Column in Tanja Klip Als board denken we na over een volgende generatie green deals. Als we groene groei nog beter willen bewerkstelligen, moeten we misschien een andere bril opzetten. Energietransitie en – optimalisatie staan immers niet op zichzelf. Door de explosieve groei van de wereldbevolking en de urbanisatietrend - elke week wordt er een wereldstad van ruim 1 miljoen mensen gebouwd - is er een directe relatie met de noodzakelijke beschikbaarheid van betaalbaar voedsel, schoon water en veilige leefomstandigheden. Dat vereist een mindshift. Kortom: een green deal, die niet zo zeer dient als afsprakenkader, maar veeleer functioneert als omgeving om binnen en tussen verschillende sectoren ideeën voor systeemveranderingen te ontwikkelen en testen. Als boardmember voeg ik daar nog een voorzichtige suggestie aan toe: Tot nu toe worden via de green deals op relatief kleine schaal innovatieve projecten uitgevoerd met de nadrukkelijke opzet deze bij bewezen succes op te schalen. Misschien moeten we ook andersom gaan denken. Wat willen we als systeemwijziging bewerkstelligen en hoe kunnen we dat op hanteerbare schaal beproeven? De kritische blik op onze regels en de samenwerkingsverbanden tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven vormen de succesfactoren. Aandachtspunten betreffen meekijken van het Rijk om regelgeving optimaal te kunnen toepassen en handvatten van het Rijk voor de medeoverheden om vergunningen sneller te doorlopen. Behalve als Boardmember heb ik daar ook directe ervaring mee opgedaan. Via de Unie van Waterschappen hebben de waterschappen een brede Green Deal met de rijksoverheid gesloten. Het gaat om een zestal exemplarische projecten in de afvalwaterzuivering. Onderzocht worden de gewenste aanpassingen in wet- en regelgeving om duurzame energiewinning en fosfaatterugwinning te versnellen en op te schalen. Tweede deel van de deal gaat over de opzet van een langjarig innovatief onderzoeksprogramma naar een tweede en derde generatie ‘Energiefabrieken’ met nog hogere rendementen.
Fiscale stimulans blijft noodzakelijk Twintigduizend elektrisch aangedreven auto’s in 2015 op de Nederlandse wegen, dat was de doelstelling van de Koepel Deal Elektrisch Rijden. Een doelstelling die ruimschoots gehaald wordt, want: “De prognose is dat er begin volgend jaar al 15 tot 20 duizend elektrische auto’s zijn verkocht.” Dit vertelt Marco van Eenennaam van de ANWB, die deelneemt in de Green Deal. Hij waarschuwt echter ook: “We kunnen nog niet achterover leunen. Fiscale stimulans blijft noodzakelijk en ook het gebruik van elektrische auto’s is een punt van aandacht.” “Dit is een deal waarin alle marktpartijen vertegenwoordigd zijn”, aldus Van Eenennaam. “Toen de deal werd getekend, waren er nauwelijks aanbieders van elektrische auto’s op de markt. Daardoor was 20.000 een ambitieuze doelstelling. Inmiddels is er een ruime keuze aan elektrische auto’s en door de fiscale faciliteiten is elektrisch rijden op dit moment nog aantrekkelijk. Daarnaast zijn er kennisinstituten die onderzoek doen en een aantal bedrijven die bezig zijn met de ontwikkeling van componenten. Bovendien zijn uit deze koepeldeal andere deals ontstaan zoals Infra Elektrisch rijden”, vertelt hij over de voortgang.
