De Duitse Joden en hun verlies van staatsburgerschap Inleiding Bij 90 van de bijna 500 tijdens de Tweede Wereldoorlog vermoordde Nijmeegse Joden staat op de website van Nijmeegse Oorlogsdoden onder nationaliteit vermeld: statenloos. Het grootste deel van deze statenloze Joden is geboren in Duitsland, maar ook in Polen, Roemenië en Oostenrijk- Hongarije. Soms staat op de site van Nijmeegse Oorlogsdoden bij deze statenloze mensen nog een toevoeging: 25 november 1941, Reichsgesetzblatt 133 / 41. Deze toevoeging verwijst naar de wetgeving, die de Joden statenloos maakte. Deze wetgeving was de elfde verordening op de Neurenberger Wetten. Deze elfde verordening bepaalde dat Duitse Joden die naar het buitenland emigreerden hun staatsburgerschap verliezen. Hun vermogen nam de Duitse overheid in beslag. Dit artikel gaat over de houding en de maatregelen van de NSDAP en Hitler tegenover het staatsburgerschapsrecht van de Joden in Duitsland en de vanaf 1938 geannexeerde gebieden. Dit artikel is geen geschiedenis van de Joden tijdens de nazi-dictatuur, maar focust nadrukkelijk op het proces van statenloos worden. Vele anti-Joodse maatregelen zoals bijvoorbeeld de beroepsverboden blijven dan ook buiten beschouwing. 1919 Soldaat Hitler schrijft een brief In 1919 vroeg een hoge officier binnen de militaire propaganda-afdeling aan de jonge soldaat Adolf Hitler in een brief te antwoorden op een vraag van een andere soldaat over het ‘Joodse vraagstuk’. Hitler schreef zijn antwoord in een brief die nu geldt als het eerste antisemitische document van zijn hand. Hierin maakt hij verschil tussen het 'gevoelsmatige antisemitisme' , die volgens hem pogroms ten gevolge heeft, en het 'antisemitisme van de rede':
Der Antisemitismus der Vernunft jedoch muss führen zur planmäßigen gesetzlichen Bekämpfung und Beseitigung der Vorrechte des Juden die er zum Unterschied der anderen zwischen uns lebenden Fremden besitzt. (Fremdengesetzgebung) Vertaling: Het antisemitisme van de rede moet echter leiden naar een planmatige, wettige bestrijding en ontheffing van de privileges van de Joden, die zij in tegenstelling tot andere bij ons levende vreemdelingen genieten. (Vreemdelingenwet) Hitler ziet het dus als een probleem, dat Duitse Joden niet de status van vreemdeling hebben, zoals het in zijn visie moet zijn, maar dat ze dezelfde rechten genieten als andere Duitse staatsburgers. Hij was van mening dat Joden ook onder de vreemdelingenwet moeten vallen. Ook moest uiteindelijk de volledige verwijdering van de Joden uit Duitsland het doel zijn, schreef hij. In de aanloop naar de Neurenberger Wetten in 1935 gebruikten de nazi's het anti-Joodse geweld op straat (gevoelsmatig antisemitisme ) om voor wetgeving te pleiten (antisemitisme van de rede) met het argument, dat het geweld dan ook afneemt. 