BELGIUM ECONOMIC OUTLOOK Halfjaarlijkse vooruitzichten België – Februari 2015 Samenvatting De Belgische economie slaat nog altijd niet echt aan, maar krijgt de komende maanden wel hulp van buitenaf. De lagere olieprijs en de zwakkere euro zorgen in 2015 zelfs voor een positieve verrassing op het vlak van de economische groei. Tegen die achtergrond moet de overheid meer maatregelen nemen om het groeipotentieel van de economie te versterken, o.a. via een grote fiscale hervorming en verdere bijsturing van het arbeidsmarktbeleid. De nieuwe regering ging op dat vlak met een positief elan van start, maar ondertussen is er al heel wat van de dynamiek verloren gegaan. Ondanks het recente protest tegen de aangekondigde overheidsmaatregelen moet het echte werk om de Belgische economie voor te bereiden op de vergrijzing nog altijd beginnen.
Positieve verrassing voor 2015 De wereldeconomie blijft herstellen, maar nog altijd pijnlijk langzaam. Volgens de recentste vooruitzichten van het IMF is de wereldeconomie dit jaar op weg naar een reële groei van 3,5%. Dat is minder dan het IMF een klein jaar geleden verwachtte (in april werd voor 2015 nog op een groei van 3,9% gerekend), maar nog altijd ongeveer de gemiddelde groei sinds het begin van de jaren 80. Die economische groei is wel ongelijk verdeeld. Vooral de Amerikaanse economie zit in goede papieren: de VS lijkt goed op weg voor de sterkste groei van de laatste 10 jaar. In de Eurozone blijft het heel wat minder. De Eurozone hangt vast in een stramien van lage economische groei en lage inflatie, en de beleidsmakers lijken geen antwoorden te hebben voor die malaise. Niettemin kan de Eurozone in 2015 op extra hulp rekenen. De spectaculaire terugval van de olieprijs betekent voor de Eurozone een belangrijke stimulus. In euro viel de prijs van een vat ruwe olie sinds juni met meer dan 50% terug. Volgens ramingen van de ECB moet dat de economische groei in de regio in 2015 met 0,4 procentpunt opdrijven. Daarnaast is ook de zwakkere euro positief voor de economie. Tegenover de munten van alle handelspartners samen is de euro ondertussen zo’n 10% verzwakt. Dat zou 0,7 procentpunt aan extra economische groei moeten opleveren. Samen zorgen de lagere olie en de zwakkere euro voor een stevige duw in de rug van de Eurozone. De regio wordt echter nog altijd geconfronteerd met verschillende hindernissen: de demografische uitdaging, ontoereikende beleidsinitiatieven, politieke onzekerheid o.a. verbonden aan verkiezingen in bepaalde lidstaten, en vooral het brede gebrek aan vertrouwen in de toekomstperspectieven van de euro-economie. Toch moet de Eurozone in 2015 op z’n minst tijdelijk positief kunnen verrassen. Dat zou al een opmerkelijk verschil zijn met de aanhoudende negatieve verrassingen van de voorbije jaren. Met een economische groei van 1,3% zou de Eurozone in elk geval duidelijk beter moeten doen dan vorig jaar.
Goedkopere olie duwt benzineprijs lager 110
1.9
100
1.8
90
1.7
80
1.6
70 1.5
60
1.4
50 40
1.3
30 Jan-10 Jul-10 Feb-11 Sep-11 Apr-12 Nov-12 Jun-13 Jan-14 Aug-14
1.2
Olie (in euro)
Benzine (95oct, maximumprijs, rs)
De meevallers voor de Eurozone spelen uiteraard ook voor de Belgische economie. Zo is de benzineprijs al met meer dan 20% gezakt, de prijs van stookolie zelfs met 36%. Gezien het bestedingspatroon van de Belgen zorgen de lagere energieprijzen in 2015 voor een vermindering van de totale energiefactuur van een gemiddeld gezin met bijna 300 euro (zie tabel). Daarnaast moeten de exportbedrijven kunnen profiteren van de zwakkere euro. Ten slotte zal ook de Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 |
[email protected] www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com 1 |9
opmerkelijk lage rente een rol spelen, o.a. via de koopkrachtwinst voor de gezinnen door het herfinancieren van hypotheekleningen. Tegenover die positieve factoren staat wel het feit dat de overheid dit jaar gevoelig zwaardere saneringsinspanningen zal moeten doorvoeren dan de voorbije jaren. Ook de onzekerheid verbonden aan de nieuwe beleidsmaatregelen kan de economie parten spelen. Al bij al lijkt de economie op weg naar een groei van 1,3%, waarbij vooral de gezinsbestedingen een belangrijke groeifactor zullen zijn. De cruciale vraag daarbij is of de gezinnen de energiekorting zullen sparen of consumeren. Het toenemende vertrouwen over de situatie op de arbeidsmarkt laat vermoeden dat de neiging om zo’n meevaller eerder te sparen aan het afnemen is.
