MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet 2005.
Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005.
Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :
Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :
www.moniteur.be
www.staatsblad.be
Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme
Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme
Numéro tél. gratuit : 0800-98 809
Gratis tel. nummer : 0800-98 809 N. 296
179e ANNEE
MERCREDI 2 SEPTEMBRE 2009
ERRATUM : Le Moniteur belge du 31 août 2009 comporte trois éditions, qui portent les numéros 292, 293 et 294.
SOMMAIRE Lois, décrets, ordonnances et règlements Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale
179e JAARGANG
WOENSDAG 2 SEPTEMBER 2009
ERRATUM : Het Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2009 bevat drie uitgaven, met als volgnummers 292, 293 en 294.
INHOUD Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
26 MARS 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 10 décembre 2007, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances, relative à l’attribution de frais de transport, p. 59689.
26 MAART 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, betreffende de toekenning van vervoerskosten, bl. 59689.
26 MARS 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 10 décembre 2007, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances, relative à la formation professionnelle, p. 59690.
26 MAART 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, betreffende de professionele vorming, bl. 59690.
26 MARS 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 22 avril 2008, conclue au sein de la Commission paritaire pour le secteur francophone et germanophone de l’aide sociale et des soins de santé, concernant quatre jours de congé supplémentaires par an - Bruxelles, p. 59692.
26 MAART 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 april 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector, betreffende vier bijkomende vakantiedagen per jaar - Brussel, bl. 59692.
26 AVRIL 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 16 décembre 2008, conclue au sein de la Commission paritaire du transport et de la logistique, relative au reclassement professionnel des chauffeurs de taxis, p. 59694.
26 APRIL 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2008, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende de outplacement voor taxichauffeurs, bl. 59694.
19 MAI 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 16 décembre 2008, conclue au sein de la Commission paritaire du transport et de la logistique, déterminant la cotisation patronale au ″Fonds social pour les ouvriers des entreprises des services publics et spéciaux d’autobus et des services d’autocars″, p. 59696.
19 MEI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2008, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, tot vastlegging van de patronale bijdrage aan het ″Sociaal Fonds voor de werklieden van de ondernemingen der openbare en speciale autobusdiensten en autocardiensten″, bl. 59696.
222 pages/bladzijden
59684
MONITEUR BELGE − 02.09.2009 − BELGISCH STAATSBLAD
19 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 5 mai 2008, conclue au sein de la Commission paritaire pour le secteur flamand de l’aide sociale et des soins de santé, modifiant la convention collective de travail du 16 octobre 2007 concernant le montant et le mode de perception de la cotisation pour les initiatives de formation et d’emploi en faveur des groupes à risque du ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector″, p. 59698.
19 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 oktober 2007 betreffende het bedrag en de wijze van inning van de bijdrage voor de vormings- en tewerkstellingsinitiatieven voor de risicogroepen van het ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector″, bl. 59698.
28 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 29 janvier 2009, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances, fixant une cotisation supplémentaire temporaire au fonds social, p. 59699.
28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, tot vaststelling van een tijdelijke bijkomende bijdrage aan het sociaal fonds, bl. 59699.
28 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 26 janvier 2009, conclue au sein de la Commission paritaire des établissements et des services de santé, relative aux conditions de rémunération et de travail, p. 59700.
28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden, bl. 59700.
28 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 19 février 2009, conclue au sein de la Commission paritaire pour le nettoyage, relative à la prépension à partir de l’âge de 58 ans en vue de promouvoir l’emploi, p. 59707.
28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, betreffende het brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, bl. 59707.
28 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 19 février 2009, conclue au sein de la Commission paritaire pour le nettoyage, relative à la prépension à partir de l’âge de 56 ans pour les travailleurs qui peuvent se prévaloir d’un passé professionnel d’au moins 33 ans en tant que travailleurs salariés dont 20 ans de travail de nuit, p. 59710.
28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, betreffende het brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar voor de werknemers die een beroepsverleden van tenminste 33 jaar als loontrekkende waarvan 20 jaar nachtarbeid kunnen laten gelden, bl. 59710.
Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
10 AOUT 2009. — Arrêté royal déterminant, en vue de l’application des articles 43 et 46 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les emplois des membres du personnel de l’établissement scientifique fédéral « Centre d’Etude et de Recherches Vétérinaires et Agrochimiques » et de ses services d’exécution situés à Tervuren et Machelen, qui constituent un même degré de la hiérarchie, p. 59714.
10 AUGUSTUS 2009. — Koninklijk besluit tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikelen 43 en 46 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling « Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie » en zijn uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen, bl. 59714.
17 JUILLET 2009. — Arrêté royal déterminant, en vue de l’application de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les emplois des membres du personnel de l’établissement scientifique fédéral « Institut scientifique de Santé publique », qui constituent un même degré de la hiérarchie. Erratum, p. 59716.
17 JULI 2009. — Koninklijk besluit tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling « Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid », die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen. Erratum, bl. 59716.
Gouvernements de Communauté et de Région
Gemeenschaps- en Gewestregeringen
Communauté flamande
Vlaamse Gemeenschap
Autorité flamande
Vlaamse overheid
5 JUIN 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand fixant un règlement urbanistique flamand relatif à l’accessibilité, p. 59744.
5 JUNI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid, bl. 59717.
5 JUIN 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand relatif à l’agrément de divisions de Contrôle médical ou de départements de Contrôle médical, p. 59755.
5 JUNI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van afdelingen Medisch Toezicht of departementen Medisch Toezicht, bl. 59751.
3 JUILLET 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand instaurant une clause d’indexation dans et d’autres modifications à l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er décembre 1998 relatif aux unités de gestion du gibier, à l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 relatif aux réserves agréées, à l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 relatif aux groupes forestiers agréés, ainsi qu’à l’arrêté du Gouvernement flamand du 5 décembre 2008 relatif à l’accessibilité des forêts et des réserves naturelles, p. 59762.
3 JULI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot invoering van een indexeringsclausule in en tot andere wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 1998 betreffende de wildbeheereenheden, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende erkende reservaten, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende erkende bosgroepen, alsook het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten, bl. 59760.
MONITEUR BELGE − 02.09.2009 − BELGISCH STAATSBLAD Communauté française
Franse Gemeenschap
Ministère de la Communauté française
Ministerie van de Franse Gemeenschap
59685
14 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, p. 59765.
14 MEI 2009. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, bl. 59785.
14 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise relatif aux services d’accrochage scolaire, p. 59808.
14 MEI 2009. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de diensten voor schoolherinschakeling, bl. 59823.
14 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 24 août 2006 portant création de la Haute Ecole de la Province de Namur et reconnaissant et admettant aux subventions les formations organisées par cette Haute Ecole, p. 59830.
14 MEI 2009. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 augustus 2006 houdende oprichting van de « Haute Ecole de la Province de Namur » en waarbij de opleidingen georganiseerd door die Hogeschool erkend worden en voor subsidies in aanmerking worden genomen, bl. 59830.
Gemeinschafts- und Regionalregierungen Deutschsprachige Gemeinschaft Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft 28. MAI 2009 — Erlass der Regierung zur Abänderung des Erlasses der Regierung vom 10. März 2005 zur Festlegung der Arbeitsweise der Sprachenprüfungsausschüsse und der Durchführung der Prüfungen vor diesen Ausschüssen, S. 59831.
Communauté germanophone
Duitstalige Gemeenschap
Ministère de la Communauté germanophone
Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap
28 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement portant modification de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté germanophone du 10 mars 2005 fixant le fonctionnement des jurys des examens linguistiques et l’organisation des examens présentés devant ces jurys, p. 59832.
Autres arrêtés Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre et Autorité flamande Ordres nationaux, p. 59833. Service public fédéral Intérieur Commissaire divisionnaire de police. Nomination, p. 59833. Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale
28 MEI 2009. — Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 10 maart 2005 houdende vastlegging van de werkwijze van de jury’s voor taalexamens en van de organisatie van de examens afgelegd voor deze examencommissies, bl. 59832.
Andere besluiten Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister en Vlaamse overheid Nationale orden, bl. 59833. Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hoofdcommissaris van politie. Benoeming, bl. 59833. Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
28 JUIN 2009. — Arrêté royal portant nomination de conseillers et de juges sociaux. Erratum, p. 59833.
28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit houdende benoeming van raadsheren en rechters in sociale zaken. Erratum, bl. 59833.
1er JUILLET 2009. — Arrêté royal portant nomination de conseillers et de juges sociaux. Erratum, p. 59833.
1 JULI 2009. — Koninklijk besluit houdende benoeming van raadsheren en rechters in sociale zaken. Erratum, bl. 59833.
31 JUILLET 2009. — Arrêté royal portant nomination de conseillers et de juges sociaux. Erratum, p. 59834.
31 JULI 2009. — Koninklijk besluit houdende benoeming van raadsheren en rechters in sociale zaken. Erratum, bl. 59834.
Service public fédéral Sécurité sociale Institut national d’assurance maladie-invalidité. Conseil général de l’assurance soins de santé. Démission et nomination d’un membre, p. 59834. — Institut national d’assurance maladie-invalidité. Conseil général de l’assurance soins de santé. Démission et nomination d’un membre, p. 59834. — Institut national d’assurance maladie-invalidité. Commission régionale du Conseil médical de l’invalidité de la région bilingue Bruxelles-Capitale, institué auprès du Service des indemnités. Démission et nomination de membres, p. 59835. — Institut national d’assurance maladie-invalidité. Commission de remboursement des médicaments, instituée auprès du Service des soins de santé. Démission et nomination de membres, p. 59835. — Institut national d’assurance maladie-invalidité. Collège des médecins-directeurs, institué auprès du
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Ontslag en benoeming van een lid, bl. 59834. — Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Ontslag en benoeming van een lid, bl. 59834. Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Gewestelijke commissie van de Geneeskundige raad voor invaliditeit van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, ingesteld bij de Dienst voor uitkeringen. Ontslag en benoeming van leden, bl. 59835. — Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. Ontslagverlening en benoeming van leden, bl. 59835. —
59686
MONITEUR BELGE − 02.09.2009 − BELGISCH STAATSBLAD
Service des soins de santé. Démission et nomination du président et nomination du président suppléant, p. 59835. — Institut national d’assurance maladie-invalidité. Conseil technique des radio-isotopes, institué auprès du Service des soins de santé. Désignation des président et président suppléant, p. 59836. — Institut national d’assurance maladie-invalidité. Conseil technique pharmaceutique, institué auprès du Service des soins de santé. Démissions et nomination de membres, p. 59836. — Institut national d’assurance maladie-invalidité. Conseil technique intermutualiste, institué auprès du Service des indemnités. Renouvellement du mandat de président, p. 59836.
Service public fédéral Justice Ordre judiciaire, p. 59837. — Ordre judiciaire. Ordres nationaux, p. 59839.
Gouvernements de Communauté et de Région
Rijksinstituut voor ziekte en- invaliditeitsverzekering. College van geneesheren-directeurs, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. Ontslag en benoeming van de voorzitter en benoeming van de plaatsvervangend voorzitter, bl. 59835. — Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Technische raad voor radioisotopen, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. Aanwijzing van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, bl. 59836. — Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Technische farmaceutische raad, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. Ontslag en benoemingen van leden, bl. 59836. — Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Technische Ziekenfondsraad, ingesteld bij de Dienst voor uitkeringen. Hernieuwing van het mandaat voor de voorzitter, bl. 59836.
Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde, bl. 59837. — Rechterlijke Orde. Nationale Orden, bl. 59839.
Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Vlaamse overheid Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie 16 MAART 2009. — Besluit (nr. 381) betreffende de accreditatie van de Master of Statistics (master) van de Katholieke Universiteit Leuven, bl. 59839. 13 JULI 2009. — Besluit (nr. 382) betreffende de accreditatie van de Master of Statistics (master) van de transnationale Universiteit Limburg, bl. 59840. 28 JULI 2009. — Besluit (nr. 383) betreffende de accreditatie van de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship (master na master) van de Flanders Business School, bl. 59840. 4 AUGUSTUS 2009. — Besluit (nr. 384) betreffende de accreditatie van de Master in de verpleegkunde en de vroedkunde (master) van de Universiteit Antwerpen (penvoerende instelling) in samenwerking met de Artesis Hogeschool Antwerpen, de Hogeschool Zeeland en de Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen, bl. 59840. 11 AUGUSTUS 2009. — Besluit (nr. 385) betreffende de accreditatie van de Master in de verpleegkunde en de vroedkunde (master) van de Katholieke Universiteit Leuven (penvoerende instelling), in samenwerking met HUB-EHSAL, Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, Katholieke Hogeschool Kempen, Katholieke Hogeschool Leuven, Katholieke Hogeschool Limburg, Katholieke Hogeschool Mechelen, Katholieke Hogeschool Sint-Lieven en Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, bl. 59841. Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Provincie Vlaams-Brabant. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, bl. 59841. — Provincie Vlaams-Brabant. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, bl. 59841. — Provincie Vlaams-Brabant. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, bl. 59841.
Communauté française
Franse Gemeenschap
Ministère de la Communauté française
Ministerie van de Franse Gemeenschap
29 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise désignant le président et le vice-président du Conseil interuniversitaire de la Communauté franc¸ aise, p. 59842.
29 MEI 2009. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot aanstelling van de voorzitter en de vice-voorzitter van de Interuniversitaire Raad van de Franse Gemeenschap, bl. 59842.
MONITEUR BELGE − 02.09.2009 − BELGISCH STAATSBLAD Région wallonne
Waals Gewest
Service public de Wallonie
Waalse Overheidsdienst
29 JUIN 2009. — Décision de la Commission interrégionale de l’Assainissement du Sol portant prolongation de l’agrément de l’association sans but lucratif BOFAS, avenue J. Bordet 166, bte 1, à 1140 Bruxelles, p. 59843.
59687
29 JUNI 2009. — Besluit van de interregionale bodemsaneringscommissie houdende verlenging van de erkenning van de vereniging zonder winstoogmerk BOFAS, J. Bordetlaan 166, bus 1, te 1140 Brussel, bl. 59846.
Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la SPRL Protelux, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 59848. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la « BVBA Smetra », en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 59849. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la SA ICM, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 59851. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la SA Wilmetrans, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 59852. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Pottier, Sandro, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 59854.
Gemeinschafts- und Regionalregierungen Wallonische Region ¨ ffentlicher Dienst der Wallonie O 29. JUNI 2009 — Beschluss der interregionalen Bodensanierungskommission über die Verlängerung der Zulassung der Vereinigung ohne Erwerbszweck ″BOFAS″, avenue J. Bordet 166, bte 1, in 1140 Bruxelles, S. 59844.
Officiële berichten
Avis officiels
Raad van State
Conseil d’Etat Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat, p. 59855.
Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bl. 59855.
Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat, p. 59856.
Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bl. 59856.
Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat, p. 59856.
Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bl. 59856.
Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat, p. 59857.
Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bl. 59857.
Staatsrat Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates, S. 59855. Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates, S. 59856. Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates, S. 59856. Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates, S. 59857.
des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der
Commission bancaire, financière et des Assurances Autorisation de fusion entre établissements de crédit ou entre de tels établissements et d’autres institutions financières (article 31 de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit), p. 59857.
Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen Toestemming voor fusie tussen kredietinstellingen of tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen (artikel 31 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen), bl. 59857.
59688
MONITEUR BELGE − 02.09.2009 − BELGISCH STAATSBLAD Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken
Service public fédéral Intérieur 29 MAI 2009. — Circulaire relative à l’identification d’étrangers en séjour irrégulier. Traduction allemande, p. 59858.
29 MEI 2009. — Omzendbrief betreffende de identificatie van onregelmatig verblijvende vreemdelingen. Duitse vertaling, bl. 59858.
¨ ffentlicher Dienst Inneres Föderaler O ¨ bersetzung , 29 MAI 2009 — Rundschreiben über die Identifizierung vom Ausländern, die sich illegal in Belgien aufhalten. Deutsche U S. 59858.
Service public fédéral Mobilité et Transports Indices du prix de revient du transport professionnel de marchandises par route, p. 59862. Service public fédéral Justice Ordre judiciaire. Places vacantes, p. 59862. Examens permettant aux licenciés en notariat de justifier qu’ils sont à même de se conformer aux dispositions de la loi sur l’emploi des langues en matière judiciaire. Session ordinaire d’octobre 2009. Erratum, p. 59863.
Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Indexcijfers van de kostprijs van het beroepsgoederenvervoer over de weg, bl. 59862. Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde. Vacante betrekkingen, bl. 59862. Examens waarbij de licentiaten in het notariaat in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de voorschriften van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken na te leven. Gewone zittijd van oktober 2009. Erratum, bl. 59863.
Gouvernements de Communauté et de Région Communauté française Parlement de la Communauté française Election des membres du Conseil d’administration de la RadioTélévision belge de la Communauté franc¸ aise (RTBF). Appel aux candidats, p. 59863.
Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages 59864 à 59904.
De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl. 59864 tot bl. 59904.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59689
LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
F. 2009 — 3056 [2009/201353] 26 MARS 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 10 décembre 2007, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances, relative à l’attribution de frais de transport (1)
N. 2009 — 3056 [2009/201353] 26 MAART 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, betreffende de toekenning van vervoerskosten (1)
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen; Op de voordracht van de Minister van Werk,
Vu la demande de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances; Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 10 décembre 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances, relative à l’attribution de frais de transport.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, betreffende de toekenning van vervoerskosten.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 26 mars 2009.
Gegeven te Brussel, 26 maart 2009.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note (1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Annexe
Bijlage
Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances
Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen
Convention collective de travail du 10 décembre 2007
Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007
Attribution de frais de transport (Convention enregistrée le 31 janvier 2008 sous le numéro 86634/CO/307)
Toekenning van vervoerskosten (Overeenkomst geregistreerd op 31 januari 2008 onder het nummer 86634/CO/307)
CHAPITRE Ier. — Champ d’application
HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied
Article 1 . La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs et travailleurs ressortissant à la Commission paritaire pour les entreprises de courtages et agences d’assurances.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers die behoren onder het Paritair Comité van de verzekeringsmakelaars en verzekeringsagentschappen.
CHAPITRE II. — Attribution de frais de transport
HOOFDSTUK II.— Toekenning van vervoerskosten
Art. 2. En fonction des conditions d’octroi prévues au chapitre III ci-après, il est prévu le paiement de frais de transport.
Art. 2. Op basis van de toekenningsvoorwaarden die zijn opgenomen in hoofdstuk III is er een terugbetaling voorzien van de vervoerskosten.
Les travailleurs qui font usage d’un abonnement de transport en commun reçoivent une intervention calculée sur base de 60 p.c. du prix de l’abonnement du transport en commun (train 2ème classe, bus, métro ou tram).
Werknemers die gebruik maken van een abonnement openbaar vervoer krijgen een tussenkomst berekend op basis van 60 pct. van het bedrag van het abonnement van het openbaar vervoer (trein 2de klasse, bus, metro of tram).
Les travailleurs qui n’utilisent pas d’abonnement de transport en commun reçoivent une intervention calculée sur base de 60 p.c. du tarif publié de l’abonnement de train 2ème classe.
Werknemers die geen gebruik maken van een abonnement openbaar vervoer krijgen een tussenkomst berekend op basis van 60 pct. van het gepubliceerde tarief treinabonnement 2de klasse.
er
59690
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Ces frais de transport seront alloués pour les salariés ne bénéficiant pas encore de ce système. Les dispositions de la présente convention collective de travail ne portent pas préjudice aux réglementations plus favorables qui existeraient déjà au niveau des entreprises.
Deze vervoerkosten zullen betaald worden aan de werknemers die nog niet genieten van dit systeem. De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst doen geen afbreuk aan reeds bestaande gunstiger regelingen op bedrijfsniveau.
CHAPITRE III. — Conditions d’octroi
HOOFDSTUK III. — Toekenningsvoorwaarden
Art. 3. Le paiement des frais de transport est alloué aux salariés qui :
Art. 3. De terugbetaling van de vervoerkosten worden toegekend aan de werknemer die : a) niet geniet van een bedrijfsvoertuig;
a) ne bénéficient pas d’une voiture de société; b) ont une distance égale ou de plus de 5 km entre leur lieu de résidence habituel et le lieu de travail;
b) een afstand aflegt die gelijk of meer is dan 5 km tussen de vaste woonplaats en de werkplaats;
c) remplissent une déclaration sur l’honneur indiquant le kilométrage exact entre leur lieu de résidence habituel et le lieu de travail, avec copie de l’abonnement de transport en commun pour ceux qui ont un tel abonnement.
c) een verklaring op eer invult met de vraag naar het exact aantal gereden kilometers tussen de vaste woonplaats en de werkplaats, met kopie van het abonnement van het openbaar vervoer voor deze die een abonnement hebben.
CHAPITRE IV. — Dispositions finales
HOOFDSTUK IV. — Eindbepalingen
Art. 4. La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 2008 et est conclue pour une durée indéterminée.
Art. 4. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2008 en is van onbepaalde duur.
Art. 5. Chaque partie signataire peut dénoncer la présente convention collective de travail moyennant un préavis de six mois pouvant prendre effet au plus tôt le 1er janvier 2009.
Art. 5. Elke ondertekenende partij kan deze collectieve arbeidsovereenkomst opzeggen mits een aanzegging van zes maanden die ten vroegste op 1 januari 2009 kan ingaan.
Le préavis est adressé, par lettre recommandée, au président de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurance.
De aanzegging wordt per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen.
Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 26 mars 2009.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 maart 2009.
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2009 — 3057
[2009/201359]
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2009 — 3057
[2009/201359]
26 MARS 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 10 décembre 2007, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances, relative à la formation professionnelle (1)
26 MAART 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, betreffende de professionele vorming (1)
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen; Op de voordracht van de Minister van Werk,
Vu la demande de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances; Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : er
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1 . Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 10 décembre 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances, relative à la formation professionnelle.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, betreffende de professionele vorming.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 26 mars 2009.
ALBERT
Gegeven te Brussel, 26 maart 2009.
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note
Nota
(1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59691
Annexe
Bijlage
Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances
Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen
Convention collective de travail du 10 décembre 2007
Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007
Formation professionnelle (Convention enregistrée le 31 janvier 2008 sous le numéro 86635/CO/307) Portée de la convention Dans la ligne de la déclaration sur la compétitivité du 27 mars 2006 et des conclusions de l’accord interprofessionnel 2007-2008 du 2 février 2007, les parties signataires de la présente convention collective de travail insistent sur l’importance qu’ils attachent à une politique de formation créative et efficace qui permette à la fois de valoriser l’expérience professionnelle acquise par les travailleurs du secteur et offre par ailleurs la possibilité à d’autres personnes d’y être intégrées.
Professionele vorming (Overeenkomst geregistreerd op 31 januari 2008 onder het nummer 86635/CO/307) Draagwijdte van de overeenkomst In aansluiting op de verklaring van 27 maart 2006 inzake het concurrentievermogen en de besluiten in het interprofessioneel akkoord 2007-2008 van 2 februari 2007 wordt een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten inzake de inspanningen voor vorming. Deze overeenkomst heeft tot doel tot een creatieve en effectieve vormingspolitiek te komen die de werknemers uit de sector in staat stellen hun professionele kennis te verhogen en anderzijds nieuwe werknemers de mogelijkheid te geven de nodige kennis op te doen om zich in de sector te integreren. De sociale partners engageren zich tevens om de werknemers uit de sector het belang van vorming toe te lichten.
Les partenaires sociaux s’engagent également à sensibiliser les collaborateurs du secteur du courtage en assurances sur les enjeux de la formation. Article 1er. La présente convention collective de travail est d’application pour les employeurs et les travailleurs des entreprises qui relèvent de la compétence de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de makelarij en de verzekeringsagentschappen vallen.
Art. 2. Cette convention a pour objectif d’accroître au minimum de 5 p.c. au niveau sectoriel le taux de participation en matière de formation et de financer ces objectifs par un prélèvement de 0,05 p.c. de la masse salariale. Ce prélèvement doit être versé à l’ONSS pour le CEPOM.
Art. 2. Deze overeenkomst heeft tot doel de werknemersparticipatie aan vormingsinitiatieven binnen de sector te verhogen met minstens 5 pct. en deze initiatieven te financieren met een bijdrage gelijk aan 0,05 pct. van de loonmassa. Deze bijdrage wordt via de RSZ gestort aan het CEPOM.
Art. 3. Les partenaires sociaux s’engagent à ce que chaque travailleur du secteur puisse bénéficier d’une formation professionnelle permanente durant le temps de travail qui lui permette, dans le cadre de son plan de carrière et/ou d’un changement de fonction de tirer parti des possibilités d’évolution qui s’offrent à lui dans l’exercice de sa fonction actuelle ou dans la perspective d’une évolution possible de sa carrière.
Art. 3. De sociale partners verbinden zich ertoe om iedere werknemer de kans te geven een professionele vorming aan te bieden gedurende de arbeidsuren. Deze vorming moet de werknemer in staat te stellen zich in zijn of haar functie binnen de onderneming eigen te maken of met de oog van een evolutie van zijn/haar loopbaan.
Ces formations peuvent consister en une formation organisée à l’extérieur de l’entreprise ou du bureau de courtage, en une formation interne ou sur le lieu de travail ou encore une formation utilisant les nouvelles technologies de l’information.
Deze vormingsmogelijkheden kunnen zowel intern of op de plaats van tewerkstelling of extern van de onderneming worden georganiseerd. Opleidingen waarbij nieuwe technologieën op informaticavlak worden gebruikt komen eveneens in aanmerking.
Art. 4. Un droit à la formation est garanti par entreprise. Celui-ci correspond à un nombre de jours égal au nombre de travailleurs converti en équivalents temps plein de l’entreprise, multiplié par 2.
Art. 4. Een opleidingsrecht wordt per bedrijf verzekerd. Dat komt overeen met een aantal dagen gelijk aan het aantal werknemers, omgerekend in voltijdse banen in de onderneming, vermenigvuldigd met twee.
Art. 5. Chaque travailleur a le droit de formuler vis-à-vis de l’employeur ses besoins en matière de formation soit en s’adressant directement à celui-ci soit, là ou elles existent, en s’adressant à la délégation syndicale. Dans le cas ou dans l’entreprise il n’y a pas de délégation syndicale, le travailleur peut directement s’adresser soit à la fédération patronale concernée soit à son organisation syndicale si celui-ci est affilié ou encore directement par écrit auprès du président de la commission paritaire.
Art. 5. Iedere werknemer heeft het recht zijn vormingsbehoeften aan de werkgever te formuleren. Dit kan rechtstreeks aan de werkgever worden geformuleerd maar kan eveneens, waar ze bestaan, via de syndicale delegatie. In het geval er geen syndicale delegatie bestaat heeft de werknemer eveneens de mogelijkheid zijn of haar vormingsbehoeften te formuleren via de werkgeversfederatie waar zijn werkgever bij aangesloten is of via zijn vakbondsorganisatie waar hij of zij lid van is of via de voorzitter van het paritair comité.
Si un travailleur, malgré le fait qu’il l’ait demandé, n’a pu suivre une formation adaptée dans les 12 mois de sa demande, il a le droit sur simple demande de formuler lors d’un entretien ses besoins en matière de formation. Employeur et travailleur conviendront par écrit de commun accord, d’un plan de développement adapté. Chaque refus de formation devra être motivé par écrit par l’employeur.
Indien een werknemer zijn vormingsbehoeften heeft geformuleerd, maar in de loop van de 12 maanden volgend op zijn of haar vraag geen vorming heeft kunnen volgen, heeft de werknemer het recht in een onderhoud met de werkgever zijn of haar vormingsbehoeften te herformuleren. Werkgever en werknemer maken op dat ogenblik in een gemeenschappelijk akkoord een vormingsplan op. Iedere weigering om vorming te volgen dient vanaf dat ogenblik schriftelijk te worden gemotiveerd door de werkgever.
Le travailleur qui exerce à l’égard de son employeur ce droit individuel en matière de formation ne peut en subir de préjudice professionnel.
Iedere werknemer die gebruik maakt van dit recht ten opzichte van zijn werkgever kan hiervoor geen enkele professioneel nadeel ondervinden.
Art. 6. La où il existe, le conseil d’entreprise, le comité pour la prévention et la protection au travail ou la délégation syndicale sera au moins une fois par an informé sur tous les aspects de la formation (type de formation, public-cible, demandes, autorisations, refus,...) et ce nonobstant les prérogatives légales de ce dernier en matière de formation. Pour les entreprises où il n’existe pas de conseil d’entreprise, les fédérations patronales concernées remettront pour leurs membres, au moins une fois par an un rapport écrit à la commission paritaire, qui examinera celui-ci. Ce rapport contiendra le même type d’information que les rapports remis au conseil d’entreprise.
Art. 6. Daar waar deze bestaan zullen de ondernemingsraad, comité voor de preventie en de bescherming op het werk of syndicale delegatie minstens één keer per jaar geïnformeerd worden over alle vormingsinitiatieven (welke vorming, doelgroep, aanvragen, toestemmingen, weigeringen,...), naast de andere wettelijke bepalingen die in de ondernemingsraad met betrekking tot vorming dienen uitgevoerd te worden. In de ondernemingen waar er geen ondernemingsraad bestaat zullen de respectievelijke werkgeversfederaties minstens één maal per jaar een rapport opmaken dat zal worden voorgelegd aan het paritair comité die dit rapport zal beoordelen. De informatie die in dit rapport is opgenomen is dezelfde als deze die wordt meegedeeld aan de ondernemingsraad.
59692
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 7. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er janvier 2008 pour se terminer le 31 décembre 2008.
Art. 7. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2008 en loopt tot 31 december 2008.
Les parties signataires procéderont à une évaluation des efforts de formation mis en œuvre dans la perspective de la poursuite éventuelle de ceux-ci dans la période 2009-2010.
De ondertekende partijen zullen de afspraken die in deze overeenkomst werden gemaakt tijdens de looptijd van deze periode evalueren met als doel deze eventueel verder te zetten in de periode 2009-2010.
Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 26 mars 2009.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 maart 2009.
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2009 — 3058
[2009/201360]
26 MARS 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 22 avril 2008, conclue au sein de la Commission paritaire pour le secteur francophone et germanophone de l’aide sociale et des soins de santé, concernant quatre jours de congé supplémentaires par an - Bruxelles (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2009 — 3058
[2009/201360]
26 MAART 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 april 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector, betreffende vier bijkomende vakantiedagen per jaar - Brussel (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Vu la demande de la Commission paritaire pour le secteur francophone et germanophone de l’aide sociale et des soins de santé;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector;
Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 22 avril 2008, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire pour le secteur francophone et germanophone de l’aide sociale et des soins de santé, concernant quatre jours de congé supplémentaires par an - Bruxelles.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 april 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector, betreffende vier bijkomende vakantiedagen per jaar - Brussel.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 26 mars 2009.
Gegeven te Brussel, 26 maart 2009.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note (1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Annexe
Bijlage
Commission paritaire pour le secteur francophone et germanophone de l’aide sociale et des soins de santé
Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige en welzijns- en gezondheidssector
Convention collective de travail du 22 avril 2008
Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 april 2008
Quatre jours de congé supplémentaires par an - Bruxelles (Convention enregistrée le 29 mai 2008 sous le numéro 88379/CO/332)
Vier bijkomende vakantiedagen per jaar - Brussel (Overeenkomst geregistreerd op 29 mei 2008 onder het nummer 88379/CO/332)
Article 1er. La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs et aux travailleurs des institutions ressortissant à la Commission paritaire pour le secteur francophone et germanophone de l’aide sociale et des soins de santé, subventionnées par la Région de Bruxelles-Capitale et/ou par la Commission communautaire française.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige welzijnsen gezonheidssector en gesubsidieerd worden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en/of door de Franse Gemeenschapscommissie.
Il y a lieu d’entendre par ″travailleurs″ : le personnel ouvrier et employé, masculin et féminin.
Onder ″werknemers″ wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59693
Art. 2. A partir du 1er janvier 2001, quatre jours de congé payé supplémentaires sont accordés chaque année aux travailleurs en sus des jours de vacances légaux. Aux travailleurs embauchés en cours d’année il sera octroyé un jour de congé par trimestre presté. Pour les travailleurs à temps partiel, la durée de ce congé est calculée au prorata de la durée de leurs prestations de travail. Les jours de congé supplémentaires sont pris avant les jours de vacances légaux ordinaires.
Art. 2. Vanaf 1 januari 2001 worden aan de werknemers, bovenop de wettelijke vakantiedagen, jaarlijks vier bijkomende betaalde vakantiedagen toegekend. Aan de werknemers die in de loop van het jaar in dienst worden genomen, zal één vakantiedag worden toegekend per gewerkt kwartaal. Voor de deeltijdse werknemers wordt de duur van dit verlof berekend naar rato van de duur van hun arbeidsprestaties. De bijkomende vakantiedagen worden genomen voor de gewone wettelijke vakantiedagen.
Art. 3. Pour les quatre jours de congé supplémentaires visés à l’article 2 de la présente convention collective de travail, chaque travailleur perçoit sa rémunération normale, en ce compris les suppléments moyens calculés dans le cadre de la législation sur les jours fériés payés (7 h 36 au maximum par jour en régime de 38 heures hebdomadaires).
Art. 3. Voor de vier bijkomende vakantiedagen bedoeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, ontvangt iedere werknemer zijn normaal loon met inbegrip van de gemiddelde toeslagen zoals berekend in het raam van de wetgeving op de betaalde feestdagen (maximum 7 u 36 per dag in het stelsel van de 38-urenweek).
Art. 4. Lorsque le travailleur n’a pas pris ou pas pris entièrement les jours de congé supplémentaires visés à l’article 2 de la présente convention collective de travail, à la fin de l’année de vacances ou au moment de son départ, il perçoit une rémunération égale au nombre d’heures de travail correspondant (7 h 36 au maximum par jour en régime de 38 heures hebdomadaires) multiplié par son salaire horaire normal visé à l’article 3 de la présente convention.
Art. 4. Heeft de werknemer bij het einde van het vakantiejaar of bij zijn uitdiensttreding de in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde bijkomende vakantiedagen geheel of gedeeltelijk niet genomen, dan ontvangt hij een loon gelijk aan het aantal overeenkomende arbeidsuren (maximum 7 u 36 per dag in het stelsel van de 38-urenweek) vermenigvuldigd met zijn normaal uurloon zoals bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst.
Dans ce cas, l’employeur remet au travailleur concerné une attestation mentionnant le montant qu’il a payé. Le cas échéant, le travailleur fournit cette attestation à son nouvel employeur.
In dat geval overhandigt de werkgever aan de betrokken werknemer een attest met vermelding van het door hem betaalde bedrag. Dit attest wordt zo nodig door de werknemer aan zijn volgende werkgever bezorgd.
Art. 5. Les quatre jours de congé supplémentaires visés à l’article 2 de la présente convention collective de travail sont pris de commun accord entre le travailleur et l’employeur.
Art. 5. De vier bijkomende vakantiedagen bedoeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden genomen in gemeenschappelijk overleg tussen de werknemer en de werkgever.
Art. 6. La présente convention collective de travail ne porte pas atteinte aux droits des travailleurs à la date de sa signature.
Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst doet geen afbreuk aan de rechten die de werknemers bezitten op de datum van haar ondertekening.
Art. 7. Les parties conviennent explicitement que les avantages accordés par la présente convention collective de travail ne seront effectivement octroyés aux travailleurs que pour autant que le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, le Collège réuni de la Commission communautaire commune et le Collège de la Commission communautaire française exécutent intégralement, chacun pour ce qui le concerne, le point 6, alinéa 4 de l’accord du 29 juin 2000.
Art. 7. De partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de voordelen vervat in deze collectieve arbeidsovereenkomst slechts effectief zullen worden toegekend aan de werknemers voor zover de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het College van de Franse Gemeenschapscommissie, ieder voor wat hen betreft, het punt 6, alinea 4 van het akkoord van 29 juni 2000 integraal uitvoeren.
Le refus de la prise en charge ou la prise en charge tardive des coûts par un pouvoir subsidiant signataire de l’accord du 29 juin 2000 ne peut donner lieu à la non exécution ou à l’exécution tardive de la présente convention collective de travail dans les institutions subventionnées par un autre pouvoir subsidiant signataire de cet accord. Les parties conviennent également d’informer ces mêmes autorités publiques de la bonne exécution de la présente convention.
De niet- of de laattijdige tenlasteneming van de kosten door een betoelagende overheid die het akkoord van 29 juni 2000 getekend heeft mag geen aanleiding geven tot de niet- of laattijdige uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst in de instellingen gefinancierd door een andere betoelagende overheid die dit akkoord getekend heeft. De partijen komen eveneens overeen deze overheden te informeren over de goede uitvoering van deze overeenkomst.
Art. 8. La présente convention collective de travail remplace, dans les limites de son champ d’application prévu à l’article 1er ci-dessus, la convention collective de travail du 28 février 2001 enregistrée le 6 juillet 2001 sous le numéro 57818/CO/305.02.
Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt, binnen de begrenzing van haar toepassingsgebied bepaald in voormeld artikel 1, de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, geregistreerd op 6 juli 2001 onder het nummer 57818/CO/305.02.
Art. 9. La présente convention collective de travail est conclue pour une durée indéterminée. Elle produit ses effets le 1er juillet 2007. Elle peut être dénoncée moyennant un préavis de six mois notifié par courrier recommandé au président de la Commission paritaire pour le secteur francophone et germanophone de l’aide sociale et des soins de santé, qui en informe les parties signataires.
Art. 9. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd. Zij heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2007 en kan worden opgezegd met een opzegging van zes maanden, betekend bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector die de ondertekenende partijen ervan op de hoogte brengt.
Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 26 mars 2009.
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 maart 2009. De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
59694
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
F. 2009 — 3059 [C − 2009/12206] 26 AVRIL 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 16 décembre 2008, conclue au sein de la Commission paritaire du transport et de la logistique, relative au reclassement professionnel des chauffeurs de taxis (1)
N. 2009 — 3059 [C − 2009/12206] 26 APRIL 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2008, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende de outplacement voor taxichauffeurs (1)
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek; Op de voordracht van de Minister van Werk,
Vu la demande de la Commission paritaire du transport et de la logistique; Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 16 décembre 2008, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire du transport et de la logistique, relative au reclassement professionnel des chauffeurs de taxis.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2008, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende de outplacement voor taxichauffeurs.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 26 avril 2009.
ALBERT
Gegeven te Brussel, 26 april 2009.
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note (1)Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Annexe
Bijlage
Commission paritaire du transport et de la logistique
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek
Convention collective de travail du 16 décembre 2008
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2008
Reclassement professionnel des chauffeurs de taxis (Convention enregistrée le 26 janvier 2009 sous le numéro 90409/CO/140)
Outplacement voor taxichauffeurs (Overeenkomst geregistreerd op 26 januari 2009 onder het nummer 90409/CO/140)
CHAPITRE Ier. — Champ d’application Article 1 . § 1er. La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs qui exploitent une entreprise de taxis et qui ressortissent à la Commission paritaire du transport et de la logistique, ainsi qu’à leurs chauffeurs. § 2. Par ″chauffeurs″ on entend : les chauffeurs masculins et féminins.
HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied Artikel 1. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die een taxionderneming uitbaten en die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek alsook op hun chauffeurs. § 2. Met ″chauffeurs″ bedoelt men : de mannelijke en vrouwelijke chauffeurs.
CHAPITRE II. — Cadre juridique Art. 2. Cette convention a été conclue en exécution de la loi du 5 septembre 2001 visant à améliorer le taux d’emploi des travailleurs, chapitre V et de la convention collective de travail n° 82, conclue le 10 juillet 2002 et modifiée par la convention collective de travail n° 82bis conclue le 17 juillet 2007 au sein du Conseil national du travail.
HOOFDSTUK II. — Juridisch kader Art. 2. Deze overeenkomst wordt gesloten in uitvoering van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, hoofdstuk V, en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82, gesloten op 10 juli 2002, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82bis, gesloten op 17 juli 2007 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad. Zij heeft tot doel aan bepaalde categorieën van arbeiders/arbeidsters die werden ontslagen, het recht op outplacementbegeleiding te verlenen.
er
Elle a pour objet d’accorder le droit à une procédure de reclassement professionnel à certaines catégories d’ouvriers/ouvrières licencié(e)s. CHAPITRE III. — Conditions de reclassement professionnel Art. 3. Pour avoir droit à la procédure de reclassement professionnel, le chauffeur doit satisfaire à un certain nombre de conditions : — avoir atteint l’âge de 45 ans au moment où il est licencié; — avoir été licencié pour un autre motif qu’un motif grave; — avoir été au moins un an sans interruption au service de l’employeur qui le/la licencie.
HOOFDSTUK III. — Voorwaarden voor outplacement Art. 3. Om recht te hebben op outplacementbegeleiding moet de chauffeur voldoen aan een aantal voorwaarden : — de leeftijd van 45 jaar hebben bereikt op het ogenblik dat het ontslag wordt gegeven; — ontslagen zijn geweest om een andere dan een dringende reden; — tenminste één jaar ononderbroken in dienst zijn bij de werkgever die hem/haar ontslaat.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59695
Procédure de la demande
Procedure van aanvraag
Art. 4. Les ouvriers/ouvrières cités à l’article 3 enverront dans les deux mois suivant la fin de leur contrat de travail une demande écrite de reclassement professionnel au ″Fonds social des entreprises de taxis et des services de location de voitures avec chauffeur″. Le fonds social validera les demandes. Si l’ouvrier/ouvrière remplit les conditions, le fonds social transmet la demande au prestataire de services, qui contactera ensuite l’ouvrier/ouvrière concerné(e) et conclura un accord avec l’ouvrier/ouvrière au sujet des engagements respectifs.
Art. 4. De onder artikel 3 vermelde arbeiders/arbeidsters zullen uiterlijk binnen twee maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst een schriftelijke vraag om outplacementbegeleiding richten tot het ″Sociaal Fonds voor de taxiondernemingen en de diensten voor de verhuur van voertuigen met chauffeur″. Het sociaal fonds valideert de aanvragen. Indien de arbeider/arbeidster voldoet aan de voorwaarden, stuurt het sociaal fonds de aanvraag aan de dienstverlener, die dan contact zal opnemen met de betrokken arbeider/arbeidster en een overeenkomst zal sluiten met de betrokken arbeider/arbeidster over de wederzijdse engagementen.
Contenu de la procédure de reclassement professionnel
Inhoud van de outplacementbegeleiding
Art. 5. Le prestataire de services propose à l’ouvrier/ouvrière licencié(e) une procédure de reclassement professionnel en trois phases.
Art. 5. De dienstverlener biedt aan de ontslagen arbeider/arbeidster ontslagbegeleiding aan in drie fasen.
La première phase (d’un délai de deux mois, à concurrence de 20 heures de guidance) comporte :
De eerste fase (een termijn van twee maanden ten belope van 20 uur begeleiding) houdt in :
— séance d’information et d’encadrement psychologique pour accepter le licenciement et établir un bilan personnel pour l’ouvrier/ouvrière;
— kennismaking en psychologische begeleiding voor het verwerken van het ontslag en het opmaken van een balans voor de arbeider/arbeidster;
— entraînement et assistance en vue de la recherche d’un emploi;
— sollicitatietraining en het geven van hulp bij het zoeken naar een nieuwe dienstbetrekking;
— suivi et assistance en vue de la négociation d’un nouveau contrat de travail.
— opvolging en ondersteuning bij sollicitaties.
La première séance d’information est facultative pour l’ouvrier/ouvrière. Il s’agit cependant d’une étape essentielle pour l’ouvrier/ouvrière dans le processus d’acceptation du licenciement.
Het kennismakingsgesprek is vrijblijvend voor de arbeider/arbeidster. Het is echter een essentiële stap voor de arbeider/arbeidster in het verwerkingsproces van zijn/haar ontslag.
Si l’ouvrier/ouvrière n’a pas trouvé un emploi ou n’a pas développé une activité professionnelle d’indépendant au cours de cette première phase, la procédure se poursuit pendant une deuxième phase (le délai suivant de quatre mois), à concurrence de 20 heures au total.
Indien de arbeider/arbeidster binnen de eerste fase geen betrekking heeft gevonden of geen zelfstandige activiteit heeft aangevat, wordt de begeleiding voortgezet gedurende een tweede fase (de daaropvolgende termijn van vier maanden) ten belope van in totaal 20 uur.
Si l’ouvrier/ouvrière n’a pas trouvé un emploi ou n’a pas développé une activité professionnelle d’indépendant au cours de cette deuxième phase, la procédure se poursuit pendant une troisième phase (le délai suivant de six mois), à concurrence de 20 heures au total.
Indien de arbeider/arbeidster op het einde van de tweede fase geen nieuwe betrekking heeft gevonden of geen zelfstandige activiteit heeft aangevat, wordt de begeleiding voortgezet gedurende een derde fase (de daaropvolgende termijn van zes maanden), opnieuw ten belope van in totaal 20 uur.
Engagement de l’ouvrier/ouvrière qui fait appel au reclassement professionnel
Engagementen van de arbeider/arbeidster die een beroep doet op outplacement
Art. 6. Pour avoir droit à la première phase, l’ouvrier/ouvrière licencié(e) s’engage à s’inscrire comme demandeur d’emploi auprès du FOREm/de ACTIRIS/du VDAB et d’en fournir la preuve.
Art. 6. Om recht te hebben op de eerste fase verbindt de ontslagen arbeider/arbeidster zich ertoe, zich bij de VDAB/ACTIRIS/FOREm in te schrijven als werkzoekende en hiervan het bewijs te leveren.
Pour avoir droit à un suivi et une assistance ultérieures dans la phase 2 et 3, l’ouvrier/ouvrière licencié(e) s’engage à coopérer de bonne foi à la procédure et à suivre les formations proposées.
Om in fase 2 en 3 recht te hebben op verdere opvolging en begeleiding, verbindt de ontslagen arbeider/arbeidster zich ertoe te goeder trouw mee te werken aan de begeleiding en de aangeboden opleidingen te volgen.
Dès que l’ouvrier/ouvrière est absent(e) dans un de ces stades, sans justification suffisante, son droit au reclassement professionnel du secteur échoit.
Zodra de arbeider/arbeidster zonder voldoende rechtvaardiging bij één van deze stadia afwezig is, vervalt zijn/haar recht op iedere verdere ontslagbegeleiding van de sector.
La procédure est également arrêtée dès que l’ouvrier/ouvrière a trouvé un nouvel emploi salarié ou a développé une activité en tant qu’indépendant.
De begeleiding wordt eveneens stopgezet zodra de arbeider/arbeidster een nieuwe betrekking in loondienst of als zelfstandige heeft gevonden.
Lorsque l’ouvrier/ouvrière a trouvé un nouvel emploi, mais qu’il/elle le perd dans les trois mois suivant son entrée en service, la procédure de reclassement professionnel peut reprendre à la phase où elle a été interrompue.
Wanneer de arbeider/arbeidster een nieuwe betrekking heeft gevonden, doch die verliest binnen drie maanden na de indiensttreding, kan op zijn/haar verzoek de outplacementbegeleiding worden hervat in de fase waar ze was onderbroken.
Engagement de l’employeur
Verbintenis van de werkgever
Art. 7. L’employeur est tenu d’informer l’ouvrier/ouvrière licencié(e) de l’existence de l’offre sectorielle dans les 15 jours suivant la fin du contrat.
Art. 7. De werkgever dient de ontslagen arbeider/arbeidster te informeren over het bestaan van het sectoraal aanbod binnen de 15 dagen na het einde van de arbeidsovereenkomst.
Art. 8. L’obligation en application de la convention collective de travail n° 82bis.
Art. 8. De verplichting in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82bis.
Les signataires de la présente convention déclarent que par l’instauration de cette procédure sectorielle de reclassement professionnel il est satisfait aux obligations légales et conventionnelles des employeurs du secteur des taxis qui ressortissent à la Commission paritaire du transport et de la logistique.
De ondertekenaars van deze overeenkomst verklaren dat door het invoeren van deze sectorale outplacementbegeleiding aan de wettelijke en conventionele verplichtingen van de werkgevers van de taxisector die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek wordt voldaan.
L’octroi de cette procédure de reclassement professionnel ne porte pas préjudice aux dispositions de la loi sur les contrats de travail en ce qui concerne le licenciement ni aux avantages complémentaires accordés par les conventions collectives de travail sectorielles.
De toekenning van deze outplacementbegeleiding doet geen afbreuk aan de bepalingen van de wet op de arbeidsovereenkomsten in verband met het ontslag noch aan de aanvullende voordelen die door de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten worden verleend.
59696
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Engagements du prestataire de services Art. 9. La procédure sectorielle de reclassement professionnel n’est proposée que pour autant que le prestataire de services auquel le secteur fera appel observera les engagements qui lui sont imposés en vertu de la convention collective de travail n° 82bis, conclue au Conseil national du travail.
Verbintenissen van de dienstverlener Art. 9. De sectorale outplacementbegeleiding wordt slechts aangeboden voor zover de dienstverlener waarop de sector een beroep zal doen de verbintenissen naleeft die hem krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82bis, gesloten in de Nationale Arbeidsraad worden opgelegd.
CHAPITRE IV. — Remplacement Art. 10. La présente convention collective de travail remplace la convention collective de travail du 26 mai 2008 concernant le reclassement professionnel des chauffeurs de taxis.
HOOFDSTUK IV. — Vervanging Art. 10. Deze collectieve overeenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2008 betreffende betreffende outplacement voor taxichauffeurs.
CHAPITRE V. — Durée de validité Art. 11. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er janvier 2009 et est conclue pour une durée déterminée de 2 ans. Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 26 avril 2009.
HOOFDSTUK V. — Geldigheidsduur Art. 11. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2009 en is gesloten voor een bepaalde duur van 2 jaar. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 2009.
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2009 — 3060
[2009/201772]
19 MAI 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 16 décembre 2008, conclue au sein de la Commission paritaire du transport et de la logistique, déterminant la cotisation patronale au ″Fonds social pour les ouvriers des entreprises des services publics et spéciaux d’autobus et des services d’autocars″ (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2009 — 3060
[2009/201772]
19 MEI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2008, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, tot vastlegging van de patronale bijdrage aan het ″Sociaal Fonds voor de werklieden van de ondernemingen der openbare en speciale autobusdiensten en autocardiensten″ (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Vu la demande de la Commission paritaire du transport et de la logistique;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek;
Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,
Nous avons arrêté et arrêtons :
Op de voordracht van de Minister van Werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 16 décembre 2008, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire du transport et de la logistique, déterminant la cotisation patronale au ″Fonds social pour les ouvriers des entreprises des services publics et spéciaux d’autobus et des services d’autocars″.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2008, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, tot vastlegging van de patronale bijdrage aan het ″Sociaal Fonds voor de werklieden van de ondernemingen der openbare en speciale autobusdiensten en autocardiensten″.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 19 mai 2009.
Gegeven te Brussel, 19 mei 2009.
Par le Roi : La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note
Nota
(1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59697
Annexe
Bijlage
Commission paritaire du transport et de la logistique
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek
Convention collective de travail du 16 décembre 2008
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2008
Détermination de la cotisation patronale au ″Fonds social pour les ouvriers des entreprises des services publics et spéciaux d’autobus et des services d’autocars″ (Convention enregistrée le 26 janvier 2009 sous le numéro 90404/CO/140)
Vastlegging van de patronale bijdrage aan het ″Sociaal Fonds voor de werklieden van de ondernemingen der openbare en speciale autobusdiensten en autocardiensten″ (Overeenkomst geregistreerd op 26 januari 2009 onder het nummer 90404/CO/140)
CHAPITRE Ier. — Champ d’application
HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied
Article 1er. § 1er. Cette convention collective de travail s’applique aux employeurs des entreprises de services réguliers, de services réguliers spécialisés et de services occasionnels ressortissant à la Commission paritaire du transport et de la logistique ainsi qu’à leurs ouvriers.
Artikel 1. § 1. Deze collectieve arbeidsovereen-komst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen van geregeld, bijzondere vormen van geregeld en ongeregeld vervoer die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek alsook op hun werklieden.
§ 2. On entend par ″ouvriers″ : les ouvriers et les ouvrières.
§ 2. Met ″werklieden″ wordt bedoeld : de werklieden en werksters.
§ 3. Par ″services réguliers″ on entend : le transport de personnes effectué pour le compte de la SRWT-TEC et de la VVM, quelle que soit la capacité du véhicule et quel que soit le mode de traction des moyens de transport utilisés. Ce transport est effectué selon les critères suivants : un trajet déterminé et un horaire déterminé et régulier. Les passagers sont embarqués et débarqués à des arrêts fixés au préalable. Ce transport est accessible à tous, même si, le cas échéant, il y a obligation de réserver le voyage.
§ 3. Met geregeld vervoer wordt bedoeld het personenvervoer verricht voor rekening van de VVM en de SRWT-TEC, ongeacht de capaciteit van het voertuig en ongeacht het soort aandrijving van de gebruikte vervoermiddelen. Dit vervoer wordt verricht volgens de volgende criteria : een welbepaald traject en een welbepaald, geregeld uurrooster. De passagiers worden opgehaald en afgezet aan vooraf vastgelegde halten. Dit vervoer is toegankelijk voor iedereen, zelfs indien, in voorkomend geval, het verplicht is de reis vooraf te reserveren.
§ 4. Par ″services réguliers spécialisés″ on entend : les services, quel que soit l’organisateur, qui assurent le transport de catégories déterminées de voyageurs, à l’exclusion d’autres voyageurs, dans la mesure où ces services sont effectués aux conditions des services réguliers et dans la mesure où ils sont effectués avec des véhicules de plus que 9 places (le chauffeur compris).
§ 4. Met bijzondere vormen van geregeld vervoer wordt bedoeld het vervoer, ongeacht door wie het wordt georganiseerd, van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, voor zover dat vervoer geschiedt op de wijze van het geregeld vervoer en wordt uitgevoerd met voertuigen van meer dan 9 plaatsen (de chauffeur inbegrepen).
§ 5. Par ″services occasionnels″ on entend : les services qui ne répondent pas à la définition des services réguliers, y compris les services réguliers spécialisés, et qui sont notamment caractérisés par le fait qu’ils transportent des groupes constitués à l’initiative d’un donneur d’ordre ou du transporteur lui-même. Par services occasionnels on entend également les services réguliers internationaux à longue distance.
§ 5. Met ″ongeregeld vervoer″ wordt bedoeld : het vervoer dat niet aan de definitie van geregeld, met inbegrip van de bijzondere vormen van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het transport van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoerder zelf. Onder ongeregeld vervoer wordt eveneens verstaan de internationaal geregelde diensten over een lange afstand.
§ 6. On entend par ″fonds social″ : le ″Fonds social pour les ouvriers des entreprises des services publics et spéciaux d’autobus et des services d’autocars″, dont les statuts sont déterminés par la convention collective de travail du 5 décembre 2006 déterminant les statuts du ″Fonds social pour les ouvriers des entreprises des services publics et spéciaux d’autobus et des services d’autocars″.
§ 6. Onder ″sociaal fonds″ wordt verstaan : het ″Sociaal Fonds voor de werklieden van de ondernemingen der openbare en speciale autobusdiensten en autocardiensten″, waarvan de statuten zijn vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst van 5 december 2006 tot vaststelling van de statuten van het ″Sociaal Fonds voor de werklieden van de ondernemingen der openbare en speciale autobusdiensten en autocardiensten″.
CHAPITRE II Détermination de la cotisation patronale au fonds social
HOOFDSTUK II Vaststelling van de patronale bijdrage aan het sociaal fonds
Art. 2. Pour les années 2009 et 2010 la cotisation patronale au fonds social s’élève à 4,40 p.c.
Art. 2. Voor de jaren 2009 en 2010 bedraagt de patronale bijdrage aan het sociaal fonds 4,40 pct.
Un montant égal à 0,5 p.c. au sein de la cotisation mentionnée à l’alinéa 1er est réservé au financement des initiatives en faveur des groupes à risque.
Een bedrag gelijk aan 0,5 pct. binnenin de bijdrage vermeld in lid 1 is voorbehouden voor de financiering van initiatieven ten gunste van de risicogroepen.
Un montant égal à 0,2 p.c. au sein de la cotisation mentionnée à l’alinéa 1er est réservé à la formation permanente.
Een bedrag gelijk aan 0,2 pct. binnenin de bijdrage vermeld in lid 1 is voorbehouden voor de permanente vorming.
CHAPITRE III. — Durée de validité
HOOFDSTUK III. — Geldigheidsduur
Art. 3. Cette convention collective de travail entre en vigueur au 1er janvier 2009 et est conclue pour une durée indéterminée, à l’exception de l’article 2, alinéa 3 qui cesse d’être en vigueur au 31 décembre 2010.
Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009 en is afgesloten voor onbepaalde duur met uitzondering van artikel 2, lid 3 dat ophoudt uitwerking te hebben op 31 december 2010.
Elle peut être dénoncée par chacune des parties contractantes moyennant un préavis de trois mois, notifié par lettre recommandée à la poste, adressée au président de la Commission paritaire du transport et de la logistique.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek.
Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 19 mai 2009. La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 mei 2009. De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
59698
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
F. 2009 — 3061
[2009/202618]
19 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 5 mai 2008, conclue au sein de la Commission paritaire pour le secteur flamand de l’aide sociale et des soins de santé, modifiant la convention collective de travail du 16 octobre 2007 concernant le montant et le mode de perception de la cotisation pour les initiatives de formation et d’emploi en faveur des groupes à risque du ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijnsen gezondheidssector″ (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2009 — 3061
[2009/202618]
19 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 oktober 2007 betreffende het bedrag en de wijze van inning van de bijdrage voor de vormings- en tewerkstellingsinitiatieven voor de risicogroepen van het ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector″ (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Vu la demande de la Commission paritaire pour le secteur flamand de l’aide sociale et des soins de santé;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector;
Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : er
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1 . Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 5 mai 2008, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire pour le secteur flamand de l’aide sociale et des soins de santé, modifiant la convention collective de travail du 16 octobre 2007 concernant le montant et le mode de perception de la cotisation pour les initiatives de formation et d’emploi en faveur des groupes à risque du ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector″.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 oktober 2007 betreffende het bedrag en de wijze van inning van de bijdrage voor de vormings- en tewerkstellingsinitiatieven voor de risicogroepen van het ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector″.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 19 juin 2009.
ALBERT
Gegeven te Brussel, 19 juni 2009.
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note (1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Annexe
Bijlage
Commission paritaire pour le secteur flamand de l’aide sociale et des soins de santé
Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector
Convention collective de travail du 5 mai 2008
Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2008
Modification de la convention collective de travail du 16 octobre 2007 concernant le montant et le mode de perception de la cotisation pour les initiatives de formation et d’emploi en faveur des groupes à risque du ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector″ (Convention enregistrée le 9 décembre 2008 sous le numéro 89822/CO/331)
Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 oktober 2007 betreffende het bedrag en de wijze van inning van de bijdrage voor de vormings- en tewerkstellingsinitiatieven voor de risicogroepen van het ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector″ (Overeenkomst geregistreerd op 9 december 2008 onder het nummer 89822/CO/331)
CHAPITRE Ier. — Champ d’application
HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied
Article 1er. La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs et aux travailleurs des établissements et des services ressortissant à la Commission paritaire pour le secteur flamand de l’aide sociale et des soins de santé.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector.
Par ″employeurs″ on entend : les employeurs constitués en association sans but lucratif, soit en société, soit en institution à finalité sociale dont les statuts stipulent que les associés ne recherchent aucun bénéfice patrimonial.
Onder ″werkgevers″ wordt verstaan : de werkgevers georganiseerd als vereniging zonder winstoogmerk of hetzij als een vennootschap, hetzij een instelling met een sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen dat de vennoten geen vermogensvoordeel nastreven.
Par ″travailleurs″ on entend : le personnel ouvrier et employé masculin et féminin.
Onder ″werknemers″ wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
59699
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE II. — Dispositions
HOOFDSTUK II. — Beschikkingen
Art. 2. L’article 4 de la convention collective de travail du 16 octobre 2007 conclue au sein de la Commission paritaire pour le secteur flamand de l’aide sociale et des soins de santé concernant le montant et le mode de perception de la cotisation pour les initiatives de formation et d’emploi en faveur des groupes à risque du ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector″, est remplacé par les dispositions suivantes :
Art. 2. Artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 oktober 2007 gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector betreffende het bedrag en de wijze van inning van de bijdrage voor de vormings- en tewerkstellingsinitiatieven voor risicogroepen van het ″Sociaal Fonds voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector″ wordt vervangen door de volgende bepalingen :
″Art. 4. Le coût de ces initiatives correspond au produit d’une cotisation de 0,10 p.c. pour le premier, le deuxième, le troisième et le quatrième trimestre de 2008, calculée sur la base de salaire global des travailleurs, comme prévu par l’article 23 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs (Moniteur belge du 2 juillet 1981) et les arrêtés d’exécution de cette loi, occupés par les employeurs visés à l’article 1er.″.
″Art. 4. De kost van deze initiatieven staat gelijk met de opbrengst van een bijdrage van 0,10 pct. tijdens het eerste, het tweede, het derde en het vierde kwartaal van 2008, berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981) en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, die tewerkgesteld zijn door de in artikel 1 bedoelde werkgevers.″.
CHAPITRE III. — Modalités d’application
HOOFDSTUK III. — Toepassingsmodaliteiten
Art. 3. La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 2008 et cesse de produire ses effets le 31 décembre 2008.
Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008 en treedt buiten werking op 31 december 2008.
Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 19 juin 2009.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2009.
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2009 — 3062
[2009/202742]
28 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 29 janvier 2009, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances, fixant une cotisation supplémentaire temporaire au fonds social (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2009 — 3062
[2009/202742]
28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, tot vaststelling van een tijdelijke bijkomende bijdrage aan het sociaal fonds (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Vu la loi du 7 janvier 1958 relative aux fonds de sécurité d’existence, notamment l’article 2;
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Vu la demande de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen;
Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : er
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1 . Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 29 janvier 2009, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances, fixant une cotisation supplémentaire temporaire au fonds social.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, tot vaststelling van een tijdelijke bijkomende bijdrage aan het sociaal fonds.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 28 juin 2009.
Gegeven te Brussel, 28 juni 2009.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note
Nota
(1) Références au Moniteur belge : Loi du 7 janvier 1958, Moniteur belge du 7 février 1958. Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
59700
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe
Bijlage
Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances
Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen
Convention collective de travail du 29 janvier 2009
Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 2009
Fixation d’une cotisation supplémentaire temporaire au fonds social (Convention enregistrée le 24 février 2009 sous le numéro 91039/CO/307)
Vaststelling van een tijdelijke bijkomende bijdrage aan het sociaal fonds (Overeenkomst geregistreerd op 24 februari 2009 onder het nummer 91039/CO/307)
Article 1er. La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs ressortissant à la Commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d’assurances.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, ressorterend onder het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen.
Art. 2. La convention collective de travail du 25 septembre 2000, fixant les pourcentages des cotisations au fonds social, rendue obligatoire par arrêté royal du 18 septembre 2001, reste d’application, mais une cotisation supplémentaire temporaire, en plus du pourcentage fixé dans l’article 2 de cette convention collective de travail, est fixée.
Art. 2. De collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2000, tot vaststelling van de bijdragepercentages aan het sociaal fonds, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 september 2001, blijft van toepassing, maar er wordt een bijkomende tijdelijke bijdrage vastgesteld, bovenop het percentage, vastgelegd in artikel 2 van hogergenoemde collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 3. Pour les 2ème, 3ème et 4ème trimestres 2009, cette cotisation patronale supplémentaire est fixée à 0,05 p.c. des salaires bruts qui sont pris en compte pour le calcul des cotisations de sécurité sociale.
Art. 3. Voor de 2de, 3de en 4de kwartalen 2009 wordt deze supplementaire bijdrage vastgesteld op 0,05 pct. van de brutolonen welke in aanmerking worden genomen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen.
Art. 4. Cette cotisation sera perçue par l’ONSS en addition de la cotisation fixée par l’article 2 de la convention collective de travail du 25 septembre 2000.
Art. 4. Deze bijdrage wordt door de RSZ geïnd bovenop de bijdrage vastgesteld door de in artikel 2 genoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2000.
Art. 5. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er avril 2009 et cesse d’être en vigueur le 31 décembre 2009.
Art. 5. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2009 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2009.
Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 28 juni 2009. La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2009. De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
F. 2009 — 3063 [C − 2009/12192] 28 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 26 janvier 2009, conclue au sein de la Commission paritaire des établissements et des services de santé, relative aux conditions de rémunération et de travail (1)
N. 2009 — 3063 [C − 2009/12192] 28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en-diensten, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (1)
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten; Op de voordracht van de Minister van Werk,
Vu la demande de la Commission paritaire des établissements et des services de santé; Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 26 janvier 2009, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire des établissements et des services de santé, relative aux conditions de rémunération et de travail.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 28 juin 2009.
ALBERT
Gegeven te Brussel, 28 juni 2009.
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note (1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59701
Annexe
Bijlage
Commission paritaire des établissements et des services de santé
Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten
Convention collective de travail du 26 janvier 2009
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2009
Conditions de rémunération et de travail
Loon- en arbeidsvoorwaarden
(Convention enregistrée le 24 février 2009 sous le numéro 91045/CO/330)
(Overeenkomst geregistreerd op 24 februari 2009 onder het nummer 91045/CO/330)
CHAPITRE Ier. — Généralités
HOOFDSTUK I. — Algemeenheden
Article 1 . La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs et aux travailleurs des entreprises ressortissant à la Commission paritaire des établissements et des services de santé à l’exception des établissements et services pour lesquels une convention collective de travail spécifique a été conclue.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor gezondheidsinrichtingen en -diensten, met uitzondering van inrichtingen en -diensten waarvoor een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst werd gesloten.
Il y a lieu d’entendre par ″travailleurs″ : le personnel ouvrier et employé masculin et féminin.
Onder ″werknemers″ wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
Art. 2. Les dispositions de la présente convention collective de travail fixent les règles applicables à tous les travailleurs et ne visent qu’à déterminer les rémunérations minima laissant aux parties la liberté de convenir des conditions plus avantageuses, en tenant compte notamment des capacités particulières et du mérite personnel des intéressés.
Art. 2. De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de algemene regelen vast welke van toepassing zijn op al de werknemers en beogen slechts minimumlonen te bepalen terwijl aan de partijen de vrijheid wordt overgelaten gunstiger voorwaarden overeen te komen, mits rekening te houden met de bijzondere bekwaamheid en de persoonlijke verdiensten van de betrokkenen.
Elles ne peuvent porter atteinte aux dispositions plus favorables aux travailleurs, là ou semblable situation existe.
Zij mogen geen afbreuk doen aan de bepalingen welke voor de werknemers gunstiger zijn, daar waar dergelijke toestand bestaat.
Art. 3. L’énumération des fonctions rangées dans les différentes catégories fixées ci-après doit être considérée comme exemplative et non limitative.
Art. 3. De opsomming van de functies gerangschikt in de verschillende hierna vastgestelde categorieën, geldt als voorbeeld en is niet beperkend.
CHAPITRE II Travailleurs fournissant généralement un travail d’ordre manuel
HOOFDSTUK II Werknemers die in hoofdzaak handenarbeid verrichten
er
1. Classification des professions Art. 4. Les travailleurs dont l’occupation est de caractère principalement manuel sont réparties en cinq catégories, définies ci-après : Première catégorie - Non-qualifiés Manœuvre, nettoyeur, domestique, veilleur de nuit, concierge, ouvrier agricole non qualifié. Deuxième catégorie - Demi-qualifiés Buandière, aide-jardinier, chauffeur de chaudière, ouvrier de laboratoire, repasseuse, lingère, émondeur non diplômé, portier, aide d’ouvrier qualifié. Troisième catégorie - Qualifiés Boucher, boulanger, cordonnier, électricien, jardinier, mac¸ on, menuisier, plombier, monteur, peintre, tailleur, vitrier, désinfecteur, matelassier, ouvrier à la radiographie, ouvrier à l’autopsie, magasinier, conducteur d’auto, veilleur de nuit avec service dans les salles, émondeur porteur d’un certificat d’études, ouvrier chargé des soins aux animaux servant aux expériences, ouvrier agricole qualifié. Sont considérés comme ouvriers agricoles qualifiés :
1. Beroepsklassifikatie Art. 4. De werknemers die hoofdzakelijk handenarbeid verrichten zijn in vijf categorieën ingedeeld, bepaald als volgt : Eerste categorie - Ongeschoolden Hulparbeiders, schoonmaker, dienstbode, nachtwaker, huisbewaarder, ongeschoolde landarbeider. Tweede categorie - Halfgeschoolden Wasvrouw, helper-tuinier, ketelstoker, werkman in laboratorium, strijkster, linnennaaister, niet-gediplomeerde bomensnoeier, portier, helper van geschoolde arbeider. Derde categorie - Geschoolden Slager, bakker, schoenmaker, elektricien, tuinier, metselaar, schrijnwerker, loodgieter, monteur, schilder, kleermaker, glazeninzetter, ontsmetter, matrassenmaker, werkman voor radiografie, werkman voor lijkschouwing, magazijnier, autobestuurder, nachtwaker met dienst in de zalen, bomensnoeier houder van een studiegetuigschrift, verzorger van proefdieren, geschoolde landarbeider. Worden als geschoolde landarbeiders aangezien :
1. les ouvriers porteurs d’un certificat d’études des écoles d’agriculture, ou
1. de werklieden houders van een studiegetuigschrift van de landbouwscholen, of,
2. les ouvriers pouvant exécuter de fac¸ on indépendante ou complète les travaux qui leur sont commandés et qui sont éventuellement capables de régler eux-mêmes les engins ou les machines qu’ils emploient à l’exclusion du travail de mécanicien, ou
2. de werklieden die alle opgelegde werken volledig uitvoeren op zelfstandige wijze en die eventueel bekwaam zijn de werktuigen of machines welke zij gebruiken zelf te regelen, met uitsluiting van het werk van mecanicien, of
3. les ouvriers capables d’effectuer eux-mêmes tous les travaux d’entretien du bétail.
3. de werklieden die bekwaam zijn volledig in de onderhoudszorgen van de veestapel te voorzien.
Quatrième catégorie - Surqualifiés Les travailleurs porteurs d’un diplôme ou d’un certificat établissant incontestablement leur qualification, tels que : tailleur, coupeur, lingèrecoupeuse, lingère-tailleuse, conducteur d’ambulance avec diplôme d’ambulancier, boulanger, cordonnier, jardinier, mécanicien, plombier d’installations sanitaires, ébéniste, menuisier, ajusteur, électricien, cuisinier. Cinquième catégorie - Personnel de maîtrise Les ouvriers responsables d’un groupe d’ouvriers, tels que : chef, contremaître, chef-tailleur, chef de la buanderie, chef du repassage, chef-cordonnier, chef-jardinier.
Vierde categorie - Meer dan geschoolden De werknemers die houder zijn van een diploma of een attest waaruit hun kwalifikaties onbetwistbaar blijkt, zoals : kleermaker, kledingsnijder, linnennaaister-snijdster, linnennaaister-kleermaakster, bestuurder van ziekenauto met diploma van ambulancier, bakker, schoenmaker, tuinier, mecanicien, loodgieter van sanitaire installaties, meubelmaker, schrijnwerker, elektricien, kok. Vijfde categorie - Meesterpersoneel De werklieden die voor een groep werklieden verantwoordelijk zijn, zoals : chef, meestergast, chef-kleermaker, chef van de wasserij, chef van de strijkerij, chef-schoenmaker, chef-tuinier.