Van Eenennaam geeft echter ook aan dat - hoewel in eerste instantie is ingezet op het stimuleren van elektrisch vervoer - er inmiddels andere onderwerpen vragen om aandacht zoals het aantal publieke laadpunten, de fiscale faciliteiten en het mobiliteitsbeleid van bedrijven. “Elektrisch rijden is op te splitsen in: full electric en stekkerhybrides - auto’s die zowel een benzine- als elektromotor hebben”, legt hij uit. “Met name de laatste categorie auto’s zorgt - doordat ze een grotere actieradius hebben - voor de toename in verkoopcijfers. Wat we echter constateren bij de stekkerhybrides is dat het gebruik van deze voertuigen niet optimaal is. Het aantal kilometers dat elektrisch wordt afgelegd is relatief laag. Dat willen we voorkomen. Daarom gaan we eind 2013 werkgevers bewust maken van hun mobiliteitsbeleid. Want door het plaatsen van een laadpunt voor de deur is het mogelijk de prijs per kilometer te verlagen van 18 (benzine) naar 3 cent (elektrisch).” Een ander punt van aandacht is de fiscaliteit. “Binnen de Green Deal maken we ons zorgen over de bezuinigingen. Deze auto’s zijn nu nog relatief duur. Het wegvallen van de fiscale stimulans kan verstrekkende gevolgen hebben, terwijl het juist nu tijd is om te oogsten. Elektrisch rijden heeft veel publiciteit gehad, het nieuwe is eraf, er zijn marktpartijen die bereid zijn om het aantal publieke laadpunten te vergroten, alleen de onrendabele top weerhoudt mensen en bedrijven om te investeren in elektrisch rijden. Een van onze prioriteiten is daarom er bij de politiek op aan te dringen goede fiscale faciliteiten in stand te houden.” Van inspiratie naar aanbeveling Aan de CoP Biodiversiteit nemen zeer uiteenlopende bedrijven deel. Van financiële instellingen en energieleveranciers tot bouwbedrijven en voedselproducenten. De grote overeenkomst tussen hen? Ze worstelen allemaal met de vraag hoe ze kunnen bijdragen aan een duurzame samenleving en dat kunnen inpassen in hun business modellen? Derk Loorbach is directeur van DRIFT, onderzoeksinstituut verbonden aan de Erasmus universiteit. Hij vertelt: “Bedrijven willen biodiversiteit bevorderen en ecosystemen in stand houden, maar zij moeten ook economische afwegingen maken. Wat wij binnen de CoP hebben gedaan, is in kaart brengen wat biodiversiteit betekent en tegen welke belemmeringen bedrijven aanlopen.” Volgens Loorbach kennen bedrijven allemaal ongeveer dezelfde obstakels. “Bedrijven streven naar winst terwijl aan biodiversiteit lastig een economische waarde toe te kennen is. Toch heeft iedereen ermee te maken. Of het nu gaat om producenten die hun grondstoffen betrekken uit de natuur, bedrijven gesitueerd in de natuur of bedrijven die biodiversiteit kunnen toevoegen, zij staan allen voor dezelfde dilemma’s. Binnen de CoP willen we elkaar vooruit helpen, van elkaar leren en een brede bewustwording creëren.”Als voorbeeld noemt hij groene daken. “De goedkoopste dakoplossing is een plat zwart bitumen dak, maar je kunt daar als bedrijf ook iets aan toevoegen. Bijvoorbeeld een groen dak. Dat biedt voordelen zoals een betere isolatie, maar kan door waterberging kan het dak ook een maatschappelijke functie hebben. Wat ik hiermee bedoel te zeggen is: iedereen kan stappen maken.” Ten aanzien van de biodiversiteit is het niet eenvoudig om alleen het verschil te maken, erkent Loorbach. “Om een ommekeer te bewerkstellingen moet men samenwerken in nieuwe netwerken en nieuwe coalities. Maar zichtbaar worden is een issue. Want door zichtbaarheid kan men anderen inspireren en we de lessen die we binnen de CoP hebben geleerd, vertalen naar aanbevelingen.” Maar hoe houd je in de bedrijfsvoering rekening met biodiversiteit? Frank Hoekemeijer, manager Duurzaamheid bij Heijmans: “We hebben bij de bedrijfsvoering allemaal te maken met het beperken
