Bijna een halve eeuw in toeristisch onderzoek Door: Drs. Jac a.m. Zom, nrit advies
34
nritmagazine
Binnenwerk_NRITmagazineNr3_06.in34 34
14-8-2009 17:02:20
In deze editie van NRIT Magazine staat internationaal toeristisch onderzoek centraal. De keuze voor een interviewgast was daarmee al snel duidelijk. In het Nederlands taalgebied is Norbert Vanhove op dit terrein een van de meest vooraanstaande personen. Vanhove stond meer dan 20 jaar aan het roer bij het West-Vlaams Economisch Studiebureau, voerde talrijke toeristische studies uit en participeerde actief in tal van internationale organisaties. Jac Zom reisde af naar de Vlaamse kunststad Brugge en had een uitvoerig gesprek met hem. Hij neemt Vanhove terug naar zijn studietijd.
U
studeerde economie aan de universiteit van Gent, daarna rondde u de studie af in Nederland. Waarom?
“Mijn studie heb ik als Vlaming aan de Rotterdamse Erasmus universiteit afgerond omdat ik assistent was bij prof. Vlerick aan de universiteit van Gent. Gebruikelijk was het toen om een jaar in de Verenigde Staten te gaan studeren. Ik had echter een voorkeur om bij de professoren Klaassen en Tinbergen in Rotterdam mijn studie te vervolgen. Deze wens werd ingewilligd met als resultaat dat ik ook mijn doctoraat aan de Erasmus universiteit heb afgerond. Het was nog best spannend of mijn universitaire titel ook in België erkend zou worden. Toen ik die vraag aan professor Tinbergen stelde was zijn eenvoudige maar duidelijke antwoord: ‘Aan alles wat uit Rotterdam komt wordt niet getwijfeld!’ Ondanks aanbiedingen voor een professorraat in Rotterdam heb ik uiteindelijk toch voor Vlaanderen gekozen. De variëteit aan aanbiedingen was namelijk daar voor mij nog wat groter en bovendien bestond er bij mijn gezin toch een wat grotere voorkeur om in Vlaanderen te blijven wonen.
Het werd dus het West-Vlaams Economisch Studiebureau (WES) waar ik me naast regionale economie vanaf 1962 ook met toeristisch onderzoek ben gaan bezighouden.”
opstellen (wederom in samenwerking met THR) van toeristische marketingplannen voor landen als Argentinië, Indonesië en bijvoorbeeld Thailand.”
U heeft meer dan dertig jaar bij het WES gewerkt en aan de wieg van het toeristisch onderzoek gestaan in Vlaanderen en België. Wat zijn hoogtepunten voor uw geweest?
U heeft heel wat gepubliceerd zowel artikelen als boeken en onderzoeksrapporten. Is er een bepaalde ‘kroon’ op uw werk?
“In het begin waren de studies vooral economisch en op de provincie West Vlaanderen gericht. Langzamerhand vond binnen het toeristisch onderzoek een zowel inhoudelijke als territoriale verbreding plaats. Dit resulteerde in 1967 tot het eerste vakantieonderzoek in België met zowel een Vlaamse als Waalse editie. Een ander hoogtepunt bij de toeristische studies van het WES was het eerste (internationale) toeristische marketingplan voor België dat in 1980 samen met het Spaanse bureau THR werd opgesteld. Daarin stonden vier gebieden centraal, namelijk de (Belgische) kust, de kunststeden, de Kempen en de Ardennen. De met dit plan opgedane expertise werd gedurende de daarna volgende jaren benut voor het
“Aan het einde van de tachtiger jaren heb ik aan de universiteit van Antwerpen speciale colleges gegeven over de economie en het management van toerisme. Dit resulteerde uiteindelijk in het boek ‘Ecomomics of Tourist Destinations’, dat zowel wat betreft recensies als verkoop zeer succesvol was. De derde editie is zelfs in het Chinees en Grieks vertaald! Onvermeld mogen ook niet de talrijke studies over de Belgische kust vermeld blijven die vanaf begin 1970 tot nu toe regelmatig door het WES zijn uitgevoerd. Van 1962 tot 2001 heb ik colleges regionale economie gegeven aan het Europa College in Brugge en momenteel doceer ik nog economie van het toerisme aan de universiteit van Leuven in het kader het masterprogramma toerisme.”