1920 Het eerste NSDAP partijprogramma De eis om Joden onder het vreemdelingenrecht te plaatsen, was ook terug te vinden in het 25-punten partijprogramma van de NSDAP (Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei), dat zij bij haar oprichting in 1920 publiceerde. Punt 4 eiste dat Joden geen Duits staatsburger kunnen zijn, punt 5 benoemde niet-Duitsers als gasten die onder het vreemdelingenrecht vallen, punt 6 eiste dat openbare ambten alleen door staatsburgers bekleed worden, volgens punt 7 waren vreemdelingen uit te zetten als er niet genoeg werk voor Duitse staatsburgers was, en punt 8 eiste de sluiting van de grenzen voor vreemdelingen en het uitzetten van alle immigranten die na 2 augustus 1914 in Duitsland zijn gaan wonen.1 Van begin af aan kreeg het onderwerp Joden en staatsburgerschap ruimschoots de aandacht, en was het ontnemen van het staatsburgerschap een belangrijk middel om het anti-Joodse programma van de nazi's in de praktijk te brengen. Het ontnemen van het staatsburgerschap had als doel, Joden het land uit te zetten. De nazi's waren niet de enigen, die het staatsburgerschap van de Duitse Joden betreurden. 1932 Glaubensbewegung Deutsche Christen In 1932 richtte de Berlijnse dominee Joachim Hossenfelder de pro- nazistische, protestante Glaubensbewegung Deutsche Christen op, de voorloper van de Deutsche Christen. In de richtlijnen van deze geloofsbeweging stond onder punt 9: ‘Het zendingswerk onder Joden vormt naar onze mening een ernstige bedreiging voor ons volk (Volkstum). Dit zendingswerk vormt de poort waardoor vreemd bloed in het lichaam van ons Volk stroomt. (...) Wij veroordelen zendingswerk onder Joden in Duitsland zolang zij het recht op staatsburgerschap hebben en er aldus gevaar bestaat van rassenontaarding en rassenvermenging. (...) In het bijzonder het huwelijk tussen Duitsers en Joden moet worden verboden.’12 Deze richtlijnen vroegen dus eveneens om het ontnemen van het Duitse staatsburgerschap aan Duitse Joden. In feite wilde de Glaubensbewegung Deutsche Christen precies wat de Neurenberger wetten drie jaar later omzetten: het ontnemen van de politieke rechten die het staatsburgerschap geeft, een verbod op het huwelijk tussen Joden en niet-Joden, en tevens het versterken van een tegenstelling tussen 1 http://www.documentarchiv.de/wr/1920/nsdap-programm.html 2 Friedländer, deel 1, p.61
'Joods' en 'Duits'. 1933 Eerste maatregelen en wetgeving Op 30 januari werd Adolf Hitler rijkskanselier, twee maanden later stemde de Rijksdag, het Duitse parlement, ermee in zichzelf buitenspel te zetten, in de zogenaamde machtigingswet van 24 maart 1933. Reeds op 9 maart 1933 vroeg Hitler aan de minister van Binnenlandse Zaken, Frick, een raciaal (völkisch) beleid te voeren ten aanzien van de zogenaamde Ostjuden. Naast een geografische aanduiding stond het Oost in Ostjuden ook voor Joden uit het sjtetl, die aan het Jiddisch en de halacha, de Joodse wet, vasthielden, het financieel vaak niet breed hadden en op wie veelal de geassimileerde en meer welvarende Westjuden neerkeken. Een week later instrueerde Frick de Duitse deelstaten hun beleid als volgt te veranderen: 1. Immigratie van Oost-Joden tegengaan 2. Oost-Joden zonder verblijfsvergunning worden uitgezet 3. Geen naturalisaties meer van Oost-Joden3 De Wet op het Ongedaan Maken van Naturalisatie en Toekenning van het Duitse Staatsburgerschap vulde deze instructies op 14 juli 1933 aan. Volgens deze wet konden inburgeringen, die tussen 9 november 1918 en 30 januari 1933 hadden plaats gevonden weer ongedaan gemaakt worden. Ook deze maatregel vervaardigde het ministerie vooral met het oog op ingeburgerde Poolse Joden. Rond 30.000 mensen verloren hun staatsburgerschap en werden statenloos. Velen bleven echter in Duitsland aangezien andere landen hen niet wilden opnemen. Het is mogelijk dat de nazi's hiervan leerden: later nam men het staatsburgerschap pas af, als de betreffende persoon in het buitenland was. In 1939 leefden nog 13.000 mensen van deze groep statenlozen in Duitsland. Het tweede deel van de wet bepaalde dat Duitse emigranten het Duitse staatsburgerschap verloren als hun gedrag in het buitenland de belangen van Duitsland schaadden. Deze wet werd met name met het oog op politieke tegenstanders getroffen. 