraag voor tewerkstellingsvergunningen. Deelnemers van de proeftuin worden periodiek op de hoogte gehouden door de IND middels een Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 9 van 16
nieuwsbrief.. Daarnaast zijn er zowel binnen de IND als bij de religieuze organisaties vaste contactpersonen, waardoor er sprake is van expertise opbouw. Ook is er een referentendatabase opgezet, waardoor instituten die vaker een aanvraag doen voor een van hun leden, niet steeds alle papieren over hun referentschap opnieuw op hoeven te sturen. De tweede fase loopt van september tot december. De derde fase zal lopen tot de invoering van de wet Modern Migratiebeleid. Maar de invoering van de wet Modern Migratiebeleid is voor onbepaalde tijd uitgesteld. In de tweede fase is de samenwerking met de religieuze instituten / organisaties geïntensiveerd en is er een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd. De uitslag hiervan komt in januari 2011. In deze fase bleken de aanvragen vaak wel goed ingevuld en zijn er meer (proef) aanvragen voor de twv gedaan. Ongeveer 10 religieuze instituten hebben een of meerdere aanvragen via de proeftuin gedaan. Verschillen huidige beleid en Modern Migratiebeleid (MoMi) Een belangrijk verschil in wetgeving nu en bij MoMi is de verblijfstitel. Nu wordt er onderscheid gemaakt tussen geestelijk bedienaar/godsdienstleraar (B5 met arbeid) en verblijf op religieuze levensbeschouwelijke gronden (B19 geen arbeid). In MoMi vallen alle aanvragen onder kolom arbeid regulier. Dat betekent dat er in principe ook een tewerkstellingsvergunning vereist is bij het UWV. Gestreefd wordt om voor religieuzen en geestelijke bedienaren een voorwaardenpakket te realiseren dat meer aansluit op de praktijk van de religieuze organisaties. Om meer ervaring op te kunnen doen wordt derhalve van de religieuze organisaties verwacht dat zij in de proeftuin bij de aanvraag voor verblijf eveneens een aanvraag voor een TWV indienen. Deze TWV-aanvragen zullen voor advies dus doorgestuurd worden naar het UWV. Voorafgaand aan deze bijeenkomst konden de deelnemers al vragen voorleggen aan de IND. Deze worden hier besproken: Kan een congregatie of orde zelf bepalen wie als referent optreedt voor een buitenlandse religieus? Een congregatie kan dat zelf bepalen. De IND wil wel weten wie het aanspreekpunt is. De referent is de organisatie/ persoon die belang heeft bij de komst van de buitenlandse religieus. Vaak is dat de werkgever, maar dit kan per situatie beoordeeld worden. Als een religieus van een buitenlandse congregatie op uitnodiging van een Nederlandse bisschop naar Nederland komt, is het vaak lastig te bepalen wie de referent moet zijn. Vanwege diverse eisen voor het referentschap dient de referent in ieder geval in Nederland te zijn gevestigd. In de bovengemelde situatie is met het bisdom afgesproken dat deze voor een aantal jaren als referent optreedt voor de buitenlandse religieuzen die in Nederland verblijven om hier een communiteit op te richten, Echter dit soort situaties blijven een grijs gebied, waarbij overleg noodzakelijk is. Hoe zit het met de WML-toets (Wet Minimumloon)? De toetsing van het middelenvereiste wordt door de IND gekoppeld aan de beoordeling van het UWV in verband met de WML-toets voor de TWV. Omdat in de toekomst alle religieuzen twvplichtig zijn is deze toets voor het verblijf ook een voorwaarde. In de pilot wordt bekeken hoe dit nader kan worden ingevuld. Het is een zelfstandige voorwaarde, waarbij wordt bekeken wat het UWV beslist, de beslissing van het UWV wordt dan vervolgens door de IND opgevolgd.
