.I DE VERHOUDING WERKGEVER-WERKNEMER IN DE SPORT
Johan SWINNEN
Inleiding 1. Men hoeft geen revolutie der geesten te verwekken om de overtuiging te doen ingang vinden dat de beoefening van de sport een markante evolutie doormaakt ; bijzonder opvallend is inderdaad de commercialisatie van sommige sporttakken die, .komende van het romantisch amateurisme, sinds enkele jaren onbetwistbaar de weg van het professionalisme zijn ingeslagen. Het is minder direkt duidelijk dat het fenomeen van de beroepssport verhoudingen in het Ieven roept, die arbeidsrechterlijke implikaties met zich brengen. Doch deze verhoudingen worden nog altijd benaderd en geregeld door reglementen, die in de 19e eeuw werden opgesteld voor de liefb.ebberssport. De menselijke en sociale konsekwenties die het professionalisme met zich meebrengt werden nog niet voldoende opgevangen ( 1). Bij een en ander dient men van het standpunt uit te gaan dat een nieuwe bedrijfstak i~ ontstaan, die zich met het sociale Ieven heeft geassimileerd. Zo iets moet juridisch erkend worden.
(1)
QUISTHOUDT C., Gazet van Antwerpen, 31 oktober 1969 : 'Het fundamenteel probleem was en is dat de geevolueerde sportbeoefe11ing niet meer uitsluitend kan beheerst worden door onvoldoende aangepaste, innerlijke reglementen. We kennen inderdaad sportbeoefenaars, die van de sport hun beroep of bijberoep maken, maar zulks wordt tot heden niet konsekwent erkend en beschermd.'
123
i i
2. Van het ogenblik dat iemand van de sport, geheel of gedeeltelijk zijn beroep maakt, en in ondergeschikt verband prestaties Ievert die hem een inkomen verschaffen, wordt hij gekonfronteerd met het arbeidsrecht (2) dwz m~t een juridische ord~ning, die hem definieert als werknemer, bekleed met rechten en plichten, en tegenover hem staat een werkgever, eveneens bekleed met rechteh en verplichtingen. Zulke situatie eist een juridische erkenning op, het sportrecht wordt gedikteerd door de feiten. Niet Ianger kunnen toestanden geduld worden, die door verscheidene bonden gehandhaafd worden, maar die indruisen tegen de openbare orde en de goede zeden, tegen de algemene rechtsbeginselen.
Afdeling 1 ALGEMENEBESCHOUW1NGEN OVER DE KONTRAKTUELE VERHOUDING IN DE SPORT
3. Vooreerst dient men een klaar onderscheid te maken tussen de betaalde en de niet-betaalde sport. Gezien wij handelen over de verhouding werkgever-werknemer kunnen wij ons hier niet inlaten met de niet-betaalde sport. Pertinent is de opmerking dat beide sferen moeilijk af te bakenen zijn. In zijn wetsvoorstel dat momenteel door het parlement reist (3), heeft senator Stan DE CLERCQ deze opdracht toegewezen aan een op te richten Nationaal Paritair Comite voor de Sport, een instelling waaraan de Nationale Arbeidsraad haar principiiHe goedkeuring hechtte en waar wij in de loop van dit verslag nog op terugkomen. In zijn eerste gedaante had het wetsvoorstel een kriterium vastgelegd ter onderscheid professional-amateur nl een minimum bruto-inkomen van 50.000 F per jaar ( 4). Par. 1 Excerpta uit rechtspraak en rechtsleer (Belgie, Nederland, Frankrijk}
4.
Aan de hand van enkele voorbeelden zullen we trachten het probleem te situeren en duidelijkei: te stellen.
5. Een eerste uitspraak betreft deze van het Arbeidsgerecht van Beroep van Antwerpen in de zaak RIAHA t/ F.C. MALINOIS. Club Mechelen werd veroordeeld tot het betalen van I 00.000 F (achterstallige lonen) en 260.000 F als schadevergoeding wegens kontraktbreuk. Riahi was op 9 juli
(2)
'Het arbeidsrecht is het geheel van rechtsregelen, die betrekking hebben op de individuele en collectieve verhoudingen tussen prive-werkgevers en die werknemers, die hun arbeid in ondergeschikt verband presteren.' BLANPAIN R., Handboek van het Be/gisch Arbeidsrech t, Gent, 1968, blz. 11.
(3)
Voorstel van wet betreffende het sociaal statuut van de Sportbeoefenaar.
124
ll969 door genoemde club aangeworven onder volgende voorwaarden : ~lO.OOO F maandloon en bijkomende wedstrijdpremies. De speler zou echter
· de in hem gestelde verwachtingen niet ingelost hebben en daarom liet _men hem links liggen. Een gerechtsgeding werd door hem bij de Werkrechtersraad (5) van Mechelen ingespannen maar deze verklaarde zich onbevoegd, oordelende dat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen de partijen : " ... dat de afgesloten overeenkomst geen bediendenovereenkomst uitmaakt vermits uit de afgesloten overeenkomst blijkt dat de eiser niet bestendig onder Ieiding en toezicht staat van de verweerster, maar slechts wanneer deze hem zal oproepen om te spelen en wanneer eiser daaraan dan gevolg geeft ;" ( 6) De Werkrechtersraad (Arbeidsgerecht) van Beroep was daarentegen de mening toegedaan dat het wei degelijk om een arbeidsovereenkomst ging gezien de verplichtingen waaraan de Marokkaan zich onderworpen had : de speler moest regelmatig de training bijwonen, moest zich te Mechelen vestigen en mocht geen andere beroepsaktiviteit uitoefenen. Hij was afhankelijk van de club voor wat de beslissingen inzake al dan niet opstelling betroffen. De kommentaar van een sportjournalist : "De rechtbank te Antwerpen oordeelde dus dat er in de voetbalsport wei degelijk een verhouding
(4) Oorspronkelijke formulering van artike11 : 'De basketbalspelers, de voetballers en de wielrenners die geheel of gedeeltelijk door de beoefening van de sport in hun levensonderhoud voorzien en daarmede een minimum bruto-inkomen van tenminste 50.000 F per jaar verwerven, worden onweerlegbaar vermoed verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst voor bedienden met de werkgevers, bedoeld in art. 2. De Koning kan, na het advies van het Nationaal Paritair Comite voor de Sport te hebben ingewonnen, het bij dit artikel bepaalde bedrag wijzigen.' De huidige formulering in de tekst, voorgedragen door de senaatscommissie (gedrukte stukken van de senaat nr 552, zitting 1968-69) : artikel 2 : 'Onder betaalde sportbeoefenaars worden verstaan de personen die er zich, tegen loon, toe verbinden zich voor te bereiden op en deel te nemen aan een sportkompetitie of -exhibitie onder het gezag van een ander persoon. Onder werkgevers worden verstaan de personen die de onder het eerste lid genoemde personen tewerkstellen.' (5) De eerste werkrechtersraden in Belgie werden opgericht in 1810. De thans vigerende wet is die van 9 juni 1926. Zij werd herhaaldelijk gewijzigd. De werkrechtersraden hebben een driedubbele opdracht : gerechtelijk, administratief, disciplinair. Zij hebben hoofdzakelijk een gerechtelijke taak nl te beslechten, bij wijze van verzoening of van rechtspraak, de geschillen omtrent de arbeid, die kunnen oprijzen hetzij tussen de werkgevers enerzijds, en anderzijds hun werknemers (arbeiders, bedienden), hetzij tussen werklieden of bedienden (artikel 1 van de wet van 9 juli 1926 op de werkrechtersradtm). Voor beroep en verbreking zijn bijzondere kamers ingericht bij de bestaande hoven van beroep en het hof van verbreking. (6) Niet-gepubliceerde uitspraak van 19 juli 1968.
