1
Cantatedienst van 30 augustus 2015 in de Kloosterkerk. Voorganger: Ds. Margreet Klokke O God, wij zijn hier naar toe gekomen om rustig te worden de stilte te zoeken en in de stilte Uw Naam te horen Ik ben er. Maar dan zíjn wij hier en dan merken wij dat het onrustig blijft bij ons van binnen dat ons hoofd vol is van plannen en getallen en dat onze gedachten in een kringetje blijven rondgaan. Zo zoeken wij de stilte en mijden haar tegelijk misschien wel omdat zij ons te vreemd is en te diep misschien wel omdat wij bang zijn onszelf erin te verliezen. Maar daarom kwamen wij toch hier? Om los te komen van onszelf en U te vinden? Daarom bidden wij: HEER ONTFERM U
Hier zijn wij om de stilte te zoeken en in de stilte Uw Naam te horen Ik ben er. Maar dat is niet alleen rustgevend want de stilte houdt ons ook een spiegel voor: Praten wij soms niet te veel en te snel? Moeten wij soms niet wat langer wachten voor wij een antwoord geven op vragen of met een oplossing komen voor problemen? Is er niet veel meer behoefte aan iemand die van luisteren weet en het uithouden met wat moeilijk is? Misschien is dat wel waarom wij hier de stilte zoeken om tegen alle weerstand in van U te leren hoe wij er voor elkaar kunnen zijn. Daarom bidden wij: HEER ONTFERM U
O God, in dit huis van rust en stilte valt het ons extra op hoe rumoerig het is en chaotisch in de wereld om ons heen. Zoveel mensen zijn er op weg van hier naar daar zoekend naar een plaats waar zij veilig zijn roepend om aandacht zie ons hier toch verloren zijn! En wij, wij kijken werkeloos toe wij kunnen ook niet zoveel doen behalve meeleven iets geven en in de stilte hier naar uw Naam luisteren die als een belofte zegt: Ik ben er… Daarom bidden wij: HEER ONTFERM U
2
Preek over Deuteronomium 5: 12-15, Lukas 14: 1-6 en Cantate BWV 148 Het dagblad Trouw heeft een tijd lang een serie interviews gehouden met bekende Nederlanders over de tien geboden. Wat betekenden die voor hen? Eén van de geïnterviewden was de schrijfster Rosita Steenbeek. Over het gebod dat zonet gelezen is, zei zij: ‘Voor mij is een week zonder sabbat als een stad zonder parken en pleinen’. Ik vind dat een pakkend beeld. Want een stad kàn niet zonder parken of pleinen. Dat realiseer je je, als je terugdenkt aan die keren dat je een voor jou nog onbekende stad bezocht. Misschien heb je dat deze zomer ook weer gedaan. Wanneer je op een plein komt, wordt je gang onderbroken. Je kunt niet maar gewoon doorlopen. Je voelt de noodzaak om even stil te staan en op te kijken, om je heen te kijken. Wat is het hier mooi of sfeervol. Je gaat even zitten, om koffie te drinken of een drankje te doen. Je rust er uit, en praat met elkaar. Het is een plaats van verwondering en ontmoeting. En dat is eigenlijk ook precies de bedoeling van de sabbat. Het woord alleen zegt het al. ‘Sabbat’, dat komt van een Hebreeuws werkwoord dat ‘ophouden’ betekent. Het is een dag als een plein in de stad. Een open ruimte in de tijd. Je kunt er je gang laten onderbreken. Stil staan en opkijken, om je heen kijken. Je kunt er uitrusten, verstillen. Je kunt er tot jezelf komen, tot God en tot elkaar. Dat is de bedoeling van de sabbat. Het zou zoiets moeten zijn als een park of een plein in de stad. Een genadige open ruimte in de tijd. Daar is behoefte aan. Vandaag misschien wel meer dan ooit. Ik hoor dat bijzonder genoeg vooral ook van jonge mensen. Deze zomer sprak ik twee jongens, die onafhankelijk van elkaar hadden bedacht dat ze dit jaar een weekje alleen met vakantie zouden gaan. Zij wilden even onder de sociale druk uit. Je bent constant in contact met mensen, zeiden zij. Je moet je steeds laten zien op facebook en in de whatsappgroepjes waar je bij hoort. Je hebt eigenlijk geen tijd om naar jezelf te kijken. Je af te vragen: Wie ben ik, los van de mensen om me heen? Waar wil ik zelf naar toe, met mijn leven? In zo’n weekje alleen zou dat eindelijk wel kunnen. Een vrouw van in de dertig vertelde me iets vergelijkbaars. Zij had pas een lastminute weekend mindfullness kunnen ‘booken’. Dat had ze echt nodig