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 10 van 16
Inburgeringscursus: voor wie en welk traject? Iedereen die naar buiten treedt met een geestelijke boodschap is verplicht een inburgeringscursus te volgen. Voor godsdientsleraren en voorgangers is dit duidelijk, maar voor veel religieuzen is het onduidelijk of zij ook aan deze verplichting moeten voldoen. Volgens de Wet inburgering hebben kloosterlingen deze verplichting niet. Maar de IND heeft een ruimere invulling van het begrip geestelijk bedienaar, omdat volgens de wet Modern Migratiebeleid ook kloosterlingen voor wat betreft hun aanvraag voor verblijf onder deze categorie wordt geschaard. Echter voor kloosterlingen die niet naar buiten treden met een religieuze boodschap geldt op grond van de Wet Inburgering niet dat zij verplicht zijn een inburgeringscursus te volgen. Derhalve hoeven zij niet aan deze voorwaarde te voldoen bij de aanvraagprocedure voor verblijf. Hier is ook weer sprake van een grijs gebied. In de zaal wordt aan de IND gevraagd of kloosterlingen zo’n inburgeringscursus die voor geestelijke bedienaren verplicht zijn, vrijwillig mogen volgen? Als je niet verplicht bent tot een inburgeringscursus is het ook niet mogelijk om die via de de gemeente te volgen. De referent heeft een zorgplicht t.a.v. de verplichte inburgeringscursus. Indien de buitenlandse religieus deze verplicht moet volgen, moet de referent er op toezien dat dit ook gebeurd. Volstaat de Pius Almanak of een verklaring van de KNR of het overleggen van het uittreksel van de Nederlands Rooms Katholieke Kerkprovincie uit het Handelsregister om hun rechtspersoonlijkheid te kunnen aantonen, indien inschrijving bij kvk niet verplicht is? Voor religieuze instituten geldt geen verplichte inschrijving bij de Kamer van Koophandel, dus deze kan de referent ook niet altijd aantonen. De IND neemt echter ook genoegen met een verklaring van de KNR, die ook vaak gebruikt worden bij banken inzake de Wet Identificatie bij financiele dienstverlening Ook bijvoorbeeld een oprichtingsakte, een vermogensrechtelijk reglement of de constituties kunnen voldoen. Hoe zit het met de aard van het verblijfsrecht onder MoMi (tijdelijk vs. niet-tijdelijk). Wat is de duur van het verblijfrecht? Onder MoMi vallen alle buitenlandse religieuzen onder geestelijk bedienaar en gaat het om arbeid in loondienst. Dit is niet tijdelijk van aard. Bij een kloosterling is er geen sprake van een arbeidscontract, wel zullen de taken moeten worden beschreven en de duur ervan. De duur van de verblijfsvergunning zal worden gekoppeld aan de duur van de TWV. Een TWV wordt op grond van de Wet arbeid vreemdelingen voor maximaal drie jaar verleend. Voor de wet Momi zou dit betekenen dat kloosterlingen in eerste instantie een verblijfsvergunning krijgen voor drie jaar. Om voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in aanmerking te komen, dient een religieus aaneengesloten 5 jaar in Nederland te verblijven. In de praktijk komt er derhalve op neer dat religieuzen tweemaal hun verblijfsvergunning moeten verlengen alvorens zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, namelijk verlenging na de eerste drie jaren, vervolgens een verlening voor onbepaalde tijd na 5 jaar. Is het mogelijk om na verloop van tijd de verblijfsstatus te veranderen van kloosterling naar geestelijk bedienaar, zo ja na hoeveel tijd is dat mogelijk? Straks valt iedereen onder geestelijk bedienaar. Een referent moet wel melding maken van een wijziging in de situatie en werkzaamheden aan de IND. Er zal dan een eventuele toetsing bij het
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 11 van 16
UWV volgen t.a.v. de tewerkstellingsvergunning en een toetsing voor wat betreft de inburgeringsvereiste voor geestelijk bedienaren. In hoeverre heeft het nieuwe kabinet met gedoogde steun van PVV nog invloed op de invoering van het nieuwe modern migratiebeleid? Het beleid ligt nu vast, de wet is aangenomen. Maar het huidige kabinet is vrij om dit beleid weer aan te passen. Hoe luidt onder MoMi de arbeidsmarktaantekening? Dit is arbeid in loondienst en hiervoor is een twv vereist. UWV Werkbedrijf Mw. van Amersfoort is uitgenodigd om namens het UWV te spreken over de ontwikkelingen binnen de proeftuin Religieus Verblijf. Dit is de enige proeftuin waarbij ook het UWV betrokken is, omdat straks voor alle religieuzen een tewerkstellingsvergunning vereist is. Deze moet door het UWV worden verstrekt en getoetst aan de Wet Arbeid Vreemdelingen (wav). Onder een werkgever wordt verstaan: ‘iedereen die iets laat doen door iemand’. Kortom de Wav geeft een ruime definitie voor werkgever. De werkgever