1 Checklist kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong (groep 1 en 2). De volgende kenmerken die betrekking hebben op de algemene ontwikkeling kunnen wijzen op een ontwikkelingsvoorsprong.
mondelinge taalvaardigheid goede zinsopbouw gebruikt samengestelde zinnen grote woordenschat; gevarieerd taalgebruik vermogen om verbaal duidelijk te maken wat ze willen en wat er in hen omgaat letterlijk opvatten van wat gezegd wordt (bijv. “Jij mag….”; invullen als vrije keuze) spelen met woorden in staat tot gespreksvoering intense betrokkenheid intens met dingen bezig zijn grote opmerkzaamheid behoefte aan uitdaging over veel energie beschikken doorgaan) kan leiden tot slaapproblemen soms extreem behulpzaam rechtvaardigheidsgevoel hypergevoeligheid kritische instelling diep denken in staat om over abstracte zaken te denken nadenken over levensbeschouwelijke zaken empathisch vermogen sterk inleven in de situatie van de ander vermogen tot het generaliseren van situaties; kan leiden tot angst kennishonger zeer brede belangstelling; ontdekkingsdrang onophoudelijk ‘hoe- en waarom-vragen’ grote parate kennis logisch denken problemen analyseren leggen van verbanden; sterk associatief snelle informatieverwerking; snel van begrip creërend vermogen komen tot bijzondere oplossingen bedenken van plannen plezier in het doen van moeilijke dingen fantasie fantasierijk taakgerichtheid en concentratie vooral bij zelfgekozen activiteiten neiging tot perfectionisme groot doorzettingsvermogen aanpassingsvermogen groot aanpassingsvermogen aan de groep; wijst op ontwikkelingsvoorsprong op sociaal-emotioneel gebied interesse in cijfers en letters deze interesse komt uit het kind zelf leert zichzelf lezen en rekenen sterk geheugen terugkomen op eerder gemaakte uitspraken of beloften terugverwijzen naar eerdere leersituaties humor heel eigen gevoel voor humor zelfstandigheid drang om zelf dingen te doen
2
leidersfiguur bij spel
Voor een nauwkeurige signalering zijn de volgende informatiebronnen van belang : 1. informatie van de ouders en/of de peuterspeelzaal; zie hiervoor de vragenlijst bij de aanmelding (deze wordt bewaard in het leerlingendossier) 2. observaties van de leerkracht in de eerste twee maanden die genoteerd worden in de Groepsmap; in deze periode vertoont een kind met een ontwikkelingsvoorsprong nog (bijna) geen aanpassingsgedrag, maar laat het zien wat het kan. We hanteren de volgende richtlijn: een voorsprong van een half jaar zien we als meerbegaafd en een voorsprong van een heel jaar als (vermoedelijk) hoogbegaafd. 3. gegevens die verkregen worden m.b.v. het observatie-instrument “KIJK!” 4. specifieke didactische informatie die verkregen wordt door het afnemen van kleutertoetsen uit het leerlingvolgsysteem 5. kindgesprek(ken)
3
Checklist hoogbegaafde kinderen (groep 3 t/m 8) In deze lijst van kenmerken maken we onderscheid tussen persoonskenmerken en leereigenschappen. De volgende persoonskenmerken die betrekking hebben op de algemene ontwikkeling kunnen wijzen op hoogbegaafdheid.