van de CO2-emissie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Keuzes op dat gebied laten zich relatief eenvoudig vertalen in financiën. Voor biodiversiteit geldt dat niet; aan het in stand houden van de natuur is moeilijk een economische waarde toe te kennen. Toch is iedereen erbij gebaat de diversiteit in stand te houden. Dat geldt voor bedrijven die hun grondstoffen uit de natuur betrekken, maar ook financiële instellingen, de overheid en bedrijven in bijvoorbeeld de bouwsector.” De afgelopen jaren is hem - door deelname aan de Green Deal - duidelijk geworden hoe belangrijk biodiversiteit is en heeft dat ook geleid tot coalities. “Want als er een ding helder werd is het wel: je hebt elkaar nodig om iets te bereiken. Bij ons heeft dat ertoe geleid dat we met Eneco werken aan een project voor biomassa en met Heineken op lokaal niveau de impact in beeld brengen.” Maar Hoekemeijer zet zich ook in voor bewustwording. “Binnen het bedrijf staat het onderwerp biodiversiteit op de agenda en tijdens ‘de 24 uur van de natuur’ heb ik een groene tafel georganiseerd. Met de overheid, aannemers, adviseurs en maatschappelijke organisaties gaan we in gesprek over ontwikkelingsgebieden en de wijze waarop we kunnen bijdragen om de biodiversiteit te bevorderen.” Tijd om vooruit te kijken Ruim een jaar geleden werd het startschot voor de Green Deal Infra Elektrisch Vervoer gegeven. Afgesproken is om 10.000 intelligente laadpunten te realiseren en 100 snellaadpunten. “Begin 2014 wordt dit doel bereikt”, verwacht Ritsaart van Montfrans. “Daarom kijken we nu al verder, want plug-in hybride auto’s winnen terrein en dat is een ontwikkeling die we willen stimuleren.” De Green Deal Infra Elektrisch Vervoer richt zich op de realisatie van snellaadpunten op semipublieke plaatsen. “Gedacht kan worden aan parkeergarages en laadpunten bij grote bedrijven”, licht Van Montfrans, CEO bij The New Motion en een van de initiatiefnemers van deze Green Deal, toe. “Het is bekend dat snellaadpunten op publieke plaatsen onrendabel zijn, maar dat geldt ook nog steeds voor de business cases waar wij mee te maken hebben.” Door de Green Deal hoopt Van Montfrans dat daar verandering in komt. “Het onderzoek naar de mogelijkheden voor semipublieke laadpunten is door de overheid inmiddels afgerond en maatregelen worden in de 2e helft van dit jaar in gang gezet. Doel is om te komen tot rendabele business modellen. Volgens ons is dat mogelijk. Bijvoorbeeld door het afsluiten van grootverbruikcontracten in parapluvorm, waarbij de grootverbruikaansluiting wordt verdeeld over 1.500 laadpunten. Daarnaast willen we laden op slimme tijdstippen bevorderen, door ‘tanken’ in de avonduren en ’s nachts aantrekkelijker te maken.” Om dat te realiseren is aanpassing in de Energiewet noodzakelijk, weet Montfrans, maar hij heeft er alle vertrouwen in dat ook op het terrein van de wetgeving dit najaar grote stappen gezet zullen worden. Het succes van de Green Deal Infra Elektrisch Vervoer wordt op lange termijn echter ook beïnvloed door de aantrekkelijkheid van elektrisch rijden en de verkoop van elektrische en plug-in hybride auto’s. Van Montfrans: “Dat is zeker een punt van aandacht. Te meer omdat komend jaar de fiscale regels voor bijtelling en de subsidieregelingen voor elektrische en hybride auto’s worden aangepast. Waar wij naartoe willen is een consistent beleid. Daarbij zou gedacht kunnen worden aan een afbouwend subsidiesysteem voor plug-in hybrides tot deze auto’s economisch aantrekkelijk zijn. De verwachting is dat, dat over vijf jaar het geval is. Het heeft ons in ieder geval geïnspireerd om de Green Deal Infra Elektrisch Vervoer een vervolg te geven. Inmiddels hebben zes partijen aangeven mee te willen denken over het stimuleren van elektrisch vervoer en is de concepttekst voor een nieuwe Green Deal in de maak.”
