DE GROTE FILOSOFIEQUIZ Opzet: 4 rondes. Leerlingen vormen groepjes, hoe veel leerlingen per groepje is afhankelijk van de grootte van de klas. Per ronde 10 vragen die beantwoord moeten worden op een antwoordvel. De docent leest de vragen voor. De groepjes kunnen een kladblaadje hanteren om de vragen op te krabbelen die ze niet meteen weten, dan kunnen ze die later wellicht alsnog invullen. Na elke ronde krijgen ze nog een paar minuten om hiaten op te vullen en dan worden de antwoordvellen ingenomen. Er is tussendoor (bijvoorbeeld na ronde 2 en na ronde 3) 2 keer een individuele schreeuwvraag: de docent stelt een vraag en wie het eerst het goede antwoord roept krijgt een prijs toegeworpen (een boekje of chocoreep o.i.d.). Aan het eind van de quiz kijkt de docent na en krijgt het winnende groepje een prijs (taart o.i.d.).
Ronde 1: fotoronde: zet achter de cijfers op het antwoordblad de juiste naam van de filosoof op de foto/in de cartoon.
Ronde 2: Kennen, kunnen en weten
Ronde 3: Handelen en Mens zijn
Ronde 4: Rede en Religie
10
Vragen ronde 1. .
Wat is de naam van de filosoof op de foto / het cartoon
1.
2.
3.
4.
5.
11
6.
7.&8 .
9.
10.
12
Vragen ronde 2.
Kunnen, kennen en weten
1. Hoe noem je iemand die een diep wantrouwen koestert tegen de zintuigen en de voorkeur geeft aan het verstand als bron van kennis? 2. Wat is het verschil tussen de Ideeën bij Plato en de ideeën bij Locke? 3. Hoe reageren de grotbewoners van Plato als de figuur die zijn ketenen heeft afgeworpen terugkeert om hen te vertellen wat hij heeft gezien? 4. Waarop is het brein in het vat een variant? 5. Wat houdt het inductieprobleem in? 6. Welke drie soorten oordelen onderscheidt Hume? Geef van elk oordeel ook een voorbeeld. 7. 0DDNGH]H]LQDI'HDDQVFKRXZLQJLVEOLQG]RQGHUYHUVWDQGHQ« 8. Hoe luidt het verificatiebeginsel? 9. Wat is funderingsdenken? 10. Welk soort dier speelt de hoofdrol in een wereldberoemd gedachteH[SHULPHQWYDQ4XLQHHQKRHµKHHW¶GLWGLHU" Vragen ronde 3.
Handelen en Mens zijn
1. Welke ethische positie neem je in als je stelt dat geen enkele norm absoluut te rechtvaardigen is en jij absoluut vrij en verantwoordelijk bent voor alles wat je doet? 2. Wat zijn de vier kardinale deugden? 3. Van wie is het volgende citaat: Het is immers een hele opgave in iedere omstandigheid het midden te vinden. Het middelpunt van bijvoorbeeld een cirkel vinden is niet iedereen gegeven, maar alleen wie daar verstand van heeft. Zo ook kan om het even wie woedend worden, of geld geven en uitgaven doen ± dat is niet moeilijk; maar woedend worden op en geld geven aan de juiste persoon, in de juiste mate op het juiste ogenblik, met de juiste bedoeling en op de juiste manier, dat is niet iedereen gegeven en ook niet gemakkelijk. Daarom juist is het goede zowel zeldzaam als prijzenswaard en edel. 4. Schrijf de categorische imperatief van Kant op. 5. Noem 2 kritiekpunten op het utilisme. 6. Uit Het Oog in de Storm: De eerste sekse (het mannelijke geslacht) vertegenwoordigt van oudsher het redelijke, de cultuur, de norm; de tweede sekse (het vrouwelijke geslacht) vertegenwoordigt wat door dit redelijke moet worden bedwongen: de natuur, de begeerte, het kwaad. Over welk boek van welke filosoof gaat dit? Naam en titel! 7. Van wie is het volgende citaat en wat is de bijnaam van deze filosoof: Wat is de aap voor de mens? Een hoongelach of pijnlijke schaamte? En zo zal ook de mens voor de Übermensch zijn: een hoongelach of pijnlijke schaamte. 8. Welk boek van een politiek filosoof (en sociaal contractdenker) is vernoemd naar een Bijbels zeemonster? 9. Wie stelde de Europese leefwijze aan de kaak door een positief beeld van de µZLOGHQ¶WHVFKHWVHQ" 10. Noem een negatief en een positief effect van globalisering.
13
Vragen ronde 4.
Rede en Religie
1. 9DQXLWZHONHGULHLQYDOVKRHNHQEHVSUHHNW/HH]HQEHUJGHWKHPD¶VUHGHHQ religie? 2. In welke zin kan fundamentalisme beschouwd worden als een modern verschijnsel? 3. Wat bedoelt Taylor met een overlappende consensus? 4. Wat is het verschil tussen secularisering en secularisme? 5. Welke twee functies van religie onderscheidt Durkheim? 6. Welke drie vormen van machtsuitoefening onderscheidt Foucault? 7. Welke soorten uitspraken of redeneringen onderscheidt Al Farabi? 8. GeeI$QVHOPXV¶JRGVEHZLMVZHHU 9. 8LWZHONHWZHHHOHPHQWHQEHVWDDWGHQRWLHYDQKHWµKRRJVWHJRHG¶ELM.DQW" 10. :DW]LMQYROJHQV4XLQHGHWZHHGRJPD¶VYDQKHWHPSLULVPH"
Individuele schreeuwvragen: -
Volgens welke filosoof is ons denken onlosmakelijk verbonden met ons handelen, een overtuiging die kenmerkend is voor het pragmatisme?
-
Dit plaatje kan je op twee manieren bekijken: je kunt een eend zien of een haas. Je kan echter niet tegelijkertijd een eend en een haas zien, als je de eend eenmaal ziet, zie je niet meer de haas en andersom. Welk begrip van de filosoof Kuhn wordt hier verbeeld?
14
Antwoordblad Ronde 1. 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
15
Antwoordblad Ronde 2. 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
16
Antwoordblad Ronde 3. 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
17
Antwoordblad Ronde 4. 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8. 9.
10.
EINDE SPINOZA
18