125
wergever-werknemer bestaat, iets wat de voetbalbond altijd afgewezen heeft en waarover men het, ondanks de vele vergaderingen in alle mogelijke comites en subcomites nog altijd niet eens is geworden." (7) F .C. Malinois dat zich in cassatie voorzien heeft, zal voorzeker niet nalaten volgende argumenten uit te spelen, welke doorgaans worden aangehaald om de gevolgen van de · beroepssport te minimaliseren : onverenigbaarheid voetbalstatuut en arbeidsovereenkomst voor bedienden, gezien de wisselvallige prestaties van de sportman die afbankelijk zijn van de faktoren als konditie, kwetsuren enz. ; de rekbaarheid van de omvang van het loon (premies naargelang de rangschikking bijvoorbeeld) ; en tenslotte het bondsreglement dat de speler geen geding bij de burgerlijke rechter mag inspannen zonder de toestemming van de bondsinstanties (8).
6. In zijn uitspraak van 5 april 196 7 in de zaak LASEROMS t/ SPARTA heeft de Kantonrechter van Rotterdam duidelijk de stelling verdedigd dat een spelerskontrakt, waarin het wezenlijk element van de gezagsverhouding aanwezig is, moet beschouwd worden als een arbeidsovereenkomst. · De feiten waren de volgende : De semi-prof Laseroms stond onder kontrakt bij Sparta. Voordat dit kontrakt afliep kreeg hij een fantastische aanbieding van de Amerikaanse club Pittsburgh Phantoms. Laseroms wilde deze kans niet voorbij Iaten gaan en verbrak zijn kontrakt bij Sparta. De vereniging spande een kortgeding in. Laseroms voerde aan dat zijn kontrakt met Sparta in feite een arbeidsovereenkomst was, die hij op grond van "gewichtige redenen" nl de belangrijke positieverbetering wilde ontbonden zien. Naar het Nederlands burgerlijk recht is inderdaad de ontbondenverklaring aileen en uitsluitend bij arbeidsovereenkomsten mogelijk. De kantonrechter, uitgaande van de feitelijke ondergeschiktheid van Laseroms aan club Sparta, stelde Laseroms in het gelijk. 7. De Centrale Raad van Beroep, het hoogste rechtscollege in het sociale verzekeringswezen in Nederland, sprak zich op 8 juli i 968 eveneens onverholen uit voor een dergelijke juridische kwalifikatie in de zaak AJAX. Aan de grondslag van zijn overwegingen lag eveneens het gezagselement, .dat de verhouding club-speler im pregneerde. De vrijheid waarvan de speler-artiest bij de opvoering van zijn nummer geniet, belet niet dat de club richtlijnen kan geven, die moeten nagevolgd worden : "Overwegende .dat de Raad deze vrijheid echter geen beletsel acht om een arbeidsovereenkomst tussen spelers en eisers aanwezig te achten, aangezien een dergelijke vrijheid bezien in het geheel der feiten en omstandigheden in casu niet onverenigbaar is met het bestaan van een gezagsverhouding als element van een arbeidsovereenkomst. Overwegende dat de Raad hierbij opmerkt dat een betrekkelijk grote mate van vrijheid bij de taakvervulling in het algemeen het aannemen van het bestaan van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht geenszins in de weg hoeft te staan ; dat toch deze vrijheid, in meerdere of mindere mate, inhaerent is aan bepaalde functies." (9)
{7) BERVOETS H., Het Belong van Limburg, 30 oktober 1969. (8)
Sport '69.
{9) Tijdschrift van de V.V.C.S. (Vereniging voor Contractspelers, in Nederland) De Contractspeler, augustus 1968.
126
8. Uit de Franse rechtsleer weze de stu die van Prof. CAMERLYNCK vermeld die soortgelijke tendens bespeurt in de Franse rechtspraak : "Malgre quelques hesitations de Ia part de Ia jurisprudence, celle-ci tend aconsiderer que le professionnel est un salarie. Ainsi un arret de Ia Cour de Paris (26 juin 1954 D. 1954, 684) a admis qu 'etait lie une entreprise de spectacles par un contrat de louage de services le lutteur qui lui reserve son activite moyennant une remuneration mensuelle, en s'engageant a accepter taus combats avec taus adversaires de sa categorie eta se tenir constamment en bonne forme physique. Recemment, Ia Cour de Cassation a admis Ia meme solution s'agissant d'un coureur cycliste qui s'etait engage dans les memes conditions vis a vis d'un fabricant de cycles. (Cass.soc. 8 juillet 1960, D. 1960; 554). "(10)
a
Par. 2 Toetsing aan arbeidsrechterlijke bepalingen 1. Het gezagselement
9. Het is niet moeilijk om uit de aangehaalde voorbeelden telkens de elementen te distilleren die samen de gebindten vormen waarop de ··· arbeidsovereenkomst in ons recht gegrondvest is nl : a- het leveren van een arbeidsprestatie (voetballen, wielrennen) b- tegen bezoldiging c- in dienst van een club, firma enz., dwz onder gezag; Ieiding en toezicht. ·
10. De drie elementen kunnen samengebundeld worden in een figuur nl. het gezag, alhoewel de ondergeschiktheid meestal, overeenkomstig art 1 van de wet van 10 maart 1900 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor werklieden, omschreven wordt als het gevolg van 'de Ieiding, het gezag en het toezicht' vanwege de werkgever tegenover de werknemer. Die gezagsverhouding moet niet noodzakelijk uitgedrukt worden in een strakke band. Zij kan in verschillende gradaties voorkomen. Ook de Nederlandse hoogleraar DE GAAY FORTMAN meent dat de gezagsverhouding het meest essentii:He element is : "Daarin komt uit, dat het bij de arbeidsovereenkomst niet om een uitsluitend economisch te bepalen prestatie gaat, maar om een mens, die zich in dienst van een ander mens tot bepaalde arbeid verplicht." (11) 11. Om de opwerping te vermijden dat een speler mogelijk gedurende bepaalde tijd aan deze verhouding kan ontsnappen om redenen van
(10) CAMERLYNCK, Le Contrat de travail dans le droit des pays membres de Ia
C.E.C.A., 1965, blz. 336. (11) DE GAAY FORTMAN W.F., Arbeid, Arbeidsovereenkomst en Arbeidsverhouding.