59702
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
2. Rémunérations Art. 5. Les barèmes de rémunérations annuelles minima par catégorie personnel ouvrier sont fixés comme suit :
2. Lonen Art. 5. De schalen van de minimum jaarlonen voor het werkliedenpersoneel worden als volgt vastgesteld :
Années de services — Dienst.
1rê cat. — 1e kat.
2e cat. — 2e kat.
3e cat. — 3e kat.
4e cat. — 4e kat.
5e cat. 5e kat.
0
8 610,46
8 956,29
9 993,83
10 123,20
11 056,20
1
8 782,77
9 129,84
10 166,11
10 295,51
11 062,45
2
8 956,29
9 301,54
10 337,78
10 467,16
11 214,83
3
9 129,84
9 475,06
10 511,33
10 640,71
11 369,07
5
9 301,54
9 646,73
10 684,86
10 813,02
11 521,47
7
9 475,06
9 819,04
10 857,19
10 986,54
11 674,50
9
9 646,73
9 993,83
11 030,72
11 056,20
11 830,00
11
9 819,04
10 166,11
11 056,20
11 105,98
11 982,38
13
9 993,83
10 337,78
11 143,31
11 258,36
12 135,38
15
10 166,11
10 511,33
11 298,81
11 413,89
12 289,64
17
10 337,78
10 684,86
11 451,81
11 566,91
12 443,29
19
10 511,33
10 857,19
11 604,19
11 719,29
12 596,31
21
10 684,86
11 030,72
11 758,46
11 872,29
12 750,55
23
10 857,19
11 056,20
11 911,46
12 025,93
12 902,96
25
11 030,72
11 143,31
12 065,13
12 180,20
13 055,98
12 219,37
12 332,58
15 211,49
27 CHAPITRE III Travailleurs fournissant un travail principalement intellectuel
HOOFDSTUK III Werknemers die in hoofdzaak hoofdarbeid verrichten
1. Classification des professions
1. Beroepenclassifikatie
a) Personnel administratif
a) Administratief personeel
Art. 6. Le personnel administratif est réparti en cinq catégories, définies par les critères généraux ci-après :
Art. 6. Het administratief personeel wordt in vijf categorieën ingedeeld, welke door de volgende algemene maatstaven worden bepaald :
Première catégorie
Eerste categorie
Employés dont la fonction est caractérisée par :
Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door :
1. l’assimilation de connaissances correspondant au programme de l’enseignement primaire et suffisantes pour exercer des fonctions du niveau le moins élevé parmi celles reconnues par la loi ou la jurisprudence comme étant d’ordre intellectuel; 2. l’exécution correcte d’un travail simple d’ordre secondaire.
1. het verwerven van kennis welke overeenstemt met het leerplan van het lager onderwijs en welke voldoende is voor het uitoefenen van functies van het laagste niveau onder deze welke bij de wet of de rechtspraak als van intellectuele aard worden erkend; 2. de juiste uitvoering van eenvoudig werk van secundaire aard.
Exemples : Employé exécutant en ordre principal des travaux simples d’écriture, de chiffrage, d’enregistrement, de tenue de fiches, d’établissement de relevés ou d’états ou d’autres travaux secondaires de même niveau ne dépassant pas la notion de copie; téléphoniste à poste simple.
Voorbeelden : bediende die in hoofdzaak is belast met eenvoudig schrijfwerk, rekenwerk, inschrijvingen in registers, het houden van steekkaarten, het opmaken van overzichten of van staten of alle bijkomend werk van hetzelfde niveau, dat niet verder gaat dan louter kopieerwerk; telefonist van enkelvoudige post.
Remarque : Dans la mesure où les fonctions exercées répondent au critère sous le 1. ci-dessus, les professions ci-après sont rangées en première catégorie : concierge, portier, huissier, veilleur de nuit, liftier.
Opmerking : in de mate waarin de uitgeoefende functies beantwoorden aan de onder 1. hierboven vermelde maatstaf, worden de volgende beroepen in de eerste categorie ingedeeld : huisbewaarder; portier; kamerbewaarder; nachtwaker; liftjongen.
Deuxième catégorie
Twee categorie
Employés dont la fonction est caractérisée par :
Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door :
1. l’assimilation soit par l’enseignement, soit par la pratique de connaissances équivalant à celles que donnent les études complètes du quatrième degré ou les trois premières années du degré moyen;
1. het verwerven, door onderwijs of door praktijk, van kennis gelijkwaardig aan deze welke wordt verkregen door volledig onderwijs van de vierde graad of door de eerste drie jaren van de middelbare graad;
2. l’exécution de travaux simples peu diversifiés dont la responsabilité est limitée par un contrôle direct et constant;
2. de uitvoering van eenvoudige, weinig uiteenlopende werkzaamheden, waarvoor de verantwoordelijkheid door een rechtstreekse en bestendige controle is beperkt;
3. un temps limité d’assimilation permettant d’acquérir de la dextérité dans un travail déterminé.
3. een beperkte tijd van aanpassing om het verwerven van handigheid in een bepaald werk mogelijk te maken.
Exemples : commis d’économat (inventaires, répartitions, vérifications); téléphoniste de central ou chargé de fournir d’initiative des réponses aux correspondants; employé à la réception; dactylographe (40 mots par minute); sténodactylographe débutant; employé chargé de travaux de comptabilité élémentaire.
Voorbeelden : ekonomaatklerk (inventarissen, verdelingen, verificaties); telefonist van centrale of belast met het beantwoorden van de oproepen op eigen initiatief; bediende belast met de ontvangst; typist (40 woorden per minuut); beginnende stenotypist; bediende belast met elementaire boekhouding.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Troisième catégorie
Derde categorie
Employés dont la fonction est caractérisée par :
Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door :
59703
1. une formation pratique équivalant à celle que donnent soit les études moyennes complètes, soit les études moyennes du degré inférieur complétées par des études spécialisées ou l’acquisition d’une formation professionnelle par des stages ou l’exercice d’autres emplois identiques ou similaires;
1. een praktische vorming gelijkwaardig aan deze welke wordt verkregen hetzij door volledig middelbaar onderwijs, hetzij door middelbaar onderwijs van de lagere graad aangevuld met speciaal vakonderwijs of door het verwerven van een beroepsopleiding door stages of door het uitoefenen van identieke of gelijkaardige betrekkingen;
2. un travail d’exécution autonome, diversifié, exigeant habituellement de l’initiative et du raisonnement de la part de celui qui l’exécute et comportant la responsabilité de son exécution.
2. de uitvoering van een zelfstandig en gevarieerd werk, dat doorgaans initiatief en overleg vergt van degene die het verricht en waaraan de verantwoordelijkheid van de uitvoering ervan is verbonden.
Exemples : tarificateur; employé établissant notes et factures; dactylographe rédigeant avis ou courrier ordinaire sur indications sommaires; sténodactylographe (100 mots par minute en sténographie, 40 mots par minute en dactylographie) dans une seule langue nationale; employé du service ″salaires et lois sociales″, capable d’effectuer les différentes besognes du service; aide-comptable; caissier.
Voorbeelden : tariefberekenaar; bediende die nota’s en fakturen opmaakt; typist die berichten en gewone briefwisseling verzorgt aan de hand van summiere aanwijzingen; stenotypist (100 woorden per minuut bij het stenograferen, 40 woorden per minuut bij het typen) in één enkele landstaal; bediende van de dienst ″lonen en sociale wetten″ die de verschillende werkzaamheden van de dienst kan verrichten; hulpboekhouder; kassier.
Quatrième catégorie
Vierde categorie
Employés dont la fonction est caractérisée par :
Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door :
1. une formation équivalant à celle que donnent en sus des études moyennes complètes, des études spécialisées d’un même niveau, ou encore l’acquisition d’une formation pratique par des stages ou par l’exercice d’emplois identiques ou similaires; 2. un temps limité d’assimilation; 3. un travail autonome, plus diversifié, demandant de la part de celui qui l’exécute une valeur professionnelle au-dessus de la moyenne, de l’initiative, le sens de ses responsabilités;
1. een vorming gelijkwaardig aan deze welke wordt verkregen door volledig middelbaar onderwijs, aangevuld met speciaal vakonderwijs van eenzelfde niveau of de verwerving van een praktische opleiding door stages of door het bekleden van identieke of gelijkaardige betrekkingen; 2. een beperkte tijd van aanpassing; 3. een meer uiteenlopend zelfstandig werk dat vanwage hem die het uitvoert een meer dan middelmatige vakkennis, initiatief en verantwoordelijkheidzin vereisen;
4. la possibilité :
4. de mogelijkheid :
a) d’exécuter tous les travaux inférieurs de sa spécialité;
a) al de werken van lagere kwalificatie uit te voeren;
b) de rassembler tous les éléments des travaux qui lui sont confiés, aidés éventuellement des employés des échelons précédents.
b) al de bestanddelen van de hun toevertrouwde werkzaamheden samen te voegen, eventueel met de hulp van de bedienden van de lagere categorieën.
Exemples : sténodactylographe-secrétaire capable d’initiative; sténodactylographe travaillant dans les deux langues nationales ou dans une langue nationale et dans une langue étrangère; employé principal du service ″salaires et lois sociales″; comptable; employé principal de l’économat.
Voorbeelden : stenotypist secretaris bekwaam om initiatieven te nemen; stenotypist die in de twee landstalen of in één landstaal en in één vreemde taal kan werken; hoofdbediende van de dienst ″lonen en sociale wetten″; boekhouder; hoofdbediende van het economaat.
Cinquième catégorie
Vijfde categorie
Personnel porteur d’un diplôme délivré par une école d’enseignement technique supérieur et exigé à l’embauchage.
Personeel in het bezit van een diploma uitgereikt door een school van hoger technisch onderwijs en vereist bij de aanwerving.
Exemples : assistant social ou secrétaire diplômé d’une école d’enseignement technique supérieur Al.
Voorbeelden : sociaal assistent of secretaris met een diploma van een school van hoger technisch onderwijs A1.
b) Personnel technique et paramédical Art. 7. Le personnel technique et paramédical est réparti en cinq catégories, définies par les critères généraux ci-après :
b) Technisch en paramedisch personeel Art. 7. Het technisch en paramedisch personeel wordt in vijf categorieën ingedeeld, die door de volgende algemene maatstaven worden bepaald :
Première catégorie
Eerste categorie
Employés dont la fonction est caractérisée par :
Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door :
1. l’assimilation de connaissances équivalant à celles que donnent les écoles primaires, y compris le 4ème degré;
1. het verwerven van kennis welke overeenstemt met deze verkregen door lager onderwijs tot en met de 4de graad;
2. l’exécution correcte d’un travail simple n’entraînant aucune responsabilité;
2. de juiste uitvoering van een eenvoudig werk dat generlei verantwoordelijkheid vereist;
3. une période d’assimilation d’une durée très limitée, ne représentant le plus souvent qu’une mise au courant.
3. een periode van aanpassing van zeer beperkte duur, welke meestal slechts het op de hoogte brengen is.
Exemples : garc¸ on de laboratoire (stérilisation, rangement, courses); aide-laborant débutant chargé notamment d’analyses, de préparations simples, travaillant sous contrôle.
Voorbeelden : laboratoriumjongen (ontsmetting, opruiming, boodschappen); hulplaborant-beginneling, belast onder meer met analyses, eenvoudige preparaten, die onder controle werkt.
59704
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Deuxième catégorie
Tweede categorie
Employés dont la fonction est caractérisée par :
Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door :
1. l’assimilation de connaissances équivalant à celles que donnent les études moyennes du degré inférieur;
1. het verwerven van kennis welke overeenstemt met deze verkregen door middelbare studies van de lagere graad;
2. un travail simple, peu diversifié, requérant principalement des qualités d’attention, exécuté suivant un standard déterminé sous contrôle direct;
2. een eenvoudig, weinig afwisselend werk, waarvoor hoofdzakelijk kwaliteiten van oplettendheid worden vereist en dat wordt uitgevoerd volgens een bepaalde maatstaf onder rechtstreekse controle;
3. une période d’assimilation d’une certaine durée permettant d’acquérir de la dextérité dans un travail spécialisé.
3. een periode van aanpassing van een bepaalde duur waardoor in een gespecialiseerd werk handigheid wordt verkregen.
Exemples : technicien en chambre noire chargé du développement des plaques de radiographie; aide-laborant ayant trois ans de pratique.
Voorbeelden : technicus van de donkere kamer, belast met het ontwikkelen van de röntgenplaten; hulplaborant met drie jaar praktijk.
Troisième catégorie
Derde categorie
Employés dont la fonction est caractérisée par :
Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door :
1. l’assimilation de connaissances équivalant à celles que donnent les études moyennes inférieures complétées par des études spécialisées ou d’une formation professionnelle acquise par la pratique ou l’exercice de métiers identiques ou similaires;
1. het verwerven van kennis welke overeenstemt met deze verkregen door middelbare studies van de lagere graad of door een beroepsvorming verkregen door de praktijk of door de uitoefening van identieke of gelijkaardige beroepen;
2. l’exécution d’un travail autonome exigeant de l’initiative, du jugement et la pratique d’appareils spécialisés.
2. het zelfstandig uitvoeren van een werk dat initiatief, redenering en praktijk in het behandelen van gespecialiseerde apparaten vergt.
Exemples : technicien assurant sous les directives d’un médecin le fonctionnement des appareils médicaux (radiographie, radiothérapie, électroencéphalographie, électrocardiogramme, métabolisme basal, etc.); technicien des salles d’autopsie.
Voorbeelden : technicus die onder de richtlijnen van een dokter de medische toestellen doet werken (radiografie, radiotherapie, elektroencefalografen, elektrocardiogram, basaal metabolisme, enz...); technicus in de lijkkamers.
Quatrième catégorie Personnel porteur d’un diplôme délivré par une école d’enseignement technique moyen supérieur et exigé à l’embauchage. Cinquième catégorie Personnel porteur d’un diplôme délivré par une école d’enseignement technique supérieur ou assimilé et exigé à l’embauchage. c) Personnel soignant Art. 8. Le personnel soignant est réparti en six catégories définies ci-après :
Vierde categorie Personeel houder van een diploma dat werd afgeleverd door een school voor hoger middelbaar technisch onderwijs en vereist bij de indienstneming. Vijfde categorie Personeel houder van een diploma dat werd afgeleverd door een school voor hoger technisch onderwijs of daarmee gelijkgesteld en vereist bij de indienstneming. c) Verplegingspersoneel Art. 8. Het verplegingspersoneel wordt in de volgende zes categorieën ingedeeld :
Première catégorie
Eerste categorie
Auxiliaire de soins.
Verzorgingshelper.
Deuxième catégorie
Twee categorie
Aide sanitaire ou ″puéricultrice″.
Sanitaire helper of kinderverzorgster.
Troisième catégorie
Derde categorie
Hospitalier breveté au sens de l’arrêté royal du 17 août 1957;
Ziekenhuisassistent gebrevetteerd in de zin van het koninklijk besluit van 17 augustus 1957;
Garde-malade au sens de l’arrêté royal du Régent du 11 janvier 1946 créant un certificat de garde-malade et organisant les études qui conduisent à son obtention;
Ziekenhuisoppasser in de zin van het besluit van de Regent van 11 januari 1946 tot invoering van een getuigschrift van ziekenhuisoppasster en tot oprichting der studies strekkende tot de verkrijging ervan;
Soigneur au sens de l’arrêté ministériel du 14 septembre 1926 concernant l’organisation de cours de soignage en une année.
Verzorger in de zin van het ministerieel besluit van 14 september 1926 betreffende de inrichting van éénjarige cursussen tot het oppassen van zieken.
Quatrième catégorie Infirmier breveté au sens de l’arrêté royal du 9 juillet 1960.
Vierde categorie Ziekenhuisverpleger, gebrevetteerd in de zin van het koninklijk besluit van 9 juli 1960.
Cinquième catégorie
Vijfde categorie
Infirmier gradué et accoucheuse.
Gegradueerde verpleger en vroedvrouw.
Sixième catégorie
Zesde categorie
Infirmier gradué social et infirmier gradué possédant un diplôme de spécialisation supplémentaire, lorsque ces diplômes sont exigés à l’embauchage.
Gegradueerde sociale verpleger en gegradueerde verpleger in het bezit van een diploma van bijkomende specialisatie, wanneer deze diploma’s bij de indienstneming worden vereist.
59705
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 2. Rémunérations
2. Lonen
a) Personnel administratif
a) Administratief personeel
Art. 9. Les barèmes de rémunérations annuelles minima par catégorie sont fixés comme suit :
Art. 9. De schalen van de minimum jaarlonen worden als volgt vastgesteld :
Années de services — Dienstjaren
1rê cat. — 1e kat.
2e cat. — 2e kat.
3e cat. — 3e kat.
4e cat. — 4e kat.
5e cat. 5e kat.
0
9 345,59
9 688,65
10 763,39
11 440,83
12 510,74
1
9 517,48
9 903,22
11 022,11
11 669,96
12 739,87
2
9 689,34
10 118,17
11 057,49
11 899,04
12 968,95
3
9 861,60
10 333,86
11 286,59
12 128,14
13 198,05
5
10 033,49
10 591,50
11 515,70
12 357,22
13 427,13
7
10 205,73
10 849,88
11 821,92
12 663,44
13 733,38
9
10 377,62
11 055,13
12 433,65
13 275,17
14 345,10
11
10 549,51
11 133,74
13 045,37
13 886,90
14 956,80
13
10 721,77
11 439,96
13 580,75
14 422,27
15 492,20
15
10 893,63
11 746,21
14 116,12
14 957,65
16 027,58
17
11 055,13
12 052,48
14 651,50
15 493,00
16 562,96
19
11 055,13
12 358,73
15 186,87
16 028,40
17 098,33
21
11 173,43
12 644,98
15 722,25
16 563,77
17 633,71
23
11 326,21
12 971,23
16 257,63
17 099,15
18 169,08
25
11 478,93
13 277,47
16 793,00
17 634,53
18 704,46
27
11 631,71
13 583,72
17 328,38
18 169,90
19 239,83
13 889,97
17 863,75
18 705,28
19 775,21
29
b) Technisch en paramedisch personeel
b) Personnel technique et paramédical Art. 10. Les barèmes de rémunérations annuelles minima sont fixés comme suit :
Art. 10. De schaal van de minimum jaarlonen worden als volgt vastgesteld :
Années de services — Dienstjaren
1rê cat. — 1e kat.
2e cat. — 2e kat.
3e cat. — 3e kat.
4e cat. — 4e kat.
5e cat. 5e kat.
0
9 345,59
10 290,06
11 746,34
12 128,88
13 147,95
1
9 517,48
10 506,10
11 937,26
12 357,99
13 416,00
2
9 689,34
10 720,68
12 128,17
12 587,07
13 684,02
3
9 861,60
10 935,65
12 319,07
12 816,17
13 952,07
5
10 033,49
11 055,13
12 548,15
13 045,27
14 411,02
7
10 205,73
11 210,14
12 777,28
13 351,47
14 869,99
9
10 377,62
11 439,27
13 006,38
13 963,20
10
15 328,97 17 046,40
11
10 549,51
11 668,37
13 235,46
14 574,92
17 544,79
13
10 721,77
11 974,62
13 541,70
15 110,30
18 003,74
15
10 893,63
12 280,84
13 847,98
15 645,68
18 462,74
17
11 055,13
12 587,09
14 154,20
16 181,05
18 921,69
19
11 055,13
12 893,36
14 460,45
16 716,43
20 010,76
21
11 173,43
13 199,61
14 766,70
17 251,80
20 447,87
23
11 326,21
13 505,86
15 072,97
17 787,18
20 884,98
25
11 478,93
13 812,11
15 379,22
18 322,55
21 322,07
27
11 631,71
14 118,35
15 685,46
18 857,93
21 759,20
14 424,60
15 991,69
19 393,31
29 31
16 297,96
59706
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
c) Personnel soignant Art. 11. Les barèmes de rémunérations annuelles minima sont fixés comme suit :
c) Verplegingspersoneel Art. 11. De schalen van de minimum jaarlonen worden als volgt vastgesteld :
Années de services — Dienstjaren
1rê cat. — 1e kat.
2e cat. — 2e kat.
3e cat. — 3e kat.
4e cat. — 4e kat.
5e cat. 5e kat.
6e cat; — 6e cat.
0
9 991,87
10 290,06
11 746,34
12 128,88
13 147,95
14 500,73
1
10 163,76
10 506,10
11 937,26
12 357,99
13 416,00
14 768,75
2
10 335,65
10 720,68
12 128,17
12 587,07
13 684,02
15 036,75
3
10 507,88
10 935,65
12 319,07
12 816,17
13 952,07
15 304,80
5
10 679,77
11 055,13
12 548,15
13 045,27
14 411,02
15 763,80
7
10 851,66
11 210,14
12 777,28
13 351,47
14 869,99
16 222,75
9
11 023,92
11 439,27
13 006,38
13 963,20
10
15 328,97
16 681,72
17 046,40
17 148,46
11
11 055,13
11 668,37
13 235,46
14 574,92
17 544,79
17 586,21
13
11 135,92
11 974,62
13 541,70
15 110,30
18 003,74
18 075,13
15
11 288,70
12 280,84
13 847,98
15 645,68
18 462,74
18 589,01
17
11 441,43
12 587,09
14 154,20
16 181,05
18 921,69
19 102,90
19
11 594,20
12 893,36
14 460,45
16 716,43
20 010,76
20 010,76
21
11 746,93
13 199,61
14 766,70
17 152,80
20 447,87
20 447,87
23
11 899,71
13 505,86
15 072,97
17 787,18
20 884,98
20 884,98
25
12 052,43
13 812,11
15 379,22
18 322,55
21 322,07
21 322,07
27
12 205,19
14 118,35
15 685,46
18 857,93
21 759,20
21 759,20
15 991,69
19 393,31
29
14 424,60
31
16 297,96
3. Disposition spéciale Art. 12. Au moment de sa promotion d’une catégorie à une autre, tout membre du personnel a immédiatement droit à la rémunération du barème de rémunérations de la nouvelle fonction qu’il exerce, en tenant compte de l’ancienneté acquise.
3. Bijzondere bepaling Art. 12. Op het ogenblik van zijn bevordering van een categorie naar een ander, heeft elke werknemer onmiddellijk recht op de loonschaal van de nieuwe functie welke hij uitoefent, rekening houdend met de verworven anciënniteit.
CHAPITRE IV. — Dispositions communes
HOOFDSTUK IV. — Gemeenschappelijke bepalingen
a) Liaison des rémunérations à l’indice des prix à la consommation
a) Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Art. 13. § 1er. Toutes les rémunérations prévues dans la présente convention collective de travail ainsi que les rémunérations effectivement payées sont liées à l’indice des prix à la consommation du Royaume, conformément aux modalités fixées par la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l’indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
Art. 13. § 1. Al de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene lonen, evenals de werkelijk uitbetaalde lonen, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk, overeenkomstig de modaliteiten welke zijn vastgesteld bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmede rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid van de arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Elles sont considérées comme étant liées à l’indice-pivot 138.01 (base 1981) (cfr. 102.02 base 1988) liquidation à 100 p.c. au 1er janvier 1990. Lors de la conclusion de cette convention collective de travail, le coefficient de liquidation de 148,59 p.c., en vigueur depuis le 1er septembre 2008, est d’application.
Zij worden beschouwd als zijnde in overeenstemming met het spilindexcijfer 138.01 (basis 1981) (cfr. 102.02 basis 1988), vereffening aan 100 pct. op 1 januari 1990. Bij het sluiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst geldt de vereffeningscoëfficiënt van 148,59 pct. die sinds 1 september 2008 van kracht is.
§ 2. La rémunération mensuelle indexée est égale à la rémunération annuelle indexée divisée par douze, avec deux décimales.
§ 2. Het geïndexeerde maandloon is gelijk aan het door twaalf gedeelde geïndexeerde jaarloon met twee decimalen.
Le salaire horaire indexé est égal à la rémunération annuelle indexée divisée par 1976 (régime de 38 heures/semaine), avec quatre décimales. L’arrondi est opéré en négligeant le chiffre suivant la décimale à arrondir s’il est inférieur à cinq et en portant la décimale à arrondir à l’unité supérieure si ce chiffre est égal ou supérieur à cinq.
Het geïndexeerde uurloon is gelijk aan het door 1976 (in het stelsel van de 38-urenweek) gedeelde jaarloon, met vier decimalen. De afronding gebeurt door het cijfer na de af te ronden decimaal te verwaarlozen als het lager is dan vijf en door het af te ronden decimaal naar de hogere eenheid te brengen als gelijk is aan of hoger is dan vijf.
b) Avantages en nature Art. 14. Les travailleurs bénéficiant d’un internat ont à en couvrir les frais moyennant une convention à établir avec l’employeur. Toutefois, les frais d’internat ne peuvent dépasser mensuellement les taux fixés par l’article 20 de l’arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution
b) Voordelen in natura Art. 14. De werknemers die inwonen moeten de kosten ervan dragen volgens een met de werkgever te sluiten overeenkomst. De inwoningskosten mogen evenwel maandelijks de bedragen niet overschrijden welke zijn vastgesteld bij artikel 20 van het koninklijk besluit van
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD de la loi du 27 juin 1969 révisant l’arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs. c) Prestations de travail irrégulières Art. 15. Au personnel astreint soit à des prestations de travail dominicales ou de nuit, soit à un service coupé, c’est-à-dire un service de jour interrompu par quatre heures d’affilée au moins, un supplément de 20 p.c. sur la rémunération réelle est accordé proportionnellement à la durée des prestations de travail irrégulières effectivement fournies. d) Congé pour participation aux examens Art. 16. Le travailleur a le droit de s’absenter, après accord de l’employeur le jour d’un examen relatif aux fonctions exercées par l’établissement.
59707
28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. c) Onregelmatige arbeidsprestaties Art. 15. Aan het personeel dat op zondag, ’s nachts of in onderbroken dienst moet werken, dit wil zeggen een dienst bij dag welke met minstens vier achtereenvolgende uren wordt onderbroken, wordt een toeslag van 20 pct. op het werkelijke loon toegekend pro rata de duur van de effectief verrichte onregelmatige arbeidsprestaties. d) Verlof voor deelneming aan examens Art. 16. De werknemer mag, mits akkoord van de werkgever, afwezig zijn de dag van een examen dat betrekking heeft op de functies welke worden uitgeoefend in de instelling.
CHAPITRE V. — Dispositions finales Art. 17. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er janvier 2009 et est conclue pour une durée indéterminée. Elle peut être dénoncée entièrement ou en partie à la demande de la partie la plus diligente, moyennant un préavis de trois mois, notifié par lettre recommandée à la poste, au président de la Commission paritaire des établissements et des services de santé. Art. 18. La présente convention collective de travail remplace la convention collective de travail du 26 janvier 1993 fixant les conditions de travail et de rémunération, conclue au sein de la Sous-commission paritaire pour les établissements et les services de santé, rendue obligatoire par arrêté royal du 30 mars 1994 (Moniteur belge du 22 avril 1994). Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 28 juin 2009.
HOOFDSTUK V. — Slotbepalingen Art. 17. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2009 en is gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij kan geheel of gedeeltelijk opgezegd op vraag van de meest gerede partij, mits een opzeggingstermijn van drie maanden gericht, bij een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten. Art. 18. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 1993 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, algemeen verbindend verklaard per koninklijk besluit van 30 maart 1994 (Belgisch Staatsblad van 22 april 1994). Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2009.
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
F. 2009 — 3064 [2009/202740] 28 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 19 février 2009, conclue au sein de la Commission paritaire pour le nettoyage, relative à la prépension à partir de l’âge de 58 ans en vue de promouvoir l’emploi (1)
N. 2009 — 3064 [2009/202740] 28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, betreffende het brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling (1)
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak; Op de voordracht van de Minister van Werk,
Vu la demande de la Commission paritaire pour le nettoyage; Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : er
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1 . Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 19 février 2009, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire pour le nettoyage, relative à la prépension à partir de l’âge de 58 ans en vue de promouvoir l’emploi.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, betreffende het brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 28 juin 2009.
ALBERT
Gegeven te Brussel, 28 juni 2009.
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note (1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
59708
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe
Bijlage
Commission paritaire pour le nettoyage
Paritair Comité voor de schoonmaak
Convention collective de travail du 19 février 2009
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2009
Prépension à partir de l’âge de 58 ans en vue de promouvoir l’emploi (Convention enregistrée le 17 mars 2009 sous le numéro 91391/CO/121) Préambule La présente convention s’inscrit dans la continuité de la convention collective de travail du 18 octobre 1994 relative à la prépension sectorielle en vue de promouvoir l’emploi.
Brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 17 maart 2009 onder het nummer 91391/CO/121) Inleiding Deze overeenkomst zet de continuïteit verder van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1994 betreffende het sectoraal brugpensioen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling.
CHAPITRE Ier. — Champ d’application
HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied
Article 1 . La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs et aux ouvriers des entreprises qui ressortissent à la Commission paritaire pour le nettoyage, petites et moyennes entreprises et autres.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders uit de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de schoonmaak ressorteren, kleine en middelgrote ondernemingen en andere.
er
Par ″ouvriers″ sont visés : les ouvriers et ouvrières.
Onder ″arbeiders″ verstaat men : de arbeiders en arbeidsters.
Art. 2. La convention collective de travail s’applique à tous les ouvriers liés par un contrat de travail à une entreprise du secteur du nettoyage pour autant :
Art. 2. De collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle arbeiders verbonden door een arbeidsovereenkomst aan een onderneming uit de sector schoonmaak voor zover dat :
1) qu’ils puissent prouver un passé professionnel requis en tant que salarié et qu’ils puissent prétendre à une allocation de chômage;
1) zij een voldoende beroepsverleden als loontrekkende kunnen bewijzen en zij kunnen genieten van een werkloosheidsvergoeding;
2) qu’ils justifient d’une présence dans le secteur suffisante pour qu’ils aient, au cours des 10 dernières années bénéficié de 5 primes de fin d’année dont une au moins au cours des deux dernières années.
2) zij een aanwezigheid in de sector rechtvaardigen die voldoende is geweest om in de loop van de 10 laatste jaren, 5 eindejaarspremies verkregen te hebben waaronder minstens één tijdens de laatste twee jaar.
Pour l’application du présent article pour la détermination de la fidélité au secteur, les périodes d’interruption de carrière sont neutralisées.
Voor de toepassing van dit artikel worden, voor de berekening van de getrouwheid aan de sector, de periodes van loopbaanonderbreking geneutraliseerd.
CHAPITRE II. — Objectif
HOOFDSTUK II. — Doelstelling
Art. 3. Cette convention collective de travail a pour objet d’instaurer un régime de prépension avec embauche compensatoire en vue de promouvoir prioritairement l’emploi des jeunes et des chômeurs.
Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als doel een brugpensioenregeling in te stellen met compenserende aanwerving om bij voorrang de tewerkstelling van de jongeren en de werklozen te bevorderen.
Elle a été mise au point en prenant pour base : o
Zij werd op punt gesteld op basis van :
a) la convention collective de travail n 17 du 19 décembre 1974 conclue au sein du Conseil national du travail, rendue obligatoire par arrêté royal du 16 janvier 1975 (Moniteur belge du 31 janvier 1975);
a) de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, bekrachtigd door het koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975);
b) l’arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à la l’octroi d’allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle (Moniteur belge du 11 décembre 1992);
b) het koninklijk besluit van 7 december 1992 met betrekking tot de toekenning van werkloosheidsvergoedingen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992);
c) l’arrêté royal du 3 mai 2007 fixant la prépension conventionnelle dans le cadre du pacte de solidarité entre les générations (Moniteur belge du 8 juin 2007).
c) het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact (Belgisch Staatsblad van 8 juni 2007).
CHAPITRE III. — Financement
HOOFDSTUK III. — Financiering
Art. 4. § 1 . Aux ouvriers accédant au présent régime de prépension, l’indemnité complémentaire est payée par le fonds de sécurité d’existence dénommé ″Fonds social pour les entreprises de nettoyage et de désinfection″ (ci-après dénommé le FSEND).
Art. 4. § 1. Aan de werklieden die tot dit brugpensioenstelsel toetreden, wordt de aanvullende vergoeding betaald door het fonds van bestaanszekerheid genaamd ″Sociaal Fonds voor de schoonmaaken ontsmettingsondernemingen″ (hierna het SFSOO genoemd).
Cette indemnité complémentaire est limitée au montant calculé conformément à la convention collective de travail no 17 du Conseil national du travail, sans préjudice de l’application du mécanisme de garantie visé à l’article 8.
Die aanvullende vergoeding wordt beperkt tot het bedrag dat berekend wordt overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, ongeacht de toepassing van het in artikel 8 bepaalde garantiemechanisme.
Les cotisations patronales spéciales, imposées par les dispositions légales et par les arrêtés d’exécution, et dues sur le montant de l’indemnité complémentaire calculée conformément à la convention collective de travail no 17 du Conseil national du travail, mais sans préjudice de l’application du mécanisme de garantie visé à l’article 8, sont également à charge du FSEND.
De door de wettelijke bepalingen en de uitvoeringsbesluiten opgelegde bijzondere werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn op het bedrag van de overeenkomstig collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, ongeacht de toepassing van het in artikel 8 bepaalde garantiemechanisme, berekende aanvullende vergoeding, zijn eveneens ten laste van het SFSOO.
Art. 5. Les ouvriers visés à l’article 2 ont droit, dans la mesure où ils bénéficient des allocations de chômage légales, à l’indemnité complémentaire jusqu’à la date à laquelle ils atteignent l’âge requis pour pouvoir bénéficier de la pension légale et dans les conditions fixées par la réglementation relative aux pensions.
Art. 5. De in de artikel 2 bedoelde arbeiders hebben, voorzover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn binnen de voorwaarden zoals door de pensioenreglementering vastgesteld.
Le régime bénéficie également aux ouvriers qui seraient sortis temporairement du régime et qui, par après, souhaitent à nouveau bénéficier de celui-ci, pour autant qu’ils reçoivent de nouveau des allocations de chômage légales.
De regeling geldt eveneens voor de werklieden die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voorzover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen.
er
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59709
Art. 6. Par dérogation à l’article 5, les ouvriers concernés par l’article 2 qui ont leur lieu de résidence principale dans un pays de l’espace économique européen ont également droit à une indemnité complémentaire à charge de leur dernier employeur pour autant qu’ils ne puissent bénéficier ou qu’ils ne puissent continuer à bénéficier d’allocations de chômage dans le cadre de la réglementation en matière de prépension conventionnelle, uniquement parce qu’ils n’ont pas ou n’ont plus leur résidence principale en Belgique au sens de l’article 66 de l’arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage et pour autant qu’ils bénéficient des allocations de chômage en vertu de la législation de leur pays de résidence.
Art. 6. In afwijking van artikel 5 hebben de in artikel 2 bedoelde werklieden die hun hoofdverblijfplaats hebben in een land van de Europese economische ruimte, ook recht op een aanvullende vergoeding ten laste van hun werkgever voor zover zij geen werkloosheidsuitkeringen kunnen genieten of kunnen blijven genieten in het kader van de regelgeving inzake conventioneel brugpensioen, alleen omdat zij hun hoofdverblijfplaats niet of niet meer in België hebben in de zin van artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende werkloosheidsreglementering en voor zover zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland.
Cette indemnité complémentaire doit être calculée comme si les travailleurs bénéficiaient d’allocations de chômage sur base de la législation belge.
Die aanvullende vergoeding moet berekend worden alsof die werknemers werkloosheidsuitkeringen genieten op basis van de Belgische wetgeving.
Art. 7. § 1er. Par dérogation à l’alinéa premier de l’article 5 et à l’article 6, le droit à l’indemnité complémentaire accordé aux ouvriers licenciés dans le cadre de la présente convention collective est maintenu lorsque ces ouvriers reprennent le travail comme salariés auprès d’un employeur autre que celui qui les a licenciés et n’appartenant pas à la même unité technique d’exploitation que l’employeur qui les a licenciés.
Art. 7. § 1.In afwijking van de eerste alinea van artikel 5 en artikel 6 behouden de werklieden die zijn ontslagen in het kader van deze collectieve overeenkomst het recht op de aanvullende vergoeding, wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
§ 2. Par dérogation à l’alinéa premier de l’article 5 et à l’article 6, le droit à l’indemnité complémentaire accordé aux ouvriers licenciés dans le cadre de la présente convention collective est maintenu en cas d’exercice d’une activité indépendante à titre principal à condition que cette activité ne soit pas exercée pour le compte de l’employeur qui les a licenciés ou pour le compte d’un employeur appartenant à la même unité technique d’exploitation que l’employeur qui les a licenciés.
§ 2. In afwijking van de eerste alinea van artikel 5 en artikel 6 behouden de werklieden die zijn ontslagen in het kader van deze overeenkomst ook het recht op de aanvullende vergoeding, ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
§ 3. Dans les cas visés au § 1er et au § 2, lorsque les ouvriers licenciés reprennent le travail pendant la période couverte par l’indemnité de rupture, ils n’ont droit à l’indemnité complémentaire qu’au plus tôt à partir du jour où ils auraient eu droit aux allocations de chômage s’ils n’avaient pas repris le travail.
§ 3. In de in § 1 en § 2 bedoelde gevallen hebben de ontslagen werklieden, wanneer ze het werk hervatten tijdens de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode, op zijn vroegst maar recht op de aanvullende vergoeding vanaf de dag waarop ze recht zouden hebben gehad op werkloosheidsuitkeringen indien ze het werk niet hadden hervat.
§ 4. Dans les cas visés au § 1er et au § 2, le droit à l’indemnité complémentaire est maintenu pendant toute la durée de l’occupation dans les liens d’un contrat de travail ou pendant toute la durée de l’exercice d’une activité indépendante à titre principal, selon les modalités prévues par la présente convention collective de travail et pour toute la période où les ouvriers ayant droit à l’indemnité complémentaire ne bénéficient plus d’allocations de chômage en tant que chômeur complet indemnisé.
§ 4. In de in § 1 en § 2 bedoelde gevallen blijft het recht op de aanvullende vergoeding bestaan tijdens de hele duur van de tewerkstelling op grond van een arbeidsovereenkomst of tijdens de hele duur van de uitoefening van een zelfstandige activiteit in hoofdberoep volgens de regels bepaald in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst en voor heel de periode gedurende welke de werklieden die recht hebben op de aanvullende uitkering geen werkloosheidsuitkeringen als volledig uitkeringsgerechtigde werkloze meer genieten.
Les ouvriers visés au § 1er et au § 2 fournissent au FSEND la preuve de leur réengagement dans les liens d’un contrat de travail ou de l’exercice d’une activité indépendante à titre principal.
De in § 1 en § 2 bedoelde werklieden leveren aan het SFSOO het bewijs dat zij opnieuw in dienst zijn genomen op grond van een arbeidsovereenkomst of dat zij een zelfstandige activiteit in hoofdberoep uitoefenen.
CHAPITRE IV. — Montant de l’indemnité complémentaire de prépension, non-cumul, retenue éventuelle
HOOFDSTUK IV. — Bedrag van de bijkomende brugpensioenvergoeding, geen cumul, eventuele afhouding
Art. 8. § 1er. Les ouvriers qui répondent aux conditions fixées à l’article 2 ont droit à une indemnité complémentaire égale au résultat de l’opération suivante :
Art. 8. § 1. De arbeiders die beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikel 2 hebben recht op een aanvullende vergoeding die gelijk is aan het resultaat van de volgende bewerking :
Revenu à garantir = 1/2 (rémunération nette de référence - allocation de chômage),
Te waarborgen inkomen = 1/2 (netto referteloon - werkloosheidsuitkering),
avec comme minimum, une indemnité forfaitaire mensuelle indexée de 216,12 EUR à charge du ″Fonds social pour les entreprises de nettoyage et de désinfection″.
met als minimum een forfaitaire maandelijkse geïndexeerde vergoeding van 216,12 EUR ten laste van het ″Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen″.
Le montant de l’indemnité complémentaire est fixé au moment où le droit à cette indemnité en faveur du travailleur concerné prend cours. Dès qu’il est fixé, ce montant ne peut être modifié que par une adaptation à l’évolution de l’indice des prix à la consommation suivant les modalités d’application en la matière aux allocations de chômage, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 et à la suite de la révision annuelle par le Conseil national du travail, en fonction de l’évolution des salaires conventionnels.
Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt vastgesteld op het ogenblik dat het recht op die vergoeding voor de betrokken werknemer ingaat. Zodra het bedrag is vastgesteld kan het alleen nog gewijzigd worden door een aanpassing aan de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten van toepassing inzake werkloosheidsvergoedingen, overeenkomstig de beschikkingen van de wet van 2 augustus 1971 en als gevolg van de jaarlijkse herziening door de Nationale Arbeidsraad, in het licht van de ontwikkeling van de regelingslonen.
La rémunération nette de référence du prépensionné se calculera sur base de la formule suivante :
Het netto referteloon van de bruggepensioneerde wordt berekend op basis van volgende formule :
(Salaire brut annuel déclaré à l’O.N.S.S. au cours des 12 mois qui précèdent la demande de prépension)
(Bruto jaarloon aangegeven aan de R.S.Z. tijdens de laatste 12 maanden die zijn voorafgegaan aan de aanvraag van brugpensioen
____________________________ x 26 x 1.095 Nombre de jours prestés au cours de la même période (en régime 6 jours semaine)
______________________________ x 26 x 1.095 Aantal gepresteerde dagen tijdens dezelfde periode (in 6 dagen per week regime)
59710
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
§ 2. Dès qu’ils jouissent d’une indemnité complémentaire de prépension à charge du ″Fonds social pour les entreprises de nettoyage et de désinfection″, les ouvriers ne peuvent plus prétendre à une allocation complémentaire de chômage, ni à l’indemnité spéciale aux ouvriers en cas de licenciement pour raisons économiques à charge de FSEND.
§ 2. Zodra zij genieten van een bijkomende vergoeding brugpensioen ten laste van het ″Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen″ zullen de arbeiders, niet meer de bijkomende werkloosheidsvergoeding, noch de bijzondere vergoeding voor arbeiders in geval van ontslag om economische redenen ten laste van het SFSOO kunnen genieten.
CHAPITRE V. — Embauche compensatoire
HOOFDSTUK V. — Compenserende aanwerving
Art. 9. L’employeur dont un ou plusieurs ouvriers peuvent bénéficier des dispositions reprises ci-dessus doit remettre à ce ou ces ouvriers en même temps que les autres documents appropriés destinés à l’O.N.E.M., un ou des formulaire(s) ″C 4 Prépension″ dûment complétés, c’est-à-dire une ou des déclaration(s) par lesquelles il s’engage à le(s) remplacer durant la période fixée (en principe 36 mois) par une ou des personnes répondant aux critères fixés par l’article 3, § 2 de l’arrêté royal du 30 juillet 1994 (Moniteur belge du 10 août 1994).
Art. 9. De werkgever waarvan één of meerdere arbeiders kunnen genieten van de bovenvermelde beschikkingen moet aan deze arbeider(s) samen met de andere geschikte documenten bestemd voor de R.V.A. één of meer formulier(en) ″C 4 Brugpensioen″ zorgvuldig ingevuld overhandigen, dit wil zeggen één of meer verklaringen door dewelke hij zich verbindt hem (hen) te vervangen tijdens de bepaalde periode (in principe 36 maanden) door één of meer personen die aan de criteria bepaald in artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1994) beantwoorden.
CHAPITRE VI. — Cotisations patronales spéciales
HOOFDSTUK VI. — Bijzondere werkgeversbijdragen
Art. 10. Les cotisations patronales spéciales sont supportées par le ″Fonds social pour les entreprises de nettoyage et de désinfection″.
Art. 10. De bijzondere werkgeversbijdragen, worden gedragen door het ″Sociaal Fonds van de schoonmaak- en de ontsmettingsondernemingen″.
CHAPITRE VII. — Durée de validité
HOOFDSTUK VII. — Geldigheidsduur
Art. 11. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er janvier 2009 et cesse d’être en vigueur le 31 décembre 2010.
Art. 11. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2009 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2010.
Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 28 juin 2009. La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2009. De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
F. 2009 — 3065 [2009/202741] 28 JUIN 2009. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 19 février 2009, conclue au sein de la Commission paritaire pour le nettoyage, relative à la prépension à partir de l’âge de 56 ans pour les travailleurs qui peuvent se prévaloir d’un passé professionnel d’au moins 33 ans en tant que travailleurs salariés dont 20 ans de travail de nuit (1)
N. 2009 — 3065 [2009/202741] 28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, betreffende het brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar voor de werknemers die een beroepsverleden van tenminste 33 jaar als loontrekkende waarvan 20 jaar nachtarbeid kunnen laten gelden (1)
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak; Op de voordracht van de Minister van Werk,
Vu la demande de la Commission paritaire pour le nettoyage; Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : er
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1 . Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 19 février 2009, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire pour le nettoyage, relative à la prépension à partir de l’âge de 56 ans pour les travailleurs qui peuvent se prévaloir d’un passé professionnel d’au moins 33 ans en tant que travailleurs salariés dont 20 ans de travail de nuit.
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak, betreffende het brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar voor de werknemers die een beroepsverleden van tenminste 33 jaar als loontrekkende waarvan 20 jaar nachtarbeid kunnen laten gelden.
Art. 2. La Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 28 juin 2009.
ALBERT
Gegeven te Brussel, 28 juni 2009.
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Note (1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59711
Annexe
Bijlage
Commission paritaire pour le nettoyage
Paritair Comité voor de schoonmaak
Convention collective de travail du 19 février 2009
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2009
Prépension à partir de l’âge de 56 ans pour les travailleurs qui peuvent se prévaloir d’un passé professionnel d’au moins 33 ans en tant que travailleurs salariés dont 20 ans de travail de nuit (Convention enregistrée le 17 mars 2009 sous le numéro 91392/CO/121)
Brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar voor de werknemers die een beroepsverleden van tenminste 33 jaar als loontrekkende waarvan 20 jaar nachtarbeid kunnen laten gelden (Overeenkomst geregistreerd op 17 maart 2009 onder het nummer 91392/CO/121) Inleiding
Préambule La présente convention s’inscrit dans la continuité de la convention collective de travail du 24 juin 1999 relative à la prépension sectorielle à partir de l’âge de 56 ans en vue de promouvoir l’emploi.
Deze overeenkomst zet de continuïteit verder van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999 betreffende het sectorieel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar met het oog op de bevordering van de tewerkstelling.
CHAPITRE Ier. — Champ d’application
HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied
Article 1er. La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs et aux ouvriers des entreprises qui ressortissent à la Commission paritaire pour le nettoyage, petites et moyennes entreprises et autres.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders uit de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de schoonmaak ressorteren, kleine en middelgrote ondernemingen en andere.
Par ″ouvriers″ sont visés : les ouvriers et ouvrières.
Onder ″arbeiders″ verstaat men : de arbeiders en arbeidsters.
Art. 2. La convention collective de travail s’applique à tous les ouvriers liés par un contrat de travail à une entreprise du secteur du nettoyage pour autant :
Art. 2. De collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle arbeiders verbonden door een arbeidsovereenkomst aan een onderneming uit de sector schoonmaak voor zover dat :
1) qu’ils puissent, au moment de la fin du contrat de travail, prouver un passé professionnel de 33 ans en tant que salarié et qu’ils puissent prétendre à une allocation de chômage;
1) zij, op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst, een beroepsverleden als loontrekkende van 33 jaar kunnen bewijzen en zij kunnen genieten van een werkloosheidsvergoeding;
2) qu’ils puissent prouver au moment de la fin du contrat de travail, qu’ils ont travaillé au minimum pendant 20 ans dans un régime de travail tel que prévu à l’article 1er de la convention collective de travail no 46, conclue le 23 mars 1990 et rendue obligatoire par l’arrêté royal du 10 mai 1990;
2) zij op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst kunnen aantonen dat zij minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990;
3) qu’ils justifient d’une présence dans le secteur suffisante pour qu’ils aient, au cours des 10 dernières années bénéficié de 5 primes de fin d’année dont une au moins au cours des deux dernières années.
3) zij een aanwezigheid in de sector rechtvaardigen die voldoende is geweest om in de loop van de 10 laatste jaren, 5 eindejaarspremies verkregen te hebben waaronder minstens één tijdens de laatste twee jaar.
Pour l’application du présent article pour la détermination de la fidélité au secteur, les périodes d’interruption de carrière sont neutralisées.
Voor de toepassing van dit artikel worden, voor de berekening van de getrouwheid aan de sector, de periodes van loopbaanonderbreking geneutraliseerd.
CHAPITRE II. — Objectif
HOOFDSTUK II. — Doelstelling
Art. 3. Cette convention collective de travail a pour objet d’instaurer un régime de prépension avec embauche compensatoire en vue de promouvoir prioritairement l’emploi des jeunes et des chômeurs.
Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als doel een brugpensioenregeling in te stellen met compenserende aanwerving om bij voorrang de tewerkstelling van de jongeren en de werklozen te bevorderen.
Elle a été mise au point en prenant pour base :
Zij werd op punt gesteld op basis van :
a) la convention collective de travail no 17 du 19 décembre 1974 conclue au sein du Conseil national du travail, rendue obligatoire par arrêté royal du 16 janvier 1975 (Moniteur belge du 31 janvier 1975);
a) de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, bekrachtigd door het koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975);
b) l’arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à la l’octroi d’allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle (Moniteur belge du 11 décembre 1992);
b) het koninklijk besluit van 7 december 1992 met betrekking tot de toekenning van werkloosheidsvergoedingen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992);
c) l’arrêté royal du 3 mai 2007 fixant la prépension conventionnelle dans le cadre du pacte de solidarité entre les générations (Moniteur belge du 8 juin 2007).
c) het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact (Belgisch Staatsblad van 8 juni 2007).
59712
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE III. — Financement
HOOFDSTUK III. — Financiering
Art. 4. § 1er. Aux ouvriers accédant au présent régime de prépension, l’indemnité complémentaire est payée par le fonds de sécurité d’existence dénommé ″Fonds social pour les entreprises de nettoyage et de désinfection″ (ci-après dénommé le FSEND).
Art. 4. § 1. Aan de werklieden die tot onderhavig brugpensioenstelsel toetreden, wordt de aanvullende vergoeding betaald door het fonds van bestaanszekerheid genaamd ″Sociaal Fonds voor de schoonmaaken ontsmettingsondernemingen″ (hierna het SFSOO genoemd).
Cette indemnité complémentaire est limitée au montant calculé conformément à la convention collective de travail no 17 du Conseil national du travail, sans préjudice de l’application du mécanisme de garantie visé à l’article 8.
Die aanvullende vergoeding wordt beperkt tot het bedrag dat berekend wordt overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, ongeacht de toepassing van het in artikel 8 bepaalde garantiemechanisme
Les cotisations patronales spéciales, imposées par les dispositions légales et par les arrêtés d’exécution, et dues sur le montant de l’indemnité complémentaire calculée conformément à la convention collective de travail no 17 du Conseil national du travail, mais sans préjudice de l’application du mécanisme de garantie visé à l’article 8, sont également à charge du FSEND.
De door de wettelijke bepalingen en de uitvoeringsbesluiten opgelegde bijzondere werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn op het bedrag van de overeenkomstig collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, ongeacht de toepassing van het in artikel 8 bepaalde garantiemechanisme, berekende aanvullende vergoeding, zijn eveneens ten laste van het SFSOO.
Art. 5. Les ouvriers visés à l’article 2 ont droit, dans la mesure où ils bénéficient des allocations de chômage légales, à l’indemnité complémentaire jusqu’à la date à laquelle ils atteignent l’âge requis pour pouvoir bénéficier de la pension légale et dans les conditions fixées par la réglementation relative aux pensions.
Art. 5. De in de artikel 2 bedoelde arbeiders hebben, voorzover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn binnen de voorwaarden zoals door de pensioenreglementering vastgesteld.
Le régime bénéficie également aux ouvriers qui seraient sortis temporairement du régime et qui, par après, souhaitent à nouveau bénéficier de celui-ci, pour autant qu’ils reçoivent de nouveau des allocations de chômage légales.
De regeling geldt eveneens voor de werklieden die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voorzover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen.
Art. 6. Par dérogation à l’article 5, les ouvriers concernés par l’article 2, qui ont leur lieu de résidence principale dans un pays de l’espace économique européen ont également droit à une indemnité complémentaire à charge de leur dernier employeur pour autant qu’ils ne puissent bénéficier ou qu’ils ne puissent continuer à bénéficier d’allocations de chômage dans le cadre de la réglementation en matière de prépension conventionnelle, uniquement parce qu’ils n’ont pas ou n’ont plus leur résidence principale en Belgique au sens de l’article 66 de l’arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage et pour autant qu’ils bénéficient des allocations de chômage en vertu de la législation de leur pays de résidence.
Art. 6. In afwijking van artikel 5 hebben de in artikel 2 bedoelde werklieden die hun hoofdverblijfplaats hebben in een land van de Europese economische ruimte, ook recht op een aanvullende vergoeding ten laste van hun werkgever voor zover zij geen werkloosheidsuitkeringen kunnen genieten of kunnen blijven genieten in het kader van de regelgeving inzake conventioneel brugpensioen, alleen omdat zij hun hoofdverblijfplaats niet of niet meer in België hebben in de zin van artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende werkloosheidsreglementering en voor zover zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland.
Cette indemnité complémentaire doit être calculée comme si les travailleurs bénéficiaient d’allocations de chômage sur base de la législation belge.
Die aanvullende vergoeding moet berekend worden alsof die werknemers werkloosheidsuitkeringen genieten op basis van de Belgische wetgeving.
Art. 7. § 1er. Par dérogation à l’alinéa premier de l’article 5 et à l’article 6, le droit à l’indemnité complémentaire accordé aux ouvriers licenciés dans le cadre de la présente convention collective est maintenu, lorsque ces ouvriers reprennent le travail comme salariés auprès d’un employeur autre que celui qui les a licenciés et n’appartenant pas à la même unité technique d’exploitation que l’employeur qui les a licenciés.
Art. 7. § 1. In afwijking van de eerste alinea van artikel 5 en artikel 6 behouden de werklieden die zijn ontslagen in het kader van deze collectieve overeenkomst het recht op de aanvullende vergoeding, wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen
§ 2. Par dérogation à l’alinéa premier de l’article 5 et à l’article 6, le droit à l’indemnité complémentaire accordé aux ouvriers licenciés dans le cadre de la présente convention collective est maintenu, en cas d’exercice d’une activité indépendante à titre principal à condition que cette activité ne soit pas exercée pour le compte de l’employeur qui les a licenciés ou pour le compte d’un employeur appartenant à la même unité technique d’exploitation que l’employeur qui les a licenciés.
§ 2. In afwijking van de eerste alinea van artikel 5 en artikel 6 behouden de werklieden die zijn ontslagen in het kader van deze overeenkomst ook het recht op de aanvullende vergoeding, ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
§ 3. Dans les cas visés au § 1er et au § 2, lorsque les ouvriers licenciés reprennent le travail pendant la période couverte par l’indemnité de rupture, ils n’ont droit à l’indemnité complémentaire qu’au plus tôt à partir du jour où ils auraient eu droit aux allocations de chômage s’ils n’avaient pas repris le travail.
§ 3. In de in § 1 en § 2 bedoelde gevallen hebben de ontslagen werklieden, wanneer ze het werk hervatten tijdens de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode, op zijn vroegst maar recht op de aanvullende vergoeding vanaf de dag waarop ze recht zouden hebben gehad op werkloosheidsuitkeringen indien ze het werk niet hadden hervat.
§ 4. Dans les cas visés au § 1er et au § 2, le droit à l’indemnité complémentaire est maintenu pendant toute la durée de l’occupation dans les liens d’un contrat de travail ou pendant toute la durée de l’exercice d’une activité indépendante à titre principal, selon les modalités prévues par la présente convention collective de travail et pour toute la période où les ouvriers ayant droit à l’indemnité complémentaire ne bénéficient plus d’allocations de chômage en tant que chômeur complet indemnisé.
§ 4. In de in § 1 en § 2 bedoelde gevallen blijft het recht op de aanvullende vergoeding bestaan tijdens de hele duur van de tewerkstelling op grond van een arbeidsovereenkomst of tijdens de hele duur van de uitoefening van een zelfstandige activiteit in hoofdberoep volgens de regels bepaald in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst en voor heel de periode gedurende welke de werklieden die recht hebben op de aanvullende uitkering geen werkloosheidsuitkeringen als volledig uitkeringsgerechtigde werkloze meer genieten.
Les ouvriers visés au § 1er et au § 2 fournissent au FSEND la preuve de leur réengagement dans les liens d’un contrat de travail ou de l’exercice d’une activité indépendante à titre principal.
De in § 1 en § 2 bedoelde werklieden leveren aan het SFSOO het bewijs dat zij opnieuw in dienst zijn genomen op grond van een arbeidsovereenkomst of dat zij een zelfstandige activiteit in hoofdberoep uitoefenen.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59713
CHAPITRE IV. — Montant de l’indemnité complémentaire de la prépension, non-cumul, retenue éventuelle
HOOFDSTUK IV. — Bedrag van de bijkomende brugpensioenvergoeding, geen cumul, eventuele afhouding
Art. 8. § 1er. Les ouvriers qui répondent aux conditions fixées à l’article 2 ont droit à une indemnité complémentaire égale au résultat de l’opération suivante :
Art. 8. § 1. De arbeiders die beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikel 2 hebben recht op een aanvullende vergoeding die gelijk is aan het resultaat van de volgende bewerking :
Revenu à garantir = 1/2 (rémunération nette de référence - allocation de chômage),
Te waarborgen inkomen = 1 /2 (netto referteloon - werkloosheidsuitkering),
avec comme minimum, une indemnité forfaitaire mensuelle indexée de 216,12 EUR à charge du ″Fonds social pour les entreprises de nettoyage et de désinfection″.
met als minimum een forfaitaire maandelijkse geïndexeerde vergoeding van 216,12 EUR ten laste van het ″Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen″.
Le montant de l’indemnité complémentaire est fixé au moment où le droit à cette indemnité en faveur du travailleur concerné prend cours. Dès qu’il est fixé, ce montant ne peut être modifié que par une adaptation à l’évolution de l’indice des prix à la consommation suivant les modalités d’application en la matière aux allocations de chômage, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 et à la suite de la révision annuelle par le Conseil national du travail, en fonction de l’évolution des salaires conventionnels.
Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt vastgesteld op het ogenblik dat het recht op die vergoeding voor de betrokken werknemer ingaat. Zodra het bedrag is vastgesteld kan het alleen nog gewijzigd worden door een aanpassing aan de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten van toepassing inzake werkloosheidsvergoedingen, overeenkomstig de beschikkingen van de wet van 2 augustus 1971 en als gevolg van de jaarlijkse herziening door de Nationale Arbeidsraad, in het licht van de ontwikkeling van de regelingslonen.
La rémunération nette de référence du prépensionné se calculera sur base de la formule suivante :
Het netto referteloon van de bruggepensioneerde wordt berekend op basis van volgende formule :
(Salaire brut annuel déclaré à
(Bruto jaarloon aangegeven aan de
l’O.N.S.S. au cours des 12 mois
R.S.Z. tijdens de laatste 12 maanden
qui précèdent la demande de
die zijn voorafgegaan aan de aanvraag
prépension)
van brugpensioen)
_____________________________ x 26 x 1.095
______________________________ x 26 x 1.095
Nombre de jours prestés au cours de
Aantal gepresteerde dagen tijdens
la même période (en régime 6 jours semaine)
dezelfde periode (in 6 dagen per week regime)
§ 2. Dès qu’ils jouissent d’une indemnité complémentaire de prépension à charge du ″Fonds social pour les entreprises de nettoyage et de désinfection″, les ouvriers ne peuvent plus prétendre à une allocation complémentaire de chômage, ni à l’indemnité spéciale aux ouvriers en cas de licenciement pour raisons économiques à charge du FSEND.
§ 2. Zodra zij genieten van een bijkomende vergoeding brugpensioen ten laste van het ″Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen″ zullen de arbeiders, niet meer de bijkomende werkloosheidsvergoeding, noch de bijzondere vergoeding voor arbeiders in geval van ontslag om economische redenen ten laste van het SFSOO kunnen genieten.
CHAPITRE V. — Embauche compensatoire
HOOFDSTUK V. — Compenserende aanwerving
Art. 9. L’employeur dont un ou plusieurs ouvriers peuvent bénéficier des dispositions reprises ci-dessus doit remettre à ce ou ces ouvriers en même temps que les autres documents appropriés destinés à l’O.N.E.M., un ou des formulaire(s) ″C 4 Prépension″ dûment complétés, c’est-à-dire une ou des déclaration(s) par lesquelles il s’engage à le(s) remplacer durant la période fixée (en principe 36 mois) par une ou des personnes répondant aux critères fixés par l’article 3, § 2 de l’arrêté royal du 30 juillet 1994 (Moniteur belge du 10 août 1994).
Art. 9. De werkgever waarvan één of meerdere arbeiders kunnen genieten van de bovenvermelde beschikkingen moet aan deze arbeider(s) samen met de andere geschikte documenten bestemd voor de R.V.A. één of meer formulier(en) ″C 4 Brugpensioen″ zorgvuldig ingevuld overhandigen, dit wil zeggen één of meer verklaringen door dewelke hij zich verbindt hem (hen) te vervangen tijdens de bepaalde periode (in principe 36 maanden) door één of meer personen die aan de criteria bepaald in artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1994) beantwoorden.
CHAPITRE VI. — Cotisations patronales spéciales
HOOFDSTUK VI. — Bijzondere werkgeversbijdragen
Art. 10. Les cotisations patronales spéciales sont supportées par le ″Fonds social des entreprises de nettoyage et de désinfection″.
Art. 10. De bijzondere werkgeversbijdragen, worden gedragen door het ″Sociaal Fonds van de schoonmaak- en de ontsmettingsondernemingen″.
CHAPITRE VII. — Durée de validité
HOOFDSTUK VII. — Geldigheidsduur
Art. 11. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er janvier 2009 et cesse d’être en vigueur le 31 décembre 2010.
Art. 11. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2009 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2010.
Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 28 juin 2009. La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances, Mme J. MILQUET
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2009. De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
59714
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT
F. 2009 — 3066
[S − C − 2009/24286]
10 AOUT 2009. — Arrêté royal déterminant, en vue de l’application des articles 43 et 46 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les emplois des membres du personnel de l’établissement scientifique fédéral « Centre d’Etude et de Recherches vétérinaires et agrochimiques » et de ses services d’exécution situés à Tervuren et Machelen, qui constituent un même degré de la hiérarchie.
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU N. 2009 — 3066
[S − C − 2009/24286]
10 AUGUSTUS 2009. — Koninklijk besluit tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikelen 43 en 46 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling « Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie » en zijn uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Vu les lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, notamment l’article 43, § 3, alinéa 4, et l’article 46;
Gelet op de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, inzonderheid op artikel 43, § 3, vierde lid en artikel 46;
Vu l’arrêté royal du 20 avril 1965 fixant le statut organique des établissements scientifiques fédéraux, modifié par les arrêtés royaux des 3 juin 1975, 12 août 1981, 10 mai 1995, 26 mai 1999, 5 juin 2004, 8 juillet 2004 et 25 février 2008;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1975, 12 augustus 1981, 10 mei 1995, 26 mei 1999, 5 juni 2004, 8 juli 2004 en 25 februari 2008;
Vu l’arrêté royal du 30 octobre 1996 désignant les établissements scientifiques fédéraux, notamment l’article 1er, 1°, modifié par l’arrêté royal du 9 avril 2007;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen, inzonderheid op artikel 1, 1°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 april 2007;
Vu l’arrêté royal d u 30 avril 1999 fixant le statut d u personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l’Etat, modifié par les arrêtés royaux des 26 mai 1999, 26 mai 2002, 22 janvier 2003, 22 janvier 2003, 7 septembre 2003, 8 juillet 2004, 1er février 2006 et 25 févier 2008;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 26 mei 2002, 22 januari 2003, 22 januari 2003, 7 september 2003, 8 juli 2004, 1 februari 2006 en 25 februari 2008;
Vu l’arrêté royal du 8 juillet 2004 portant diverses modifications à la réglementation relative au personnel adjoint à la recherche et au personnel de gestion des établissements scientifiques de l’Etat, modifié par les arrêtés royaux des 1er févier 2006 et 25 février 2008;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 juli 2004 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 februari 2006 en 25 februari 2008;
Vu l’arrêté royal du 10 juin 2006 déterminant, en vue de l’application des articles 43ter et 46bis des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les grades des membres de l’établissement scientifique de l’Etat « Centre d’Etude et de Recherches vétérinaires et agrochimiques » et de ses services d’exécution situés à Tervuren et Machelen, qui constituent un même degré de la hiérarchie;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2006 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikelen 43ter en 46bis van de wetten op het gebruik van de talen in de bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de graden van de personeelsleden van de wetenschappelijke instelling van de Staat « Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie » en zijn uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen;
Vu l’arrêté royal du 25 février 2008 fixant le statut du personnel scientifique des établissements scientifiques fédéraux;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen;
Vu l’arrêté royal du 13 avril 2008 relatif à la désignation et à l’exercice des fonctions de management, d’encadrement et dirigeantes au sein des établissements scientifiques fédéraux;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 2008 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management-, staf- en leidinggevende functies in de federale wetenschappelijke instellingen;
Vu l’arrêté ministériel du 9 mai 2008 fixant l’organigramme du Centre d’Etude et de Recherches vétérinaires et agrochimiques;
Gelet op het ministerieel besluit van 9 mei 2008 tot vaststelling van het organigram van het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie;
Vu l’accord de Notre Ministre de la Fonction publique, donné le 23 avril 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 23 april 2009;
Vu l’accord de l’organisation syndicale « SLFP », donné le 17 mars 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de syndicale organisatie « V SOA », gegeven op 17 maart 2009;
Vu l’accord de l’organisation syndicale « CG SP », donné le 24 mars 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de syndicale organisatie « AC OD », gegeven op 24 maart 2009;
Vu l’accord de l’organisation syndicale « CSC-Services publics », donné le 15 juin 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de syndicale organisatie « ACVOpenbare diensten », gegeven op 15 juni 2009;
Vu l’avis de la Commission permanente de Contrôle linguistique, donné le 10 juillet 2009;
Gelet op het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, gegeven op 10 juli 2009;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant que les récentes modifications apportées aux statut du personnel scientifique des établissements scientifiques fédéraux nécessitent de déterminer sans tarder, en vue de l’application des articles 43 et 46 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les emplois des agents de l’établissement scientifique fédéral « Centre d’Etude et de Recherches vétérinaires et agrochimiques » et de ses services d’exécution situés à Tervuren et Machelen, qui constituent un même degré de la hiérarchie Sur la proposition de Notre Ministre de l’Agriculture, Arrête :
59715
Overwegende dat de recente wijzigingen aangebracht in het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen een onverwijlde vaststelling vereisen, met het oog op de toepassing van artikelen 43 en 46 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de ambtenaren van de federale wetenschappelijke instelling « Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie » en haar uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen; Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Besluit :
er
Article 1 . En vue de l’application, aux membres du personnel de l’établissement scientifique fédéral « Centre d’Etude et de Recherches vétérinaires et agrochimiques » et de ses services d’exécution situés à Tervuren et Machelen, des articles 43 et 46 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les divers emplois constituant un même degré de la hiérarchie, sont déterminés de la manière suivante : Premier degré :
Artikel 1. Met het oog op de toepassing, op de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling « Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie » en zijn uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen, van artikelen 43 en 46 van de wetten op het gebruik van de talen in de bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996, worden de verschillende betrekkingen die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen, vastgesteld als volgt : Eerste trap :
la fonction de management de Directeur général;
de managementfunctie van Algemeen Directeur;
les fonctions dirigeantes de directeur opérationnel;
de leidinggevende functies van operationeel directeur;
la fonction d’encadrement de Directeur du service d’appui.
de staffunctie van Directeur van de ondersteunende dienst.
Deuxième degré :
Tweede trap :
personnel scientifique
wetenschappelijk personeel
les emplois correspondant aux fonctions des classes SW4 et SW3;
de betrekkingen overeenstemmend met functies van de klassen SW4 en SW3;
les titulaires des grades liés à la fonction de chef d’établissement supprimée;
titularissen van de afgeschafte graden verbonden aan het ambt van instellingshoofd;
personnel administratif
administratief personeel
les emplois correspondant à des fonctions des classes A5, A4 et A3.
de betrekkingen overeenstemmend met de functies van de klassen A5, A4 en A3.
Troisième degré :
Derde trap :
personnel scientifique
wetenschappelijk personeel
les emplois correspondant aux fonctions des classes SW2 et SW1; personnel administratif et technique les emplois correspondant à des fonctions des classes A2 et A1.
de betrekkingen overeenstemmend met functies van de klassen SW2 en SW1; administratief en technisch personeel de betrekkingen overeenstemmend met de functies van de klassen A2 en A1.
Quatrième degré
Vierde trap :
personnel administratif et technique
administratief en technisch personeel
les emplois du niveau B.
de betrekkingen van niveau B.
Cinquième degré
Vijfde trap :
personnel administratif et technique
administratief en technisch personeel
les emplois du niveau C.
de betrekkingen van niveau C.
Sixième degré
Zesde trap :
personnel administratif et technique
administratief en technisch personeel
les emplois du niveau D.
de betrekkingen van niveau D.
Art. 2. L’arrêté royal du 10 juin 2006 déterminant, en vue de l’application des articles 43ter et 46bis des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les grades des membres de l’établissement scientifique de l’Etat « Centre d’Etude et de Recherches vétérinaires et agrochimiques » et de ses services d’exécution situés à Tervuren et Machelen, qui constituent un même degré de la hiérarchie, est abrogé.
Art. 2. Het koninklijk besluit van 10 juni 2006 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikelen 43ter en 46bis van de wetten op het gebruik van de talen in de bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de graden van de personeelsleden van de wetenschappelijke instelling van de Staat « Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie » en zijn uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen, wordt opgeheven.