25 augustus 1933 publiceerde de overheid de eerste lijst met mensen aan wie het Duitse staatsburgerschap was ontnomen. Op deze lijst stonden opvallend veel journalisten, communisten, sociaal-democraten en schrijvers als bijvoorbeeld Kurt Tucholsky en Lion Feuchtwanger. Albert Einstein stond op de tweede lijst. De nazis hoopten dat het dreigen met het verlies van staatsburgerschap (dat gepaard ging met het verlies van het persoonlijke vermogen aan de staat) de politieke emigranten tot zwijgen zou brengen. En wie niet tot zwijgen werd gebracht kon op deze manier tenminste buiten Duitsland gehouden worden. In totaal verloren bijna 40.000 mensen tot 1945 door deze wetgeving hun Duitse staatsburgerschap.4 1934 Duits staatsburgerschap Op 7 februari 1934 werd het Duitse staatsburgerschap ingevoerd. Daarvoor was men burger van de deelstaten, zoals Pruisen, Beieren of Hessen. Een motief voor deze centralisatie is vermoedelijk, dat ook inburgeringen nu centraal geregeld werden. Een vreemdeling kon nu niet meer bij verschillende deelstaaten proberen, ingeburgerd te worden. 3 Friedländer, deel 1, p.44 4 Joachim Neander, http://universaar.uni-saarland.de/journals/index.php/tg/article/viewArticle/471/510
Hier had Hitler zelf ervaring mee. In 1925 gaf hij zijn Oostenrijkse staatsburgerschap op, nadat Beieren in 1924 had geprobeerd hem naar Oostenrijk uit te zetten. Maar ook Oostenrijk wilde deze politieke onruststoker liever niet binnen de eigen landsgrenzen en stemde opvallend snel in met Hitlers verzoek, zijn Oostenrijkse staatsburgerschap op te geven. Vervolgens duurde het zeven jaar, voordat Hitler een Duitse deelstaat vond, die het hem mogelijk maakte, het Duitse staatsburgerschap te verwerven. In Thüringen en Beieren had hij geen succes. Het lukte hem uiteindelijk pas in 1932 in de Freistaat Braunschweig, waar de NSDAP in de coalitie zat, door een baan als ambtenaar aan te nemen. Hierdoor kon hij zich nog dat jaar als Reichspräsident verkiesbaar stellen. Dat het een schijnconstructie was wordt eruit duidelijk, dat hij geen enkele dag in deze functie heeft gewerkt. Hitler was dus zelf jarenlang statenloos, en dat 'in een tijd, dat 200.000 tot 300.000 OostGalicische Joden en zwarthandelaren ingeburgerd werden', in zijn eigen woorden.5 Vermoedelijk heeft geen van deze ingeburgerde Joden voor hun inburgering in de gevangenis gezeten vanwege een putsch tegen een Duitse regering, zoals Hitler in 1923 in München had geprobeerd. 