HedendaagsArbeidsrecht, Alphen aan de Rijn, 1966, blz. 113.
127
inaktiviteit, slechte forme enz. weze er op gewezen dat deze gezagsverhouding blijft bestaan gezien de sportbeoefenaar in kwestie zich te allen tijde beschikbaar dient te houden, en bij elk mogelijk bevel paraat moet zijn. Een permanente effektieve gezagsuitoefening is dus niet vereist. In die zin ook schrijven TAQUET en DENIS : "11 ne serait pas requis que cette autorite se traduise par une direction et une surveillance effectives.", en verder " ... le droit d' exercer l'autorite et ses attributs accessoires (direction, surveillance) suffit a caracteriser le contrat d'emploi. 11 n'est pas necessaire que ce droit s'exerce effectivement." (12) Dezelfde auteurs citeren TROCLET die in de senaat zegde : "En ce qui concerne l'autorite, je voudrais cependant insister une nouvelle fois sur le fait qu'il ne s'agit pas d'exiger que l'autorite soit exercee. 11 faut simplement qu'elle ait la possibilite de s'exercer." (13) 2. Full-time en part-time
12. Onmiddellijk aansluitend bij de overwegingen in de vorige regels mogen we stellen dat het onderscheid full-time en part-time prof niet relevant is om er een verschillend kontraktueel regime aan te hechten. De BELGISCHE VOETBALBOND deelt een ander standpunt: "Ons 13. inziens is een beroepsspeler iemand die uitsluitend van de voetbalsport leeft, die al zijn tijd besteedt aan training, aan het verzorgen van zijn lichamelijke conditie en aan de wedstrijden die hij moet betwisten, zodat iedere andere beroepsaktiviteit hem feitelijk is ontzegd." (14)
14. De Nederlandse COMMISSIE ZON (15) schreef in haar rapport van november 1968 volgende bedenking : "Het onderscheid is tamelijk willekeurig en schept zeer verschillende rechtsposities, vaak zonder dat daarvoor een retHe grond aanwezig is." (16)
(12) TAQUET M. en DENIS P., Existe-t-il encore des representants autonomes? J.T. 1964, biz 144 en 145. (13) Parlementaire Handelingen Senaat 1962-63, zitting van 28 mei 1963, blz. 1170. (14) Standpunt van de KB VB tegenover het wetsontwerp betreffende het sociaal statuut van de voetballer, blz. 7 (stencil). (15) Deze commissie werd ingesteld in september 1967 om, in opdraeht van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, een studie te maken over het betaaide voetbai in Nederland. Voorzitter was de h. ZON. (16) De Arbeidsovereenkomst bij het betaalde voetbal, rapport van studiecommissie II aan het bestuur van de sectie Betaald Voetbal van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, biz. 7.
128
1
En 'De Kontraktspeler', orgaan van de Vereniging voor Kontraktspelers in hetzelfde Nederland, had reeds een jaar voordien opgemerkt : "De tussengroep, de semi-professionals, hebben in de sociale verzekering in het verleden nog wel twijfel gewekt over hun juridische status~ In de voetbalwereld heeft men blijkbaar gemeend dat deze voetballers niet op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht speelden. Het is kennelijk om deze reden dat voor de semi-prof geen arbeidsovereenkomst maar een spelerskontrakt is opgesteld. De arbeidsovereenkomst en spelerskontrakt zijn weliswaar niet redaktioneel maar naar de inhoud wel aan elkaar gelijk". (17) Elders in de jaargang van '67 lezen we : "Het is nl niet zo dat een speler in het ene geval een hele sportbeoefenaar is en in het andere niet. Het misverstand schuilt hierin, dat menigeen denkt dat een arbeidsovereenkomst noodzakelijkerwijze een volledige tijdvulling met zich brengt. Niets is minder waar. Een werkster, die iedere dag een andere huisvrouw helpt, heeft 5 arbeidsovereenkomsten, iedere dag een. De enige zorg die het semi-prof kontrakt vergt, is dat een regeling getroffen moet worden voor het geval dat de twee beroepen conflicteren. Zoals bekend, gaat volgens het huidige standaard semi-prof contract, het andere beroep van de speler voor, maar het is bepaald niet zo dat dit onder aile omstandigheden billijk zou zijn." (18)
Par. 3 Arbeidsovereenkomst : een noodzakelijke kwalifikatie
15. Alhoewel het ondergeschikt verband en de gezagsverhouding feitelijk aanwezig waren, is de juridische erkenning ervan achterwege gebleven. Een duidelijk voorbeeld kent men in de Belgische voetbalsport. De KBVB deelt haar kategorieen spelers in in drie groepen : de speler-liefhebber, de onafhankelijke en de beroepsspeler. Aan de spelers, die belangrijke vergoedingen ontvangen, heeft men tot nog toe angstvallig geweigerd de kwalifikatie beroepsspeler toe te kennen. Het begrip 'onafhankelijke' werd op kunstmatige wijze in stand gehouden. Hierover wordt nog verder uitgewijd onder afdeling 3. 16. Soortgelijke situatie kende men in Nederland tot v66r de Studiecommissie ZON haar rapport uitbracht, waarin het bestaan van een arbeidsovereenkomst wordt aanvaard. Voorheen kwalificeerde men de verhouding als een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten, een burgerrechterlijk patroon dat de gezagsverhouding uitsluit. 17. A1s illustratie en verantwoording lichten wij twee fragmenten uit de pleitnotities van Mr. J .L. JANSSEN VAN RAA Yin de zaak BREKELMANS/ N.O.A.D. daterende van 1965 :
(17) De Contractspeler, oktober 1967, blz. 4. (18) De Contractspeler, april 196 7, biz. 4.
129
"Wij moeten derhalve onderzoeken, of er in feite al of niet in het betaalde voetbal een gezagsverhouding tussen kontraktspeler en vereniging bestaat, of de speler aan zijn club ondergeschikt is. Naar de letter van het spelerskontrakt is zulks niet het geval ; de speler mag, wanneer hij wil, wegblijven van wedstrijden en trainingsavonden. Als hij komt wordt hij beloond. Nergens is voorgeschreven dat hij, indien hij wei speelt of traint, instrukties moet volgen. Naar de letter van het kontrakt zou de speler in de gelukkige positie zijn zonder enige tegenprestatie zijn minimum-salaris te kunnen opstrijken. Dit is uiteraard schone theorie. Geen club zou op deze basis betaald voetbal kunnen plegen. De werkelijkheid is dan ook geheel anders. In feite zijn club en speler het er over eens, dat de speler- behoudens wettige reden van verhindering- verplicht is op door het bestuur vastgestelde trainingsavonden te verschijnen, te spelen wanneer hij wordt opgesteld, en spelend of trainend de aanwijzingen door of vanwege het bestuur gegeven, op te volgen. Wanneer hij deze verplichtingen niet nakomt, wordt hij in de praktijk getroffen door sancties : schorsing- waardoor hij zijn salaris verbeurt- en/of boetes. Er is geen semi-profclub in Nederland, of waar ook ter wereld, waarin deze feitelijke ondergeschiktheid ontbreekt". (19)
en verder: "De K.N.V.B. heeft als rechtsvorm voor de verhouding speler-club de overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten in haar standaardkontrakt neergelegd. De kennelijke en onweersproken bedoeling daarvan was de clubs aile rompslomp te besparen die iedere normale werkgever in onze tijd heeft. De clubs werden hierdoor echter opgescheept met een juridisch en feitelijk onwerkbaar systeem. Geen vereniging kan toch immers betaald voetbal uitoefenen zonder gezagsverhouding ten opzichte van de speler. Deze gezagsverhouding is dan ook prompt in aile clubs ingevoerd, zij het op verschillende wijzen. Hierdoor hebben de clubs evenwel automatisch de overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten getransformeerd in een normaal arbeidskontrakt, een situatie die ook in andere Ianden bestaat, en historisch onontkoombaar is." (20)
18. Tot zover deze algemene beschouwingen over de kontraktuele verhouding in de beroepssport. Wij zullen nu twee sporttakken van dichterbij onderzoeken nl. het wielrennen en de voetbalsport.