snel van begrip snelle informatieverwerking hoog leertempo weinig behoefte aan herhaling wendbaarheid van kennis (transfer) goede (mondelinge) taalvaardigheid goede zinsopbouw gebruikt samengestelde zinnen grote woordenschat; gevarieerd taalgebruik vermogen om verbaal duidelijk te maken wat ze willen en wat er in hen omgaat letterlijk opvatten van wat gezegd wordt (bijv. “Jij mag….”; invullen als vrije keuze) spelen met woorden in staat tot gespreksvoering intense betrokkenheid intens met dingen bezig zijn grote opmerkzaamheid behoefte aan uitdaging over veel energie beschikken (doorgaan) kan leiden tot slaapproblemen soms extreem behulpzaam rechtvaardigheidsgevoel hypergevoeligheid kritische instelling diep denken in staat om over abstracte zaken te denken nadenken over levensbeschouwelijke zaken; “geestelijk vroegrijp” intuïtief denken originaliteit antwoorden op intuïtie empathisch vermogen sterk inleven in de situatie van de ander vermogen tot het generaliseren van situaties; kan leiden tot angst kennishonger zeer brede belangstelling; ontdekkingsdrang spontaan leren onophoudelijk ‘hoe- en waarom-vragen’ grote parate kennis belangstelling voor vrije opdrachten (werkstukken, spreekbeurten, presentaties, vrije opdrachten bij de zaakvakken) logisch denken problemen analyseren; groot analytisch inzicht leggen van verbanden; sterk associatief creërend vermogen groot probleemoplossend vermogen (komen tot bijzondere oplossingen) zowel op cognitief als sociaal gebied; originaliteit bedenken van plannen; creativiteit plezier in het doen van moeilijke dingen; breinbrekers fantasie fantasierijk taakgerichtheid en concentratie vooral bij zelfgekozen activiteiten
4
neiging tot perfectionisme groot doorzettingsvermogen; kan werken met uitgestelde doelen aanpassingsvermogen groot aanpassingsvermogen aan de groep op cognitief gebied; gevaar van onderpresteren aanpassingsvermogen op sociaal-emotioneel gebied behoefte aan contact met volwassenen sterk geheugen terugkomen op eerder gemaakte uitspraken of beloften terugverwijzen naar eerdere leersituaties opm. : betekent niet dat een hoogbegaafd kind goed kan of wil automatiseren humor heel eigen gevoel voor humor zelfstandigheid drang om zelf dingen te doen; zelfstandig leren leidersfiguur bij spel
De volgende leereigenschappen treffen we aan bij hoogbegaafde kinderen : kunnen in grote leerstappen naar het einddoel werken hebben een hekel aan herhaling hebben genoeg aan een beperkte hoeveelheid oefenstof hebben ruimte nodig voor de presentatie van hun eigen mening/visie kunnen goed werken met opdrachten waarbij meerdere antwoorden mogelijk zijn divergente denkers met een voorkeur voor ‘onderdompelend’ leren kunnen goed met open opdrachten en vragen werken zijn in staat om grotere verbanden te zien en kunnen daarom goed vakoverstijgend werken zijn sterk analytisch ingesteld hebben een groot probleemoplossend vermogen Voor een nauwkeurige signalering zijn de volgende informatiebronnen van belang : 6. informatie van de ouders over het kind in de thuissituatie 7. goede observatie door de leerkracht 8. specifieke didactische informatie die verkregen wordt door afname van toetsen en diagnostisch onderzoek 9. kindgesprek(ken) 10. ZIEN
Checklist signalen van onderpresteren (deze komen veel voor bij (hoog)begaafden) o o o o o o o o o o o o o
o o
Hoofdpijn, buikpijn, misselijk, eczeem (vaker bij meisjes) Tics (uiting van de spanningen die het op school heeft) Expressief of agressief gedrag thuis of op school (vaker bij jongetjes) Onaangepast gedrag Aandacht vragen door druk zijn (vaker jongens) of terugtrekken (vaker meisjes) Dagdromen (frequent bij meisjes als gevolg van te saai leeraanbod) Ontwikkelingsstagnatie, of zelfs regressie. Wordt onzelfstandig en vertoont afhankelijk gedrag Wordt juist als te zelfstandig en te eenzelvig bestempeld. Op school eenvoudiger tekenen en knutselen dan thuis, zelfs van tekenen weer terug naar krassen of tekent werk van andere leerlingen na om erbij te horen. Probeert middelmatig te presteren omdat dat van haar/hem verwacht wordt. Voert niets meer uit en lijkt een zwakke leerling Indien in een taak zowel optelsommen als aftreksommen staan, gaat het kind op de automatische piloot werken door gebrek aan motivatie bij het maken van b.v. het te gemakkelijk rekenwerk. Na het optellen gaat het dan gewoon door met optellen terwijl er aftreksommen staan, en visa versa. Ook dit zijn slordigheidfouten door gebrek aan concentratie. Perfectionisme/faalangst Heeft veel aansporing nodig om door te werken