nritmagazine
Binnenwerk_NRITmagazineNr3_06.in35 35
35
14-8-2009 17:02:20
Hiervoor is het toeristisch onderzoek vooral in relatie tot het WES aan de orde geweest. Zou je nu iets kunnen vertellen over de inhoudelijke veranderingen die het toeristisch onderzoek in de loop der jaren heeft ondergaan? “Het toeristisch onderzoek van het WES was in de beginjaren territoriaal vooral gericht op West-Vlaanderen en inhoudelijk op economische aspecten. In de loop der jaren is de beleidsrelevantie van het onderzoek voor zowel overheid als bedrijfsleven steeds belangrijker geworden. Een evolutie dus naar meer praktisch gericht toeristisch onderzoek. Evenals het NRIT heeft ook het WES altijd het principe gehanteerd dat men ten aanzien van de inhoudelijke en methodologische onderdelen geen trendsetter hoeft te zijn, maar wel een nauwlettende trendvolger. Dit bracht met zich mee dat aspecten als marketing en strategische planning steeds belangrijker binnen het toeristisch onderzoek zijn geworden. Ook het huidige ‘WES Strategisch onderzoek en advies’ beschikt nog steeds over een gespecialiseerd onderzoeksteam met veel expertise. Daardoor is men in België op het gebied van toeristische studies nog steeds marktleider. Een ding is er in de loop der jaren niet echt veranderd. Namelijk een tekort aan onderzoeksgelden om structureel en jaarlijks met name landelijke studies naar vakanties en dagtochten uit te voeren. Hopelijk wordt de financiële overheidsbijdragen voor dit soort onderzoeken in de toekomst alsnog vergroot zodat België op het gebied van vakantie- en dagtochtenonderzoeken minstens gelijk wordt aan Nederland.”
36
In Nederland hebben diverse hogescholen en universiteiten specifieke toeristische opleidingen. Hoe is dit in Vlaanderen nu georganiseerd? “Na enige ‘strijd’ tussen met name de universiteiten van Antwerpen en Leuven is er nu aan laatstgenoemde universiteit sinds enkele jaren een masterprogramma toerisme. Via dit programma werken diverse universiteiten en hogescholen in België met elkaar op het gebied van toeristische opleidingen samen. In meer algemeen opzicht kan men wel stellen dat het toeristisch onderwijs in Vlaanderen wat minder is ontwikkeld dan in Nederland. Inhoudelijk staat bovendien nog steeds het toerisme en de daaraan te relateren bedrijfseconomische aspecten vrij centraal en is er (wederom in vergelijking met Nederland) minder aandacht voor leisure/vrije tijd enerzijds en bijvoorbeeld sociaal psychologische aspecten (imagenering) anderzijds.” U heeft, zoals reeds hiervoor vermeld, via het WES in de loop der jaren heel wat toeristisch onderzoek over de Belgische kust uitgevoerd. Daarom heeft u ongetwijfeld een aardig beeld van de structurele veranderingen en de huidige sterke en zwakke punten binnen deze voor België in toeristisch opzicht zeer belangrijke regio. “Gesteld kan worden dat zich ten aanzien van de Belgische kust in de loop der jaren de heel wat structurele ontwikkelingen hebben voorgedaan. Zo is er een behoorlijke professionalisering van een aantal toeristische diensten (VVV’s), heeft de hotelsector een sterke kwaliteitsverbetering doorgemaakt en is deze sector nu veel beter ingesteld op nieuwe doelgroepen als de 50+ markt
nritmagazine
Binnenwerk_NRITmagazineNr3_06.in36 36
14-8-2009 17:02:25
en is de kwaliteit van veel kampeerterreinen verbeterd. Het appartementstoerisme is en blijft voor de Belgische kust de grote trekpleister met als unique selling point ‘zicht op zee’. Deze sector profiteert nog steeds in grote mate van de reeds jaren aan en voor de Belgische kust actieve professionele verhuurkantoren. Deze kantoren zijn al lang niet meer uitsluitend actief voor de langere (zomer)vakanties, maar ook voor kortere verblijven (weekends) gedurende het hele jaar. Er is ook steeds meer aandacht gekomen voor de toeristische infrastructuur ‘in brede zin’, zoals goede parkeerfaciliteiten, beplantingen, enz.. Diverse badplaatsen blijven innovatief bezig, met Knokke en Oostende als goede voorbeelden. Zo zijn er in de eerstgenoemde badplaats plannen voor een appartementencomplex met 40 tot 50 verdiepingen. Hierover is momenteel veel discussie. Een belangrijke tegenhanger van de Belgische kust zijn de Ardennen die wat betreft markt duidelijk een andere opbouw hebben. Immers voor dit toeristisch gebied zijn de Vlaamse en Nederlandse markt vrij dominant en het is bovendien een gebied voor met name kortere en ook wintervakanties. Een ander verschil met de Belgische kust is de grote versnippering van het toeristisch aanbod in de Ardennen. Bij de Belgische kust is de binnenlandse markt dominant (80%), terwijl bij de Belgische kunststeden juist van het tegenovergestelde sprake is. Net alleen Brugge (in zestiger jaren 10 hotels en nu 110!) , maar ook Gent, Leuven en Mechelen trekken dankzij hun cultuurhistorische attractiviteit steeds meer internationale toeristen aan uit niet alleen Zuid Europa en de V.S., maar ook Latijns Amerika, Japan en bijvoorbeeld China. Brussel is in toeristisch opzicht nog steeds teveel fragmentarisch