Afdeling 2 DE KONTRAKTUELE POSITIE VAN DE BEROEPSRENNER
19. Sedert de uitbreiding van het toepassingsgebied van de besluitwet van 28 december 1944 door de wet De Paepe van 27 juni 1969 en de invoering
(19) Pleitnotities van Mr. J.L. Janssen Van Raay inzake Brebelmans / N.O.A.D., biz. 5 en 6, (stencil). (20) idem, biz. 9.
130
van de sociale zekerheidswetgeving voor beroepsrenners door de wet Major van 7 november 1969(21) is de KONINKLIJKE BELGISCHE WIELERBOND (22) beschouwd als werkgever van de beroepsrenner, binnen het kader van de sociale wetgeving wel te verstaan. Deze beslissing werd echter ten zeerste aangevochten, gezien de komplexiteit van de kontraktuele verhoudingen waarin een renner zich kan bevinden. Een nader onderzoek van deze verhoudingen is dus aangewezen. Par. 1 Verhouding renner- Belgische Wielerbond
20. De KBWB Ievert, langs haar Nationale Sportcommissie, jaarlijkse vergunningen af, selectionneert haar renners voor nationale forma ties, betaalt geen lonen uit maar stelt wei de prijzen ter beschikking van de renners~ Deze laatste omstandigheid voerde de Bond dikwijls aan om de verantwoordelijkheid van werkgever (sociaalrechterlijk) af te wentelen. Voorzitter DUCHATEAU verklaarde destijds : "Wij zijn zeker geen werkgevers voor de renners. Wij zijn veeleer een brievenbus. De inrichters storten het geld dat nodig is voor de inrichting van een wedstrijd, dat wij vervolgens aan de renners uitkeren. Wij Ieven trouwens niet van de renners. Of denkt U soms dat het bedrag dat wij vragen voor een vergunning voor ons baten oplevert ? Die som besteden wij grotendeels als verzekering van de renner in kwestie. Wij wensen enkel - dat is onze functie- er voor te zorgen dat de renner zijn prijzen op een regelmatige manier ontvangt. Vandaar onze rol : brievenbus spelen." (23) Par. 2 Verhouding renner - wedstrijdorganisator
21. De renner heeft ook zijn zogenaamde 'eendagsbazen', nl. de wedstrijd organisatoren, die hem aan de start brengen. Prof. BLANPAIN kwalificeert deze verhouding als volgt : (21) Staatsblad van 5 december 1969. (22) De Koninklijke Belgische Wielerbond, ontstaan in 1882 en opgericht als Vereniging zonder Winstoogmerk, stelt zich ten doel "bij te dragen tot verspreiding van de mecanische voortbeweging (voornamelijk het wielrennen) in Belgie, tot ontwikkeling van het toerisme, tot de uitbreiding van de lichaamscultuur door de beoefening van de liefhebberssport en tot reglementeting van de wedstrijdsport onder haar verschillende vormen." (artikel 2, alinea 2 van de statu ten). De K.B. W.B. heeft als leden clubs en individuele personen. In iedere provincie bestaat een provinciale afdeling. Het hoogste gezag wordt uitgeoefend door de Algemene Vergadering van alle leden. Het beheer berust bij de Algemene Raad, samengesteld uit de leden, benoemd door de Algemene Vergadering. Artikel 8 van het Sportreglement geeft "algehele volmacht op sportgebied" aan de Nationale Sportcommissie, die feitelijk het belangrijkste orgaan is. (23) Het Volk ; 3 januari 1967.
131
"De juridische verhouding tussen inrichter enerzijds en renner anderzijds, is deze van twee kontraktanten, zoals bij een gewone overeenkomst. De een verbindt ..zich er toe een: prijs uit te betalen, indien de renner inderdaad gunstig geklasseerd is. Ten opzichte van de inrichters rijdt de renner niet in ondergeschiktheid. Hij is dan ook niet de aangestelde, noch de werknemer van de inrichter, zodat de renner, wat deze verhouding betreft, als een onathankelijk werknemer dient te worden aangezien." (24)
Par 3 Verhouding renner- extra-sportief merk
22. Een andere situatie die zich voordoet is deze waarbij de renner in dienst rijdt van een extra-sportief merk met een publicitaire opdracht. Hij is bezoldigd, en verbindt zich, volledig onderworpen aan zijn sponsor, tot bepaalde prestaties. Deze kontraktuele verhouding verdient even onze bijzondere aandacht. In 1966 schreef Wilfried WIJN in 'De Nieuwe' als ware het een noodkreet : "Thans is het zo dat een beroepsrenner de lijfeigene is van de sportbestuurder, met een enorm aantal verplichtingen, maar zonder rechten. De rennerskontrakten zijn een model van bedrog. Er wordt in de meeste gevallen een maandloon voorzien dat lager ligt dan dat van de jongste bediende. Geldpremies worden via de sportbestuurder uitbetaald met alle gevolgen vandien, want die lepe jongens zorgen er wei voor dat een flink procent ergens verdwijnt, en vermits de renner toch bij niemand terecht kan, is er geen haan die er ooit over kraait. Als de renner toch zou protesteren of het geval kenbaar maken, dan veroordeelt hij zichzelf, hij wordt letterlijk afgemaakt en uitgesloten. Het bedrog, de willekeur, de uitbuiting en de gangsterpraktijken die in dat milieu heersen, zijn onvoorstelbaar." (25) 23. Inderdaad, vele van zulke overeenkomsten zijn "eenzijdige" kontrakten waar slechts een partij haar wil heeft kunnen opleggen. We ontmoeten soms prachtvoorbeelden van 19e eeuwse toetredingskontrakten, die door de economische zwakkere (de renner) worden ondertekend bij gebrek aan kennis, of uit vrees geen ander emplooi te vinden. De juridische gelijkheid wordt verkracht door de feitelijke ongelijkheid der partijen. Oud-wielrenner J ef SCHER ENS denkt er ook het zijne van : "Het is immers zo dat een kontrakt steeds tegen en in het nadeel van de sportbeoefenaar wordt opgesteld. Een Van Looy kan wei zeggen dat hij met
(24) BLANPAIN R., Bet juridisch statuut van de Belgische wielrenner, R.W. 1963-64, kol. 1729-1750. (25) WIJN W., De Nieuwe, nr 135, 28 oktober 1966.