gehad. Want ze werd af en toe zo moe van zichzelf. Ze was almaar bezig, haar leven op de rails te krijgen. Om zichtbaar te zijn, op haar werk. En op te vallen bij de man, die ze nog moest vinden, om haar leven mee te delen. Nu was ze een heel weekend stil geweest, in een huis in een bos, met nog tien andere overbelaste mensen. Het had haar goed gedaan. Er is vandaag meer behoefte aan dan ooit. Een open ruimte in de tijd. Joke Hermsen schreef er een boek over: ‘Stil de tijd’. Er werden duizenden exemplaren van verkocht, en ze heeft er honderden lezingen over gehouden. Alle grote godsdiensten hebben zo’n dag, zegt zij in dit boek, waarop je alles uit je handen mag laten vallen. Een beschaving kan eigenlijk niet zonder. Er moet ruimte zijn voor reflectie en creativiteit.
3
Je zou zeggen: Hier kan de kerk dan mooi iets betekenen voor de samenleving. Ze kan zeggen: Wij hebben iets voor de wereld dat werkt als een park of een plein in de stad. Een open ruimte in de tijd. Kijk, hoe wij ervan genieten en erdoor op adem komen. Welkom, op deze open ruimte. Er is plaats genoeg voor iedereen. En inderdaad, de zondag is lange tijd voor de hele samenleving een vrije dag geweest. En dat ritme zit er ondanks de koopzondagen altijd nog wel een beetje in. Maar die vrije dag is lang niet altijd beleefd als een park of plein in de stad. Het is niet ervaren als ruimte om op te ademen. Eerder was het een eindeloos saaie en grauwe dag, voor mensen. Een dag waarop je van alles moest en niets mocht. Een dag, waarop wie bij een kerk hoorden een prestatie moest leveren voor God. Sommigen hebben dat zelf meegemaakt. Anderen hebben erover gelezen in boeken als ‘Knielen op een bed violen’ van Jan Siebelink. En dat is jammer genoeg van alle tijden. Dat het de godsdiensten niet lukt, om de open ruimte in de tijd die hen gegeven is, te behoeden en ook echt vrij te houden. Op de één of andere manier wordt het rond die dag toch weer net als overal elders in de samenleving: Je moet het wel goed doen. Men houdt je in de gaten. Het wordt een prestatie. Dat zie je ook, aan het verhaal dat uit Lukas gelezen is. Het speelt op een sabbat. Men is bij elkaar, in het huis van een vooraanstaande Farizeeër. Er wordt met elkaar gegeten. Maar – dat voel je direct – er is geen ontspannen sfeer in deze open ruimte in de tijd. Jezus is onder de gasten. En men let op hem. Houdt hij zich wel aan de regels? Weet hij wel van ophouden, van rusten, zoals dat hoort op de sabbat? Er is daar in dat huis een waterzuchtige man. Iemand die water vasthoudt, ergens in z’n lichaam. Er staat niet waar; in een been, z’n hoofd, of z’n buik. Maar dat doet er ook niet toe. Het gaat erom dat het iemand is die een last met zich meedraagt. Die altijd ergens aan moet tillen. Vergelijkbaar, met hoe je zelf soms ergens mee kunt opstaan en weer naar bed gaan. Jezus voelt dat de aanwezigheid van deze overbelaste man een proef is. En dan denkt hij: Laat ik het maar expliciet maken. Hij kijkt om zich heen en vraagt: Is het toegestaan hem op de sabbat te genezen of niet? De Farizeeërs zwijgen. Zij rusten, staat er eigenlijk. Zíj houden zich met andere woorden keurig aan de regels. Dan pakt Jezus de man bij de hand, geneest hem en stuurt hem weg. En eigenlijk staat daar: Hij maakt hem los, laat hem in vrijheid gaan. Losgemaakt worden, dat is waar de sabbat eigenlijk voor bedoeld is. Het gaat op die dag om bevrijding. Bedenk dat u zelf slaaf was in Egypte totdat de Heer uw God u met sterke hand bevrijdde, heeft Mozes gezegd, Daarom heeft hij u opgedragen de sabbat te houden. Die sterke hand, die roept Jezus in herinnering met zijn gebaar. Hij laat de Farizeeërs zien, waar de sabbat eigenlijk voor bedoeld is. En hij doet dat nog eens dunnetjes over door ten slotte te vragen: Als je zoon of je os in een put valt, dan haal je hem er toch ook meteen uit, ook al is het sabbat? Maar weer hebben de Farizeeërs geen antwoord. Zij komen niet in beweging. Zij rusten. Want je móet rusten. Dat is de sabbat voor hen. Een dag waarop je moet presteren, in religieus opzicht.