Beton is niet langer een grijze massa Een Green Deal die branchebreed wordt gedragen is Verduurzaming Betonketen. En de successen? Die laten zich misschien nu nog niet in harde cijfers vertalen, maar de verwachting is dat de resultaten baanbrekend zullen zijn. Beton is hét belangrijkste bouwmateriaal. Niet alleen voor gebouwen, ook in de grond-, weg- en waterbouw. “Wat wij met de Green Deal hebben bereikt, is dat partijen met elkaar zijn gaan praten en samenwerken. 24 bedrijven, 7 brancheorganisaties en 5 cementleveranciers zitten aan tafel en de eerste resultaten zijn nu al zichtbaar”, aldus Evert Schut, adviseur bij RWS. Een van de belangrijkste punten in het convenant is de kringloopsluiting. “Hergebruik van beton is een issue dat hoog op de agenda staat, bij bedrijven in de branche maar ook bij de overheid. Het hergebruik van het bewapeningsstaal uit beton is inmiddels bijna 100%. Maar er zijn meer componenten die herwonnen en gerecycled kunnen worden. Daar moet echter bij worden aangetekend dat het hergebruik ook een aantal belemmerende factoren kent. Een punt om op te letten is bijvoorbeeld dat het cementgebruik – de grondstof met de grootste CO2-footprint - niet toeneemt bij recycling én ook de logistiek is issue om rekening mee te houden.” Op dit moment zijn recyclingbedrijven die in staat zijn om 10 to 20 procent van het beton te herwinnen. “Het gaat dan vooral om zandfractie en kiezels. Deze worden uit het beton gewassen”, licht Schut toe. “Wat overblijft, is slib dat moeilijk te verwerken en af te zetten is. Maar juist op dit terrein zijn de laatste tijd grote stappen gezet, doordat bedrijven uit de Green Deal samenwerken.” Een van de recyclingbedrijven, VAR in Twello, ontwikkelt een methode om cement terug te winnen uit beton. “Omdat de CO2 al tijdens de eerste verwerking uit het cement is gehaald én gerecycled cement slechts verhit hoeft te worden tot 600 tot 800 graden (bij nieuw cement uit kalksteen is dit 1600 graden Celsius) is het een zeer duurzame methode. De herwonnen cementsteen gaat op dit moment naar Bruil die het als vulmiddel gebruikt.” Vraag is echter waarom het gerecyclede materiaal niet dient als vervanger voor nieuw cement? Schut: “Om dat mogelijk te maken moet de techniek eerst worden opgeschaald. Binnen de Green Deal verwachten we veel van deze nieuwe ontwikkelingen en hopen we dat gerecycled cement komende jaren een volwaardige vervanger wordt voor nieuw cement. We volgen de ontwikkelingen daarom op de voet.” Daarnaast geeft Schut aan dat de regelgeving een punt van aandacht is. “De technische regelgeving schrijft een vaste receptuur voor beton voor. Dit is vastgelegd in Europese wetgeving. Waar we ons hard voor willen maken is de vraag is of we in de toekomst in plaats van een producteis toe kunnen naar prestatie-eisen. Hierdoor wordt het ook eenvoudiger om gerecycled beton in te zetten. Daarnaast willen we op landelijk niveau duurzaamheid bevorderen. Om dat te bereiken kijken we naar de wijze waarop de overheid ‘Werken’ inkoopt. Door in te zetten op de inkoop van duurzame materialen, wordt het voor bedrijven economisch rendabeler om herwonnen beton te gebruiken.” Ook koffie wordt duurzamer Driekwart duurzame koffie in 2015 in Nederland is een ambitieus streven. Toch heeft bijna de hele branche zich gecommitteerd aan de afspraken gemaakt in de Green Deal. “Van de plant tot de koffiekop willen we duurzaam zijn ”, volgens Tijmen de Vries van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Koffie en Thee (KNVKT).