132
deze of gene bepaling niet akkoord gaat. De 'kleinen' kunnen dat echter niet. In dat geval wenst de direktie hen niet aan te werven. En wanneer zij de plaats niet nemen, staan er vijftig anderen te wachten ... die evenmin de wetten kunnen stellen. ( ) Er is bij de opmaak van het kontrakt een totale willekeur van de direktie van de firma." (26)
24. Arbitraire en vexatoire maatregelen, dikwijls in clausules voorkomend, zijn frekwent. Uit een reeks van kontrakten die wij ter inzage kregen, volgen hier enkele frappante voorbeelden : de sportbestuurder is de enige scheidsrechter in geval van geschil ; de fabrikant of de firma kan het kontrakt zonder voorafgaand bericht vernietigen ; in geval van niet-naleving van de clausules kan de renner een boete oplopen gaande van 1000 F tot 500.000 F of ook nog gewoonweg zijn maandloon verbeurd verklaard zien. Nog andere sankties worden voorzien maar ze zijn niet precies bepaald en werken dus willekeur in de hand ; de fabrikant of de firma zijn niet verantwoordelijk voor de ongevallen waaraan de renner of derde personen het slachtoffer zouden kunnen zijn ; in geval van gebrek aan forme, ziekte en dgl kan de sportdirecteur eenzijdig de programmatie van deelname aan kompetities wijzigen ; geen verhaal van de renner tegen de manier van toebedeling van de behaalde prijzen door de ploeg ; het maandloon is soms belachelijk laag ; geen mogelijkheid van opzeg voorzien voor de renner, zodat hij praktisch een verbintenis aangaat voor het Ieven. soms worden overeenkomsten mondeling afgesloten !
25. Hier ligt een aktieterrein voor de BWB. Zij zou preventief moeten optreden om zulke wangedrochten van kontrakten te voorkomen door de renners voor te lichten, door met meer gezag een modelkontrakt af te dwingen. Tot nog toe moeten wij haar houding laks en machteloos noemen. Par. 4 Op sociaalrechterlijk vlak is de Belgische Wielerbond werkgever van de beroepsrenner (wet Major).
26. Welke motieven inspireerden de wetgever bij de aanduiding van de BWB als werkgever van de renners, alhoewel de Bond enkel vergunningen uitschrijft en weinig of geen vat heeft op de kontraktuele verhouding tussen renner en firma ? Strikt juridisch kan deze. oplossing aangevochten worden, gezien de arbeidsrechterlijke elementen waarvan boven sprake hier slechts gedeeltelijk aanwezig zijn.
(26) Het Volk, 3 januari 1967.
133
Doch de verantwoording dient niet gezocht in het arbeidsrecht, maar wel in het sociaal recht vermits de wet enkel de sociale zekerheid van de renners regelt. Hoofdzakelijk praktische motieven hebben de wetgever geihspireerd: gegeven de veelvuldigheid van de verhoudingen moest er toch ergens een werkgever gevonden worden. De BWB stond op de gunstigste plaats. Voorzitter Frans CEULAERS heeft inmiddels te kennen gegeven dat er binnen de Bond een sociaal sekretariaat zal opgericht worden dat verhoudingsgewijs haar RMZ-verplichting zal verhalen op de extra-sportieve firma's, de wedstrijdorganisatoren, de renner en de Bond zelf. 27. In secundaire orde is de aanduiding van de BWB voor hem een aansporing om zich meer bewust te worden van zijn verantwoordelijkheid : na hetgeen hierboven over de publiciteitskontrakten werd gezegd, diene men immers volgende situaties te onderlijnen : de renner heeft nog geen effektieve inspraak binnen de BWB zelf, die centralistisch en autokratisch is georganiseerd. De Nationale Sportcommissie kan verbod van rechtsvordering opleggen. Zij kan willekeurig de vergunningsaanvraag weigeren, waartegen de renner niet het minste verhaal heeft en hetgeen dus neerkomt op broodroof. Nu de Bond voor de R.M.Z.-bijdragen moet instaan, en dus administratieve beslommeringen zal meemaken, blijft hij nog altijd beschikken over een diskretionaire macht die hem toelaat een willekeurige politiek te voeren bij het aansluiten van de renners. De renner heeft stemrecht in de Algemene Vergadering maar in de Nationale Sportcommissie is hij slechts vertegenwoordigd door 2 renners die slechts een adviserende stem hebben en door de BWB zelf worden aangeduid ; daarbij komt de bezwarende omstandigheid dat de renner moeilijk stelling durft nemen uit vrees voor represailles ; de 'vergunning' betekent niet meer dan een toelating en impliceert geen verantwoordelijkheid in hoofde van de Nationale Sportcommissie, noch in hoofde van de BWB ; de BWB komt niet tussen wanneer er een geschil is gerezen tussen een renner en de direktie van een wilerbaan die geen type-kontrakt hebben gesloten. Indien deze overeenkomst wei werd aangegaan, waarvan echter geen afschrift aan de BWB werd gestuurd, komt deze laatste in geval van geschil evenmin tussenbeide tenzij de klacht uitgaat van de renner zelf. Met de BWB als werkgever kunnen hier konsekwent hervormingen worden doorgevoerd. Tenslotte kunnen volgende argumenten nog gelden om de keuze van de wetgever te rechtvaardigen : "Enkel de BWB Ievert vergunningen af, het is de BWB die toelating verleent koersen in te richten (zodat ook de inrichters van wielerwedstrijden niet als werkgevers kunnen worden beschouwd), t~nslotte is het weer de BWB
134
die aan bepaalde firma's toelating verleent om langs de renners en de wielerwedstrijden om reklame te maken voor hun produkten.'' (27) Par. 5 Kontraktuele positie van de manager
28. Wat echter nog een vraagteken blijft, en dat heeft de wetgever naar ons gevoelen niet uitgewist, is de positie van de manager. Wij stellen samen met J. WIEERS enkel het probleem! " ... de man zonder wie geen enkele kriteriumorganisatie ook maar een renner aan de start krijgt en zonder wie geen enkele renner aan een kriterium kan deelnemen. De man ook voor wie de wielrennerij, meer dan wie ook, eeri bedrijf is waaruit hij zijn ink omen haalt a rato van 10 % of 15 % op elk kontrakt, naar men zegt ... " (28). Afdeling 3 DE KONTRAKTUELE POSITIE VAN DE BEROEPSVOETBALLER Par. 1 De kategorie van 'onajhankelijke' : een irreele en kunstmatige kreatie
29. De situatie in de Belgische voetbalsport werd reeds onder afdeling 1 op verschillende plaatsen doorgelicht. De kontraktuele positie van de beroepsspeler, zo betoogden we reeds, dient juridisch gekwalificeerd als zijnde een arbeidsovereenkomst voor bedienden. (29) 30. In de reglementen' van de Koninklijke Belgische Voetbalbond ( 30) treft men nochtans de vreemde rangschikking aan van drie kategorieen, nl. de
(27) Gazet van Antwerpen, 6 november 1969. (28) WIEERS J., Het Volk, 13 december 1967. (29) Is de beroepssportman een werkman (hoofdzakelijk lichamelijke prestatie) of een bediende (hoofdzakelijk intellectuele prestatie) ? Zijn prestatie kan vergeleken worden met deze van de "artiest" (muzikant, toneelspeler, akrobaat enz.) vermits hij aldus ook bijdraagt tot de ontspanning van het publiek. Wij kwalificeren hem dan ook als bediende. (30) "De Koninklijke Belgische Voetbalbond, opgericht op 1 september 1895, werd op 5 juli 1923 een vereniging zonder winstbejag (bijlage van het Staatsblad van 29-8-23 akte nr 620) en als van openbaar nut erkend bij Koninklijke Besluiten van 4-1-22 en 18-8-38." (artikel 1 van het Bondsreglement.) De K.B.V.B. heeft tot doel mede te werken aan de Lichamelijke Opvoeding van Belgie, (artikel2), bestaat uit werkende, beginnende en toetredende clubs (artikel 5), is lid van de lnternationale Voetbalbend (F.I.F.A.) en beschikt over de meest uitgebreide rechtsmacht, niet alleen over de spelers, maar ook over al de houders van een aansluitingskaart, over de clubs en hun aldan niet bezoldigde bedienden. (artikel6, alinea's 1 en 2).