Haperend herstel voor Belgische economie
Verdere daling vaste hypotheekrente op komst 6
6
5
4
120 115
4
110 105
2
100
3
0
95
2
90
-2
85
1
80
-4 0 Jan-03
75
Jul-04
Jan-06
Jul-07
Jan-09
Jul-10
Jan-12
Jul-13
Jan-15
Hypotheekrente met initiële rentevaste periode 5 tot 10 jaar*
-6 Q1 1999
Q1 2005
Q1 2008
BBP (jaarwijziging in %)
OLO op 10 jaar Bron: NBB
70 Q1 2002
Q1 2011
Q1 2014
Ondernemersvertrouwen (EC, rs)
(*) nieuwe contracten
De lagere olieprijs vertaalt zich uiteraard ook in een lagere inflatie. Die dook eind 2014 al onder nul, en zal de komende maanden nog dieper wegzakken. Tenzij er een opmerkelijke kentering komt in de olieprijs (wat niet meteen verwacht wordt), ziet het ernaar uit dat de inflatie zo goed als het hele jaar negatief zal blijven. Die negatieve inflatie moet trouwens niet verward worden met het doemscenario van schadelijke deflatie waarvoor in Europa (en ook België) al langer gewaarschuwd wordt. Dat is eerder een situatie waar aanhoudend zwakke economische activiteit samen met hoge werkloosheid voor neerwaartse druk op prijzen en lonen zorgt, waardoor schuldenaars in problemen komen. Op die manier zakt een economie in een langdurige malaise waaruit het moeilijk ontsnappen is. Daar is de Eurozone vandaag nog niet aan toe, hoewel zo’n scenario toch gevaarlijk dicht bij is. Om zo’n doemscenario te vermijden pakte de ECB recent uit met een stevig aankoopprogramma van obligaties. Eén direct gevolg van de lage inflatie en de ECB reacties zijn de historisch lage rentes, ook in België. Belangrijk daarbij is trouwens dat die lage rentes meer dan waarschijnlijk voor jaren de norm zullen blijven.
Olieprijs duwt inflatie onder nul 7.0
Naar een lange tijd van lage rente 80
14
60
12
4.0
40
10
3.0
20
8
1.0
0
6
0.0
-20
4
-40
2
-60
0 Jan-80
Jaarwijziging in
6.0 5.0
2.0
-1.0 -2.0 -3.0 Jan-05
Jan-07
Jan-09 Inflatie
Jan-11
Jan-13
Jan-15
Olieprijs in euro (rs)
Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 |
[email protected] www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com 2 |9
Jan-85
Jan-90
Jan-95 Japan
Jan-00 België
Jan-05
Jan-10
Jan-15
Nood aan verandering De zwakkere euro en lagere grondstoffenprijzen geven de Belgische en Europese economieën dit jaar een stevige duw in de rug. Die tijdelijke meevallers kunnen evenwel niet verbergen dat de Eurozone zich door een periode van opmerkelijke economische zwakte sleept. Dat is voor de Belgische economie niet anders. Zowat zeven jaar sinds de start van de crisis ligt de economische activiteit per hoofd van de bevolking nog altijd 2,7% onder het niveau van voor de crisis. België doet het daarmee iets beter dan gemiddeld in de Eurozone (-3,7%), maar nog altijd duidelijk slechter dan bv. de Japanse economie tijdens haar crisis van de jaren 90. België en de Eurozone zijn daarmee goed op weg voor een economisch verloren decennium. Dat is in belangrijke mate toe te schrijven aan de economische crisis sinds 2008, maar houdt ook verband met een aantal structurele uitdagingen die al veel langer gekend zijn, zoals de vergrijzing. De ECB kan geld bijdrukken tot in het oneindige, maar dat zal weinig uithalen voor de structurele problemen. Om echt uit de huidige malaise te geraken is dan ook een reeks structurele ingrepen nodig. En dat is zeker het geval voor de Belgische economie. De nieuwe regering ging op dat vlak met een positief elan van start, maar ondertussen is er al heel wat van de dynamiek verloren gegaan. De concrete resultaten zijn totnogtoe ontgoochelend. Niettemin is de legislatuur nog jong, en heeft de regering nog tijd om alsnog het verschil te maken. Maar dan moet ze op een aantal thema’s wel gaan doorduwen.