1935 Neurenberger Wetten Eind mei 1933 stelde het ministerie van Binnenlandse Zaken een nieuwe Wet op het Staatsburgerschap op.6 Echter, de nazi's waren bang voor een boycot van Duitse producten, waardoor ze deze wet pas later invoerden. Zo verklaarde Hitler op 28 september 1933 tijdens een bijeenkomst met de minister van Binnenlandse Zaken en de districtsgouverneurs, 'dat hij de anti-Joodse maatregelen het liefst stap voor stap had verscherpt; dit had gekund als er een staatsburgerschapswet was geweest op basis waarvan hij verdere, scherpere maatregelen had kunnen treffen.'7 Deze staatsburgerschapswet kwam dan eind 1935 in de vorm van de Neurenberger (rassen)wetten, formeel goedgekeurd op de partijdag in Neurenberg. In 1935 broeide op straat de agressie tegen Joden die veelal in geweld omsloeg, zoals bijvoorbeeld in München, Berlijn of Fulda. Plaatselijk werden verboden ingevoerd, zoals dat Joden geen zwembaden meer mochten bezoeken, Joodse winkels werden vernield en Joden werden op straat afgetuigd, soms met dodelijk gevolg. De nazi's presenteerden de Neurenberger Wetten als maatregelen, die het wanordelijke geweld op straat gingen beperken, en, zoals de nazi-krant de Völkischer Beobachter het verwoordde, 'de enige manier (…) om het samenleven met de Joden in Duitsland goed te regelen.'8 De regering vaardigde drie nieuwe wetten uit. De eerste wet behandelde de nationale vlag. De derde wet was de Wet ter Verdediging van het Duitse Bloed en de Duitse Eer waarin huwelijken en buitenechtelijke relaties tussen Joden en personen van 'Duits of aanverwant bloed' werden verboden. Hier werd dus weer 'Joods' lijnrecht tegenover 'Duits' gezet. Deze wet verbood wat de nazi's 'Rassenschande' noemden. Vooral voor Julius Streicher en zijn nazi-blad Der Stürmer was dit onderwerp een obsessie. In dit kader is vooral de tweede wet van belang, de Wet op het Staatsburgerschap. In deze wet onderscheidt men twee soorten staatsburgerschap. Volgens paragraaf 1 was er de status Staatsangehöriger (onderdaan), volgens paragraaf 2 was er de status van 5 Manfred Overesch: Die Einbürgerung Hitlers 1930, in: Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte, 40. Jg., H. 4, München 1992, S. 558 zie ook: http://de.wikipedia.org/wiki/Einb%C3%BCrgerung_Adolf_Hitlers 6 ibidem, p.90 7 Ibidem, p.90 8 Friedländer, deel 1, p. 164
Reichsbürger (staatsburger van het Rijk), van 'Duits of aanverwant bloed', die door zijn gedrag laat zien trouw het Duitse volk en rijk te dienen. De Reichsbürger genoot als enige volledige politieke rechten. Paragraaf 3 kondigde aan dat verdere juridische en bestuurlijke invulling van de wet door de Minister van Binnenlandse Zaken in samenwerking met de plaatsvervanger van de Führer werd vorm gegeven. Deze wet was vooral een summiere kapstok, waaraan tot 1943 dertien aanvullende verordeningen werden opgehangen, die steeds meer de rechten van de Staatsangehörige beknotten. Het woord 'Joden' of 'Joods' kwam in deze oorspronkelijke tekst niet voor. De bedoeling van deze wetgeving werd in de eerste verordening van 14 november 1935 duidelijk. Hierin werd onder andere bepaald, dat Joden geen Reichsbürger konden zijn, niet mochten kiezen en geen openbaar ambt mochten bekleden. Daarnaast werd in deze verordening bepaald wie voor de wet Joods was. Deze definitie was gebaseerd op zowel de rassentheorie van de nazi’s, als op geloof. Zo gold bijvoorbeeld iemand met twee Joodse grootouders (op basis van geloof) die lid was van een Joodse geloofsgemeenschap als Joods, terwijl iemand met twee Joodse grootouders die bijvoorbeeld katholiek was, de status van Reichsbürger genoot. Als echter drie grootouders Joods waren, maakte het eigen geloof voor de nazi's niet uit: in hun definitie was iemand met drie Joodse grootouders Joods. Deze wetgeving was de vervulling van de punten 4 en 6 van het partijprogramma van 1920: Joden waren geen volle staatsburgers meer, en werden volledig uit de openbare ambten geweerd. Hieronder een schematische uiteenzetting van de gebruikte indeling in Deutschblütige, Mischling en Jude, en wie met wie mocht trouwen:
1937 Uitwijzing Russische Joden Eind 1937 begonnen de nazi’s er systematisch werk van te maken, buitenlandse Joden het land uit te zetten. Zo kregen alle bedrijven de opdracht, buitenlandse Joden te ontslaan, waardoor duizend Russische Joden het land moesten verlaten.9 Aangezien de Sovjet-Unie niet op deze remigranten zat te wachten, nam de uitwijzing veel tijd en onderhandelingen in beslag. 1938 Anschluss en kenmerken reispaspoorten Op 13 maart 1938 proclameerde Hitler de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland, een dag nadat de Wehrmacht Oostenrijk was binnengetrokken zonder op enig noemenswaardig verzet te stuiten. Al voor de invasie begonnen gewelddadigheden tegen de Joodse bevolking die nog wekenlang doorgingen. Op 17 maart dreigde de verse Gauleiter Bürckelde met de arrestatie 'van nationaal-socialisten die zich de afgelopen dagen op grote schaal en op volstrekt ongedisciplineerde wijze overtredingen (tegen Joden) hadden veroorloofd'.10 Pas na het dreigen met degradatie, of royement, namen eind april 1938 de gewelddadigheden af. Oostenrijk viel nu weg als toevluchtsoord voor Duitse Joden, en tegelijkertijd sloeg een grote groep mensen op de vlucht – een reden voor veel buurlanden als Frankrijk en Zwitserland om hun grenzen nog dichter te sluiten. Op 28 maart 1938 voerde Zwitserland een visumplicht in voor Oostenrijkers, 'teneinde te voorkomen dat er een antisemitische beweging ontstaat die ons land onwaardig is', aldus de notulen van de Zwitserse ministerraad. Om deze reden moest dus immigratie van Joden voorkomen worden, 'met name die uit het Oosten'.11 Vanaf 3 juli 1938 is het Oostenrijkse staatsburgerschap afgeschaft. Oostenrijkers hebben nu de Duitse nationaliteit. Een gevolg hiervan is dat de Zwitserse visumplicht nu voor Duitse staatsburgers geldt. Als reactie voerde Duitsland voor Zwitserse staatsburgers ook de visumplicht in. Uiteindelijk kwamen de twee landen overeen dat Duitsland in paspoorten van Joodse Duitsers een rode „J“ stempelde. Op een Reisepass was geen verschil te zien tussen een Reichsbürger en een Staatsangehöriger. Op de eerste pagina stond onder staatsburgerschap: 'Deutsches Reich'. Een verklaring hiervoor is, dat de nazi’s in de jaren dertig de Duitse Joden nog graag zagen emigreren. Tegelijkertijd werd het emigreren steeds moeilijker. Het kenmerken van het reispaspoort met een 'J' had juist tot gevolg, dat Zwitserland, maar ook andere landen gericht Joden aan de grens konden terugsturen. Op 5 oktober 1938 bepaalden de nazi's dat alle paspoorten van Joden hun geldigheid verloren en ingeleverd moesten worden. Na het kenmerken van het paspoort met een rode 'J' werden ze weer geldig. Op 17 augustus was al bepaald dat Joden wiens voornaam niet op een tegelijkertijd gepubliceerde naamlijst stond de naam Israël bij mannen en Sara bij vrouwen moesten toevoegen.