135
liejhebber, de ona[hankelijke en de beroepsspeler waarvan er een te veel is nl. de 'onafhankelijke' (31). Aan deze kategorie heeft de Bond zich vastgeklampt om de beroepsspelerskategorie zo veel mogelijk te kunnen negeren. In de kategorie voor onafhankelijken horen dan de spelers thuis die bezoldigd worden maar niet onder een arbeidsovereenkomst spelen. Wij wezen er reeds op dat, onder invloed van de commercialisatie van de sport, het ondergeschiktheidselement feitelijk onontkoombaar is en de speler bijgevolg niet meer als een onafhankelijke kan beschouwd worden. Men is ofwel liefhebber of beroepsspeler. Er is geen tussenmogelijkheid ! Prof. BLANPAIN schrijft hierover : "De kategorie 'onafhankelijke' bestaat dus niet. Een onafhankelijke is immers een zelfstandige, d.w.z. een persoon die een aktiviteit uitoefent zonder onder het gezag, de Ieiding en het toezicht te staan van een andere (van de werkgever) ; onafhankelijk is een persoon die zijn aktiviteit zelf regelt zoals hij het wil. In de voetbalsport zoals wij die kennen in Belgie is dit nooit het geval. De speler voetbalt altijd onder de Ieiding, het gezag en het toezicht van zijn club. We moeten dus wei besluiten dat vele Belgische voetballers beroepsspelers zijn gezien zij met hun club door een arbeidsovereenkomst ( d.i. de arbeidsovereenkomst voor bedienden) verbonden zijn alhoewel zij slechts een vergunning van onafhankelijke hebben getekend." (32) Par. 2 Voorstellen tot hervormbig
31. Momenteel ijvert zowel de wetgever, in hoofde van Senator Stan DE CLERCQ, als de Belgische Voetbalbond in haar Nationale Studiecommissie, aan remedies om de huidige problemen op te lossen. Doch de standpunten lopen ver uiteen doordat de principiele opties gans verschillend zijn. De wetgever meent dat het enge begrip van de arbeidsovereenkomst door de moderne ontwikkeling van de sport doorbroken wordt en dat bijgevolg imperatieve wetsbepalingen zich opdringen aan de sport. (31) "Onafbankelijk is de speler die een deel van de dag besteedt aan het bijwerken van zijn training en die uitdien hoofde vergoedingen ontvangt, waarvan het bedrag door zijn club wordt betaald. Indien hij met zijn club een werkcontract als speler ondertekent, zal hij ambtshalve bij de beroepsspelers kunnen worden ingedeeld en bestrafLmet een schorsing van een jaar. Bovendien zal zijn club binnen de perken voorzien bij littera b) van artikel 93, de punten kunnen verliezen van de wedstrijden aan de welke hij zal hebben deelgenomen in competities waartoe de beroepsspelers niet zijn toegelaten. Indien hij weigert zich voor zijn club in lijn te stellen, onder voorwendsel dat de hem door deze laatste toegekende gratificaties onvoldoende zijn, of zo hij om het even welke vergoeding eist onder bedreiging te zullen staken of vertrekken,zal hij een schorsing oplopen, te bepalen door het bevoegd comite, ingeval zijn club de tussenkomst vraagt van de K.B.V.B." (art. 39a, al..l, 2 en 3). (32) BLANPAIN R., Het juridisch statuut van de Voetbalspeler, Leuven, 1965, biz. 17.
136
De BELGISCHE VOETBALBOND is zich bewust van de noodzaak vail aanpassing en hervorpnng maar duldt de inmenging van de wetgever niet in haar verenigingsleven. Ook de studenten die dit Jura-Falconis nummer opstelden stuitten op een 'njet' wanneer zij om een onderhoud vroegen ten einde beter ingelicht te worden aangaande de standpunten van de Bond. De verklaring die de Bond in 1967 aflegde geldt dus nog altijd : "De Bond wil ook hervormingen doorvoeren, doch hiervoor moet de nodige tijd ter beschikking worden gesteld. De statuten moeten geleidelijk worden aangepast maar wij ontzeggen dit recht aan personen die de echte problemen niet kennen." (33) De tegenvoorstellen die onlangs in verband met het juridisch statuut van de voetballer door de Bond werden gedaan, houden interessante bepalingen in. (34) Joris JACOBS in de Standaard : "Het reglement krijgt meteen alleszins een humaner uitzicht : een voetbalspeler zal vanaf zijn achttiende jaar vrij kunnen beslissen of hij amateur blijft of kontraktspeler wordt ; en als kontraktspeler heeft hij - zij het voor sommigen na het verloop van een vrij lange tijd (vijf jaar)- de waarborg dat zijn verdiensten in overeenstemming zullen liggen met zijn kapitaalswaarde." (35) De Belgische Voetbaldbond aanvaardt dus het onderscheid tussen amateur en beroepsspeler maar er is niet de minste toegeving gedaan aan de druk van de feiten nl dat de kontraktuele verhouding prof-club neerkomt op een arbeidsovereenkomst. Het wetsvoorstel DE CLERCQ neemt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en voor bepaalde duur op. In het eerste geval hebben beide partijen de mogelijkheid van jaarlijkse opzegging bij wijze van aangetekend schrijven. In het andere geval dient een maximum-duur van 5 jaar in acht genomen. (36) Zulk systeem is veel gezonder, vooral doordat de transfer zoals hij zich momenteel voordoet, niet meer zal bestaan. De speler komt in een juridisch meer verantwoorde positie (konsekwente doorvoering van de sociale zekerheid en bevoegdheid van de burgerijke rechter in geval van geschillen). De tegenstanders van het wetsvoorstel waarschuwen dat de voetbalsport 'kapot gaat' in dit nieuwe systeem. Wij geven gaarne toe dat de
(33) GazetvanAntwerpen, 14 december 1967. (34) Het nieuwe statuut kwam klaar in december 1969. lnmiddels werd beslist het pas in te voeren vanaf het speelseizoen 1971-7 2. Indien dan het wetsvoorstel De Clercq wet is geworden, zal het geen reden van bestaan meer hebben. (35) De Standaard, 20 november 1969. (36) Artikelen 5 en 6 van het wetsontwerp De Clercq. Zie eveneens de studie van Piet Soetewey in dit nummer over het transfersysteem.