Art. 3. La Ministre de l’Agriculture est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 3. De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Ministre de l’Agriculture,
De Minister van Landbouw,
Mme S. LARUELLE
Mevr. S. LARUELLE
59716
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT
F. 2009 — 3067 (2009 — 2891)
[C − 2009/24284]
17 JUILLET 2009. — Arrêté royal déterminant, en vue de l’application de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les emplois des membres du personnel de l’établissement scientifique fédéral « Institut scientifique de Santé publique », qui constituent un même degré de la hiérarchie. — Erratum ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU N. 2009 — 3067 (2009 — 2891)
[C − 2009/24284]
17 JULI 2009. — Koninklijk besluit tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling « Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid », die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen. — Erratum ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Vu les lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, l’article 43, modifié en dernier lieu par la loi du 4 avril 2006;
Gelet op de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, artikel 43, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 april 2006;
Vu l’arrêté royal du 30 octobre 1996 désignant les établissements scientifiques fédéraux, l’article 1er, modifié par l’arrêté royal du 9 avril 2007;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen, artikel 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 april 2007;
Vu l’arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel administratif et du personnel technique des établissements scientifiques;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel van de federale wetenschappelijke instellingen van de staat;
Vu l’arrêté royal du 17 mai 2006 déterminant, en vue de l’application de l’article 43ter des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les grades des membres du personnel de l’Institut scientifique de Santé publique, qui constituent un même degré de la hiérarchie;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 mei 2006 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43ter van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de graden van de personeelsleden van de wetenschappelijke instelling van de Staat « Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid », die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen;
Vu l’arrêté royal du 25 février 2008 fixant le statut du personnel scientifique des établissements scientifiques fédéraux;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen;
Vu l’avis du Ministre de la Fonction publique, donné le 23 avril 2009;
Gelet op het advies van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 23 april 2009;
Vu l’avis, donné le 8 mai 2009 par l’organisation syndicale CSC, l’avis donné le 11 mai 2009 par l’organisation syndicale CGSP et l’avis donné le 20 mai 2009 par l’organisation syndicale SLFP, représentés dans le comité de concertation de base de l’ISP, conformément à l’article 54, alinéa 2, des lois précitées;
Gelet op het advies, gegeven op 8 mei 2009 door de syndicale organisatie ACV, het advies gegeven op 11 mei 2009 door de syndicale organisatie ACOD en het advies gegeven op 20 mei 2009 door de syndicale organisatie VSOA, vertegenwoordigd in het basisoverlegcomité van het WIV, overeenkomstig artikel 54, tweede lid, van voormelde wetten;
Vu l’avis n° 41.113/I/PN de la Commission permanente de Contrôle linguistique, donné le 10 juillet 2009;
Gelet op het advies nr. 41.113/I/PN van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, gegeven op 10 juli 2009;
Considérant que le nouveau statut du personnel scientifique des établissements scientifiques fédéraux nécessite de déterminer, en vue de l’application de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les grades des membres du personnel de l’établissement scientifique fédéral « Institut scientifique de Santé publique », qui constituent un même degré de la hiérarchie;
Overwegende dat het nieuw statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen vereist dat met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, de graden worden vastgesteld van de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling « Wetenschappelijke Instituut Volksgezondheid », die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen;
Sur la proposition de la Ministre de la Santé publique, Nous avons arrêté et arrêtons : er
Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1 . En vue de l’application aux membres du personnel de l’Institut scientifique de Santé publique de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative coordonnées le 18 juillet 1966, les divers emplois constituant un degré de la hiérarchie sont déterminés de la fac¸ on suivante :
Artikel 1. Met het oog op de toepassing, op de personeelsleden van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, worden de diverse betrekkingen die een trap van de hiërarchie vormen, vastgesteld als volgt :
1er degré Fonctions de management et d’encadrement — Directeur général — Directeur du service d’appui — Directeurs opérationnels 2e degré Personnel scientifique — Chef de travaux principal — Chef de travaux Personnel non scientifique — Les emplois correspondant à des fonctions de la classe A3, A4 et A5.
1e trap Management- en staffuncties — Algemeen directeur — Directeur van de ondersteunende diensten — Operationele directeurs 2e trap Wetenschappelijk personeel — Eerstaanwezend werkleider — Werkleider Niet-wetenschappelijk personeel — De betrekkingen die overeenkomen met de functies van klasse A3, A4 en A5.
59717
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 3e degré — Personnel scientifique — Premier assistant — Assistant — Assistant-stagiaire 4e degré Personnel non scientifique — Les emplois correspondant à des fonctions des classes A1 et A2 et aux grades du niveau B. 5e degré Personnel non scientifique — Les grades du niveau C 6e degré Personnel non scientifique — Les grades du niveau D.
3e trap — Wetenschappelijk personeel — Eerstaanwezend assistent — Assistent Assistent-stagiair 4e trap Niet-wetenschappelijk personeel — De betrekkingen die overeenkomen met de functies van de klassen A1 et A2 en de graden van niveau B 5e trap Niet-wetenschappelijk personeel — De graden van niveau C 6e trap Niet-wetenschappelijk personeel — De graden van niveau D.
Art. 2. L’arrêté royal du 17 mai 2006 déterminant, en vue de l’application de l’article 43ter des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les grades des membres du personnel de l’Institut scientifique de Santé publique, qui constituent un même degré de la hiérarchie, est abrogé.
Art. 2. Het koninklijk besluit van 17 mei 2006 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43ter van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de graden van de personeelsleden van de wetenschappelijke instelling van de staat « Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid », die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen, wordt opgeheven.
Art. 3. La Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Art. 3. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 17 juillet 2009.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2009.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, Mme L. ONKELINX
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX
GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID N. 2009 — 3068
[C − 2009/35737]
5 JUNI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING De viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening en de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen 1. Situering Voor personen met een beperking – men denke daarbij aan personen met een handicap, maar evengoed aan ouderen, papa’s of mama’s met een buggy, iemand wiens arm in de gips zit, ... – is het essentieel dat onze bebouwde leefomgeving bereikbaar, betreedbaar en bruikbaar is, of m.a.w. toegankelijk’. Alleen een dergelijke toegankelijke leefomgeving garandeert het recht om autonoom en op een gelijkwaardige manier te kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven, of het nu gaat om werk, onderwijs, culturele activiteiten,... De architectuur van een gebouw heeft een doorslaggevende impact op de toegankelijkheid ervan. Daarom moet al in het stadium van het ontwerpen van een gebouw rekening gehouden worden met de toegankelijkheidsaspecten. Vlaanderen is de enige regio in België waar nog gewerkt wordt met de federale wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek. Vooral bij gebrek aan sanctionering en controle bleef deze wet tot op heden in hoge mate dode letter. Daarenboven dringt een actualisering van de normen uit deze wet zich op, gezien de techniek sindsdien niet heeft stilgestaan zodat bijvoorbeeld de erin gestipuleerde afmetingen niet meer afgestemd zijn op o.a. de nieuwste modellen van rolstoelen. Met het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening werd een eerste stap gezet in een betere integratie van de toegankelijkheidsregelgeving in de wetgeving op de ruimtelijke ordening. Artikel 54 van dit decreet voorziet immers dat de toegankelijkheid van publieke gebouwen geregeld kan worden in een stedenbouwkundige verordening, waardoor, in tegenstelling tot de wet van 1975, een betere sanctionering en controle gegarandeerd kan worden. Artikel 100, § 4 bepaalt, naar analogie met de wet van 1975, dat een stedenbouwkundige vergunning geweigerd dient te worden indien niet voldaan is aan de regels inzake toegankelijkheid. Het
59718
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD wijzigingsdecreet ruimtelijke ordening, dat in het Vlaams Parlement behandeld wordt voorziet een gelijkaardige regeling in artikel 123 : « De stedenbouwkundige vergunning voor de handelingen, vermeld in artikel 93, 1°, 6°, 7° en 8°, wordt niet verleend wanneer niet is voldaan aan de bij of krachtens de wet of het decreet gestelde regelen betreffende toegang van personen met een functiebeperking tot openbare wegen en tot voor het publiek toegankelijke onroerende goederen. » Dit wijzigingsdecreet voorziet ook in de opheffing van de wet van 17 juli 1975, vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. In deze context is het tenslotte niet onbelangrijk dat België op 30 maart 2007 de Conventie van de Verenigde Naties met betrekking tot de rechten van personen met een handicap heeft ondertekend, dat de verdragsluitende staten o.a. verplicht om de nodige maatregelen te nemen om minimale standaardregels en richtlijnen inzake de toegankelijkheid van diensten en voorzieningen, toegankelijk voor het publiek, te ontwikkelen, te promoten en op naleving te controleren. 2. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 In dit artikel worden enkele termen verduidelijkt. Vooral belangrijk is dat het begrip « publiek toegankelijk » in dit artikel omschreven wordt. Het Koninklijk Besluit van 9 mei 1977 gaf in uitvoering van de wet van 1975 een limitatieve invulling aan het begrip « gebouwen die toegankelijk zijn voor het publiek » door een lijst toe te voegen van het soort gebouwen waarop de wet van toepassing was. Met deze verordening is het de bedoeling elk publiek toegankelijk gebouw te vatten, dat een persoon met een beperking wel eens moet of wil bezoeken. Het gaat dan om ruimtes waar bezoekers toegang toe hebben – en dit ongeacht of deze toegang voortdurend, periodiek of occasioneel verleend wordt en ongeacht of de toegang al dan niet tegen betaling of al dan niet met de vereiste van lidmaatschap verleend wordt. Het gaat niet alleen over ruimtes die « openstaan voor het publiek » doch ook over ruimtes, « bedoeld voor gemeenschappelijk gebruik », zodat bijvoorbeeld ook bewonersparkings bij meergezinswoningen, die enkel openstaan voor de bewoners van de meergezinswoningen en dus niet voor een algemeen publiek, gevat zijn. Ruimtes die enkel openstaan voor werknemers worden niet gevat met de notie « publiek toegankelijk ». De volgende gebouwen zijn steeds te beschouwen als publiek toegankelijk : - gebouwen waarin de federale overheid (inclusief de parastatalen), de Vlaamse overheid (inclusief de intern en extern verzelfstandigde agentschappen), de provinciale overheden, de gemeentelijke overheden (inclusief de OCMW’s), en overheidsbedrijven gevestigd zijn of waar ze hun zittingen en raden houden en inclusief onderwijsinstellingen, welzijns- of gezondheidsinstellingen; - kantoren voor telecommunicatie, internet alsook elke andere communicatievoorziening; - gebouwen van zakelijke dienstverlening (zijnde bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen, exploitatie van een handel in onroerende goederen, verhuur van roerende goederen); - parkeervoorzieningen; - openbare toiletten; - stations, gebouwen, haltes en perrons van openbare vervoersmaatschappijen; - luchthavengebouwen; - scheepvaart passagiersterminals en veerdiensten voor personen; - strafinrichtingen; - kantoorgebouwen, kantoorruimtes en informatiekantoren, alsook ruimten bestemd voor de uitoefening van vrije beroepen en paramedische beroepen; - handelszaken, winkelcentra; - accommodaties of terreinen voor dagrecreatie; - sociaal-culturele inrichtingen; - beurs-, handels- of evenementencomplexen, vergadercentra en congreszalen; - gebouwen voor de uitoefening van erediensten, rouwcentra, begraafplaatsen en crematoria; - horeca en hun vaste terrassen - gemeenschappelijke ruimtes in internaten, studentenhuizen of studentengemeenschapshuizen; - strafinrichtingen; - verblijfsaccommodatie, met inbegrip van kampeerterreinen, gegroepeerde chalets, kampeerverblijfparken en weekendverblijfparken; - gemeenschappelijke ruimtes in meergezinswoningen; - gemeenschappelijke ruimtes in sociale woningbouw; - gebouwen met geldautomaten, elektronische zelfbedieningsautomaten of publieke telefoons. Verder worden in artikel 1 een aantal specifieke gebouwen gedefinieerd, zoals « studentengemeenschapshuizen », « kamerwoningen », « gezondheidsinstellingen », « welzijnsinstellingen, ... De omschrijvingen zijn meestal ontleend aan andere regelgeving, zoals het zogenaamde « Kamerdecreet » of het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2007 betreffende de invoering van het energieprestatiecertificaat,...
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Wat groepswoningbouw betreft dient erop gewezen dat volgens de rechtspraak van de Raad van State er drie cumulatieve criteria zijn om te kunnen besluiten dat een vergunningsaanvraag betrekking heeft op groepswoningbouw : 1) het moet gaan om het gelijktijdig oprichten van meerdere gebouwen, 2) het moet gaan om gebouwen bestemd voor bewoning en 3) die gebouwen moeten één samenhangend geheel vormen. In het arrest Nijs heeft de Raad van State het begrip immers gedefinieerd als volgt : « Overwegende dat onder ’groepswoningbouw’ (... ) dient te worden verstaan het gelijktijdig oprichten van meerdere gebouwen voor bewoning die één samenhangend geheel vormen » (1). Niet elke zgn. « collectieve bouwvergunning » voor woningen is dus te beschouwen als groepswoningbouw, het moet bovendien gaan om een samenhangend geheel. De Raad van State heeft in het arrest Kluisbergen geoordeeld dat sprake was van groepswoningbouw, nu het ging om het gemeenschappelijk oprichten van woongelegenheden die een gemeenschappelijke werf hebben en met elkaar verbonden zijn (2). Die verbondenheid kan materieel zijn. Er kan ook sprake zijn van een stedenbouwkundig geheel (3). Een verkavelingsaanvraag met 16 loten, bestemd voor « eengezinswoningen, diensten en detailhandel », waarbij wordt bepaald dat voor de inplanting van de constructies een « vrije zijkavelstrook » van 3 meter in acht dient te worden genomen, kan in dat licht « bezwaarlijk » als groepswoningbouw worden beschouwd (4). Tenslotte worden enkele termen, die courant gebruikt worden binnen de toegankelijkheidssector of binnen de bouwsector, verder omschreven, zoals « vrije en vlakke draairuimte », « tussenbordes »,... Artikel 2 Dit artikel bepaalt wanneer het besluit van toepassing is. Algemeen gesteld moeten twee voorwaarden vervuld zijn : 1) het betreft werkzaamheden m.b.t. een voor het publiek toegankelijke constructie of m.b.t. delen ervan; 2) de geplande werkzaamheden vereisen een stedenbouwkundige vergunning, volgens artikel 99, § 1, 1° van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. Indien de vergunningsplicht vervangen is door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen, omwille van de onderworpenheid van de handelingen aan nauwkeurige verkavelingsvoorschriften of integrale ruimtelijke voorwaarden, mogen deze verkavelingsvoorschriften of integrale ruimtelijke voorwaarden geen afwijkingen op huidig besluit toelaten. Bijgevolg is het besluit niet van toepassing wanneer geen stedenbouwkundige vergunning vereist is. Dit impliceert bijvoorbeeld dat het niet van toepassing is bij instandhoudings- of onderhoudswerken die geen betrekking hebben op de stabiliteit (art. 99 § 1 1° in fine). Het is ook niet van toepassing bij niet vergunningsplichtige functiewijzigingen (art. 99 § 1 6°). Van zodra deze werken echter gepaard gaan met bijvoorbeeld verbouwingswerken, vallen ze uiteraard wel onder het besluit, aangezien art. 99 § 1 1° dan ook van toepassing is. Aangezien voorliggende gewestelijke stedenbouwkundige verordening uitvoering geeft aan artikel 54 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (DRO), moeten de in deze verordening gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die dat decreet eraan geeft. Dat betekent inzonderheid dat de vaak op diverse wijzen geïnterpreteerde begrippen « herbouwen » en « verbouwen » uitgelegd moeten worden als volgt : - « herbouwen » : een constructie volledig afbreken, of méér dan veertig procent van de buitenmuren van een constructie afbreken, en binnen het bestaande bouwvolume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructie een nieuwe constructie bouwen - « verbouwen » : aanpassingswerken doorvoeren binnen het bestaande bouwvolume van een constructie waarvan de buitenmuren voor ten minste zestig procent behouden worden. Wanneer aan de twee voorwaarden is voldaan en enkel dan, zijn de normbepalingen van hoofdstuk III van dit besluit van toepassing. Of met andere woorden, enkel de werken die het voorwerp zijn van de vergunningsaanvraag moeten aan de normbepalingen voldoen en niet de werken die reeds in het verleden vergund werden. In de tweede paragraaf van artikel 2 van het besluit wordt bovendien een uitzondering op het toepassingsgebied voorzien in een aantal gevallen. 1) Wanneer de werken beperkt blijven tot technische werken. Technische werken zijn de werken opgesomd in artikel 3, 2° tot 14° van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003 tot bepaling van de werking en handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect. Deze werken hebben uit hun aard in principe geen weerslag op de toegankelijkheid van een constructie. De werken vernoemd in artikel 3, 1° zijn niet vrijgesteld van de toepassing van dit besluit ofschoon het ook technische werken betreft. Het gaat hier om het aanleggen of wijzigen van verhardingen, wegen, parkeerplaatsen, pleinen. 2) Wanneer de vergunningsplichtige werken beperkt blijven tot onderdelen van een constructie waarvoor in het besluit geen normen worden opgelegd. Ook deze werken hebben in principe geen enkele impact op de toegankelijkheid van het gebouw. Voorbeeld : Hoewel een stedenbouwkundige vergunning vereist is voor werken aan de ramen van een gebouw waarbij het uitzicht van de gevel gewijzigd wordt, valt een dergelijke verbouwing niet onder het toepassingsgebied van dit besluit aangezien het geen bepalingen bevat m.b.t. ramen. 3) Wanneer het om werken aan onroerend erfgoed gaat. Toegankelijkheid vormt in deze context een bijzondere uitdaging. Daarom worden werken aan gebouwen die tot het onroerend erfgoed behoren van het toepassingsgebied van deze verordening uitgesloten, maar wordt de toegankelijkheid van onroerend erfgoed nagestreefd doordat – krachtens artikel 35 van deze verordening – de gewestelijke erfgoedambtenaar van het agentschap RO-Vlaanderen van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, in zijn/haar advies een afweging maakt tussen de normen inzake toegankelijkheid en de te behouden erfgoedwaarden.
59719
59720
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 4) Wanneer het om zeer kleine gebouwen gaat, met name gebouwen waarbij de totale publiek toegankelijke oppervlakte kleiner is dan 150m2. In dit geval dienen wel de bepalingen met betrekking tot de toegangsdeur tot deze gebouwen nageleefd te worden. Uit artikel 4, § 2 volgt dat ook wanneer vergunningsplichtige werken gebeuren aan gebouwen bestemd voor toerisme of verblijfsaccommodatie en er na de werken maximaal twee accommodaties beschikbaar zijn of één slaapruimte van maximaal 60m2 beschikbaar is, de verordening niet van toepassing is. De toeristische functie blijft in deze gevallen zo beperkt dat het een onevenredige belasting zou vormen om de toegankelijkheidsnormen ook in deze context op te leggen. De wet van 17 juli 1975 was van toepassing wanneer een bouwvergunning of een ’vergunning voor belangrijke verbouwingswerken’ vereist was. Artikel 2 van de wet verduidelijkte dit laatste als volgt : « Onder belangrijke werken moet worden verstaan, werken die de inrichting van het gebouw veranderen.’ De voorgestelde regeling is duidelijker, aangezien ze meer geënt is op de terminologie die binnen de regelgeving op de ruimtelijke ordening gebruikt wordt. Er werd in de wet van 1975 immers niets gezegd over herbouw of uitbreiden. Daarenboven was het niet duidelijk of het ook ging over inrichtingswerkzaamheden, die bijvoorbeeld geen impact hebben op de stabiliteit en bijgevolg vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige vergunning. In de oude wetgeving werd enkel voor handelszaken en horecabedrijven in een uitzondering voor kleine gebouwen voorzien. Artikel 3 tot en met artikel 8 Deze artikelen bakenen het toepassingsgebied van het besluit verder af naargelang het soort constructie dat aan de orde is. Artikel 3, § 1 Bij gebouwen met een totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte groter dan 400 m2, moeten alle delen die nieuw zijn of waaraan werken gebeuren, die vallen onder artikel 2, § 1, aan de normen voldoen, ongeacht waar deze delen zich in het gebouw bevinden. voorbeeld : De publiek toegankelijke oppervlakte van een gebouw bedraagt momenteel 270 m2. Er wordt een publiek toegankelijke uitbreiding van 150 m2 voorzien. In het kader van deze verordening dienen de richtlijnen toegepast die van toepassing zijn op een constructie met een publiek toegankelijke oppervlakte van 420 m2. Artikel 3, § 2 Bij gebouwen met een totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte kleiner of gelijk aan 400m2, moeten 1° de gelijkvloerse delen (d.w.z. alle vertrekken, gangen, doorgangen en deuren) die nieuw zijn of waaraan werken gebeuren, die vallen onder artikel 2, § 1, aan de normen voldoen; en 2° de delen op de verdiepingen die nieuw zijn of waaraan werken gebeuren, die vallen onder artikel 2, § 1, aan de normen voldoen, tenzij een vertrek op een andere verdieping dezelfde functie heeft en aan de normen voldoet. Uit artikel 3 volgt dat bestaande delen van een constructie waaraan geen werken gebeuren, in principe (tenzij specifiek anders bepaald) niet in het toepassingsgebied van dit besluit vallen. Voorbeeld 1 : Er wordt een nieuwe horecazaak gebouwd met een publiek toegankelijke oppervlakte van 650 m2. De zaak telt 2 bouwlagen : op het gelijkvloers de bar en een verbruiksruimte, op de eerste verdieping de keuken en een verbruiksruimte. Op het gelijkvloers worden enkel dranken geserveerd. De maaltijd wordt genuttigd op de eerste verdieping. Afbakening van het toepassingsgebied : -> gezien de publiek toegankelijke oppervlakte 400 m2 overschrijdt, dienen in principe alle betreffende ruimtes toegankelijk gebouwd worden -> gezien de twee verbruiksruimtes niet dezelfde functie hebben, kan de uitzonderingsregel waarbij één toegankelijke verbruiksruimte volstaat niet aangegrepen worden -> gezien ruimtes die enkel openstaan voor werknemers niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moet ook de keuken op de eerste verdieping niet voldoen aan de bepalingen van dit besluit Voorbeeld 2 : In een kantoorgebouw, met een publiek toegankelijke oppervlakte van 1200 m2, worden renovaties gepland aan een vergaderzaal op de derde verdieping. In dit geval zal de vergaderzaal moeten voldoen aan de normen van deze verordening. Wanneer een gebouw in een van de volgende categorieën valt, worden in de artikelen 4 en 5 bijzondere regels voor de afbakening van het toepassingsgebied voorzien omdat deze alternatieve regels meer gepast zijn dan het totale publiek toegankelijke oppervlak. Het gaat dan om : - gebouwen bestemd voor toerisme of verblijfsaccommodatie (art. 4); - meergezinswoningen/groepswoningen (art. 5); - kamerwoningen, studentenhuizen, studentengemeenschapshuizen (art. 5); - gezondheidsinstellingen, welzijnsinstellingen of internaten verbonden aan onderwijsinstellingen, internaten die onder de bevoegdheid vallen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of strafinrichtingen (art. 5).
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Deze bepaling betekent voor : - gebouwen voor recreatieve en socio-culturele activiteiten; - gebouwen bestemd voor het uitoefenen van de eredienst; - bejaardentehuizen en tehuizen voor gehandicapten; - inrichtingen voor het sport- en openluchtleven; - ziekenhuizen en centra voor medische, psychische, gezins- en sociale hulp een versoepeling in vergelijking met de oude wetgeving, aangezien de oude wetgeving voorzag dat voor deze gebouwen de gehele voor het publiek toegankelijke oppervlakte aan de normen moest voldoen. Handelszaken en horecabedrijven vielen niet onder de oude regeling als ze kleiner dan 150m2 waren. Ook met de nieuwe regelgeving dienen ze niet te voldoen aan de bepalingen inzake toegankelijkheid, met uitzondering van de toegangsdeur tot het gebouw. Voor : - post, telegraaf- en telefoonkantoren, banken en andere financiële instellingen; - kantoorgebouwen, gerechtshoven en gemeentehuizen; - straf- en wederopvoedingsinrichtingen; - schoolgebouwen, internaten en studenten verblijven; - gebouwen van de luchthaven was de oude wetgeving enkel van toepassing op ten minste één verdieping of ten minste 10 % van de voor het publiek toegankelijke oppervlakte en de bijhorende toegangswegen. Er werd nergens bepaald waar die 10 % zich moest bevinden : op het gelijkvloers, op een verdieping,... Deze gebouwen volgen nu dezelfde regels als alle andere gebouwen, wat soms tot de toepassing van strengere normen zal leiden in vergelijking met voorheen. Er is in elk geval duidelijk bepaald dat als slechts één verdieping toegankelijk moet zijn, dat het dan over de gelijkvloerse verdieping gaat. Artikel 4 Gebouwen, bestemd voor toerisme of verblijfsaccommodaties : 1) bij dergelijke gebouwen met – na de werken, die vallen onder artikel 2, § 1 – meer dan 10 accommodaties (De term ’accommodatie’ doelt binnen dit besluit op elk onderdeel van de verblijfsaccomodatie dat als aparte eenheid voor tijdelijk verblijf wordt verhuurd. Deze term wordt gehanteerd omdat bv. het gebruik van ’kamer’ te beperkend zou zijn. Met accommodatie worden immers zowel kamers (eenpersoonskamers, tweepersoonskamers, ... ), slaapzalen, bungalows, chalets, vakantiestudio’s als trekkershutten - niet limitatieve lijst – bedoeld), ongeacht het aantal toeristen dat er gelijktijdig kan verblijven * krachtens artikel 4 § 1 : alle gemeenschappelijke delen, op het gelijkvloers of op de verdiepingen en met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke accommodatie, die nieuw zijn of waaraan werken gebeuren, moeten voldoen aan dit besluit; * krachtens artikel 4 § 3 : daarenboven moet minstens 4 % van elke accommodatievorm (zoals suites, kamers met sanitair, kamers zonder sanitair, ... ) waar werken aan gebeuren, met een minimum van 1 voldoen aan de normen m.b.t. toegangen en deuropeningen (artikels 22 t.e.m. 26) en m.b.t. sanitaire voorzieningen en de aanwezigheid van voorbehouden parkeerplaatsen (artikel 30 t.e.m. 32). Indien evenwel de nieuw te bouwen accommodaties of de accommodaties, waar werken aan gebeuren, slechts een beperkt percentage, nl. minder dan 4 %, van het totaal aantal accommodaties betreft, moeten alleen de nieuw te bouwen accommodaties of accommodaties, waar werken aan gebeuren, voldoen aan bovenvermelde bepalingen. Of m.a.w., er wordt niet geëist dat kamers waar geen werken aan gepland waren verbouwd worden, louter om het percentage van 4 % te halen. Voorbeeld 1 : In een hotel met 8 accommodaties worden nog eens 4 bijkomende accommodaties bijgebouwd, zodat na de werken het hotel beschikt over 12 accommodaties. In dit geval dient 1 accommodatie (4 % van 12 is 0,48, maar minimum 1) te voldoen aan de artikels 22 t.e.m. 26 en 30 t.e.m. 32. Voorbeeld 2 : In een hotel met 39 accommodaties wordt 1 bijkomende accommodatie bijgebouwd, zodat na de werken het hotel beschikt over 40 accommodaties. In dit geval dienen normaal gezien 2 accommodaties (4 % van 40 is 1,6, of afgerond naar boven dus 2) te voldoen aan de verordening. Er wordt evenwel slechts 1 accommodatie bijgebouwd (of minder dan 4 % van het totale aantal accommodaties, zijnde 40), zodat de verplichting enkel deze nieuwe accommodatie betreft en er in de praktijk slechts 1 accommodatie van de 40 moet voldoen aan de artikels 22 t.e.m. 26 en 30 t.e.m. 32. 2) Bij dergelijke gebouwen met – na de werken, die vallen onder artikel 2, § 1 – 3 tot 10 accommodaties of met een slaapzaal van minstens 60m2 : 1° moeten de gelijkvloerse gemeenschappelijke delen (d.w.z. alle vertrekken, gangen, doorgangen en deuren) die nieuw zijn of waaraan werken gebeuren aan de normen voldoen; en 2° moeten de gemeenschappelijke delen op de verdiepingen die nieuw zijn of waaraan werken gebeuren aan de normen voldoen, tenzij gemeenschappelijke delen op een andere verdieping dezelfde functie hebben en aan de normen voldoen.
59721
59722
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Deze gebouwen konden onder de oude wetgeving misschien beschouwd worden als ’handelszaken of horecabedrijven’. Als ze kleiner zijn dan 150m2 gelden met de nieuwe regeling iets strengere regels dan vroeger, aangezien nu de toegangsdeur tot het gebouw aan de verordening moet voldoen, terwijl ze vroeger helemaal niet aan de bepalingen inzake toegankelijkheid moesten voldoen. Als deze gebouwen groter dan 150m2 zijn, is de nieuwe regeling minder streng, aangezien vroeger de hele voor het publiek toegankelijke oppervlakte aan de normen moest voldoen. Artikel 5 Bij volgende gebouwen : - meergezinswoningen of groepswoningen met – na de werken – meer dan 2 bouwlagen en meer dan 6 wooneenheden; - kamerwoningen, studentenhuizen of studentengemeenschapshuizen met – na de werken – meer dan 2 bouwlagen en meer dan 20 kamers; - gezondheidsinstellingen/welzijnsinstellingen/internaten verbonden aan onderwijsinstellingen of strafinrichtingen met – na de werken – meer dan 2 bouwlagen en meer dan 20 kamers : moeten alle gemeenschappelijke delen, op het gelijkvloers of op de verdiepingen, met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke kamer of wooneenheid, die nieuw zijn of waaraan werken gebeuren, voldoen aan de verordening. Gemeenschappelijke delen van dergelijke gebouwen kunnen niet toegankelijk of aangepast gemaakt worden op individueel initiatief van een bewoner. De goedkeuring van de medebewoners is vereist. Om deze reden bepaalt het besluit dat de gemeenschappelijke delen toegankelijk gebouwd moeten worden. De 4 %-norm, die geldt bij gebouwen, bestemd voor toerisme of verblijfsaccommodatie geldt hier niet. Het behoort tot de beleidsverantwoordelijkheid van de ter zake bevoegde ministers om het percentage aangepaste wooneenheden of kamers te bepalen. Volgende gebouwen : - meergezinswoningen of groepswoningen met – na de werken – toegangsdeuren tot wooneenheden op 2 niveaus of minder en/of minder dan 6 wooneenheden; - kamerwoningen, studentenhuizen of studentengemeenschapshuizen met – na de werken – toegangsdeuren tot wooneenheden op 2 niveaus of minder of minder dan 20 kamers; - gezondheidsinstellingen, welzijnsinstellingen of internaten verbonden aan onderwijsinstellingen en internaten die onder de bevoegdheid vallen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of strafinrichtingen met – na de werken – toegangsdeuren tot wooneenheden op 2 niveaus of minder of minder dan 20 kamers : zijn – omwille van hun beperkte omvang – niet onderworpen aan de verordening. Met « gemeenschappelijke delen » wordt o.a. bedoeld : het toegangspad, de gemeenschappelijke inkompartij, de gemeenschappelijke verticale en horizontale circulatiezone, fietsenstallingen, vuilniscontainerruimtes, bewonersparking, maar niet de ruimtes die enkel voor privatief gebruik bedoeld zijn. Het aantal niveaus wordt bekomen door het aantal verdiepingen, inclusief het gelijkvloers, op te tellen. Ook ondergrondse verdiepingen, wanneer die begaanbaar zijn of m.a.w. een hoogte hebben van vloer tot plafond van minstens 1,80m, worden in dit kader beschouwd als een « niveau ». Voorbeeld 1 : Een studentenhuis telt 19 kamers. Er worden verbouwingen gepland waarbij 2 grote kamers zullen omgebouwd worden tot 4 kleinere kamers. Het aantal kamers na de werken, zijnde 21, is determinerend voor het al dan niet van toepassing zijn van de stedenbouwkundige verordening. Voorbeeld 2 : Een oude woning wordt gerenoveerd en opgedeeld in 5 studio’s; 2 hebben een toegangsdeur op het gelijkvloers, 2 hebben een toegangsdeur op de eerste verdieping en 1 heeft een toegangsdeur in het dak. Dit gebouw heeft toegangsdeuren tot wooneenheden op meer dan 2 niveaus, maar heeft slechts 5 wooneenheden, waardoor het niet in het toepassingsgebied van dit besluit valt. Voorbeeld 3 : Een nieuwbouw zal 8 appartementen bevatten, waarvan de toegangsdeuren zich op 4 niveaus zullen bevinden. Gezien dit gebouw toegangsdeuren tot wooneenheden heeft op meer dan 2 niveaus en meer dan 6 wooneenheden zal bevatten, moeten alle gemeenschappelijke delen alsook de toegangsdeuren tot elk appartement aan de bepalingen van dit besluit voldoen. Voorbeeld 4 : Op de plaats waar ooit een smalle woning stond, zal een appartementsblok worden opgetrokken. Dit gebouw zal 5 niveaus tellen, met op elk niveau 1 appartement. Dit gebouw zal na de werken op meer dan 2 niveaus toegangsdeuren tot wooneenheden hebben, maar geen 6 wooneenheden bevatten, en zal bijgevolg ook niet in het toepassingsgebied van dit besluit vallen.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Voorbeeld 5 : Een bestaand studentenhuis zal worden uitgebreid door de aankoop van een aanpalend huis. Het bestaande studentenhuis omvat 18 kamers over 3 niveaus. In het te renoveren aanpalende huis zullen 10 kamers gebouwd worden. De kamers verspreiden zich over 3 niveaus. In totaliteit zal het studentenhuis 28 kamers omvatten, verspreid over 3 niveaus. Hierdoor zullen de gemeenschappelijke delen, inclusief de toegangsdeuren, van het te renoveren deel aan de bepalingen van dit besluit moeten voldoen. In de oude wetgeving stonden enkel normen voor : - bejaardentehuizen en tehuizen voor gehandicapten; - ziekenhuizen en centra voor medische, psychische, gezins- en sociale hulp (wat niet het hele spectrum van gezondheids- en welzijnsinstellingen vat, die in het toepassingsgebied van de nieuwe verordening vallen) - strafinrichtingen; - internaten en studentenverblijven. Wat de gezondheids- en welzijnsinstellingen betreft, is de nieuwe regeling minder streng, omdat ze pas van toepassing is vanaf het moment dat er toegangsdeuren tot wooneenheden zijn op meer dan 2 niveaus en vanaf 20 kamers. Daarenboven viel de hele voor het publiek toegankelijke oppervlakte in de oude regeling onder de normen, terwijl de toepassing van de nieuwe normen enkel de gemeenschappelijke delen betreft, met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke kamer. Dit is verantwoord aangezien het betrokken beleidsdomein eigen regels hanteert m.b.t. de toegankelijkheid van de voorzieningen voor de bewoners. Ook voor strafinrichtingen, internaten en studentenverblijven zijn de toegankelijkheidsnormen in de huidige regeling pas van toepassing vanaf het moment dat er toegangsdeuren tot wooneenheden zijn op meer dan 2 niveaus en vanaf 20 kamers en is er dus sprake van een versoepeling qua toepassingsgebied. De oude wetgeving was enkel van toepassing op ten minste één verdieping of ten minste 10 % van de voor het publiek toegankelijke oppervlakte en de bijhorende toegangswegen. Er werd nergens bepaald waar die 10 % zich moest bevinden : op het gelijkvloers, op een verdieping,... Deze gebouwen volgen nu dezelfde regels als de andere gebouwen met kamers. Er is duidelijk bepaald dat als slechts op één verdieping de gemeenschappelijke delen toegankelijk moeten zijn, dat het dan over de gelijkvloerse verdieping gaat. Artikel 6 Verbruiksruimtes die zich over meer dan 1 verdieping uitstrekken moeten slechts op 1 verdieping aan de normen voldoen, op voorwaarde dat de verschillende verdiepingen allen dezelfde functie hebben. Als men op het gelijkvloers enkel kan drinken en op de eerste verdieping niet alleen iets kan drinken maar ook kan eten, is niet aan deze voorwaarde voldaan. Deze bepaling geldt zelfs indien de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte groter is dan 400m2, dit in afwijking op artikel 3. Men kan veronderstellen dat deze situatie in de oude wetgeving onder de algemene bepalingen viel voor ’horecabedrijven’. Als de oppervlakte groter was dan 150m2, moest de hele voor het publiek toegankelijke oppervlakte voldoen aan de normen, dus ook steeds de verdiepingen. In die zin houdt de nieuwe regelgeving een versoepeling in. Artikel 7 Kleedruimtes of pashokjes : Vier procent van alle kleedruimtes of pashokjes – met een minimum van 1 – per aangeboden groep, moet voldoen aan de normen m.b.t. de vrije en vlakke draairuimte (art. 11) en m.b.t. toegangen en deuropeningen (art. 22 t.e.m. 26). Indien evenwel het aantal kleedruimtes of pashokjes die nieuw zijn of waaraan werken gebeuren, die vallen onder artikel 2, § 1, minder dan 4 % van het totaal aantal kleedruimtes of pashokjes bedraagt, moeten alleen, maar wel allemaal, deze nieuw te bouwen kleedruimtes of pashokjes of kleedruimtes of pashokjes waar werken aan gebeuren aan de verordening voldoen. Of m.a.w., er wordt niet verwacht dat ook kleedruimtes of pashokjes, waaraan geen werken gepland waren, onder handen worden genomen om het percentage van 4 % te halen. Indien er aparte kleedruimtes of pashokjes zijn voor enerzijds mannen en anderzijds vrouwen, moet telkens minstens 1 kleedruimte of pashokje per soort voldoen aan de aangehaalde normen. Voorbeeld 1 : In een ziekenhuis worden 10 kleedruimtes gebouwd die allen uitgeven op een gang via dewelke verschillende onderzoeksruimten bereikbaar zijn. In dit geval moet 1 (4 %, met een minimum van 1) kleedruimte voldoen aan de artikelen 22 t.e.m. 26. Voorbeeld 2 : In een ziekenhuis worden 10 kleedruimtes gebouwd die per groep van 2 rechtstreeks uitgeven op 5 verschillende onderzoekskamers. In dit geval moet per groep van 2 kleedruimtes telkens minstens 1 kleedruimte voldoen aan de artikelen 22 t.e.m. 26. De oude wetgeving bevatte op dit vlak geen specifieke bepalingen.
59723
59724
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Artikel 8 Publiek toegankelijke toiletten of douches : Als, en alleen als, er werken zijn aan de toiletten, moet er per sanitair blok 1 toilet voldoen aan de normen m.b.t. aangepaste toiletten (art. 30, § 1 en art. 31, 1° en 2°). Als, en alleen als, er werken zijn aan de douches, moet er per sanitair blok 1 douche voldoen aan de normen m.b.t. aangepaste douches (art. 30, §§ 2 en 3 en art. 31, 1°, 2° en 3°). Indien er aparte toiletten of douches zijn voor enerzijds mannen en anderzijds vrouwen, moet telkens minstens 1 toilet of douche per soort voldoen aan de aangehaalde normen. Voorbeeld : Een groot kantoorgebouw van 1500 m2 wordt grondig verbouwd. Er zal ook nieuw sanitair voorzien worden. In elk sanitair blok dat voorzien wordt, zal tevens een aangepast toilet moeten voorzien worden. In de oude wetgeving werd bepaald dat bij toiletten, die voor het publiek toegankelijk waren, minstens één toilet voor ’gehandicapten’ moest worden voorzien. Er werd geen opsplitsing gemaakt tussen vrouwen- en herentoiletten. Over douches werd niets bepaald. Artikel 9 Wanneer de bestaande toegang tot publiek toegankelijke delen van een constructie, niet voldoet aan de bepalingen inzake vrije doorgangshoogte (art. 12, § 2) en inzake toegangen en deuropeningen (art. 22 t.e.m. 25) en er geen vergunningsplichtige werken aan deze toegang gepland zijn, moet bij uitbreidings- of verbouwingswerken toch een toegang, die voldoet aan de bepalingen van art. 12, § 2 en 22 t.e.m. 25, tot de nieuwe publiek toegankelijke delen van de constructie gegarandeerd worden. In vele gevallen is het op deze manier immers mogelijk om (een deel van) het gebouw alsnog toegankelijk te maken. Het zou een gemiste kans zijn om in deze gevallen – via de uitbreidings- of verbouwingswerken – na te laten een toegankelijke toegang te creëren. Indien evenwel deze bijkomende toegang niet kan zorgen voor een ontsluiting van het gebouw vanaf het openbaar domein, vervalt deze verplichting. Dit is bijvoorbeeld het geval bij volledig ingesloten rijwoningen, waar enkel achteraan iets bijgebouwd wordt of in geval van werken die nergens aan de gevel van het gebouw raken. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat bij nieuwbouw of herbouw de te creëren toegang vanzelfsprekend aan de bepalingen van dit besluit moet voldoen. Voorbeeld 1 : Er wordt voorzien in de aanbouw van 2 kamers achteraan een hotelgebouw. Indien het bestaande hotelgebouw niet beschikt over een toegang die voldoet aan de artikelen 12, § 2 en 22 t.e.m. 25 van de verordening en er ook geen werken worden uitgevoerd aan deze toegang, moet via de aanbouw minstens voorzien worden in een toegang naar de 2 nieuwe kamers die voldoet aan deze artikelen. Voorbeeld 2 : In een hotel worden verbouwingen aan de verandaruimte gepland. Indien het bestaande hotelgebouw niet beschikt over een toegang die voldoet aan de artikelen 12, § 2 en 22 t.e.m. 25 van de verordening en er ook geen werken worden uitgevoerd aan deze toegang, moet via de verandaruimte die verbouwd wordt een toegang gecreëerd worden die voldoet aan deze artikelen. Op gegronde motivatie van de bouwheer kan door de vergunningverlenende overheid een afwijking op deze bepaling toegestaan worden. Het gaat hier om gevallen waarin bij de geplande uitbreidings- of verbouwingswerken geen toegang kan gecreëerd worden of waarbij het creëren van een toegang die voldoet aan de bepalingen van art 12, § 2 en 22 t.e.m. 25 geen enkele meerwaarde oplevert. Voorbeeld 1 : In een hotelgebouw worden verbouwingswerken gepland aan de ruimtes die zich bevinden op de tweede verdieping. Het hotel beschikt niet over een toegang die voldoet aan de vereisten van deze verordening. Voor deze verbouwingswerken kan de bouwheer gemotiveerd een afwijking aanvragen op de verplichting om een toegang te creëren via de verbouwde ruimtes. Voorbeeld 2 : In een hotel worden verbouwingen aan de verandaruimte gepland die zich aan de achterzijde van het hotelgebouw bevindt. Het bestaande hotelgebouw beschikt niet over een toegang die voldoet aan art. 12, § 2 en 22 t.e.m. 25 van de verordening en er zijn geen werken aan deze toegang gepland. Als het in deze een ingesloten hotelgebouw (gelijkaardig aan een rijwoning) zou betreffen en er ten gevolge van het ingesloten karakter van het perceel geen aansluiting kan gevonden worden met het openbaar domein, kan de bouwheer met deze motivatie een afwijking vragen op de verplichting om via de verbouwing een toegang te creëren die voldoet aan de normen.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Ook in de oude wetgeving was het voor alle gebouwen verplicht te voorzien in één toegankelijke toegangsweg van de straat of van de parkeerruimten naar tenminste één ingang van het gebouw. Er was geen algemeen uitzonderingsartikel, zoals in de nieuwe regeling wordt voorzien, maar bij de algemene afwijkingsbepalingen stonden de normen met betrekking tot de toegang’ uitdrukkelijk vermeld. Dit impliceerde dus, in tegenstelling tot de situatie onder de nieuwe regeling, dat steeds een afwijking diende aangevraagd te worden indien de bijkomende toegang niet kon zorgen voor een ontsluiting van het gebouw vanaf het openbaar domein. In de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is, bijkomend aan het feit dat er steeds een toegankelijke toegangsweg moet zijn, bepaald dat het toegangspad voorzien moet zijn van schriftelijke markeringen, aangevuld met pictogrammen en/of gekleurde geleidelijnen, zodat personen met beperkte mobiliteit zich gemakkelijk kunnen oriënteren. Bijkomend moet de ondergrond voor een goede oriëntatie van slechtzienden en blinden zorgen. Deze bepalingen werden niet overgenomen omdat zij niet op plan afleesbaar zijn. Artikel 10 Wanneer werken worden gepland aan een bestaande toegang, die vallen onder artikel 2, § 1, of men, overeenkomstig artikel 9 verplicht is een toegang te creëren, moet tevens voorzien worden in een toegangspad vanaf het openbaar domein tot aan de toegang in kwestie, dat voldoet aan de bepalingen van dit besluit. Indien de constructie over een eigen parkeergelegenheid beschikt, geldt in de gevallen waarin men verplicht wordt te voorzien in een toegangspad vanaf het openbaar domein, bijkomend de verplichting om één toegangspad vanaf de parkeergelegenheid naar het toegangspad vanaf het openbaar domein te voorzien. Elke bezoeker moet immers, via welk vervoermiddel zij of hij ook komt, het gebouw kunnen bereiken. Iemand die te voet of met het openbaar vervoer komt, moet het gebouw vanaf de straat of het openbaar domein kunnen bereiken. Een persoon die met de wagen komt, moet het gebouw kunnen bereiken vanaf de aangepaste parkeerplaats waar haar of zijn auto geparkeerd staat of vanaf het parkeerterrein indien zij of hij daar wordt afgezet. De paden die deel uitmaken van het openbaar domein worden uitgesloten van de toepassing van dit artikel omdat ze apart geregeld worden in het Besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer. Ook in de oude wetgeving was het voor alle gebouwen verplicht te voorzien in één toegankelijke toegangsweg van de straat of van de parkeerruimten naar tenminste één ingang van het gebouw. De openbare wegen, die nu onder de bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer vallen, werden toen niet uitdrukkelijk uitgesloten. Artikel 11 Zodra een aanvraag valt onder het toepassingsgebied overeenkomstig artikel 2 tot en met 10 van dit besluit, wordt in de vergunning zelf opgenomen dat de bepalingen inzake toegankelijkheid, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van dit besluit, nageleefd dienen te worden. Er wordt bij deze vergunningen voortaan dus expliciet verwezen naar deze normen. Dit heeft als voordeel dat ook zaken die door de architect moeilijk op plan kunnen worden aangeduid, onder het toepassingsgebied van de verordening vallen. Hierbij kan gedacht worden aan de vorm van trapleuningen, de plaatsing van sanitaire toestellen, het voorzien van gids- en geleidelijnen en dergelijke. Dit zijn zaken die stedenbouwkundig niet vergunningsplichtig zijn, nog niet vastliggen op het ogenblik dat de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd en in de loop van het bouwproces kunnen wijzigen. Via artikel 11 wordt bijgevolg voldoende soepelheid geschapen om zowel tijdens het bouwproces als nadien, tijdens het gebruik van het gebouw, niet vergunningsplichtige wijzigingen aan het gebouw te kunnen aanbrengen, zolang de toegankelijkheidsnormen gerespecteerd worden.
59725
59726
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Artikel 12 De eerste paragraaf van dit artikel bepaalt dat in alle delen van een constructie waarop het besluit van toepassing is, een draairuimte, vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, voorzien moet worden, met een doormeter van minstens 150 cm. Deze ruimte heeft een rolstoelgebruiker nodig om zelfstandig en comfortabel de deur te kunnen openen en sluiten, zodat zij of hij zich vrij en zelfstandig kan verplaatsen naar de verschillende ruimtes en op een zelfstandige wijze gebruik kan maken van de functies van de constructie. De oude wetgeving bevatte geen bepalingen terzake. De tweede paragraaf van dit artikel bepaalt dat in alle delen van een constructie waarop het besluit van toepassing is, na afwerking de hoogte tot het plafond minstens 2,30 m moet bedragen. Enkel ter hoogte van toegangen en deuropeningen wordt na afwerking, conform art. 22, § 1 een hoogte van 2,10 m toegelaten, die vrij moet zijn van obstakels of hindernissen zodat de gebruikers er vlot onder kunnen lopen. Dit is belangrijk voor grote mensen, die een steeds groter deel van de bevolking uitmaken, alsook voor personen met een visuele handicap. Voor deze laatste categorie is het immers belangrijk te weten dat zij op hun route steeds over voldoende vrije doorgangshoogte beschikken, zodat zij niet het risico lopen hun hoofd te stoten. In de tweede alinea van deze paragraaf wordt bepaald dat deze verplichting niet geldt als de realisatie ervan tot een constructieprobleem zou leiden op bovenliggende verdiepingen waar geen werken aan gepland waren. De oude wetgeving bevatte geen bepalingen terzake. Artikel 13 Dit artikel bepaalt dat de looprichting vanaf het openbaar domein of vanaf een eventuele parkeergelegenheid, naar de delen van een constructie die een publiek toegankelijke functie vervullen, aangeduid moet worden via natuurlijke gidslijnen of artificiële geleidelijnen ten behoeve van blinde en slechtziende personen. Een gidslijn is een element uit de openbare ruimte, dat voor blinden en slechtzienden bruikbaar is als oriëntatiepunt of als geleiding bij het lopen. Ook voor andere voetgangers geven deze elementen de looproute aan. Ideaal gezien is deze gidslijn ononderbroken. Een voorbeeld van een gidslijn is een muur, die door de gebruiker van een witte stok kan gevolgd worden. In tegenstelling tot een gidslijn is een geleidelijn speciaal voor de doelgroep ontworpen en aangelegd. Het gaat om een tactiel voelbare lijn (bv. noppentegels, ribbeltegels). Geleidelijnen zijn gewenst daar waar een gidslijn ontbreekt. De oude wetgeving bevatte geen bepalingen terzake. Dit hoeft niet te verwonderen aangezien artikel 1 van het besluit van 9 mei 1977 uitdrukkelijk stelde dat enkel de handicaps, die de bewegingsvrijheid van de personen die erdoor getroffen zijn, ernstig belemmeren’ in aanmerking kwamen voor de toepassing van de wet. Heden ten dage wordt het concept « toegankelijkheid » evenwel ruimer opgevat. Artikel 14 Dit artikel legt de minimale breedte vast voor looppaden die zich niet tussen twee binnenmuren bevinden. Meestal betreft het de toegangspaden tot een constructie. De paden die binnen het toepassingsgebied vallen van het Besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer, worden uitdrukkelijk uit het toepassingsgebied uitgesloten omdat dit besluit reeds bepalingen voor deze paden bevat. Er wordt een minimale breedte van 150 cm geëist omdat dit het absolute minimum is voor een rolstoelgebruiker om zich te kunnen draaien en omdat het de minimale breedte is om twee wandelende personen naast elkaar te laten stappen of om een wandelende persoon en een persoon in een rolstoel te laten kruisen. Versmallingen tot 90 cm mogen over een beperkte lengte. Eens die lengte overschreden, mag de versmalling niet minder dan 120 cm bedragen en moet elke 10 meter evenals aan het einde en aan het begin van de versmalling een vrije draairuimte voorzien worden. In de oude wetgeving werd een minimale breedte van 120 cm opgelegd. De norm van 150 cm komt ook voor in de normenbundels van Toerisme Vlaanderen, de provinciale verordening van West-Vlaanderen en het ontwerp van gemeentelijke verordening van de stad Antwerpen. In de provinciale verordening van West-Vlaanderen wordt toegelaten de breedte te beperken tot 120 cm over de hele lengte van de gang, als de deuren niet de gang indraaien en op voorwaarde dat er een keermogelijkheid op het einde van die gangen wordt voorzien. Op die manier kan echter geen vrije draairuimte voor elke deur, zelfs als ze niet de gang indraaien, gegarandeerd worden. In de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt dezelfde minimale breedte gehanteerd en wordt bijkomend bepaald dat het traject, bestemd voor personen met een beperkte mobiliteit, voorzien moet worden van een markering opdat zij zich gemakkelijk in het gebouw zouden kunnen oriënteren. Indien nodig moet de schriftelijke signalisatie aangevuld worden met pictogrammen en/of gekleurde geleidelijnen. De geluidsignalen worden aangevuld met lichtsignalen. Deze bepalingen werden niet overgenomen omdat zij niet op plan afleesbaar zijn. Artikel 15 Dit artikel legt de minimale breedte vast voor looppaden die zich tussen binnenmuren bevinden. Meestal betreft het hier gangen en overlopen in een constructie. Net zoals in het koninklijk besluit van 9 mei 1977 wordt een minimale breedte van 150 cm geëist. Er wordt evenwel toegelaten dat deze breedte over een bepaalde lengte kleiner mag zijn. Uit de praktijk is immers gebleken dat het niet realistisch is steeds 150 cm te eisen. Daarnaast voorziet de nieuwe stedenbouwkundige verordening dat afgeweken kan worden van de minimale ruwbouwmaat van 175 cm, indien in het aanvraagdossier gemotiveerd aangetoond wordt dat na afwerking van de wanden, plinten en leuningen de minimale doorgangsbreedte van 150 cm toch gegarandeerd wordt. Deze bepaling wil de mogelijke evoluties in afwerkingstechnieken ondervangen. De norm van 150 cm wordt ook in de normenbundels van Toerisme Vlaanderen en het ontwerp tot gemeentelijke verordening van de stad Antwerpen gehanteerd. Omdat uitgegaan wordt van een bepleistering aan elke zijde van 2,5 cm en een leuning aan elke zijde die 10 cm vereist, is er een verschil van 25 cm tussen de ruwbouwmaat en de afwerkingsmaat. Artikel 16 Dit artikel bepaalt dat een looppad, dat zich niet tussen binnenmuren bevindt, slechts mag hellen in de richting dwars op de normale looprichting en dit om een normale afwatering te verzekeren. Dit betekent in concreto een maximale helling van 2 % in de richting dwars op de normale looprichting. De oude wetgeving bevatte geen bepalingen terzake.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Artikel 17 Bij werken waarbij brandhaspels, brandblusapparaten of andere uit de muur stekende constructies geïnstalleerd worden, moet erover gewaakt worden dat deze het ongestoord gebruik van het looppad niet in het gedrang brengen, dit vooral met het oog op blinde en slechtziende personen die de wanden gebruiken als geleidelijn. Er wordt voorgesteld deze mogelijke obstakels in een nis in te werken. De oude wetgeving had geen bepalingen terzake. Artikel 18 Dit artikel bepaalt hoe niveauverschillen overbrugd moeten worden. De overbrugging van niveauverschillen wordt als één van de grootse knelpunten ervaren door mensen met een beperking. Niveauverschillen tot en met 18 cm moeten minstens ook overbrugd worden door een kunstmatig aangelegde of natuurlijke helling. In het geval van buitenruimtes of bij overgangen tussen buiten- en binnenruimtes zijn niveauverschillen tot 2 cm zonder overbrugging toegelaten. Of m.a.w. in binnenruimtes moeten niveauverschillen, zelfs als ze kleiner zijn dan twee cm, steeds overbrugd worden. Niveauverschillen van meer dan 18 cm dienen steeds minstens overbrugd te worden door : - of een trap én een helling; - of een trap én een lift (kooilift of verticale lift); - of een helling én een lift (kooilift of verticale lift). Voor binnenruimtes wordt dus geen enkele vorm van niveauverschil toegestaan omdat dit door een correcte uitvoering van de werken perfect vermeden kan worden. Voor buitenruimtes is het om bouwtechnische redenen niet steeds haalbaar om de omgeving zonder niveauverschillen aan te leggen en te behouden (bv. omwille van verzakkingen in bestrating, ... ). Vandaar dat daar wel niveauverschillen tot 2 cm toegelaten zijn. De grens werd op 2 cm vastgelegd, omdat dit het niveauverschil is dat door een rolstoelgebruiker meestal nog vlot zelfstandig overbrugd kan worden. De bovengrens van 18 cm, tot waar de overbrugging enkel met een helling volstaat, stemt overeen met de maximale optrede die toegelaten wordt voor trappen. De overbrugging van een dergelijk klein niveauverschil door enkel een helling is immers in principe voor iedereen haalbaar (zowel voor een rolstoelgebruiker als voor de ouder met een kinderwagen als voor een voetganger, ... ). Daarentegen zal de overbrugging van niveauverschillen van meer dan 18 cm door enkel een helling voor een aantal mensen niet haalbaar zijn. Niet iedereen is immers fysiek in staat om hellingen op te lopen. Er zijn personen met een beperking die hun knieën, benen of voeten niet kunnen plooien ... en/of hun volledige lichaam niet schuin kunnen plaatsen voor het nemen van een helling. Men denke hier bijvoorbeeld aan personen met evenwichtsstoornissen of mensen met een heupprothese. Een helling is dus niet voor iedere minder mobiele persoon een goede oplossing. Het is evenwel mogelijk voor gebouwen, bestemd voor industrie of ambacht, een afwijking te vragen op de verplichting om een lift te installeren indien op het gelijkvloers dezelfde functies aangeboden worden en indien de totale oppervlakte die door de afwijking ontoegankelijk blijft, beperkt blijft tot maximaal 25 % van de totale publiek toegankelijke oppervlakte. In de specifieke context van deze gebouwen wordt immers vaak gewerkt met tussenverdiepingen die zeer beperkt zijn in omvang en functies herbergen die vaak ook al op een andere verdieping aanwezig zijn. De investering van een lift zou hier onevenredig hoog zijn in verhouding tot de extra gerealiseerde toegankelijke oppervlakte. Tenslotte worden ook gebouwen voor toerisme of verblijfsaccommodatie, met 10 of minder accommodaties (na de werken) vrijgesteld van de verplichting een lift te installeren als ze slechts 2 bouwlagen of minder dan 2 bouwlagen hoog zijn. In de oude wetgeving werd niets concreets bepaald voor niveauverschillen. In de regelgeving van het Waalse Gewest en in de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is bepaald dat niveaus die niet te bereiken zijn via hellingen, te bereiken moeten zijn via een liftsysteem. Artikel 19 Dit artikel bepaalt aan welke vereisten een helling moet voldoen. De bepaling is slechts van toepassing op toegangspaden met een helling groter dan 4 % in de richting van de normale looprichting. Het zou immers niet realistisch en totaal overbodig zijn lichte hellingen verplichtend uit te rusten met leuningen en tussenbordessen. Allereerst worden maximale hellingspercentages bepaald in functie van de grootte van het te overbruggen niveauverschil. Dit is een volledig ander vertrekpunt dan in het koninklijk besluit van 1977, dat maximale hellingspercentages vastlegde in functie van de lengte van de helling. Bij het ontwerpen is het te overbruggen hoogteverschil steeds gekend, waardoor de architect perfect kan nagaan hoe groot het hellingspercentage mag zijn, zodat een percentage in functie van de grootte van het niveauverschil logischer is. Er worden vervolgens vier maximale hellingspercentages voorzien, wat meer mogelijkheden biedt om een goed hellend vlak te ontwerpen dan de twee maximale hellingspercentages die in het koninklijk besluit van 1977 voorzien waren. Ook in de normenbundels van Toerisme Vlaanderen en in de databank Toegankelijk Vlaanderen worden deze normen gehanteerd. Ook in de provinciale verordening van West-Vlaanderen worden deze normen gehanteerd, met uitzondering van de 7 %-norm bij niveauverschillen van 25 cm t.e.m. 35 cm. De hellingspercentages zijn als volgt : * niveauverschillen ≤ 10 cm : hellingspercentage ≤ 10 %. * niveauverschillen 10 cm < × ≤ 25 cm : hellingspercentage ≤ 8.3 %. * niveauverschillen 25 cm < × ≤ 35 cm : hellingspercentage ≤ 7 %. * niveauverschillen 35 cm < × ≤ 50 cm : hellingspercentage ≤ 6.25 %. * niveauverschillen > 50 cm : hellingspercentage ≤ 5 %.
59727
59728
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Voorbeeld 1 : Een niveauverschil van 20 cm kan dus overbrugd worden door een helling met een hellingspercentage van bijvoorbeeld 8 %. Op die manier blijft men immers onder de maximale grens van 8,3 %. Een hellingspercentage van 8 % zal dan leiden tot een helling met een lengte van 2,5 meter. Het niveauverschil mag echter evengoed overbrugd worden door een helling met een hellingspercentage van 5 % – er is immers geen minimumpercentage vastgelegd – wat tot een helling met een lengte van 4 meter zou leiden. Een combinatie van hellingen met verschillende hellingspercentages is toegestaan mits een tussenbordes voorzien wordt ter hoogte van de overgang. Voorbeeld 2 : Het niveauverschil van 20 cm kan ook overbrugd worden door de combinatie van een helling met een hellingspercentage van 5 % over een afstand van 2 m, gecombineerd met een helling met een hellingspercentage van 8 % over een afstand van 1,25 m, op voorwaarde dat ter hoogte van de overgang in een tussenbordes wordt voorzien. Per overbrugging van 50 cm niveauverschil of na een lengte van 10 m helling, moet een tussenbordes voorzien worden met een minimale lengte van 150 cm. Dit om de nodige rustpunten te voorzien door te vermijden dat een helling te lang aanhoudt. Op die manier wordt het bovendien mogelijk voor een rolstoelgebruiker om terug te keren indien zij of hij dit nodig zou achten zonder de volledige helling af te leggen. Zowel boven- als onderaan een helling met een hellingspercentage van meer dan 4 % moet een vrije en vlakke draairuimte voorzien worden. Dit om personen in een rolstoel de mogelijkheid te geven om zich goed op te stellen voor het hellend vlak en om zich eventueel te kunnen draaien. In vergelijking met het Koninklijk Besluit van 1977 worden de minimale afmetingen van deze draairuimte verhoogd omdat de vroeger bepaalde 120 cm lengte onvoldoende was om een rolstoelgebruiker de mogelijkheid te geven terug te keren. Het gebeurt vaak dat een hellend vlak aangebracht is voor de inkomdeur. Vandaar het belang van een horizontaal bordes van 150 cm op 150 cm om, indien de deur gesloten is, te kunnen terugkeren, zonder dat men verplicht is achterwaarts de helling af te rijden. Deze norm wordt overigens ook gehanteerd in de regelgeving van het Waalse Gewest en in de normenbundel van Toerisme Vlaanderen. In de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de provinciale verordening van West-Vlaanderen wordt enkel de lengte van het bordes bepaald, met name minstens 150 cm, maar wordt niets bepaald over de breedte ervan. Dit is echter ook nodig om er voor te zorgen dat het hellend vlak in elke situatie bruikbaar is en om te vermijden dat mensen in een rolstoel achterwaarts de helling moeten afrijden als hen op het einde van de helling niet de mogelijkheid geboden wordt om om te keren. Belangrijk is dat de opstelruimte horizontaal is, al wordt voor buitenruimten wel een dwarshelling van maximaal 2 % toegelaten in functie van afwatering. Vaak bevindt zich bovenaan de helling immers een deur, waarbij het belangrijk is dat voldoende vlakke opstelruimte voorhanden is zodat men niet op de helling zelf moet manoeuvreren om de deur te openen. De breedte van een helling van meer dan 4 % moet minimaal 145 cm bedragen, zodat na afwerking van de eventuele wanden en met inbegrip van de ruimte voor eventuele plinten en leuningen een vrije doorgangsbreedte van minstens 120 cm gegarandeerd wordt. Omdat uitgegaan wordt van een bepleistering aan elke zijde van 2,5 cm en een leuning aan elke zijde die 10 cm vereist, is er een verschil van 25 cm tussen de ruwbouwmaat en de afwerkingsmaat. Men kan een afwijking op de minimale ruwbouwmaat aanvragen indien men aantoont dat na afwerking van de eventuele wanden de opgelegde afwerkingsmaat gerespecteerd blijft. Dit laat toe rekening te houden met eventuele kleinere afwerkingsmaten of met de situatie, waarin geen leuningen verplicht zijn, zodat geen rekening moet gehouden worden met de voor leuningen normaal benodigde ruimte. Deze norm stemt overeen met de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de regelgeving van het Waalse Gewest, de verordening van de provincie West-Vlaanderen en het voorstel tot gemeentelijke verordening van de stad Antwerpen. Indien een helling een niveauverschil van meer dan 10 cm overbrugt, moet aan de open zijkanten van de helling en aan de eventuele tussenbordessen over de volledige lengte van de helling een afrijdbeveiliging van minstens 5 cm hoog voorzien worden. Deze afrijdbeveiliging is ook verplicht in de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de regelgeving van het Waalse Gewest, de verordening van de provincie West-Vlaanderen en het voorstel tot gemeentelijke verordening van de stad Antwerpen. Indien het te overbruggen niveauverschil groter is dan 25 cm moet, aanvullend op de afrijdbeveiliging, aan beide zijden een leuning voorzien worden, welke doorloopt over de eventuele tussenbordessen. In tegenstelling tot de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de regelgeving van Wallonië, wordt voor kleinere niveauverschillen geen leuning vereist, aangezien een leuning in dergelijke omstandigheden volgens experts eerder een obstakel dan een hulpmiddel vormt. Aan het begin en het einde van de helling moet de leuning minstens 40 cm horizontaal verder lopen. Wanneer de leuning in het ijle stopt, moet ze worden afgerond naar de grond of naar de wand toe. De leuning is nodig om steun te verlenen bij het nemen van de helling. Voor personen met een visuele handicap is het belangrijk dat de leuningen als geleiding doorlopen over de
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD tussenbordessen. Ook het laten doorlopen van de leuning over een lengte van 40 cm aan het begin en het einde van de helling is een maatregel ten behoeve van personen met een visuele handicap. Indien de leuning pas aan het begin van de helling zou starten, bestaat het gevaar dat de helling te laat opgemerkt wordt.
Artikel 20 Dit artikel bepaalt aan welke vereisten trappen moeten voldoen. Zo moet over de gehele lengte van de trappen en ter hoogte van eventuele tussenbordessen steeds een breedte van 1,25 m, gemeten tussen de onafgewerkte binnenmuren (indien aanwezig) gegarandeerd zijn. Na afwerking moet steeds minstens 100 cm, gemeten tussen de leuningen, gegarandeerd worden. Dit is minder dan 120 cm, de maat die voorzien was in het Koninklijk Besluit van 1977. Het is evenwel niet steeds realistisch een breedte van 120 cm te eisen en daarenboven was deze maat vaak strenger dan de richtlijnen die door de brandweer gehanteerd worden. De vereiste breedte van 100 cm na afwerking laat in elk geval toe een ouder iemand te ondersteunen bij het op- en afgaan van een trap of om kleine kinderen te helpen, ... Uiteraard heeft deze bepaling geen impact op eventuele hogere eisen van de brandweer, die de breedte van de trap immers bepalen in relatie tot het aantal te evacueren mensen in geval van brand. Na maximaal 17 treden moet een tussenbordes voorzien worden van minstens 100 cm diep. De diepte van dergelijke bordessen dient niet zo groot te zijn als de tussenbordessen bij hellingen, aangezien in de context van trappen geen rekening moet worden gehouden met rolstoelen. Het aantal van 17 treden is gebaseerd op de Vlarem-bepalingen en laat toe een gemiddelde verdiepingshoogte in één keer te overbruggen zonder tussenbordes. Behoudens voor buitentrappen (hellingspercentage van 2 % toegelaten dwars op de looprichting) wordt voor de tussenbordessen geen helling toegestaan. De optrede mag maximaal 18 cm meten en de aantrede moet minimaal 23 cm meten. Alle treden moet over een zo uniform mogelijke op- en aantrede beschikken. Deze norm is uit de oude wetgeving overgenomen. De som van tweemaal de optrede en één maal de aantrede van de trap moet tussen 57 cm en 63 cm liggen, of een veelvoud van dit getal. Deze zogenaamde trapformule is gebaseerd op de gemiddelde staplengte van een persoon. Aan beide zijden van de trap moet een trapleuning voorzien worden, die doorloopt ter hoogte van de tussenbordessen. Een leuning aan één zijde volstaat niet omdat wie verlamd is aan de linkerkant van het lichaam ondersteuning nodig kan hebben aan de rechterkant en omgekeerd. Voor het begin en het einde van de trap moet de trapleuning minstens 40 cm horizontaal verder lopen. Wanneer de leuning in het ijle stopt, moet ze worden afgerond naar de grond of naar de wand toe. Artikel 21 Dit artikel bepaalt aan welke vereisten liften moeten voldoen. Enkel liften die in een afgesloten koker (minstens van het type 2 zoals omschreven in de productnorm NBN EN 81-70 Veiligheidsregels voor het vervaardigen en het aanbrengen van liften – Deel 70 : Bijzondere toepassingen voor personenliften en goederenliften – Toegankelijkheid van liften voor personen inclusief personen met een handicap van juli 2003 (aangevuld door NBN EN 81-70/A1 van januari 2005)) geplaatst zijn of verticale plateauliften worden toegelaten. Liften van het type 2 meten 1,40 m × 1,10 m, wat in principe groot genoeg is voor een rolstoel en een begeleider. Men kan wel niet draaien met de rolstoel in de lift, maar men is verplicht in achteruit de lift te verlaten. Deze afmetingen worden ook gehanteerd in de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de regelgeving van het Waalse Gewest, de verordening van de provincie West-Vlaanderen en het voorstel van gemeentelijke verordening van de stad Antwerpen. Trapplateauliften worden niet aanzien als een volwaardig alternatief voor een verticale lift omdat ze niet voor iedereen bruikbaar zijn. Voor een ouder persoon die minder goed te been is of iemand met evenwichtsstoornissen, is het immers allerminst evident om gebruik te maken van een dergelijke plateaulift. Voor de liftdeur moet op elke verdieping waar de lift stopt een draairuimte, vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, voorzien worden, met een doormeter van minstens 150 cm. In het geval de lift in een afgesloten koker is geplaatst, moeten de liftdeuren automatische deuren te zijn, met een minimale doorgangsbreedte van 90 cm. Een rolstoelgebruiker beschikt in de lift immers niet steeds over voldoende ruimte om 180° te draaien en de deur te openen. Men moet dan achterwaarts de lift in- of uitrijden en dit is enkel mogelijk als de deuren automatisch openen. De eis van de automatische deur wordt ook gesteld in de oude wetgeving en in de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De minimale breedte van de deur bedroeg in de oude wetgeving 80 cm. In de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de regelgeving van het Waalse Gewest, de verordening van de provincie West-Vlaanderen en het voorstel van gemeentelijke verordening van de stad Antwerpen wordt ook 90 cm gehanteerd.
59729
59730
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Bij verticale plateauliften moet het hefplateau minstens 100 cm breed en 140 cm diep te zijn. Over de volledige lengte van de plateaulift, alsook ter hoogte van de doorgangen van de deuren, moet een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 90 cm gegarandeerd worden.
Artikel 22 Dit artikel bepaalt de minimale afmetingen voor toegangen en deuropeningen. Ook toegangen zoals poorten en hekjes worden door deze bepalingen gevat. Toegangen en deuropeningen moeten na afwerking een vrije doorgangshoogte van minstens 2,10 m garanderen. De toegangen en deuropeningen moeten in ruwbouw minstens 1,05 m breed zijn, zodat na afwerking een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 0,90 m gegarandeerd wordt. In de oude wetgeving bedroeg dit slechts 0,80 m en in de verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in de Waalse wetgeving bedraagt het 0,85 m. Een vrije breedte van 90 cm is echter nodig om iedereen de mogelijkheid te bieden om op een comfortabele manier doorheen de deuropening te gaan of rijden, zonder het risico te lopen dat de deur beschadigd wordt. Daarenboven wordt deze maat van 90 cm wel gehanteerd in de verordening van de provincie West-Vlaanderen, het voorstel tot gemeentelijke verordening van de stad Antwerpen en de normenbundels van Toerisme Vlaanderen. Om een vrije breedte van 90 cm te garanderen, moet men een deur met deurblad van 98 cm breed gebruiken, wat een standaardmaat is voor binnendeuren. Voor manueel te openen deuren of toegangen is de vrije doorgangsbreedte de effectieve vrije doorgang die overblijft nadat de vleugel 90° geopend is. Bij een dubbele manueel te openen deur of toegang is dit de effectieve vrije doorgang die overblijft nadat slechts één enkele vleugel 90° geopend is. Een persoon in een rolstoel kan immers slechts 1 deurblad zelfstandig openen en open houden om er doorheen te rijden. Voor automatische deuren tenslotte is dit de effectieve vrije doorgang die wordt bekomen na volledige opening van de deur of toegang.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Artikel 23 Dit artikel bepaalt dat telkens deze verordening van toepassing is, voor elke draaideur, zoals bv. een tourniquetdeur, een draaikruisdeur of carrouseldeur, een bijkomende alternatieve toegang of deur voorzien moet worden, die niet draait, zodat elke bezoeker, naargelang zijn eigen behoeften, kan kiezen welke deur hij/zij neemt. Een uitzondering wordt gemaakt voor dit type toegangsdeuren, die reeds uitgerust zijn met mechanismen die zorgen voor een vlotte doorgang ook van personen met een beperkte mobiliteit, zoals monitors, die aangeven wanneer een persoon te traag door de deur gaat, zodat de snelheid waarmee de deur draait aangepast wordt aan de snelheid van de betrokken persoon of mechanismen die ervoor zorgen dat de deur stopt met draaien, zodra een deurvleugel een obstakel, zoals een rolstoel of buggy, tegenkomt, zodat bv. de rolstoelgebruiker zich zonder gevaar tussen de draaiende deurvleugels kan begeven. In de oude wetgeving werden ’draaikruisdeuren’ uitdrukkelijk verboden. Artikel 24 Dit artikel bepaalt allereerst dat voor elke toegang of deuropening, waarop de verordening van toepassing is, een draairuimte, vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, voorzien moet worden, met een doormeter van minstens 150 cm, zodat o.a. een persoon in een rolstoel niet enkel voldoende manoeuvreerruimte heeft om de deur zelf te kunnen openen en sluiten doch eveneens voldoende circulatieruimte heeft om te kunnen terugdraaien. Als evenwel twee toegangen of deuren zich vlak na elkaar bevinden in meergezinswoningen, groepswoningen, studentenhuizen, studentengemeenschapshuizen of kamerwoningen mogen de vrije en vlakke draairuimtes, die voor elk van de toegangen of deuren aanwezig moeten zijn, elkaar overlappen. Het zou niet realistisch zijn deze draairuimtes te eisen voor elke toegang of deur apart gezien in dergelijke gebouwen de inkom vaak te klein hiervoor is.