Een verloren decennium
Belasting op arbeidsinkomen van een alleenstaande met gemiddeld inkomen
108 106
60 In % van de loonkost (2013)
104 102
50
100 40
98 96
30
94
BBP per capita (index, start crisis = 100)
92
20 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 Aantal kwartalen sinds start van de crisis Japan (vanaf Q4 1991)
Eurozone (vanaf Q1 2008)
10 0
België (vanaf Q1 2008)
Bel Ger Aut Hun Fra It Fin Swe Czr Svn Gre Por Svk Spa Est Tur Dk Nor Lux Neth Pol Ice Jap UK US Can Aus Irl Swi Kor Isr Mex NZ Chl
90
Bron: OESO
Tax shift De nood aan een duidelijke tax shift kwam de voorbij maanden prominent op de politieke agenda. Eindelijk, want zo’n tax shift is een maatregel die al veel langer onze economie had kunnen helpen. Helaas lijkt de term in het huidige debat verengd tot een verschuiving van de belasting van arbeid naar kapitaal. En dat is nu net een soort tax shift die voor België niet geschikt is. De belastingdruk in België is hoog, en zal ook hoog blijven. We hebben nu eenmaal gekozen voor een uitgebreid overheidsapparaat en een uitgebouwde sociale zekerheid. Dat betekent echter niet dat er in het belastingstelsel geen verbeteringen mogelijk zijn. Belastingen zijn altijd negatief voor de activiteit die belast wordt. In België is er voor geopteerd om vooral arbeid heel zwaar te belasten. Aangezien arbeid uiteindelijk de kern vormt van onze welvaart is dat op z’n zachtst gezegd een onverstandige keuze. De belastingdruk op arbeid moet hoe dan ook naar beneden. Dat kan best door ruimte te maken aan de uitgavenkant, maar besparingen liggen politiek moeilijk, en zullen de komende jaren alleen maar moeilijker worden tegen de achtergrond van een verouderende bevolking. Niettemin kunnen we zelfs zonder besparingen ons belastingsysteem gevoelig verbeteren via een slimme ‘tax shift’. De jongste maanden lijkt de tax shift een synoniem geworden voor een belastingverschuiving van arbeid naar kapitaal. In het huidige debat wordt evenwel nogal snel vergeten dat de belastingdruk op kapitaal in ons land al hoog is. In 2012 haalde de Belgische overheid in totaal 10% van het BBP aan inkomsten uit belastingen op kapitaal, waarvan 4,1% van Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 |
[email protected] www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com 3 |9
het BBP uit belastingen op vermogen. In beide gevallen zit België daarmee in de top 5 van Europa, en dik boven het Europese gemiddelde (respectievelijk 8,2% en 2,8% van het BBP). De totale belastinginkomsten zeggen evenwel weinig over de belastingdruk op kapitaal. Daarvoor is de impliciete belastingvoet (d.w.z. de verhouding tussen de belastinginkomsten en de overeenkomstige belastbare basis) op kapitaal relevanter. Maar ook die is in ons land al vrij hoog. Volgens Eurostat is de impliciete belastingvoet op kapitaal in België 35,5%, in de buurlanden is dat gemiddeld 27,6%. Sommige vormen van inkomen uit kapitaal (o.a. dividenden en meerwaarden uit aandelen) zijn in ons land inderdaad weinig of zelfs niet belast, maar de totale belastingdruk op kapitaal is vandaag al bij de hoogste van Europa. In die zin zou het een goed idee zijn om de belastingdruk op kapitaal beter te spreiden. Als alle vormen van inkomen uit kapitaal gelijkmatig belast worden, zullen beslissingen over de aanwending van dat kapitaal niet meer verstoord worden door fiscale overwegingen. Dat impliceert een verschuiving binnen de belastingen op kapitaal, met o.a. hogere belastingen op dividenden, meerwaarden en huurinkomsten, maar tegelijkertijd lagere vennootschapsbelasting, registratie- en successierechten. Een verhoging van de totale belastingdruk op kapitaal is evenwel geen goed idee.