137
overgangssituatie misschien soortgelijke moeilijkheden meebrengt zoals we die vandaag in de Franse voetbalsport kennen. Men zal moeten wennen. Voor hen die de betekenis en de rol van de sport in de huidige maatschappij niet begrijpen, zal dit weliswaar moeilijk zijn.
32. Is men in Nederland nog niet overgegaan tot dergelijke parlementair initiatief, dan is de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, in vergelijking met de Koninklijke Belgische Voetbalbond, tach al een eindje vooruit. In diens schoot bestaat een Sectie Voetbal. Betaald o.l.v. de h. Zon werkte een studiecommissie aan de problemen van het Nederlandse voetbal en stelde een rapport op geadresseerd aan de Sectie. De Commissie kwam tot dit besluit: "De Commissie is na diepgaande overweging tot de slotsom gekomen, dat in de kontraktsverhouding van alle betaalde spelers en dus ook van de semi-profvoetballers tot hun club, de gezagsverhouding niet aileen kan, maar ook moet geacht worden opgenomen te zijn en derhalve geeft zij op de vraag of de kontraktsverhouding van de semi-profvoetballer met zijn club al dan niet als een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek kan worden beschouwd, een bevestigend antwoord." (37) Gezien echter de typische behoeften van het betaalde voetbal meent zij dat een aantal dwingende wetsbepalingen moeilijk kunnen verdragen worden. Met nadruk verwerpt zij de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, daar deze de regelmatige wisseling van club door spelers in de weg staat. De minimum-duur wordt vastgesteld op een seizoenjaar en een maximum-duur op 5 jaar. Bijgevolg wordt ook het transfersysteem behouden. Vooral dit punt ondervond veel kritiek : "Zolang clubs een werknemer vast kunnen houden door het vragen van exorbitant hoge transfersommen, zolang er een door de werkgevers opgesteld disciplinair stelsel geldt, dat in bepaalde gevallen kan leiden tot volledige uitsluiting van het voetballen, kan men nauwelijks spreken van een gewaarborgde rechtspositie van de betaalde voetballer." (38)
Afdeling 4
HET NATIONAAL PARITAIR COMITE VOOR DE SPORT (39)
33. Het wetsontwerp DE CLERCQ richt een Nationaal Paritair Comite voor de Sport op in art. 9 : "De Koning richt een Nationaal Paritair Comite voor de Sport op overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comites.
(37) De Arbeidsovereenkomst bij het betaalde voetbal, o.c., blz. 7. (38) SMIT R., De Contractspeler, december 1968, biz. 6. (39) Het Nationaal Paritair Comite is een instelling, bestaande in elke bedrijfstak van de nijverheid. en handel en in elk vrij beroep, waar werkgevers en werknemers elkaar ontmoeten op voet van gelijkheid ter regeling van diverse aangelegenheden van sociale aard (loon- en arbeidsvoorwaarden, voorbereidende initiatieven op het vlak
138
In de gevallen waarin het advies van het Nationaal Paritair Cornite voor de Sport is voorzien, wordt het advies medegedeeld binnen de 2 maand nadat daartoe het verzoek is gedaan, zo niet wordt er geen rekening mee gehouden. Het advies van het Nationaal Paritair Cornite voor de Sport is vereist wat betreft de bijzondere toepassingsmodaliteiten van de wetgeving inzake sociale zekerheid." ART.17: "Op uitzondering van art 9 van de wet, zal deze slechts van toepassing en kracht zijn vanaf de data die door de Koning zullen worden bepaald." 34. De Nationale Arbeidsraad ( 40) gaf omtrent deze oprichting reeds een gunstig advies. Zelfs al zou dit voorstel de oprichting van een paritair cornite niet voorzien, zou de oprichting ervan altijd kunnen geschieden op basis van de wet van 5 december 1968 inzake collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comites. De Raad waarschuwde dat bij het vaststellen van het bevoegdheidsgebied er dient gewaakt over de eensluidendheid tussen het Koninklijk Besluit dat het cornite zal oprichten en de wet waartoe de bespreking in het Parlement van de voorstellen betreffende het sociaal statuut van de sportbeoefenaar zalleiden. ( 41)
35.
In de loop van de besprekingen van het wetsvoorstel in de schoot van de comrnissie voor de tewerkstelling, de arbeid en de sociale voorzorg, werd het duidelijk dat dit cornite een belangrijke en omvangrijke taak zal hebben.
van de sociale wetgeving, geschillen, arbeidsopleiding). De beslissingen, kollektieve arbeidsovereenkomsten, dienen genomen met algemeenheid van stemmen van de aanwezige leden. Van elk van beide partners moeten tenminste de helft van de vertegenwoordigers aanwezig zijn. Een K.B. kan aan deze besluiten bindende kracht verlenen. De Paritaire Comites werden sinds 1919 in Belgie opgerich t. Zij genie ten van een wettelijk statuut sinds de besluitwet van 9 juni 1945 en het regentsbesluit van 15 oktober 1945. (40) De Nationale Arbeidsraad is een publiekrechterlijk lichaam, samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers. Het is alleen opgericht voor de prive-sector van het bedrijfsleven. Het is dus een paritaire samenwerking, niet per bedrijfstak, zoals de Paritaire Comites, maar op nationaal niveau. De N.A.R. werd opgericht bij de wet van 29 mei 1952, heeft hoofdzakelijk een adviserende (in secundaire orde beraadslagende en verzoenende) opdracht in vraagstukken van sociale aard. Als dusdanig is de N.A.R. de tegenhanger van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, die bevoegd is inzake economische aangelegenheden. (41) Zie gedrukte stukken van de senaat, zitting 1968-69 nr 552, zitting van 2 juli 1969, waarin opgenomen advies nr 297, zitting van donderdaag 23 januari 1969 van de Nationale Arbeidsraad.