Het bepaalt verder waar deze vrije draairuimte zich bij manueel te bedienen deuren moet bevinden. De buitenste rand van de vrije draairuimte aan de trekzijde van de deur moet met name het draaivlak van de deur raken en de buitenste rand van de vrije draairuimte aan de duwzijde van de deur moet het gesloten deurvlak raken, zodat er steeds voldoende ruimte is om bij het openen en sluiten van de deur te manoeuvreren, ook wanneer andere personen ter hoogte van de deur willen kruisen of wanneer de deur zich in kleinere sasruimtes bevindt.
59731
59732
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD In de oude wetgeving was niets opgenomen m.b.t. de vereiste circulatieruimte voor en achter deuren. Het principe dat de vrije en vlakke draairuimte buiten het draaivlak van de deur moet worden voorzien, wordt ook toegepast in Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Artikel 25 Dit artikel bepaalt dat bij een manueel te openen of sluiten deur, aan de zijde van de deurkruk, vlak naast de deur de muur nog minstens 50 cm in ruwbouwmaat, of 45 cm na afwerking, moet doorlopen, zodat de rolstoelgebruiker zijn rolstoel naast de deur kan opstellen. Bij automatisch openende deuren is dit niet nodig omdat men dan deze ruimte om de deur te kunnen openen niet nodig heeft. In de oude wetgeving stond iets soortgelijks : « de breedte van de deurwand aanliggend bij de deurknop is minstens 0,50 m ».
Artikel 26 Dit artikel bepaalt dat draaideuren die toegang verlenen tot aangepaste sanitaire voorzieningen, kleedruimtes of pashokjes naar buiten moeten opendraaien. Dit om in noodgevallen de toegang te kunnen verzekeren tot het lokaal. Indien de persoon in nood zich immers liggend voor de deur zou bevinden, zou de toegang tot het vertrek bij een naar binnen opendraaiende deur verhinderd worden. De oude wetgeving bevatte geen gelijkaardige bepaling. Artikel 27 Dit artikel bepaalt het aantal parkeerplaatsen voor personenwagens dat aangepast en voorbehouden moet zijn voor personen met een handicap. Zodra een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt voor werken, zoals bepaald in artikel 2, § 1 en het een constructie betreft die over eigen parkeervoorzieningen beschikt op privéterrein – parkeervoorzieningen op de openbare weg behoren tot de federale bevoegdheid – moet tot 100 parkeerplaatsen (berekend na uitvoering van de geplande werken), minstens 6 % van het totaal aantal parkeerplaatsen, met een minimum van 1, aangepast zijn. Vanaf 5 parkeerplaatsen moeten deze aangepaste plaatsen ook voorbehouden parkeerplaatsen zijn. M.a.w. niet alle aangepaste parkeerplaatsen moeten ook voorbehouden zijn, wat wil zeggen dat ook personen zonder beperkte mobiliteit gebruik kunnen maken van de aangepaste parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen moeten slechts voorbehouden zijn voor personen met een beperkte mobiliteit, indien de vergunningaanvrager over minstens 5 eigen parkeerplaatsen beschikt. Anders zouden heel wat parkeerplaatsen voor kleine handelszaken voor het merendeel van de tijd ongebruikt blijven. Voor elke bijkomende schijf van 50 parkeerplaatsen, moet telkens 1 parkeerplaats aangepast en voorbehouden zijn zijn. Tenslotte bepaalt dit artikel o.a. de minimale afmetingen van een aangepaste en voorbehouden parkeerplaats. Deze afmetingen zijn zo bepaald dat een rolstoelgebruiker comfortabel en op een veilige manier in en uit de wagen kan. In dit artikel wordt met dwarsparkeren’ bedoeld : parkeren loodrecht of schuin op de rijrichting en met langsparkeren’ : parkeren evenwijdig met de rijrichting. De 4 %-norm van de oude wetgeving werd bij deze aangepast aan de 6 %-norm van de ministeriële omzendbrief van 25 april 2003 betreffende parkeerplaatsen, voorbehouden voor personen met een handicap. De norm van de omzendbrief werd verder uitgewerkt door te stellen dat ze slechts geldt voor de eerste schijf van 100 parkeerplaatsen, zodat bij zeer grote parkeerterreinen, met meer dan 100 parkeerplaatsen een realistisch, niet te hoog, aantal plaatsen aangepast moeten zijn. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hanteert men nog de oude 4 %-norm voor de eerste schijf van 100 parkeerplaatsen en dezelfde regeling als de nieuwe regeling per bijkomende schijf van 50 parkeerplaatsen. In het Waalse Gewest hanteert men 2 % als algemene regel. De normenbundels van Toerisme Vlaanderen hanteren de 6 %-norm voor alle plaatsen, ongeacht het aantal. Artikel 28 Dit artikel bepaalt aan welke vereisten vaste inrichtingselementen, bedoeld voor het onthaal van het publiek, zoals een receptie, balie, ... moeten voldoen. Het bepaalt o.a. dat voor dit element een draairuimte, vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, voorzien moet worden, met een doormeter van minstens 150 cm. Daarnaast moet dit element een verlaagd deel hebben met een maximale hoogte van 80 cm, m.a.w. ongeveer op de hoogte van het bovenlichaam van de rolstoelgebruiker en waar rolstoelgebruikers met de rolstoel onder kunnen. Hiertoe dient het een opening te hebben onder het verlaagd deel van minstens 70 cm hoog, 90 cm breed en 60 cm diep, wat toelaat om bv. op een comfortabele manier formulieren in te vullen.
59733
59734
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD De oude wetgeving bepaalde dat loketten maximaal 110 cm hoog mochten zijn. Dit is echter te hoog voor kleine mensen en mensen in een rolstoel. De huidige normen zijn identiek aan deze die gehanteerd worden in Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Artikel 29 Dit artikel bepaalt het aantal plaatsen die voorbehouden moeten worden voor rolstoelgebruikers in binnen- of buitenruimtes met zitplaatsen, die beschouwd kunnen worden als vaste inrichtingselementen, overeenkomstig artikel 99, § 1 van het decreet van 19 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, voor toeschouwers of toehoorders, zoals schouwspelzalen, auditoria, bioscoopzalen, toeschouwersruimtes, gerechtszalen, voetbalstadia,... Met name moeten in de eerste schijf van 50 zitplaatsen minstens 2 vrije ruimtes voorbehouden worden en per bijkomende schijf van 50 zitplaatsen, telkens 1 bijkomende voorbehouden plaats. Deze moeten : - minstens 90 cm breed en 140 cm diep zijn; - zich bevinden op een vloer zonder niveauverschillen of hellingen. Op het toegangspad naar deze plaatsen en eraan grenzend, moet een draairuimte voorzien worden vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, met een doormeter van minstens 150 cm. In de oude wetgeving werd enkel bepaald dat minstens 2 % van de zitplaatsen voorbehouden moesten worden. Om er echter voor te zorgen dat de ruimten op zich ook toegankelijk zijn, dienden bijkomende regels toegevoegd voor de verschillende onderdelen. Artikel 30 Dit artikel bepaalt de minimale ruwbouwmaten voor sanitaire voorzieningen. Artikel 31 Dit artikel bepaalt in welke gevallen een afwijking kan toegestaan worden op de ruwbouwmaten, bepaald in artikel 30. Een afwijking kan, indien na afwerking van de sanitaire ruimte : — ter hoogte van de wastafel, de toiletpot en de douchezone een draairuimte voorzien wordt, vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, met een doormeter van minstens 150 cm. De ruimte onder de wastafel mag meegerekend worden. — voor wat het toilet betreft : - voor de toiletpot, na afwerking van de ruimte, een vrije afstand van minstens 120 cm gegarandeerd wordt. Deze afstand is nodig om een persoon in een rolstoel de mogelijkheid te geven zich voor de toiletpot op te stellen om zo de voorwaartse verplaatsing van zijn rolstoel naar de toiletpot te kunnen maken. - minstens aan één zijde van de toiletpot een zone van minstens 90 cm voorzien wordt waar een rolstoel tussen kan om vervolgens een persoon in een rolstoel toe te laten zich zijwaarts van zijn rolstoel naar de toiletpot te kunnen verplaatsen; - een vrije doorgang van minstens 90 cm breed gegarandeerd wordt tussen de toiletpot en de wastafel; - minstens 70 cm afstand gegarandeerd wordt tussen de voorzijde van de toiletpot en de achterliggende wand, zodat een persoon in een rolstoel, die gebruik maakt van de zone naast de toiletpot om op de toiletpot te geraken met het zitvlak van zijn rolstoel ongeveer op dezelfde lijn komt als de zitting van de toiletpot zodat deze op een vlotte manier van zijn rolstoel naar de toiletpot kan schuiven en terug. Wanneer gebruik gemaakt wordt van een hangtoilet waarbij de voorzetwand dadelijk naast het inbouwspoelsysteem stopt, mag deze afstand gemeten worden van de voorzijde van de toiletpot tot tegen de afgewerkte structurele achterwand. Wanneer bij een hangtoilet de voorzetwand niet onmiddellijk naast het inbouwspoelsysteem stopt moet deze afstand gemeten worden van de voorzijde van de toiletpot tot tegen de afgewerkte achterliggende voorzetwand van het inbouwspoelsysteem;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD - een wastafel voorzien wordt, waar men met een rolstoel onder kan, m.a.w. met een vrije ruimte van minstens 70 cm hoog, 90 cm breed en 60 cm diep. Deze wastafel moet dus in de ruimte van het aangepast toilet zelf voorzien worden omdat bepaalde groepen mensen (bvb. stomapatiënten, personen met incontinentieproblemen, ... ) vaak de behoefte hebben om zich ook in het toilet zelf met de nodige privacy te kunnen verschonen. Indien deze wastafel in een inwendige hoek geplaatst is, moet de afstand tussen de as van de wastafel en die hoek minstens 50 cm bedragen en dit na afwerking van de wanden, zodat een rolstoelgebruiker voldoende plaats heeft om zich centraal voor de wastafel op te stellen, wat niet mogelijk is indien de wastafel te dicht tegen een hoek geplaatst wordt.
— voor wat de doucheruimte betreft : - de vloer van de douchezone drempelloos aansluit op de vloer van de doucheruimte; - de vloer van de douchezone maximaal 2 % helt; - de vloeroppervlakte van de douchezone minimaal 1,20 m op 1,20 m bedraagt; - een douchezitje voorzien wordt van minstens 45 cm diep en 40 cm breed. Indien dit douchezitje in een inwendige hoek geplaatst is, moet de afstand tussen de as van het douchezitje en de inwendige hoek minstens 45 cm te bedragen. - minstens aan één zijde van het douchezitje een zone voorzien wordt van minstens 90 cm breed voor de verplaatsing van de rolstoel naar het douchezitje; - aan de voorzijde van het douchezitje een vrije ruimte van minstens 120 cm voorzien wordt; - de kraan zich bevindt op de wand, grenzend aan de wand met het douchezitje op maximum 55 cm van de wand met het douchezitje (na afwerking van de wanden), zodat de kraan voor iedereen, die gebruik maakt van het douchezitje, bereikbaar en bedienbaar is. Deze bepalingen zijn overgenomen uit de oude wetgeving, met kleine aanpassingen aan de hedendaagse behoeften.
59735
59736
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Artikel 32 Dit artikel behoeft geen commentaar. Artikel 33 Dit artikel bepaalt onder welke voorwaarden een afwijking op de regels van het besluit aangevraagd kan worden. Deze mogelijkheid werd voorzien enerzijds om de architect toe te laten om alternatieve oplossingen uit te werken die een even hoge mate van toegankelijkheid garanderen en om anderzijds te verhinderen dat (vooral in gevallen van verbouwingen) omwille van de bestaande structurele realiteit van een constructie een onevenredige hoge som geïnvesteerd zou moeten worden om aan de vooropgestelde normen te kunnen voldoen. De notie « plaatselijke omstandigheden » kan bovendien ook verwijzen naar de specifieke omstandigheden bij gebouwen die op het vlak van toezicht en controle aan bijzondere eisen moeten voldoen, zoals bijvoorbeeld penitentiaire instellingen of psychiatrische voorzieningen. De vergunningverlenende overheid kan voor de beoordeling over de afwijking beroep doen op een door de Vlaamse Regering erkende instantie, die binnen de dertig dagen het advies dient door te sturen naar de vergunningverlenende instantie. Voorbeeld : Drie cafés liggen naast elkaar, met een bereikbare hoofdtoegang langs de voorkant. Aan de achterkant ligt een zeer smal steegje, in privé-eigendom. Enkel via dit zeer smal steegje, dat loopt langs de achterkant van de 3 cafés en dat ook aan de andere kant volledig omsloten is door bebouwing, kan een 4e café bereikt worden. Als nu bv. werken gebeuren aan de inkom van het 4e café, zou overeenkomstig artikel 10 ook dit steegje toegankelijk moeten zijn of in het bijzonder beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 16, die onder andere een minimale breedte van 150 cm eisen. In dit geval kan uiteraard een afwijking gevraagd worden. Ook in de oude wetgeving kon men afwijkingen aanvragen wanneer de plaatselijke omstandigheden of specifieke eisen van technische aard een bijzondere bouwwijze vorderden. Deze werden dan verleend door de ’Ministers of Staatssecretarissen die bevoegd zijn voor ruimtelijke ordening en stedenbouw’. Het verschil met toen is dat thans uitdrukkelijk voorzien is dat de vergunningverlenende instantie gespecialiseerde hulp kan inroepen. Artikel 34 In afwijking op de normale procedureregels voor de behandeling van een stedenbouwkundige vergunning, wordt in bepaalde gevallen een advies over de toegankelijkheid vereist van een daartoe te erkennen deskundige instantie. Het betreft enerzijds aanvragen voor gebouwen, opgericht voor het gebruik of de uitbating door de overheid of gebruikt/uitgebaat in opdracht van de overheid, waarbij afgeweken wordt van de huidige normen inzake toegankelijkheid. Anderzijds betreft het gebouwen/gebouwencomplexen met een totale publiek toegankelijke oppervlakte van meer dan 7500m2 na de werken, ongeacht de hoedanigheid van de aanvrager. Het kan in het laatste geval m.a.w. zowel over een overheidsinitiatief als over een particulier initiatief gaan. Het betreft enkel die werken uit dat besluit van de Vlaamse Regering, die relevant zijn in het kader van huidig ontwerp van besluit. Het advies moet binnen de dertig dagen na de aanvraag verstuurd te zijn. Indien deze termijn niet gerespecteerd wordt, kan aan de adviesvereiste voorbijgegaan worden. Artikel 35 In dit artikel wordt bepaald dat de beoordeling over de toegankelijkheid van aanvragen m.b.t. voorlopig of definitief beschermde monumenten of archeologische monumenten en met betrekking tot percelen die gelegen zijn in voorlopig of definitief beschermde stads- en dorpsgezichten, landschappen, ankerplaatsen of archeologische zones of aanvragen m.b.t. het varend erfgoed, overgelaten wordt aan de entiteit die belast is met taken van beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed. Of m.a.w., in deze gevallen is het – in afwijking van de gewone werkwijze – niet de stedenbouwkundige ambtenaar die de toegankelijkheid dient te beoordelen. Er wordt in casu een afweging gemaakt tussen de vereisten inzake toegankelijkheid enerzijds en de te behouden erfgoedwaarden anderzijds. Dit kadert in de prerogatieven van de sector Onroerend Erfgoed, zoals zij uitgewerkt zijn in het ontwerpdecreet « tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid », zoals dat thans is voorgelegd aan het Vlaams Parlement. Vergunningsaanvragen m.b.t. boven opgesomde goederen worden voor advies voorgelegd aan het Agentschap RO-Vlaanderen. Het advies van dit agentschap geeft zo nodig op bindende wijze aan of het vergunningverlenende bestuursorgaan de machtiging in de zin van artikel 11,§ 4, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten al dan niet mag verlenen. In dat advies wordt voortaan in de gevallen waarin er sprake is van een bouw, herbouw, verbouw of uitbreiding ook een « toegankelijkheidstoets » geïntegreerd, onder de voorwaarden van deze stedenbouwkundige verordening. Juridisch gesproken maakt deze toetsing het voorwerp uit van het advies van het agentschap, en niet van voornoemde machtiging. Volledigheidshalve moet worden aangestipt dat het ontwerpdecreet « tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid » voorziet in een specifieke meldingsprocedure voor werken betreffende constructies die géén monument zijn doch gelegen zijn binnen een beschermd stad- of dorpsgezicht. In een aantal gevallen zullen de bij het college van burgemeester en schepenen aangemelde werken niet (meer) worden voorgelegd aan het Agentschap RO-Vlaanderen. Deze « meldingsplichtige » werken zijn echter uitdrukkelijk nooit vergunningsplichtig (5), en worden dus niet gevat door de bepalingen van dit artikel dat immers betrekking heeft op vergunningsaanvragen. Artikel 36 Het advies, waarvan sprake is in artikel 34 dient aangevraagd en verleend te zijn vooraleer een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning kan worden ingediend. Bijgevolg dient het Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning zo aangepast te worden dat ook dit advies deel dient uit te maken van het dossier. Ten bate van de architect en bouwheer, alsook ten bate van de vergunningverlenende ambtenaar, zullen checklijsten ter beschikking gesteld worden die de tekst van de verordening zullen begeleiden. Deze checklijsten zullen overzichtelijk en stapsgewijs de concrete normen aangeven die conform de verordening dienen geïmplementeerd te worden. Het gebruik van de checklist zal in eerste instantie vrijblijvend ter beschikking gesteld worden, waarbij er wel kan van uitgegaan worden dat door het toevoegen van de checklist aan het bouwaanvraagdossier kan voldaan worden aan de verplichte toegankelijkheidsmotivering, zoals vervat in art. 16.2° van het besluit van de Vlaamse regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning. Na een periode van 6 maanden, ingaand vanaf de inwerkingtreding van de verordening, zal deze praktijk geëvalueerd worden. Enerzijds zal er nagegaan worden of dit instrument daadwerkelijk gebruikt wordt door de architecten. Anderzijds zal de gebruiksvriendelijkheid van de checklijst nagegaan worden en zal gekeken worden of deze in de praktijk voldoen aan de wensen van de architect en bouwheer. Artikel 37 In uitvoering van artikel 55, § 1, 2e alinea en artikel 55, § 2, 3e alinea van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, worden bestaande provinciale en gemeentelijke verordeningen m.b.t. dezelfde materie automatisch opgeheven. Op deze manier moeten provincies en gemeentes het niet meer zelf doen. Het is immers niet wenselijk dat verschillende regelgeving naast elkaar blijft bestaan.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Artikel 38 Dit artikel bepaalt wanneer het besluit in voege treedt, met name op 1 maart 2010. Het bepaalt tevens dat het niet van toepassing is op aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning, die ingediend zijn voor deze datum. Artikel 39 Dit artikel bepaalt dat nog een besluit zal opgemaakt worden dat de voorwaarden en de procedure tot erkenning van de instanties, die advies moeten verlenen over de werken, bedoeld in artikel 34. Zolang dit besluit niet opgemaakt is en in werking getreden is, dient de stedenbouwkundige aanvraag voor de werken, waarvan sprake in artikel 34 niet vergezeld te zijn van het advies, waarvan sprake in hetzelfde artikel. Artikel 40 Wetgevingstechnisch is het aangeraden het besluit van 9 mei 1977, genomen in uitvoering van de wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek, op te heffen. Uitvoeringsbesluiten immers die gegrond zijn op een rechtsregel die wordt opgeheven (wat de bedoeling is met de wet van 17 juli 1975) en die vervangen wordt door een nieuwe rechtsregel, zijnde huidig besluit, blijven van kracht voor zover ze nog een grondslag vinden in de nieuwe rechtsregel. Om deze mogelijkheid volledig uit te sluiten, wordt het besluit hier opgeheven. Artikel 41 Dit artikel behoeft geen commentaar. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT Nota’s (1) R.v.St., nr. 130.386, 20 april 2004, www.raadvst-consetat.be. (2) R.v.St., gemeente Kluisbergen, nr. 59.999, 11 juni 1996, T. Gem. 1997, 314-319, met noot R. VEKEMAN, « De gemeente en het administratief kort geding – vervolg ». (3) B. BOUCKAERT en T. DE WAELE, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw in het Vlaamse Gewest, Brugge, Vanden Broele, 2004, 61 en S. LUST, « Het K.B. van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen. Een overzicht », T.B.P. 1997, 9, nr. 40. (4) R.v.St., n.v. Groeninghe Ververij, nr. 113.331, 5 december 2002, www.raadvst-consetat.be. (5) Het gaat om zeer kleine werken, zoals het beschilderen van ongeschilderde elementen of het schilderen in andere kleuren of kleurschakeringen of met een andere verfsoort dan de aanwezige. Het is die begripsbepaling die hier als grondslag voor de definiëring is overgenomen.
VLAAMSE OVERHEID 5 JUNI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening betreffende toegankelijkheid De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening; Gelet op het advies van de Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening, gegeven op 20 mei 2009; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 januari 2009; Gelet op het advies van de Raad van State; Op voorstel van de viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening en van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke kansen; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. — Definities Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1° buiteninfrastructuur : het totaal van de onroerende voorzieningen in open lucht; 2° constructie : een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, een publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds; 3° doucheruimte : vlakke drempelloze ruimtes bestemd voor het douchen, uitgerust met een douchezone en voorzien van een vrije en vlakke draairuimte; 4° douchezone : het gedeelte binnen de doucheruimte dat bestemd is voor het douchen met een slipvrij, gelijklopend met de vloer uitgevoerd oppervlak en met een maximale helling van twee procent; 5° functie : het feitelijke gebruik van een constructie of een gedeelte daarvan; 6° gezondheidsinstelling : een organisatie die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap en activiteiten uitoefent op het gebied van zorgverstrekking, de gezondheidsopvoeding en de preventieve gezondheidszorg, vermeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; 7° groepswoningbouw : het gemeenschappelijk oprichten van woningen die een gemeenschappelijke werf hebben en fysisch of stedenbouwkundig met elkaar verbonden zijn;
59737
59738
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 8° handelingen : werkzaamheden, wijzigingen of activiteiten met ruimtelijke implicaties; 9° herbouwen : een constructie volledig afbreken, of méér dan veertig procent van de buitenmuren van een constructie afbreken, en binnen het bestaande bouwvolume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructie een nieuwe constructie bouwen; 10° kamer : woning waarin één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken : - WC; - bad of douche; - kookgelegenheid, en waarvan de bewoners voor deze voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt; 11° kamerwoning : elk gebouw dat bestaat uit één of meer te huur gestelde of verhuurde kamers en gemeenschappelijke ruimtes; 12° meergezinswoningen : constructies of delen van constructies, met meer dan twee wooneenheden; 13° onderwijsinstelling : een school, internaat, centrum voor volwassenenonderwijs of voor basiseducatie, centrum voor leerlingenbegeleiding, hogeschool, universiteit of onderzoeksinstelling, die gefinancierd, gesubsidieerd of erkend is door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming of gefinancierd, gesubsidieerd of erkend is door het Vlaams Ministerie van Wetenschap en Innovatie; 14° publiek toegankelijk : een ruimte die openstaat voor het publiek of bedoeld is voor gemeenschappelijk gebruik, ook al is de toegang beperkt tot een of meer welbepaalde categorieën van personen, evenwel met uitzondering van de ruimtes die enkel toegankelijk zijn voor werknemers alsook van de technische ruimtes en opslagruimtes die niet dienen als archiefruimte alsook de toegangen en deuropeningen, gangen en overlopen en niveauverschillen die uitsluitend naar die ruimtes leiden; 15° sanitair blok : geheel van sanitaire voorzieningen die bestaat uit een of meer toiletten of uit een of meer douches; 16° strafinrichting : een constructie om gedetineerden in bewaring te stellen of in hechtenis te nemen; 17° studentengemeenschapshuis : elk gebouw of deel van een gebouw dat door een of meer personen integraal wordt gehuurd en (onder)verhuurd aan een of meer studenten; 18° studentenhuis : elk gebouw of deel van een gebouw waarin een of meer kamers te huur worden gesteld of worden verhuurd aan een of meer studenten, met inbegrip van de gemeenschappelijke ruimtes; 19° technische ruimte : ruimte voor het plaatsen van de apparatuur die noodzakelijk is voor het functioneren van een constructie, waaronder in elk geval een meterruimte, een liftmachineruimte of een stookruimte; 20° totale publiek toegankelijke oppervlakte : de som van de voor het publiek toegankelijke oppervlaktes van de binnenruimtes, berekend tussen de binnenzijdes van de buitenmuren, inclusief de oppervlakte die door de binnenmuren zelf wordt ingenomen, van de hele constructie na eventuele werken, inclusief bijgebouwen; 21° transferzone : de vrije ruimte nodig om een zijdelingse of voorwaartse verplaatsing uit te voeren tussen rolstoel enerzijds en toiletpot, douchezitje of pashokje anderzijds; 22° tussenbordes : een ruimte, vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, die gebruikers een rustpunt biedt en rolstoelgebruikers bij hellingen toelaat van richting te veranderen; 23° verblijfsaccommodatie : alle gebouwen waar personen, al dan niet om toeristische of professionele redenen, tijdelijk verblijven zonder in de bevolkingsregisters ingeschreven te zijn; 24° verbouwen : aanpassingswerken doorvoeren binnen het bestaande bouwvolume van een constructie waarvan de buitenmuren voor ten minste zestig procent behouden worden; 25° voorbehouden parkeerplaats : parkeerplaats die aangepast is aan en voorbehouden voor personen met een handicap, conform de wegcode (koninklijk besluit van 1 december 1975) en gesignaliseerd volgens de bepalingen van bovengenoemde koninklijk besluit en het ministerieel besluit van 1 oktober 1976; 26° vrije en vlakke doorgangsbreedte : een doorgang, gang of toegang, vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, die gebruikers toelaat zich zonder hinder in en langs constructies, delen van constructies of buiteninfrastructuren te verplaatsen; 27° vrije en vlakke draairuimte : een ruimte, vrij van obstakels, niveauverschillen of tredes, die minstens, na afwerkings- en vaste inrichtingswerken, een diameter heeft van 150 cm, gemeten buiten het draaivlak van eventuele deuren, poorten of hekjes en die een rolstoelgebruiker kan benutten om van richting te veranderen; 28° welzijnsinstelling : een organisatie die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap en die activiteiten uitoefent op het gebied van het gezin, het maatschappelijk welzijn, het onthaal en de integratie van inwijkelingen, de mindervaliden, de bejaarden, de jeugdbescherming en de sociale hulpverlening aan gedetineerden, met het oog op hun sociale reïntegratie, als vermeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. HOOFDSTUK II. — Toepassingsgebied Art. 2. § 1. Dit besluit is van toepassing op het bouwen, herbouwen, verbouwen of uitbreiden van constructies, of delen ervan, die publiek toegankelijk zijn en waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is. § 2. Dit besluit is niet van toepassing op : 1. technische handelingen zoals opgesomd in artikel 3, 2° tot 14° van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003 tot bepaling van de werking en handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect; 2. vergunningsplichtige handelingen die beperkt blijven tot onderdelen van een constructie waarvoor in dit besluit geen normen worden opgelegd; 3. onverminderd de toepassing van artikel 35, vergunningsplichtige handelingen die worden geadviseerd door de gewestelijke erfgoedambtenaar van het agentschap RO-Vlaanderen van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, op grond van een decretale of reglementaire adviesverplichting voor aanvragen met betrekking tot voorlopig of definitief beschermde monumenten of archeologische monumenten of voor aanvragen met betrekking tot percelen die gelegen zijn in voorlopig of definitief beschermde stads- en dorpsgezichten, landschappen, ankerplaatsen of archeologische zones of voor aanvragen met betrekking tot het varend erfgoed;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 4. handelingen aan gebouwen waarbij de totale publiek toegankelijke oppervlakte kleiner is dan 150m2. De normen van de artikelen 22 en 23 zijn echter wel van toepassing op de toegangsdeur tot deze gebouwen. Art. 3. Met uitzondering van handelingen aan gebouwen, als vermeld in artikel 4 en 5 is dit besluit van toepassing bij handelingen waarbij de totale publiek toegankelijke oppervlakte groter is dan 400m2, op alle nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden publiek toegankelijke delen van een constructie. Met uitzondering van handelingen aan gebouwen, als vermeld in artikel 4 en 5 is dit besluit van toepassing bij handelingen waarbij de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte kleiner is dan of gelijk is aan 400m2, op : 1° de gelijkvloerse nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden publiek toegankelijke delen van een constructie; 2° de niet-gelijkvloerse nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden publiek toegankelijke delen van een constructie, tenzij een vertrek op een andere verdieping of buiteninfrastructuur eenzelfde functie vervult en voldoet aan de bepalingen van dit besluit. Art. 4. § 1. Bij handelingen aan gebouwen die bestemd zijn voor toerisme of verblijfsaccommodatie waarbij na de handelingen meer dan tien accommodaties beschikbaar zijn, ongeacht het aantal toeristen dat er gelijktijdig kan verblijven, is dit besluit van toepassing op de nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden gemeenschappelijke delen, met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke accommodatie. § 2. Bij handelingen aan gebouwen die bestemd zijn voor toerisme of verblijfsaccommodatie waarbij na de handelingen drie tot tien accommodaties of een slaapruimte met een minimale oppervlakte van 60m2 beschikbaar zijn, is dit besluit van toepassing op : 1° de gelijkvloerse nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden gemeenschappelijke delen, met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke accommodatie; 2° de niet-gelijkvloerse nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden gemeenschappelijke delen, met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke accommodatie, tenzij gemeenschappelijke delen op een andere verdieping of buiteninfrastructuur eenzelfde functie vervullen en voldoen aan de bepalingen van dit besluit. § 3. Bij handelingen aan gebouwen die bestemd zijn voor toerisme of verblijfsaccommodatie waarbij na de handelingen meer dan tien accommodaties beschikbaar zijn, moet minstens vier procent van elke accommodatievorm waaraan handelingen worden uitgevoerd, met een minimum van één, berekend op het totaal aantal accommodaties van die vorm na de handelingen, eveneens voldoen aan de bepalingen van artikel 22 tot en met 26, 30, 31 en 32. Als het totale aantal nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden accommodaties van een bepaalde vorm minder bedraagt dan vier procent van het totale aantal accommodaties van die vorm na de handelingen, beperkt deze verplichting zich tot de nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden accommodaties van die bepaalde vorm, in die zin dat de genoemde accommodaties alle moeten voldoen aan de bepalingen van artikel 22 tot en met 26, 30, 31 en 32. Art. 5. Bij handelingen aan meergezinswoningen en groepswoningbouw, waarbij de constructie na de handelingen toegangsdeuren tot wooneenheden bevat op meer dan twee niveaus en minstens zes wooneenheden bevat, is dit besluit van toepassing op de nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden gemeenschappelijke delen, met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke wooneenheid. Bij handelingen aan kamerwoningen, studentenhuizen en studentengemeenschapshuizen waarbij het gebouw toegangsdeuren tot wooneenheden bevat op meer dan twee niveaus en, na de handelingen, minstens twintig kamers bevat, is dit besluit van toepassing op de nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden gemeenschappelijke delen, met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke kamer. Bij handelingen aan gezondheidsinstellingen, welzijnsinstellingen, internaten die verbonden zijn aan onderwijsinstellingen, internaten die onder de bevoegdheid vallen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of strafinrichtingen, waarbij het gebouw toegangsdeuren tot wooneenheden bevat op meer dan twee niveaus en, na de handelingen, minstens twintig kamers bevat, is dit besluit van toepassing op de nieuw te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden gemeenschappelijke delen, met inbegrip van de toegangsdeuren tot elke kamer. Art. 6. In afwijking op artikel 3 is, bij handelingen aan een publiek toegankelijke verbruiksruimte, zijnde een vertrek of deel ervan dat bestemd is voor het verbruik van drank of voedsel, die zich over verschillende niveaus uitstrekt, dit besluit alleen van toepassing op de verbruiksruimte op één niveau, op voorwaarde dat op dit niveau dan ook alle functies aangeboden worden als op de andere niveaus, zelfs indien de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte groter is dan 400 m2. Art. 7. § 1. Bij handelingen aan publiek toegankelijke kleedruimtes of pashokjes, moet minstens vier procent van het totale aantal kleedruimtes of pashokjes na de handelingen aan de bepalingen van artikel 11 en artikel 22 tot en met 26 voldoen. Ongeacht het totale aantal kleedruimtes of pashokjes na de handelingen moet minstens één kleedruimte of pashokje aan de bepalingen van artikel 11 en artikel 22 tot en met 26 voldoen. § 2. Bij aparte kleedruimtes of pashokjes, die alleen voor vrouwen of alleen voor mannen bestemd zijn, moet telkens minstens één kleedruimte of pashokje in elke ruimte voldoen aan de bepalingen van artikel 11 en artikel 22 tot en met 26. Art. 8. § 1. Bij handelingen aan publiek toegankelijke toiletten, moet in elk sanitair blok minstens één toilet voldoen aan de bepalingen van artikel 30, § 1 en artikel 31, 1° en 2°. § 2. Bij handelingen aan publiek toegankelijke douches, moet in elk sanitair blok minstens één douche voldoen aan de bepalingen van artikel 30, § 2 en § 3, en artikel 31, 1°, 2° en 3°. § 3. Bij aparte toiletten of douches, die alleen voor vrouwen of alleen voor mannen bestemd zijn, moet telkens minstens één toilet of douche in elke ruimte voldoen aan de bepalingen van artikel 30 en 31.
59739
59740
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 9. Als de bestaande toegang tot de publiek toegankelijke delen van een constructie niet voldoet aan de bepalingen van artikel 12 en artikel 22 tot en met 25 en er geen handelingen aan die toegang gepland zijn, moet bij uitbreidings- of verbouwingswerken een toegang tot de publiek toegankelijke delen van de constructie die voldoet aan de bepalingen in artikel 12 en 22 tot 25 gegarandeerd worden. Als de geplande handelingen niet raken aan de gevel van de constructie of als het onmogelijk is een ontsluiting naar het openbaar domein te realiseren vanuit het deel waaraan handelingen gebeuren, geldt deze verplichting niet. Art. 10. § 1. Bij handelingen aan de bestaande toegang tot een publiek toegankelijke constructie of tot de publiek toegankelijke delen ervan, en in de gevallen, waarin artikel 9 van toepassing is, is dit besluit ook van toepassing op minstens één toegangspad dat leidt tot de toegang die aan de bepalingen van dit besluit voldoet en dat vertrekt vanaf het openbaar domein, met uitsluiting van die paden, die vallen onder de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer. § 2. Als de constructie over een eigen parkeergelegenheid beschikt, is dit besluit ook van toepassing op minstens één toegangspad dat vertrekt vanaf de parkeergelegenheid en leidt naar het toegangspad, vermeld in paragraaf 1 of naar de toegang die aan de bepalingen van dit besluit voldoet, met uitsluiting van die paden, die vallen onder de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer. HOOFDSTUK III. — Normbepalingen Afdeling I. — Algemene bepalingen Art. 11. Indien een aanvraag valt onder het toepassingsgebied van deze stedenbouwkundige verordening, dan wordt in de stedenbouwkundige vergunning opgelegd dat de normbepalingen van hoofdstuk III dienen te worden nageleefd. Art. 12. § 1. In alle delen van een constructie waarop dit besluit van toepassing is, moet voor een vrije en vlakke draairuimte worden gezorgd. § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 22, alinea 1, moet in alle delen van een constructie waarop dit besluit van toepassing is, een vrije doorgangshoogte van minstens 2,30 meter gegarandeerd worden. Deze verplichting geldt niet als de realisatie ervan tot een constructieprobleem leidt op bovenliggende verdiepingen waar geen werken aan gepland waren. Art. 13. De looprichting naar de delen van een constructie die de publiek toegankelijke functie vervullen, moet met gids- of geleidelijnen aangeduid worden. Met een geleidelijn wordt een speciaal voor de geleiding van blinden of slechtzienden aangebracht kunstmatig element bedoeld, dat voor blinden en slechtzienden bruikbaar is als oriëntatiepunt of als ononderbroken geleiding bij het lopen. Met een gidslijn wordt een natuurlijk in de ruimte aanwezig element bedoeld dat, hoewel het niet speciaal voor de geleiding van blinden of slechtzienden werd aangebracht, voor blinden en slechtzienden bruikbaar is als oriëntatiepunt of als ononderbroken geleiding bij het lopen. Afdeling II. — Bepalingen met betrekking tot looppaden naar constructies en naar de daarin gelegen vertrekken Art. 14. De breedte van een looppad dat zich niet tussen binnenmuren bevindt en dat niet valt onder de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer, bedraagt minstens 150 cm. In afwijking van het eerste lid is een versmalling van een dergelijk looppad toegestaan in de volgende gevallen : 1° bij een versmalling die zich over hoogstens 120 cm uitstrekt : als ter hoogte van die versmalling een doorgang van minstens 90 cm gegarandeerd wordt; 2° bij een versmalling die zich over meer dan 120 cm uitstrekt : als ter hoogte van die versmalling een doorgang van minstens 120 cm gegarandeerd wordt en minstens elke tien meter, alsook aan het begin en het einde van de versmalling voor een vrije en vlakke draairuimte wordt gezorgd. Art. 15. De breedte van een looppad, gemeten tussen onafgewerkte binnenmuren, bedraagt minstens 175 cm, zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten en leuningen een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 150 cm gegarandeerd wordt. In de aanvraag kunnen afwijkingen op de ruwbouwmaten worden opgenomen als in het aanvraagdossier gemotiveerd aangetoond wordt dat na de afwerking van de wanden een vrije en vlakke doorgangsbreedte, gemeten tussen de afgewerkte wanden met inbegrip van eventuele leuningen en plinten, van minstens 150 cm gegarandeerd wordt. In afwijking van lid 1 en 2 is een versmalling van een dergelijk looppad toegestaan in de volgende gevallen 1° bij een versmalling die zich over hoogstens 120 cm uitstrekt : als de breedte van het looppad, gemeten tussen de onafgewerkte binnenmuren, minstens 115 cm bedraagt, zodat na afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten steeds een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 90 cm gegarandeerd wordt; 2° bij een versmalling die zich over meer dan 120 cm uitstrekt : als de breedte van het looppad, gemeten tussen de onafgewerkte binnenmuren, minstens 145 cm bedraagt, zodat na afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 120 cm gegarandeerd wordt. In dit laatste geval moet minstens elke tien meter, alsook aan het begin en het einde van de versmalling, voor een vrije en vlakke draairuimte worden gezorgd. Art. 16. Een looppad dat zich tussen binnenmuren bevindt, mag niet hellen in de richting dwars op de normale looprichting. Een looppad dat zich niet tussen binnenmuren bevindt, mag slechts hellen in de richting dwars op de normale looprichting om een normale afwatering te verzekeren. Art. 17. Bij handelingen waarbij brandhaspels, brandblusapparaten of andere uit de wand stekende constructies geïnstalleerd worden, mogen die constructies het ongestoord gebruik van het looppad niet in het gedrang brengen. Hiertoe kunnen die apparaten in een nis ingewerkt worden zodat ze niet buiten het afgewerkte muurvlak uitsteken.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Afdeling III. — Bepalingen met betrekking tot niveauverschillen Art. 18. Niveauverschillen tot en met 18 cm moeten, zowel binnen als buiten, minstens met een helling overbrugd worden, met uitzondering van niveauverschillen tot twee cm in buitenruimtes of niveauverschillen tot twee cm bij een overgang tussen binnen- en buitenruimtes. Niveauverschillen van meer dan 18 cm moeten overbrugd worden, ofwel met een trap in combinatie met een helling, ofwel met een trap in combinatie met een lift, ofwel met een helling in combinatie met een lift. In de aanvraag kan een afwijking op de verplichting tot het plaatsen van een lift worden opgenomen als in het aanvraagdossier gemotiveerd aangetoond wordt dat de aanvraag over een gebouw, bestemd voor industrie en ambacht, gaat, dat een of meer ruimtes op de gelijkvloerse verdieping eenzelfde functie hebben als de ruimtes op een andere verdieping die door het ontbreken van de lift ontoegankelijk zijn en dat de totale oppervlakte die door de afwijking ontoegankelijk blijft, beperkt is tot ten hoogste vijfentwintig procent van de totale publiek toegankelijke oppervlakte. In de aanvraag kan een afwijking op de verplichting tot het plaatsen van een lift worden opgenomen als in het aanvraagdossier aangetoond wordt dat de aanvraag over een gebouw bestemd voor toerisme of verblijfsaccommodatie gaat en dat het gebouw na de handelingen twee of minder dan twee bouwlagen omvat en na de handelingen tien of minder dan tien accommodaties beschikbaar zijn. Art. 19. § 1. Het hellingspercentage bedraagt hoogstens : 1° tien procent bij niveauverschillen tot 10 cm, of in geval van buitenruimtes bij niveauverschillen van 2 tot en met 10 cm; 2° 8,3 procent bij niveauverschillen van 10 cm tot 25 cm; 3° 6,25 procent bij niveauverschillen van 25 cm tot 50 cm; 4° vijf procent bij niveauverschillen van 50 cm of groter. § 2. Een combinatie van hellingen met verschillende hellingspercentages is toegestaan op voorwaarde dat voor een tussenbordes van 150 cm op 150 cm ter hoogte van de overgang gezorgd wordt. § 3. Bij hellingen met een hellingspercentage van meer dan vier procent moet zowel bovenaan als onderaan voor een vrije en vlakke draairuimte worden gezorgd. § 4. Bij een overbrugging van een niveauverschil van meer dan 50 cm of een helling van meer dan 10 m met een hellingspercentage van meer dan vier procent, moet voor een tussenbordes van 150 cm op 150 cm gezorgd worden. § 5. De breedte van een helling met een hellingspercentage van meer dan vier procent bedraagt minstens 145 cm, zodat na de afwerking van de eventuele wanden en met inbegrip van de ruimte voor eventuele plinten en leuningen een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 120 cm gegarandeerd wordt. § 6. In de aanvraag kunnen afwijkingen worden opgenomen als in het aanvraagdossier gemotiveerd aangetoond wordt dat na de afwerking van de eventuele wanden een vrije en vlakke doorgangsbreedte, gemeten tussen de afgewerkte wanden en met inbegrip van eventuele leuningen en plinten, van minstens 120 cm gegarandeerd wordt. § 7. Als een helling een niveauverschil van meer dan 10 cm overbrugt, moet aan de open zijkanten van de helling en aan de eventuele tussenbordessen over de volledige lengte van de helling voor een afrijdbeveiliging van minstens 5 cm hoogte gezorgd worden. § 8. Voor en na elke helling moet er ofwel voor een vrije en vlakke draairuimte, ofwel voor een tussenbordes van 150 cm op 150 cm gezorgd worden. § 9. Aan de zijkanten van een helling die een niveauverschil van meer dan 25 cm overbrugt, moet aan beide zijden een leuning aangebracht worden, die doorloopt over eventuele tussenbordessen. Voor het begin en aan het einde van de helling moet de leuning minstens 40 cm horizontaal verderlopen. Als de leuning in het ijle stopt, moet ze worden afgerond naar de grond of naar de wand. Art. 20. § 1. Over de volledige lengte van de trappen en ter hoogte van eventuele tussenbordessen moet voor een breedte van minstens 125 cm, gemeten tussen de onafgewerkte binnenmuren, gezorgd worden, zodat na afwerking van de eventuele wanden en tussen de leuningen, een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 100 cm gegarandeerd wordt. § 2. Na ten hoogste 17 treden moet voor een tussenbordes van minstens 100 cm diep gezorgd worden. § 3. Alle treden moeten over een zo gelijkvormig mogelijke op- en aantrede beschikken. De aantrede is de horizontale afstand tussen twee opeenvolgende trapneuzen, gelegen op de looplijn van twee opeenvolgende traptreden. De optrede is de verticale afstand tussen de bovenzijde van twee opeenvolgende treden. De optrede mag hoogstens 18 cm meten en de aantrede moet minimaal 23 cm meten. De som van tweemaal de optrede en eenmaal de aantrede van elke trede moet tussen 57 cm en 63 cm bedragen. § 4. Aan beide zijden van de trap moet een trapleuning aangebracht worden, die doorloopt ter hoogte van eventuele tussenbordessen. Voor het begin en aan het einde van de trap moet de trapleuning minstens 40 cm horizontaal verderlopen. Als de leuning in het ijle stopt, moet ze worden afgerond naar de grond of naar de wand. Art. 21. § 1. Als een lift geïnstalleerd wordt, moet die in een afgesloten koker zitten of moet het om een verticale plateaulift gaan. Liften in een afgesloten koker moeten minstens liften zijn van het type 2 zoals omschreven in de EN 81-70. § 2. Voor een liftdeur moet een vrije en vlakke draairuimte zijn. § 3. Liften die in een afgesloten koker geplaatst zijn, moeten automatische deuren hebben. De vrije en vlakke doorgangsbreedte van de liftdeur moet minstens 90 cm bedragen. § 4. Bij verticale plateauliften moet het hefplateau minstens 100 cm breed en 140 cm diep zijn. § 5. Over de volledige lengte van de plateaulift, alsook ter hoogte van de doorgangen van de deuren, moet een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 90 cm gegarandeerd worden.
59741
59742
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Afdeling IV. — Bepalingen met betrekking tot toegangen en deuropeningen Art. 22. § 1. Voor toegangen of deuropeningen moet een vrije doorgangshoogte van minstens 2,10 meter gegarandeerd worden. § 2. De ruwbouwmaten van toegangen of deuropeningen moeten minstens 105 cm breed zijn, zodat na afwerking een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 90 cm gegarandeerd wordt. Voor wat de ruwbouwmaten betreft van toegangsdeuren als vermeld in artikel 5 alinea 1, 2 en 3 kan een minimale breedte van 100 cm volstaan, mits na afwerking een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 85 cm gegarandeerd wordt. Art. 23. Bij elke draaideur, moet er gezorgd worden voor een alternatieve toegang of deur, die niet draait. Deze verplichting geldt niet bij draaideuren die uitgerust zijn met mechanismen die het gebruik door personen met een beperking garanderen. Art. 24. Vóór en achter elke toegang of deur waarop dit besluit van toepassing is, moet voor een vrije en vlakke draairuimte worden gezorgd. In geval van gebouwen als vermeld in artikel 5, alinea 1 en 2, mogen de vrije en vlakke draairuimtes, die vóór en achter elke toegang of deur aanwezig moeten zijn, elkaar overlappen. Het draaivlak van een deur moet vlak zijn. Bij manueel te bedienen deuren moet de buitenste rand van de vrije en vlakke draairuimte aan de trekzijde van de deur, het draaivlak van de deur raken en moet de buitenste rand van de vrije en vlakke draairuimte aan de duwzijde van de deur, het gesloten deurvlak raken. Art. 25. Bij een manueel te bedienen deur moet naast de krukzijde voor een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte worden gezorgd, met een ruwbouwmaat van minstens 50 cm, zodat na de afwerking een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte van minstens 45 cm gegarandeerd wordt. Art. 26. Deuren die toegang verlenen tot aangepaste sanitaire voorzieningen, kleedruimtes of pashokjes, moeten naar buiten opendraaien. Afdeling V. — Bepalingen met betrekking tot parkeerplaatsen Art. 27. Als een constructie beschikt over één tot en met honderd eigen parkeerplaatsen, moet minstens zes procent van het totale aantal parkeerplaatsen, en minstens één parkeerplaats, een aangepaste parkeerplaats zijn. Vanaf vijf tot en met honderd eigen parkeerplaatsen, moeten de aangepaste parkeerplaatsen ook voorbehouden parkeerplaatsen zijn. Als een constructie beschikt over meer dan honderd eigen parkeerplaatsen, moet bovendien per extra schijf van vijftig parkeerplaatsen, telkens één parkeerplaats een aangepaste en voorbehouden parkeerplaats zijn. Een aangepaste parkeerplaats voldoet aan de volgende normen : 1° ze bevindt zich zo dicht mogelijk bij de toegankelijke ingang van de constructie of bij de voetgangersuitgang van de parkeervoorziening; 2° bij dwarsparkeren bedraagt de breedte van de aangepaste parkeerplaats minstens 350 cm, bij langsparkeren bedraagt de lengte van de aangepaste parkeerplaats minstens 600 cm en bij schuinparkeren wordt binnen de aangepaste parkeerplaats een rechthoek van minstens 350 cm op minstens 600 cm gegarandeerd; 3° het oppervlak van de aangepaste parkeerplaats helt niet meer dan twee procent. Om als voorbehouden parkeerplaats in aanmerking te komen, moet een parkeerplaats aan de bepalingen van de derde alinea voldoen en voorbehouden worden conform de wegcode (KB 1.12.1975) en gesignaliseerd worden volgens de bepalingen van het KB van 1.12.1975 en het MB van 1.10.1976. Afdeling VI. — Bepalingen met betrekking tot vaste inrichtingselementen Art. 28. Als een vast inrichtingselement met het oog op het onthaal van het publiek of een daarmee gelijkgestelde constructie wordt aangebracht, moet vóór dat element voor een vrije en vlakke draairuimte worden gezorgd. Aan een element als vermeld in het eerste lid moet een verlaagd gedeelte aangebracht worden. De hoogte tot de bovenzijde van het verlaagde gedeelte bedraagt hoogstens 80 cm. Onder het verlaagde gedeelte moet een opening zijn van minstens 70 cm hoog, minstens 90 cm breed en minstens 60 cm diep. Art. 29. Bij handelingen aan binnen- of buitenruimtes met vaste inrichtingselementen die dienst doen als zitplaatsen voor toeschouwers of toehoorders, moeten bij de eerste vijftig zitplaatsen minstens twee vrije ruimtes gereserveerd te worden voor rolstoelgebruikers. Elk van die vrije ruimtes moet minstens 90 cm breed en minstens 140 cm diep zijn en moet zich bevinden op een vloer zonder niveauverschillen of hellingen. Op het toegangspad naar die vrije ruimtes en eraan grenzend moet voor een vrije en vlakke draairuimte worden gezorgd. Voor elke volgende groep van vijftig zitplaatsen moet voor minstens één extra vrije ruimte als vermeld in het eerste lid gezorgd worden. Afdeling VII. — Bepalingen met betrekking tot het aangepast karakter van constructies of delen van constructies Art. 30. De ruwbouwmaten van een aangepast toilet moeten minstens 1,70 meter op 2,25 meter zijn, zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten een ruimte van minstens 1,65 meter op 2,20 meter gegarandeerd wordt. Bij die minimale maten moet de deur in de korte zijde aangebracht worden. De ruwbouwmaten van een aangepaste doucheruimte, al dan niet met wastafel, moeten minstens 2,20 meter op 2,40 meter zijn, zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten een ruimte van minstens 2,15 meter op 2,35 meter gegarandeerd wordt. Bij die minimale maten moet de deur in de korte zijde aangebracht worden. De ruwbouwmaten van een aangepaste sanitaire voorziening met douche en toilet, al dan niet met wastafel, moeten minstens 2,40 meter op 2,45 meter zijn, zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten een ruimte van minstens 2,35 meter op 2,40 meter gegarandeerd wordt. Bij die minimale maten moet de deur in de korte zijde aangebracht worden.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 31. In de aanvraag kunnen afwijkingen van de ruwbouwmaten, vermeld in artikel 30, worden opgenomen als in het aanvraagdossier gemotiveerd aangetoond wordt dat na de afwerking van de sanitaire ruimte aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° ter hoogte van de wastafel, de toiletpot en de douchezone is een vrije en vlakke draairuimte. De ruimte onder de aangepaste wastafel mag meegerekend worden voor de bepaling van de vrije en vlakke draairuimte; 2° in een aangepast toilet : a) moet voor de toiletpot en na de afwerking en inrichting van de ruimte een vrije afstand van minstens 120 cm gegarandeerd zijn; b) moet minstens aan één zijde van de toiletpot een vrije transferzone van minstens 90 cm zijn; c) moet de vrije doorgang tussen de toiletpot en de wastafel minstens 90 cm breed zijn; d) moet de afstand van de voorzijde van de toiletpot tot tegen de achterliggende wand minstens 70 cm bedragen; e) moet een wastafel aangebracht zijn waaronder een ruimte is van minstens 70 cm hoog, minstens 90 cm breed en minstens 60 cm diep. Als de wastafel in een inwendige hoek is geplaatst, moet de afstand tussen de as van de wastafel en de inwendige hoek minstens 50 cm bedragen; 3° in een aangepaste doucheruimte : a) moet de vloer van de douchezone drempelloos aansluiten op de vloer van de doucheruimte; b) mag de vloer van de douchezone hoogstens twee procent hellen; c) moet het vloeroppervlak van de douchezone na de afwerking van de wanden minstens 120 cm op 120 cm bedragen; d) moet een douchezitje van minstens 45 cm diep en 40 cm breed aanwezig zijn. Als het douchezitje in een inwendige hoek is geplaatst, moet de afstand tussen de as van het douchezitje en de inwendige hoek minstens 45 cm bedragen; e) moet aan minstens één zijde van het douchezitje een vrije transferzone van minstens 90 cm zijn; f) moet aan de voorzijde van het douchezitje een vrije ruimte van minstens 120 cm zijn; g) moet de douchekraan aangebracht worden op hoogstens 55 cm van de wand waartegen het douchezitje geplaatst is. Art. 32. Het toilet, de wastafel en de doucheruimte die ter beschikking staan van de gebruiker van een aangepaste kamer of verblijfsaccommodatie, moeten aan de bepalingen van dit hoofdstuk voldoen. Opdat de accommodatie als aangepast kan worden beschouwd zoals bepaald in artikel 4, moet bij een vakantiewoning, vlakbij de ingang een aangepaste parkeerplaats worden voorzien. Afdeling VIII. — Bepalingen met betrekking tot afwijkingen en advisering Art. 33. De vergunningverlenende overheid kan, op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, afwijkingen toestaan op de verplichtingen van dit besluit als de plaatselijke omstandigheden of specifieke eisen van technische aard een andere bouwwijze vereisen of als bijzondere nieuwe technieken een evenwaardige toegankelijkheid garanderen. Ze kan hierbij het advies inwinnen van een door de Vlaamse Regering erkende instantie over de toegankelijkheid van de handelingen. Het advies moet steeds binnen dertig dagen na ontvangst van de adviesvraag verstuurd zijn. Art. 34. § 1. Bij handelingen betreffende constructies, opgericht voor het gebruik of de uitbating door de overheid of in opdracht van de overheid, waarbij afgeweken wordt van de verplichtingen van dit besluit, dient de vergunningsaanvrager het advies in te winnen van een door de Vlaamse Regering erkende instantie over de toegankelijkheid van de handelingen. Het advies moet steeds binnen dertig dagen na ontvangst van de adviesvraag verstuurd zijn. Wanneer geen advies is verleend binnen die termijn, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 2. Bij het bouwen van gebouwen of gebouwencomplexen met een totale publiek toegankelijke oppervlakte na de werkzaamheden van ten minste 7500m2, of het uitbreiden van dergelijke gebouwen of gebouwencomplexen, als de oppervlakte door die uitbreiding de drempel van 7500m2 of een veelvoud ervan overschrijdt, dient de vergunningsaanvrager het advies in te winnen van een door de Vlaamse Regering erkende instantie over de toegankelijkheid van de handelingen. Het advies moet steeds binnen dertig dagen na ontvangst van de adviesvraag verstuurd zijn. Wanneer geen advies is verleend binnen die termijn, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. Art. 35. Bij vergunningsplichtige werken, die vallen onder de toepassing van artikel 2, § 2, 3°; maakt de entiteit, die door de Vlaamse Regering belast is met taken van beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed, in haar advies een afweging tussen de vereisten inzake toegankelijkheid enerzijds en de te behouden erfgoedwaarden anderzijds. HOOFDSTUK IV. — Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen Art. 36. In artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt een 10° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 10° Als de aanvraag betrekking heeft op werken vermeld in artikel 34 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening betreffende toegankelijkheid een advies zoals bedoeld in dat artikel of een verklaring dat binnen de voorziene termijn geen advies werd uitgebracht. ». Art. 37. Bestaande provinciale stedenbouwkundige verordeningen en bestaande gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen met betrekking tot de geregelde aangelegenheid, houden op uitwerking te hebben bij de inwerkingtreding van dit besluit. Art. 38. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2010. Van de toepassing van dit besluit zijn de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning vrijgesteld die worden ingediend voor 1 maart 2010. Art. 39. De Vlaamse minister bevoegd voor gelijke kansen bepaalt de voorwaarden en procedure van de erkenning van de instanties die adviezen kunnen uitbrengen conform artikel 34. Artikel 34 en artikel 36 treden in werking op de eerste dag van de derde maand nadat de instanties in kwestie erkend werden. Art. 40. Het koninklijk besluit van 9 mei 1977 genomen in uitvoering van de wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek wordt opgeheven.
59743
59744
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 41. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening en de Vlaamse minister bevoegd voor gelijke kansen zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 5 juni 2009. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2009 — 3068
[C − 2009/35737] 5 JUIN 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand fixant un règlement urbanistique flamand relatif à l’accessibilité
Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 18 mai 1999 portant organisation de l’aménagement du territoire; Vu l’avis de la Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening (Commission flamande pour l’Aménagement du Territoire), donné le 20 mai 2009; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 20 janvier 2009; Vu l’avis du Conseil d’Etat; Sur la proposition du Vice-ministre Président du Gouvernement flamand et Ministre flamand des Finances et du Budget et de l’Aménagement du territoire et du Ministre flamand de la Mobilité, de l’Economie sociale et de l’Egalité des chances; Après délibération, Arrête : CHAPITRE Ier. — Définitions Article 1er. Au sens du présent arrêté, il convient d’entendre par : 1° infrastructure extérieure : l’ensemble des équipements immeubles de plein air; 2° construction : un immeuble, une construction, un établissement fixe, un revêtement, une installation publicitaire ou enseigne, composé ou non de matériaux durables, ancré dans le sol ou reposant sur le sol pour des raisons de stabilité, et destiné à rester sur place, même si la construction en question peut être démontée, déplacée ou que le bien se trouve entièrement au sous-sol; 3° espace de douche : des locaux au sol plat, sans seuil d’accès, destinés à prendre des douches, équipés d’une zone de douche et d’une aire de rotation libre et plate; 4° zone de douche : la partie de l’espace de douche destinée à prendre des douches, équipée d’un revêtement anti-dérapant, parallèle au niveau du sol et avec une inclinaison maximale de deux pour cent; 5° fonction : l’usage de fait d’une construction ou dune partie de celle-ci; 6° établissement de santé : une organisation agréée par la Communauté flamande et exerc¸ ant des activités dans le domaine de la prestation de soins, l’éducation à la santé et les soins de santé préventifs, visés à l’article 5, § 1er, I, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles; 7° construction groupée d’habitations : la construction commune d’habitations ayant un chantier commun et liées entre elles de manière physique ou urbanistique; 8° travaux : travaux, modifications ou activités ayant des implications spatiales; 9° reconstruire : démolir intégralement une construction, ou démolir plus de quarante pour cent des murs extérieurs d’une construction, et ériger une nouvelle construction dans le volume bâti existant de la construction partiellement ou entièrement démolie; 10° chambre : logement où une ou plusieurs des installations suivantes font défaut : - WC; - bain ou douche; - cuisine, et dont les occupants dépendent pour ces installations de locaux communs dans le bâtiment ou annexés au bâtiment dont le logement fait partie; 11° maison à chambres : tout bâtiment comprenant une ou plusieurs chambres mises en location ou louées ainsi que les espaces communs; 12° habitations plurifamiliales : constructions ou parties de constructions, comptant plus de deux unités de logement; 13° établissement d’enseignement : une école, un internat, un centre d’enseignement pour adultes ou d’éducation de base, un centre d’accompagnement des élèves, une école supérieure, université ou institut de recherche, financé, subventionné ou agréé par le Ministère flamand de l’Enseignement et de la Formation ou financé, subventionné ou agréé par le Ministère flamand de la Science et de l’Innovation;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 14° accessible au public : un espace ouvert au public ou destiné à l’usage commun, même si l’accès est limité à une ou certaines catégories de personnes, à l’exception toutefois des espaces qui sont uniquement accessibles au personnel et des locaux techniques et locaux d’entreposage qui ne servent pas darchives ainsi que des accès et ouvertures de porte, couloirs et passages et rampes qui mènent exclusivement vers ces espaces; 15° bloc sanitaire : ensemble des équipements sanitaires qui se compose d’une ou plusieurs toilettes ou d’une ou plusieurs douches; 16° établissement pénitentiaire : une construction pour mettre en garde à vue ou incarcérer des détenus; 17° maison de communauté d’étudiants : tout bâtiment ou partie de bâtiment qui est intégralement loué par une ou plusieurs personnes et (sous-)loué à un ou plusieurs étudiants; 18° maison d’étudiants : tout bâtiment ou partie de bâtiment dans lequel une ou plusieurs chambres sont mises en location ou qui sont louées à un ou plusieurs étudiants, y compris les espaces communs; 19° local technique : local pour l’emplacement des appareils nécessaires au fonctionnement d’une construction, parmi lesquels en tout cas un local pour les compteurs, un local pour la machine d’ascenseur ou un local de chauffage; 20° superficie globale accessible au public : la somme des superficies accessibles au public des espaces intérieurs, calculées entre les faces intérieurs des murs extérieurs, en ce compris l’espace occupé par les murs intérieurs eux-mêmes, de l’ensemble de la construction après des travaux éventuels, en ce compris les annexes; 21° zone de transfert : l’espace libre nécessaire pour effectuer un déplacement latéral ou en avant entre la chaise roulante d’une part et la toilette, le siège de douche ou la cabine d’essayage d’autre part; 22° palier de repos : un espace, libre d’obstacles, de différences de niveau ou de marches, qui offre un point de repos aux utilisateurs et permet aux occupants de chaises roulantes de changer de direction sur des rampes; 23° accommodation de séjour : tous les immeubles où des personnes résident temporairement, pour des raisons touristiques ou professionnelles ou non, sans être inscrites aux registres de la population; 24° transformer : réaliser des travaux d’adaptation au sein du volume bâti existant d’une construction dont les murs extérieurs sont conservés à raison de soixante pour cent au moins; 25° emplacement de parking réservé : emplacement de parking qui est adapté à et réservé aux personnes handicapées, conformément au code de la route (arrêté royal du 1er décembre 1975) et signalisé conformément aux dispositions de l’arrêté royal précité et de l’arrêté ministériel du 1er octobre; 26° largeur de passage libre et plate : un passage, couloir ou accès, libre d’obstacles, de différences de niveau ou de marches, permettant aux utilisateurs de se déplacer sans entrave au sein et le long de constructions, de parties de construction ou d’infrastructures extérieures; 27° aire de rotation libre et plate : un espace, libre d’obstacles, de différences de niveau ou de marches, qui présente, après les travaux de finition et d’aménagement fixe, un diamètre de 150 cm, mesuré en dehors de la surface de rotation de portes ou grilles éventuelles et qu’un occupant d’une chaise roulante peut utiliser pour changer de direction; 28° établissement de bien-être : une organisation agréée par la Communauté flamande et exerc¸ ant des activités dans le domaine de la famille, de l’aide sociale, de l’accueil et de l’intégration d’immigrés, de moins-valides, de personnes âgées, de protection de la jeunesse et de l’aide sociale aux détenus, tels que visés à l’article 5, § 1er, II, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles. CHAPITRE II. — Champ d’application er
Art. 2. § 1 . Le présent arrêté s’applique à la construction, la reconstruction, la transformation ou l’extension de constructions, ou de parties de celles-ci, qui sont accessibles au public et pour lesquelles une autorisation urbanistique est requise. § 2. Le présent arrêté ne s’applique pas : 1° à des travaux techniques tels qu’énumérés à l’article 3, 2° à 14° de l’arrêté du Gouvernement flamand du 23 mai 2003 déterminant les travaux et actes exonérés de l’intervention de l’architecte; 2° à des travaux soumis à autorisation qui restent limités à des parties d’une construction pour laquelle le présent arrêté n’impose pas de normes; 3° sans préjudice de l’application de l’article 35, à des travaux soumis à autorisation qui sont conseillés par le fonctionnaire du patrimoine régional de l’agence RO-Vlaanderen du Ministère flamand de l’Aménagement du Territoire, de la Politique du Logement et du Patrimoine immobilier, sur la base d’une obligation d’avis décrétale ou réglementaire pour des demandes portant sur des monuments provisoirement ou définitivement protégés ou des monuments archéologiques ou pour des demandes portant sur des parcelles qui sont situées dans ses sites ruraux ou urbains, paysages, lieux d’ancrage ou zones archéologiques provisoirement ou définitivement protégés, ou pour des demandes portant sur le patrimoine naviguant; 4° à des travaux à des immeubles dont la superficie globale accessible au public est inférieure à 150m2. Les normes des articles 22 et 23 s’appliquent toutefois à la porte d’accès à ces immeubles. Art. 3. A l’exception des travaux à des immeubles, tels que visés aux articles 4 et 5, le présent arrêté s’applique effectivement à des travaux pour lesquels la superficie globale accessible au public est supérieure à 400m2, à toutes les parties accessible au public d’une construction à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre. A l’exception de travaux à des immeubles, tels que visés aux articles 4 et 5, le présent arrêté s’applique effectivement à des travaux dans lesquels la superficie globale accessible au public est inférieure ou égale à 400m2, sur : 1° des parties accessibles au public d’une construction à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre, situées au rez-de-chaussée; 2° des parties accessibles au public d’une construction à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre, non situées au rez-de-chaussée, à moins qu’un local à un autre étage ou de l’infrastructure extérieure ne remplisse la même fonction et réponde aux dispositions du présent arrêté.