9 Evans, p. 607 10 Friedländer, deel 1, p.263 11 Ibidem, p. 285
1938 Polenaktion Terwijl landen als Tsjechië, Zwitserland en in december 1938 ook Nederland hun grenzen hermetischer sloten, trof de Poolse regering een maatregel tegen de eigen Joodse onderdanen in Duitsland. De Poolse regering vreesde, dat de nazi’s de Poolse Joden in Duitsland zouden gaan uitwijzen. Daarom nam de regering op 31 maart 1938 een wet aan, die het mogelijk maakte, deze Joodse Polen hun staatsburgerschap te ontnemen.12 Nadat bilaterale gesprekken tussen Polen en Duitsland niets opleverden en Polen een ultimatum stelde voor het verlengen van de Poolse paspoort, wat tot gevolg zou hebben dat veel Joodse Polen in Duitsland statenloos werden, begon er in Duitsland een klopjacht, die als Polenaktion de geschiedenis in is gegaan. De Gestapo kreeg de opdracht, alle Poolse Joden op te pakken en uit te zetten. Op 27 en 28 oktober 1938 werden Poolse Joden door de politie en de SS opgepakt en vlakbij Zbąszyń de grens naar Polen overgezet. Aangezien de Poolse grenssoldaten hen niet wilden binnenlaten, kampeerden deze mensen dagenlang onder erbarmelijke omstandigheden in een soort niemandsland tussen Polen en Duitsland. De meesten kwamen uiteindelijk in een kamp vlakbij Zbąszyń terecht, anderen kregen toestemming naar Duitsland terug te keren. 16.000 Poolse Joden werden zo uit Duitsland gedeporteerd.13 Een van de directe gevolgen die deze massale uitwijzing had, was de moordaanslag op 7 november 1938 van Herschel Grynszpan op een Duitse diplomaat in Parijs. Zijn motief: de wereld op de tragedie van de uitgezette Poolse Joden attent maken, onder wie zich ook zijn ouders bevonden. De nazi’s grepen deze aanslag aan om twee dagen later een landelijke pogrom op de Joden in Duitsland te organiseren, de Reichspogromnacht beter bekend onder de naam Kristallnacht. 1938 Sudetenland en Tsjechoslowakije Het Sudetenland werd het volgende gebied, dat Hitler wenste in te lijven. In dit deel van Tsjechoslowakije leefden veel etnische Duitsers. Een militaire invasie dreigde en werd nog net voorkomen doordat Tsjechoslowakije min of meer gedwongen werd een verdrag tussen Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Duitsland te accepteren, waarin 12 Evans p. 608 13 Friedländer, deel 1, 289
Tsjechoslowakije het Sudetenland aan Duitsland afstond.
Het Sudetenland werd, net als Oostenrijk, deel van Duitsland, Tsjechoslowakije heette voortaan Tsjecho-Slowakije. Er volgde een periode, waarin de inwoners konden opteren voor de Duitse of Tsjecho-Slowaakse nationaliteit. Joden waren echter van de mogelijkheid, Duits staatsburger te worden, uitgesloten, ongeacht hoe ze zich zelf identificeerden, of wat hun moedertaal was. Naast deze staatsrechtelijke verdeling jaagden de nazi's de Joden in het Sudetenland meteen na de Duitse invasie op. Velen vluchtten en kwamen in een soort niemandsland tussen Tsjecho-Slowakije en Hongarije terecht, aangezien Tsjecho-Slowakije hen liever niet opnam.14 Op 15 maart 1939 bezette de Wehrmacht Praag en schond daarmee het Verdrag van München. Tsjechië werd als Bohemen-Moravië in de vorm van een Reichsprotektorat bij Duitsland gevoegd, Slowakije werd een Duitse satellietstaat. 1939 Polen Op 1 september 1939 viel de Wehrmacht Polen binnen: het begin van de Tweede Wereldoorlog. Dezelfde dag nog nam de Duitse Rijksdag een wet aan over de opname van de vrije stad Gdansk/Danzig in het Duitse Rijk. Vooralsnog werden alle inwoners Duitse staatsburgers. Op 17 september viel de Sovjet-Unie vanuit het oosten Polen binnen, om eveneens een deel van Polen in te lijven. Zo werd het westen van Polen, waar een deel van de bevolking bestond uit etnische Duitsers, door Duitsland geannexeerd, net als Oostenrijk en het Sudetenland. Het oostelijke deel hoorde vanaf toen bij de Sovjet-Unie, en het midden van Polen werd het zogenaamde Generalgouvernement onder Duits bestuur.