Impliciete belastingdruk op kapitaal 50 45
Impliciete belastingvoeten in België 50
In % (2012)
45
40
40
35
35
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
0
Consumptie Bron: Eurostat
Arbeid
Kapitaal
Bron: Eurostat
Vergelijkingen met de rest van Europa geven aan dat België koploper is op het vlak van de belastingdruk op arbeid en ook in de kopgroep zit voor de belastingdruk op kapitaal. Voor de belastingdruk op consumptie zit België op een gemiddeld niveau, voor die op milieuvervuiling zelfs bij de laagste van Europa. Die twee laatste zijn dan ook voor de hand liggende kandidaten om de verlaging van de belasting op arbeid te compenseren. Simulaties van het Federaal Planbureau en de Europese Commissie bevestigen dat een duidelijke verlaging van de belasting op arbeid, budgettair gecompenseerd door een verhoging van de belastingen op consumptie en milieuvervuiling onze economie extra jobs en groei zou opleveren.
België rekent relatief weinig op indirecte belastingen 45 Aandeel indirecte belastingen in totale belastingen (2012)
Milieuheffingen 4.5 4.0
In % van het BBP (2012)
3.5
40
3.0 35
2.5 2.0
30
1.5
25
1.0 0.5
15
0.0
Bel Ger Neth Spa EMU Lux Fin Aut EU Fra It Dk Gre Svk UK Irl Svn Mal Por Swe Cyp
20
Bron: Eurostat
Bron: Eurostat
Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 |
[email protected] www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com 4 |9
Zo’n tax shift kan best ingepast worden in een brede fiscale hervorming. De huidige Belgische fiscale constructie is immers het resultaat van een decennialang proces waarbij telkens maar nieuwe uitzonderingen en specifieke regelingen toegevoegd werden. Het globale plaatje is daardoor onoverzichtelijk en inefficiënt geworden, en dat kan aangepakt worden via een brede fiscale hervorming. De absolute prioriteiten moeten daarbij liggen op een duidelijke verlaging van de belastingdruk op arbeid en een verregaande vereenvoudiging van het belastingstelsel. Dat laatste impliceert o.a. het herbekijken van zowat alle bestaande aftrekposten. Via de fiscaliteit kan het gedrag van mensen gestuurd worden, maar de Belgische overheid is op dat vlak wat te ver doorgeschoten. Specifieke regelingen zoals de woonbonus, de vrijstelling op spaarboekjes, bedrijfswagens, maaltijdcheques, verlaagde BTW-tarieven … zijn ooit met goeie bedoelingen bedacht, maar missen eigenlijk hun oorspronkelijke doelstelling. Die worden dan ook beter herbekeken, zodat ook daar ruimte wordt gecreëerd voor een verdere verlaging van de lasten op arbeid. Hoe dan ook moeten we werk maken van een belastingstelsel dat de nodige overheidsinkomsten verzamelt met zo weinig mogelijk schade voor de economie, m.a.w. een fiscaliteit die ten dienste staat van de economie.