139
Vele knelpunten, die niet dadelijk door de wet kunnen opgelost worden, dienen in gemeenschappelijk overleg tussen de werkgevers en werknemers geleidelijk aan opgeklaard te worden : vb. de duidelijke grens trekken tussen betaalde en niet-betaalde sport, uitmaken welke beloningen als bezoldiging moeten aangezien worden (zijn daar prijzen in natura ook bij begrepen? ), loonbarema 's vaststellen, aard van de arbeidsovereenkomst uitmaken, vergoedingen bepalen die in aanmerking komen bij kontraktbreuk enz. Het komt er dus vooral op aan een geordenend werk te verrichten.
Afdeling 5 VAKORGANISATIES VAN SPORTBEOEFENAARS 36. "In een volgende stadium kan dan een syndikaat opgericht worden. Het niet-uitbetalen van premies, het achterhouden van maandloon, het uitbuiten van de renners zou wellicht een einde nemen als die renners zich zonder vrees voor represailles konden wenden tot een syndikaat dat de oppermachtige sportbestuurders tot verantwoording zou kunnen roepen. Er bestaat nu reeds mogelijkheid tot aansluiting bij een der bestaande politieke syndikaten, maar de angst voor sportbestuurders zit er bij de renners diep in, en er wordt van deze aansluitingsmogelijkheid weinig gebruik gemaakt. Moesten de kontrakten op een wettelijke basis opgemaakt worden, dan zou ook deze onnatuurlijke schrik verdwijnen en zouden alle renners kunnen aansluiten." ( 42) 37. Zulks kan eveneens van de voetbalspelers gezegd worden. De wielrenners zijn reeds georganiseerd langs Sporta-ACV en de Voedingscentrale-ABVV. De voetballers staan echter nog ergens, op organisatorisch vlak. De schrik voor zijn sportbestuurder is een bewijs dat de beroepssportman zelf nog niet in voldoende mate zich bewust is van de evolutie in de betaalde sport. Hij houdt zichzelf klein, neemt zo weinig mogelijk risico's en verantwoordelijkheid op zich. In Nederland komen vele populaire sportlui door dik en dun uit voor de doelstellingen van de V.V.C.S. en vervullen er zelfs verantwoordelijke posten. Wanneer zal er eens een 'nationale sportheld' het blad voor de mond wegnemen ? 38. Sporta maakte reeds een model-kontrakt op, geeft een tijdschrift uit, organiseert vele kontakten met de sportlui ert werkt ijverig mede aan de ( wetgevende) initiatieven die de maatschappelijke positie van de sportbeoefenaar willen verbeteren. De Voedingscentrale ijvert in dezelfde zin.
(42) WIJN W., De Nieuwe nr 135, 28 oktober 1966.
140
ao..
Op internationaal vlak dient de Federation Internationale des f.ootballeurs professionnels (FIFPRO) ( 43) zeker vermeld. Deze organisatie is , ~en bundeling van spelersorganisaties en coordineert hun aktiviteiten met het Oog op de bevordering van de morele en materHHe belangen van· alle prof-spelers. Haar aktieterrein wordt in de preambule van haar statuten als volgt geschetst : "La F.I.F.PRO entend proclamer et defendre le droit des footballeurs professionnels ou assimiles : - ala justice sociale ; a la dignite de leur vie tout entiere, ; au libre exercice du choix de l'emploi et du travail ; a la securite devant accompagner 1' existence des risques competitifs ; a la stabilite de la profession ; au niveau decent des revenus provenant de la profession ; au· plein consentement et a la pleine liberte contractuels ainsi qu'a la plus totale independance qu'exige la notion de valeur du resultat obtenu en sport de competition. Zo kan F .I.F .PRO stimulerend werken voor initiatieven op nationaal plan. 40. Een bundeling en harmonisatie van de revindikaties van de sportbeoefenaar dringt zich dus op, temeer daar de wet de oprichting van een nationaal Paritair Comite voorziet. Niet aileen beroepsvoetballers en -wielrenners moeten hier aan bod komen, doch ook de andere sporttakken die in het commercialisatieproces betrokken zijn en waar de problemen zich onder analoge vorm voordoen (volleybal, basketbal, atletiek ...). Zo kan men uniformisatie nastreven .. De rechtszekerheid van de sportbeoefenaar, zoals wij hem in zijn moderne gedaante geschetst hebben, ka~ er enl}el w~l bij varen.
Besluit 41. In deze rubriek hebben wij willen aantonen dat een juridische erkenning van de feitelijk-bestaande verhoudingen in de beroepssport zich opdringt. Deze verhoudingen dragen immers arbeidsrechterlijke elementen in zich, en kunnen zich niet langer aan het dwingend gemeen recht onttrekken. Iemand die tegen bezoldiging en in ondergeschikt verband sportprestaties Ievert, is geacht door een arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verbonden te zijn. Of hij nu full-time-prof of semi-prof is, is niet ter zake. In rechtspraak
(43) Aile 4 jaren, naar aanleiding van de Wereldbekerkompetitie, komt de F.I.F.PRO in congres bijeen. Momenteel fungeert de Belg Blanpain als voorzitter.
141
en rechtsleer, zowel in binnen- als buitenland, is die tendens reeds duidelijk merkbaar. Aan de grondslag van de wetten De Paepe en Major en het wetsvoorstel De Clercq ligt hetzelfde patroon. 42. In de Wielersport doen zich veelvuldige verhoudingen voor. De extra-sportieve firma is een werkgever in de arbeidsrechterlijke zin van het woord. De arbeidsovereenkomsten die zij echter a an de renner 'oplegt', verdi en en dikwijls die naam niet. De inspraak en de vrijheid van de renner bij het opstellen van het kontrakt is miniem. De inrichter van wedstrijden is geen werkgever. De Belgische Wielerbond is, in de sociaalrechterlijke kontekst, aangeduid als werkgever om in te staan voor het innen van de RMZ-bijdragen. 43. De club is de werkgever van de beroepsvoetballer. De kategorie van 'onafhankelijke', door de Belgische Voetbalbond gekreeerd beantwoordt niet aan de sociale werkelijkheid. Men is amateur of prof. Men mag geen tussenweg zoeken om administratieve, sociaal-rechterlijke verplichtingen te omzeilen.
44.
Het Nationaal Paritair Comite voor de Sport, waarvan de oprichting een logisch gevolg zal zijn van de erkenning van de arbeidsrechterlijke verhoudingen in de sport, kan baanbrekend werk verrichten. De vakorganisaties van sportbeoefenaars zullen echter eerst meer stootkracht moeten krijgen en de sportman moet zich van de waardigheid van zijn beroep en van zijn kontraktuele situatie meer bewust worden.
45. Deze studie hield een fundamentele stellingname in. Immers, de erkenning en de instauratie van de arbeidsovereenkomst als instrument waarop de verhouding tussen werkgever en werknemer gekonstrueerd is, brengt belangrijke gevolgen met zich mee wat betreft de sociale zekerheid, het transfersysteem en het disciplinair statuut. Daarvoor verwijzen wij naar de volgende rubrieken.
142