en daardoor voor de gemiddelde toerist wat minder aantrekkelijk.” U bent niet alleen binnen België en Vlaanderen zeer actief, maar ook al jaren internationaal een belangrijke speler. Vooral het Tourist Research Center (TRC) is daarbij ook in NRIT Magazine al diverse keren aan de orde geweest. Kunt u de ontwikkeling daarvan voor onze lezers nog eens even in het kort schetsen? “Het TRC is in feite ontstaan uit de ontevredenheid van diverse (toen nog) jonge AIEST-leden die vonden dat er binnen die organisatie voor toeristische experts te weinig aandacht was voor inhoudelijk aspecten in het algemeen en onderzoeks/methodologische aspecten in het bijzonder. Uiteindelijk werd het TRC door het toenmalige AIEST comité (onder leiding van prof. Hunziger) geaccepteerd. Voorwaarde was wel dat TRC leden ook lid van de AIEST moesten zijn. In het begin waren er 5 organisaties/personen TRC lid, terwijl dit aantal tijdens de in
het voorjaar in Poznan gehouden (44e) TRC meeting 24 bedroeg. Er zijn momenteel ook nog vier zogenaamde ‘invited persons’ die als het ware genomineerd zijn om in de toekomst de geledingen te komen versterken. Zij moeten tijdens de TRC meeting van 2010 in Wenen als gast een presentatie houden en op basis daarvan besluit de TRC ledenvergadering vervolgens of men als lid wordt geaccepteerd. Deze procedure geeft al aan dat er bij TRC een vrij stringente regelgeving wordt gehanteerd waarbij vooral de inhoudelijke, methodologische en onafhankelijke onderzoekkennis op het gebied van toerisme van doorslaggevende betekenis is. Uitwisseling van dergelijke toeristische onderzoeksexpertise staat en zal ook binnen het TRC centraal (blijven) staan. In tegenstelling tot organisaties als AIEST en TTRA ziet TRC de animo om lid van haar organisatie te willen worden nog steeds toenemen. Bovendien neemt het overgrote deel van de leden jaarlijks deel aan de TRC meeting. Naast het voorzitterschap van TRC (waarbij ik de 45 jaar hoop vol te maken) ben ik ook al
nritmagazine
Binnenwerk_NRITmagazineNr3_06.in37 37
37
14-8-2009 17:02:28
jaren vice voorzitter van de AIEST. Over de ontwikkelingen in die internationale organisatie voor toeristische deskundigen (vooral ook leden vanuit het toeristisch onderwijs en overheid) moet voorzitter professor Peter Keller maar eens voor NRIT Magazine het nodige vertellen. Ik wil dit interview afsluiten met een onderwerp dat we in uw CV tegenkwamen. Namelijk de ‘Ten commandments for a tourist destination’. Wat zijn die geboden? “Voor de OESO moest ik in Porto een voordracht houden over toeristische bestemmingen. Om een dergelijk verhaal voor de gemiddelde toehoorder wat smeuïger te maken heb ik toe 10 geboden (oftewel voorwaarden) gepresenteerd waaraan een (goed) toeristische bestemming zou moe-
ten voldoen. Je moet dan niet allen denken aan de attractiviteit in het algemeen, maar eveneens aan aspecten als: branding, innovatie, management, kwaliteit en bijvoorbeeld veiligheid.” Na afsluiting van een dergelijk toch enkele uren durend interview zou je denken de Norbert van Hove weer even van zijn welverdiende pensioen zou gaan genieten. Niets is echter minder waar! Direct na het gesprek moest hij snel ‘voor enkele klusjes’ naar het Europa College en daarna ook nog even naar Brussel. Op mijn vraag of hij het nu wel rustiger aandoet krijg ik toch een bevestigend antwoord. ’Ik heb het rustiger tijdens de avonduren’ waren zijn laatste woorden voordat hij mij snel naar de kamer van zijn WES opvolger, Rik de Keijzer, bracht.
Norbert Vanhove is in Nederland vooral bekend als directeur-generaal van het WES, een functie die hij ruim twintig jaar heeft bekleed. Het WES is in België een toonaangevend onderzoeksbureau, gespecialiseerd in regionale economische vraagstukken en toerisme. Vanhove is in 1935 geboren, heeft economie gestudeerd in Gent (Master of Economic Sciences) en aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam (Doctor of Economics). Hij is al vanaf 1965 lid van het Tourist Research Center (TRC) en vanaf 1994 vice-president van de Association Internationale d’Experts Scientifiques du Tourisme (AIEST). Sinds 1996 is hij lid van ‘The Leadership Forum of the WTO Business Council’. Vanhove is momenteel part-time professor aan de universiteit van Leuven (Master in Tourism). Hij heeft tientallen boeken/ rapporten geschreven waarvan ‘The Economics of Tourism Destinations’ de meest recente is. Hij heeft ruim 100 artikelen in (semi)wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd.
38
nritmagazine
Binnenwerk_NRITmagazineNr3_06.in38 38
14-8-2009 17:02:29