Langer werken Een al lang gekend zeer van onze economie is dat Belgen eigenlijk relatief vroeg stoppen met werken. De nieuwe regering gaf op dat vlak al een duidelijk signaal met de aankondiging van de verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar, weliswaar pas vanaf 2030. Dat is vooral een symbolische maatregel, die ondanks het felle protest toch belangrijk ste is. In zowat alle enquêtes rond het onderwerp blijven Belgen aangeven dat ze rond hun 60 verjaardag willen stoppen met werken. Dat komt overeen met de huidige realiteit maar is op langere termijn niet houdbaar. De levensverwachting is de voorbije decennia alleen maar gestegen, terwijl de effectieve pensioenleeftijd gezakt is. Daardoor is de gemiddelde verwachte duur van het pensioen opgelopen tot 22 jaar. Midden jaren 70 was dat een kleine 13 jaar. Niet alleen neemt het aantal gepensioneerden de komende jaren fors toe door de vergrijzing, de gemiddelde gepensioneerde geniet ook langer van dat pensioen. Het kan dan ook niet verbazen dat de pensioenuitgaven fors toenemen. 10 jaar geleden bedroegen die nog 8,5% van het BBP, vandaag is dat opgelopen tot 10,4% of 40 miljard euro. De komende jaren zal die stijging alleen maar doorzetten.
België: langer leven, minder lang werken... 80
Pensioenuitgaven in de lift 11.5 In % van het BBP 11
75
10.5 70
10 9.5
65
9 60
8.5 Aantal jaren
8
55
Vooruitzichten Planbureau
1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 7.5 Effectieve pensioenleeftijd Bron: OESO
Levensverwachting
1980 1984 1988 1992 1996 2000 2004 2008 2012 2016 Bron: NBB, Fedraal Planbureau
Eén van de opties om die trend enigszins draaglijk te maken, is de effectieve pensioenleeftijd verhogen. Vandaag stopt de Belg gemiddeld op 59 jaar met werken, wat opmerkelijk vroeg is. Enkel in Luxemburg ligt de effectieve pensioenleeftijd nog lager. In alle andere industrielanden blijven mensen langer aan het werk: in Nederland gemiddeld tot 63 jaar, in Zweden tot 65 jaar. Amper 23% van de 60- tot 64-jarige Belgen werkt nog. In Nederland is dat 47%, in Zweden 65%. En voor iedereen die meent dat werken na 65 onmogelijk is, in andere Europese landen wordt dat vandaag al weerlegd. In Nederland werkt 13% van de 65- tot 69-jarigen, in Zweden zelfs 19%. In België blijft dat voorlopig beperkt tot 4%. De aankondiging van de verhoging van de pensioenleeftijd is tegen die achtergrond een belangrijk signaal. Ook in België kunnen we niet anders: langer leven impliceert ook langer werken. De Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 |
[email protected] www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com 5 |9
pensioenleeftijd van 67 is vooral symbolisch. Het zal nog heel lang duren voor meer dan een kleine minderheid van de Belgen ook effectief tot 67 zal werken. Maar het moet wel duidelijk maken dat stoppen voor 60 niet langer de norm kan zijn. Er is trouwens geen objectieve fysieke of psychische reden waarom Belgen minder lang zouden kunnen werken dan Nederlanders, Zweden of Zwitsers. Het opmerkelijke verschil in carrièreduur is volledig toe te schrijven aan beleidskeuzes uit het verleden. Beleidskeuzes die we ons in het licht van de vergrijzing niet meer kunnen veroorloven.