vraagt de vergunning aan. Voor geestelijke bedienaren geldt dat een TWV nu al nodig is. Onder MoMi zullen echter alle buitenlandse religieuzen, dus ook kloosterlingen hier onder vallen. In de pilot zijn nu twee groepen te onderscheiden. Degenen voor wie nu al een twv verplicht is en degenen voor wie dat nu nog niet geldt, maar straks onder MoMi wel. De huidige twv wordt getoetst op: - Geestelijke, godsdienstige of levensbeschouwelijke functie - Specifieke opleiding, kennis of ervaring vereist - Functie is van wezenlijk belang voor de eredienst of het functioneren - Geen toets aan de arbeidsmarkt - Wel toets aan loon. Er wordt hierbij pragmatisch omgegaan met de gelofte van armoede en de garantstelling voor onderhoud. Voor degenen die nu nog niet twv-plichtig zijn zal in deze pilot een goede regeling gezocht moeten worden. Daarom zijn nu de proefaanvragen ontwikkeld. Er zijn nog vragen over: Inhoud functie, taken, lokatie waar werkzaamheden worden verricht, de functievereisten en de beloning: (loon, onbezoldigd, giften, gelofte van armoede). Op deze manier probeert het UWV een beeld te krijgen van de praktijk en nieuw beleid hierop te ontwikkelen. UWV gebruikt informatie uit (proef)aanvragen TWV om samen met het ministerie van SZW nieuwe regelgeving op te stellen. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn: - In welke gevallen afgezien kan worden van de toets aan het WML - Wanneer voor andere functies dan geestelijk bedienaren kan worden afgezien van de arbeidsmarkttoets - Het moet dan wel gaan om werkzaamheden van bijkomende aard en deze zijn noodzakelijk om de doelstelling van de religieuze organisatie te verwezenlijken
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 12 van 16
Er zijn tot nu toe 14 echte proefaanvragen geweest. Vanwege het uitstel van Modern Migratiebeleid is ook de aanpassing bij UWV uitgesteld, dus er zullen er wellicht nog meer volgen. Het is moeilijk om goede criteria te vinden waar het gaat om de verhouding tussen werk binnen de organisatie / klooster en naar buiten treden. De hoofdregel is en blijft dat een twv voor maximaal drie jaar wordt afgegeven. Aanvulling Janneke Doe, juridisch stafmedewerker van de KNR Dhr. Reurs van Everaert advocaten is verhinderd. Janneke Doe van de KNR geeft daarom een korte aanvulling vanuit de kant van de aanvragers. Er nemen 24 Religieuze Instituten deel aan de proeftuin. Zeven daarvan hebben daadwerkelijke aanvragen bij de IND ingediend via Bureau Everaert advocaten. (6 verlengingsaanvragen en 7 aanvragen met MVV). Daarnaast zijn er ook enkele zelfstandige aanvragen geweest in of buiten de proeftuin. J. Doe benadrukt nogmaals het belang van de proeftuin: er is een uniforme manier van indienen, wat makkelijk is voor de IND en efficiënter is, knelpunten kunnen beter worden geïnventariseerd en zo kan er beter beleid worden gemaakt. Er is nog een aantal knelpunten, maar enkele zaken zijn deze middag al iets verduidelijkt, - referentschap: het gaat hierbij n.m. om degene die daadwerkelijk belang heeft bij de komst van de buitenlandse religieus en degene die ook verantwoordelijk is. Binnen het kerkelijk recht en de constituties is dit vaak duidelijk geregeld. De instituten hebben een zorgplicht naar hun leden en zijn verantwoordelijk voor hun leden. - Registratie als rechtspersoon: hiervoor is een vermogensrechtelijke verklaring of kopie van de constituties, of een verklaring van de KNR dus voldoende. - Middelenvereiste: hierover bestaat nog onduidelijkheid: met name over welke stukken overlegd dienen te worden om aan te tonen dat voldaan wordt aan het middelenvereiste. Religieuze Instituten hebben een collectieve zorgplicht volgens het kerkelijk recht, zij kunnen derhalve niet een opgave doen van de individuele verstrekkingen en vergoedingen die zij aan de buitenlandse religieus geven. - Tewerkstellingsvergunning: Ook hierover blijken nog veel onduidelijkheden te zijn, met name over de voorwaarden waaraan religieuzen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een Tewerkstellingsvergunning. Het is goed om hierover overleg te hebben met het UWV Werkbedrijf en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
-
-
Een aantal knelpunten is al opgelost: De solvabiliteitsvereiste: zoals al gezegd hebben de RI’s een zorgplicht. Er is nu een model solvabiliteitsverklaring opgesteld die de bank kan afgeven. Hierdoor is een jaarrekening of accountantsverklaring niet meer nodig; Er is nu één verklaring voor: gelofte van armoede; beschrijving feitelijke activiteiten buitenlandse religieus; belang van verblijf buitenlandse religieus; wijze van voorziening levensonderhoud buitenlandse religieus.