59745
59746
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 4. § 1er. Pour des travaux à des immeubles qui sont affectés au tourisme ou à une accommodation de séjour, où plus de dix accommodations sont disponibles après les travaux, quel que soit le nombre de touristes pouvant y résider simultanément, le présent arrêté est d’application aux parties communes à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre, en ce compris les portes d’accès à chaque accommodation. § 2. Lors de travaux à des immeubles qui sont destinés au tourisme ou comme accommodation de séjour, trois à dix accommodations ou un dortoir d’une superficie minimale de 60m2 étant disponibles après les travaux, le présent arrêté s’applique : 1° aux parties communes à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre, au rez-de-chaussée, en ce compris les portes d’accès à chaque accommodation; 2° aux parties communes à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre non situées au rez-de-chaussée, en ce compris les portes d’accès à chaque accommodation, à moins que les parties communes à un autre étage ou l’infrastructure extérieure ne remplissent la même fonction et répondent aux dispositions du présent arrêté. § 3. Lors de travaux à des immeubles qui sont destinés au tourisme ou comme accommodation de séjour, plus de dix accommodations étant disponibles après les travaux, au moins quatre pour cent de chaque forme d’accommodation à laquelle sont effectués des travaux, compte d’un minimum de un, calculé sur le nombre total d’accommodations de cette forme après les travaux, doit également répondre aux dispositions des articles 22 jusqu’à 26, 30, 31 et 32. Lorsque le nombre total d’accommodations à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre d’une certaine forme s’élève à moins de quatre pour cent du nombre total d’accommodations de cette forme après les travaux, cette obligation se limite aux accommodations de cette forme à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre, en ce sens que les accommodations précitées doivent toutes répondre aux dispositions des article 22 à 26, 30, 31 et 32. Art. 5. Pour des travaux à des habitations plurifamiliales et constructions groupées d’habitations, la construction comprenant après les travaux des portes d’accès à des unités de logement à plus de deux niveaux et au moins six unités de logement, le présent arrêté s’applique aux parties communes à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre, en ce compris les portes d’accès à chaque unité de logement. Pour des travaux à des maison à chambres, maisons d’étudiants et maisons de communauté d’étudiants, l’immeuble comprenant des portes d’accès à des unités de logement à plus de deux niveaux et, après les travaux, au moins vingt chambres, le présent arrêté s’applique aux parties communes à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre, en ce compris les portes d’accès à chaque chambre. Pour des travaux à des établissements de santé, établissements d’aide sociale, internats qui sont rattachés à des établissements d’enseignement, internats qui relèvent de la compétence de la Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ou établissements pénitentiaires, l’immeuble comprenant des portes d’accès à des unités de logement à plus de deux niveaux et, comprenant après les travaux, au moins vingt chambres, le présent arrêté s’applique aux parties communes à construire à neuf, à reconstruire, à transformer ou à étendre, en ce compris les portes d’accès à chaque chambre. Art. 6. Par dérogation à l’article 3, en cas de travaux à un espace de consommation accessible au public, à savoir : un local ou une partie de local qui est destiné à la consommation de boissons ou d’aliments, qui se répartit sur plusieurs niveaux, le présent arrêté s’applique uniquement à l’espace de consommation à un seul niveau, à condition qu’à ce niveau soient également proposées toutes les fonctions que sur les autres niveaux, même si la superficie globale accessible au public dépasse 400 m2. Art. 7. § 1er. Lors de travaux à des vestiaires ou cabines d’essayage accessibles au public, il faut qu’au moins quatre pour cent du nombre total de vestiaires ou de cabines d’essayage répondent après les travaux aux dispositions de l’article 11 et des articles 22 à 26. Quel que soit nombre de total de vestiaires ou de cabines d’essayages après les travaux, au moins un vestiaire ou une cabine d’essayage doit répondre aux dispositions de l’article 11 et des articles 22 à 26. § 2. En cas de vestiaires ou de cabines d’essayage séparés, destinés exclusivement aux femmes ou aux hommes, au moins un vestiaire ou une cabine d’essayage dans chaque local doit répondre aux dispositions de l’article 11 et des articles 22 à 26. Art. 8. § 1er. En cas de travaux à des toilettes accessibles au public, au moins une toilette dans chaque bloc sanitaire doit répondre aux dispositions de l’article 30, § 1er et de l’article 31, 1° et 2°. § 2. En cas de travaux à des douches accessibles au public, chaque bloc sanitaire doit comprendre au moins une douche qui répond aux dispositions de l’article 30, § 2 et § 3, et de l’article 31, 1°, 2° et 3°. § 3. En cas de toilettes ou de douches séparées, qui sont réservées exclusivement aux femmes ou exclusivement aux hommes, au moins une toilette ou une douche de chaque espace doit répondre aux dispositions des articles 30 et 31. Art. 9. Lorsque l’accès existant aux parties accessibles au public dune construction ne répond pas aux dispositions de l’article 12 et des articles 22 à 25 et qu’il n’y a pas de travaux planifiés à cet accès, il faut garantir lors de travaux d’extension ou de transformation un accès aux parties de la construction accessibles au public, qui répond aux dispositions de l’article 12 et des articles 22 à 25. Lorsque les travaux planifiés ne touchent pas à la fac¸ ade de la construction ou quil est impossible de réaliser un désenclavement vers le domaine public à partir de la partie où sont effectués des travaux, cette obligation n’est pas d’application. Art. 10. § 1er. En cas de travaux à l’accès existant à une construction accessible au public ou aux parties de la construction accessibles au public, et dans les cas où l’article 9 est d’application, le présent arrêté s’applique également à au moins une voie d’accès qui mène vers l’accès qui répond aux dispositions du présent arrêté et qui part du domaine public, à l’exclusion des sentiers qui relèvent des dispositions de l’arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1997 fixant un règlement général sur la bâtisse en matière de chemins destinés à la circulation de piétons. § 2. Lorsque la construction dispose de son propre parking, le présent arrêté s’applique également à au moins une voie d’accès qui part de ce parking et mène vers la voie d’accès visée au paragraphe 1er ou vers l’accès qui répond aux dispositions du présent arrêté, à l’exclusion des chemins qui relèvent des dispositions de l’arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1997 fixant un règlement général sur la bâtisse en matière de chemins destinés à la circulation de piétons.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE III. — Dispositions normatives Section Ire. — Dispositions générales Art. 11. Lorsqu’une demande relève du champ d’application de cette autorisation urbanistique, celle-ci stipulera que les dispositions normatives du chapitre III doivent être respectées. Art. 12. § 1er. Dans toutes les parties d’une construction qui relèvent de l’application du présent arrêté, il convient de veiller à une aire de rotation libre et plate. § 2. Sans préjudice de l’article 22, premier alinéa, il faut garantir dans toutes les parties d’une construction qui relèvent de l’application du présent arrêté, une hauteur de passage libre de 2,30 mètres au moins. Cette obligation ne s’applique pas si la réalisation dudit passage crée un problème de construction aux étages supérieurs auxquels il n’y avait pas de travaux planifiés. Art. 13. La direction de marche vers les parties d’une construction qui remplissent la fonction accessible au public, doit être indiquée par des lignes de marche et lignes guide. Il convient d’entendre par ligne guide un élément artificiel aménagé spécialement pour le guidage d’aveugles ou de malvoyants, qui peut leur servir de repère ou comme guide ininterrompu pendant la marche. Il convient d’entendre par ligne de marche, un élément naturellement présent dans l’espace qui, tout en n’ayant pas été spécialement apposé pour le guidage d’aveugles ou de malvoyants, peut leur servir comme repère ou comme guidage ininterrompu pendant la marche. Section II. — Dispositions relatives aux chemins pour piétons menant vers les constructions et les locaux situés à l’intérieur de celles-ci Art. 14. La largeur d’un chemin pour piétons qui ne se trouve pas entre les murs intérieurs et qui ne relève pas des dispositions de l’arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1997 fixant un règlement général sur la bâtisse en matière de chemins destinés à la circulation de piétons, est de 150 cm au moins. Par dérogation à l’alinéa premier, un rétrécissement d’un tel chemin pour piétons est autorisé dans les cas suivants : 1° en cas de rétrécissements qui s’étendent sur 120 cm au maximum : lorsqu’un passage de 90 cm au moins est garanti à hauteur de ce rétrécissement; 2° pour un rétrécissement qui s’étend sur plus de 120 cm : lorsqu’un passage de 120 cm au moins est garanti à hauteur de ce rétrécissement et qu’au moins tous les dix mètres, ainsi qu’au début et à la fin du rétrécissement, on veille à une aire de rotation libre et plate. Art. 15. La largeur d’un chemin pour piétons, mesurée entre les murs intérieurs inachevés, est de 175 cm au moins, de sorte qu’après la finition des cloisons et en ce compris l’espace pour les plinthes et mains courantes, une largeur de passage libre et plate d’au moins 150 cm est garantie. La demande peut comporter des dérogations aux dimensions de gros œuvre dans la mesure où le dossier de demande démontre de manière motivée qu’après la finition des cloisons, une largeur de passage libre et plate, mesurée entre les cloisons finies en ce compris les éventuelles mains courantes et plinthes, d’au moins 150 cm soit garantie. Par dérogation aux alinéas 1er et 2, un rétrécissement d’un tel chemin pour piétons est autorisé dans les cas suivants 1° en cas de rétrécissements qui s’étendent sur 120 cm au maximum : lorsque la largeur du chemin, mesurée entre les murs intérieurs inachevés est de 115 cm au moins, de sorte qu’après la finition des cloisons et en ce compris l’espace pour les plinthes, on puisse toujours garantir une largeur de passage libre et plate de 90 cm au moins; 2° pour un rétrécissement qui s’étend sur plus de 120 cm : lorsque la largeur du chemin pour piétons, mesurée entre les murs intérieurs inachevés, est de 145 cm au moins, de sorte qu’après la finition des cloisons et en ce compris l’espace pour les plinthes, une largeur de passage libre et plate de 120 cm au moins est garanti. Dans ce dernier cas, il convient de garantir une aire de rotation libre et plate tous les dix mètres au moins, ainsi qu’au début et à la fin du rétrécissement. Art. 16. Un chemin pour piétons qui se situe entre des murs intérieurs, ne peut pas présenter d’inclinaison dans le sens perpendiculaire à la direction de la marche normale. Un chemin pour piétons qui ne se trouve pas entre les murs intérieurs ne peut s’incliner dans le sens perpendiculaire à la direction normale de la marche que pour assurer une évacuation normale des eaux. Art. 17. Lors de travaux prévoyant l’installation de boyaux d’incendie, d’extincteurs ou d’autres équipements en saillie sur les cloisons, ces constructions ne peuvent entraver l’usage ininterrompu du chemin pour piétons. A cette fin, ces appareils peuvent être encastrés dans des niches de sorte qu’ils ne sortent pas de la surface de mur après finition. Section III. — Dispositions relatives aux différences de niveau Art. 18. Des différences de niveau jusqu’à 18 cm inclus doivent, tant à l’extérieur qu’à l’intérieur, être comblées par au moins une rampe, à l’exception de différences de niveau jusqu’à deux cm dans les espaces extérieurs ou des différences de niveau jusqu’à deux cm lors d’un passage entre espaces intérieurs et espaces extérieurs. Des différences de niveau de plus de 18 cm doivent être comblées, soit par un escalier en combinaison avec une rampe, soit un escalier en combinaison avec un ascenseur, soit une rampe en combinaison avec un ascenseur. La demande peut reprendre une dérogation à l’obligation d’installer un ascenseur lorsque le dossier de demande démontre de manière motivée que la demande porte sur un immeuble destiné à l’industrie ou à l’artisanat, qu’un ou plusieurs locaux au rez-de-chaussée ont une même fonction que les locaux qui se trouvent à un autre étage et qui sont inaccessibles faute d’ascenseur et que la superficie globale restant inaccessible suite à cette dérogation, se limite à vingt-cinq pour cent maximum de la superficie globale accessible au public. La demande peut reprendre une dérogation à lobligation d’installer un ascenseur lorsque le dossier de demande démontre que la demande porte sur un immeuble destiné au tourisme ou comme accommodation de séjour et que l’immeuble comprend après les travaux deux ou moins de couches de construction et qu’après les travaux, dix ou moins de dix accommodations sont disponibles.
59747
59748
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 19. § 1er. Le pourcentage d’inclinaison s’élève au maximum : 1° à dix pour cent pour des différences de niveau jusqu’à 10 cm, ou en cas d’espaces extérieurs, pour des différences de niveau de 2 à 10 cm inclus; 2° à 8,3 pour cent pour des différences de niveau de 10 cm à 25 cm; 3° 6,25 pour cent pour des différences de niveau de 25 cm à 50 cm; 4° cinq pour cent pour des différences de niveau de 50 cm ou plus. § 2. Une combinaison de rampes avec différents pourcentages d’inclinaison est autorisée à condition de veiller à un palier de repos de 150 cm sur 150 cm à hauteur de la transition. § 3. En cas de rampes avec un pourcentage d’inclinaison de plus de quatre pour cent, il convient de veiller tant en haut qu’en bas à une aire de rotation libre et plate. § 4. Lorsqu’il s’agit de passer une différence de niveau de plus de 50 cm ou une pente de plus de 10 m avec un pourcentage d’inclinaison de plus de quatre pour cent, il convient de veiller à un palier de repos de 150 cm sur 150 cm. § 5. La largeur d’une rampe avec un pourcentage d’inclinaison de plus de quatre pour cent s’élève à 145 cm au moins, de sorte qu’après la finition des cloisons éventuelles et en ce compris l’espace pour les plinthes et mains courantes éventuelles, une largeur de passage libre et plate de 120 cm au moins soit garantie. § 6. La demande peut reprendre des dérogations lorsqu’il est démontré de manière motivée dans le dossier de demande qu’après la finition des cloisons éventuelles, une largeur de passage libre et plate, mesurée entre les cloisons finies et en ce compris les éventuels mains courantes et plinthes, de 120 cm au moins est garantie. § 7. Lorsqu’une rampe passe une différence de niveau de plus de 10 cm, il convient de veiller à des chasse-roues d’une hauteur minimale de 5 cm sur toute la longueur de la rampe. § 8. Avant et après chaque rampe, il faut veiller soit à une aire de rotation libre et plate, soit un palier de repos de 150 cm sur 150 cm. § 9. Des deux côtés d’une rampe qui passe une différence de niveau de plus de 25 cm, il faut aménager une main courante, qui continue sur les éventuels paliers de repos. Avant le début et à la fin de la rampe, la main courante doit continuer en horizontale sur 40 cm minimum. Si la main courante termine dans le vide, elle doit être inclinée vers le sol ou vers le mur. Art. 20. § 1er. Sur toute la longueur des escaliers et à hauteur des paliers de repos éventuels, il convient de veiller sur une largeur de 125 cm au moins, mesurée entre les murs intérieurs inachevés, à ce qu’après la finition des cloisons éventuelles et entre les mains courantes, une largeur de passage libre et plate de 100 cm au moins soit garantie. § 2. Après un maximum de 17 marches, il faut veiller à un palier de repos de 100 cm de profondeur au moins. § 3. Toutes les marches doivent être les plus uniformes possibles (hauteur/giron). Le giron est la distance horizontale entre deux contremarches successives, situées dans la ligne de marche de deux marches successives. La hauteur est la distance verticale entre le haut de deux marches successives. La hauteur doit être de 18 cm maximum et le giron doit être de 23 cm minimum. La somme de deux fois la hauteur et une fois le giron de chaque marche doit se situer entre 57 cm et 63 cm. § 4. Des deux côtés de l’escalier, il convient d’aménager une main courante, qui continue à hauteur des éventuels paliers de repos. Avant le début et à la fin de la rampe, la main courante doit continuer en horizontale sur 40 cm minimum. Si la main courante termine dans le vide, elle doit être inclinée vers le sol ou vers le mur. Art. 21. § 1er. Lorsqu’un ascenseur est installé, celui-ci doit se trouver dans une cage séparée, ou bien il doit s’agir d’une plateforme élévatrice verticale. Les ascenseurs dans une cage séparée doivent au moins être des ascenseurs du type 2 tels que décrits dans l’EN 81-70. § 2. Devant la porte d’ascenseur doit se trouver une aire de rotation libre et plate. § 3. Les ascenseurs qui sont montés dans une cage séparée, doivent être munis de portes automatiques. La largeur de passage libre et plate de la porte d’ascenseurs doit être de 90 cm au moins. § 4. Pour des plateformes élévatrices verticales, le plateau élévateur doit avoir au moins 100 cm de large et 140 cm de profond. § 5. Sur toute la longueur de la plateforme élévatrice, ainsi qu’à hauteur des passages des portes, il convient de garantir une largeur de passage libre et plate d’au moins 90 cm. Section IV. — Dispositions relatives aux accès et aux ouvertures de porte Art. 22. § 1er. Pour les accès ou les ouvertures de porte, il faut garantir au moins une hauteur de passage libre de 2,10 mètres. § 2. Les dimensions en gros œuvre d’accès ou d’ouvertures de portes doivent avoir une largeur de 105 cm au moins, de sorte à garantir après la finition une largeur de passage libre et plate de 90 cm au moins. Pour ce qui concerne les dimensions en gros œuvre de portes d’accès telles que visées à l’article 5, alinéas 1, 2 et 3, une largeur minimale de 100 cm peut suffire, à condition de garantir après finition une largeur de passage libre et plate de 85 cm au moins. Art. 23. Pour chaque porte pivotante, il faut veiller à un accès alternatif ou une porte alternative, qui ne sont pas pivotants. Cette obligation ne s’applique pas pour des portes pivotantes qui sont équipées de mécanismes garantissant l’utilisation par des personnes handicapées. Art. 24. Devant et après chaque accès ou porte relevant du champ d’application du présent arrêté, il convient de garantir une aire de rotation libre et plate. Dans le cas d’immeubles tels que visés à l’article 5, alinéas 1 et 2, les aires de rotation libres et plates, qui doivent être présentes devant et après chaque accès ou porte, doivent se chevaucher. L’aire de rotation d’une porte doit présenter une surface lisse. Pour des portes à commande manuelle, le bord extérieur de l’aire de rotation libre et plate du côté où l’on tire la porte, doit toucher l’aire de rotation de la porte et le bord extérieur de l’aire de rotation libre et plate du côté où l’on pousse la porte, doit toucher le battant fermé.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 25. Pour une porte à commande manuelle, il convient de veiller du coté du levier, à une largeur au mur et au sol libre et plate, présentant une dimension de gros œuvre de 50 cm au moins, de sorte à garantir après la finition une largeur au mur et au sol libre et plate de 45 cm au moins. Art. 26. Les portes qui donnent accès aux équipements sanitaires, vestiaires ou cabines d’essayage adaptés doivent ouvrir vers l’extérieur. Section V. — Dispositions relatives aux emplacements de parking Art. 27. Lorsqu’une construction dispose d’un jusqu’à cent emplacements de parking propres, au moins six pour cent du nombre total d’emplacements, et au moins un emplacement, doivent être adaptés. Pour cinq jusqu’à cent emplacements propres, les emplacements de parking adaptés doivent aussi être des places réservées. Lorsqu’une construction dispose de plus de cent emplacements de parking propres, il convient en outre de prévoir par tranche supplémentaire de cinquante emplacements, chaque fois un emplacement adapté et réservé. Un emplacement de parking adapté répond aux normes suivantes : 1° il se trouve le plus près possible de l’entrée accessible de la construction ou de la sortie pour piétons du parking; 2° en cas de stationnement en oblique, la largeur de l’emplacement de parking adapté est de 350 cm au moins, en cas de stationnement parallèle à la route, la longueur de l’emplacement de parking adapté est de 600 cm au moins et en cas de stationnement en biais, on garantit dans l’emplacement adapté un rectangle d’au moins 350 cm sur 600 cm; 3° la superficie de l’emplacement de parking adapté présente un dénivellement maximum de deux pour cent. Pour entrer en ligne de compte comme emplacement de parking réservé, un emplacement de parking doit satisfaire aux dispositions de l’alinéa trois et être réservé conformément au code de la route (AR 1.12.1975) et être signalisé conformément aux dispositions de l’AR du 1.12.1975 et de l’AM du 1.10.1976. Section VI. — Dispositions relatives aux éléments d’aménagement fixes Art. 28. Lorsqu’un élément d’aménagement fixe est apposé en vue de l’accueil du public ou une construction y assimilée, il convient de veiller devant cet élément à une aire de rotation libre et plate. Il convient d’aménager une partie abaissée devant un élément tel que visé à l’alinéa premier. La hauteur jusqu’à la face supérieure de la partie abaissée est de 80 cm au maximum. Sous la partie abaissée il convient de prévoir une ouverture avec une hauteur minimale de 70 cm, une largeur minimale de 90 cm et une profondeur de 60 cm au moins. Art. 29. Lors de travaux à des espaces intérieurs ou extérieurs avec des éléments d’aménagement fixes qui servent de places assises pour des spectateurs ou auditeurs, il faut réserver sur les cinquante premières places assises au moins deux espaces libres pour les utilisateurs de chaises roulantes. Chacun de ces espaces libres doit présenter une largeur de 90 cm au moins et une profondeur de 140 cm au moins et doit se trouver sur un sol sans différences de niveaux ou pentes. Sur le chemin d’accès vers ces espaces libres et dans l’espace contigu, il faut prévoir une aire de rotation libre et plate. Pour chaque groupe suivant de cinquante places assises, il faut veiller à au moins un espace libre supplémentaire tel que visé à l’alinéa premier. Section VII. — Dispositions relatives au caractère adapté de constructions ou de parties de constructions Art. 30. Les dimensions de gros œuvre d’une toilette adaptée doivent être au moins de 1,70 mètres sur 2,25 mètres, de sorte qu’après la finition des cloisons et en ce compris les plinthes, un espace d’au moins 1,65 mètre sur 2,20 mètres soit garanti. Pour ces dimensions minimales, la porte doit être encastrée sur la paroi courte. Les dimensions de gros œuvre d’un espace de douche adapté, avec évier ou pas, doivent être au moins de 2,20 mètres sur 2,40 mètres, de sorte qu’après la finition des parois et en ce compris l’espace pour les plinthes, un espace minimal de 2,15 mètres sur 2,35 mètres soit garanti. Pour ces dimensions minimales, la porte doit être encastrée sur la paroi courte. Les dimensions de gros œuvre d’un équipement sanitaire adapté avec douche et toilette, avec ou sans évier, doivent être au moins de 2,40 mètres sur 2,45 mètres, de sorte qu’après la finition des cloisons et en ce compris l’espace pour les plinthes un espace minimal de 2,35 mètres sur 2,40 mètres soit garanti. Pour ces dimensions minimales, la porte doit être encastrée sur la paroi courte. Art. 31. La demande peut reprendre des dérogations aux dimensions de gros œuvre, visées à l’article 30, dans la mesure où le dossier de demande démontre de manière motivée quaprès la finition de l’espace sanitaire, les conditions suivantes sont remplies : 1° à hauteur de l’évier, de la toilette et de la zone de douche, il y a une aire de rotation libre et plate. L’espace sous l’évier adapté peut être pris en compte pour déterminer l’aire de rotation libre et plate; 2° dans une toilette adaptée : a) il faut garantir devant la cuvette et après la finition et l’aménagement du local, une distance libre de 120 cm au moins; b) il faut d’au moins un côté de la cuvette une zone de transfert libre de 90 cm au moins; c) il faut entre la cuvette et l’évier un passage libre d’une largeur de 90 cm au moins; d) la distance de l’avant de la cuvette jusqu’à la cloison située derrière doit être de 70 cm au moins; e) il faut aménager un évier sous lequel se trouve un espace d’au moins de 70 cm de haut, 90 cm de large et 60 cm en profondeur. Lorsque l’évier est monté dans un coin intérieur, la distance entre l’axe du l’évier et le coin intérieur doit être de 50 cm au moins; 3° dans un espace de douche adapté : a) le sol de la zone de douche doit connecter sans seuil avec le sol de l’espace de douche; b) le sol de la zone de douche peut présenter une inclinaison maximale de deux pour cent; c) la superficie au sol de la zone de douche doit être, après la finition des cloisons, de 120 cm sur 120 cm au moins; d) un siège douche d’une profondeur minimale de 45 cm et d’une largeur minimale de 40 cm doit être présent. Lorsque le siège douche est installé dans un coin intérieur, la distance entre l’axe du siège douche et le coin intérieur doit être de 45 cm au moins; e) d’au moins un côté du siège douche il faut une zone de transfert libre d’au moins 90 cm;
59749
59750
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD f) à l’avant du siège douche il faut un espace libre d’au moins 120 cm; g) le robinet de douche doit être apposé à une hauteur maximale de 55 cm de la paroi contre laquelle est monté le siège douche. Art. 32. La toilette, l’évier et l’espace de douche qui sont à disposition de l’utilisateur d’une chambre ou d’une accommodation de séjour adapté, doivent répondre aux dispositions du présent chapitre. Pour que l’accommodation puisse être considérée comme adaptée conformément aux dispositions de l’article 4, il convient de prévoir près de l’entrée d’une maison de vacances un emplacement de parking adapté. Section VIII. Dispositions relatives aux dérogations et avis Art. 33. L’autorité délivrant l’autorisation peut, sur demande motivée du demandeur, accorder des dérogations aux obligations du présent arrêté lorsque les circonstances locales ou des exigences spécifiques de nature technique requièrent un autre mode de construction ou que de nouvelles techniques spécifiques garantissent une accessibilité équivalente. Elle peut à ce sujet solliciter l’avis d’une instance agréée par le Gouvernement flamand, concernant l’accessibilité. L’avis doit toujours être envoyé dans les trente jours suivant la réception de la demande d’avis. Art. 34. § 1er. Lors de travaux portant sur des constructions, érigées pour l’utilisation ou l’exploitation par l’autorité publique ou pour le compte de celle-ci, où il est dérogé aux obligations prescrites dans le présent arrêté, le demandeur de l’autorisation doit solliciter l’avis d’une instance agréée par le Gouvernement flamand concernant l’accessibilité des constructions. L’avis doit toujours être envoyé dans les trente jours suivant la réception de la demande d’avis. Faute d’avis dans ce délai, l’obligation de demande d’avis peut être ignorée. § 2. Lors de la construction d’immeubles ou de complexes d’immeubles avec une superficie globale accessible au public après les travaux d’au moins 7500m2, ou l’extension de tels immeubles ou complexes d’immeubles, lorsque la superficie dépasse suite à cette extension le seuil de 7500m2 ou un multiple de ce chiffre, le demandeur de l’autorisation doit solliciter l’avis d’une instance agréée par le Gouvernement flamand concernant l’accessibilité des constructions. L’avis doit toujours être envoyé dans les trente jours suivant la réception de la demande d’avis. Faute d’avis dans ce délai, l’obligation de demande d’avis peut être ignorée. Art. 35. Pour des travaux soumis à autorisation, qui relèvent de l’application de l’article 2, § 2, 3°, l’entité, chargée par le Gouvernement flamand, de missions d’exécution politique en matière de patrimoine immobilier, fera dans son avis une pondération entre les exigences en matière d’accessibilité d’une part, et les valeurs patrimoniales à conserver d’autre part. CHAPITRE IV. — Dispositions modificatives, transitoires et finales Art. 36. A l’article 16 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 28 mai 2004 relatif à la composition du dossier de demande d’une autorisation urbanistique, un point 10° est ajouté, libellé comme suit : « 10° Lorsque la demande porte sur des travaux tels que visés à l’article 34 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 fixant un règlement urbanistique flamand relatif à l’accessibilité, un avis tel que visé audit article ou une déclaration attestant qu’aucun avis n’a été émis dans le délai prévu. ». Art. 37. Les règlements urbanistiques provinciaux existants et les règlements urbanistiques communaux existants qui portent sur la matière régie, cessent de produire leurs effets à la date d’entrée en vigueur du présent arrêté. Art. 38. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er mars 2010. Sont exemptées de l’application du présent arrêté, les demandes d’autorisation urbanistique introduites avant le 1er mars 2010. Art. 39. Le Ministre flamand ayant l’égalité des chances dans ses attributions, détermine les conditions et la procédure d’agrément des instances pouvant émettre des avis conformément à l’article 34. Les articles 34 et 36 entrent en vigueur le premier jour du troisième mois suivant l’agrément des instances en question. Art. 40. L’arrêté royal du 9 mai 1977 pris en exécution de la loi du 17 juillet 1975 relative à l’accès des handicapés aux bâtiments accessibles au public, est abrogé. Art. 41. Le Ministre flamand, ayant l’aménagement du territoire dans ses attributions, et le Ministre flamand ayant l’égalité des chances dans ses attributions, sont, chacun pour ce qui le concerne, chargés de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 5 juin 2009. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Vice-Ministre Président du Gouvernement flamand et Ministre flamand des Finances et du Budget et de l’Aménagement du Territoire, D. VAN MECHELEN Le Ministre flamand de la Mobilité, de l’Economie sociale et de l’Egalité des chances, K. VAN BREMPT
59751
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID N. 2009 — 3069
[2009/203630] 5 JUNI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van afdelingen Medisch Toezicht of departementen Medisch Toezicht
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20; Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 40, § 3, vierde lid; Gelet op het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, inzonderheid op de artikelen 106 en 107, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 april 1965, 2 augustus 1968, 27 juli 1973 en het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1983 en 29 september 1999; Gelet op het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen, artikel 5, § 4, artikel 6, artikel 7, artikel 9 en artikel 14; Gelet op het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, artikel 20, artikel 23, artikel 75bis, ingevoegd bij het decreet van 20 maart 2009, en artikel 80, § 1, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 20 maart 2009; Gelet op het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 12; Gelet op het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, gewijzigd bij de koninklijke besluiten, artikel 36, 3o; Gelet op het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, artikel 13, § 2, eerste lid; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende Vlaamse werkgroepen binnen het preventieve gezondheidsbeleid, artikel 2 en 3, 2o; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 29 april 2009; Gelet op advies nummer 46.572/3 van de Raad van State, gegeven op 26 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1o, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. — Definities en toepassingsgebied Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1o administrateur-generaal : de leidend ambtenaar van het agentschap; 2o afdeling Medisch Toezicht : afdeling medisch toezicht van externe diensten voor preventie en bescherming op het werk; 3o agentschap : het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap ″Zorg en Gezondheid″; 4o bedrijfsgezondheidszorg : de tak van de preventieve gezondheidszorg die de bevordering, de bescherming en het behoud van de gezondheid en de arbeidscapaciteit van de werknemers nastreeft; 5o besluit van 14 november 2008 : het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende Vlaamse werkgroepen binnen het preventieve gezondheidsbeleid; 6o decreet van 17 oktober 2003 : het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen; 7o decreet van 21 november 2003 : het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid; 8o departement Medisch Toezicht : departement medisch toezicht van interne diensten voor preventie en bescherming op het werk en van gemeenschappelijke interne diensten voor preventie en bescherming op het werk; 9o dienst : een externe, interne of gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk; 10o minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid. Art. 2. Dit besluit is van toepassing op afdelingen Medisch Toezicht en departementen Medisch Toezicht. HOOFDSTUK II. — Erkenning als afdeling Medisch Toezicht of als departement Medisch Toezicht Art. 3. § 1. De administrateur-generaal erkent afdelingen Medisch Toezicht en departementen Medisch Toezicht als vermeld in artikel 75bis, § 1, van het decreet van 21 november 2003 voor vijf jaar. Een erkenning als afdeling Medisch Toezicht of als departement Medisch Toezicht is vereist om te kunnen werken voor bedrijven, of voor vestigingen ervan, in het Vlaamse Gewest, of om te kunnen werken voor bedrijven, of voor vestigingen ervan, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is. § 2. De administrateur-generaal kan een erkenning als afdeling Medisch Toezicht of als departement Medisch Toezicht schorsen of intrekken. Voor hij een erkenning kan schorsen of intrekken, moet hij een voornemen tot schorsing of intrekking formuleren. Art. 4. Om erkend te kunnen worden als afdeling Medisch Toezicht of als departement Medisch Toezicht moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1o een aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij de administrateur-generaal; 2o er wordt voldaan aan de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en aan de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten ervan.
59752
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 5. De minister bepaalt welke gegevens de aanvraag tot erkenning moet bevatten. Art. 6. § 1. Ter uitvoering van artikel 5, § 4, van het decreet van 17 oktober 2003, gelden de volgende bepalingen : 1o voor externe diensten vervangt, met behoud van de toepassing van paragraaf 2, het kwaliteitshandboek van het kwaliteitssysteem dat met NBN EN ISO 9001 gecertificeerd is, vermeld in artikel 7, § 3, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, het kwaliteitshandboek, vermeld in artikel 5, § 4, van het decreet van 17 oktober 2003; 2o voor interne diensten bevat het kwaliteitshandboek van het kwaliteitssysteem van het bedrijf een specifiek deel over het departement Medisch Toezicht. Dat specifieke deel geldt voor de interne diensten als kwaliteitshandboek als vermeld in artikel 5, § 4, van het decreet van 17 oktober 2003; 3o gemeenschappelijke interne diensten hebben een specifiek kwaliteitssysteem, gelijkwaardig aan ISO 9001, en het kwaliteitshandboek van dat specifieke kwaliteitssysteem geldt voor die gemeenschappelijke interne diensten als kwaliteitshandboek als vermeld in artikel 5, § 4, van het decreet van 17 oktober 2003. § 2. Ter uitvoering van artikel 6, § 2, van het decreet van 17 oktober 2003, stelt de minister een lijst op van aspecten van zorg met een bijzondere maatschappelijke waarde en bepaalt de minister : 1o de wijze waarop de registratiegegevens daarover ter beschikking worden gesteld; 2o de minimale aspecten van zorg die de afdeling of het departement Medisch Toezicht in het kwaliteitshandboek moet opnemen. De lijst, vermeld in het eerste lid, bevat minimaal de volgende aspecten van zorg met een bijzondere maatschappelijke waarde : 1o het vormingsbeleid van de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht voor personen die verbonden zijn aan de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht; 2o de zwakke punten en de verbeteracties van de kwaliteit van de eigen dienstverlening van het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht in kwestie. In het erkenningsbesluit kunnen, met het oog op het toezicht, aandachtspunten opgenomen worden die betrekking hebben op de lijst van aspecten van zorg met een bijzondere maatschappelijke waarde, vermeld in het eerste lid, en die specifiek zijn voor het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht in kwestie, § 3. Voor het overleg met de betrokken sector, vermeld in artikel 6, § 3, van het decreet van 17 oktober 2003, wordt de sector, wat dit besluit betreft, vertegenwoordigd door de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg. Art. 7. De minister bepaalt, met toepassing van artikel 7, § 1, tweede lid, van het decreet van 17 oktober 2003, welke gegevens moeten bezorgd worden aan het agentschap. Art. 8. Om de continuïteit van een erkenning te kunnen garanderen, moet een afdeling Medisch Toezicht of een departement Medisch Toezicht, uiterlijk een jaar voor het verstrijken van de erkenningstermijn, een aanvraag tot erkenning indienen bij de administrateur-generaal. HOOFDSTUK III. — Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg Art. 9. De minister richt een Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg op als vermeld in artikel 75bis, § 4, van het decreet van 21 november 2003, overeenkomstig het besluit van 14 november 2008 over de Vlaamse werkgroepen. Het betreft een ondersteunende werkgroep als vermeld in artikel 3, 2o, a, van het besluit van 14 november 2008 over de Vlaamse werkgroepen, die zich binnen het preventieve gezondheidsbeleid toespitst op de bedrijfsgezondheidszorg. Art. 10. § 1. De Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg geeft advies aan de minister of het agentschap over : 1o de aanvraag tot erkenning van een afdeling Medisch Toezicht of een departement Medisch Toezicht; 2o de aandachtspunten, vermeld in artikel 6, § 2 derde lid; 3o het mogelijke voornemen tot schorsing of intrekking van een erkenning van een afdeling Medisch Toezicht of een departement Medisch Toezicht; 4o bedrijfsgezondheidszorg in het algemeen, op verzoek van de minister of het agentschap, of op eigen initiatief; 5o de ontwerpen van regelgeving ter uitvoering van artikel 75bis en artikel 80, § 1, tweede lid, van het decreet van 21 november 2003, en de uitvoering van dit besluit, op verzoek van de minister of het agentschap, of op eigen initiatief. § 2. Een erkenning, vermeld in artikel 3, § 1, een voornemen tot schorsing of intrekking van erkenning, vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid, en de aandachtspunten, vermeld in artikel 6, § 2, derde lid, worden altijd voorafgegaan door een advies van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg. Een advies van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg over een aanvraag tot erkenning of een mogelijk voornemen tot weigering of tot intrekking van een erkenning van een afdeling Medisch Toezicht of een departement Medisch Toezicht moet gemotiveerd zijn en een eindconclusie bevatten. § 3. De minister kan, overeenkomstig artikel 4 van het besluit van 14 november 2008 aanvullende opdrachten van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg bepalen. Art. 11. § 1. De Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg bestaat uit de volgende leden : 1o een voorzitter niet-ambtenaar die niet werkt bij een ministerieel kabinet of bij de Vlaamse of de federale overheid; 2o drie leden die door de representatieve werkgeversorganisaties worden voorgedragen op een dubbele lijst; 3o drie leden die door de representatieve werknemersorganisaties worden voorgedragen op een dubbele lijst; 4o drie leden-arbeidsgeneesheren die door de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Arbeidsgeneesheren en door de Nederlandstalige leden van de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren samen worden voorgedragen op een dubbele lijst; 5o twee leden die bij het agentschap werken en die de secretariaatstaken op zich nemen van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg. Alleen de leden, vermeld in het eerste lid, 1o tot en met 4o, zijn stemgerechtigd.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Om een geldig advies uit te brengen, moeten minstens vijf stemgerechtigde leden aanwezig zijn en moeten alle geledingen, vermeld in het eerste lid, 1o tot en met 4o, vertegenwoordigd zijn. § 2. De minister draagt de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg op een huishoudelijk reglement op te maken. HOOFDSTUK IV. — Procedures voor erkenning, weigering van erkenning, en intrekking van erkenning Afdeling I. — Procedure voor erkenning en weigering van erkenning Art. 12. § 1. De administrateur-generaal bepaalt de vorm van de aanvraag en de wijze waarop de aanvraag moet worden ingediend. § 2. Een aanvraag tot erkenning is ontvankelijk als ze minstens de gegevens bevat die de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg toelaat een advies te verstrekken over het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4, 2o. Een aanvraag tot erkenning is onontvankelijk als ze onvolledig is of als ze elementen bevat op basis waarvan eerder een erkenning is geweigerd of is ingetrokken, tenzij de aanvraag aantoont dat de reden voor de eerdere weigering of intrekking niet meer bestaat. De beslissing over de ontvankelijkheid of onontvankelijkheid van de aanvraag wordt door het agentschap meegedeeld aan de aanvrager binnen dertig dagen nadat de administrateur-generaal de aanvraag heeft ontvangen. De onontvankelijkheid moet gemotiveerd worden. § 3. De beslissing over de erkenning wordt door de administrateur-generaal genomen binnen vier maanden na de dag van de melding van de ontvankelijkheid, vermeld in § 2, derde lid. § 4. Als de termijn, vermeld in paragraaf 3, overschreden is en het advies van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg, vermeld in artikel 10, § 1, 1o, gunstig is voor de aanvrager, wordt van rechtswege een erkenning verleend, gebaseerd op de eindconclusie van het advies van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg, vermeld in artikel 10, § 2, eerste lid. Als de termijn, vermeld in paragraaf 3, overschreden is en het advies van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg, vermeld in artikel 10, § 1, 1o, niet gunstig is voor de aanvrager, wordt geen erkenning verleend en brengt het agentschap de aanvrager daarvan op de hoogte. Art. 13. Om de aanvraag tot erkenning te kunnen behandelen, kan het agentschap : 1o alle aanvullende gegevens die daartoe nodig zijn vragen aan de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht; 2o in de lokalen die de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht ter beschikking heeft, een onderzoek dat betrekking heeft op de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4, 2o, verrichten of laten verrichten door het agentschap Inspectie, Welzijn en Volksgezondheid, of door andere bevoegde openbare instanties; 3o gebruik maken van gegevens over de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht, die worden aangeleverd door derden. De termijn, vermeld in artikel 12, § 3, wordt opgeschort tot het agentschap in het bezit is van de gegevens, vermeld in het eerste lid, 1o. Art. 14. De ontvankelijke aanvraag tot erkenning, in voorkomend geval aangevuld met de gegevens die verkregen zijn met toepassing van artikel 13, eerste lid, en met de gegevens uit de jaarverslagen, wordt door het agentschap getoetst aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4, 2o. Het agentschap stelt op basis daarvan een erkenningsdossier samen. Art. 15. Het erkenningsdossier, vermeld in artikel 14, wordt voorgelegd aan de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg. Die bezorgt een advies aan de administrateur-generaal over de aanvraag tot erkenning, vermeld in artikel 10, § 1, 1o. Art. 16. De beslissing van de administrateur-generaal om een erkenning, als vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, te verlenen, wordt ter kennis gebracht van de aanvrager. Art. 17. De administrateur-generaal kan, na het advies van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg, vermeld in artikel 10, § 1, 1o, een voornemen uiten tot weigering van een erkenning als niet is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, 2o. Het voornemen tot weigering van een erkenning wordt met een aangetekende zending ter kennis gebracht van de aanvrager. De aangetekende zending bevat, naast het voornemen, uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij het agentschap op het adres van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De aanvrager kan geen aanspraak maken op een vergoeding door de weigering van de erkenning. Art. 18. Alle gegevens en documenten worden elektronisch van en naar het agentschap verzonden. De stukken die niet elektronisch beschikbaar zijn, worden met de post verstuurd of gefaxt. Afdeling II. — Procedure voor schorsing en intrekking van erkenning Art. 19. De administrateur-generaal kan, na het advies van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg, vermeld in artikel 10, § 1, 3o, een voornemen formuleren tot schorsing van een erkenning als de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de erkenning als departement Medisch Toezicht of afdeling Medisch Toezicht, niet naleeft. Art. 20. § 1. Het voornemen van de administrateur-generaal tot schorsing van een erkenning wordt met een aangetekende zending ter kennis gebracht van de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht. De aangetekende zending bevat, naast het voornemen, de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij het agentschap op het adres van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
59753
59754
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Als de erkenning wordt geschorst, kan het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht in kwestie geen aanspraak maken op een vergoeding voor kosten die verbonden zijn aan activiteiten die hebben plaatsgevonden in het kader van de schorsing of op een vergoeding voor verlies van inkomsten door de schorsing van de erkenning. § 3. De volgende maatregelen kunnen opgelegd worden in het kader van de schorsing : 1o het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht moet de ondernemingen die bij de dienst zijn aangesloten informeren over de schorsing; 2o het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht moet haar activiteiten als departement Medisch Toezicht of afdeling Medisch Toezicht stopzetten, behalve voor de activiteiten die in het schorsingsbesluit toegestaan zijn. Die maatregelen kunnen per departement Medisch Toezicht of afdeling Medisch Toezicht worden gemoduleerd, afhankelijk van de redenen voor de schorsing. Art. 21. § 1. De administrateur-generaal formuleert, na het advies van de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg, vermeld in artikel 10, § 1, 3o, een voornemen tot intrekking van een erkenning als, na een schorsing blijkt dat het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht nog altijd niet voldoet aan de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de erkenning als departement Medisch Toezicht of afdeling Medisch Toezicht, of als de maatregelen in het kader van de schorsing, vermeld in artikel 20, § 3, niet worden nageleefd. § 2. De administrateur-generaal kan een erkenning ook intrekken als het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht erom verzoekt met een aangetekende brief. De beslissing van de administrateur-generaal wordt, binnen een termijn van zes maanden nadat het verzoek is ingediend, met een aangetekende zending bezorgd aan het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht. § 3. Het voornemen tot intrekking van een erkenning wordt met een aangetekende zending bezorgd aan het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht. De aangetekende zending bevat, naast het voornemen, ook de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij het agentschap op het adres van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. § 4. De afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht kan geen aanspraak maken op een vergoeding voor kosten die verbonden zijn aan activiteiten die hebben plaatsgevonden in het kader van de intrekking van de erkenning, of op een vergoeding voor verlies van inkomsten door de intrekking van zijn erkenning. Afdeling III. — Verzet- en beroepsprocedure Art. 22. Een aanvrager, een afdeling Medisch Toezicht of een departement Medisch Toezicht kan binnen dertig dagen nadat een aangetekende zending als vermeld in artikel 17, tweede lid, artikel 20, § 1, eerste lid, en artikel 21, § 3, is verstuurd met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het agentschap in een van de volgende gevallen : 1o bij een voornemen tot weigering van een erkenning; 2o bij een voornemen tot schorsing van een erkenning; 3o bij een voornemen tot intrekking van een erkenning. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijkheid van het bezwaar dat een aanvrager, een afdeling Medisch Toezicht of een departement Medisch Toezicht heeft ingediend tegen een voornemen als vermeld in het eerste lid. Het bezwaarschrift is onontvankelijk als : 1o het bezwaarschrift niet gemotiveerd is; 2o het bezwaarschrift niet aangetekend ingediend is; 3o het bezwaarschrift niet is ingediend binnen dertig dagen nadat de aangetekende brief, vermeld in artikel 17, tweede lid, artikel 20, § 1, eerste lid of artikel 21, § 3, is verstuurd. Art. 23. De Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin maakt een advies op over het bezwaarschrift dat wordt ingediend, en bezorgt dat advies aan de aanvrager, de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht en de administrateur-generaal. Als het advies van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin het voornemen van de administrateur-generaal bevestigt, beslist de administrateur-generaal. Als het advies van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin afwijkt van het voornemen van de administrateur-generaal of als de adviestermijn voor de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is verstreken, beslist de minister. Als de aanvrager, de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht geen bezwaarschrift indient binnen dertig dagen nadat de aangetekende zending is verstuurd, vermeld in artikel 17, tweede lid, artikel 20, § 1, eerste lid of artikel 21, § 3, wordt, na het verstrijken van die termijn, de beslissing van de administrateur-generaal met een aangetekende brief aan de aanvrager, de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht bezorgd. Art. 24. De beslissing wordt door het agentschap aan de aanvrager, de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht bezorgd, uiterlijk een maand na de ontvangst van het advies van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. HOOFDSTUK V. — Toezicht Art. 25. Om erkend te kunnen blijven, moet een afdeling Medisch Toezicht of departement Medisch Toezicht : 1o voldoen aan de bepalingen van artikel 4, 2o en artikel 6, § 1; 2o voldoen aan de bepalingen van het decreet van 17 oktober 2003; 3o op eigen initiatief, en elk jaar uiterlijk op 30 juni, het jaarverslag, of de onderdelen ervan die betrekking hebben op de activiteiten van het departement Medisch Toezicht of de afdeling Medisch Toezicht, aan het agentschap bezorgen, als vermeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk en het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor Preventie en Bescherming op het werk; 4o op eigen initiatief, en elk jaar uiterlijk op 30 juni, de gegevens, vermeld in artikel 7, aan het agentschap bezorgen;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 5o elke wijziging die betrekking heeft op de erkenning, onmiddellijk aan het agentschap melden. Art. 26. Het agentschap wordt belast met het toezicht op de naleving van dit besluit. Om het toezicht uit te oefenen, kan het agentschap : 1o gebruikmaken van de jaarverslagen vermeld in artikel 25, 3o en van de gegevens, vermeld in artikel 25, 4o; 2o alle aanvullende gegevens die daartoe nodig zijn, vragen aan de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht; 3o in de lokalen die de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht ter beschikking heeft, een onderzoek dat betrekking heeft op de erkenningsvoorwaarden verrichten of laten verrichten door het agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, of door andere bevoegde openbare instanties; 4o gebruikmaken van gegevens over de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht, die worden aangeleverd door derden. HOOFDSTUK VI. — Erkenning van een afdeling Medisch Toezicht of departement Medisch Toezicht als organisatie met terreinwerking Art. 27. Een afdeling Medisch Toezicht of departement Medisch Toezicht kan, conform het decreet van 21 november 2003, erkend worden als organisatie met terreinwerking. De erkenning van een departement Medisch Toezicht of een afdeling Medisch Toezicht als organisatie met terreinwerking mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen die voortvloeien uit andere regelgeving. Art. 28. Departementen Medisch Toezicht en afdelingen Medisch Toezicht kunnen in het kader van een erkenning als organisatie met terreinwerking alleen taken krijgen die passen in hun algemene preventieve opdracht voor werknemers in de bedrijven, of in vestigingen ervan, waarmee ze een overeenkomst hebben gesloten. Art. 29. De erkenning van een afdeling Medisch Toezicht of departement Medisch Toezicht als organisatie met terreinwerking loopt van rechtswege af bij het aflopen van de erkenning als afdeling Medisch Toezicht of departement Medisch Toezicht. HOOFDSTUK VII. — Slotbepalingen Art. 30. Artikel 106 en 107 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming worden opgeheven. Art. 31. Het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen treedt voor de departementen Medisch Toezicht en afdelingen Medisch Toezicht in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Art. 32. Artikel 22, 23, 25, 1o en 26 van het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin treden in werking op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit. Art. 33. Afdelingen Medisch Toezicht die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn door de Vlaamse Gemeenschap, blijven van rechtswege erkend tot en met 31 december 2013. Vanaf 1 januari 2014 worden afdelingen Medisch Toezicht erkend volgens de bepalingen van dit besluit. De afdelingen Medisch Toezicht dienen daarvoor, overeenkomstig artikel 10, uiterlijk op 1 januari 2013 een aanvraag tot erkenning in. Art. 34. Het agentschap bepaalt de datum waartegen een departement Medisch Toezicht, dat door de Vlaamse Gemeenschap is erkend, een aanvraag tot erkenning moet indienen op basis van dit besluit. Die datum is uiterlijk 31 december 2014. Een departement Medisch Toezicht blijft van rechtswege erkend tot maximaal een jaar na de datum, vermeld in het eerste lid. Art. 35. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 5 juni 2009. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, V. HEEREN
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2009 — 3069
[2009/203630] 5 JUIN 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand relatif à l’agrément de divisions de Contrôle médical ou de départements de Contrôle médical Le Gouvernement flamand,
Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, article 20; Vu la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l’exécution de leur travail, article 40, § 3, quatrième alinéa; Vu le Règlement Général pour la Protection au Travail, approuvé par les arrêtés du Régent des 11 février 1946 et 27 septembre 1947, en particulier aux articles 106 et 107, modifiés par les arrêtés royaux du 16 avril 1965, 2 août 1968, 27 juillet 1973 et l’Arrêté du Gouvernement flamand des 23 mars 1983 et 29 septembre 1999; Vu le décret du 17 octobre 2003 relatif à la qualité des structures de soins de santé et d’aide sociale, article 5, § 4, article 6, article 7, article 9 et article 14; Vu le décret du 21 novembre 2003 relatif à la politique de santé préventive, article 20, article 23, article 75bis, inséré par le décret du 20 mars 2009, et article 80, § 1, deuxième alinéa, inséré par le décret du 20 mars 2009;
59755
59756
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Vu le décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l’Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d’une Commission consultative pour les Structures de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, article 12; Vu l’arrêté royal du 27 mars 1998 relatif aux Services externes de Prévention et de Protection au Travail, modifié par les arrêtés royaux, article 36, 3o; Vu l’arrêté royal du 27 mars 1998 relatif au Service interne de Prévention et de Protection au Travail, article 13, § 2, premier alinéa; Vu l’Arrêté du Gouvernement flamand du 14 novembre 2008 relatif aux groupes de travail flamands dans la politique de santé préventive, articles 2 et 3, 2o; Vu l’accord du ministre flamand chargé du Budget, donné le 29 avril 2009; Vu l’avis numéro 46.572/3 du Conseil d’État émis le 26 mai 2009, en application de l’article 84, § 1er, premier alinéa, 1o, des lois sur le Conseil d’État coordonnées le 12 janvier 1973; Sur proposition de la ministre flamande du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille; Après délibération, Décide : CHAPITRE I. — Définitions et champs d’application er
Article 1 . Dans le présent arrêté, on entend par : 1o administrateur général : le fonctionnaire dirigeant de l’agence; 2o division de Contrôle médical : division de Contrôle médical des Services externes de Prévention et de Protection au Travail; 3o agence : l’Agence flamande Soins et Santé, créée par l’Arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l’agence autonomisée interne « Soins et Santé »; 4o soins de santé au travail : la tache des soins de santé préventifs qui vise l’amélioration, la protection et le maintien de la santé et de la capacité de travail des travailleurs; 5o arrêté du 14 novembre 2008 : l’Arrêté du Gouvernement flamand du 14 novembre 2008 relatif aux groupes de travail flamands au sein de la politique de santé préventive; 6o décret du 17 octobre 2003 : le décret du 17 octobre 2003 relatif à la qualité des structures de la santé et de l’aide sociale; 7o décret du 21 novembre 2003 : le décret du 21 novembre 2003 relatif à la politique de santé préventive; 8o département de Contrôle médical : département de Contrôle médical des Services internes de Prévention et de Protection au Travail et des Services internes communs de Prévention et de Protection au Travail; 9o service : un Service externe, interne ou interne commun de Prévention et de Protection au Travail; 10o ministre : le ministre flamand chargé de la politique de santé. Art. 2. Cet arrêté est d’application sur les divisions de Contrôle médical et sur les départements de Contrôle médical. CHAPITRE II. — Agrément de division de Contrôle médical ou de département de Contrôle médical Art. 3. § 1. L’administrateur général agrée les divisions de Contrôle médical et départements de Contrôle médical tel que mentionné à l’article 75bis, § 1, du décret du 21 novembre 2003 pour cinq ans. Un agrément de division de Contrôle médical ou de département de Contrôle médical est exigé pour pouvoir travailler pour les entreprises, ou les implantations de celles-ci, en Région flamande, ou pour pouvoir travailler pour des entreprises, ou les implantations de celles-ci, sur le territoire bilingue de Bruxelles-Capitale, pour lesquelles la Communauté flamande est compétente. § 2. L’administrateur général peut suspendre ou retirer un agrément de division de Contrôle médical ou de département de Contrôle médical. Avant qu’il ne puisse suspendre ou retirer un agrément, il doit formuler une intention de suspension ou de retrait. Art. 4. Pour obtenir l’agrément de division de Contrôle médical ou de département de Contrôle médical, les conditions suivantes doivent être remplies : 1o une demande d’agrément est introduite auprès de l’administrateur général; 2o il doit être satisfait aux dispositions de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l’exécution de leur travail et aux dispositions de ses arrêtés d’exécution. Art. 5. Le ministre détermine les données que la demande d’agrément doit contenir. Art. 6. § 1. En exécution de l’article 5, § 4, du décret du 17 octobre 2003, les dispositions suivantes sont d’application : 1o pour services externes, sous réserve de l’application du paragraphe 2, le manuel de qualité du système de qualité certifié selon la norme NBN EN ISO 9001, mentionné à l’article 7, § 3, de la loi du 4 août 1996 relatif au bien-être des travailleurs lors de l’exécution de leur travail, remplace le manuel de qualité, mentionné à l’article 5, § 4, du décret du 17 octobre 2003; 2o pour les services internes, le manuel de qualité du système de qualité de l’entreprise contient un chapitre spécifique relatif au département de Contrôle médical. Ce chapitre spécifique s’applique aux services internes comme le manuel de qualité tel que mentionné à l’article 5, § 4, du décret du 17 octobre 2003; 3o les services internes communs possèdent un système de qualité spécifique, similaire à la norme ISO 9001, et le manuel de qualité de ce système de qualité spécifique s’appliquent à ces services internes communs comme manuel de qualité tel que mentionné à l’article 5, § 4, du décret du 17 octobre 2003. § 2. En exécution de l’article 6, § 2, du décret du 17 octobre 2003, le ministre dresse une liste des aspects sanitaires ayant une valeur sociale particulière et le ministre détermine : 1o la manière de mettre à disposition les données d’enregistrement en la matière;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 2o les aspects sanitaires minimaux que la division ou le département de Contrôle médical doit reprendre dans son manuel de qualité. La liste, mentionnée au premier alinéa, contient au minimum les aspects sanitaires suivants ayant une valeur sociale particulière : 1o la politique de formation de la division de Contrôle médical ou du département de Contrôle médical pour les personnes liées à la division de Contrôle médical ou au département de Contrôle médical; 2o les points faibles et les actions correctives de la qualité de la prestation de services du département de Contrôle médical ou de la division de Contrôle médical en question. L’arrêté d’agrément peut, en vue de leur contrôle, reprendre les points d’attention qui concernent la liste des aspects sanitaires ayant une valeur sociale particulière, mentionnée au premier alinéa, et ceux qui sont spécifiques au département de Contrôle médical ou à la division de Contrôle médical en question. § 3. Pour la concertation avec le secteur concerné, mentionnée à l’article 6, § 3, du décret du 17 octobre 2003, le secteur est, en ce qui concerne cet arrêté, représenté par le groupe de travail flamand Soins de santé au travail. Art. 7. Le ministre détermine, en application de l’article 7, § 1, deuxième alinéa, du décret du 17 octobre 2003, les données devant être fournies à l’agence. Art. 8. Afin de pouvoir garantir la continuité d’un agrément, une division de Contrôle médical ou un département de Contrôle médical doit, au plus tard un an avant l’expiration du délai d’agrément, introduire une demande d’agrément auprès de l’administrateur général. CHAPITRE III. — Groupe de travail flamand Soins de santé au travail Art. 9. Le ministre crée un groupe de travail flamand Soins de santé au travail tel que mentionné à l’article 75bis, § 4, du décret du 21 novembre 2003, conformément à l’arrêté du 14 novembre 2008 relatif aux groupes de travail flamands. Il s’agit d’un groupe de travail d’appui tel que mentionné à l’article 3, 2o, a, de l’arrêté du 14 novembre 2008 relatif aux groupes de travail flamands, lequel au sein de la politique de santé préventive se concentre sur les soins de santé au travail. Art. 10. § 1. Le groupe de travail flamand Soins de santé au travail donne un avis au ministre ou à l’agence concernant : 1o la demande d’agrément d’une division de Contrôle médical ou d’un département de Contrôle médical; 2o les points d’attention, mentionnés à l’article 6, § 2 troisième alinéa; 3o l’intention éventuelle de suspension ou de retrait d’un agrément d’une division de Contrôle médical ou d’un département de Contrôle médical; 4o les soins de santé au travail en générale, à la demande du ministre ou de l’agence, ou de propre initiative; 5o le projet de réglementation et l’exécution de l’article 75bis et de l’article 80, § 1, deuxième alinéa, du décret du 21 novembre 2003, et l’exécution de cet arrêté, sur demande du ministre ou de l’agence, ou de propre initiative. § 2. Un agrément, mentionné à l’article 3, § 1, une intention de suspension ou de retrait d’agrément, mentionnée à l’article 3, § 2, premier alinéa, et les points d’attention, mentionnés à l’article 6, § 2, troisième alinéa, sont toujours précédés par un avis du groupe de travail flamand Soins de santé au travail. Un avis du groupe de travail flamand Soins de santé au travail relatif à une demande d’agrément ou à une éventuelle intention de refus ou de retrait d’un agrément d’une division de Contrôle médical ou d’un département de Contrôle médical doit être motivé et contenir une conclusion finale. § 3. Le ministre peut, conformément à l’article 4 de l’arrêté du 14 novembre 2008 déterminé les missions complémentaires du groupe de travail flamand Soins de santé au travail. Art. 11. § 1. Le groupe de travail flamand Soins de santé au travail se compose des membres suivants : 1o un président non-fonctionnaire qui ne travaille pas auprès d’un cabinet ministériel ou auprès du gouvernement flamand ou du gouvernement fédéral; 2o trois membres qui sont proposés par les organisations représentatives des employeurs sur une double liste; 3o trois membres qui sont proposés par les organisations représentatives des travailleurs sur une double liste; 4o trois membres-médecins du travail qui par la Fédération flamande des Médecins du travail et par les membres néerlandophones de l’Association professionnelle belge des Médecins du travail, sont conjointement proposés sur une liste double; 5o deux membres qui travaillent à l’agence et qui se chargent des tâches de secrétariat du groupe de travail flamand Soins de santé au travail. Seuls les membres, mentionnés au premier alinéa, 1o à 4o inclus, ont voix délibérative. Afin d’émettre un avis valable, au moins cinq membres ayant voix délibérative doivent être présents et toutes les catégories de personnel, mentionnées au premier alinéa, 1o à 4o inclus, doivent être représentées. § 2. Le ministre charge le groupe de travail flamand Soins de santé au travail de rédiger un règlement d’ordre intérieur. CHAPITRE IV. — Procédures d’agrément, de refus d’agrément, et de retrait d’agrément Section I. — Procédure d’agrément et de refus d’agrément Art. 12. § 1. L’administrateur général détermine la forme de la demande et la manière d’introduire la demande. § 2. Une demande d’agrément est recevable si elle contient au moins les données qui permettent au groupe de travail flamand Soins de santé au travail de fournir un avis sur la satisfaction aux conditions d’agrément, mentionnées à l’article 4, 2o. Une demande d’agrément est irrecevable si elle est insuffisante ou si elle contient des éléments sur base desquels un agrément est refusé ou retiré antérieurement, sauf si la demande démontre que la raison du refus ou du retrait antérieur(e) n’existe plus.
59757
59758
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD La décision relative à la recevabilité ou à l’irrecevabilité de la demande est communiquée par l’agence au demandeur endéans les trente jours après que l’administrateur général ait reçu la demande. L’irrecevabilité doit être motivée. § 3. La décision relative à l’agrément est prise par l’administrateur général endéans les quatre mois suivant le jour de la notification de recevabilité, mentionnée au § 2, troisième alinéa. § 4. Si le délai, mentionné au paragraphe 3, est dépassé et que l’avis du groupe de travail flamand Soins de santé au travail, mentionné à l’article 10, § 1, 1o, est favorable au demandeur, un agrément est alors octroyé de plein de droit, en se basant sur la conclusion finale de l’avis du groupe de travail flamand Soins de santé au travail, mentionné à l’article 10, § 2, premier alinéa. Si le délai, mentionné au paragraphe 3, est dépassé et que l’avis du groupe de travail flamand Soins de santé au travail, mentionné à l’article 10, § 1, 1o, n’est pas favorable au demandeur, alors aucun agrément n’est octroyé et l’agence en informe le demandeur. Art. 13. Afin de pouvoir traiter la demande d’agrément, l’agence peut : 1o demander toutes les données complémentaires qui sont à cette fin nécessaires à la division de Contrôle médical ou au département de Contrôle médical; 2o dans les locaux que la division de Contrôle médical ou le département de Contrôle médical a à disposition, effectuer ou faire effectuer une enquête relative aux conditions d’agrément, mentionnées à l’article 4, 2o, par l’agence d’Inspection de l’Aide sociale et de la Santé publique, ou par d’autres instances publiques compétentes; 3o utiliser les données relatives à la division de Contrôle médical ou du département de Contrôle médical, qui sont délivrées par tiers. Le délai, mentionné à l’article 12, § 3, est suspendu jusqu’à ce que l’agence soit en possession des données, mentionnées au premier alinéa, 1o. Art. 14. La demande d’agrément recevable, le cas échéant complétée par les données qui sont obtenues en application de l’article 13, premier alinéa, et par les données issues des rapports annuels, est vérifiée par l’agence selon les conditions d’agrément, mentionnées à l’article 4, 2o. L’agence rassemble sur cette base un dossier d’agrément. Art. 15. Le dossier d’agrément, mentionné à l’article 14, est soumis au groupe de travail flamand Soins de santé au travail. Celui-ci fournit un avis à l’administrateur général relatif à la demande d’agrément, mentionné à l’article 10, § 1, 1o. Art. 16. La décision de l’administrateur général d’octroyer un agrément, tel que mentionné à l’article 3, § 1, premier alinéa, est notifié au demandeur. Art. 17. L’administrateur général peut, après l’avis du groupe de travail flamand Soins de santé au travail, mentionné à l’article 10, § 1, 1o, exprimer une intention ou un refus d’agrément s’il n’est pas satisfait aux conditions, mentionnées à l’article 4, 2o. L’intention de refus d’un agrément est notifiée par lettre recommandée au demandeur. La lettre recommandée contient, outre l’intention, l’explication relative à la possibilité, les conditions et la procédure pour introduire un recours motivé auprès de l’agence à l’adresse de la Commission consultative pour les Structures de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille. Le demandeur ne peut prétendre à aucune indemnité en raison du refus de l’agrément. Art. 18. Toutes les données et tous les documents sont envoyés par voie électronique à l’agence. Les pièces qui ne sont pas disponibles sous format électronique, sont envoyées par la poste ou sont faxées. Section II. — Procédure de suspension ou de retrait d’agrément Art. 19. L’administrateur général peut, après l’avis du groupe de travail flamand Soins de santé au travail, mentionné à l’article 10, § 1, 3o, formuler une intention de suspendre un agrément si la division de Contrôle médical ou le département de Contrôle médical ne respecte pas les dispositions de cet arrêté relatives à l’agrément de département de Contrôle médical ou de division de Contrôle médical. Art. 20. § 1. L’intention de l’administrateur général de suspendre un agrément est notifiée par une lettre recommandée à la division de Contrôle médical ou au département de Contrôle médical. La lettre recommandée contient, outre l’intention, la possibilité, les conditions et la procédure d’introduire un recours motivé auprès de l’agence à l’adresse de la Commission consultative pour les Structures de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille. § 2. Si l’agrément est suspendu, alors le département de Contrôle médical ou la division de Contrôle médical en question ne peut prétendre à aucune indemnité des frais liés aux activités ayant eu lieu dans le cadre de la suspension ou à une indemnité pour perte de revenus en raison de la suspension de l’agrément. § 3. Les mesures suivantes peuvent être imposées dans le cadre de la suspension : 1o le département de Contrôle médical ou la division de Contrôle médical doit informer de la suspension les entreprises qui sont affiliées au service; 2o le département de Contrôle médical ou la division de Contrôle médical doit arrêter ses activités de département de Contrôle médical ou de division de Contrôle médical, sauf pour les activités autorisées par l’arrêté de suspension. Ces mesures peuvent être modulées par département de Contrôle médical ou par division de Contrôle médical, en fonction des raisons de la suspension. Art. 21. § 1. L’administrateur général formule, après l’avis du groupe de travail flamand Soins de santé au travail, mentionné à l’article 10, § 1, 3o, une intention de retrait d’un agrément si, après une suspension il s’avère que le département de Contrôle médical ou la division de Contrôle médical ne satisfait toujours pas aux dispositions de cet arrêté relatives à l’agrément de département de Contrôle médical ou de division de Contrôle médical, ou si les mesures prises dans le cadre de la suspension, mentionnées à l’article 20, § 3, ne sont pas respectées. § 2. L’administrateur général peut aussi retirer un agrément si le département de Contrôle médical ou la division de Contrôle médical le demande par lettre recommandée. La décision de l’administrateur général est, endéans un délai de six mois après l’introduction de la demande, communiquée par lettre recommandée au département de Contrôle médical ou à la division de Contrôle médical.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 3. L’intention de retrait d’un agrément est communiquée par lettre recommandée au département de Contrôle médical ou à la division de Contrôle médical. La lettre recommandée contient, outre l’intention, aussi la possibilité, les conditions et la procédure d’introduire un recours motivé auprès de l’agence à l’adresse de la Commission consultative pour les Structures de l’Aide sociale, de la santé publique et de la Famille. § 4. La division de Contrôle médical ou le département de Contrôle médical ne peut prétendre à aucune indemnité pour les frais liés aux activités ayant eu lieu dans le cadre du retrait de l’agrément, ou à une indemnité pour perte de revenus en raison du retrait de son agrément. Section III. — Procédure de recours et d’appel Art. 22. Un demandeur, une division de Contrôle médical ou un département de Contrôle médical peut endéans les trente jours suivant l’expédition d’une lettre recommandée tel que mentionné à l’article 17, deuxième alinéa, article 20, § 1, premier alinéa, et à l’article 21, § 3, introduire par lettre recommandée un recours motivé auprès de l’agence dans l’un des cas suivants : 1o lors d’une intention de refus d’un agrément; 2o lors d’une intention de suspension d’un agrément; 3o lors d’une intention de retrait d’un agrément. L’agence juge la recevabilité du recours qu’un demandeur, une division de Contrôle médical ou un département de Contrôle médical a introduit à l’encontre d’une intention tel que mentionné au premier alinéa. Le recours est irrecevable si : 1o le recours n’est pas motivé; 2o le recours n’est pas introduit par recommandé; 3o le recours n’est pas introduit endéans les trente jours suivant l’expédition de la lettre recommandée, mentionnée à l’article 17, deuxième alinéa, article 20, § 1, premier alinéa ou à l’article 21, § 3. Art. 23. La Commission consultative pour les Structures de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille émet un avis au sujet du recours qui est introduit, et communique cet avis au demandeur, à la division de Contrôle médical ou au département de Contrôle médical et à l’administrateur général. Lorsque l’avis de la Commission consultative pour les Structures de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille confirme l’intention de l’administrateur général, alors l’administrateur général décide. Lorsque l’avis de la Commission consultative pour les Structures de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille déroge à l’intention de l’administrateur général ou lorsque le délai d’avis de la Commission consultative pour les Structures de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille est dépassé, alors le ministre décide. Lorsque le demandeur, la division de Contrôle médical ou le département de Contrôle médical n’introduit aucun recours endéans les trente jours suivant l’expédition de la lettre recommandée, mentionnée à l’article 17, deuxième alinéa, article 20, § 1, premier alinéa ou à l’article 21, § 3, alors, après l’expiration de ce délai, la décision de l’administrateur général est communiquée par lettre recommandée au demandeur, à la division de Contrôle médical ou au département de Contrôle médical. Art. 24. La décision est communiquée par l’agence au demandeur, à la division de Contrôle médical ou au département de Contrôle médical, au plus tard un mois après la réception de l’avis de la Commission consultative pour les Structures de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille. CHAPITRE V. — Contrôle Art. 25. Pour pouvoir conserver l’agrément, une division de Contrôle médical ou un département de Contrôle médical doit : 1o satisfaire aux dispositions de l’article 4, 2o et de l’article 6, § 1; 2o satisfaire aux dispositions du décret du 17 octobre 2003; 3o de propre initiative, et chaque année au plus tard le 30 juin, fournir à l’agence le rapport annuel, ou les chapitres de celui-ci relatifs aux activités du département de Contrôle médical ou de la division de Contrôle médical, tel que mentionné à l’arrêté royal du 27 mars 1998 relatif au Service interne de Prévention et de Protection au Travail et à l’arrêté royal du 27 mars 1998 relatif aux Services externes de Prévention et de Protection au Travail; 4o de propre initiative, et chaque année au plus tard le 30 juin, fournir à l’agence les données, mentionnées à l’article 7; 5o mentionner directement à l’agence toute modification relative à l’agrément. Art. 26. L’agence est chargée de contrôler le respect de cet arrêté. Afin d’exercice le contrôle, l’agence peut : 1o utiliser les rapports annuels mentionnés à l’article 25, 3o et les données, mentionnées à l’article 25, 4o; 2o demander toutes les données complémentaires nécessaires à cette fin, à la division de Contrôle médical ou au département de Contrôle médical; 3o dans les locaux que la division de Contrôle médical ou le département de Contrôle médical a à disposition, effectuer ou faire effectuer une enquête relative aux conditions d’agrément par l’agence d’Inspection de l’Aide sociale et de la Santé publique, créée par l’Arrêté du Gouvernement flamand du 26 mars 2004 portant création de l’agence autonomisée interne d’Inspection, de l’Aide sociale et de la Santé publique, ou par d’autres instances publiques compétentes; 4o utiliser les données relatives à la division de Contrôle médical ou au département de Contrôle médical, qui sont délivrées par tiers.