Hoe allesomvattend deze Green Deal is, blijkt als De Vries de ondernomen acties van de afgelopen jaren benoemd. “Met het Platform Agrologistiek kijken we naar de mogelijkheden om de CO2footprint van het transport te reduceren, met onze leden staan we voor de uitdaging om voldoende duurzame koffiebonen in te kopen, met de Vereniging Leveranciers van Huishoudelijke Apparaten zijn we in overleg om de mogelijkheden te bezien om nog energiezuiniger koffie te zetten én binnen het productieproces is het in een tijdspanne van drie jaar gelukt om 27 procent energie-efficiënter te produceren.” De Green Deal heeft aan al die zaken zeker bijgedragen volgens de KNVKT. “Voor ons is de Green Deal een steun in de rug. Wat wij met name als positief ervaren is het structurele overleg tussen de ministeries en de branche. Dit heeft voor ons onverwachte deuren geopend zoals bij het Platform Agrologistiek, met wie we seminars over transport hebben georganiseerd. Maar ook merken we dat de contacten met overheidsinstellingen soms voor een versnelling zorgen. Er zijn landbouwattachés die voor ons contacten leggen in bijvoorbeeld Brazilië en Vietnam én en we voelen ons in het project Duurzame handel gesteund door het ministerie van Buitenlandse Zaken.” De branchevereniging zette al voor de ondertekening van de Green Deal in op verduurzaming van de keten. De Vries: “In 2010 is een intentieverklaring ondertekend. We willen de hele keten verduurzamen. Dat betekent dat er in alle processen aandacht moet zijn voor de arbeidsomstandigheden, energie en het milieu.” Om aan te geven hoe ambitieus deze Green Deal is een paar feiten op een rij. Slechts 10% van de koffiebonen wereldwijd wordt duurzaam geproduceerd en voorzien van een keurmerk. In Nederland drinken we gemiddeld vier tot vijf koppen koffie per dag en zijn daarmee in Europa de 5e gebruiker. Qua productie zijn we groter, omdat veel koffie wordt geëxporteerd, maar nog steeds zijn we een klein land zeker in vergelijking tot China en Brazilië. Een kleine speler met grote ambities dus. Ambities die bovendien in het gedrang kunnen komen door externe factoren zoals de wereldkoffiehandel en het weer. “We zien de Green Deal daarom als stip aan de horizon, een punt waar we naar streven”, aldus De Vries. En, dat moet gezegd worden, de branche is goed op dreef. In 2010 en 2011 bedroeg het aandeel duurzame koffie in Nederland respectievelijk 30 en 40 procent. “Dat we dit hebben bereikt zegt iets over de commitment van onze hele branche. Van horecaproducenten tot leveranciers van huismerken iedereen draagt bij.” Wat wij doen is uniek Voordat het gelijkspanningsnet in de Haarlemmermeer is omgebouwd van 50 kW naar 5 MW zal er nog flink wat regelgeving aangepast moeten worden. Toch verwacht Harry Stokman van Direct Current BV (DCBV) dat het eerste gelijkspanningsnet ter wereld over anderhalf een feit is. “De hele wereld - en ook Nederland - is ingericht op wisselstroom. Gelijkstroom komt wel voor bijvoorbeeld bij Hoogovens, maar dan is het interne bedrijfsoplossing. Wat wij doen is mondiaal uniek. Dat betekent tegelijk dat er veel regel- en wetgeving aangepast moet worden. In die fase bevinden we ons nu”, legt Stokman uit. Hij voegt daaraan toe dat het hele traject hem niet tegenvalt. “Eigenlijk kom ik er steeds meer achter dat onze wet goed in elkaar steekt. En door de medewerking die we krijgen van diverse partijen, blijkt bovendien dat allerlei organisaties bereid zijn om naar de mogelijkheden te kijken.” Gelijkstroom heeft als voordeel dat het een constante stroomrichting en stroomsterkte heeft. Doordat de energieopwekking straks plaatsvindt met een lokale warmtekrachtkoppeling is het bovendien duurzaam. De problemen in de regelgeving hebben betrekking op een aantal zaken. Zo