4
Vreemd toch, jammer, dat het de godsdiensten vaak zo slecht gelukt is, de open ruimte in de tijd die hen gegeven is te behoeden. Je vraagt je af, hoe dat komt. Wat maakt, dat het hebben van echte lege ruimte in de tijd zo moeilijk is, voor de mens? Waarom moet hij de leegte altijd maar vullen met plichten en regels? Met zijn best doen? Ik hoorde pas iemand zeggen: We heten in het Engels wel ‘human beings’. Maar we zijn ‘human doings’. Altijd maar in de actieve stand. Altijd maar doende op één of andere manier onze stempel te zetten op de wereld om ons heen. Zelfs als je even stil zit, kun je nog druk bezig zijn in gedachten. Ik hoor dat wel van mensen, die proberen elke dàg een stukje sabbat te hebben en een moment stille tijd te houden. Het is lastig, om ook innerlijk tot rust te komen. Dan zit je op je bidkrukje of meditatiekussentje, maar van binnen gaat het alle kanten op. In gedachten ben je nog van alles aan het regelen, oplossen en verzinnen. Kennelijk is het een enorme overgang van doen, naar laten. Van de touwtjes in handen houden, naar met open handen ontvankelijk zitten zijn. Van de hoofdpersoon zijn van je eigen verhaal, naar onderdeel uitmaken van een veel groter verhaal. Van het altijd maar moeten maken, naar het besef dat je zelf gemaakt bènt. Je zou bijna zeggen, dat we eigenlijk liever geen ‘human beings’ zijn, zoals we heten. Dat we als we eerlijk zijn voor alles ‘human doings’ willen blijven. Je vraagt je af waarom. Waarom het zo moeilijk is om even niet te doen. Om eenvoudig te zijn. Misschien heeft het ermee te maken, dat je zodra je stil zit en je handen opent iets gaat voelen van je afhankelijkheid. Het ‘schlechthinniges Abhängigkeitsgefühl’ van de filosoof Schleiermacher, dat een mens op God aanwijst. Afhankelijkheid. Dat voelt als onprettig, voor een mens van deze tijd, voor wie autonomie waarde nummer één is. Terwijl het ook zo bevrijdend kan zijn. En genezend. Dat kun je soms ervaren, in de vakantie. Dan overkomt het je soms, dat je even uit je positie van CEO van je eigen leven valt. Dan zit je op een pleintje, en je kijkt naar al die andere mensen die er gaan en komen. Ineens besef je, dat zij zich allemaal net zo het middelpunt voelen van hun leven, als jij van het jouwe. En dat je het dus geen van allen bent, een middelpunt. Dat je allemaal een onderdeel bent, van iets groters waar een Ander met een hoofdletter misschien wel het centrum van is. In de vakantie overkomt het je soms. Dat je even uit je ik-moet-wel-iets-doen-groef geraakt. Dan hang je over het balkon van je vakantiehuisje. En je merkt ineens op wat er allemaal is zonder dat jij er ook maar iets aan hebt bijgedragen. De lucht, de wolken. De zon, de vogels. De bomen, de bloemen. Het water, de aarde. Honderdduizend dingen zijn er, buiten jou om. Het is er allemaal, gratis en voor niets. Een enorm cadeau, voor jou. Wat ben je toch altijd druk bezig, met het te maken, kun je dan denken. Terwijl alles dat nodig is al lang gemaakt is. Het is een hele overgang van doen, naar laten. Van je stempel willen zetten op de wereld, naar oog hebben voor wat er allemaal al is. Van het maken, naar beseffen dat je gemaakt bent. Daar heb je een open ruimte voor nodig in de tijd. Een dag, waarop je van ophouden weet. Je kùnt je voorstellen, dat je vanuit zo’n