59759
59760
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE VI. —Agrément d’une division de Contrôle médical ou d’un département de Contrôle médical comme organisation œuvrant sur le terrain Art. 27. Une division de Contrôle médical ou un département de Contrôle médical peut, conformément au décret du 21 novembre 2003, être agréé comme organisation œuvrant sur le terrain. L’agrément d’un département de Contrôle médical ou d’une division de Contrôle médical comme organisation œuvrant sur le terrain ne peut préjudicier les obligations qui découlent d’autre réglementation. Art. 28. Les départements de Contrôle médical et les divisions de Contrôle médical ne peuvent dans le cadre d’un agrément d’organisation œuvrant sur le terrain obtenir que des taches qui entrent dans le cadre de leur mission préventive générale pour les travailleurs dans les entreprises, ou les implantations de celles-ci, avec lesquelles ils/elles ont conclu un contrat. Art. 29. L’agrément d’une division de Contrôle médical ou d’un département de Contrôle médical comme organisation œuvrant sur le terrain se termine de plein droit à l’expiration de l’agrément de division de Contrôle médical ou de département de Contrôle médical. CHAPITRE VII. — Dispositions finales Art. 30. Les articles 106 et 107 du Règlement Général pour la Protection au Travail sont abrogés. Art. 31. Le décret du 17 octobre 2003 relatif à la qualité des structures de soins de santé et d’aide sociale entre en vigueur pour les départements de Contrôle médical et les divisions de Contrôle médical à la date d’entrée en vigueur de cet arrêté. Art. 32. Les articles 22, 23, 25, 1o et 26 du décret du 20 mars 2009 contenant diverses dispositions relatives au domaine politique Aide sociale, Santé publique et Famille entrent en vigueur à la date de l’entrée en vigueur de cet arrêté. Art. 33. Les divisions de Contrôle médical qui à la date d’entrée en vigueur de cet arrêté sont agréées par la Communauté flamande, restent agréées de plein droit jusqu’au 31 décembre 2013 inclus. À partir du 1er janvier 2014, les divisions de Contrôle médical seront agréées selon les dispositions de cet arrêté. Les divisions de Contrôle médical introduiront à cette fin, conformément à l’article 10, une demande d’agrément au plus tard le 1er janvier 2013. Art. 34. L’agence détermine la date à laquelle un département de Contrôle médical, agréé par la Communauté flamande, doit introduire une demande d’agrément en se basant sur cet arrêté. Cette date est au plus tard le 31 décembre 2014. Un département de Contrôle médical reste agréé de plein droit jusque maximum un an après la date, mentionnée au premier alinéa. Art. 35. Le ministre flamand qui a la politique en matière de Santé dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 5 juin 2009. Le ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS La ministre flamande du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, V. HEEREN
* VLAAMSE OVERHEID N. 2009 — 3070
[C − 2009/35754]
3 JULI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot invoering van een indexeringsclausule in en tot andere wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 1998 betreffende de wildbeheereenheden, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende erkende reservaten, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende erkende bosgroepen, alsook het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten De Vlaamse Regering, Gelet op het Bosdecreet van 13 juni 1990, meer bepaald op de artikelen 12, § 4, en 41bis, § 2; Gelet op het Jachtdecreet van 24 juli 1991, meer bepaald op artikel 12, tweede lid; Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu, meer bepaald op artikel 36, § 7 en artikel 44, § 3; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 1998 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachttereinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en van de criteria waaronder beheereenheden kunnen worden erkend, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2001, 9 september 2005, 7 maart 2008 en 4 juli 2008; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies, zoals gewijzigd bij besluit van 21 april 2006 en 7 maart 2008; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van bosgroepen en de wijze waarop leden van het Bosbeheer kunnen meewerken in erkende bosgroepen, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 mei 2009; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 mei 2009; Gelet op het advies 46.739/3 van de Raad van State, gegeven op 9 juni 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat het voormelde besluit van 27 juni 2003 voorziet in subsidies voor het beheer van erkende reservaten, het opmaken van beheerplannen, het monitoren en het openstellen, en dat daarbij enerzijds een verplichting geïntroduceerd wordt tot aanwending van deze gelden voor verdere professionalisering, anderzijds niet geïndexeerd zijn; Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. — Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 1998 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachttereinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en van de criteria waaronder beheereenheden kunnen worden erkend Artikel 1. In het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 1998 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachttereinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en van de criteria waaronder beheereenheden kunnen worden erkend, worden in artikel 7 de paragrafen 3 en 4 vervangen door wat volgt : « § 3. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan een erkende wildbeheereenheid een subsidie ontvangen die bestaat uit : a) een basissubsidie van 250 euro; b) een subsidie van 125 euro voor elke begonnen schijf van 1 000 ha werkingsgebied boven de 2 000 ha. § 4. De forfaitaire subsidiebedragen als vermeld in § 3, worden, voor het werkingsjaar 2009 en de daarop volgende jaren, elk jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule :
met : a) zx : het geïndexeerde forfaitaire subsidiebedrag voor het werkingsjaar x; b) z : de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in de § 3; c) ix : gezondheidsindex van de maand juni van het jaar x; d) i1999 : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 1999. Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.» HOOFDSTUK II. — Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies Art. 2. In het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies, worden er in artikel 10 volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid van § 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4. Het agentschap stuurt, zodra de aanvraag volledig is verklaard, een exemplaar van de erkenningsaanvraag, vergezeld van zijn eigen ontwerpadvies, voor advies aan : 1° De Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen; 2° Het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten waarbinnen het visiegebied van het natuurreservaat gelegen is, voor advies over onder meer de verenigbaarheid van het visiegebied en de beheervisie van het natuurreservaat met geldende ruimtelijke visie binnen die gemeenten, en voor advies over de voorgestelde toegankelijkheidsregeling over het reservaat; 3° Als het visiegebied gelegen is binnen een agrarische bestemming op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, voor advies over onder meer het visiegebied en de beheersvisie in relatie tot de agrarische structuur en de geschiktheid voor normaal landbouwgebruik van het betreffende terrein; 4° Als het visiegebied gelegen is binnen de grenzen van een beschermd landschap, het Agentschap R-O Vlaanderen voor advies over onder meer de inpasbaarheid van de beheervisie binnen de bescherming als landschap. » 2° Aan § 6 wordt de volgende zin toegevoegd : « De minister deelt zijn beslissing mee aan de Vlaamse Regering en aan het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten. » Art. 3. In hetzelfde besluit worden er in artikel 11 volgende wijzigingen aan gebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2. Na vaststelling van de administratieve volledigheid van de aanvraag, overeenkomstig artikel 10, § 3, wordt de adviesprocedure gevolgd overeenkomstig artikel 10, § 4, indien de uitbreidingsaanvraag wijzigingen bevat in de beheervisie, in de toegankelijkheidsregeling of in het visiegebied. » 2° Aan § 3 wordt volgende zin toegevoegd : « Indien de uitbreidingsbeslissing wijzigingen bevat in de beheersvisie, in het beheerplan, in de toegankelijkheidsregeling of in het visiegebied, deelt de minister zijn beslissing mee aan de Vlaamse Regering en aan het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten. »
59761
59762
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 4. In hetzelfde besluit wordt er een artikel 20bis ingevoegd die luidt als volgt : « Art. 20bis. De forfaitaire subsidiebedragen als vermeld in artikel 17, 19 en 20, bedoeld voor het behalen van natuurstreefbeelden, voor de monitoring en voor de openstelling van natuurreservaten, worden, voor het werkingsjaar 2009 en de daarop volgende jaren, elk jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule :
met : a) zx : het geïndexeerde forfaitaire subsidiebedrag voor het werkingsjaar x; b) z : de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in de artikelen 17, 19 en 20; c) ix : gezondheidsindex van de maand juni van het jaar x; d) i1999 : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 1999. Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994. » HOOFDSTUK III. — Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van bosgroepen en de wijze waarop leden van het Bosbeheer kunnen meewerken in erkende bosgroepen Art. 5. In het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van bosgroepen en de wijze waarop leden van het Bosbeheer kunnen meewerken in erkende bosgroepen, wordt artikel 17 aangevuld met het volgende lid : « De in dit artikel vermelde bedragen worden, voor het werkingsjaar 2010 en de daarop volgende jaren, jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens volgende formule :
met : a) zx : subsidiebedrag voor het jaar x; b) z : bedrag van de subsidie, zoals vermeld in het vorige lid; c) ix : Gezondheidsindex van de maand januari van het jaar x; d) i2008 : Gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 2008. Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994. » HOOFDSTUK IV. — Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten Art. 6. In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten, wordt artikel 11, § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Het ontwerp van toegankelijkheidsregeling wordt, in het kader de in § 1 of § 2 vermelde procedures, overgemaakt aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten waar het bos of het natuurreservaat gelegen is. Indien er speelzones in het ontwerp zijn opgenomen, dan wordt dit ontwerp ook overgemaakt aan de gemeentelijke jeugdraad van de betrokken gemeenten. Het college van burgemeester en schepenen, en desgevallend de gemeentelijke jeugdraad, bezorgen hun gemotiveerd advies in het kader van de in § 1 of § 2 vermelde procedures en binnen de voor deze termijnen geldende procedures. » Brussel, 3 juli 2009. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Mevr. H. CREVITS
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2009 — 3070 [C − 2009/35754] 3 JUILLET 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand instaurant une clause d’indexation dans et d’autres modifications à l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er décembre 1998 relatif aux unités de gestion du gibier, à l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 relatif aux réserves agréées, à l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 relatif aux groupes forestiers agréés, ainsi qu’à l’arrêté du Gouvernement flamand du 5 décembre 2008 relatif à l’accessibilité des forêts et des réserves naturelles Le Gouvernement flamand, Vu le Décret forestier du 13 juin 1990, notamment les articles 12, § 4, et 41bis, § 2; Vu le Décret sur la chasse du 24 juillet 1991, notamment l’article 12, deuxième alinéa; Vu le décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel, notamment les articles 36, § 7 et 44, § 3;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er décembre 1998 établissant les conditions de groupement volontaire de terrains de chasse distincts en des unités de gestion plus grandes et les critères d’agrément des unités de gestion, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 14 septembre 2001, 9 septembre 2005, 7 mars 2008 et 4 juillet 2008; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 fixant les conditions d’agrément de réserves naturelles et d’associations de défense de la nature agréées pour la gestion de terrains et portant l’octroi de subventions, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 21 avril 2006 et 7 mars 2008; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 relatif à l’agrément et au subventionnement des groupes forestiers et aux modalités de participation de membres de l’Administration forestière à l’action de groupes forestiers agréés, tel que modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 7 mars 2008; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 5 décembre 2008 relatif à l’accessibilité des forêts et des réserves naturelles; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, rendu le 7 mai 2009; Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 15 mai 2009; Vu l’avis 46 739/3 du Conseil d’Etat, donné le 9 juin 2009, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Considérant que l’arrêté précité du 27 juin 2003 prévoit des subventions pour la gestion des réserves agréées, l’établissement des plans de gestion, le monitoring et l’ouverture, et que d’une part ceci comporte l’obligation d’affecter ces moyens pour la professionnalisation ultérieure, d’autre part que ces subventions ne sont pas indexées; Sur la proposition de la Ministre flamande des Travaux publics, de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature; Après délibération, Arrête : CHAPITRE Ier. — Modifications à l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er décembre 1998 établissant les conditions de groupement volontaire de terrains de chasse distincts en des unités de gestion plus grandes et les critères d’agrément des unités de gestion Article 1er. A l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er décembre 1998 établissant les conditions de groupement volontaire de terrains de chasse distincts en des unités de gestion plus grandes et les critères d’agrément des unités de gestion, les §§ 3 et 4 à l’article 7 sont remplacés par ce qui suit : « § 3. Dans les limites des crédits budgétaires une unité de gestion du gibier agréée peut bénéficier d’une subvention qui consiste en : a) une subvention de base de 250 euros; b) une subvention de 125 euros pour chaque tranche entamée de 1 000 ha du ressort au-dessus de 2 000 ha. § 4. Les montants des subventions forfaitaires tels que visés au § 3, sont adaptés annuellement à l’indice de santé suivant la formule suivante, pour l’exercice 2009 et les années à suivre :
où : a) zx : le montant forfaitaire indexé de la subvention pour l’exercice x; b) z : les montants forfaitaires de la subvention, visés au § 3; c) ix : l’indice de santé du mois de juin de l’année x; d) i1999 : l’indice de santé du mois de janvier de l’année 1999. Par ’indice de santé’, on entend l’indice des prix calculé et dénommé pour l’application de l’article 2, premier alinéa, de l’arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par la loi du 30 mars 1994. » CHAPITRE II. — Modifications à l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 fixant les conditions d’agrément de réserves naturelles et d’associations de défense de la nature agréées pour la gestion de terrains et portant l’octroi de subventions Art. 2. A l’article 10 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 fixant les conditions d’agrément de réserves naturelles et d’associations de défense de la nature agréées pour la gestion de terrains et portant l’octroi de subventions, sont apportées les modifications suivantes : 1° Le premier alinéa du § 4 est remplacé par la disposition suivante : « § 4. Dès que la demande est déclarée complète, l’agence envoie un exemplaire de la demande d’agrément, accompagné de son propre projet d’avis, pour avis : 1° Au Conseil de l’Environnement et de la Nature de la Flandre; 2° Au collège des bourgmestre et échevins des communes dans lesquelles la zone de vision de la réserve naturelle est située, pour avis sur entre autres la compatibilité de la zone de vision et la vision de gestion de la réserve naturelle avec la vision spatiale en vigueur dans ces communes, et pour avis sur le règlement d’accessibilité proposé de la réserve; 3° Lorsque la zone de vision est située dans une zone à destination agricole sur les plans d’aménagement ou les plans d’exécution spatiaux, en vigueur dans l’aménagement du territoire, à la Division de Développement agricole durable, pour avis sur entre autres la compatibilité de la zone de vision et la vision de gestion par rapport à la structure agraire et l’aptitude à un usage agricole normal du terrain en question; 4° Lorsque la zone de vision est située dans un paysage protégé, à la ″Agentschap R-O Vlaanderen″, pour avis sur entre autres la possibilité d’insertion de la vision de gestion dans la protection comme paysage. » 2° le § 6 est complété par la phrase suivante : « Le Ministre communique sa décision au Gouvernement flamand et au collège des bourgmestre et échevins des communes concernées. »
59763
59764
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 3. Dans le même arrêté les modifications suivantes sont apportées à l’article 11 : 1° le § 2 est remplacé par la disposition suivante : « § 2. Après le constat de la complétude administrative de la demande, conformément à l’article 10, § 3, la procédure d’avis est suivie conformément à l’article 10, § 4, si la demande d’extension comprend des modifications à la vision de gestion, au règlement d’accessibilité ou à la zone de vision. » 2° Le § 3 est complété par la phrase suivante : « Lorsque la décision d’extension comprend des modifications à la vision de gestion, au plan de gestion, au règlement d’accessibilité ou à la zone de vision, le Ministre communique sa décision au Gouvernement flamand et au collège des bourgmestre et échevins des communes concernées. » Art. 4. Dans le même arrêté, il est inséré un article 20bis, rédigé comme suit : « Art. 20bis. Les montants des subventions forfaitaires tels que visés aux articles 17, 19 et 20, pour l’obtention des objectifs naturels, pour le monitoring et pour l’ouverture de réserves naturelles, sont adaptés annuellement à l’indice de santé suivant la formule suivante, pour l’exercice 2009 et les années à suivre :
où : a) zx : le montant forfaitaire indexé de la subvention pour l’exercice x; b) z : les montants des subventions forfaitaires, visés aux articles 17, 19 et 20; c) ix : l’indice de santé du mois de juin de l’année x; d) i1999 : l’indice de santé du mois de janvier de l’année 1999. Par ’indice de santé’ on entend l’indice des prix calculé et dénommé pour l’application de l’article 2, premier alinéa, de l’arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par la loi du 30 mars 1994. » CHAPITRE III. — Modifications à l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 relatif à l’agrément et au subventionnement des groupes forestiers et aux modalités de participation de membres de l’Administration forestière à l’action de groupes forestiers agréés Art. 5. Dans l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 relatif à l’agrément et au subventionnement des groupes forestiers et aux modalités de participation de membres de l’Administration forestière à l’action de groupes forestiers agréés, l’article 17 est complété par la disposition suivante : « Les montants cités dans le présent article, sont, pour l’exercice 2010 et les années à suivre, adaptés annuellement à l’indice de santé suivant la formule suivante :
où : a) zx : montant de subventionnement pour l’année x; b) z : montant de la subvention, tel que visé à l’alinéa précédent; c) ix : L’indice de santé du mois de janvier de l’année x; d) i2008 : L’indice de santé du mois de janvier de l’année 2008. Par ’indice de santé’ on entend l’indice des prix calculé et dénommé pour l’application de l’article 2, premier alinéa, de l’arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par la loi du 30 mars 1994. » CHAPITRE IV. — Modifications à l’arrêté du Gouvernement flamand du 5 décembre 2008 relatif à l’accessibilité des forêts et des réserves naturelles Art. 6. Dans l’arrêté du Gouvernement flamand du 5 décembre 2008 relatif à l’accessibilité des forêts et des réserves naturelles, l’article 11, § 3, est remplacé par la disposition suivante : « § 3. Dans le cadre des procédures, visées au §§ 1er ou 2, le projet de règlement d’accessibilité est transmis au collège des bourgmestre et échevins des communes où la forêt ou la réserve naturelle est située. Si des aires de jeux sont reprises dans le projet, ce projet est également transmis au conseil de la jeunesse communal des communes concernées. Le collège des bourgmestre et échevins, et le cas échéant, le conseil communal de la jeunesse, transmettent leur avis motivé dans le cadre des procédures visées au §§ 1er ou 2 et dans les procédures en vigueur pour ces délais. » Bruxelles, le 3 juillet 2009. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS La Ministre flamande des Travaux publics, de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature, Mme H. CREVITS
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59765
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE F. 2009 — 3071
[C − 2009/29451] 14 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 Le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise,
Vu la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l’enseignement de l’Etat, telle qu’elle a été modifiée; Vu le décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement, et notamment l’article 25, § 2 in fine; Vu l’arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l’Instruction publique, tel qu’il a été modifié; Vu l’arrêté royal du 16 janvier 1970 accordant un supplément de traitement à certains membres du personnel enseignant porteurs de diplômes spéciaux, tel qu’il a été modifié; Vu l’arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseignement de l’Etat, des membres du personnel du service d’inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d’inspection de l’enseignement par correspondance et de l’enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l’Etat, tel que modifié; Vu l’arrêté royal du 20 juin 1975 relatif aux titres suffisants dans l’enseignement gardien et primaire, tel que modifié; Vu l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l’enseignement secondaire dispensé dans les établissements d’enseignement moyen ou d’enseignement normal officiels subventionnés, tel que modifié; Vu l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements subventionnés d’enseignement technique et d’enseignement professionnel secondaire de plein exercice et de promotion sociale, tel qu’il a été modifié; Vu l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l’enseignement secondaire dispensé dans les établissements libres d’enseignement moyen ou d’enseignement normal subventionnés, y compris l’année postsecondaire psycho-pédagogique, tel qu’il a été modifié; Vu l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les enseignements préscolaire spécialisé et primaire spécialisé, tel qu’il a été modifié; Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 8 novembre 2007 modifiant les échelles de traitement de certaines fonctions de sélection et de promotion; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 22 avril 2009; Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 4 mai 2009; Vu les protocoles de négociation du Comité de négociation du Secteur IX, du Comité des services publics provinciaux et locaux – Section II et du Comité de négociation pour les statuts des personnels de l’enseignement libre subventionné; Vu le protocole de concertation du Comité de concertation entre le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise et les organes de représentation et de coordination des pouvoirs organisateurs de l’enseignement et des centres P.M.S. subventionnés reconnus par le Gouvernement; Sur la proposition du Ministre de l’Enseignement obligatoire; Vu la délibération du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 14 mai 2009, Arrête : TITRE Ier. — Des fonctions analogues de l’enseignement secondaire supérieur à certaines fonctions correspondantes des niveaux d’enseignement fondamental et d’enseignement secondaire inférieur, et réciproquement Article 1er. L’emploi dans le présent arrêté des noms masculins pour les différents titres et fonctions est épicène en vue d’assurer la lisibilité du texte nonobstant les dispositions du décret du 21 juin 1993 relatif à la féminisation des noms de métier. Art. 2. Les fonctions analogues sont déterminées comme suit : § 1er. Fonction de l’enseignement primaire
Fonction de l’enseignement secondaire supérieur
1.
Maître de cours spéciaux (spécialité éducation physique)
Professeur de cours spéciaux (spécialité éducation physique)
2.
Maître de cours spéciaux (spécialité éducation physique) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours spéciaux (spécialité éducation physique) chargé des cours en immersion linguistique
3.
Maître de seconde langue
Professeur de cours généraux langues germaniques
4.
Maître de morale
Professeur de morale
5.
Maître de religion
Professeur de religion
§ 2. Fonction de l’enseignement secondaire inférieur
Fonction de l’enseignement secondaire supérieur
1.
Professeur de cours généraux (franc¸ ais)
Professeur de cours généraux (franc¸ ais)
2.
Professeur de cours généraux (langue romane : 3ème langue, 4ème langue)
Professeur de cours généraux (langue romane : 3ème langue, 4ème langue)
3.
Professeur de cours généraux (mathématique)
Professeur de cours généraux (mathématique)
59766
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Fonction de l’enseignement secondaire inférieur
Fonction de l’enseignement secondaire supérieur
4.
Professeur de cours généraux (histoire)
Professeur de cours généraux (histoire)
5.
Professeur de cours généraux (géographie)
Professeur de cours généraux (géographie)
6.
Professeur de cours généraux (sciences)
Professeur de cours généraux (physique) Professeur de cours généraux (biologie-chimie)
7.
Professeur de cours généraux (sciences économiques)
Professeur de cours généraux (sciences économiques)
8.
Professeur de cours généraux (sciences sociales)
Professeur de cours généraux (sciences sociales)
9.
Professeur de cours généraux (langues germaniques)
Professeur de cours généraux (2ème langue, 3ème langue, 4ème langue si langues germaniques)
10.
Professeur de cours généraux (mathématique) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours généraux (mathématique) chargé des cours en immersion linguistique
11.
Professeur de cours généraux (histoire) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours généraux (histoire) chargé des cours en immersion linguistique
12.
Professeur de cours généraux (géographie) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours généraux (géographie) chargé des cours en immersion linguistique
13.
Professeur de cours généraux (sciences) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours généraux (physique) chargé des cours en immersion linguistique Professeur de cours généraux (biologie-chimie) chargé des cours en immersion linguistique
14.
Professeur de cours généraux (sciences économiques) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours généraux (sciences économiques) chargé des cours en immersion linguistique
15.
Professeur de cours généraux (sciences sociales) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours généraux (sciences sociales) chargé des cours en immersion linguistique
16
Professeur de cours généraux (langues germaniques) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours généraux (2ème langue, 3ème langue, 4ème langue si langues germaniques) chargé des cours en immersion linguistique
17.
Professeur de cours généraux (franc¸ ais) chargé des cours en immersion en langues des signes
Professeur de cours généraux (franc¸ ais) chargé des cours en immersion en langues des signes
18.
Professeur de cours généraux (mathématique) chargé des cours en immersion en langues des signes
Professeur de cours généraux (mathématique) chargé des cours en immersion en langues des signes
19.
Professeur de cours généraux (histoire) chargé des cours en immersion en langues des signes
Professeur de cours généraux (histoire) chargé des cours en immersion en langues des signes
20.
Professeur de cours généraux (géographie) chargé des cours en immersion en langues des signes
Professeur de cours généraux (géographie) chargé des cours en immersion en langues des signes
21.
Professeur de cours généraux (sciences) chargé des cours en immersion en langues des signes
Professeur de cours généraux (physique) chargé des cours en immersion en langues des signes Professeur de cours généraux (biologie-chimie) chargé des cours en immersion en langues des signes
22.
Professeur de cours généraux (sciences économiques) chargé des cours en immersion en langues des signes
Professeur de cours généraux (sciences économiques) chargé des cours en immersion en langues des signes
23.
Professeur de cours généraux (sciences sociales) chargé des cours en immersion en langue des signes
Professeur de cours généraux (sciences sociales) chargé des cours en immersion en langue des signes
24.
Professeur de cours spéciaux (spécialité dessin et éducation plastique)
Professeur de cours spéciaux (spécialité dessin et éducation plastique)
25.
Professeur de cours spéciaux (spécialité éducation physique)
Professeur de cours spéciaux (spécialité éducation physique)
26.
Professeur de cours spéciaux (spécialité dessin et éducation plastique) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours spéciaux (spécialité dessin et éducation plastique) chargé des cours en immersion linguistique
27.
Professeur de cours spéciaux (spécialité éducation physique) chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours spéciaux (spécialité éducation physique) chargé des cours en immersion linguistique
28.
Professeur de cours techniques
Professeur de cours techniques
29.
Professeur de cours techniques chargé des cours en immersion linguistique
Professeur de cours techniques chargé des cours en immersion linguistique
30.
Professeur de morale
Professeur de morale
31.
Professeur de religion
Professeur de religion
32.
Accompagnateur CEFA
Accompagnateur CEFA
Art. 3. Pour les fonctions de professeur de cours techniques, l’article 2, § 2, points 28 et 29, ne trouve à s’appliquer que pour autant que les cours techniques soient organisés dans la même spécialité au niveau de l’enseignement secondaire inférieur et au niveau de l’enseignement secondaire supérieur et que, dans ce niveau, le titre requis pour cette fonction soit un titre du niveau supérieur du 3ème degré.
59767
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD TITRE II. — Dispositions modificatives CHAPITRE Ier. — Dispositions modifiant l’arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseignement de l’Etat, des membres du personnel du service d’inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d’inspection de l’enseignement par correspondance et de l’enseignement primaire subventionné et des échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l’Etat Art. 4. Dans le chapitre A.- « Du personnel directeur et enseignant de l’enseignement maternel » de l’article 2 de l’arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseignement de l’Etat, des membres du personnel du service d’inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d’inspection de l’enseignement par correspondance et de l’enseignement primaire subventionné et des échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l’Etat, sont apportées les modifications suivantes : 1°) la rubrique « Instituteur maternel » est complétée de la manière suivante : « c) porteur du diplôme d’AESI ou d’AESS
216
d) porteur d’un diplôme de l’enseignement supérieur complété par le certificat d’aptitudes pédagogiques ou par le certificat de cours normaux techniques moyens
216
e)porteur des titres visés aux litterae a) à d) et du master en sciences de l’éducation, ou du master en psychopédagogie, ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
f) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
g) porteur de tout autre titre
206/2 »;
2°) sous la rubrique « Maître de psychomotricité », le littera b) est remplacé par des litterae b) à f) rédigés de la manière suivante : « b) porteur du diplôme d’AESI ou d’AESS
216
c) porteur d’un diplôme de l’enseignement supérieur complété par le certificat d’aptitudes pédagogiques ou par le certificat de cours normaux techniques moyens
216
d)porteur des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
e) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
f) porteur de tout autre titre
206/2 »; Régime transitoire
a) nommé à cette fonction et qui bénéficiait au 31 décembre 2008 de l’échelle 216 diminuée à tout moment d’une biennale
216-1 biennale
3°) la rubrique « Instituteur maternel chargé des cours en immersion » est supprimée; 4°) la rubrique « Directeur d’une école maternelle autonome » est complétée par des litterae e) à h) rédigés de la manière suivante : « e) d’une école comptant de 1 à 3 classes et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation f) d’une école comptant de 4 à 6 classes et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation g) d’une école comptant de 7 à 9 classes et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation h) d’une école comptant 10 classes et plus, et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
459/2
459/2
459/3
459/4. » »
59768
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 5°) la rubrique « Instituteur d’une école maternelle d’application » est remplacée par une rubrique « Instituteur d’une école maternelle d’application » rédigée de la manière suivante : « Instituteur d’une école maternelle d’application : « a) Instituteur d’une école maternelle d’application
207/3
b) Instituteur d’une école maternelle d’application porteur du master en sciences de l’éducation, ou du master en psychopédagogie, ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415. »;
6°) la rubrique « Instituteur en chef d’une école maternelle d’application » est complétée par des litterae e) à h) rédigés de la manière suivante : « e) d’une école comptant de 1 à 3 classes et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
459/2
f) d’une école comptant de 4 à 6 classes et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
459/2
g) d’une école comptant de 7 à 9 classes et porteur du master ensciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
459/3
h) d’une école comptant 10 classes et plus, et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
459/4. » »
Art. 5. Dans le chapitre B.- « Du personnel directeur et enseignant de l’enseignement primaire » de l’article 2 de l’arrêté royal du 27 juin 1974 précité, sont apportées les modifications suivantes : 1°) sous la rubrique « Instituteur primaire », les litterae a) à f) sont remplacés par des litterae a) à f) rédigés de la manière suivante : « a) porteur du diplôme d’instituteur primaire
216
b) porteur d’un diplôme d’instituteur maternel, d’AESI ou d’AESS
216
c) porteur d’un diplôme de l’enseignement supérieur complété par le certificat d’aptitudes pédagogiques ou par le certificat de cours normaux techniques moyens
216
d)porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
e) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
f) porteur de tout autre titre
206/2. »;
2°) la rubrique « Instituteur primaire chargé des cours en immersion » est supprimée; 3°) la rubrique « Instituteur primaire à l’école d’application » est remplacée par une rubrique « Instituteur primaire à l’école d’application » rédigée de la manière suivante; « Instituteur primaire à l’école d’application : « a) Instituteur primaire à l’école d’application
207/3
b) Instituteur primaire à l’école d’application porteur du master en sciences de l’éducation, ou du master en psychopédagogie, ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
Régime transitoire porteur du diplôme de régent et qui bénéficiait avant le 1er janvier 1946, du barème de régent d’école moyenne
208/2. »;
59769
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 4°) sous la rubrique « Maître de morale », les litterae a) à f) sont remplacés par des litterae a) à h) rédigés de la manière suivante : « a) porteur du diplôme d’instituteur primaire
216
b) porteur d’un diplôme d’instituteur maternel, d’AESI ou d’AESS
216
c) porteur d’un diplôme de l’enseignement supérieur complété par le certificat d’aptitudes pédagogiques ou par le certificat de cours normaux techniques moyens
216
d)porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
e) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et d’un titre requis du niveau supérieur du 3ème degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
f) porteur d’un diplôme d’AESS,titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement fondamental visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
g) porteur d’un titre de l’enseignement secondaire supérieur
206/3
h) porteur de tout autre titre
206/2. »;
5°) la rubrique « Maître de morale à l’école primaire d’application » est remplacée par une rubrique « Maître de morale à l’école primaire d’application » rédigée de la manière suivante; « Maître de morale à l’école primaire d’application : a) Maître de morale à l’école primaire d’application
207/3
b) Maître de morale à l’école primaire d’application porteur du master en sciences de l’éducation, ou du master en psychopédagogie, ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415. »;
6°) la rubrique « Maître de cours spéciaux » est remplacée par deux rubriques « Maître de cours spéciaux (éducation physique) » et « Maître de cours spéciaux (autres spécialités) » rédigées de la manière suivante : « Maître de cours spéciaux (éducation physique) : « a) porteur d’un titre requis
216
b) porteur d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI ou d’AESS
216
c) porteur d’un diplôme de l’enseignement supérieur complété par le certificat d’aptitudes pédagogiques ou par le certificat de cours normaux techniques moyens
216
d)porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
e) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3ème degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
f)porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement fondamental visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
g) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
h) porteur de tout autre titre
206/2.;
59770
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Maître de cours spéciaux (autres spécialités) : « a) porteur d’un titre requis
216
b) porteur d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI ou d’AESS
216
c) porteur d’un diplôme de l’enseignement supérieur complété par le certificat d’aptitudes pédagogiques ou par le certificat de cours normaux techniques moyens
216
d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
245
e) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
f) porteur de tout autre titre
206/2.;
7°) la rubrique « Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application » est remplacée par deux rubriques « Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application (éducation physique) » et « Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application (autres spécialités) » rédigées de la manière suivante : « Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application (éducation physique) : a) Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application (éducation physique)
207/3
b) Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application (éducation physique) et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
c) Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application (éducation physique) porteur du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415;
Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application (autres spécialités) : a) Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application (autres spécialités)
207/3
b) Maître de cours spéciaux à l’école primaire d’application (autres spécialités) et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415 »;
8°) la rubrique « Directeur d’une école primaire autonome ou annexée et directeur d’une école fondamentale autonome ou annexée » est complétée par des litterae e) à h) rédigés de la manière suivante « e) d’une école comptant de 1 à 3 classes et qui remplit les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
459/2
f) d’une école comptant de 4 à 6 classes et qui remplit les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
459/2
g) d’une école comptant de 7 à 9 classes et qui remplit les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
459/3
h) d’une école comptant 10 classes et plus, et qui remplit les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
459/4. » ».
9°) la rubrique « Directeur d’une école primaire d’application » est complétée par des litterae e) à h) rédigés de la manière suivante : « e) d’une école comptant de 1 à 3 classes et qui remplit les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
459/2
f) d’une école comptant de 4 à 6 classes et qui remplit les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
459/2
g) d’une école comptant de 7 à 9 classes et qui remplit les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
459/3
h) d’une école comptant 10 classes et plus, et qui remplit les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
459/4. » ».
59771
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 10°) à la rubrique « Maître de religion catholique ou protestante », les litterae f) et g) sont remplacés par des litterae f) à j) rédigés de la manière suivante : f)porteur d’un des titres visés aux litterae a) à e) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
g) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
h) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement fondamental visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
i) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
j) porteur d’un autre titre
206/2. »;
11°) la rubrique « Maître de religion israélite » est complétée par des litterae e) à i) rédigés de la manière suivante : e) porteur d’un des titres visés aux litterae a) ou b) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
f) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3ème degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
g) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement fondamental visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
h) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
i) porteur d’un autre titre
206/2. »;
12°) à la rubrique « Maître de religion orthodoxe », le littera e) est remplacé par des litterae e) à i) rédigés de la manière suivante : e) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
f) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
g) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement fondamental visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
h) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
i) porteur d’un autre titre
206/2. »;
59772
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 13°) la rubrique « Maître de religion catholique ou protestante à l’école primaire d’application» est complétée par un littera d) rédigé de la manière suivante : « d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) et b) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415. ».
14°) la rubrique « Maître de religion israélite à l’école primaire d’application» est complétée par un littera h) rédigé de la manière suivante : « h) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à f) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415. ».
15°) à la rubrique « Maître de religion islamique », les litterae d) et e) sont remplacés par des litterae d) à h) rédigés de la manière suivante : d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) ou b) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
e) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
f) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement fondamental visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
g) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
h) porteur d’un autre titre
206/2. »;
16°) sous la rubrique « Maître de seconde langue », les litterae a) et b) sont remplacés par des litterae a) à h) rédigés de la manière suivante : « a) porteur d’un titre requis
216
b) porteur d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI ou d’AESS
216
c) porteur d’un diplôme de l’enseignement supérieur complété par le certificat d’aptitudes pédagogiques ou par le certificat de cours normaux techniques moyens
216
d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
e) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
f) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement fondamental visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
g) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
h) porteur d’un autre titre
206/2. ».
59773
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 6. Dans le chapitre C « Du personnel directeur et enseignant de l’enseignement secondaire (degré inférieur) » de l’article 2 de l’arrêté royal du 27 juin 1974 précité, sont apportées les modifications suivantes : 1°) sous la rubrique « Professeur de cours généraux », les litterae e) et f) sont remplacés par des litterae e) à i) rédigés de la manière suivante : « e) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à d) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
f) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
g) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement secondaire inférieur visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
h) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
i) porteur d’un autre titre
206/2. »;
2°) la rubrique « Professeur de cours généraux chargé des cours en immersion » est supprimée; 3°) la rubrique « Professeur de cours généraux à l’école moyenne d’application » est remplacée par une rubrique « Professeur de cours généraux à l’école moyenne d’application » rédigée de la manière suivante : « Professeur de cours généraux à l’école moyenne d’application : a) professeur de cours généraux à l’école moyenne d’application
226
b) professeur de cours généraux à l’école moyenne d’application et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
c) professeur de cours généraux à l’école moyenne d’application et porteur du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415. ».
4°) sous la rubrique « Professeur de morale », les litterae e) et f) sont remplacés par des litterae e) à i) rédigés de la manière suivante : « e)porteur d’un des titres visés aux litterae a) à d) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
f) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
g) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement secondaire inférieur visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
h) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
i) porteur d’autres titres
206/2. »;
5°) la rubrique « Professeur de morale à l’école moyenne d’application » est remplacée par une rubrique « Professeur de morale à l’école moyenne d’application » rédigée de la manière suivante : « Professeur de morale à l’école moyenne d’application : a) professeur de morale à l’école moyenne d’application
226
59774
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD b) professeur de morale à l’école moyenne d’application et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
c) professeur de morale à l’école moyenne d’application et porteur du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415. ».
6°) sous la rubrique « Professeur de cours spéciaux (éducation physique) », les litterae e) et f) sont remplacés par des litterae e) à i) rédigés de la manière suivante : « e)porteur d’un des titres visés aux litterae a) à d) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
f) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
g) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement secondaire inférieur visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
h) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
i) porteur d’autres titres
206/2. »;
7°) la rubrique « Professeur de cours spéciaux (éducation physique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section éducation physique) » est remplacée par une rubrique « Professeur de cours spéciaux (éducation physique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section éducation physique) » rédigée de la manière suivante : « Professeur de cours spéciaux (éducation physique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section éducation physique) : a) Professeur de cours spéciaux (éducation physique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section éducation physique)
226
b) Professeur de cours spéciaux (éducation physique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section éducation physique) et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
c) Professeur de cours spéciaux (éducation physique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section éducation physique) et porteur du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415. ».
8°) sous la rubrique « Professeur de cours spéciaux (dessin, travail manuel, éducation plastique) », les litterae d) et e) sont remplacés par des litterae d) à h) rédigés de la manière suivante : d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
e) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
59775
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD f) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement secondaire inférieur visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
g) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
h) porteur d’autres titres
206/2. »;
9°) la rubrique « Professeur de cours spéciaux (dessin et éducation plastique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section dessin, arts plastiques et assimilées) » est remplacée par une rubrique « Professeur de cours spéciaux (dessin et éducation plastique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section dessin, arts plastiques et assimilées) » rédigée de la manière suivante : « Professeur de cours spéciaux (dessin et éducation plastique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section dessin, arts plastiques et assimilées) : a) Professeur de cours spéciaux (dessin et éducation plastique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section dessin, arts plastiques et assimilées)
226
b) Professeur de cours spéciaux (dessin et éducation plastique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section dessin, arts plastiques et assimilées) » et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
c) Professeur de cours spéciaux (dessin et éducation plastique) à l’école moyenne d’application d’une école normale moyenne (section dessin, arts plastiques et assimilées) » et porteur du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415. ».
10°) sous la rubrique « Professeur de cours spéciaux (musique et éducation musicale), les litterae d) et e) sont remplacés par des litterae d) à f) rédigés de la manière suivante : « d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
245
e) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
f) porteur d’autres titres
206/2. »;
11°) sous la rubrique « Professeur de cours spéciaux (sténodactylographie), les litterae d) et e) sont remplacés par des litterae d) à f) rédigés de la manière suivante : « d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
245
e) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
f) porteur d’autres titres
206/2. »;
12°) à la rubrique « Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle », sont apportées les modifications suivantes : - sous le 1° « spécialités économie domestique, coupe et couture », les litterae d) et e) sont remplacés par des litterae d) à f) rédigés de la manière suivante : « d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
222/1
59776
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD e) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
f) porteur d’autres titres 206/2. »; - sous le 2° « autres spécialités », les litterae e) et f) sont remplacés par des litterae e) à g) rédigés de la manière suivante : « e) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
222/1
f) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
g) porteur d’autres titres
206/2. »;
13°) sous la rubrique « Professeur de cours techniques », les litterae e) et f) sont remplacés par des litterae e) à i) rédigés de la manière suivante : « e) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
f) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
g) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement secondaire inférieur visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
h) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
i) porteur d’autres titres
206/2. »;
14°) sous la rubrique « Professeur de pratique professionnelle », les litterae e) et f) sont remplacés par des litterae e) à g) rédigés de la manière suivante : « e) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
222/1
f) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
g) porteur d’autres titres
206/2. »;
15°) sous la rubrique « Professeur de religion catholique, protestante ou orthodoxe », les litterae d) et e) sont remplacés par des litterae d) à h) rédigés de la manière suivante : « d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
e) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
f) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement secondaire inférieur visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
g) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
h) porteur de tout autre titre
206/2. »;
59777
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 16°) sous la rubrique « Professeur de religion israélite », le littera e) est remplacé par des litterae e) à i) rédigés de la manière suivante : « e) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
f) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
g) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement secondaire inférieur visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
h) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
i) porteur de tout autre titre
206/2. »;
17°) sous la rubrique « Professeur de religion islamique », les litterae g) et h) sont remplacés par des litterae g) à k) rédigés de la manière suivante : « g) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à f) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
h) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
i) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement secondaire inférieur visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
j) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
k) porteur de tout autre titre
206/2. »;
18°) sous la rubrique « Accompagnateur dans un centre d’éducation et de formation en alternance », les litterae d) et e) sont remplacés par des litterae d) à h) rédigés de la manière suivante : « d) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415
e) porteur du titre requis ou d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’un diplôme du niveau supérieur complété par le CAP ou le CNTM et du titre requis du niveau supérieur du 3e degré pour la fonction analogue dans l’enseignement secondaire supérieur visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 ou de ce dernier sans composante pédagogique
415
f) porteur d’un diplôme d’AESS, titre requis pour la fonction de l’enseignement secondaire supérieur analogue à la fonction exercée visée au tableau de l’article 2 de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008, complété par le module de formation à la pédagogie de l’enseignement secondaire inférieur visé au titre II du décret du 30 avril 2009 portant exécution du Protocole d’accord du 20 juin 2008 conclu pour la période 2009-2010 avec les organisations syndicales représentatives du secteur de l’enseignement
415
g) porteur d’un titre du niveau secondaire supérieur
206/3
59778
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD h) porteur de tout autre titre
206/2. ».
Art. 7. Dans le chapitre D « Du personnel directeur et enseignant de l’enseignement secondaire (degré supérieur) de l’article 2 de l’arrêté royal du 27 juin 1974 précité, la rubrique « Professeur de cours généraux chargé des cours d’immersion » est supprimée. Art. 8. Dans le chapitre Dbis « Du personnel directeur et enseignant de l’enseignement secondaire » de l’article 2 de l’arrêté royal du 27 juin 1974 précité, sont apportées les modifications suivantes : 1°) un alinéa nouveau est inséré avant la rubrique : « Professeur de langues anciennes, porteur du titre d’agrégé de l’enseignement secondaire supérieur » disposant ce qui suit : « Les échelles de traitement fixées ci-après pour les fonctions de sélection et de promotion ne peuvent être attribuées qu’aux membres du personnel porteurs d’un titre du niveau indiqué que pour autant que le titre de capacité qui leur a permis ou leur permettrait d’accéder à la fonction de sélection ou de promotion en cause soit un titre de ce niveau. » 2°) à la rubrique « Chef d’atelier », - le littera b) est remplacé par ce qui suit : « b) porteur d’un titre du niveau supérieur et remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la fonction de chef d’atelier, de l’échelle 415 »;
416
- Des litterae c) à d) sont remplacés par ce qui suit : « c) porteur d’un diplôme de l’enseignement supérieur du 2ème degré
345
d) porteur d’un autre titre 231 ». 3°) à la rubrique « Sous-directeur de l’enseignement secondaire inférieur » sont insérés des litterae a) à c) rédigés de la manière suivante : « a) porteur d’un titre du niveau supérieur du 3e degré
416
b) porteur d’un autre titre du niveau supérieur et remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la fonction de sous-directeur de l’enseignement secondaire inférieur, de l’échelle 415
416
c) porteur d’un autre titre de niveau supérieur et ne remplissant pas les conditions du littera b)
245. ».
4°) à la rubrique « Proviseur ou sous-directeur » : - le littera b) est remplacé par ce qui suit : « b) porteur d’un titre du niveau supérieur du 2ème degré ou du 1er degré et remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la fonction de proviseur ou de sous-directeur, de l’échelle 415
422 »;
- un littera c) est inséré, rédigé de la manière suivante : « c) porteur d’un titre de niveau supérieur du 2ème degré ou du 1er degré et ne remplissant pas les conditions du littera b) 5°) à la rubrique « Coordonnateur d’un centre d’éducation et de formation en alternance » :
271 ».
- le littera b) est remplacé par ce qui suit : « b) porteur d’un titre du niveau supérieur du 2ème degré ou du 1er degré et remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la fonction de coordonnateur d’un centre d’éducation et de formation en alternance, de l’échelle 415
422 »;
- un littera c) est inséré, rédigé de la manière suivante : « c) porteur d’un titre de niveau supérieur du 2ème ou du 1er degré et ne remplissant pas les conditions du littera b) 6°) à la rubrique « Chef de travaux d’atelier » :
271 ».
- le littera b) est remplacé par ce qui suit : « b) porteur d’un titre du niveau supérieur et remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la fonction de chef de travaux d’atelier, de l’échelle 415 »;
417
- Des litterae c) à d) sont remplacés par ce qui suit : « c) porteur d’un diplôme de l’enseignement supérieur du 2ème degré
346
d) porteur d’un autre titre 248/1 ». 7°) à la rubrique « Directeur de l’enseignement secondaire inférieur » sont insérés des litterae a) à c) rédigés de la manière suivante : « a) porteur d’un titre du niveau supérieur du 3e degré
460
59779
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD b) porteur d’un autre titre du niveau supérieur et remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la fonction de directeur de l’enseignement secondaire inférieur, de l’échelle 415
460
c) porteur d’un autre titre de niveau supérieur et ne remplissant pas les conditions du littera b) 8°) à la rubrique « Préfet des études ou directeur » :
271 ».
- le littera b) est remplacé par ce qui suit : «b) porteur d’un titre du niveau supérieur du 2ème degré ou du 1er degré et remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la fonction de préfet des études ou directeur, de l’échelle 415
471 »;
un littera c) est inséré, rédigé de la manière suivante : « c) porteur d’un titre de niveau supérieur du 2ème ou du 1er degré et ne remplissant pas les conditions du littera b)
418 ».
Art. 9. Dans le chapitre G « Du personnel auxiliaire d’éducation » de l’article 2 de l’arrêté royal du 27 juin 1974 précité, sont apportées les modifications suivantes : 1°) la rubrique « Surveillant-éducateur » est complétée par un littera f) rédigé de la manière suivante : « f) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415 »;
2°) la rubrique « Surveillant-éducateur d’internat » est complétée par un littera f) rédigé de la manière suivante : « f) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415 »;
3°) la rubrique « Educateur-économe » est remplacée par une rubrique « Educateur-économe » rédigée de la manière suivante : « Educateur-économe : a) éducateur-économe
153
b) éducateur-économe porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
416 »;
4°) la rubrique « Secrétaire de direction» est remplacée par une rubrique « Secrétaire de direction» rédigée de la manière suivante : « Secrétaire de direction : a) Secrétaire de direction
153
b) Secrétaire de direction porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
416 »;
5°) la rubrique « Secrétaire-bibliothécaire » est complétée par un littera f) rédigé de la manière suivante : « f) porteur d’un des titres visés aux litterae a) à c) et du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415 »;
6°) la rubrique « Assistant social » est remplacée par une rubrique « Assistant social » rédigée de la manière suivante : « Assistant social : a) assistant social
216
59780
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD b) assistant social porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
415 »;
7°) la rubrique « Administrateur d’internat » est remplacée par une rubrique « Administrateur d’internat » rédigée de la manière suivante : « Administrateur d’internat : a) administrateur d’internat
167
b) administrateur d’internat porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
417 »;
Art. 10. Dans le chapitre Ier « Du personnel des services d’inspection » de l’article 2 de l’arrêté royal du 27 juin 1974 précité, sont apportées les modifications suivantes : 1°) au point A. « Inspection de l’enseignement primaire subventionné », la rubrique « Inspectrice de l’enseignement gardien » est remplacée par une rubrique « Inspectrice de l’enseignement gardien » rédigée comme suit : « Inspectrice de l’enseignement gardien : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
469
b) non porteur du titre visé au littera a)
190/1. »;
2°) au point A. « Inspection de l’enseignement primaire subventionné », la rubrique « Inspecteur diocésain » est remplacée par une rubrique « Inspecteur diocésain » rédigée de la manière suivante : « Inspecteur diocésain : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
468
b) remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
468
c) non porteur du titre visé au littera a) et non visé par le littera b)
180 »;
3°) au point A. « Inspection de l’enseignement primaire subventionné », la rubrique « Inspecteur diocésain principal » est remplacée par une rubrique « Inspecteur diocésain principal » rédigée de la manière suivante : « « Inspecteur diocésain principal : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
469
b) remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
469
c) non porteur du titre visé au littera a) et non visé par le littera b)
190/1
Régime transitoire en service en cette qualité au 1er janvier 1975
193 »;
4°) au point A. « Inspection de l’enseignement primaire subventionné », la rubrique « Inspecteur cantonal » est remplacée par une rubrique « Inspecteur cantonal » rédigée de la manière suivante : « « Inspecteur cantonal : « a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
469
b) non porteur du titre visé au littera a)
190/1 Régime transitoire
en service en cette qualité au 1er janvier 1975
193 »;
59781
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 5°) au point A. « Inspection de l’enseignement primaire subventionné », la rubrique « Inspecteur de morale » est remplacée par une rubrique « Inspecteur de morale » rédigée de la manière suivante : « Inspecteur de morale : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
469
b) remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
469
c) porteur de tout autre titre
190/1 Régime transitoire
en service en cette qualité au 1er janvier 1975
193 »;
6°) au point A. « Inspection de l’enseignement primaire subventionné », la rubrique « Inspecteur principal » est remplacée par une rubrique « Inspecteur principal » rédigée de la manière suivante : « Inspecteur principal : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
470
b) non porteur du titre visé au littera a)
275. Régime transitoire
en service en cette qualité au 1er janvier 1975
275 »;
7°) au point B. « Inspection de l’enseignement de l’Etat », la rubrique « Inspectrice de l’enseignement maternel » est remplacée par une rubrique « Inspectrice de l’enseignement maternel » rédigée de la manière suivante : « Inspectrice de l’enseignement maternel : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
469
b) non porteur du titre visé au littera a)
190/1. »;
8°) au point B. « Inspection de l’enseignement de l’Etat », la rubrique « Inspecteur de l’enseignement primaire » est remplacée par une rubrique « Inspecteur de l’enseignement primaire » rédigée de la manière suivante : « Inspecteur de l’enseignement primaire : « a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
469
b) non porteur du titre visé au littera a)
190/1 Régime transitoire
en service en cette qualité au 1er janvier 1975
193 »;
9°) au point B. « Inspection de l’enseignement de l’Etat », la rubrique « Inspecteur de religion dans l’enseignement primaire » est remplacée par une rubrique « Inspecteur de religion dans l’enseignement primaire » rédigée de la manière suivante : « Inspecteur de religion dans l’enseignement primaire : «a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
469
b) remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
469
c) non porteur du titre visé au littera a) et non visé par le littera b)
190/1
Régime transitoire en service en cette qualité au 1er janvier 1975
193 »;
59782
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 10°) au point B. « Inspection de l’enseignement de l’Etat », la rubrique « Inspecteur de morale de l’enseignement primaire » est remplacée par une rubrique « Inspecteur de morale de l’enseignement primaire » rédigée de la manière suivante : « Inspecteur de morale de l’enseignement primaire : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
469
b) remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
469
c) non porteur du titre visé au littera a) et non visé par le littera b)
190/1. »;
11°) au point B. « Inspection de l’enseignement de l’Etat », la rubrique « Inspecteur de cours généraux dans l’enseignement secondaire du degré inférieur » est remplacée par une rubrique « Inspecteur de cours généraux dans l’enseignement secondaire du degré inférieur » rédigée de la manière suivante : « Inspecteur de cours généraux dans l’enseignement secondaire du degré inférieur : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
470
b) remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
470
c) non porteur du titre visé au littera a) et non visé par le littera b)
275
Régime transitoire -qui bénéficiait au 31 mars 1972, de l’échelle IV/220.200-381.200
475
12°) la rubrique « Inspecteur de cours spéciaux dans l’enseignement secondaire du degré inférieur » est remplacée par quatre rubriques rédigées de la manière suivante : « Inspecteur de cours spéciaux (éducation physique) dans l’enseignement secondaire du degré inférieur : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
470
b) remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
470
c) non porteur du titre visé au littera a) et non visé par le littera b)
275
Régime transitoire -qui bénéficiait au 31 mars 1972, de l’échelle IV/220.200-381.200
475
Inspecteur de cours spéciaux (éducation plastique) dans l’enseignement secondaire du degré inférieur : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
470
b) remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
470
c) non porteur du titre visé au littera a) et non visé par le littera b)
275
Régime transitoire -qui bénéficiait au 31 mars 1972, de l’échelle IV/220.200-381.200
475
Inspecteur de cours spéciaux (éducation musicale) dans l’enseignement secondaire du degré inférieur : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
470
b) non porteur du titre visé au littera a)
275 Régime transitoire
-qui bénéficiait au 31 mars 1972, de l’échelle IV/220.200-381.200
475
59783
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Inspecteur de cours spéciaux (sténodactylographie) dans l’enseignement secondaire du degré inférieur : a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
470
b) non porteur du titre visé au littera a)
275 Régime transitoire
-qui bénéficiait au 31 mars 1972, de l’échelle IV/220.200-381.200
475. ».
13°) au point B. « Inspection de l’enseignement de l’Etat », la rubrique « Inspecteur de cours techniques et de pratique professionnelle dans l’enseignement secondaire du degré inférieur » est remplacée par une rubrique « Inspecteur de cours techniques et de pratique professionnelle dans l’enseignement secondaire du degré inférieur » rédigée de la manière suivante : « Inspecteur de cours techniques et de pratique professionnelle dans l’enseignement secondaire du degré inférieur «a) porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation
470
b) remplissant les conditions pour bénéficier, pour l’exercice de l’une des fonctions de recrutement donnant accès à la présente fonction, du barème 415
470
c) non porteur du titre visé au littera a) et non visé par le littera b)
275. ».
Art. 11. Dans l’annexe de l’arrêté royal du 27 juin 1974 précité, à la rubrique « Echelles de la classe (24 ans) » sont insérées les échelles suivantes : 459/2
459/3
459/4
22.332,76 - 37.480,58
23.157,62 – 38.305,44
23.982,55 – 39.130,37
11 x 531,83
11 x 531,83
11 x 531,83
11 x 1.063,66
11 x 1.063,66
11 x 1.063,66
3
3
1 x 1.232,03
13 x 1.232,03
1 x 1.232,03
2
10 x 1.232,03
2
102 x 1.232,03
10 x 1.232,03
468
469
24.297,45 – 38.543,81
25.943,02 – 42.864,90
11 x 661,37
11 x 735,69
1
1 x 1.322,74
11 x 1.471,38
13 x 1.114,75
13 x 1.337,71
2
10 x 1.114,75
102 x 1.337,71
CHAPITRE 2. — Dispositions modifiant certains des arrêtés royaux relatifs aux titres jugés suffisants dans l’enseignement subventionné par la Communauté franc¸ aise Section 1re. — Modification de l’arrêté royal du 20 juin 1975 relatif aux titres suffisants dans l’enseignement gardien et primaire
Art. 12. L’article 11ter de l’arrêté royal du 20 juin 1975 relatif aux titres suffisants dans l’enseignement gardien et primaire, abrogé par le décret du 23 janvier 2009, est rétabli dans la rédaction suivante : « Article 11ter. Par dérogation à l’article 11, tout membre du personnel reconnu comme porteur d’un titre jugé suffisant, en possession d’un diplôme d’instituteur maternel, d’instituteur primaire, d’AESI, d’AESS ou d’enseignement supérieur complété par le certificat d’aptitudes pédagogiques ou par le certificat de cours normaux techniques moyens, bénéficie de l’échelle de traitement attribuée au porteur du titre requis dans l’enseignement de la Communauté franc¸ aise. Par dérogation aux dispositions de l’article 11, tout membre du personnel reconnu comme porteur d’un titre jugé suffisant en vertu du présent arrêté, pour l’une des fonctions mentionnées au tableau de l’article 2, § 1er, colonne de gauche de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 bénéficie de l’échelle de traitement 415 s’il répond aux conditions permettant à un membre du personnel exerc¸ ant la même fonction dans l’enseignement de la Communauté franc¸ aise et porteur du même titre de capacité d’obtenir cette échelle de traitement. ».
59784
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Section 2. — Modification de l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l’enseignement secondaire dispensé dans les établissements libres d’enseignement moyen ou d’enseignement normal subventionnés, y compris l’année postsecondaire psychopédagogique Art. 13. L’article 11bis de l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l’enseignement secondaire dispensé dans les établissements libres d’enseignement moyen ou d’enseignement normal subventionnés, y compris l’année postsecondaire psychopédagogique, inséré par l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 5 mai 2006 et modifié par l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 14 septembre 2007 et dont le texte actuel forme l’alinéa 1er, est complété par un alinéa 2 rédigé de la manière suivante : « Par dérogation aux dispositions de l’article 11, tout membre du personnel reconnu comme porteur d’un titre jugé suffisant en vertu du présent arrêté pour l’une des fonctions mentionnées au tableau de l’article 2, § 2 r, colonne de gauche de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 bénéficie de l’échelle de traitement 415 s’il répond aux conditions permettant à un membre du personnel exerc¸ ant la même fonction dans l’enseignement de la Communauté franc¸ aise et porteur du même titre de capacité d’obtenir cette échelle de traitement. Par dérogation aux dispositions de l’article 11, tout professeur de cours spéciaux (spécialités musique et éducation musicale, et spécialité sténodactylographie) du degré inférieur, porteur d’un titre reconnu comme jugé suffisant en vertu du présent arrêté, bénéficie de l’échelle 245 s’il répond aux conditions permettant à un membre du personnel exerc¸ ant la même fonction dans l’enseignement de la Communauté franc¸ aise et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation d’obtenir cette échelle de traitement. ». Section 3. — Modification de l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements subventionnés d’enseignement technique et d’enseignement professionnel secondaire de plein exercice et de promotion sociale Art. 14. L’article 11bis de l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements subventionnés d’enseignement technique et d’enseignement professionnel secondaire de plein exercice et de promotion sociale, inséré par l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 5 mai 2006 et modifié par l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 14 septembre 2007 et dont le texte actuel forme l’alinéa 1er, est complété par un alinéa 2 rédigé de la manière suivante : « Par dérogation aux dispositions de l’article 11, tout membre du personnel reconnu comme porteur d’un titre jugé suffisant en vertu du présent arrêté, pour l’une des fonctions mentionnées au tableau de l’article 2, § 2r, colonne de gauche de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 bénéficie de l’échelle de traitement 415 s’il répond aux conditions permettant à un membre du personnel exerc¸ ant la même fonction dans l’enseignement de la Communauté franc¸ aise et porteur du même titre de capacité d’obtenir cette échelle de traitement. Par dérogation aux dispositions de l’article 11, tout professeur de cours techniques et de pratique professionnelle ou de pratique professionnelle de l’enseignement secondaire du degré inférieur, porteur d’un titre reconnu comme jugé suffisant en vertu du présent arrêté, bénéficie de l’échelle 222/1 s’il répond aux conditions permettant à un membre du personnel exerc¸ ant la même fonction dans l’enseignement de la Communauté franc¸ aise et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation d’obtenir cette échelle de traitement. ». Section 4. — Modification de l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l’enseignement secondaire dispensé dans les établissements d’enseignement moyen ou d’enseignement normal officiels subventionnés Art. 15. L’article 11bis de l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l’enseignement secondaire dispensé dans les établissements d’enseignement moyen ou d’enseignement normal officiels subventionnés, inséré par l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 5 mai 2006 et modifié par l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 14 septembre 2007 et dont le texte actuel forme l’alinéa 1er, est complété par un alinéa 2 rédigé de la manière suivante : « Par dérogation aux dispositions de l’article 11, tout membre du personnel reconnu comme porteur d’un titre jugé suffisant en vertu du présent arrêté, pour l’une des fonctions mentionnées au tableau de l’article 2, § 2r, colonne de gauche de l’arrêté du 14 mai 2009 portant revalorisation de certains membres du personnel de l’enseignement porteurs d’un master en application du protocole d’accord du 20 juin 2008 bénéficie de l’échelle de traitement 415 s’il répond aux conditions permettant à un membre du personnel exerc¸ ant la même fonction dans l’enseignement de la Communauté franc¸ aise et porteur du même titre de capacité d’obtenir cette échelle de traitement. Par dérogation aux dispositions de l’article 11, tout professeur de cours spéciaux (spécialités musique et éducation musicale, et spécialité sténodactylographie) du degré inférieur, porteur d’un titre reconnu comme jugé suffisant en vertu du présent arrêté, bénéficie de l’échelle 245 s’il répond aux conditions permettant à un membre du personnel exerc¸ ant la même fonction dans l’enseignement de la Communauté franc¸ aise et porteur du master en sciences de l’éducation ou du master en psychopédagogie ou de la licence en sciences de l’éducation, ou de la licence en sciences et techniques de la formation continue, ou de la licence en sciences psychopédagogiques, ou de la licence en psychopédagogie, ou de la licence en politique de formation et psychopédagogie, ou de la licence en politiques et pratiques de formation d’obtenir cette échelle de traitement. ». Section. 5 — Modification de l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les enseignements préscolaire spécialisé et primaire spécialisé Art. 16. A l’article 4, alinéa 1er de l’arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les enseignements préscolaire spécialisé et primaire spécialisé, modifié par le décret du 11 mai 2007, les termes « et 11bis » sont remplacés par les termes « 11bis et 11ter ».
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE 3. — Dispositions modifiant l’arrêté royal du 16 janvier 1970 accordant un supplément de traitement à certains membres du personnel enseignant porteurs de diplômes spéciaux Art. 17. A l’article 2 de l’arrêté royal du 16 janvier 1970 accordant un supplément de traitement à certains membres du personnel enseignant porteurs de diplômes spéciaux, dont le texte actuel forme le § 1er, il est ajouté un § 2 rédigé comme suit : « § 2. Les membres du personnel bénéficiant d’une revalorisation barémique en application de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 14 mai 2009 portant revalorisation au barème 501 des enseignants visés par le protocole d’accord du 20 juin 2008 ne peuvent prétendre au bénéfice du supplément de traitement visé à l’article 1er du présent arrêté. CHAPITRE 4. — Disposition modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 8 novembre 2007 modifiant les échelles de traitement de certaines fonctions de sélection et de promotion Art. 18. L’article 10 de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 8 novembre 2007 modifiant les échelles de traitement de certaines fonctions de sélection et de promotion, est complété par un § 3 rédigé de la manière suivante : « § 3. Les membres du personnel de l’enseignement subventionné qui ont été désignés, engagés ou nommés dans une fonction de sélection ou de promotion avant le 1er septembre 2007 et qui ne répondent pas aux conditions fixées à l’article 101 ou à l’article 102 du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs bénéficient, à compter du 1er septembre 2007, de l’échelle de traitement fixée à l’article 2 du chapitre Dbis de l’arrêté royal du 27 juin 1974 précité si celle-ci est plus élevée que celle à laquelle ils ont droit en application de l’article 10 §§ 1er et 2 de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 8 novembre 2007 modifiant les échelles de traitement de certaines fonctions de sélection et de promotion. ». TITRE III. — Disposition finale Art. 19. Le présent arrêté sort ses effets le 1er janvier 2009, sauf le littera b) de la rubrique « Sous-directeur de l’enseignement secondaire inférieur » et le littera b) de la rubrique « Directeur de l’enseignement secondaire inférieur », tels que modifiés par l’article 8 du présent arrêté, et l’article 18, qui produisent leurs effets le 1er septembre 2007. Bruxelles, le 14 mai 2009. Par le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise : Le Ministre de l’Enseignement obligatoire C. DUPONT
VERTALING
MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP N. 2009 — 3071 [C − 2009/29451] 14 MEI 2009. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008 De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, zoals gewijzigd; Gelet op het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector, inzonderheid op artikel 25, § 2 in fine; Gelet op het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, zoals gewijzigd; Gelet op het koninklijk besluit van 16 januari 1970 houdende toekenning van een bijwedde aan sommige leden van het onderwijzend personeel die houder zijn van bijzondere diploma’s, zoals gewijzigd; Gelet op het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, zoals gewijzigd; Gelet op het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs, zoals gewijzigd; Gelet op het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, zoals gewijzigd; Gelet op het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie, zoals gewijzigd; Gelet op het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, zoals gewijzigd; Gelet op het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon voorschools- en lager onderwijs, zoals gewijzigd; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 november 2007 tot wijziging van de weddeschalen van sommige selectie- en bevorderingsambten; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 april 2009; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 mei 2009;
59785
59786
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Gelet op de onderhandelingsprotocollen van het onderhandelingscomité van sector IX, van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten – afdeling II en van het onderhandelingscomité voor de statuten van het personeel van het vrij gesubsidieerd onderwijs; Gelet op het protocol betreffende het overleg tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde PMS-centra, erkend door de Regering; Op de voordracht van de Minister van Leerplichtonderwijs; Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 mei 2009; Besluit : TITEL I. — Ambten van het hoger secundair onderwijs die overeenstemmen met sommige ambten van de niveaus van het basisonderwijs en het lager secundair onderwijs, en omgekeerd Artikel 1. Het gebruik in dit decreet van de mannelijke namen voor de verschillende bekwaamheidsbewijzen en ambten is gemeenslachtig met het oog op een betere leesbaarheid van de tekst niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel. Art. 2. De overeenstemmende ambten worden bepaald als volgt : § 1. Ambt van het lager onderwijs
Ambt van het hoger secundair onderwijs
1.
Leermeester bijzondere vakken (specialiteit lichamelijke opvoeding)
Leraar bijzondere vakken (specialiteit lichamelijke opvoeding)
2.
Leermeester bijzondere vakken (specialiteit lichamelijke opvoeding), belast met taalbadonderwijs
Leraar bijzondere vakken (specialiteit lichamelijke opvoeding), belast met taalbadonderwijs
3.
Leermeester tweede taal
Leraar algemene vakken Germaanse talen
4.
Leermeester zedenleer
Leraar zedenleer
5.
Leermeester godsdienst
Leraar godsdienst
§ 2. Ambt van het lager secundair onderwijs
Ambt van het hoger secundair onderwijs
1.
Leraar algemene vakken (Frans)
Leraar algemene vakken (Frans)
2.
Leraar algemene vakken (Romaanse taal : 3e taal, 4e taal)
Leraar algemene vakken (Romaanse taal : 3e taal, 4e taal)
3.
Leraar algemene vakken (wiskunde)
Leraar algemene vakken (wiskunde)
4.
Leraar algemene vakken (geschiedenis)
Leraar algemene vakken (geschiedenis)
5.
Leraar algemene vakken (aardrijkskunde)
Leraar algemene vakken (aardrijkskunde)
6.
Leraar algemene vakken (wetenschappen)
Leraar algemene vakken (natuurkunde) Leraar algemene vakken (biologie-scheikunde)
7.
Leraar algemene vakken (economische wetenschappen)
Leraar algemene vakken (economische wetenschappen)
8.
Leraar algemene vakken (sociale wetenschappen)
Leraar algemene vakken (sociale wetenschappen)
9.
Leraar algemene vakken (Germaanse talen)
Leraar algemene vakken (2e taal, 3e taal, 4e taal, indien Germaanse talen)
10.
Leraar algemene vakken (wiskunde) belast met taalbadonderwijs
Leraar algemene vakken (wiskunde) belast met taalbadonderwijs
11.
Leraar algemene vakken (geschiedenis) belast met taalbadonderwijs
Leraar algemene vakken (geschiedenis) belast met taalbadonderwijs
12.
Leraar algemene vakken (aardrijkskunde) belast met taalbadonderwijs
Leraar algemene vakken (aardrijkskunde) belast met taalbadonderwijs
13.
Leraar algemene vakken (wetenschappen) belast met taalbadonderwijs
Leraar algemene vakken (natuurkunde) belast met taalbadonderwijs Leraar algemene vakken (biolgie-scheikunde) belast met taalbadonderwijs
14.
Leraar algemene vakken (economische wetenschappen) belast met taalbadonderwijs
Leraar algemene vakken (economische wetenschappen) belast met taalbadonderwijs
15.
Leraar algemene vakken (sociale wetenschappen) belast met taalbadonderwijs
Leraar algemene vakken (sociale wetenschappen) belast met taalbadonderwijs
16.
Leraar algemene vakken (Germaanse talen) belast met taalbadonderwijs
Leraar algemene vakken (2e taal, 3e taal, 4e taal, indien Germaanse talen) belast met taalbadonderwijs
17.
Leraar algemene vakken (Frans) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
Leraar algemene vakken (Frans) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
18.
Leraar algemene vakken (wiskunde) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
Leraar algemene vakken (wiskunde) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
19.
Leraar algemene vakken (geschiedenis) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
Leraar algemene vakken (geschiedenis) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
20.
Leraar algemene vakken (aardrijkskunde) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
Leraar algemene vakken (aardrijkskunde) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
59787
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Ambt van het lager secundair onderwijs
Ambt van het hoger secundair onderwijs
21.
Leraar algemene vakken (wetenschappen) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
Leraar algemene vakken (natuurkunde) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal Leraar algemene vakken (biologie-scheikunde) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
22.
Leraar algemene vakken (economische wetenschappen) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
Leraar algemene vakken (economische wetenschappen) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
23.
Leraar algemene vakken (sociale wetenschappen) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
Leraar algemene vakken (sociale wetenschappen) belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
24.
Leraar bijzondere vakken (specialiteit tekenen en plastische opvoeding)
Leraar bijzondere vakken (specialiteit tekenen en plastische opvoeding)
25.
Leraar bijzondere vakken (specialiteit lichamelijke opvoeding)
Leraar bijzondere vakken (specialiteit lichamelijke opvoeding)
26.
Leraar bijzondere vakken (specialiteit tekenen en plastische opvoeding) belast met taalbadonderwijs
Leraar bijzondere vakken (specialiteit tekenen en plastische opvoeding) belast met taalbadonderwijs
27.
Leraar bijzondere vakken (specialiteit lichamelijke opvoeding) belast met taalbadonderwijs
Leraar bijzondere vakken (specialiteit lichamelijke opvoeding) belast met taalbadonderwijs
28.
Leraar technische vakken
Leraar technische vakken
29.
Leraar technische vakken belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
Leraar technische vakken belast met taalbadonderwijs in gebarentaal
30.
Leraar zedenleer
Leraar zedenleer
31.
Leraar godsdienst
Leraar godsdienst
32.
Begeleider centrum voor alternerend onderwijs en vorming
Begeleider centrum voor alternerend onderwijs en vorming
Art. 3. Voor de ambten van leraar technische vakken, wordt artikel 2, § 2, punten 28 en 29, alleen toegepast voor zover de technische vakken in dezelfde specialiteit op het niveau van het lager secundair onderwijs en op het niveau van het hoger secundair onderwijs worden georganiseerd, en, op dat niveau het vereiste bekwaamheidsbewijs voor dat ambt een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de 3e graad is. TITEL II. — Wijzigingsbepalingen HOOFDSTUK I. — Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat Art. 4. In hoofdstuk A.-« Bestuurs- en onderwijzend personeel van het kleuteronderwijs» van artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) de rubriek « Kleuteronderwijzer » wordt aangevuld als volgt : « c) houder van het diploma van GLSO of GHSO
216
d) houder van een diploma van het hoger onderwijs, aangevuld met een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen
216
e) houder van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in a) tot d) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
f) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
g) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2 »;
2°) onder de rubriek « : Leermeester psychomotoriek », wordt b) vervangen door b) tot f), luidend als volgt : « b) houder van het diploma van GLSO of GHSO
216
c) houder van een diploma van het hoger onderwijs, aangevuld met een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen
216
d) houder van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
59788
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
f) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2 »; Overgangsstelsel
a) benoemd in dit ambt en die op 31 december 2008 de schaal 216, te allen tijde zonder een tweejaarlijkse verhoging, genoot
216-1
3°) de rubriek « Kleuteronderwijzer belast met taalbadonderwijs » wordt afgeschaft; 4°) de rubriek « Directeur van een autonome kleuterschool» wordt aangevuld met de litterae e) tot h), luidend als volgt : « e) van een school met 1 tot 3 klassen en houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
459/2
f) van een school met 4 tot 6 klassen en houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
459/2
g) van een school met 7 tot 9 klassen en houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
459/3
h) van een school met 10 klassen en meer, en houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
459/4. » »
5°) de rubriek « Onderwijzer aan een oefenschool voor kleuteronderwijzers » wordt vervangen door een rubriek « Onderwijzer aan een oefenschool voor kleuteronderwijzers », luidend als volgt : « Onderwijzer aan een oefenschool voor kleuteronderwijzers » « a) onderwijzer aan een oefenschool voor kleuteronderwijzers
207/3
b) onderwijzer aan een oefenschool voor kleuteronderwijzers, houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415. »;
6°) de rubriek « Hoofdkleuteronderwijzer aan een oefenschool voor kleuteronderwijzers » wordt vervangen door de litterae e) tot h), luidend als volgt : « e) van een school met 1 tot 3 klassen en houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
459/2
f) van een school met 4 tot 6 klassen en houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
459/2
g) van een school met 7 tot 9 klassen en houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
459/3
h) van een school met 10 klassen en meer, en houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
459/4. » »
59789
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 5. In hoofdstuk B.- « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs » van artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 27 juni 1974, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) onder de rubriek « Onderwijzer », worden de litterae a) tot f) vervangen door de litterae a) tot f), luidend als volgt : « a) houder van het diploma van onderwijzer
216
« b) houder van het diploma van GLSO of GHSO
216
c) houder van een diploma van het hoger onderwijs, aangevuld met een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen
216
d) houder van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
f) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
2°) de rubriek « Onderwijzer belast met taalbadonderwijs » wordt afgeschaft; 3°) de rubriek « Onderwijzer aan een lagere oefenschool» wordt vervangen door een rubriek «Onderwijzer aan een lagere oefenschool», luidend als volgt : « Onderwijzer aan een lagere oefenschool : « a) Onderwijzer aan een lagere oefenschool
207/3
b) Onderwijzer aan een lagere oefenschool, houder van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
Overgangsstelsel Houder van het diploma van regent, die vóór 1 januari 1946 de schaal van regent aan een middelbare school genoot
208/2. »;
4°) onder de rubriek « Leermeester zedenleer », worden de litterae a) tot f) vervangen door de litterae a) tot h), luidend als volgt : « a) houder van het diploma van onderwijzer
216
« b) houder van het diploma van GLSO of GHSO
216
c) houder van een diploma van het hoger onderwijs, aangevuld met een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen
216
d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
e) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
f) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
g) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
h) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
59790
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 5°) De rubriek « Leermeester zedenleer aan een lagere oefenschool » wordt vervangen door een rubriek « Leermeester zedenleer aan een lagere oefenschool », luidend als volgt : « Leermeester zedenleer aan een lagere oefenschool » : a) Leermeester zedenleer aan een lagere oefenschool
207/3
b) Leermeester zedenleer aan een lagere oefenschool, houder van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415. »;
6°) de rubriek « Leermeester bijzondere vakken » wordt vervangen door twee rubrieken « Leermeester bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) en «Leermeester bijzondere vakken (andere specialiteiten)», luidend als volgt « Leermeester bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding)» : « a) houder van en vereist diploma
216
« b) houder van het diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO of GHSO
216
c) houder van een diploma van het hoger onderwijs, aangevuld met een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen
216
d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
e) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
f) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
g) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
h) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2.;
Leermeester bijzondere vakken (andere specialiteiten) : « a) houder van een vereist bekwaamheidsbewijs
216
« b) houder van het diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO of GHSO
216
c) houder van een diploma van het hoger onderwijs, aangevuld met een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen
216
d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
245
e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair onderwijs
206/3
f) houder van een ander bekwaamheidsbewijs
206/2
7°) de rubriek « Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool » wordt vervangen door twee rubrieken «Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool (lichamelijke opvoeding)» en «Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool (andere specialiteiten)», luidend als volgt : « Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool (lichamelijke opvoeding)» : a) Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool (lichamelijke opvoeding)
207/3
59791
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD b) Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool (lichamelijke opvoeding) en houder van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en –praktijk
415
c) Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool (lichamelijke opvoeding), houder van het vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415;
Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool (andere specialiteiten) : a) Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool (andere specialiteiten)
207/3
b) Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool (andere specialiteiten) en houder van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415 »;
8°) de rubriek « Directeur van een autonome of verbonden lagere school en directeur van een autonome of verbonden basisschool» wordt aangevuld met de litterae e) tot h), luidend als volgt : « e) van een school met 1 tot 3 klassen, die voldoet aan de voorwaarden om, voor het uitoefenen van één van de wervingsambten die toegang geven tot dit ambt, het barema 415 te genieten
459/2
f) van een school met 4 tot 6 klassen, die voldoet aan de voorwaarden om, voor het uitoefenen van één van de wervingsambten die toegang geven tot dit ambt, het barema 415 te genieten
459/2
g) van een school met 7 tot 9 klassen, die voldoet aan de voorwaarden om, voor het uitoefenen van één van de wervingsambten die toegang geven tot dit ambt, het barema 415 te genieten
459/3
h) van een school met 10 klassen en meer, die voldoet aan de voorwaarden om, voor het uitoefenen van één van de wervingsambten die toegang geven tot dit ambt, het barema 415 te genieten
459/4. » ».