zijn er aan gelijkstroom geen netcodes toegekend, zijn er geen regels voor de installaties én zijn de normen zijn niet dekkend. “Voor de normering, vastgelegd in NEN 1010, is bijvoorbeeld de beveiliging een issue. Wisselstroomsystemen hebben een fysieke beveiliging door middel van zekeringen en automaten. Bij gelijkstroom wordt de beveiliging via software geregeld. Dat brengt risico’s met zich mee.” Toch heeft DCBV door de Green Deal grote vooruitgang kunnen boeken. “Recent zijn we aangeschoven bij een expertmeeting van NEN en er wordt een werkgroep gelijkspanning opgericht. Daarnaast heeft Achmea aangegeven dat ze bereid zijn ons project te verzekeren tegen de huidige condities, ondanks dat een NEN-normering nog in de maak is.” En ook Netwerkbeheer Nederland draagt bij. “Een paar maanden geleden zeiden zij toe dat wij met de bouw kunnen starten en dat zij, zodra het systeem gereed is, daar een netcode voor maken.” Als tegenprestatie voor de ondersteuning die DCBV ontvangt, zal zij studenten opleiden. Stokman: “Gebrek aan kennis is de grootste vijand van gelijkspanning. Wij willen 50 studenten per jaar bereiken op de TU Delft, de Haagse Hogeschool en de Hogeschool van Amsterdam. We zijn nu in de voorbereiding, docenten worden opgeleid en de studieboeken zijn in de maak. Vanaf komend leerjaar wordt gelijkstroom aan het lesprogramma toegevoegd.” Keurmerk voor groene kunststoffen krijgt internationale allure Ook een relatief kleine groep kan veel bereiken door samen te werken in een Green Deal. Dat bewijzen de zes partijen die zich hebben verenigd in de Green Deal Groencertificaten, NRK en PlasticsEurope SABIC. De verwachting is dat begin volgend jaar het keurmerk voor biobased (hernieuwbare) kunststoffen het levenslicht zal zien. Er is zelfs kans dat het keurmerk internationale erkenning krijgt door de samenwerking met het Duitse INRO. “De belangrijkste winstpunten van de Green Deal zijn de goede samenwerking tussen de overheid en marktpartijen, de wijze waarop de certificering gestalte krijgt en als bonus: de samenwerking met onze Duitse collega’s die verenigd zijn in INRO”, legt Erik de Ruijter, directeur beleid en advies van de Nederlandse Rubber en Kunststofindustrie (NRK) uit. NRK vertegenwoordigt een belangrijke bedrijfstak in Nederland. “De 1.000 aangesloten bedrijven zijn goed voor bijna 1,5 procent van het BNP. De vraag bij hun klanten naar biobased kunststoffen is groot. Wat wij willen bereiken met het keurmerk is dat we kunnen waarborgen dat de ‘groene’ polymeren zowel groen als duurzaam zijn. Dat zeg ik zo nadrukkelijk omdat wij vinden dat uitsluitend groen – polymeren vervaardigt uit biomassa - niet volstaat als de milieubelasting groot is. Om dat te waarborgen zijn criteria opgesteld die we later dit jaar toetsen in seminars met producenten, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden. Tevens is een invoeringsschema opgesteld. Een schema dat uitgaat van reële eisen die strenger zullen worden in de loop van de tijd zodat we in 2030 voldoen aan de ambitie om 25 procent van de kunststof grondstoffen te vervaardigen uit biomassa.” Opvallend is dat bijna gelijktijdig in Duitsland ook een initiatief is ontstaan om groene polymeren te certificeren. “Ons doel is hetzelfde, maar onze startpositie verschilde. INRO is bijeengekomen op initiatief van de Duitse overheid en richt zich op de borging van een groene productie, terwijl wij willen dat kunststoffen met een groencertificaat voldoen aan de eisen en we willen dat groene kunststoffen door middel van het keurmerk zichtbaar worden. Het mooie is dat we elkaar in dat traject vinden en aanvullen. Een bijkomend voordeel is daarnaast dat we samen sterker staan in Europa. Want ook dat is van belang, 60 procent van onze producten gaat namelijk de grens over.”
500 ondernemers besparen energie Op regionaal niveau energiebesparing realiseren, daar moeten we naar toe volgens Martin Kloet, senior projectleider Green Deal bij MKB Nederland. Hij is ervan overtuigd dat wanneer energiebesparing tastbaar wordt én het nemen van energiebesparende maatregelen de ondernemer niet te veel tijd kosten, de bereidheid om te investeren in energiezuinige installaties toeneemt. De inzet van de Green Deal MKB was 500 ondernemers te betrekken bij energiebesparing en 20 ondernemers te vinden die duurzame energie willen opwekken. Een ambitieus streven, maar een jaar na de ondertekening van de Green Deal is de doelstelling ruimschoots bereikt. “Inmiddels hebben 625 ondernemers ingezet op energiebesparing”, aldus Kloet. “Ik heb er goed gevoel aan over gehouden. Dat komt ook omdat inzichtelijk is geworden wat ondernemers motiveert, maar ook wat hen belemmert bij het nemen van energiebesparende maatregelen.” Op het terrein van de overheid blijken bedrijven weinig problemen te ondervinden. Kloet: “Wij merken dat de belangrijkste drempels zich in de eigen onderneming