14 Friedländer, deel 1, p. 287
In het door de Duitsers geannexeerde en bezette gebied woonden meer dan twee miljoen Joden, in heel Polen meer dan drie miljoen. De Duitse bezetting was voor hen van begin af aan verbonden met terreur en geweld. Zo werden in veel plaatsen in de eerste dagen van de bezetting synagogen in brand gestoken, Joden werden willekeurig doodgeschoten en onteigend. Reeds op 21 september 1939 maakten de nazi's plannen om de Joodse bevolking in getto's in de grotere steden te concentreren, steden die aan een spoorweg lagen. Toen nog met het doel om makkelijk te kunnen over gaan tot deportatie naar het gebied rondom Lublin, of naar het Sovjet-gedeelte van Polen. Ook in Polen begon een proces van het maken van wetten over wie Duits staatsburger kan worden. Voor potentiële Duitsers werden vier categoriën gecreërd, van Volksdeutscher, die zich in het verleden voor het Volkstum hadden ingezet, tot etnische Duitsers, die politiek in het Polentum waren opgegaan. Op 31 januari 1942 legde men vast dat Joden, Sinti en Roma en Joodse Mischlinge geen Duits staatsburger konden worden. De in de geannexeerde gebieden wonende Joden werden zodoende staatenloos.
1941 Elfde Verordening op de Neurenberger Wetten Op 22 juni 1941 vielen de Duitse Wehrmacht en de SS de Sovjet-Unie binnen. Voor de nazi's was dit een oorlog tussen twee ideologieën, het nationaal-socialisme en het bolsjewisme, door de nazi's meestal 'Joods bolsjewisme' genoemd. In hun ogen was er zonder de Joden nooit een bolsjewistische staat geweest. Hitler noemde deze oorlog een vernietigingsoorlog en kondigde aan dat de strijd heel anders zou gaan dan in het Westen. Deel van de plannen was het uithongeren van de bevolking van de steden in het Westen van de Sovjet-Unie en de Oekraïne, en wel de Joodse bevolking als eerste. De Slavische bevolking zou tot 20 à 30 miljoen mensen gereduceerd moeten worden, die dan voor de Duitsers moesten werken. Aangezien het de Wehrmacht niet lukte, het Rode Leger te verslaan, bleven alle kolonisatieplannen van de Duitsers slechts plannen. Uithongeren werd wel toegepast, in Leningrad alleen al verhongerden meer dan één miljoen inwoners, toen de stad meer dan twee jaar omsingeld was door de Duitsers. In de loop van 1941 besloot de Duitse regering de Judenfrage op te lossen door het systematisch vermoorden van alle Joden. In het kader hiervan werd op 25 november 1941 de elfde verordening op de Neurenberger Wetten. Deze wet bepaalde dat een Jood, die zijn 'gewone verblijf' in het buitenland heeft, geen Duits Staatsangehöriger kan zijn. Ook toekomstige verhuizing naar het buitenland, vrijwillig of gedwongen, leidde tot het verlies van het staatsburgerschap. Tevens werd bepaald dat het vermogen van deze personen aan de staat toekwam, met als bestemming de 'Förderung aller mit der Lösung der Judenfrage im Zusammenhang stehenden Zwecke' (bevordering van alle met de oplossing van het Joodse vraagstuk in samenhang staande doeleinden). Het eerste vernietigingskamp, in Chełmno/Kulmhof in Polen (Generalgouvernement), werd een maand later in gebruik genomen. Het vermogen van de gedeporteerde Duitse Joden werd dus gebruikt, om de door de nazi's zogenaamde Endlösung, dus de genocide aan alle Joden, mede te financieren. Op 3 december 1941 deelde de minister van Financiën mee, dat ook de door de Duitsers