5 o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
Negatieve aandacht vragen door expres fouten te maken Algemene gedragsproblemen De leerling heeft kennis die nog niet in de groep behandeld is Bij meer ingewikkelde vragen geeft de leerling het goede antwoord Interesse in moeilijkere onderwerpen (bloeit even op) Steeds minder goede resultaten LVS Opvallend wisselende resultaten op school Opvallend laag werktempo Afnemend of volledig initiatief verlies op allerlei gebied Kan niet plannen Maakt toetsen niet of maar gedeeltelijk (ernstig onderpresteren) Is op school een ander kind dan thuis Interesses doven uit (kind geeft het wachten op) Motivatie gaat stuk (kind haakt volledig af) Wil niet meer naar school Is slecht of niet meer te motiveren Verlies van spontaniteit Verlies van zelfvertrouwen Verlies van interesse voor schoolse zaken in het algemeen Terugtrekken en isolement Depressieve gevoelens Gedachten aan doodgaan
Onderpresteren Onderpresteren ontstaat niet opeens. Er is altijd een reden voor waarom een leerling niet daadwerkelijk laat zien wat hij of zij kan. Het achterhalen van de oorzaak is een eerste stap om een leerling weer op zijn of haar eigen niveau te laten presteren. Enkele oorzaken van onderpresteren kunnen zijn: -
Het niet onderkennen van hoogbegaafdheid Helaas gebeurt het nog steeds dat ouders en / of leerkrachten hoogbegaafdheid niet meteen onderkennen. Uit onwetendheid wordt er onvoldoende rekening gehouden met de behoeften van eigen keuzes en andere interesses van de hoogbegaafde leerling. De creativiteit die de leerling, wordt niet altijd gewaardeerd. De omgeving verwacht van de leerling dat deze goed presteert m.b.t. het algemene leerstofaanbod. De verveling kan dan wel eens toeslaan, wat een daling van de motivatie bij de leerling tot gevolg heeft.
-
Problemen in de thuissituatie Kinderen die o.a. te maken krijgen met een echtscheiding van ouders zijn vaak kwetsbaarder dan andere kinderen. Bij hoogbegaafde kinderen zie je vaker dat zij extra sensitief met dit soort ervaringen omgaan. De spanningen en gevolgen die een echtscheiding te weeg brengen kunnen een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van een kind.
-
Hoogbegaafde leerlingen met leerproblemen Ook hoogbegaafde leerlingen kunnen te maken krijgen met leerproblemen. Bijvoorbeeld kan een hoogbegaafde leerling ook dyslectisch zijn. Dit kan leiden tot de nodige frustraties bij de hoogbegaafde leerling zelf. Een kind weet dat het slim is, maar toch heeft het moeite met dingen die de meeste andere kinderen in de klas zonder moeite wel lukken. Ook kan een dergelijk leerprobleem een hoogbegaafde leerling in de weg staan om daadwerkelijk aan verrijkingsstof toe te komen. Daarnaast is er ook vaak nog het probleem dat een leerstoornis bij hoogbegaafde leerlingen niet herkend wordt.
6 -
Verwachtingspatronen van de omgeving Het gebeurt helaas nog vaak dat de omgeving een lagere verwachting heeft van meisjes dan van jongens, maar ook van allochtone leerlingen t.o.v. autochtone leerlingen. Het is dan ook goed mogelijk dat meisjes en allochtone leerlingen minder gestimuleerd worden om goed te presteren. Het niet onderkennen van hun mogelijkheden kan leiden tot demotivatie.
-
Selectieve luisterhouding De instructie van leerkrachten bestaat vaak uit drie delen. 1 is het ophalen van de kennis, 2 is het uitleggen en de 3de stap is het samenvatten. Veel hoogbegaafde leerlingen luisteren alleen maar in fase 1 naar de leerkracht en denken dan: “O, dat weet ik al”, om vervolgens verder niet te luisteren en ook niet te horen welke nieuwe informatie de leerkracht aanbiedt in fase 2. -
Aanpassingsgedrag van de hoogbegaafde leerling Mensen hebben een drang om ergens bij te horen en om opgenomen te worden in een groep. Ook hoogbegaafde leerlingen willen graag bij de groep horen. Een hoogbegaafd kind kiest er vaak voor om niet op te vallen, dit betekent dan ook dat het kind niet wil opvallen door goed te presteren.
Onderpresteerders geven wel degelijk signalen af. Het is aan de leerkracht om deze signalen te signaleren en om er mee aan het werk te gaan. De signalen die kinderen afgeven kunnen positief, maar ook negatief zijn. Positief
Opvallende interesse Veel kennis Sterke gevoelsmensen Ontdekkingsdrang en creativiteit Eigen keuzes
Negatief Neerwaartse lijn in prestaties Onnodige fouten Niet maken van huiswerk Hekel aan automatiseren Faalangst / perfectionisme Verzet tegen autoriteit Slechte concentratie Verantwoordelijkheid extern neerleggen