bevinden. Energiemanagement kost tijd en dat hebben ondernemers vaak niet. Daarnaast maken zij financiële afwegingen. Een terugverdientijd van vijf jaar is voor hen echt te lang.” Kloet constateert tegelijk ook dat ondernemers wel te motiveren zijn. “Wat wij zien is dat kleinschalige projecten op veel animo kunnen rekenen. Zo organiseerde een parkmanager van een bedrijventerrein voorlichtingsavonden over energiebesparing. Hij had al het voorwerk gedaan en installateurs geselecteerd. Door de ondernemer werk uit handen te nemen en het kleinschalig en ‘om de hoek’ te organiseren was de actiebereidheid verrassend groot.” De kennis die binnen de Green Deal is opgedaan wil MKB Nederland vertalen naar een ontzorgingsmodel. “We willen energiebesparing in het MKB zo organiseren dat een ondernemer nadat er een energiescan is gemaakt en een lijst is opgesteld met te nemen acties - alleen nog maar ‘ja’ of ‘nee’ hoeft te zeggen.” Een ander punt van aandacht zijn de financiën. Kloet: “Als er afwegingen gemaakt worden tussen investeren in een marketingcampagne of energiebesparing, kiezen de meeste ondernemers uit rendementsoverwegingen toch voor de campagne. Hier doet zich echter iets vreemds voor: want de investeringsbereidheid in zonnepanelen is erg groot. Daardoor is het aantal van twintig deelnemers die zelf energie opwekken ruimschoots overtroffen. De reden hiervoor is dat zonnepanelen sexy zijn. Niet alleen wordt energiebesparing zichtbaar, het is ook iets dat je met gepaste trots kunt laten zien.” ‘Groene’ warmte in Purmerend Over een jaar voorziet Stadverwarming Purmerend 80 procent van de aansluitingen van ‘groene’ warmte. De afgelopen tijd zijn er forse stappen gezet om tot verduurzaming en warmtebesparing te komen. Installateurs zijn opgeleid, het warmtenet is weer goed onderhouden en deels vervangen én de bouw van een biowarmtecentrale gestart. “Door de afspraken die zijn vastgelegd in de Green Deal willen we efficiëntie, milieu- en energiebesparing realiseren”, vertelt Kees van der Klein, directeur Stadsverwarming Purmerend. “We zijn begonnen met het terugdringen van het warmteverlies van het bestaande net van 35 naar 30 procent. Dit konden we realiseren door het uitvoeren van een thermografische scan in combinatie met gasdetectie. SVP heeft in samenwerking met het Deens ingenieursbureau COWI en het bedrijf Galektron een uniek systeem ontwikkeld om thermische lekken op te sporen. Door thermografische luchtfoto’s te projecteren op de digitale registratie van het warmtenet - en deze te combineren met
unieke lekkagedetectie met gastracers - heeft SVP 73 locaties geïdentificeerd die aantoonbaar lek zijn, waarvan 23 ernstig tot zeer ernstig. Bijna alle lekkages bevonden zich op verbindingstukken en koppelingen. Deze worden nu gerepareerd en vervangen. Daarnaast wordt het secundaire net – de aansluitingen naar de woningen – vervangen, omdat we veel problemen constateerden in kruipruimten. Inmiddels zijn bij 2.000 van de 4.000 aansluitingen voorzien van flexibele kunststofleidingen.” Een ander belangrijk aspect van de Green Deal is de energiebewustwording en training van installateurs. “Voor het programma Warmtebewust is veel animo onder installateurs. Zij worden bij ons getraind, zowel op technisch vlak als qua bewustwording. Installateurs die de cursus en het examen met succes afronden, ontvangen een keurmerk. Zij zijn onze ambassadeurs die mensen warmtebewust maken.” En last but not least: Stadsverwarming Purmerend wordt in 2014 energieproducent. De bouw van de biowarmtecentrale – een 45 MW thermische centrale - is gestart en kan vanaf volgend jaar zomer in 80 procent van de warmtevraag voorzien. Van der Klein: “Vooral bij de realisatie van de centrale heeft de Green Deal veel voor ons betekent. Door de deal zijn contacten met bijvoorbeeld de gemeente, de provincie en EZ verbeterd en is er ook contact gelegd met Staatsbosbeheer (SBB). Met SBB heeft dit geleid tot samenwerking; zij gaan hout en houtsnippers aanleveren voor de centrale.” Voor de piekwarmte doet Stadverwarming Purmerend een beroep op twee hulpcentrales die op gas worden gestookt. “De Green Deal stelt ons echter in staat om ook de piek te vergroenen. Op dit moment wordt er een studie uitgevoerd waarbij de mogelijkheden worden bekeken om de hulpcentrales te stoken op biogas of groengas.”