Effectieve pensioenleeftijd 75
Werkgelegenheidsgraad 60- tot 64-jarigen 90
Gemiddelde mannen en vrouwen (2012) 70
80 70 60
65
50 40
60
30 20
55
10 0
Bron: OESO
Svn Mal Svk Bel Lux Aut Fra Gre Cro It Spa EMU EU Por Cyp Irl Fin Dk UK Neth Ger Est Swi Nor Swe Ice
Mx Kor Chl Jap Ice Por NZ Isr Swe US Swi Nor Aus Irl UK Tur Can Est Neth Spa Dk Ger Fin Svn Czr Pol Gre It Aut Hun Fra Svk Bel Lux
50
Bron: Eurostat
Het optrekken van de pensioenleeftijd is maar een minieme stap om mensen langer aan het werk te houden. De echte beleidsmaatregelen nodig om dat te realiseren moeten nog volgen. Daarbij zou het trouwens veel beter zijn om te focussen op de lengte van de carrière dan op een vaste pensioenleeftijd. Daarnaast zijn nog verschillende andere beleidsaanpassingen vereist om mensen ook effectief langer aan de slag te houden. In België wordt vroeger stoppen met werken vandaag nog altijd financieel aangemoedigd (of m.a.w. blijven werken wordt financieel bestraft), o.a. via de verschillende gesubsidieerde uittredingsmogelijkheden en via het feit dat de pensioenberekening niet volledig gecorrigeerd wordt als iemand vroeger stopt met werken. Daarnaast zorgt onze loonvorming via de koppeling loonanciënniteit ervoor dat oudere werknemers te duur zijn. Ten slotte wordt er te weinig geïnvesteerd in levenslang leren en zijn er te weinig mogelijkheden om de loopbaan geleidelijk af te bouwen (via een overstap naar deeltijds werken en/of naar fysiek minder zware jobs). Enkel door simultaan in te zetten op al deze sporen kan de eindeloopbaanproblematiek echt aangepakt worden.
Besparingsinspanningen onvermijdelijk Weinig verrassend na een economisch ontgoochelend jaar en vooral een verkiezingsjaar waarin doorgaans minder aandacht is voor de structurele situatie van de overheidsfinanciën, viel het totale Belgische begrotingstekort voor 2014 slechter uit dan verwacht. Volgens de eerste ramingen liep het tekort op tot 3,3% van het BBP. De overschrijding van de 3%-regel doet opnieuw de vraag rond een eventuele Europese boete rijzen. Niettemin is het zinvoller om de dynamiek in de overheidsfinanciën op langere termijn te bekijken. Daarin zitten immers wel wat tendensen die dringend aangepakt moeten worden. De opmerkelijkste tendens van de voorbije jaren in de overheidsfinanciën is ongetwijfeld de spectaculaire stijging van de overheidsuitgaven. En dat ondanks de aanhoudende ronkende verklaringen over de besparingsinspanningen. Van 2000 tot 2013 stegen de totale jaarlijkse overheidsuitgaven met 5,7% van het BBP. Die stijging omvat evenwel de fraaie bonus van dalende rentelasten. Dankzij de daling van de marktrentes zakten de rentelasten in die periode met 3,3% van het BBP. Die rentebonus werd volledig opgesoupeerd. De totale jaarlijkse overheidsuitgaven exclusief de rentelasten namen van 2000 tot 2013 met 9,1% van het BBP toe. Concreet betekent dat dat alle Belgische overheden samen in 2013 uitgedrukt in euro’s van vandaag 36,4 miljard meer uitgaven dan in 2000. De sociale uitkeringen namen iets meer dan de helft van die toename voor hun rekening (+4,7% van het BBP, waarvan 2,1% voor pensioenen). De Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 |
[email protected] www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com 6 |9
economische crisis droeg uiteraard bij tot die uitgavensstijging. Niettemin stegen de overheidsuitgaven ook gecorrigeerd voor de impact van de conjunctuur met 7,7% van het BBP van 2000 tot 2013. Daarnaast waren er ook structurele factoren zoals de vergrijzing (o.a. weerspiegeld in de stijgende pensioenuitgaven). Die stijgende primaire uitgaven werden gefinancierd met de automatische besparing dankzij de lagere rentelasten (3,3% van het BBP), hogere overheidsontvangsten (2,9%, waarvan 1,8% uit belastingen) en een verslechtering van het tekort (-2,8%). Elk van die ‘financieringsbronnen’ lopen op hun laatste benen. De rentelasten op de overheidsschuld zijn vandaag teruggezakt tot 3,1% van het BBP, het laagste niveau in meer