9°) de rubriek « Directeur van een lagere oefenschool » wordt aangevuld met de litterae e) tot h), luidend als volgt : « e) van een school met 1 tot 3 klassen, die voldoet aan de voorwaarden om, voor het uitoefenen van één van de wervingsambten die toegang geven tot dit ambt, het barema 415 te genieten
459/2
f) van een school met 4 tot 6 klassen, die voldoet aan de voorwaarden om, voor het uitoefenen van één van de wervingsambten die toegang geven tot dit ambt, het barema 415 te genieten
459/2
g) van een school met 7 tot 9 klassen, die voldoet aan de voorwaarden om, voor het uitoefenen van één van de wervingsambten die toegang geven tot dit ambt, het barema 415 te genieten
459/3
h) van een school met 10 klassen en meer, die voldoet aan de voorwaarden om, voor het uitoefenen van één van de wervingsambten die toegang geven tot dit ambt, het barema 415 te genieten
459/4. » ».
10°) in de rubriek « Leermeester katholieke of protestantse godsdienst», worden de litterae f) tot g) vervangen door de litterae f) tot j), luidend als volgt : f) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in a) tot e) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
g) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van het vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
h) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
i) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
59792
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD j) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
11°) de rubriek « Leermester Israëlitische godsdienst» wordt aangevuld met de litterae e) tot i), luidend als volgt : e) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in a) tot e) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
f) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
g) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
h) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
i) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
12°) in de rubriek « Leermeester orthodoxe godsdienst », wordt littera e) vervangen door litterae e) tot i) luidend als volgt : e)houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
f) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
g) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
h) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
i) houder van een ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
13°) de rubriek « Leermeester katholieke of protestantse godsdienst aan een lagere oefenschool» wordt aangevuld met een littera d) luidend als volgt : « d)houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) en b) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415. ».
59793
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 14°) de rubriek « Leermeester Israëlitische godsdienst aan een lagere oefenschool» wordt aangevuld met een littera h) luidend als volgt : « h) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot f) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415. ».
15°) in de rubriek « Leermeester islamitische godsdienst », worden de litterae d) en e) vervangen door litterae d) tot h) luidend als volgt : d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) of b) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
e) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
f) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
g) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
h) houder van een ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
16°) in de rubriek « Leermeester tweede taal », worden de litterae a) en b) vervangen door litterae a) tot h) luidend als volgt : « a) houder van een vereist bekwaamheidsbewijs
216
b) houder van een diploma kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO of GHSO
216
c) houder van een diploma van het hoger onderwijs, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift middelbare technische normaalleergangen
216
d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
e) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
f) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
g) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
h) houder van een ander bekwaamheidsbewijs
206/2. ».
59794
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 6. In hoofdstuk C « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) » van artikel 2 van het voornoemde koninklijk besluit van 27 juni 1974, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) in de rubriek « Leraar algemene vakken », worden de litterae e) en f) vervangen door litterae e) tot i) luidend als volgt : « e) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot d) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
f) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
g) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
h) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
i)houder van een ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
2°) de rubriek « Leraar algemene vakken belast met taalbadonderwijs » wordt afgeschaft; 3°) de rubriek « Leraar algemene vakken aan een middelbare oefenschool » wordt vervangen door een rubriek « Leraar algemene vakken aan een middelbare oefenschool » luidend als volgt : « Leraar algemene vakken aan een middelbare oefenschool : a) Leraar algemene vakken aan een middelbare oefenschool
226
b) Leraar algemene vakken aan een middelbare oefenschool en houder van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en –praktijk
415
c) Leraar algemene vakken aan een middelbare oefenschool en houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de derde graad voor een overeenstemmend ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008 of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415. ».
4°) in de rubriek « Leraar zedenleer », worden de litterae e) en f) door litterae e) tot i) vervangen, luidend als volgt : « e) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot d) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
f) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
g) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
h) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
i) houder van andere bekwaamheidsbewijzen
206/2. »;
59795
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 5°) de rubriek « Leraar zedenleer aan een middelbare oefenschool » wordt vervangen door een rubriek « Leraar zedenleer aan een middelbare oefenschool » luidend als volgt : « Leraar zedenleer aan een middelbare oefenschool : a) Leraar zedenleer aan een middelbare oefenschool
226
b) Leraar zedenleer aan een middelbare oefenschool en houder van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en –praktijk
415
c) Leraar zedenleer aan een middelbare oefenschool en houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de derde graad voor een overeenstemmend ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008 of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415. ».
6°) in de rubriek « Leraar bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) », worden de litterae e) en f) vervangen door litterae e) tot i) luidend als volgt : « e) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot d) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
f) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
g) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
h) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
i) houder van andere bekwaamheidsbewijzen
206/2. »;
7°) de rubriek « Leraar bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling lichamelijke opvoeding) » wordt vervangen door een rubriek « Leraar bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling lichamelijke opvoeding) » luidend als volgt : « Leraar bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling lichamelijke opvoeding) : a) Leraar bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling lichamelijke opvoeding)
226
b) Leraar bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling lichamelijke opvoeding) en houder van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en –praktijk
415
c) Leraar bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling lichamelijke opvoeding) aan een middelbare oefenschool en houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de derde graad voor een overeenstemmend ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008 of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415. ».
59796
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 8°) in de rubriek « Leraar bijzondere vakken (tekenen, handarbeid, plastische opvoeding) », worden de litterae d) en e) vervangen door litterae d) tot h) luidend als volgt : d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
e) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
f) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
g) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
h) houder van andere bekwaamheidsbewijzen
206/2. »;
9°) de rubriek « Leraar bijzondere vakken (tekenen en plastische opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling tekenen, plastische kunsten en ermee gelijkgestelde vakken) » wordt vervangen door de rubriek « Leraar bijzondere vakken (tekenen en plastische opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling tekenen, plastische kunsten en ermee gelijkgestelde vakken) » luidend als volgt : « Leraar bijzondere vakken (tekenen en plastische opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling tekenen, plastische kunsten en ermee gelijkgestelde vakken)» : a) Leraar bijzondere vakken (tekenen en plastische opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling tekenen, plastische kunsten en ermee gelijkgestelde vakken)
226
b) Leraar bijzondere vakken (tekenen en plastische opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling tekenen, plastische kunsten en ermee gelijkgestelde vakken) en houder van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en –praktijk
415
c) Leraar bijzondere vakken (tekening en plastische opvoeding) aan een middelbare oefenschool van een middelbare normaalschool (afdeling tekening en plastische kunsten en ermee gelijkgestelde vakken) en houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de derde graad voor een overeenstemmend ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008 of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415. ».
10°) in de rubriek « Leraar bijzondere vakken (muziek en muziekopvoeding), worden de litterae d) en e) vervangen door litterae d) tot f) luidend als volgt : « d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
245
e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
f) houder van andere bekwaamheidsbewijzen
206/2. »;
11°) in de rubriek « Leraar bijzondere vakken (stenodactylografie), worden de litterae d) en e) vervangen door litterae d) tot f) luidend als volgt : « d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
245
e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
59797
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD f) houder van andere bekwaamheidsbewijzen
206/2. »;
12°) in de rubriek « Leraar technische vakken en beroepspraktijk », worden de volgende wijzigingen aangebracht : - onder 1° « specialiteiten huishoudkunde, snit en naad », worden de litterae d) en e) vervangen door litterae d) tot f) luidend als volgt : « d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
222/1
e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
f) houder van andere bekwaamheidsbewijzen
206/2. »;
-onder 2° « andere specialiteiten », worden de litterae e) en f) vervangen door litterae e) tot g) luidend als volgt : « e) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
222/1
f) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
g) houder van andere bekwaamheidsbewijzen
206/2. »;
13°) in de rubriek « Leraar technische vakken », worden de litterae e) en f) vervangen door litterae e) tot i) luidend als volgt : « e) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
f) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
g) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
h) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
i) houder van andere bekwaamheidsbewijzen
206/2. »;
14°) in de rubriek « Praktijkleraar », worden de litterae e) en f) vervangen door litterae e) tot g) luidend als volgt : « e) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
222/1
59798
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD f) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
g) houder van andere bekwaamheidsbewijzen
206/2. »;
15°) in de rubriek « Leraar katholieke, protestantse of orthodoxe godsdienst », worden de litterae d) en e) vervangen door litterae d) tot h) luidend als volgt : « d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
e) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
f) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
g) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
h) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
16°) in de rubriek « Leraar Israëlitische godsdienst »,wordt littera e) vervangen door litterae e) tot i) luidend als volgt : « e) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
f) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddee
415
g) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
h) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
i) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
17°) in de rubriek « Leraar islamitische godsdienst », worden de litterae g) en h) vervangen door litterae g) tot k) luidend als volgt : « g) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot f) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
59799
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD h) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
i) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
j) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
k) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2. »;
18°) in de rubriek « Begeleider in een centrum voor alternerende opvoeding en vorming », worden de litterae d) en e) vervangen door litterae d) tot h) luidend als volgt : « d) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen, of van de master in de psychopedagogie, of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415
e) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, van een diploma van het hogere niveau, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, en van een vereist bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de 3e graad voor het overeenstemmende ambt in het hoger secundair onderwijs bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, of van dit laatste zonder pedagogisch bestanddeel
415
f) houder van een diploma van GHSO, vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van het hoger secundair onderwijs, overeenstemmend met het uitgeoefende ambt bedoeld in de tabel van artikel 2 van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijspersoneel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, aangevuld met de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs bedoeld in titel II van het decreet van 30 april 2009 houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector
415
g) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau
206/3
h) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
206/2. ».
Art. 7. In hoofdstuk D « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) van artikel 2 van het voornoemde koninklijk besluit van 27 juni 1974, wordt de rubriek « Leraar algemene vakken belast met taalbadonderwijs » afgeschaft.
Art. 8. In hoofdstuk Dbis « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs » van artikel 2 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 27 juni 1974, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) er wordt een lid ingevoegd vóór de rubriek : « Leraar oude talen, houder van het bekwaamheidsbewijs van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs », luidend als volgt : « De weddeschalen die hierna vastgesteld worden voor de selectie- en bevorderingsambten kunnen slechts toegewezen worden aan de personeelsleden die houder zijn van een bekwaamheidsbewijs van het vermelde niveau voor zover het bekwaamheidsbewijs dat hen het mogelijk gemaakt heeft of hen het mogelijk zou maken om over te gaan tot het selectie- of bevorderingsambt een bekwaamheidsbewijs van dat niveau is. » 2°) in de rubriek « Werkmeester », - wordt littera b) vervangen als volgt : « b) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau en die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot het ambt van werkmeester »;
416
59800
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD - worden de litterae c) tot d) vervangen als volgt : « c) houder van een diploma van het hoger onderwijs van de 2de graad
345
d) houder van een ander bekwaamheidsbewijs
231 ».
3°) in de rubriek « Onderdirecteur van het lager secundair onderwijs » worden de litterae a) tot c) ingevoegd, luidend als volgt : « a) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de 3de graad
416
b) houder van een ander bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau en die de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot het ambt van onderdirecteur van het lager secundair onderwijs
416
c) houder van een ander bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau en die niet aan de voorwaarden van littera b) beantwoordt
245. ».
4°) in de rubriek « Provisor of onderdirecteur » : - wordt littera b) vervangen als volgt : « b) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de 2de graad of van de 1ste graad en die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot het ambt van provisor of onderdirecteur
422 »;
- wordt een littera c) ingevoegd, luidend als volgt : « c) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de 2de graad of van de 1ste graad en die niet aan de voorwaarden van littera b) beantwoordt
271 ».
5°) in de rubriek « Coördinator van een centrum voor alternerend onderwijs en opleiding» : - wordt littera b) vervangen als volgt : « b) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de 2de graad of van de 1ste graad en die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot het ambt van coördinator van een centrum voor alternerend onderwijs en opleiding
422 »;
- wordt een littera c) ingevoegd, luidend als volgt : « c) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de 2de of de 1ste graad en die niet aan de voorwaarden van littera b) beantwoordt
271 ».
6°) in de rubriek « Werkplaatsleider » : - wordt littera b) vervangen als volgt : « b) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau en die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot het ambt van werkplaatsleider »;
417
- worden de litterae c) tot d) vervangen als volgt : « c) houder van een diploma van het hoger onderwijs van de 2de graad
346
d) houder van een ander bekwaamheidsbewijs
248/1 ».
7°) in de rubriek « Directeur van het lager secundair onderwijs » worden de litterae a) tot c) ingevoegd, luidend als volgt : « a) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de 3de graad
460
b) houder van een ander bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau en die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening voor één van de wervingsambten die aanleiding geven tot het ambt van directeur in het lager secundair onderwijs
460
c) houder van een ander bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau en die niet aan de voorwaarden van littera b) beantwoordt
271 ».
59801
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 8°) in de rubriek « Studieprefect of directeur » : - wordt littera b) vervangen als volgt : «b) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de 2de graad of de 1ste graad en die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot het ambt van studieprefect of directeur
471 »;
- wordt een littera c) ingevoegd, luidend als volgt : « c) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau van de 2de of de 1ste graad en die niet aan de voorwaarden van littera b) beantwoordt.
418 »
Art. 9. In hoofdstuk G « Opvoedend hulppersoneel » van artikel 2 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 27 juni 1974, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1°) de rubriek « Studiemeester-opvoeder » wordt aangevuld met een littera f), luidend als volgt : « f) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415 »;
2°) de rubriek « Studiemeester-opvoeder van een internaat » wordt aangevuld met een littera f), luidend als volgt : « f) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen of van het licentiaat in de psychopedagogie of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415 »;
3°) de rubriek « Opvoeder-huismeester » wordt vervangen door een rubriek « Opvoeder-huismeester», luidend als volgt : « Opvoeder-huismeester : a) opvoeder-huismeester
153
b) opvoeder-huismeester houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat in vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en - praktijk
416 »;
4°) de rubriek « Directiesecretaris» wordt vervangen door een rubriek « Directiesecretaris», luidend als volgt : « Directiesecretaris : a) Directiesecretaris
153
b) Directiesecretaris houder van de master in de opvoedingswetenschappen of de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
416 »;
5°) de rubriek « Secretaris-bibliothecaris » wordt aangevuld met een littera f), luidend als volgt : « f) houder van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in de litterae a) tot c) en van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415 »;
59802
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 6°) de rubriek « Maatschappelijk assistent » wordt vervangen door een rubriek «Maatschappelijk assistent », luidend als volgt : « Maatschappelijk assistent : a) maatschappelijk assistent
216
b) maatschappelijk assistent houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
415 »;
7°) de rubriek « Beheerder in een internaat » wordt vervangen door een rubriek « Beheerder in een internaat », luidend als volgt : « Beheerder in een internaat : a) beheerder in een internaat
167
b) beheerder in een internaat houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
417 »;
Art. 10. In hoofdstuk I « Personeel van de inspectiediensten » van artikel 2 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 27 juni 1974, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1°) onder punt A. « Inspectie van het gesubsidieerd lager onderwijs », wordt de rubriek « Inspectrice van het kleuteronderwijs » vervangen door een rubriek « Inspectrice van het kleuteronderwijs », luidend als volgt :
« Inspectrice van het kleuteronderwijs : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van licentiaat vormingsbeleid en - praktijk b) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a)
469
190/1. »;
2°) onder punt A. « Inspectie van het gesubsidieerd lager onderwijs », wordt de rubriek « Diocesaan inspecteur » vervangen door een rubriek « Diocesaan inspecteur », luidend als volgt : « Diocesaan inspecteur : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
468
b) die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot dit ambt
468
c) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a) en niet bedoeld in littera b)
180 »;
3°) onder punt A. « Inspectie van het gesubsidieerd lager onderwijs », wordt de rubriek « Diocesaan hoofdinspecteur » vervangen door een rubriek « Diocesaan hoofdinspecteur », luidend als volgt : « Diocesaan hoofdinspecteur : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
469
b) die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot dit ambt
469
c) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a) en niet bedoeld in littera b)
190/1
59803
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Overgangsstelsel in dienst in deze hoedanigheid op 1 januari 1975
193 »;
4°) onder punt A. « Inspectie van het gesubsidieerd lager onderwijs », wordt de rubriek « Kantonnaal inspecteur » vervangen door een rubriek « Kantonnaal inspecteur », luidend als volgt : « Kantonnaal inspecteur : « a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
469
b) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a)
190/1
Overgangsstelsel in dienst in deze hoedanigheid op 1 januari 1975 193 »; 5°) onder punt A. « Inspectie van het gesubsidieerd lager onderwijs », wordt de rubriek « Inspecteur zedenleer » vervangen door een rubriek « Inspecteur zedenleer », luidend als volgt : « Inspecteur zedenleer : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
469
b) die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot dit ambt
469
c) houder van elk ander bekwaamheidsbewijs
190/1
Overgangsstelsel in dienst in deze hoedanigheid op 1 januari 1975
193 »;
6°) onder punt A. « Inspectie van het gesubsidieerd lager onderwijs », wordt de rubriek « Hoofdinspecteur » vervangen door een rubriek « Hoofdinspecteur », luidend als volgt : « Hoofdinspecteur : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
470
b) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a)
275.
Overgangsstelsel in dienst in deze hoedanigheid op 1 januari 1975
275 »;
7°) onder punt B. « Inspectie van het Rijksonderwijs », wordt de rubriek « Inspectrice van het kleuteronderwijs » vervangen door een rubriek « Inspectrice van het kleuteronderwijs », luidend als volgt : « Inspectrice van het kleuteronderwijs : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
469
b) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a)
190/1. »;
59804
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 8°) onder punt B. « Inspectie van het Rijksonderwijs », wordt de rubriek « Inspecteur van het lager onderwijs » vervangen door een rubriek « Inspecteur van het lager onderwijs », luidend als volgt : « Inspecteur van het lager onderwijs : « a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
469
b) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a)
190/1
Overgangsstelsel niet in dienst in deze hoedanigheid op 1 januari 1975
193 »;
9°) onder punt B. « Inspectie van het Rijksonderwijs », wordt de rubriek « Inspecteur godsdienst in het lager onderwijs » vervangen door een rubriek « Inspecteur godsdienst in het lager onderwijs », luidend als volgt : « Inspecteur godsdienst in het lager onderwijs : «a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
469
b) die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot dit ambt
469
c) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a) en niet bedoeld in littera b)
190/1
Overgangsstelsel in dienst in deze hoedanigheid op 1 januari 1975
193 »;
10°) onder punt B. « Inspectie van het Rijksonderwijs », wordt de rubriek « Inspecteur zedenleer van het lager onderwijs » vervangen door een rubriek « Inspecteur zedenleer van het lager onderwijs », luidend als volgt : « Inspecteur zedenleer van het lager onderwijs : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
469
b) die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot dit ambt
469
c) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a) en niet bedoeld in littera b)
190/1. »;
11°) onder punt B. « Inspectie van het Rijksonderwijs », wordt de rubriek « Inspecteur algemene vakken in het secundair onderwijs van de lagere graad » vervangen door een rubriek « Inspecteur algemene vakken in het secundair onderwijs van de lagere graad », luidend als volgt : « Inspecteur algemene vakken in het secundair onderwijs van de lagere graad : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
470
b) die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot dit ambt
470
c) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a) en niet bedoeld in littera b)
275
Overgangsstelsel -die op 31 maart 1972 de weddeschaal IV/220.200-381.200 genoot
475
59805
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 12°) de rubriek « Inspecteur bijzondere vakken in het secundair onderwijs van de lagere graad » wordt vervangen door vier rubrieken, luidend als volgt : « Inspecteur bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) in het secundair onderwijs van de lagere graad : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
470
b) die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot dit ambt
470
c) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a) en niet bedoeld in littera b)
275
Overgangsstelsel -die op 31 maart 1972 de weddeschaal IV/220.200-381.200 genoot
475
Inspecteur bijzondere vakken (plastische opvoeding) in het secundair onderwijs van de lagere graad : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
470
b) die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot dit ambt
470
c) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a) en niet bedoeld in littera b)
275
Overgangsstelsel -die op 31 maart 1972 de weddeschaal IV/220.200-381.200 genoot
475
Inspecteur bijzondere vakken (muziekopvoeding) in het secundair onderwijs van de lagere graad : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
470
b) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a)
275
Overgangsstelsel -die op 31 maart 1972 de weddeschaal IV/220.200-381.200 genoot
475
Inspecteur bijzondere vakken (stenotypist) in het secundair onderwijs van de lagere graad : a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopédagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
470
b) geen houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a)
275
Overgangsstelsel -die op 31 maart 1972 de weddeschaal IV/220.200-381.200 genoot
475. ».
13°) onder punt B. « Inspectie van het Rijksonderwijs », wordt de rubriek « Inspecteur technische vakken en beroepspraktijk in het secundair onderwijs van de lagere graad » vervangen door een rubriek « Inspecteur technische vakken en beroepspraktijk in het secundair onderwijs van de lagere graad », luidend als volgt : « Inspecteur technische vakken en beroepspraktijk in het secundair onderwijs van de lagere graad « a) houder van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk
470
b) die aan de voorwaarden beantwoordt om in aanmerking te komen voor de schaal 415 voor de uitoefening van één van de wervingsambten die aanleiding geven tot dit ambt
470
59806
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD c) geent houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in littera a) en niet bedoeld in littera b)
275. ».
Art. 11. In de bijlage van het bovenvermelde koninklijk besluit van 27 juni 1974, in de rubriek « Weddeschalen klasse (24 jaar) » worden de volgende schalen ingevoegd : 459/2 22.332,76 - 37.480,58 11 x 531,83 11 x 1.063,66 13 x 1.232,03 102 x 1.232,03
459/3 23.157,62 – 38.305,44 11 x 531,83 11 x 1.063,66 13 x 1.232,03 102 x 1.232,03
459/4 23.982,55 – 39.130,37 11 x 531,83 11 x 1.063,66 13 x 1.232,03 102 x 1.232,03
469 468 25.943,02 – 42.864,90 24.297,45 – 38.543,81 11 x 735,69 11 x 661,37 11 x 1.322,74 11 x 1.471,38 13 x 1.114,75 13 x 1.337,71 102 x 1.114,75 102 x 1.337,71 HOOFDSTUK 2. — Bepalingen tot wijziging van sommige koninklijke besluiten betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap Afdeling 1. — Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs Art. 12. Artikel 11ter van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs, opgeheven bij het decreet van 23 januari 2009, wordt in de volgende lezing hersteld : « Art. 11ter. In afwijking van artikel 11 geniet elk personeelslid dat erkend wordt als houder van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, in het bezit van een diploma van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, GHSO of van hoger onderwijs, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of met het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen, de weddeschaal toegekend aan de houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs in het onderwijs van de Franse Gemeenschap. In afwijking van de bepalingen van artikel 11 geniet elk personeelslid dat erkend wordt als houder van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs overeenkomstig dit besluit, voor één van de ambten vermeld in de tabel van artikel 2, § 1, linker kolom van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijzend personeel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, de weddeschaal 415 indien hij aan de voorwaarden beantwoordt waarbij een personeelslid dat hetzelfde ambt in het onderwijs van de Franse Gemeenschap uitoefent en dat houder is van hetzelfde bekwaamheidsbewijs, deze weddeschaal kan bekomen. ». Afdeling 2. — Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar. Art. 13. Artikel 11bis van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, ingevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 september 2007 en waarvan de huidige tekst het eerste lid zal vormen, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « In afwijking van de bepalingen van artikel 11 geniet elk personeelslid dat erkend wordt als houder van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs overeenkomstig dit besluit voor één van de ambten vermeld in de tabel van artikel 2, § 2, linker kolom van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijzend personeel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, de weddeschaal 415 indien hij aan de voorwaarden beantwoordt waarbij een personeelslid dat hetzelfde ambt in het onderwijs van de Franse Gemeenschap uitoefent en dat houder is van hetzelfde bekwaamheidsbewijs, deze weddeschaal kan bekomen. In afwijking van de bepalingen van artikel 11 geniet elke leraar bijzondere vakken (specialiteiten muziek en muziekopvoeding, en specialiteit stenodactylografie) van de lagere graad, houder van een bekwaamheidsbewijs dat als voldoend geacht erkend wordt overeenkomstig dit besluit, de weddeschaal 245 indien hij aan de voorwaarden beantwoordt waarbij een personeelslid dat hetzelfde ambt in het onderwijs van de Franse Gemeenschap uitoefent en dat houder is van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en -praktijk, deze weddeschaal kan bekomen. ». Afdeling 3. — Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie Art. 14. Artikel 11bis van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie, ingevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 september 2007 en waarvan de huidige tekst het eerste lid zal vormen, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « In afwijking van de bepalingen van artikel 11 geniet elk personeelslid dat erkend wordt als houder van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs overeenkomstig dit besluit, voor één van de ambten vermeld in de tabel van artikel 2, § 2, linker kolom van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijzend personeel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, de
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD weddeschaal 415 indien hij aan de voorwaarden beantwoordt waarbij een personeelslid dat hetzelfde ambt in het onderwijs van de Franse Gemeenschap uitoefent en dat houder is van hetzelfde bekwaamheidsbewijs, deze weddeschaal kan bekomen In afwijking van de bepalingen van artikel 11 geniet elke leraar technische vakken en beroepspraktijk of beroepspraktijk van het secundair onderwijs van de lagere graad, houder van een bekwaamheidsbewijs dat als voldoend geacht erkend wordt overeenkomstig dit besluit, de weddeschaal 222/1 indien hij aan de voorwaarden beantwoordt waarbij een personeelslid dat hetzelfde ambt in het onderwijs van de Franse Gemeenschap uitoefent en dat houder is van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en –praktijk, deze weddeschaal kan bekomen. ». Afdeling 4. — Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs Art. 15. Artikel 11 bis van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, ingevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 september 2007 en waarvan de huidige tekst het eerste lid zal vormen, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : «In afwijking van de bepalingen van artikel 11 geniet elk personeelslid dat erkend wordt als houder van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs overeenkomstig dit besluit, voor één van de ambten vermeld in artikel 2, § 2, linker kolom van het besluit van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van sommige leden van het onderwijzend personeel, houder van een master, met toepassing van het akkoordprotocol van 20 juni 2008, de weddeschaal 415 indien hij aan de voorwaarden beantwoordt waarbij een personeelslid dat hetzelfde ambt in het onderwijs van de Franse Gemeenschap uitoefent en dat houder is van hetzelfde bekwaamheidsbewijs, deze weddeschaal kan bekomen. In afwijking van de bepalingen van artikel 11 geniet de leraar bijzondere vakken (specialiteiten muziek en muziekopvoeding, en specialiteit stenodactylografie) van de lagere graad, houder van een bekwaamheidsbewijs dat als voldoend geacht erkend wordt overeenkomstig dit besluit, de weddeschaal 245 indien hij aan de voorwaarden beantwoordt waarbij een personeelslid dat hetzelfde ambt in het onderwijs van de Franse Gemeenschap uitoefent en dat houder is van de master in de opvoedingswetenschappen of van de master in de psychopedagogie of van het licentiaat in de opvoedingswetenschappen, of van het licentiaat in de wetenschappen en technieken inzake voortgezette vorming, of van het licentiaat in de psychopedagogische wetenschappen, of van het licentiaat in de psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en psychopedagogie, of van het licentiaat vormingsbeleid en –praktijk, deze weddeschaal kan bekomen. ». Afdeling 5. — Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon voorschools- en lager onderwijs Art. 16. In artikel 4, eerste lid van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon voorschools- en lager onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 11 mei 2007, worden de woorden « en 11bis » vervangen door de woorden « 11bis en 11ter ». HOOFDSTUK 3. — Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 januari 1970 houdende toekenning van een bijwedde aan sommige leden van het onderwijzend personeel die houder zijn van bijzondere diploma’s. Art. 17. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 januari 1970 houdende toekenning van een bijwedde aan sommige leden van het onderwijzend personeel die houder zijn van bijzondere diploma’s, waarvan de huidige tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « § 2. De personeelsleden die een revalorisatie van hun weddeschaal genieten met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 mei 2009 houdende revalorisatie van de weddeschaal 501 van de leerkrachten bedoeld in het akkoordprotocol van 20 juni 2008, kunnen geen aanspraak maken op de bijwedde bedoeld in artikel 1 van dit besluit. HOOFDSTUK 4. — Bepaling tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 november 2007 tot wijziging van de weddeschalen van sommige selectie- en bevorderingsambten. Art. 18. Artikel 10 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 november 2007 tot wijziging van de weddeschalen van sommige selectie- en bevorderingsambten, wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt : « § 3. De personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs die aangesteld, aangeworven of vast benoemd zijn in een selectie- of bevorderingsambt vóór 1 september 2007 en die niet beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 101 of in artikel 102 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, genieten vanaf 1 september 2007 de weddeschaal bedoeld in artikel 2 van hoofdstuk Dbis van het bovenvermelde koninklijk besluit 27 juni 1974 indien deze hoger is dan die waarop ze recht hebben met toepassing van artikel 10, §§ 1 en 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 november 2007 tot wijziging van de weddeschalen van sommige selectie- en bevorderingsambten. ». TITEL III. — Slotbepaling Art. 19. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009, behalve littera b) van de rubriek « Onderdirecteur van het lager secundair onderwijs » en littera b) van de rubriek « Directeur van het lager secundair onderwijs », zoals gewijzigd bij artikel 8 van dit besluit, en artikel 18, die uitwerking hebben vanaf 1 september 2007. Brussel, 14 mei 2009. Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT
59807
59808
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE F. 2009 — 3072
[C − 2009/29460] 14 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise relatif aux services d’accrochage scolaire
Le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise, Vu le décret du 12 mai 2004 portant diverses mesures de lutte contre le décrochage scolaire, l’exclusion et la violence à l’école tel que modifié par les décrets des 15 décembre 2006 et du 8 janvier 2009; Vu l’avis de l’Inspection des finances donné le 26 janvier 2009; Vu l’accord du Ministre du budget donné le 30 janvier 2009; Vu le protocole contenant les conclusions des négociations menées le 25 février 2009 au sein du Comité de Secteur IX : « Enseignement » (Communauté franc¸ aise), du Comité des services publics provinciaux et locaux - Section II et du Comité de négociation pour les statuts des personnels de l’enseignement libre subventionné; Vu le protocole contenant les conclusions de la concertation menée le 25 février 2009 au sein du Comité de concertation entre le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise et les organes de représentation et de coordination des Pouvoirs organisateurs de l’Enseignement et des centres P.M.S. subventionnés reconnus par le Gouvernement; Vu l’avis 46.220/2 du Conseil d’Etat, donné le 7 avril 2009, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Sur la proposition du Ministre chargé de l’Enseignement obligatoire et de la Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la jeunesse et de la Santé; Après délibération, Arrête : TITRE Ier. — Définitions Article 1er. Au sens de l’arrêté, il y a lieu d’entendre par : 1° « décret » : le décret du 12 mai 2004 portant diverses mesures de lutte contre le décrochage scolaire, l’exclusion et la violence à l’école; 2° « mineur » : l’élève soumis à l’obligation scolaire visé aux articles 30, 31 et 31bis du décret du 30 juin 1998 visant à assurer à tous les élèves des chances égales d’émancipation sociale, notamment par la mise en œuvre de discriminations positives; 3° « administration » : la Direction générale de l’Aide à la jeunesse et l’Administration générale de l’Enseignement et de la Recherche scientifique; 4° « Commission d’agrément » : la Commission d’agrément des services d’accrochage scolaire; 5° « Ministres concernés » : le Ministre ayant l’enseignement obligatoire dans ses attributions et le Ministre ayant l’aide à la jeunesse dans ses attributions; 6° « service » : le service d’accrochage scolaire. TITRE II. — Agrément CHAPITRE Ier. — Prises en charge Art. 2. § 1er. Le service composé d’une unité d’intervention est tenu d’atteindre une moyenne annuelle de douze prises en charge par jour avec un maximum de vingt prises en charge simultanées. § 2. Si le service est composé de plusieurs unités d’intervention, chaque unité d’intervention est tenue d’atteindre une moyenne annuelle de six prises en charge par jour avec un maximum de vingt prises en charge simultanées. CHAPITRE II. — Demande et renouvellement de l’agrément Art. 3. § 1er. Conformément à l’article 26 du décret, la demande d’agrément, élaborée selon la grille normalisée visée à l’annexe 1, contient au moins : 1) l’identité et la nature du pouvoir organisateur ainsi qu’un exemplaire des statuts ou du projet de statuts de l’association sans but lucratif ou de tout autre document attestant que son objectif exclusif est de remplir la mission visée à l’article 19 du décret; 2) l’organisation du service en une ou plusieurs unités d’intervention et s’il échet, la convention de partenariat visée à l’article 21, alinéa 2, du décret dans laquelle figure le pouvoir organisateur endossant la qualité d’employeur; 3) la liste du personnel ainsi que la fonction, le profil de fonction et la qualification pour chacun des membres du personnel; 4) l’identification du service de la médecine du travail; 5) la description des locaux; 6) la capacité d’accueil en distinguant s’il échet, la capacité d’accueil de chaque unité d’intervention du service; 7) les formations du personnel prévues en regard des missions d’aide sociale, éducative et pédagogique; 8) le projet spécifique visé à l’article 22 du décret; 9) les heures normales d’activité en période scolaire et en période extrascolaire; 10) s’il échet, le type d’activités organisées dans un organisme externe, les objectifs et les modalités de ces activités; 11) pour le pouvoir organisateur constitué en association sans but lucratif, l’identification de l’expert-comptable ou du réviseur d’entreprises chargé de vérifier les comptes annuels; 12) le règlement d’ordre intérieur du service applicable aux mineurs et la fac¸ on dont les règles seront expliquées et mises à la disposition des mineurs; 13) le rapport favorable du service régional d’incendie et celui du service de la médecine du travail;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 14) les contrats d’assurance couvrant : a.) la responsabilité civile du pouvoir organisateur, de son personnel et des personnes qui résident dans le service d’accrochage scolaire; b.) les biens du pouvoir organisateur; c.) la responsabilité civile des mineurs pris en charge ou aidés; d.) le dommage corporel causé aux mineurs pris en charge. 15) l’engagement du pouvoir organisateur ou de la personne à laquelle la direction du service est confiée, de porter à la connaissance de l’administration tout événement grave, tels que notamment décès, incident disciplinaire sérieux, interruption prolongée des activités du service, faute grave du personnel, dont notamment les faits de mœurs, irrégularité dans la gestion du service, sinistre quelconque; 16) lorsque le service est composé de plusieurs unités d’intervention, la justification de l’opportunité de ces différentes implantations ainsi que la nature de l’encadrement pédagogique pour chacune de ces unités. § 2. Sous réserve de l’application de l’article 27, alinéa 1er, du décret, l’administration dispose d’un délai d’un mois pour communiquer son avis à la Présidence de la Commission d’agrément. Art. 4. La demande de renouvellement de l’agrément, élaborée à partir de la grille normalisée visée à l’article 3, est introduite par le pouvoir organisateur au plus tard neuf mois avant l’expiration de la période pour laquelle l’agrément a été octroyé. La demande de renouvellement est adressée par pli recommandé à la Présidence de la Commission d’agrément. Dans les dix jours ouvrables de la réception de la demande de renouvellement, la Présidence de la Commission d’agrément adresse un accusé de réception au pouvoir organisateur et sollicite l’avis des Services de l’Inspection comptable et de l’Inspection pédagogique. Cet avis doit être rendu dans les deux mois. Art. 5. Le pouvoir organisateur et le service communiquent à l’administration, chacun en ce qui le concerne, toute modification des données fournies lors de l’examen de la demande d’agrément et répondent à toutes demandes d’information émanant de l’administration. CHAPITRE III. — Retrait de l’agrément Art. 6. § 1er. Lorsque le service n’a pas satisfait à la mise en demeure visée à l’article 30, alinéa 3, du décret, le Gouvernement peut solliciter l’avis de la Commission d’agrément. Dans le mois de la réception du dossier, la Commission d’agrément informe, par lettre recommandée, le pouvoir organisateur du service qu’une procédure de retrait d’agrément est envisagée. Cette lettre mentionne les faits reprochés. Une copie de cette lettre est transmise aux Ministres concernés. Dans le mois de cette information, le pouvoir organisateur est invité à communiquer à la Commission d’agrément ses observations écrites. Dans les trois mois de l’information visée à l’alinéa 2, la Commission d’agrément rend son avis au Gouvernement. A défaut de respecter ce délai, l’avis est présumé avoir été rendu. Dans les deux mois de la communication de l’avis de la Commission d’agrément, le Gouvernement statue sur le retrait d’agrément et communique sa décision par lettre recommandée au pouvoir organisateur et à la Commission d’agrément. § 2. En cas de retrait de l’agrément, la subvention annuelle forfaitaire est adaptée pour couvrir le payement de la partie des préavis minimum légaux supportés par le service après la fin de l’agrément, à condition que l’utilisation conforme de la subvention définitive soit garantie et après déduction des trop-perc¸ us de subventions, le cas échéant. Dans le cas où il est constaté une utilisation non conforme de la subvention, il sera également fait déduction des fonds propres dont dispose le pouvoir organisateur. CHAPITRE IV. — Commission d’agrément Art. 7. Conformément à l’article 25 du décret, la Commission d’agrément siège alternativement dans les locaux de l’Administration générale de l’Enseignement et de la Recherche scientifique et dans ceux de la Direction générale de l’Aide à la jeunesse. Art. 8. Chaque membre de la Commission d’agrément peut être remplacé par un suppléant désigné selon les mêmes modalités que le titulaire. Celui-ci ne siège qu’en l’absence du membre effectif. En cas de démission ou de décès d’un membre, il est pourvu à son remplacement. Un membre est démissionnaire d’office s’il perd la qualité en raison de laquelle il a été désigné. La Commission d’agrément recourt, chaque fois qu’elle l’estime nécessaire, à l’avis d’experts, avec voix consultative. Art. 9. § 1er. Le secrétariat de la Commission d’agrément est assuré par un agent de la Direction générale de l’Enseignement obligatoire. Le Secrétaire rédige le procès-verbal de chaque réunion qui mentionne : 1° les membres présents, absents et excusés; 2° l’approbation ou les remarques des membres au sujet du procès-verbal de la réunion précédente; 3° la teneur des décisions prises ou des avis donnés en mentionnant, le cas échéant, les majorités exprimées et au besoin les argumentations qui les fondent. 4° toute intervention nominative lorsque le membre concerné en formule explicitement la demande. Le Secrétaire adresse le procès-verbal à chacun des membres de la Commission d’agrément dans la semaine qui suit la réunion. Le Secrétaire veille à la conservation de toutes les archives de la Commission d’agrément. § 2. Toute correspondance doit être adressée à la Présidence de la Commission d’agrément des services d’accrochage scolaire.
59809
59810
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 10. Les convocations aux réunions sont adressées aux membres par le Secrétaire, par voie postale ou par voie électronique, cinq jours ouvrables au moins avant la date de la séance. La convocation mentionne le jour, l’heure et le lieu de la réunion ainsi que l’ordre du jour. Les pièces se rapportant aux points qui figurent à l’ordre du jour sont jointes à la convocation. L’ordre du jour est établi conjointement par le Président et le Vice-Président. L’ordre du jour peut être complété par des demandes formulées par les membres au moins 8 jours avant la date de la réunion. Les membres de la Commission d’agrément veillent, le cas échéant, à joindre les documents relatifs au(x) point(s) proposé(s). Art. 11. L’ensemble des points figurant à l’ordre du jour doit être traité. La Commission d’agrément peut décider de renvoyer un point à une réunion ultérieure. Art. 12. La Commission d’agrément délibère valablement si les membres suivants sont présents : le Président, le Vice-Président, trois représentants visés à l’article 25, § 1er, 3°, du décret et trois représentants visés à l’article 25, § 1er, 4°, du décret. A défaut d’avoir réuni ces membres, la Commission d’agrément délibère valablement, quels que soient les membres présents, après une nouvelle convocation sur le même objet. La Commission d’agrément prend ses décisions à la majorité des deux tiers des membres présents. Le vote se fait à bulletin secret. TITRE III. — Subvention CHAPITRE I. — Disposition générale Art. 13. Sous réserve de l’application de l’article 20 du décret, la subvention annuelle forfaitaire est allouée au service à concurrence d’un douzième par mois, à terme échu. CHAPITRE II. — Modalités de liquidation et d’utilisation de la subvention Art. 14. § 1er. Toute dépense effectuée doit être justifiée. Les preuves de paiement sont tenues à la disposition de l’administration. § 2. La partie non utilisée ou non justifiée de la subvention annuelle forfaitaire fait l’objet d’un trop perc¸ u récupérable à l’issue de la période de la subvention annuelle. Lorsque le service cesse ses activités, la récupération du trop-perc¸ u intervient avant la fin de la période de la subvention annuelle. § 3. Lorsque le service est composé de plusieurs unités d’intervention, la subvention annuelle forfaitaire doit couvrir un encadrement pédagogique minimum de trois équivalents temps plein par unité d’intervention. § 4. La partie de la subvention annuelle forfaitaire avancée qui doit être récupérée peut être portée en déduction de la subvention annuelle allouée. § 5. La subvention annuelle forfaitaire ne peut être investie dans des placements financiers à risque. § 6. Les capitaux propres correspondent uniquement au capital de départ du service, aux dons et legs qu’il rec¸ oit et aux produits d’activités lucratives qu’il organise. Sont également des capitaux propres, les intérêts bancaires perc¸ us sur le placement des capitaux propres précités, ainsi que, dans le cas des personnes morales de droit public, les fonds publics dont disposent celles-ci. En aucun cas, la partie non justifiée ou non utilisée de la subvention annuelle forfaitaire allouée, y inclus les intérêts bancaires résultant du placement de cette subvention, ne peut être incluse dans les capitaux propres du service. Ce principe vaut également lorsque le pouvoir organisateur du service est une personne morale de droit public. § 7. La subvention annuelle forfaitaire est diminuée à concurrence des subventions versées par d’autres personnes morales de droit public. Il n’est toutefois tenu compte de celles-ci que dans la mesure où elles ont été versées pour couvrir des dépenses déjà prises en considération pour la fixation de la partie de la subvention pour frais de personnel. Cependant, dans tous les cas, les subsides de la Loterie Nationale ne font pas l’objet d’une récupération. Art. 15. Le service informe l’administration de toute subvention ou tout remboursement de frais exposés, obtenus sur une autre base que l’arrêté. Les dépenses couvertes par ces subventions ou remboursements de frais doivent être reprises de manière complète et distincte dans le plan comptable visé à l’article 16, § 1er. Art. 16. § 1er. Les services doivent tenir une comptabilité conforme au plan comptable minimum normalisé tel qu’il est défini par le Gouvernement. Lorsque plusieurs services agréés relèvent d’un même pouvoir organisateur, une comptabilité analytique est tenue par service. Les alinéas 1er et 2 ne sont pas applicables si le pouvoir organisateur est un pouvoir public et qu’à ce titre, un autre plan comptable lui est imposé. Dans ce cas, la comptabilité est tenue sur une fonction budgétaire spécifique et comporte un compte de résultats pour chaque service. Les bonis éventuels cumulés sur les subventions doivent être maintenus dans les comptes du service. § 2. Sauf lorsque le pouvoir organisateur est un pouvoir public, les comptes annuels doivent être vérifiés par un expert-comptable ou, si la loi l’impose, certifiés par un réviseur d’entreprises. Les rapports de contrôle de ceux-ci font mention de leur numéro d’immatriculation à l’Institut des Experts-Comptables ou à l’Institut des Réviseurs d’entreprises, et portent en priorité sur : a) l’application du plan comptable dont question au § 1er; b) l’activité financière du service; c) les différentes rubriques du bilan et leur fondement; d) les dépenses en frais de personnel et leur concordance avec les relevés établis en matière de sécurité sociale et de précompte professionnel; e) le résultat de l’exercice comptable vérifié.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 3. Avant la fin du mois de juin, les services font parvenir à l’administration, selon les modalités fixées par les Ministres concernés, un exemplaire des comptes annuels de l’exercice écoulé et du budget de l’exercice en cours. S’il échet, les rapports de l’expert-comptable ou du réviseur d’entreprises sont joints aux comptes annuels ainsi qu’une copie de la délibération de l’assemblée générale qui a donné décharge aux administrateurs pour leur gestion de l’exercice écoulé. § 4. Lorsqu’au terme d’un exercice comptable, la perte dépasse cinq pour cent de l’ensemble des produits de l’année, ou si le déficit cumulé dépasse dix pour cent des produits de l’année, le service communique à l’administration les moyens qu’il compte mettre en œuvre pour rétablir l’équilibre financier. § 5. Un exemplaire des comptes annuels et du rapport d’activités est tenu à la disposition des membres du personnel du service qui peuvent le consulter sur simple demande. Le service les informe de la possibilité de consulter ces documents. § 6. Les membres du personnel sont invités à participer à une réunion annuelle d’information sur les comptes annuels et l’utilisation des subventions. § 7. Les services d’accrochage scolaire conservent les pièces justificatives comptables pendant 7 ans. CHAPITRE III. — Frais de fonctionnement Art. 17. § 1er. La partie de la subvention pour frais de fonctionnement est fixée à 67.300 EUR indexables par service. § 2. Sont admissibles pour la justification des frais de fonctionnement, les dépenses suivantes : 1° les frais d’occupation des immeubles, notamment les loyers, charges locatives et frais de déménagement, frais de surveillance; 2° lorsque le service d’accrochage scolaire est propriétaire des immeubles qu’il occupe, la dotation aux amortissements sur immobilisations corporelles afférente aux immeubles précités. Le taux d’amortissement est fixé à 3,333 %. Un taux d’amortissement de 10 ou 6,666 % peut être pris en considération pour les aménagements ou gros travaux d’entretien des immeubles; 3° les frais de produits d’entretien; 4° les frais d’entretien des locaux et de leur contenu; 5° les frais d’eau, d’énergie et de combustibles; 6° les frais d’administration; 7° les frais d’assurances non relatives au personnel, soit les assurances incendie, vol, responsabilité civile obligatoire du service, véhicules, matériel de bureau et informatique; 8° les frais juridiques, en ce compris les honoraires d’avocats et d’experts pour autant qu’il n’y ait pas désaccord de l’administration, uniquement dans le cadre de la défense des membres du personnel par rapport aux bénéficiaires de l’aide apportée par le service; 9° les honoraires des superviseurs et formateurs, sur base de factures dûment établies et à concurrence d’un montant maximum annuel indexable fixé à 3.111,39 EUR par service; 10° les honoraires de vérification ou de certification des comptes annuels, conformément aux dispositions de l’article 16, § 2. Ces frais sont pris en considération sur base de factures dûment établies, à concurrence d’un montant maximum annuel indexable de 933,39 EUR par service; 11° les honoraires afférents à des tâches administratives et comptables nécessaires au bon fonctionnement du service ou au respect des conditions d’agrément. Ces frais sont pris en considération sur base de factures dûment établies et dans la limite d’un montant maximum annuel indexable de 4.065,45 EUR par service : 12° les montants payés aux agences locales pour l’emploi pour des tâches ponctuelles qui ne relèvent pas des tâches habituelles du personnel du service; 13° les frais de secrétariat social, à savoir le calcul des salaires, les formalités liées au paiement des salaires devant être accomplies dans le cadre de la législation sociale et fiscale, le soutien logistique et juridique; sur base de factures dûment établies, ces frais sont couverts par la subvention à concurrence de 188,77 EUR indexables, à majorer de la T.V.A., par travailleur et par année; 14° les cotisations payées aux organisations représentatives des services, à concurrence d’un montant maximum de 53,94 EUR indexables par an et par emploi temps plein pris en considération pour le calcul de la subvention du service; 15° les frais de formation continue du personnel en Belgique; le subventionnement de frais de formation à l’étranger est subordonné à l’accord de l’administration. Celle-ci peut fixer, sans effet rétroactif, le montant maximum des frais de formation à l’étranger qui peut être subventionné. Cette décision doit faire l’objet d’une motivation. La partie de la subvention consacrée à la formation ne peut être supérieure à un montant équivalent à 20 % de la subvention annuelle pour frais de fonctionnement. Les frais de formation qui justifient l’utilisation de la subvention correspondent soit à des formations de spécialisation en rapport avec la fonction occupée et le niveau de celle-ci, les études générales étant exclues, soit à des participations à des colloques, conférences, congrès, séminaires et journées d’étude; 16° les frais de déplacement et de mission du personnel, en Belgique, sur la base du tarif kilométrique applicable au personnel de l’administration. Le subventionnement des frais de déplacement à l’étranger est subordonné à l’accord de l’administration. Cet accord peut être annuel, de principe et concerner un ensemble de dépenses. L’administration peut fixer, sans effet rétroactif, le montant maximum des frais de formation à l’étranger qui peut être subventionné. Cette décision doit faire l’objet d’une motivation.
59811
59812
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 17° les frais d’annonce, de publicité, de documentation, d’accueil des mineurs et de leurs proches; 18° lorsqu’il y a usage professionnel, les frais liés à l’utilisation des véhicules, y compris l’assurance omnium missions et, s’il échet, le surcoût afférent à l’assurance responsabilité civile véhicule; 19° les frais d’évacuation des déchets; 20° les frais de matériel didactique; 21° les frais bancaires et les charges d’emprunt nécessaires au bon fonctionnement du service, dans le cadre de l’application de l’arrêté; 22° les frais exceptionnels, dans le cadre des tâches visées aux points 10°, 11° et 13° pour autant qu’il y ait accord de l’administration; 23° la dotation aux amortissements sur immobilisations corporelles afférente aux mobilier, matériel et autres équipements. Le taux d’amortissement est fixé à 20 % pour le matériel fixe et roulant ainsi que pour le mobilier et le matériel de bureau. Il est fixé à 33,33 % pour les matériels informatiques et software; 24° les taxes et impôts directs et indirects liés à l’activité agréée du service; 25° les facturations internes afférentes aux points 11° et 13° pour l’ensemble des services organisés par un pouvoir organisateur, ainsi que les facturations afférentes au point 6° uniquement lorsque le pouvoir organisateur est un pouvoir public, sont acceptées dans le respect des modalités ci-après : a) pour les honoraires afférents aux tâches administratives et comptables visées au 11°, à concurrence d’un montant maximum annuel indexable de 4.065,45 EUR par service; b) pour les tâches visées au 13° précité : les dispositions visées au même 13° sont applicables sans tenir compte de la majoration pour la T.V.A.; c) pour les frais d’administration visés au 6°, uniquement pour les services dont le pouvoir organisateur est un pouvoir public, à concurrence de maximum 26.956,24 EUR indexables par an; 26° les frais liés à l’exécution des activités éducatives et/ou pédagogiques mises en place au profit des mineurs. Art. 18. Sont également admissibles : a.) les frais de recherche, d’expertise et de développement visant à l’amélioration des pratiques développées par les services et qui contribuent à l’application du décret. Ces frais ne pourront être engagés qu’après avoir rec¸ u l’accord des Ministres concernés; b.) les dépenses de personnel visées à l’article 21, déduction faite des subventions versées par d’autres personnes morales de droit public conformément à l’article 20. Art. 19. Les montants indexables visés à l’article 17 sont indexés annuellement conformément à la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l’indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du Trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants, telle que modifiée. Ces montants sont liés à l’indice-pivot 138,01.Le coefficient d’indexation 1,0000 correspond aux montants indexés au 1er janvier 1990. CHAPITRE IV. — Frais de personnel Art. 20. § 1er. La partie de la subvention pour frais de personnel est calculée sur base de cinq équivalents temps plein éducateurs classe 1 après déduction des aides publiques à l’emploi. Il n’est toutefois tenu compte des aides publiques à l’emploi que dans la mesure où elles ont été versées pour couvrir des dépenses déjà prises en considération pour la fixation de la partie de la subvention pour frais de personnel. La partie de la subvention pour frais de personnel est égale à : rémunération annuelle brute éducateur classe 1 trois ans d’ancienneté X coefficient d’adaptation X cinq équivalents temps plein. Le coefficient d’adaptation est fixé à 1,54 diminué des réductions de charges patronales et de cotisations sociales inhérentes aux emplois faisant l’objet d’aides publiques à l’emploi. La partie de la subvention couvrant les frais de personnel est calculée sur base des échelles barémiques de la convention collective de la commission paritaire 319.02 applicable aux établissements et aux services de l’aide à la jeunesse pour des fonctions d’éducateurs classe 1 avec trois années d’ancienneté. Le service est tenu d’utiliser les aides à l’emploi qui lui sont octroyées par la Région. § 2. Pour les services qui, à la date de l’entrée en vigueur du présent arrêté, exerc¸ aient les missions visées à l’article 19 du décret au titre de projet pilote et qui à ce titre se voyaient octroyer six emplois dans le cadre de la « convention conclue le 20 juillet 2006 entre la Région wallonne et la Communauté franc¸ aise en matière d’emploi ainsi que de prévention et de lutte contre la violence dans les secteurs de l’aide à la jeunesse et de l’enseignement », dans le cadre de la « convention conclue le 20 avril 2007 entre la Région de Bruxelles-Capitale et la Communauté franc¸ aise en matière d’emploi dans le cadre de l’exécution du plan d’action communautaire d’aide à la jeunesse « Précocité, adéquation et cohérence : l’aide à la jeunesse de demain » ou par la Communauté franc¸ aise à charge du budget de l’enseignement, la partie de la subvention pour frais de personnel est calculée sur base de six équivalents temps plein après déduction des aides publiques à l’emploi octroyées dans le cadre des conventions précitées.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 21. Sont admissibles pour la justification des frais de personnel, les dépenses suivantes : 1° le payement des rémunérations calculées suivant les échelles barémiques de la convention collective de la commission paritaire visée à l’article 20; 2° pour le personnel détaché par des personnes morales de droit public ou de privé, le payement des rémunérations calculées suivant les normes applicables pour ces personnes morales de droit public ou privé; 3° le payement des charges de préavis, prestés ou non, à concurrence de la durée minimale de préavis prévue par la législation sociale. Lorsque la durée minimale précitée est prolongée par décision judiciaire, consécutivement à un recours du membre du personnel, le Gouvernement décide si tout ou partie des charges supplémentaires décidées par décision judiciaire sont prises en considération pour justifier la partie de la subvention couvrant les frais de personnel. Lorsqu’il est donné pour cause de cessation définitive des activités du service, le préavis est presté jusqu’à la fin des activités du service; 4° la partie de la rémunération et des charges patronales légales qui incombent au service en complément de l’intervention des pouvoirs publics dans le cadre des aides publiques à l’emploi. Art. 22. Pour les montants qui constituent des rémunérations ou des frais assimilés, il est fait application de la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l’indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses du secteur public, modifiée par les arrêtés subséquents. Ces montants sont liés à l’indice-pivot 138,01. Le coefficient d’indexation 1,0000 correspond aux montants indexés au 1er janvier 1990. TITRE IV. — Dispositions relatives à l’inspection comptable et à l’inspection pédagogique CHAPITRE Ier. — Inspection comptable Art. 23. Chaque année, un vérificateur de l’Administration générale de l’Enseignement et de la Recherche scientifique et un inspecteur comptable de la Direction générale de l’Aide à la jeunesse effectuent conjointement le contrôle des pièces comptables au sein du service. Ils vérifient notamment que : a.) les membres du personnel du service sont soumis au régime de travail prévu par la Commission paritaire 319.02 applicable aux établissements et aux services de l’aide à la jeunesse; b.) la personne à laquelle la direction du service a été confiée et qui rec¸ oit du pouvoir organisateur les informations lui permettant d’assumer cette charge, est chargée, sous la responsabilité du pouvoir organisateur, de la tenue de la comptabilité. Le rapport d’inspection, rédigé alternativement par le vérificateur de l’Administration générale de l’Enseignement et de la Recherche scientifique et par l’inspecteur comptable de la Direction générale de l’Aide à la jeunesse est transmis dans le mois de l’inspection à l’administration. Une copie de ce rapport est adressée aux Ministres concernés et au service concerné. Lorsque le rapport visé à l’alinéa 2 mentionne que les subventions annuelles forfaitaires ont été utilisées à des fins étrangères à l’objet pour lequel elles ont été octroyées et/ou qu’il existe des manquements ou des irrégularités dans la tenue de la comptabilité, le Gouvernement transmet ce rapport dans le mois de sa réception à la Commission d’agrément. CHAPITRE II. — Inspection pédagogique Art. 24. Le rapport d’évaluation visé à l’article 29 du décret est transmis dans le mois à l’administration et au service. Art. 25. Les Services d’inspection visés à l’article 29 du décret vérifient notamment : a.) que la personne à laquelle la direction du service a été confiée et qui rec¸ oit du pouvoir organisateur les informations lui permettant d’assumer cette charge, est chargée, sous la responsabilité du pouvoir organisateur, de la gestion journalière, du respect des règlementations en vigueur et de la mise en œuvre du projet spécifique; b.) que les services ouvrent un dossier au nom de chaque mineur au plus tard le premier jour de la prise en charge effective. Ce dossier contient notamment le projet personnel visé à l’article 33 du décret, les bilans visés à l’article 35 du décret et la reconnaissance de scolarité visée à l’article 32, alinéa 2, du décret. Le dossier individuel du mineur, visé au § 1er, peut être détruit au plus tôt 5 ans après l’accession du mineur à la majorité; c.) que le service a développé des outils pour solutionner les difficultés spécifiques de chaque mineur en application de l’article 33, alinéa 2, du décret; d.) le travail effectué pendant les vacances scolaires; e.) les modalités selon lesquelles le service assure la supervision pédagogique de son personnel et l’évaluation de son action; f.) qu’au cours de la première année d’activité du service, une supervision pédagogique a été organisée par une personne ou un organisme extérieur au service; g.) qu’un procès-verbal de chaque réunion relative au projet spécifique du service et à l’application du code de déontologie a été rédigé et que la signature des membres présents est apposée sur chaque procès-verbal; h.) que les mineurs sont invités, au minimum une fois par an, à participer à une réunion avec la direction et les membres du personnel lorsque les points mis à l’ordre du jour les concernent directement et que la signature des mineurs présents est apposée sur chaque procès-verbal. TITRE V. — Rapport annuel d’activités Art. 26. Conformément à l’article 22, § 3, du décret, chaque service remet, au plus tard pour le 30 juin et pour la première fois le 30 juin 2010, un rapport annuel d’activités couvrant l’année civile précédente. Ce rapport d’activités, élaboré selon la grille normalisée définie par les Ministres concernés, précise notamment pour chaque unité d’intervention : 1) le cadre du personnel; 2) la manière dont les qualifications des membres du personnel ont contribué à la réalisation du projet spécifique;
59813
59814
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 3) le nombre de mineurs pris en charge et la durée moyenne de prise en charge en distinguant : — les mineurs pris en charge sur base de l’article 30, de l’article 31 ou de l’article 31bis du décret du 30 juin 1998 visant à assurer à tous les élèves des chances égales d’émancipation sociale, notamment par la mise en œuvre de discriminations positives; — l’année d’étude, la forme et le type d’enseignement des mineurs; 4) le nombre et les motifs de refus de prise en charge conformément à l’article 31, § 2, alinéa 2, du décret en précisant pour chaque mineur le niveau, la forme, le type d’enseignement et le type de situation dont il relève; 5) le nombre de mineurs ayant refusé une prise en charge qui leur avait été recommandée ou qui l’ont interrompue en précisant pour chacun d’eux le niveau, la forme, le type d’enseignement, le type de situations dont il relève et les motifs de la décision; 6) le nombre de mineurs ayant été accueillis pendant les vacances scolaires et les activités organisées; 7) les outils élaborés au cours de l’année scolaire pour remédier aux difficultés des mineurs; 8) les modalités des partenariats organisés avec les établissements fréquentés par les mineurs avant ou après leur prise en charge et avec les centres psycho-médico-sociaux concernés; 9) s’il échet, les modalités des partenariats organisés avec d’autres établissements scolaires que ceux fréquentés par les mineurs avant ou après leur prise en charge, avec les centres psycho-médico-sociaux concernés ou avec tout opérateur scolaire ou extrascolaire; 10) s’il échet, les activités du service organisées en partenariat avec un organisme externe, les modalités et les objectifs de ces activités en référence aux missions visées à l’article 19 du décret; 11) s’il échet, le nombre de situations ayant nécessité l’implication du Conseiller de l’Aide à la jeunesse, du Directeur de l’Aide à la jeunesse ou du Tribunal de la jeunesse; 12) les activités en lien avec l’aide sociale et éducative en distinguant celles relatives au mineur et celles ayant trait à son milieu familial en vue de restaurer le rôle éducatif des parents; 13) la description des moyens mis en place pour déceler les difficultés d’apprentissage ou de socialisation des mineurs et pour y remédier; 14) les formations organisées au bénéfice des membres du personnel; 15) les éléments facilitateurs et les difficultés rencontrées pour mener à bien les missions dévolues à ces structures; 16) les orientations scolaires adoptées à l’issue des prises en charge; 17) le nombre de prises en charge ayant permis de réaliser le projet visé à l’article 33 du décret et ayant permis de résoudre les difficultés spécifiques de chaque mineur; 18) le nombre de prises en charge n’ayant pas atteint les objectifs fixés et les causes qui sont à l’origine de cet échec. TITRE VI. — Reconnaissance de scolarité Art. 27. Sous réserve de l’application de l’article 32 du décret, pour que la période d’accompagnement fasse l’objet d’une reconnaissance de scolarité, celle-ci est introduite par le service à l’aide du formulaire visé à l’annexe 2. La décision d’octroyer ou non la reconnaissance de scolarité est notifiée par l’Administration générale de l’Enseignement et de la Recherche scientifique au plus tard dans les vingt jours ouvrables qui suivent la réception de la demande. A défaut de respecter ce délai, la décision est réputée favorable. TITRE VII. — Dispositions transitoire et finale Art. 28. S’il échet, pour l’année 2009, les subventions octroyées aux services dans le cadre de projet-pilote sont déduites de la subvention octroyée selon les modalités du présent arrêté. Art. 29. Le Ministre qui a l’Enseignement obligatoire dans ses attributions et le Ministre qui a l’Aide à la jeunesse dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 14 mai 2009. Pour le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise : Le Ministre en charge de l’Enseignement obligatoire, Ch. DUPONT La Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé, Mme C. FONCK
59815
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 1re. — Grille normalisée relative a la demande d’agrément vise à l’article 3
Identification du Pouvoir organisateur
Forme juridique : Personne morale de droit public :......................................................................................................................................... N Etablissement d’utilité publique : ......................................................................................................................................... N Association sans but lucratif :................................................................................................................................................ N (joindre les statuts à la demande d’agrément) Numéro d’entreprise : Adresse du siège social :.............................................................................................................................................................. ........................................................................................................................................................................................................... Téléphone :..................................../................................................................................................................................................ Fax :................................................................................................................................................................................................... Adresse mail :................................................................................................................................................................................. Numéro de l’association : .............................. : .............................. .............................. .............................. .............................. N° d’entreprise............................................................................................................................................................................... N° de compte et libellé :.............................................................................................................................................................. Liste des membres de l’assemblée générale, du conseil d’administration et fonctions
NOM - PRENOM
FONCTION
PROFESSION
ADRESSE
TELEPHONE
Identification du Service
Nom du service :............................................................................................................................................................................ Adresse : .......................................................................................................................................................................................... Code postal :............................... Commune :............................................................................................................................ Téléphone : ................................... / ................................... ................................... ................................... ................................... Fax :................................................................................................................................................................................................... Adresse ....................................................................................... mail : ....................................................................................... N° de matricule :............................................................................................................................................................................ Nombre d’unités d’intervention : .............................................................................................................................................. Capacité d’accueil de chaque unité d’intervention : 1re Unité :...................................... 2e unité :...................................... 3e unité :...................................... Coordonnées des unités d’intervention si le service en compte plusieurs : Adresse :........................................................................................................................................................................................... Code postal : ....................................... Commune : ....................................... ....................................... ....................................... Adresse :........................................................................................................................................................................................... Code postal : ....................................... Commune : ....................................... ....................................... ....................................... Adresse :........................................................................................................................................................................................... Code postal : ....................................... Commune : ....................................... ....................................... .......................................
59816
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Liste des membres du personnel Les membres du personnel du service d’accrochage scolaire ne peuvent être membres du conseil d’administration du pouvoir organisateur; ils peuvent cependant être membres invités, avec voix consultative (art 24, § 2, du décret). 1. Joindre pour chaque membre du personnel un extrait de casier judiciaire modèle 2, un certificat médical attestant l’aptitude à travailler et à fréquenter le service, ainsi qu’une copie des diplômes. 2. Indiquer selon quel ordre de délégation est assurée la responsabilité de prendre les mesures en cas d’urgence et de répondre aux demandes tant extérieures qu’intérieures.