Vragen en reacties
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 13 van 16
Onder welke categorie vallen jonge mensen die voor studie naar ons land komen? Studie kan ook een verblijfstitel zijn, dan is een twv niet nodig. Opgemerkt wordt dat buitenlandse religieuzen minstens een jaar nodig hebben om de taal goed te leren voordat zij verdere taken kunnen vervullen. Is er dan ook al een twv nodig? Voor een verblijfsvergunning Religieus Verblijf is ook een twv nodig. Als het hoofddoel niet studie is, maar het verblijf bij de religieuze organisatie is een twv nodig. In aanvulling hierop wordt gevraagd of het mogelijk is om een clausule op te nemen voor een proefjaar waarin de religieus kan kennismaken en kan aarden. Dit is echter niet mogelijk voor een jaar. Wel zou iemand een visum voor kort verblijf kunnen aanvragen (3 maanden). Hij / zij mag dan geen werk verrichten. Ook bij visumaanvragen wordt echter vaak om het doel van het verblijf gevraagd. Zou zoiets gezien kunnen worden als maatschappelijke stage? Voor een stage is een stagevergunning nodig en pas dan zal een visum afgegeven kunnen worden. Het UWV zal dit wel in de pilot mee kunnen nemen. Het aanvragen van een visum voor kort verblijf gaat via de gemeente. Bij verblijf langer dan 3 maanden loopt het via de IND. Bij het verstrekken van een visum wordt ook gekeken naar het vestigingsgevaar. Kan familiebezoek ook een mogelijke reden tot verblijf zijn? Bij het afgeven van een visum is het doel open. Familiebezoek kan, maar medereligieuzen wordt wettelijk niet gezien als familie. Gevraagd wordt na hoeveel tijdelijke verblijfsvergunningen er een aanvraag voor onbepaalde tijd gedaan kan worden? Onder MoMI kan na 5 jaar een aanvraag voor onbepaalde tijd worden gedaan mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, waaronder een aaneengesloten verblijf van vijf jaar, een inburgeringscursus etc. Voor welke termijnen worden verblijfsvergunningen afgegeven? Bestuursleden worden vaak voor een periode van vier jaar aangesteld. Een twv wordt voor drie jaar afgegeven, dat zal dan ook gelden voor de eerste verblijfsvergunning. De verblijfsvergunning komt echter wel in aanmerking voor verlenging. Voor verlenging van de verblijfsvergunning is in dat geval is er geen twv meer nodig. De inburgeringsplicht geldt nu niet voor kloosterlingen, maar hoe zit het als straks iedereen geestelijk bedienaar is? Dan zal een uitzondering worden gemaakt voor iedereen die niet naar buiten treedt met een geestelijke boodschap. Er zal dan worden gekeken of iemand een vrijstelling van de inburgeringsplicht kan krijgen. Aangevuld wordt dat Kontakt der Kontinenten in Soesterberg goede cursussen heeft. Hoe zit het met buitenlandse religieuzen van congregaties die actief zijn binnen onderwijs of ziekenzorg? Worden zij hier gezien als geestelijk bedienaar of bijvoorbeeld als verpleger? Zij zullen op de titel geestelijk bedienaar binnenkomen. Er is echter ook een onderscheid of zij werken in een algemeen ziekenhuis of activiteiten verrichten in de zorg voor medebroeders of –
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 14 van 16
zusters. Het is belangrijk te bepalen wat de hoofdactiviteit is voor de werkvergunning. Er zal ook een arbeidstoets nodig zijn, indien de kloosterling zorg verleend in een algemeen ziekenhuis. De vraag is ook wie de referent is als een religieus in loondienst gaat werken in een algemeen ziekenhuis. Hoe kan een RI de werkgever zijn als er geen loon wordt betaald, bijvoorbeeld voor een religieus die bestuurswerk voor de congregatie doet. Dit zal per geval getoetst worden. Gekeken wordt of het niet mogelijk is dat Nederlandse mensen dit werk kunnen doen en hoe het zit met de beloning. Bij sommige congregaties worden internationale communiteiten belangrijk geacht voor de spiritualiteit. Niet het werk dat iemand ergens doet is belangrijk maar het leven in een internationale communiteit. Het gaat niet om het doen maar om het zijn. Het UWV heeft nog geen duidelijke antwoorden op dit soort vragen. Deze zullen meegenomen worden naar het ministerie. Bij het aanvragen van een verlenging moeten steeds opnieuw leges betaald worden. Soms moet dit elk jaar opnieuw aangevraagd worden. Dit is erg duur voor sommige congregaties. De kosten zijn wettelijk bepaald en bedragen € 288 bij een jaarlijkse verlenging. Onder MoMi zal de termijn langer zijn en wordt het dus goedkoper. De TWV aanvraag is gratis. Wanneer gaat MoMi in werking? Dit is nog niet duidelijk. Uiterlijk drie maanden van te voren zullen betrokkenen worden geïnformeerd. Fer van de Reijken van de Franciscanen nodigt de IND uit om eens een paar dagen mee te leven met religieuzen om een beter beeld te kijken van het leven van religieuzen. Mw. Theissen van de IND beaamt dat het goed is om kennis te maken met elkaar en elkaar te bezoeken. Ze dankt hem voor het aanbod. Afsluiting. Zr. Mary Ringnalda bedankt alle spreekster voor de toelichting en wenst alle aanwezigen een veilige thuisreis.
Platformdag IRI 2 december 2010
Pagina 15 van 16