dan 40 jaar. Dankzij de historisch lage marktrente kunnen die de komende jaren nog iets lager, maar heel ruimte is er op dat vlak niet meer. Het tekort bedraagt ondertussen dus weer 3,3% van het BBP, zodat er ook langs die kant geen ruimte meer is. Dat laat enkel nog de overheidsontvangsten. Die bedragen ondertussen 51,5% van het BBP. In theorie is een hoger overheidsbeslag altijd nog mogelijk, maar ook daar zijn de limieten in zicht. En dat wordt een probleem aangezien er de komende jaren uit verschillende hoeken opwaartse druk op de overheidsuitgaven zal komen. Zo dienen zich voor de hand liggende investeringen in veiligheid en infrastructuur aan, en is er ook een steeds groter wordend besef dat de belastingdruk op arbeid duidelijk lager moet. Maar vooral de vergrijzing zal voor belangrijke extra uitgaven zorgen. De ramingen van die extra jaarlijkse uitgaven tegen 2060 (in vergelijking met 2013) lopen nogal uiteen van 4,2% van het BBP volgens het Planbureau tot 8,2% volgens de Europese Commissie (met zelfs een risicoscenario van 9,4%). Als België het totale tekort wil terugdringen tot een voor Europa aanvaardbare 1% van het BBP en tegelijkertijd de vergrijzing wil financieren, en als we dat allemaal via extra uitgaven willen financieren, dan moet het totale overheidsbeslag op termijn evolueren naar iets tussen 58 en 63% van het BBP (onder de hypothese van stabiele rentelasten).
Overheidsuitgaven nemen fors toe
Overheidsuitgaven per niveau
55 53 51 Federaal: 9.4
49 47
Sociale Zekerheid: 21.7
45 43 41 39 37
Lokale overheden: 7.0
35 1970 1974 1978 1982 1986 1990 1994 1998 2002 2006 2010
In % van het BBP (2013)
Overheidsuitgaven (excl. rentelasten, in % van het BBP) Bron: NBB
Gemeenschap pen & Gewesten: 13.3
Bron: NBB
Uit verschillende hoeken viel de voorbije maanden al te horen dat de Belgische overheid ‘onmogelijk’ nog meer kan besparen. Tegen de achtergrond van de scherpe stijging van de overheidsuitgaven in de jongste 15 jaar is dat op z’n zachtst gezegd een vreemde vaststelling. Gezien de toekomstige uitdagingen is er trouwens effectief geen andere keuze: de opwaartse trend in de overheidsuitgaven moet niet alleen gestopt worden, maar ook gedeeltelijk teruggedraaid. Ook de suggesties dat in de sociale zekerheid geen enkele ruimte meer is om nog te besparen, en dat de regionale overheden zich afzijdig kunnen houden bij de besparingen zijn simpelweg nonsens. De totale primaire uitgaven van de federale overheid bedragen vandaag 9,4% van het BBP. De regionale overheden (inclusief lokale overheden) en de sociale zekerheid nemen respectievelijk 20,3% en 21,7% voor hun rekening. Elke ernstige besparingsoefening kan niet om deze entiteiten heen.
Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 |
[email protected] www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com 7 |9
Tijd voor meer overheidsinvesteringen Ondanks het zeer grote overheidsbeslag investeert de Belgische overheid eigenlijk vrij weinig. Gemiddeld bedroegen de overheidsinvesteringen in België in de periode 2000-2013 amper 1,7% van het BBP per jaar. In Europa investeerden enkel Duitsland en Oostenrijk nog minder. In de Eurozone ligt het gemiddelde op 2,5% per jaar. Zeker in het huidige economische klimaat van ondermaatse vraag is er ruimte voor extra overheidsinvesteringen. Bovendien kan de Belgische overheid vandaag lenen aan een rente van 0,6% op 10 jaar en aan 1,4% op 30 jaar. Er zijn zeker investeringsprojecten te bedenken, bv. in transportinfrastructuur, die onze economie meer zouden opleveren dan die extreem lage financieringskost. Zulke investeringen zijn trouwens ook dringend nodig om het groeipotentieel van de economie te ondersteunen. Zo dreigt het verkeer zonder extra investeringen meer en meer vast te raken, met belangrijke economische kosten als gevolg. De focus op de schuldenlast die gepaard gaat met zulke projecten is misplaatst. Projecten die qua economische groei meer opleveren dan de financieringskost betalen in essentie zichzelf terug.