bezette gebieden, met name het Generalgouvernement (waar bijvoorbeeld het vernietigingskamp Sobibor lag), het Rijkscommissariaat Oost en de Oekraïne buitenland waren. Juridisch niet in het buitenland lagen bijvoorbeeld Theresienstadt (Protectoraat Bohemen en Moravië) en Auschwitz (Silezië). In een verordening van het Rijksveiligheidsambt in april 1942 werd echter aanbevolen, bij het administratief afmelden van naar Auschwitz gedeporteerde Joodse burgers niet de bestemming te vermelden, maar 'met onbekende bestemming vertrokken'. Dit om administratief makkelijk toegang tot het vermogen van deze gedeporteerden te kunnen krijgen. In een ander document wordt Auschwitz een doorgangskamp genoemd, alsof vanuit hier mensen nog verder naar het Oosten (een dus naar het buitenland) werden gedeporteerd. Deze gang van zaken laat zien, waarom deze elfde verordening werd opgesteld: het ging voornamelijk om het legaliseren van de geldroof, nu de Sjoa was besloten. 1943 Twaalfde verordening op de Wetten van Neurenberg Vanaf 25 april 1943 konden Joden niet meer de Duitse nationaliteit verwerven, zoals in de twaalfde verordening op de Wetten van Neurenberg werd vastgelegd. Dit betrof de kinderen van Duitse Joden die na deze datum werden geboren.
Tot slot Het staatsburgerschapsrecht was voor de nazi's een belangrijk middel om hun rassenpolitiek te verwerkelijken en te legaliseren. Joden werden als een bedreiging gezien van de raszuiverheid van het Duitse volk. Wetgeving was een van de manieren om de Joodse bevolking van Duitsland te separeren, hen rechteloos te maken, hun bezittingen af te nemen en hen te verdrijven en stelselmatig te vermoorden. Terreur en wetgeving gingen hand in hand. Dat niet alleen in Duitsland maar in veel andere landen in Europa al langer anti-Joodse gevoelens en vaak ook anti-Joodse wetgeving bestonden zorgde ervoor dat Joden nergens in Europa echt welkom waren. Ook het beleid van de nazi's om het vermogen van Joden te claimen zorgde hiervoor. Armlastige vluchtelingen opnemen, het is nog steeds niet de sterkste kant van Europa. Ook Nederland was buitenland. Vandaar dat op zijn laatst na 25 november 1941 Duitse staatsburgers, die volgens de nazi definitie van de Neurenberger Wetten Joden waren, en in Nederland woonden of gingen wonen, hun Duitse staatsburgerschap verloren. Dit betrof ook de inwoners van de door de nazi's geannexeerde gebieden, Oostenrijk en WestPolen. © Julia Mattern
Literatuur: 1. Richard Evans, Het Derde Rijk, Deel 2 Dictatuur, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 2006 2. Saul Friedländer, Nazi-Duitsland en de Joden, deel 1 De jaren van Vervolging 1933-1939, deel 2 De Jaren van vernietiging 1939-1942, Nieuw Amsterdam Lannoo, Amsterdam, 2007 3. Neander, Das Staatsangehörigkeitsrecht des „Dritten Reiches“ und seine Auswirkungen auf das Verfolgungsschicksal deutscher Staatsangehöriger, http://universaar.unisaarland.de/journals/index.php/tg/article/viewArticle/471/510
Beelden: 1. http://www.welt.de/kultur/article13419912/Hitlers-Brief-an-Adolf-Gemlich-von1919.html 2. http://nl.wikipedia.org/wiki/Rassenwetten_van_Neurenberg#/media/File:Neurenbe rger_Rassenwetten_NL.JPG 3. http://stolpersteine-konstanz.de/index.html?schriesheimer_hugo.htm 4. www.geschiedenisdc.nl 5. http://de.wikipedia.org/wiki/Generalgouvernement#/media/File:Generalgouverne ment.png