5
dag ook anders de week weer ingaat. Je kunt beter relativeren. Je kunt alles beter in relatie zien. Het draait allemaal niet om jou. Er is een Ander, die de wereld oneindig zacht in zijn handen houdt. Je wordt er lichter van, vrijer, opener. Je hoort dat ook in de cantate. Hij is feestelijk en vrolijk, vanaf het begin. De ikpersoon weet niet hoe snel hij op dat parkje of pleintje in de tijd moet komen. Hij ‘ijlt’ er naar toe. Met grote vreugde. En bijzonder, in de muziek hoor je, dat Bach wist wat de sfeer moet zijn, op dat open pleintje in de tijd. Het mag er ontspannen zijn. Je hoeft er niet weer van alles te presteren. Je mag er van ophouden weten. Dat hoor je in het bijzonder in de begeleiding van de aria van de alt. Want daar valt de basso continuo af en toe stil. Een paar keer houdt hij abrupt op, om dan de draad weer op te pakken. Als de continuo wegvalt betekent dat bij Bach, dat de ziel zich even losmaakt van de aardse zwaarte, en één wordt met de Eeuwige. Zo laat hij in de muziek horen, wat de sabbat een mens kan geven. Een moment van lichtheid. Van opgenomen zijn, in iets groters dan jezelf. Van herschapen worden, tot wie je bent. Geen ‘human doing’. Maar een ‘human being’. Amen. Bronnen: Een preek van Marieke Brouwer over het derde gebod W.R. van der Zee, Tien klinkende woorden G.A. de Kruijf, Ethiek onderweg Om verder te lezen: NRC 25 juli 2015, een artikel van Marcel ten Hooven over Ede en de zondagsrust NRC 3 augustus 2015, een column van Ben Tiggelaar over ‘Een zomercursus dankbaarheid’. NB Wanneer u vaker inspiratie ontleent aan onze preken en gebeden en geen lid bent van de Kloosterkerk, geven wij u in overweging om eens een gift over te maken op INGB0000058571 ten name van de Stichting Kloosterkerk.
6
Goede God Wij danken u voor de open ruimtes die ons gegeven zijn in de tijd… Wij bidden dat wij in die open ruimtes de overgang kunnen maken van doen naar zijn van ons best doen naar de touwtjes laten vieren. Dat wij niet bang zijn om iets van onze afhankelijkheid te ervaren in ontvankelijkheid. Want juist zo wordt onze verhouding hersteld met U die toch de bron bent van alle leven door uw woord en uw inspirerende Geest…
Wij bidden voor mensen die door het leven zelf leren dat zij de touwtjes van hun leven niet altijd in handen hebben. Voor mensen die elke dag voelen hoe afhankelijk zij zijn van anderen. Mensen die ziek zijn of in groeiende kwetsbaarheid ouder worden. Uit ons midden noemen wij de namen van …
en ons hart gaat ook uit naar al die mensen die hun land verlaten op zoek naar een ander en beter leven, mensen die zijn overgeleverd aan de willekeur van wie hen naar zij zeggen willen bijstaan. Mag er ook voor hen een open ruimte komen in de tijd waarin zij weer lichtvoetig kunnen worden. Mogen er mensen zijn die – in uw Geest als een bevrijdende uitgestrekte hand voor hen zijn. In stilte… Onze Vader.