Het echte werk moet nog beginnen In de Belgische economie waren nooit meer mensen aan het werk dan vandaag: 4.565.000. Maar er waren ook nooit meer niet-werkenden: 6.595.000. Bovendien nemen de sociale uitgaven per niet-werkende toe, en dat sneller dan de inflatie en de economische groei. Die opwaartse trend is een gevolg van de vergrijzing en zal de komende jaren alleen maar doorzetten. Dat zal op termijn overheden dwingen tot aanpassingen van hun beleid om daarmee om te gaan. Dat geldt trouwens voor heel Europa, maar zolang een brede Europese aanpak uitblijft, moet de Belgische overheid zelf initiatief nemen. De voorbije jaar werden al enkele beperkte stappen gezet, o.a. op het vlak van langer werken, maar voorlopig blijft het allemaal te weinig en te traag. Elke aanpassing botst bovendien op verzet van specifieke belangengroepen. Om die eindeloze reeks van kleine gevechten te vermijden, werden in het verleden de noodzakelijke maatregelen gebundeld. Dat gebeurde in 1982 met het pakket maatregelen rond de devaluatie van de Belgische frank en opnieuw in 1993 met het Globaal Plan. Begin jaren ’00 werd de nood aan een nieuw groot plan verdoezeld door de rentemeevaller, maar ondertussen is zo’n plan meer dan nodig. Een verregaande modernisering van de fiscaliteit en verdere bijsturing van het arbeidsmarktbeleid zijn dringend aan de orde. Ondanks het recente protest tegen de aangekondigde overheidsmaatregelen moet het echte werk om de Belgische economie voor te bereiden op de vergrijzing nog altijd beginnen.
Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 |
[email protected] www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com 8 |9
VOORUITZICHTEN BELGISCHE ECONOMIE
2011
2012
2013
2014
2015
2016
BBP
1.7
0.1
0.3
1.1
1.3
1.4
Particuliere consumptie Overheidsconsumptie
0.6 0.8
0.8 1.4
0.3 1.1
0.9 0.1
1.5 0.0
1.2 0.0
Bedrijfsinvesteringen Overheidsinvesteringen Woningen
5.2 2.5 1.4
-0.4 3.4 -0.5
-1.2 -5.4 -3.5
5.1 0.6 2.4
2.9 1.7 1.3
2.6 2.0 1.5
Uitvoer Invoer
6.6 7.4
1.9 1.8
2.9 1.7
3.5 2.8
3.5 3.5
3.0 2.8
3.5 3.1
2.8 2.7
1.1 1.2
0.3 0.4
-0.6 -0.1
1.9 1.5
50
-4
-5
27
32
36
7.2
7.7
8.4
8.5
8.6
8.5
-0.9 14.5
1.2 13.9
-0.2 13.5
1.0 13.5
1.4 13.5
1.2 13.5
-3.9 -0.5 102.1
-4.1 -0.7 104.0
-2.9 0.3 104.6
-3.3 -0.2 106.3
-2.3 0.5 107.6
-1.9 0.8 106.9
Groei (jaarw ijziging in %)
Inflatie (jaarw ijziging in %)
Consumptieprijsindex Gezondheidsindex
Arbeidsmarkt & inkomen Binnenlandse werkgelegenheid (w ijziging tijdens het jaar, in '000)
Werkloosheidsgraad (in % van de beroepsbevolking)
Beschikbaar gezinsinkomen Spaarquote van de gezinnen (in % van het beschikbaar inkomen)
Overheidsfinanciën (in % van het BBP)
Vorderingensaldo Primair saldo Overheidsschuld
Voor meer info, contacteer: Bart Van Craeynest Hoofdeconoom
[email protected] + 32 2 229 62 32 + 32 484 69 81 79 Twitter @BVanCraeynest Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 |
[email protected] www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com 9 |9