Unité d’intervention 1 :
Nom - Prénom
Lieu et date de naissance
Fonction exercée *
Qualification
Date d’entrée en fonction
Ancienneté éducative
Horaire hebdomadaire presté (en h/sem)
↑ Ordre de délégation de la capacité d’initiative
* A détailler selon les postes : A. Personnel éducateur B. Personnel psychosocial C. Personnel administratif D. Personnel de direction E. Personnel technique F. Personnel médical G. Personnel enseignant Date signature Nom, prénom et qualité; Deuxième unité d’intervention :
Nom - Prénom
Lieu et date de naissance
Fonction exercée *
Qualification
Date d’entrée en fonction
Ancienneté éducative
Horaire hebdomadaire presté (en h/sem)
↑ Ordre de délégation de la capacité d’initiative Date signature Nom, prénom et qualité; Troisième unité d’intervention :
Nom - Prénom
Lieu et date de naissance
Fonction exercée *
Qualification
Date d’entrée en fonction
Ancienneté éducative
Horaire hebdomadaire presté (en h/sem)
↑ Ordre de délégation de la capacité d’initiative Date signature Nom, prénom et qualité;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Services composés de plusieurs unités d’intervention Justification de l’opportunité des différentes implantations : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Locaux Description des locaux par unité d’intervention et de leur adéquation par rapport au projet pédagogique : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Horaire Heures normales d’activité en période scolaire : Matin Lundi
Après-midi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Mardi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Mercredi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Jeudi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Vendredi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Heures normales d’activité en période extrascolaire : Matin Lundi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Mardi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Mercredi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Après-midi
59817
59818
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Matin Jeudi
Après-midi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Vendredi
Unité 1 Unité 2 Unité 3
Comptabilité Coordonnées de l’expert comptable ou du réviseur d’entreprises chargés de la vérification des comptes annuels : Nom : .......................................... Prénom : .......................................... .......................................... .......................................... Adresse : ......................................................................................................................................................................................... Médecine du travail Coordonnées du Service de Médecine du Travail : .......................................................................................................................................................................................................... Supervision pédagogique au cours de la 1ère année d’année d’activité Coordonnées de la personne ou de l’organisme extérieur chargé de la supervision pédagogique au cours de la première année d’activité du service .......................................................................................................................................................................................................... Formations du personnel Listing des formations prévues en regard des missions d’aide sociale, éducative et pédagogique des services d’accrochage scolaire : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Projet spécifique et modalités d’intervention Indication pour chaque unité d’intervention des renseignements suivants : 1° La procédure d’admission (description, critères d’admission et de refus de prise en charge, chronologie des demandes, durée de la procédure); 2° La procédure de refus de prise en charge ou d’interruption d’une prise en charge (distinguer selon qu’il s’agit d’un refus ou d’une interruption survenu de la part du mineur OU d’un refus ou d’une interruption de prise en charge décidé par le service - art. 31 du décret); 3° La procédure d’élaboration du projet personnel du mineur et la fréquence d’évaluation de ce projet avec le mineur (art.33 du décret); 4° Les choix méthodologiques permettant : — d’améliorer les conditions de développement et d’apprentissage des mineurs visés aux articles 30 à 31bis du décret du 30 juin 1998 (1) (aide sociale, éducative et pédagogique : art. 19 du décret); — le retour du mineur, dans les meilleurs délais et dans les meilleures conditions possibles, vers une structure scolaire ou une structure de formation agréée dans le cadre de l’obligation scolaire (art. 19 du décret); 5° Les principaux outils développés ou à développer pour faire émerger les difficultés spécifiques de chaque mineur et pour les solutionner (art.33, al.2, du décret); 6° Les modalités de l’aide et de l’accompagnement dans le milieu familial (art. 19 du décret); 7° Les critères d’évaluation déterminant l’acquisition d’attitudes et de comportements permettant au mineur de reprendre sa scolarité (art. 37 du décret); 8° Si le service d’accrochage scolaire organise des activités dans un organisme externe, énumérez les activités ainsi que leurs objectifs et leurs modalités (art. 23, § 3, al. 2, du décret); 9° Les partenariats conclus ou à conclure avec le milieu scolaire (conventions de partenariats, type d’enseignement partenaires, établissements scolaires partenaires : art. 34 du décret); 10° Les modalités selon lesquelles le service assure la supervision pédagogique de son personnel et l’évaluation de son action (art. 25, e) de l’arrêté); 11° Les modalités d’évaluation du projet spécifique (art. 26, 3° du décret); Documents à annexer à la demande d’agrément 1° Contrats d’assurance couvrant : a.) la responsabilité civile du pouvoir organisateur, de son personnel et des personnes qui résident dans le service d’accrochage scolaire; b.) les biens du pouvoir organisateur; c.) la responsabilité civile des mineurs pris en charge ou aidés; d.) le dommage corporel causé aux mineurs pris en charge; 2° joindre la convention de partenariat si le service d’accrochage scolaire consiste en une association d’unités d’intervention dépendant du même pouvoir organisateur ou de pouvoirs organisateurs différents de même statut juridique ou de statuts juridiques différents; 3° l’attestation du service régional d’incendie pour chaque unité d’intervention; 4° l’attestation de salubrité des installations délivrée par le service de la médecine du travail;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 5° le règlement d’ordre intérieur applicable aux mineurs et les modalités selon lesquelles il est expliqué et mis à la disposition des mineurs; 6° le code de déontologie de l’aide à la jeunesse; 7° le projet spécifique. Evénement grave Le pouvoir organisateur ou la personne à laquelle la direction du service est confiée, s’engage à porter à la connaissance de l’administration tout événement grave, tels que notamment décès, incident disciplinaire sérieux, interruption prolongée des activités du service, faute grave du personnel, dont notamment les faits de mœurs, irrégularité dans la gestion du service, sinistre quelconque. Fait à ............................................................................................ le ............................................................................................ Nom et prénom du signataire : ................................................................................................................................................ Fonction : Signature : Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 14 mai 2009 relatif aux services d’accrochage scolaire. Le Ministre en charge de l’Enseignement obligatoire, Ch. DUPONT La Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé, Mme C. FONCK
Annexe 2. — Formulaires de demande de reconnaissance de scolarité Demande de reconnaissance, comme satisfaisant aux obligations relatives à la fréquentation scolaire, de la période de prise en charge d’un élève en crise, conformément à l’article 30 du décret du 30 juin 1998 visant à assurer à tous les élèves des chances égales d’émancipation sociale, notamment par la mise en œuvre de discriminations positives. Réseau :
C.F. N
O.S. N
L.C.S. N
L.N.C.S. N
Dossier établi par1 Nom, prénom : Adresse : Tél. :
Fax :
E mail :
Nom et prénom de l’élève : Date de naissance :
Classe :
Adresse : Tél. domicile. :
Tél. bureau
Nom des parents ou de la personne investie de l’autorité parentale : Parcours scolaire de l’élève dans l’enseignement secondaire : Année scolaire
classe
Ecole
Attestation A-B-C
Motif du changement d’établissement
1 Pour l’enseignement organisé par la C.F : Président(e) de la C.Z.I Pour l’enseignement subventionné par la C.F : Représentant(e) de l’O.R.C ou de la Commission décentralisée Ecole dont l’élève a été exclu : Adresse : Tél. :
Fax :
E mail :
Chef d’établissement : L’élève a-t-il déjà bénéficié d’une mesure de prise en charge visée aux articles 30, 31 ou 31bis du décret du 30/06/98 ? OUI N NON N Si oui, à quelle(s) période(s) ? :....................................................................................................................... Cause(s) de l’exclusion menant à la prise en charge :
59819
59820
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Motif(s) de la prise en charge :
Objectif(s) de la prise en charge :
Nature de la prise en charge (y compris par d’autres partenaires) : Service d’accrochage assurant la prise en charge : Adresse : Tél. :
Fax :
E mail :
Nom, prénom du responsable du service : En cas d’accord du Ministre : Prise en charge selon les prescrits légaux : date de début prévue le : La notification des dates effectives de début et de fin de prise en charge sera faite au Ministre par : Nom, prénom : N Conseiller de l’Aide à la Jeunesse (arrondissement de .................................................................) N Directeur de l’Aide à la Jeunesse (arrondissement de ..................................................................) N Juge de la Jeunesse (arrondissement de .................................................................) N Responsable de service agréé Fait à, le Signature :
RE-INSERTION :
Classe : .............................................
Ecole collaborante éventuelle : Adresse : Tél. :
Fax :
E mail :
Chef d’établissement : Professeur de référence ou éducateur :
Demande de reconnaissance, comme satisfaisant aux obligations relatives à la fréquentation scolaire, de la période de prise en charge d’un élève mineur en situation de crise, conformément à l’article 31 du décret du 30 juin 1998 visant à assurer à tous les élèves des chances égales d’émancipation sociale, notamment par la mise en œuvre de discriminations positives. Réseau :
C.F. N
O.S. N
L.C.S. N
L.N.C.S.
Nom et prénom de l’élève : Date de naissance : Classe : Adresse : Tél. domicile :
Tél. bureau :
Nom des parents ou de la personne investie de l’autorité parentale : Ecole fréquentée : Adresse : Tél. :
Fax :
E mail : Chef d’établissement : Professeur ou éducateur de référence : Service assurant la prise en charge : Adresse : Tél. :
Fax :
Nom, prénom du responsable du service :
E mail :
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD L’élève a-t-il déjà bénéficié d’une mesure de prise en charge visée à l’article 30, 31, 31bis du décret du 30/06/98 ? OUI N NON N Si oui, à quelle(s) période(s) ? ...................................................................................................................... Motif(s) de la prise en charge :
Objectif(s) de la prise en charge :
Nature de la prise en charge (y compris les autres partenaires) :
SONT JOINTS EN ANNEXE : L’avis du Conseil de Classe du ........................................................................................................................................... N L’avis du CPMS du ................................................................................................................................................................. N L’avis de la CZI, de l’ORC ou de la Commission décentralisée ................................................................................. N L’accord de l’élève ................................................................................................................................................................... N L’accord du responsable légal .............................................................................................................................................. N En cas d’accord du Ministre : Prise en charge selon les prescrits légaux : date de début prévue le : LA NOTIFICATION DES DATES EFFECTIVES DE DEBUT ET DE FIN DE PRISE EN CHARGE sera faite au Ministre par : Nom, prénom : N Conseiller de l’Aide à la Jeunesse (arrondissement de .................................................................) N Directeur de l’Aide à la Jeunesse (arrondissement de ..................................................................) N Juge de la Jeunesse (arrondissement de .................................................................) N Responsable de service agréé Fait à le SIGNATURES : Le Chef d’établissement Le Responsable du service
Demande de reconnaissance, comme satisfaisant aux obligations relatives à la fréquentation scolaire, de la période de prise en charge d’un élève en crise, conformément à l’article 31bis du décret du 30 juin 1998 visant à assurer à tous les élèves des chances égales d’émancipation sociale, notamment par la mise en œuvre de discriminations positives. Réseau :
C.F. N
O.S. N
L.C.S. N
L.N.C.S. N
Nom et prénom de l’élève : Date de naissance :
Classe :
Adresse : Tél. domicile. :
Tél. bureau :
Nom des parents ou de la personne investie de l’autorité parentale : Parcours scolaire de l’élève dans l’enseignement secondaire : Année scolaire
classe
Ecole
Attestation A-B-C
Dernière école fréquentée (2) : Adresse : Tél. : Chef d’établissement :
Fax :
E mail :
Motif du changement d’établissement
59821
59822
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Service assurant la prise en charge (en vertu de l’art. 31bis) : Adresse : Tél. :
Fax :
E mail :
Nom, prénom du responsable du service : L’élève a-t-il déjà bénéficié d’une mesure de prise en charge visée aux articles 30, 31 ou 31bis du décret du 30/06/98 ? OUI N NON N Si oui, à quelle(s) période(s) ? : ....................................................................................................................... Motif(s) de la prise en charge :
Objectif(s) de la prise en charge :
Nature de la prise en charge (y compris par d’autres partenaires) :
SONT JOINTS EN ANNEXE : L’avis de la CZI, de l’ORC ou de la Commission décentralisée ................................................................................. L’accord de l’élève ................................................................................................................................................................... L’accord du responsable légal .............................................................................................................................................. L’avis du Conseil de Classe (facultatif) ............................................................................................................................. L’avis du CPMS (facultatif) .................................................................................................................................................. En cas d’accord du Ministre : Prise en charge selon les prescrits légaux : date de début prévue le : La notification des dates effectives de début et de fin de prise en charge sera faite au Ministre par : Nom, prénom : N Conseiller de l’Aide à la Jeunesse (arrondissement de .................................................................) N Directeur de l’Aide à la Jeunesse (arrondissement de ..................................................................) N Juge de la Jeunesse (arrondissement de .................................................................) N Responsable de service agréé Fait à, le Signature : REINSERTION :
N N N N N
Classe : .............................................
Ecole collaborante éventuelle : Adresse : Tél. :
Fax :
E mail :
Chef d’établissement : Professeur de référence ou éducateur : Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 14 mai 2009 relatif aux services d’accrochage scolaire. Le Ministre en charge de l’Enseignement obligatoire, Ch. DUPONT La Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé, Mme C. FONCK Notes (1) Décret du 30 juin 1998 visant à assurer à tous les élèves des chances égales d’émancipation sociale, notamment par la mise en œuvre de discriminations positives. (2) Etablissement qui a le dossier de l’élève
59823
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP N. 2009 — 3072
[C − 2009/29460] 14 MEI 2009. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de diensten voor schoolherinschakeling.
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school, zoals gewijzigd bij de decreten van 15 december 2006 en 8 januari 2009; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 januari 2009; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 30 januari 2009; Gelet op het protocol met de conclusies van de onderhandelingen gevoerd op 25 februari 2009 binnen het Sectorcomité IX : « Onderwijs » (Franse Gemeenschap), van het Comité voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - Afdeling II en van het Onderhandelingscomité voor de personeelsstatuten van het vrij gesubsidieerd onderwijs; Gelet op het protocol met de conclusies van het overleg gevoerd op 25 februari 2009 binnen het Overlegcomité tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de Inrichtende machten van het Onderwijs en de gesubsidieerde P.M.S.-centra erkend door de Regering; Gelet op het advies 46.220/2 van de Raad van State, gegeven op 7 april 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op de voordracht van de Minister van Leerplichtonderwijs en de Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid; Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. — Definities Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « decreet » : het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school; 2° « minderjarige » : de leerling onderworpen aan de leerplicht bedoeld in de artikelen 30, 31 en 31bis van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie; 3° « bestuur » : de Algemene Directie voor Hulpverlening aan de jeugd en het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenchappelijk Onderzoek; 4° « Erkenningscommissie » : de Erkenningscommissie voor de diensten voor schoolherinschakeling; 5° « betrokken Ministers » : de Minister van Leerplichtonderwijs en de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd; 6° « dienst » : de dienst voor schoolherinschakeling. TITEL II. — Erkenning HOOFDSTUK I. — Opvang Art. 2. § 1. De dienst die in een interventie-eenheid bestaat, is ertoe gehouden een jaarlijks gemiddelde van twaalf opgevangen minderjarigen per dag te bereiken met maximaal twintig gelijktijdig opgevangen minderjarigen. § 2. Indien de dienst in verschillende interventie-eenheden bestaat, is elke interventie-eenheid ertoe gehouden een jaarlijks gemiddelde van zes opgevangen minderjarigen per dag te bereiken met een maximum van twintig gelijktijdig opgevangen minderjarigen. HOOFDSTUK II. — Erkenningsaanvraag en -hernieuwing Art. 3. § 1. Overeenkomstig artikel 26 van het decreet, bevat de erkenningsaanvraag die uitgewerkt wordt volgens de genormaliseerde uurrooster bedoeld in bijlage 1 ten minste : 1) de identiteit en de aard van de inrichtende macht, alsook een exemplaar van de statuten of van het ontwerp van statuten van de vereniging zonder winstoogmerk of van elk ander document waarbij bewezen wordt dat de uitsluitende doelstelling is de opdracht bedoeld in artikel 19 van het decreet uit te oefenen; 2) de organisatie van de dienst in één of meer interventie-eenheden en, in voorkomend geval, de partnerschapsovereenkomst bedoeld in artikel 21, tweede lid, van het decreet waarin de inrichtende macht opgenomen wordt in de hoedanigheid van werkgever; 3) de lijst van het personeel, alsook het ambt, het ambts- en kwalificatieprofiel van elk personeelslid; 4) de identificatie van de dienst voor arbeidsgeneeskunde; 5) de beschrijving van lokalen; 6) de opvangcapaciteit door een onderscheiding te maken, in voorkomend geval, in de opvangcapaciteit van elke interventie-eenheid van de dienst; 7) de opleidingen van het personeel voorzien ten opzichte van de opdrachten van sociale, opvoedende en pedagogische steun; 8) het specifieke project bedoeld in artikel 22 van het decreet; 9) de normale activiteitsuren tijdens de schoolperiode en buiten de schoolperiode; 10) in voorkomend geval, het type van activiteiten georganiseerd in een externe instelling, de doelstellingen en de nadere regels voor deze activiteiten; 11) voor de inrichtende macht samengesteld in een vereniging zonder winstoogmerk, de identificatie van de accountant of van de bedrijfsrevisor belast met het nakijken van de jaarrekeningen; 12) het huishoudelijk reglement van de dienst dat van toepassing is op de minderjarigen en de wijze waarop de regels zullen worden uitgelegd en ter beschikking gesteld worden van de minderjarigen;
59824
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 13) het gunstig verslag van de gewestelijke branddienst en dat van de dienst voor arbeidsgeneeskunde; 14) de verzekeringsovereenkomsten die het volgende dekken : a.) de burgerlijke aansprakelijkheid van de inrichtende macht, van zijn personeel en van de personen die in de dienst voor schoolherinschakeling verblijven; b.) de goederen van de inrichtende macht; c.) de burgerlijke aansprakelijkheid van de minderjarigen die opgevangen of geholpen worden; d.) de lichamelijke schade berokkend aan de opgevangen minderjarigen. 15) de verbintenis van de inrichtende macht of van de persoon aan wie de leiding van de dienst wordt toevertrouwd, om elke ernstige gebeurtenis aan het bestuur mee te delen, zoals inzonderheid het overlijden, het ernstige tuchtincident, de verlengde onderbreking van de activiteiten van de dienst, ernstige fout van het personeel waarvan onder andere de zedenfeiten, onregelmatigheid in het beheer van de dienst, willekeurige schade; 16) wanneer de dienst uit verschillende interventie-eenheden samengesteld is, de verantwoording van de opportuniteit van deze verschillende vestigingen, alsook de aard van de pedagogische omkadering voor elke eenheid. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 27, eerste lid, van het decreet, beschikt het bestuur over een termijn van één maand om zijn advies uit te brengen aan het Voorzitterschap van de Erkenningscommissie. Art. 4. De aanvraag om hernieuwing van de erkenning die uitgewerkt wordt vanaf de genormaliseerde uurrooster bedoeld in artikel 3, wordt door de inrichtende macht ingediend en dit, ten laatste negen maanden vóór het verstrijken van de periode waarin de erkenning toegekend werd. De aanvraag om hernieuwing wordt per aangetekende brief aan het Voorzitterschap van de Erkenningscommissie gericht. Binnen de tien werkdagen na de ontvangst van de aanvraag om hernieuwing stuurt het Voorzitterschap van de Erkenningscommissie een ontvangstbewijs aan de inrichtende macht en vraagt het advies van de Diensten voor Boekhoudkundige Inspectie en Pedagogische Inspectie. Dit advies moet binnen de twee maanden uitgebracht worden. Art. 5. De inrichtende macht en de dienst delen, ieder wat hem betreft, elke wijziging van gegevens mee die verschaft werden bij het onderzoek van de erkenningsaanvraag en beantwoorden aan alle aanvragen om informatie uitgaande van het bestuur. HOOFDSTUK III. — Intrekking van de erkenning Art. 6. § 1. Wanneer de dienst niet aan de ingebrekestelling bedoeld in artikel 30, derde lid, van het decreet voldaan heeft, kan de Regering het advies van de Erkenningsaanvraag vereisen. Binnen de maand na de ontvangst van het dossier informeert de Erkenningscommissie de inrichtende macht van de dienst per aangetekende brief dat een procedure voor intrekking van de erkenning overwogen wordt. Deze brief vermeldt de verweten feiten. Een afschrift van deze brief wordt aan de betrokken Ministers bezorgd. Binnen de maand na deze informatie wordt de inrichtende macht verzocht zijn schriftelijke opmerkingen aan de Erkenningscommissie mee te delen. Binnen de drie maanden na de informatie bedoeld in het tweede lid brengt de Erkenningscommissie haar advies uit aan de Regering. Bij de niet-naleving van deze termijn wordt het advies geacht als uitgebracht te zijn. Binnen de twee maanden na de mededeling van het advies van de Erkenningscommissie beslist de Regering over de intrekking van de erkenning en deelt haar beslissing mee per aangetekende brief aan de inrichtende macht en aan de Erkenningscommissie. § 2. Ingeval van de intrekking van de erkenning wordt de jaarlijkse vaste subsidie aangepast om de betaling van het gedeelte van de wettelijke minimale opzeggingen te dekken die gedragen worden door de dienst na het einde van de erkenning op voorwaarde dat de conforme aanwending van de definitieve subsidie verzekerd wordt en na aftrek van de te veel geïnde subsidies in voorkomend geval. In het geval dat er een niet-conforme aanwending van de subsidie vastgesteld wordt, zal ook aftrek worden gedaan van de eigen geldmiddelen waarover de inrichtende macht beschikt. HOOFDSTUK IV. — Erkenningscommissie Art. 7. Overeenkomstig artikel 25 van het decreet zetelt de Erkenningscommissie beurtelings in de lokalen van het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek en in deze van de Algemene Directie voor Hulpverlening aan de Jeugd. Art. 8. Elk lid van de Erkenningscommissie kan vervangen worden door een plaatsvervanger die aangesteld wordt volgens dezelfde nadere regels als de titularis. Deze zetelt slechts in afwezigheid van het werkende lid. Bij ontslagindiening of overlijden van een lid, wordt voor zijn vervanging gezorgd. Een lid wordt geacht van ambtswege ontslagnemend te zijn als het de hoedanigheid verliest waarvoor het aangewezen werd. Telkens als zij het nodig acht, doet de Erkenningscommissie een beroep op het advies van deskundigen die raadgevende stem hebben. Art. 9. § 1. Het secretariaat van de Erkenningscommissie wordt waargenomen door een personeelslid van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs. De Secretaris stelt de notulen van elke vergadering op die het volgende vermelden : 1° de aanwezige, afwezige en verontschuldigde leden; 2° de goedkeuring of de opmerkingen van de leden omtrent de notulen van de vorige vergadering; 3° de inhoud van de genomen beslissingen of de gegeven adviezen met vermelding, in voorkomend geval, van de uitgedrukte meerderheden en indien nodig de argumentatie waarop ze gebaseerd zijn. 4° elke nominatieve tussenkomst wanneer het betrokken lid erom expliciet verzoekt. De Secretaris stuurt de notulen aan elk lid van de Erkenningscommissie binnen de week volgend op de vergadering. De Secretaris zorgt voor de bewaring van alle archieven van de Erkenningscommissie.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Elke brief moet aan het Voorzitterschap van de Erkenningscommissie van de diensten voor schoolherinschakeling gericht worden. Art. 10. De oproepingen voor de vergaderingen worden per post of bij elektronische wijze door de Secretaris aan de leden gericht en dit, ten minste vijf werkdagen vóór de datum van de vergadering. De oproeping vermeldt de dag, het uur en de plaats van de vergadering, alsook de agenda. De stukken die betrekking hebben op de punten vermeld op de agenda worden gevoegd bij de oproeping. De agenda wordt gezamenlijk opgesteld door de Voorzitter en de Vice-Voorzitter. De agenda kan aangevuld worden met de aanvragen geformuleerd door de leden ten minste 8 dagen vóór de datum van de vergadering. De leden van de Erkenningscommissie zorgen, in voorkomend geval, ervoor dat de documenten betreffende het (de) voorgestelde punt(en) gevoegd worden. Art. 11. Het geheel van de punten vermeld op de agenda moet behandeld worden. De Erkenningscommissie kan beslissen een punt naar een latere vergadering te verwijzen. Art. 12. De Erkenningscommissie beraadslaagt en beslist geldig indien de volgende leden aanwezig zijn : de Voorzitter, de Vice-Voorzitter, drie vertegenwoordigers bedoeld in artikel 25, § 1, 3°, van het decreet en drie vertegenwoordigers bedoeld in artikel 25, § 1, 4°, van het decreet. Bij gebrek aan een vergadering met deze leden, beraadslaagt en beslist de Erkenningscommissie geldig, ongeacht de aanwezige leden, na een nieuwe bijeenroeping over hetzelfde voorwerp. De Erkenningscommissie neemt haar beslissingen bij tweederde meerderheid van de aanwezige leden. De stemming is geheim. TITEL III. — Subsidie HOOFDSTUK I. — Algemene bepaling Art. 13. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 20 van het decreet, wordt de jaarlijkse vaste subsidie aan de dienst toegekend naar rata van een twaalfde per maand, na vervallen termijn. HOOFDSTUK II. — Nadere regels voor de uitbetaling en de aanwending van de subsidie Art. 14. § 1. Elke uitgevoerde uitgave moet verantwoord worden. De betalingsbewijzen worden ter beschikking van het bestuur gesteld. § 2. Het niet opgebruikte of niet verantwoorde gedeelte van de jaarlijkse vaste subsidie vormt een te veel ontvangen bedrag dat kan worden teruggevorderd na de periode van de jaarlijkse subsidie. Wanneer de dienst zijn activiteiten stopzet, wordt het te veel ontvangen bedrag teruggevorderd vóór het einde van de periode van de jaarlijkse subsidie. § 3. Wanneer de dienst uit verschillende interventie-eenheden bestaat, moet de jaarlijkse vaste subsidie een pedagogische omkadering dekken van ten minste drie voltijdse equivalenten per interventie-eenheid. § 4. Het voorgeschoten gedeelte van de jaarlijkse vaste subsidie dat teruggevorderd moet worden, mag in mindering van de toegekende jaarlijkse subsidie worden gebracht. § 5. De jaarlijkse vaste subsidie mag niet geïnvesteerd worden in financiële risicobeleggingen. § 6. De eigen middelen bestaan uitsluitend uit het aanvankelijk kapitaal van de dienst, de schenkingen en legaten die de dienst ontvangt en de opbrengsten van winstgevende activiteiten die hij organiseert. Zijn eveneens eigen middelen, de bankintresten voortvloeiend uit de belegging van de voormelde eigen middelen, alsook, in het geval van de publiekrechtelijke rechtspersonen, het overheidsgeld waarover deze beschikken. In geen geval mag het niet verantwoorde of niet opgebruikte gedeelte van de toegekende jaarlijkse vaste subsidie, met inbegrip van de bankintresten voortvloeiend uit de belegging van deze subsidie, in de eigen middelen van de dienst opgenomen worden. Dit principe geldt eveneens wanneer de inrichtende macht van de dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is. § 7. De jaarlijkse vaste subsidie wordt verminderd naar rata van de subsidies gestort door andere publiekrechtelijke rechtspersonen. Nochtans wordt slechts rekening gehouden met deze voor zover ze gestort werden om de uitgaven te dekken die al in aanmerking werden genomen voor de bepaling van het gedeelte van de subsidie voor personeelskosten. Nochtans worden de subsidies van de Nationale Loterij, in alle gevallen, niet teruggevorderd. Art. 15. De dienst informeert het bestuur over elke subsidie of elke terugbetaling van de kosten, verkregen op een andere basis dan het besluit. De uitgaven die gedekt worden door deze subsidies of terugbetalingen van kosten moeten volledig en afzonderlijk opgenomen worden in het rekeningenstelsel bedoeld in artikel 16, § 1. Art. 16. § 1. De diensten moeten een boekhouding voeren die overeenstemt met het minimaal genormaliseerd rekeningenstelsel, zoals bepaald door de Regering. Wanneer verschillende erkende diensten tot eenzelfde inrichtende macht behoren, wordt een analytische boekhouding per dienst gevoerd. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing wanneer de inrichtende macht een overheid is en op grond waarvan haar een ander rekeningenstelsel opgelegd wordt. In dit geval wordt de boekhouding gevoerd op een specifieke begrotingsfunctie en bevat zij een resultatenrekening voor elke dienst. De mogelijke winsten die gecumuleerd worden op de subsidies, moeten in de rekeningen van de dienst behouden blijven. § 2. Behalve wanneer de inrichtende macht een overheid is, moeten de jaarrekeningen nagekeken worden door een accountant of, indien de wet het oplegt, voor echt verklaard worden door een bedrijfsrevisor. Hun controleverslagen vermelden hun registratienummer bij het Instituut van de accountants of bij het Instituut van Bedrijfsrevisoren, en hebben prioritair betrekking op : a) de toepassing van het rekeningenstelsel waarvan sprake is in § 1; b) de financiële activiteit van de dienst; c) de verschillende rubrieken van de balans en hun gegrondheid; d) de uitgaven voor personeelskosten en hun overeenstemming met de staten, opgemaakt inzake de sociale zekerheid en de bedrijfsvoorheffing; e) het resultaat van het nageziene boekjaar.
59825
59826
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 3. Vóór het einde van de maand juni bezorgen de diensten het bestuur, volgens de nadere regels bepaald door de betrokken Ministers, een exemplaar van de jaarrekeningen van het afgelopen boekjaar en van de begroting van het lopende boekjaar. In voorkomend geval worden de verslagen van de accountant of van de bedrijfsrevisor gevoegd bij de jaarrekeningen, alsook een afschrift van de na beraadslaging van de algemene vergadering genomen beslissing waarbij ontslag gegeven wordt aan de bestuurders voor hun beheer van het afgelopen boekjaar. § 4. Wanneer, op het einde van een boekjaar, het verlies vijf percent overschrijdt van het geheel van de opbrengsten van het jaar, of indien het gecumuleerde tekort van het jaar tien percent overschrijdt van de opbrengsten van het jaar, informeert de dienst het bestuur over de middelen die hij van plan is aan te wenden om het financieel evenwicht te herstellen. § 5. Een exemplaar van de jaarrekeningen en van het activiteitenverslag wordt ter beschikking gesteld van de personeelsleden van de dienst die op eenvoudig verzoek die bescheiden kunnen inzien. De dienst informeert hen over de mogelijkheid om deze documenten te raadplegen. § 6. De personeelsleden worden verzocht om deel te nemen aan een jaarlijkse informatievergadering over de jaarrekeningen en het gebruik van de subsidies. § 7. De diensten voor schoolherinschakeling bewaren de boekhoudkundige bewijsstukken tijdens 7 jaar. HOOFDSTUK III. — Werkingskosten Art. 17. § 1. Het gedeelte van de subsidie voor werkingskosten wordt op 67.300 EUR vastgesteld, indexeerbaar per dienst. § 2. Worden in aanmerking genomen voor de verantwoording van de werkingskosten, de volgende uitgaven : 1° de kosten voor het betrekken van de gebouwen, inzonderheid de huurkosten, de huurlasten en de vershuiskosten, de bewakingskosten; 2° wanneer de dienst voor schoolherinschakeling eigenaar is van de door hem bezette gebouwen, de dotatie voor de afschrijving op de vaste activa die betrekking heeft op de voormelde gebouwen. Het afschrijvingscijfer wordt vastgesteld op 3,333 %. Een afschrijvingscijfer van 10 tot 6,666 % kan in aanmerking genomen worden voor de verbouwing of voor grote onderhoudswerken aan de gebouwen; 3° de kosten voor onderhoudsproducten; 4° de onderhoudskosten voor de lokalen en voor hun inhoud; 5° de kosten voor watervoorziening, energie en brandstoffen; 6° de bestuurskosten; 7° de verzekeringskosten die geen betrekking hebben op het personeel, dit wil zeggen de verzekeringen tegen brand, diefstal, verplichte burgerlijke aansprakelijkheid van de dienst, voertuigen, bureaubenodigdheden en informatica; 8° de rechtskosten, met inbegrip van de honoraria van de advocaten en deskundigen voor zover er geen onenigheid ontstaat bij het bestuur slechts in het kader van de verdediging van de personeelsleden t.o.v. de begunstigden van de door de dienst verleende hulp. 9° de honoraria van de supervisors en de opleiders, op basis van behoorlijk opgemaakte facturen en ten belope van een maximaal jaarlijks indexeerbaar bedrag, vastgesteld op 3.111,39 EUR per dienst; 10° de honoraria voor verificatie of echtverklaring van de jaarrekeningen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, § 2. Deze kosten worden in aanmerking genomen op basis van behoorlijk opgemaakte facturen, ten belope van een maximaal jaarlijks indexeerbaar bedrag van 933,39 EUR per dienst; 11° de honoraria voortvloeiend uit administratieve en rekenplichtige opdrachten die nodig zijn voor de goede werking van de dienst of voor de naleving van de voorwaarden voor de erkenning. Deze kosten komen in aanmerking op basis van behoorlijk opgemaakte facturen en binnen de perken van een maximaal jaarlijks indexeerbaar bedrag van 4.065,45 EUR per dienst; 12° de aan de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen betaalde bedragen voor punctuele opdrachten die niet behoren tot de gewone opdrachten van het personeel van de dienst; 13° de kosten voor sociaal secretariaat, dit wil zeggen de berekening van de lonen, de formaliteiten in verband met de betaling van de lonen en die moeten vervuld worden in het kader van de sociale en fiscale wetgeving, de logistieke en gerechtelijke steun; op basis van facturen die behoorlijk zijn opgemaakt, worden deze kosten gedekt door de subsidie ten belope van 188,77 EUR, indexeerbaar, te vermeerderen met de BTW, per werknemer en per jaar; 14° de bijdragen betaald aan de representatieve organisaties van de diensten, ten belope van een maximaal bedrag van 53,94 EUR, indexeerbaar per jaar en per voltijdse betrekking die in aanmerking komt voor de berekening van de subsidie van de dienst; 15° de kosten voor de voortgezette vorming van het personeel in België; de subsidiëring voor vormingskosten in het buitenland hangt af van de toestemming van het bestuur. Dit bestuur kan, zonder terugwerkende kracht, het maximaal bedrag van de vormingskosten in het buitenland bepalen dat gesubsidieerd kan worden. Deze beslissing moet gemotiveerd worden. Het gedeelte van de subsidie bestemd voor de vorming mag niet hoger zijn dan een bedrag dat overeenstemt met 20 % van de jaarlijkse subsidie voor werkingskosten. De vormingskosten waardoor de subsidie verantwoording krijgt, stemmen overeen ofwel met een specialisatievorming die verband houdt met de betrokken functie en haar niveau, met uitsluiting van de algemene studies, ofwel met deelnemingen aan colloquia, conferenties, congressen, seminaries en studiedagen; 16° de reiskosten van het personeel in dienstverband en voor opdrachten, in België, op basis van het tarief per kilometer van toepassing op het bestuurspersoneel. De subsidiëring van de reiskosten naar het buitenland hangt af van de toestemming van het bestuur : deze toestemming kan gelden voor een jaar, kan principieel zijn en een geheel van uitgaven betreffen. Het bestuur kan, zonder terugwerkende kracht, het maximaal bedrag van de vormingskosten in het buitenland bepalen dat gesubsidieerd kan worden. Deze beslissing moet gemotiveerd worden.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 17° de kosten voor aankondigingen, reclame, documentatie, opvang van de minderjarigen en hun bloedverwanten; 18° indien er sprake is van beroepshalve gebruik, de kosten in verband met het gebruik van de voertuigen, met inbegrip van de omnium-verzekering voor opdrachten en, zo nodig, de bijkosten voortvloeiend uit de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voor de voertuigen; 19° de kosten voor ontruiming van de afval; 20° de kosten voor didactisch materieel; 21° de bankonkosten en de leningslasten die nodig zijn voor de goede werking van de dienst, in het kader van de toepassing van dit besluit; 22° de buitengewone kosten, in het kader van de opdrachten bedoeld in de punten 10°, 11° en 13° voor zover het bestuur zijn toestemming heeft gegeven; 23° de dotatie voor de afschrijvingen op de vaste activa voor het meubilair, het materieel en andere uitrustingen. Het afschrijvingscijfer is vastgesteld op 20 % voor het vaste en rollend materieel, alsook voor het meubilair en de bureaubenodigdheden. Het is vastgesteld op 33,33 % voor informatica-materiaal en software; 24° de taksen en directe en indirecte belastingen in verband met de erkende activiteit van de dienst; 25° de interne factureringen in verband met de punten 11° en 13° voor het geheel van de diensten georganiseerd door een inrichtende macht, alsook de factureringen in verband met punt 6°, alleen wanneer de inrichtende macht een overheid is, worden aanvaard met inachtneming van de hierna vermelde nadere regels : a) voor de honoraria in verband met de administratieve en rekenplichtige opdrachten bedoeld in 11°, ten belope van ten hoogste een jaarlijks indexeerbaar bedrag van 4.065,45 EUR per dienst; b) voor de opdrachten bedoeld in voormeld 13° : de in hetzelfde punt 13° bedoelde bepalingen zijn van toepassing zonder rekening te houden met de verhoging voor BTW; c) voor de administratieve kosten bedoeld in 6°, alleen voor de diensten waarvan de inrichtende macht een overheid is, ten belope van maximum 26.956,24 EUR, indexeerbaar per jaar. 26° de kosten gebonden aan de uitvoering van de opvoedende en/of pedagogische activiteiten die georganiseerd worden voor de minderjarigen. Art. 18. Worden ook in aanmerking genomen : a.) de onderzoeks-, expertise- en ontwikkelingskosten met het oog op de verbetering van de praktijken ontwikkeld door de diensten en die tot de toepassing van het decreet bijdragen. Deze kosten zullen slechts gemaakt worden na de toestemming van de betrokken Ministers; b.) de personeelskosten bedoeld in artikel 21, afgetrokken van de subsidies gestort door andere publiekrechtelijke rechtspersonen overeenkomstig artikel 20. Art. 19. De indexeerbare bedragen bedoeld in artikel 17 worden elk jaar geïndexeerd overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, zoals gewijzigd. Deze bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01. De indexeringscoëfficiënt 1,0000 stemt overeen met de geïndexeerde bedragen op 1 januari 1990. HOOFDSTUK IV. — Personeelskosten Art. 20. § 1. Het gedeelte van de subsidie voor personeelskosten wordt berekend op basis van vijf voltijdse equivalenten opvoeders klasse 1 na aftrek van de overheidssteun voor werkgelegenheid. Nochtans wordt slechts rekening gehouden met de overheidssteun voor werkgelegenheid voor zover hij gestort werd om de uitgaven te dekken die al in aanmerking werden genomen voor de bepaling van het gedeelte van de subsidie voor personeelskosten. Het gedeelte van de subsidie voor personeelskosten is gelijk aan : Bruto jaarlijkse wedde opvoeder klasse drie jaar anciënniteit X aanpassingscoëfficiënt X vijf voltijdse equivalenten. De aanpassingscoëfficiënt wordt op 1,54 vastgesteld, verminderd met de verlagingen van werkgeverslasten en sociale bijdragen inherent aan de betrekkingen betreffende de overheidssteun voor werkgelegenheid. Het gedeelte van de subsidie die de personeelskosten dekt, wordt berekend op basis van de weddeschalen van de collectieve overeenkomst van de paritaire commissie 319.02 die van toepassing is op de inrichtingen en de diensten voor hulpverlening aan de jeugd voor de ambten van opvoeders klasse 1 met drie jaar anciënniteit. De dienst is ertoe gehouden de steungelden voor werkgelegenheid te gebruiken die het Gewest hem toekent. § 2. Voor de diensten die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, de opdrachten bedoeld in artikel 19 van het decreet uitoefenden als proefproject en die op deze wijze zes betrekkingen werden toegekend in het kader van de « overeenkomst gesloten op 20 juli 2006 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap inzake werkgelegenheid, alsook preventie en strijd tegen geweld in de sectoren van hulpverlening aan de jeugd en onderwijs », in het kader van de « overeenkomst gesloten op 20 april 2007 tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschap inzake werkgelegenheid in het kader van de uitvoering van het gemeenschapsactieplan voor hulpverlening aan de jeugd « Vroegtijdigheid, adequatie en coherentie : hulpverlening aan de jeugd van morgen » of door de Franse Gemeenschap ten laste van de begroting van het onderwijs wordt, het gedeelte van de subsidie voor personeelskosten berekend op basis van zes voltijdse equivalenten na aftrek van de overheidssteun voor werkgelegenheid toegekend in het kader van de bovenvermelde overeenkomsten. Art. 21. Worden in aanmerking genomen voor de verantwoording van de personeelskosten, de volgende uitgaven : 1° de uitbetaling van de wedden berekend volgens de weddeschalen van de collectieve overeenkomst van de paritaire commissie bedoeld in artikel 20; 2° voor het personeel gedetacheerd door de publiek- en privérechtelijke rechtspersonen, de uitbetaling van de wedden berekend volgens de normen die van toepassing zijn voor deze publiek- en privérechtelijke rechtspersonen; 3° de uitbetaling van de lasten met de al dan niet gepresteerde opzegging, naar rata van de minimale duur van de voorziene opzegging bedoeld in de sociale wetgeving.
59827
59828
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Wanneer de bovenvermelde minimale duur verlengd wordt door een rechterlijke beslissing, tengevolge van een beroep van het personeelslid, beslist de Regering of het geheel of een gedeelte van de aanvullende lasten die bij rechtelijke beslissing beslist werden, in aanmerking worden genomen om het gedeelte van de subsidie te verantwoorden die de personeelskosten dekt. Wanneer de opzegging gegeven wordt als gevolg van de definitieve stopzetting van de activiteiten van de dienst, dan moet de opzegging worden gepresteerd tot het einde van de activiteiten van de dienst. 4° het gedeelte van de wedde en van de wettelijke werkgeverslasten die ten laste vallen van de dienst ter aanvulling van de tegenmoetkoming van de overheid in het kader van de overheidssteun voor werkgelegenheid. Art. 22. Voor de bedragen die de wedden of gelijkgestelde kosten betreffen, wordt de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij de daaropvolgende besluiten, van toepassing. Deze bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01. De indexeringscoëfficiënt 1,0000 stemt overeen met de geïndexeerde bedragen op 1 januari 1990. TITEL IV. — Bepalingen betreffende de boekhoudkundige inspectie en de pedagogische inspectie HOOFDSTUK I. — Boekhoudkundige inspectie Art. 23. Elk jaar voeren een controleur van het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek en een boekhoudkundige inspecteur van de Algemene Directie voor Hulpverlening aan de Jeugd, gezamenlijk, de controle van de boekhoudkundige bewijsstukken binnen de dienst. Ze controleren onder andere dat : a.) de personeelsleden van de dienst onderworpen zijn aan de arbeidsregeling bedoeld in de Paritaire Commissie 319.02 die van toepassing is op de inrichtingen en diensten voor hulpverlening aan de jeugd; b.) de persoon aan wie de leiding van de dienst toevertrouwd werd en die van de inrichtende macht de informatie krijgt waarbij ze deze opdracht kan uitoefenen, wordt belast, onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende macht, met de boekhouding. Het inspectieverslag dat alternatief opgesteld wordt door de controleur van het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek en door de boekhoudkundige inspecteur van de Algemene Directie voor Hulpverlening aan de Jeugd, wordt binnen de maand door de inspectie aan het bestuur gestuurd. Een afschrift van dit verslag wordt gericht aan de betrokken Ministers en aan de betrokken dienst. Wanneer het verslag bedoeld in het tweede lid vermeldt dat de jaarlijkse vaste subsidies aangewend werden voor doeleinden die niets te maken hebben met de reden waarvoor ze toegekend werden en/of dat er gebreken of onregelmatigheden bestaan in het voeren van de boekhouding, bezorgt de Regering dit verslag binnen de maand na de ontvangst ervan aan de Erkenningscommissie. HOOFDSTUK II. — Pedagogische inspectie Art. 24. Het evaluatieverslag bedoeld in artikel 29 van het decreet wordt binnen de maand aan het bestuur en de dienst bezorgd. Art. 25. De Inspectiediensten bedoeld in artikel 29 van het decreet controleren inzonderheid : a.) dat de persoon aan wie de leiding van de dienst werd toevertrouwd en die de informatie krijgt van de inrichtende macht waarbij hij deze opdracht kan voeren, wordt belast, onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende macht, met het dagelijkse beheer, met de inachtneming van de geldende regelgevingen en met de uitvoering van het specifieke project; b.) dat de diensten een dossier openen op naam van elke minderjarige ten laatste de eerste dag van de werkelijke opvang. Dit dossier bevat inzonderheid het eigen project bedoeld in artikel 33 van het decreet, de balansen bedoeld in artikel 35 van het decreet en de erkenning van de schooljaren bedoeld in artikel 32, tweede lid van het decreet. Het individuele dossier van de minderjarige bedoeld in § 1, kan vernietigd worden ten vroegste 5 jaar na het bereiken van de minderjarige van de meerderjarigheid; c.) dat de dienst hulpmiddelen ontwikkeld heeft om de specifieke moeilijkheden van elke minderjarige op te lossen met toepassing van artikel 33, tweede lid, van het decreet; d.) het werk gevoerd tijdens de schoolvakantie; e.) de nadere regels volgens dewelke de dienst voor de pedagogische supervisie zorgt van zijn personeel en de evaluatie van zijn actie; f.) dat tijdens het eerste activiteitsjaar van de dienst een pedagogische supervisie georganiseerd werd door een persoon of een instelling buiten de dienst; g.) dat de notulen van elke vergadering betreffende het specifieke project van de dienst en de toepassing van de gedragscode opgesteld werden en dat de handtekening van de aanwezige leden op alle notulen gezet moet worden; h.) dat de minderjarigen ten minste één keer per jaar verzocht worden om deel te nemen aan een vergadering met de directie en de personeelsleden wanneer de punten die op de agenda staan, ze rechtstreeks betreffen en dat de handtekening van de aanwezige minderjarigen op alle notulen gezet moet worden. TITEL V. — Jaarlijks activiteitenverslag Art. 26. Overeenkomstig artikel 22, § 3, van het decreet, stuurt elke dienst, ten laatste voor 30 juni en voor de eerste keer op 30 juni 2010, een jaarlijks activiteitenverslag betreffende het vorige schooljaar. Dit activiteitenverslag dat uitgewerkt wordt volgens de genormaliseerde uurrooster bepaald door de betrokken Ministers, bepaalt inzonderheid voor elke interventie-eenheid : 1) de personeelsformatie; 2) de wijze waarop de kwalificaties van de personeelsleden tot de ontwikkeling van het specifieke project hebben bijgedragen;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 3) het aantal opgevangen minderjarigen en de gemiddelde duur van de opvang door een onderscheiding te maken tussen : - de minderjarigen opgevangen krachtens artikel 30, artikel 31 of artikel 31bis van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie; - het studiejaar, de vorm en het type van onderwijs van de minderjarigen; 4) het aantal en de redenen van de weigering van de opvang overeenkomstig artikel 31, § 2, tweede lid, van het decreet waarbij bepaald wordt voor elke minderjarige : het niveau, de vorm, het type onderwijs en het type toestand waartoe hij behoort; 5) het aantal minderjarigen aan wie de opvang aanbevolen werd, die deze weigeren of onderbreken waarbij bepaald wordt elke minderjarige : het niveau, de vorm, het type onderwijs, het type toestand waartoe hij behoort en de redenen van de beslissing; 6) het aantal minderjarigen die opgevangen werden tijdens de schoolvakantie en de georganiseerde activiteiten; 7) de hulpmiddelen ontwikkeld tijdens het schooljaar om de moeilijkheden van de minderjarigen op te lossen; 8) de nadere regels voor de partnerschappen georganiseerd met de inrichtingen bezocht door de minderjarigen vóór of na hun opvang en met de betrokken psycho-medisch-sociale centra; 9) in voorkomend geval de nadere regels voor de partnerschappen georganiseerd met andere schoolinrichtingen dan deze bezocht door de minderjarigen vóór of na hun opvang, met de betrokken psycho-medisch-sociale centra of met elk operator binnen of buiten de school; 10) in voorkomend geval, de activiteiten van de dienst georganiseerd in partnerschap met een externe inrichting, de nadere regels en de doelstellingen van deze activiteiten met verwijzing naar de opdrachten bedoeld in artikel 19 van het decreet; 11) in voorkomend geval, het aantal toestanden waarvoor de betrokkenheid van de Adviseur bij de Hulpverlening aan de Jeugd, de Directeur van de Hulpverlening aan de Jeugd of van de Jeugdrechtbank nodig was; 12) de activiteiten in verband met de sociale en opvoedende hulp door een onderscheiding te maken tussen deze betreffende de minderjarige en deze in verband met zijn leefmilieu om de opvoedende rol van de ouders te herstellen; 13) de beschrijving van de middelen ontwikkeld om de moeilijkheden inzake het leerproces of de socialisatie van de minderjarigen te ontdekken en om daarvoor een oplossing te vinden; 14) de opleidingen georganiseerd voor de personeelsleden; 15) de vergemakelijkingselementen en de moeilijkheden ondervonden om de opdrachten toegewezen aan de structuren te voeren; 16) de schooloriëntatie gekozen na de opvang; 17) het aantal opgevangen minderjarigen waarbij het project bedoeld in artikel 33 van het decreet uitgevoerd kan worden en waarbij de specifieke moeilijkheden van elke minderjarige opgelost kunnen worden; 18) het aantal opgevangen minderjarigen waarbij de vastgestelde doelstellingen niet bereikt werden en die de oorzaken zijn van die mislukking. TITEL VI. — Erkenning van de schooljaren Art. 27. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 32 van het decreet, opdat de begeleidingsperiode in aanmerking zou komen voor een erkenning van de schooljaren, wordt deze ingediend door de dienst met behulp van het formulier bedoeld in bijlage 2. De beslissing om al dan niet de erkenning van schooljaren toe te kennen wordt meegedeeld door het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek ten laatste binnen de twintig werkdagen volgend op de ontvangst van de aanvraag. Bij de niet-naleving van deze termijn wordt de beslissing geacht als gunstig te zijn. TITEL VII. — Overgangs- en slotbepalingen Art. 28. De subsidies die toegekend worden aan de diensten in het kader van het proefproject worden, in voorkomend geval, voor het jaar 2009, afgetrokken van de subsidie toegekend volgens de nadere regels van dit besluit. Art. 29. De Minister van Leerplichtonderwijs en de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 14 mei 2009. Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Leerplichtonderwijs, Ch. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK
59829
59830
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE F. 2009 — 3073
[C − 2009/29465]
14 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 24 août 2006 portant création de la Haute Ecole de la Province de Namur et reconnaissant et admettant aux subventions les formations organisées par cette Haute Ecole Le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise, Vu le décret du 5 août 1995 fixant l’organisation générale de l’enseignement supérieur en Hautes Ecoles, notamment l’article 20, complété par les décrets des 24 juillet 1997 et 30 juin 1998 et modifié par le décret du 30 juin 2006; Vu le décret du 30 avril 2009 portant création de nouvelles formations dans les Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté franc¸ aise et portant diverses mesures en matière d’Enseignement supérieur; Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 24 août 2006 portant création de la Haute Ecole de la Province de Namur et reconnaissant et admettant aux subventions les formations organisées par cette Haute Ecole; Vu l’avis n° 86 du 15 janvier 2009 du Conseil général des Hautes Ecoles; Considérant que les formalités préalables requises ont été remplies et qu’il n’existe aucun motif de s’opposer à la demande émanant de la Haute Ecole; Sur la proposition de la Ministre de l’Enseignement supérieur, Arrête : Article 1er. A l’annexe de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 24 août 2006 portant création de la Haute Ecole de la Province de Namur et reconnaissant et admettant aux subventions les formations organisées par cette Haute Ecole, la ligne : Type court
Economique
Spécialisation « Coopération internationale »
Namur
est insérée entre les lignes suivantes : Type court
Economique
Section « Management hôtelier »
Namur
Type court
Paramédicale
Section « Sage-femme »
Namur
Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur à partir de l’année académique 2009-2010. Art. 3. Le Ministre ayant l’Enseignement supérieur dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 14 mai 2009. Pour le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise : La Vice-Présidente et Ministre de l’Enseignement supérieur, de la Recherche scientifique et des Relations internationales, Mme M.-D. SIMONET
VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP N. 2009 — 3073
[C − 2009/29465]
14 MEI 2009. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 augustus 2006 houdende oprichting van de « Haute Ecole de la Province de Namur » en waarbij de opleidingen georganiseerd door die Hogeschool erkend worden en voor subsidies in aanmerking worden genomen De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, inzonderheid op artikel 20, aangevuld met de decreten van 24 juli 1997 en 30 juni 1998 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2006; Gelet op het decreet van 30 april 2009 houdende oprichting van nieuwe vormingen in de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen en houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 augustus 2006 houdende oprichting van de « Haute Ecole de la province de Namur » en waarbij de opleidingen georganiseerd door die Hogeschool erkend worden en voor subsidies in aanmerking worden genomen; Gelet op het advies Nr. 86 van 15 januari 2009 van de Algemene Raad voor Hogescholen;
59831
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat aan de vereiste voorafgaande formaliteiten voldaan is en dat er geen reden bestaat om de aanvraag van de Hogeschool af te wijzen; Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs, Besluit : Artikel 1. In de bijlage van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 augustus 2006 houdende oprichting van de ″Haute Ecole de la Province de Namur″ en waarbij de opleidingen georganiseerd door die Hogeschool erkend worden en voor subsidies in aanmerking worden genomen, wordt in de Franse tekst de regel : Type court
Economique
Spécialisation « Coopération internationale »
Namur
ingevoegd tussen de regels : Type court
Economique
Section « Management hôtelier »
Namur
Type court
Paramédicale
Section « Sage-femme »
Namur
Art. 2. Dit besluit treedt in werking vanaf het academiejaar 2009-2010. Art. 3. De Minister bevoegd voor het Hoger onderwijs wordt belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 14 mei 2009. Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET
DEUTSCHSPRACHIGE GEMEINSCHAFT COMMUNAUTE GERMANOPHONE — DUITSTALIGE GEMEENSCHAP MINISTERIUM DER DEUTSCHSPRACHIGEN GEMEINSCHAFT D. 2009 — 3074
[2009/203426]
28. MAI 2009 — Erlass der Regierung zur Abänderung des Erlasses der Regierung vom 10. März 2005 zur Festlegung der Arbeitsweise der Sprachenprüfungsausschüsse und der Durchführung der Prüfungen vor diesen Ausschüssen Die Regierung der Deutschprachigen Gemeinschaft, Auf Grund des Dekretes vom 19. April 2004 über die Vermittlung und den Gebrauch der Sprachen im Unterrichtswesen, insbesondere Titel VII, abgeändert durch das Dekret vom 21. April 2008; Auf Grund des Erlasses der Regierung vom 10. März 2005 zur Festlegung der Arbeitsweise der Sprachenprüfungsausschüsse und der Durchführung der Prüfungen vor diesen Ausschüssen; Auf Grund der koordinierten Gesetze über den Staatsrat vom 12. Januar 1973, insbesondere Artikel 3 § 1, ersetzt durch das Gesetz vom 4. Juli 1989 und abgeändert durch das Gesetz vom 4. August 1996; Auf Grund der Dringlichkeit; In der Erwägung, dass die Dringlichkeit dadurch begründet ist, dass die Inhalte und die Bewertung der Sprachenprüfungen durch das Dekret vom 21. April 2008 neu geregelt wurden und dass vorliegender Erlass erforderlich ist, damit die Prüfungen vor dem Sprachenprüfungsausschuss am Ende des Schuljahres 2008-2009 dekretkonform stattfinden können; Nach Beratung, Beschließt: Artikel 1 - Artikel 5 des Erlasses der Regierung vom 10. März 2005 zur Festlegung der Arbeitsweise der Sprachenprüfungsausschüsse und der Durchführung der Prüfungen vor diesen Ausschüssen wird aufgehoben. Art. 2 - Der für das Unterrichtswesen zuständige Minister wird mit der Durchführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. Art. 3 - Vorliegender Erlass tritt mit Wirkung vom 1. Mai 2009 in Kraft. Eupen, den 28. Mai 2009 Für die Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft: Der Ministerpräsident, Minister für lokale Behörden K.-H. LAMBERTZ Der Minister für Unterricht und wissenschaftliche Forschung O. PAASCH
59832
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD TRADUCTION MINISTERE DE LA COMMUNAUTE GERMANOPHONE F. 2009 — 3074 [2009/203426] 28 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement portant modification de l’arrêté du Gouvernement du 10 mars 2005 fixant le fonctionnement des jurys des examens linguistiques et l’organisation des examens présentés devant ces jurys Le Gouvernement de la Communauté germanophone, Vu le décret du 19 avril 2004 relatif à la transmission des connaissances linguistiques et à l’emploi des langues dans l’enseignement, notamment le Titre VII, tel qu’amendé par le décret du 21 avril 2008; Vu l’arrêté du Gouvernement du 10 mars 2005 fixant le fonctionnement des jurys des examens linguistiques et l’organisation des examens présentés devant ces jurys; Vu les lois coordonnées du Conseil d’Etat du 12 janvier 1973, notamment l’article 3, alinéa 1, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 et amendé par la loi du 4 août 1996; Vu l’urgence; Eu égard au fait que l’urgence est motivée par le fait que les contenus et l’évaluation des examens de langues ont été remaniés par le décret du 21 avril 2008 et que le présent arrêté est nécessaire pour permettre aux examens présentés devant les jurys d’examens linguistiques de se dérouler, à la fin de l’année scolaire 2008-2009, dans la conformité des termes du décret; Après consultation, Arrête : Article 1er. L’article 5 du décret du Gouvernement du 10 mars 2005 fixant le fonctionnement des jurys des examens linguistiques et l’organisation des examens présentés devant ces jurys est abrogé. Art. 2. Le Ministre en charge de l’enseignement est responsable de la mise en œuvre du présent arrêté. Art. 3. Le présent arrêté prend ses effets au 1er mai 2009. Eupen, le 28 mai 2009. Pour le Gouvernement de la Communauté germanophone : Le Ministre Président, Ministre des Pouvoirs locaux, K.-H. LAMBERTZ Le Ministre de l’Enseignement et de la Recherche scientifique O. PAASCH
VERTALING MINISTERIE VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP N. 2009 — 3074 [2009/203426] 28 MEI 2009. — Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 10 maart 2005 houdende vastlegging van de werkwijze van de jury’s voor taalexamens en van de organisatie van de examens afgelegd voor deze examencommissies De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van talen in het onderwijs, in het bijzonder Titel VII, gewijzigd door het decreet van 21 april 2008; Gelet op het besluit van de Regering van 10 maart 2005 houdende vastlegging van de werkwijze van de jury’s voor taalexamens en van de organisatie van de examens afgelegd voor deze examencommissies; Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973, in het bijzonder artikel 3 § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996; Gelet op de hoogdringendheid; Overwegende dat de hoogdringendheid gemotiveerd is door het feit dat de inhouden en de evaluatie van de taalexamens door het decreet van 21 april 2008 opnieuw zijn geregeld zodat de examens voor de jury voor taalexamens op het einde van het schooljaar 2008-2009 conform het decreet kunnen plaatsvinden; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Artikel 5 van het besluit van de Regering van 10 maart 2005 houdende vastlegging van de werkwijze van de jury’s voor taalexamens en van de organisatie van de examens afgelegd voor deze examencommissies wordt opgeheven. Art. 2. De minister die bevoegd is voor Onderwijs, wordt belast met de uitvoering van voorliggend besluit. Art. 3. Voorliggend besluit wordt op 1 mei 2009 van kracht. Eupen, 28 mei 2009. Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale besturen K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek O. PAASCH
59833
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
AUTRES ARRETES — ANDERE BESLUITEN SERVICE PUBLIC FEDERAL CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE ET AUTORITE FLAMANDE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER EN VLAAMSE OVERHEID [2009/203725]
[2009/203725] Nationale orden
Ordres nationaux Par arrêté royal du 18 mai 2009, la disposition suivante est stipulée : Article 1er. Mme Ester Mathilde LAMBRECHTS (o Antwerpen, le 07/05/1919), ps. La Esterella, artiste, est nommée Officier de l’Ordre de Léopold II. Art. 2. Elle prend rang dans l’Ordre à la date de ce jour. Art. 3. Le Ministre des Affaires étrangères, ayant la gestion de l’Ordre dans ses attributions, est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Bij koninklijk besluit van 18 mei 2009 wordt bepaald : Artikel 1. Mevr. Ester Mathilde LAMBRECHTS (o Antwerpen 07/05/1919), ps. La Esterella, artieste, wordt benoemd tot Officier in de Orde van Leopold II. Art. 2. Zij neemt haar rang in de Orde in op de datum van vandaag. Art. 3. De Minister van Buitenlandse Zaken, tot wiens bevoegdheid het beheer der Orde behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
* SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
[C − 2009/00569] Commissaire divisionnaire de police. — Nomination
[C − 2009/00569] Hoofdcommissaris van politie. — Benoeming
Par arrêté royal du 21 août 2009, M. MONIN, Marc, est nommé au grade de Commissaire divisionnaire de police avec effet rétroactif au 2 avril 2005.
Bij koninklijk besluit, d.d. 21 augustus 2009, wordt de heer MONIN, Marc, benoemd in de graad van hoofdcommissaris van politie met terugwerkende kracht vanaf 2 april 2005.
* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
[2009/203948] 28 JUIN 2009. — Arrêté royal portant nomination de conseillers et de juges sociaux Erratum
[2009/203948] 28 JUNI 2009. — Koninklijk besluit houdende benoeming van raadsheren en rechters in sociale zaken Erratum
Au Moniteur belge no 238 du 13 juillet 2009 dans les textes néerlandais et français :
In het Belgisch Staatsblad nr. 238 van 13 juli 2009 in de Nederlandse en de Franse tekst :
Page 48138, à l’article 7 doit être considéré comme inexistant : ″VAN FRAEYENHOVEN, Luc, à Bornem″.
Pagina 48138, in artikel 7 dient als niet-bestaande te worden beschouwd : ″VAN FRAEYENHOVEN, Luc, te Bornem″.
* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE [2009/203946]
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [2009/203946]
1er JUILLET 2009. — Arrêté royal portant nomination de conseillers et de juges sociaux Erratum
1 JULI 2009. — Koninklijk besluit houdende benoeming van raadsheren en rechters in sociale zaken Erratum
Au Moniteur belge no 276 du 19 août 2009 dans les textes néerlandais et français :
In het Belgisch Staatsblad nr. 276 van 19 augustus 2009 in de Nederlandse en de Franse tekst :
Page 54741, à l’article 5 doit être considéré comme inexistant : ″VAN ACKER, Etienne, à Sint-Martens-Latem (Deurle)″.
Pagina 54741, in artikel 5 dient als niet-bestaande te worden beschouwd ″VAN ACKER, Etienne, te Sint-Martens-Latem (Deurle)″.
59834
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
[2009/203949] 31 JUILLET 2009. — Arrêté royal portant nomination de conseillers et de juges sociaux Erratum
[2009/203949] 31 JULI 2009. — Koninklijk besluit houdende benoeming van raadsheren en rechters in sociale zaken Erratum
Au Moniteur belge no 275 du mardi 18 août 2009, page 54657 dans le texte français : A la place de : Art. 4. Sont nommés en qualité de conseiller social effectif à la cour du travail de Mons : MM : DELMARCHE, Armand, à Gouy-lez-Piéton; Art. 5. Sont nommés en qualité de juge social effectif au tribunal du travail de Mons : MM : CROHAIN, Philippe, à Soignies; Il faut lire : Art. 4. Sont nommés en qualité de conseiller social effectif à la cour du travail de Mons : MM : DELMARCHE, Arnaud, à Gouy-lez-Piéton; Art. 5. Sont nommés en qualité de juge social effectif au tribunal du travail de Mons : MM : CROHIN, Philippe, à Soignies;
In het Belgisch Staatsblad nr. 275 van dinsdag 18 augustus 2009, pagina 54657, in de Nederlandse tekst : In plaats van : Art. 4. Tot werkend raadsheer in sociale zaken bij het arbeidshof te Bergen worden benoemd : De heren : DELMARCHE, Armand, te Gouy-lez-Piéton. Art. 5. Tot werkend rechter in sociale zaken bij de arbeidsrechtbank te Bergen worden benoemd : De heren : CROHAIN, Philippe, te Soignies; Dient te worden gelezen : Art. 4. Tot werkend raadsheer in sociale zaken bij het arbeidshof te Bergen worden benoemd : De heren : DELMARCHE, Arnaud, te Gouy-lez-Piéton; Art. 5. Tot werkend rechter in sociale zaken bij de arbeidsrechtbank te Bergen worden benoemd : De heren : CROHIN, Philippe, te Soignies.
* SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
[C − 2009/22397] Institut national d’assurance maladie-invalidité. — Conseil général de l’assurance soins de santé. — Démission et nomination d’un membre
[C − 2009/22397] Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. — Algemene Raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging. — Ontslag en benoeming van een lid
Par arrêté royal du 21 août 2009, qui entre en vigueur le jour de la présente publication, démission honorable de son mandat au Conseil général de l’assurance soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est accordée à Mme van der Brempt, I., membre suppléant. Par le même arrêté, M. Smiets, P., est nommé audit Conseil, en qualité de membre suppléant, au titre de représentant d’une organisation professionnelle des gestionnaires des établissements de soins, en remplacement de Mme van der Brempt, I., dont il achèvera le mandat.
Bij koninklijk besluit van 21 augustus 2009, dat in werking treedt de dag van deze bekendmaking, wordt eervol ontslag uit haar mandaat bij de Algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, verleend aan Mevr. van der Brempt, I., plaatsvervangend lid. Bij hetzelfde besluit, wordt de heer Smiets, P., benoemd bij voornoemde raad, in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid, als vertegenwoordiger van een beroepsorganisatie van de beheerders van de verplegingsinrichtingen, ter vervanging van Mevr. van der Brempt, I., wier mandaat hij zal voleindigen.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C − 2009/22395]
[C − 2009/22395]
Institut national d’assurance maladie-invalidité. — Conseil général de l’assurance soins de santé. — Démission et nomination d’un membre
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. — Algemene Raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging. — Ontslag en benoeming van een lid
Par arrêté royal du 21 août 2009, qui entre en vigueur le jour de la présente publication, démission honorable de son mandat de membre suppléant au Conseil général de l’assurance soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est accordée à M. Lernoux, F.
Bij koninklijk besluit van 21 augustus 2009, dat in werking treedt de dag van deze bekendmaking, wordt eervol ontslag uit zijn mandaat van plaatsvervangend lid bij de Algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, verleend aan de heer Lernoux, F.
Par le même arrêté, M. Godin, J.-N., est nommé audit Conseil, en qualité de membre suppléant, au titre de représentant de l’autorité, désigné par la Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, avec l’accord du Ministre des Indépendants et de l’Agriculture, en remplacement de M. Lernoux, F.
Bij hetzelfde besluit, wordt de heer Godin, J.-N., benoemd bij genoemde raad, in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid, als vertegenwoordiger van de overheid, voorgedragen door de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, met de instemming van de Minister van Zelfstandigen en Landbouw, ter vervanging van de heer Lernoux, F.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59835
SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
[C − 2009/22402] Institut national d’assurance maladie-invalidité. — Commission régionale du Conseil médical de l’invalidité de la région bilingue Bruxelles-Capitale, institué auprès du Service des indemnités. — Démission et nomination de membres
[C − 2009/22402] Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. — Gewestelijke commissie van de Geneeskundige Raad voor invaliditeit van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, ingesteld bij de Dienst voor uitkeringen. — Ontslag en benoeming van leden
Par arrêté royal du 21 août 2009, démission honorable de ses fonctions de membre de la Commission régionale du Conseil médical de l’invalidité de la région bilingue de Bruxelles-Capitale, institué auprès du Service des indemnités de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est accordée à M. Dierickx, Y., membre suppléant.
Bij koninklijk besluit van 21 augustus 2009, wordt eervol ontslag verleend uit zijn functies van lid van de Gewestelijke commissie van de Geneeskundige raad voor invaliditeit van het tweetalig gebied BrusselHoofdstad, ingesteld bij de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, aan de heer Dierickx, Y., plaatsvervangend lid.
Par le même arrêté, Mme Patrakais, N., est nommée, en qualité de membre suppléant, à ladite Commission régionale, au titre de représentante d’un organisme assureur, en remplacement de M. Dierickx, Y., dont elle achèvera le mandat.
Bij hetzelfde besluit, wordt Mevr. Patrakais, N., benoemd, in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid, bij genoemde Gewestelijke commissie, als vertegenwoordigster van een verzekeringsinstelling, ter vervanging van de heer Dierickx, Y., wiens mandaat zij zal voleindigen.
* SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
[C − 2009/22401] Institut national d’assurance maladie-invalidité. — Commission de remboursement des médicaments, instituée auprès du Service des soins de santé. — Démission et nomination de membres
[C − 2009/22401] Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. — Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. — Ontslagverlening en benoeming van leden
Par arrêté royal du 21 août 2009, qui entre en vigueur le jour de la présente publication, démission honorable de leurs fonctions de membres de la Commission de remboursement des médicaments, instituée auprès du Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est accordée à M. Wilmet, E., membre effectif et à Mme Reginster, N., membre suppléant.
Bij koninklijk besluit van 21 augustus 2009, dat in werking treedt de dag van deze bekendmaking, wordt eervol ontslag hun functies van leden van de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, verleend aan de heer Wilmet, E., werkend lid en aan Mevr. Reginster, N., plaatsvervangend lid.
Par le même arrêté, sont nommés à ladite Commission, au titre de représentants d’un organisme assureur, Mme Reginster, N., en qualité de membre effectif, en remplacement de M. Wilmet, E. et M. Wilmet, E., en qualité de membre suppléant, en remplacement de Mme Reginster, N., dont ils achèveront le mandat.
Bij hetzelfde besluit, worden benoemd bij voornoemde commissie, als vertegenwoordigers van een verzekeringsinstelling, Mevr. Reginster, N., in de hoedanigheid van werkend lid, ter vervanging van de heer Wilmet, E. en de heer Wilmet, E., in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid, ter vervanging van Mevr. Reginster, N., wier mandaat zij zullen voleindigen.
* SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
[C − 2009/22394] Institut national d’assurance maladie-invalidité. — Collège des médecins-directeurs, institué auprès du Service des soins de santé. — Démission et nomination du président et nomination du président suppléant
[C − 2009/22394] Rijksinstituut voor ziekte en- invaliditeitsverzekering. — College van geneesheren-directeurs, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. — Ontslag en benoeming van de voorzitter en benoeming van de plaatsvervangend voorzitter
Par arrêté royal du 21 août 2009, qui produit ses effets le 1er juillet 2009, démission honorable de ses fonctions de président du Collège des médecins-directeurs, institué auprès du Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est accordée à M. Neirynck, Lieven, docteur en médecine, chirurgie et accouchements.
Bij koninklijk besluit van 21 augustus 2009, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2009, wordt eervol ontslag uit zijn functies van voorzitter van het College van geneesheren-directeurs, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, verleend aan de heer Neirynck, Lieven, doctor in de genees-, heel- en verloskunde.
Par le même arrêté, M. Winnen, Gilbert, docteur en médecine, chirurgie et accouchements, conseiller médecin-inspecteur à l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est nommé président du Collège des médecins-directeurs, institué auprès du Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité.
Bij hetzelfde besluit, wordt de heer Winnen, Gilbert, doctor in de genees-, heel- en verloskunde, adviseur geneesheer-inspecteur bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, benoemd tot voorzitter van het College van geneesheren-directeurs, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.
59836
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Par le même arrêté, Mme Gendreike, Viviane, docteur en médecine, chirurgie et accouchements, attaché médecin-inspecteur à l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est nommée président suppléant du Collège des médecins-directeurs, institué auprès du Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité.
Bij hetzelfde besluit, wordt Mevr. Gendreike, Viviane, doctor in de genees-, heel- en verloskunde, attaché geneesheer-inspecteur bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, benoemd tot plaatsvervangend voorzitter van het College van geneesherendirecteurs, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.
*
SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
[C − 2009/22400] Institut national d’assurance maladie-invalidité. — Conseil technique des radio-isotopes, institué auprès du Service des soins de santé. — Désignation des président et président suppléant
[C − 2009/22400] Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. — Technische Raad voor radio-isotopen, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. — Aanwijzing van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter
Par arrêté royal du 21 août 2009, qui entre en vigueur le jour de la présente publication, MM. Bart Dehaes et Luc Hutsebaut, sont désignés respectivement en qualité de Président et Président suppléant du Conseil technique des radio-isotopes, institué auprès du Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité.
Bij koninklijk besluit van 21 augustus 2009, dat in werking treedt de dag van deze bekendmaking, worden de heren Bart Dehaes en Luc Hutsebaut, aangewezen respectievelijk als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de Technische raad voor radio-isotopen, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.
*
SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
[C − 2009/22404] Institut national d’assurance maladie-invalidité. — Conseil technique pharmaceutique, institué auprès du Service des soins de santé. Démission et nominations de membres
[C − 2009/22404] Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. — Technische Farmaceutische Raad, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. — Ontslag en benoemingen van leden
Par arrêté royal du 21 août 2009, qui produit ses effets le 1er juillet 2009, démission honorable de ses fonctions de membre du Conseil technique pharmaceutique, institué auprès du Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est accordée à Mme MACKEN, E., membre effectif.
Bij koninklijk besluit van 21 augustus 2009, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2009, wordt eervol ontslag uit haar functies van lid van de Technische farmaceutische raad, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, verleend aan Mevr. MACKEN, E., werkend lid.
Par le même arrêté, sont nommées audit Conseil, au titre de représentantes d’un organisme assureur, Mme HUYGHEBAERT, C., en qualité de membre effectif, en remplacement de Mme MACKEN, E., dont elle achèvera le mandat et Mme MACKEN, E., en qualité de membre suppléant, pour un terme expirant le 29 septembre 2010.
Bij hetzelfde besluit, worden benoemd bij genoemde raad, als vertegenwoordigsters van een verzekeringsinstelling, Mevr. HUYGHEBAERT, C., in de hoedanigheid van werkend lid, ter vervanging van Mevr. MACKEN, E., wier mandaat zij zal voleindigen en Mevr. MACKEN, E., in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid, voor een termijn verstrijkend op 29 september 2010.
*
SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
[C − 2009/22399] Institut national d’assurance maladie-invalidité. — Conseil technique intermutualiste, institué auprès du Service des indemnités. Renouvellement du mandat de président
[C − 2009/22399] Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. — Technische Ziekenfondsraad, ingesteld bij de Dienst voor uitkeringen. — Hernieuwing van het mandaat voor de voorzitter
Par arrêté royal du 21 août 2009, le mandat de M. JUSZCZAK, Ph., est renouvelé à partir du 1er janvier 2009, en qualité de président du Conseil technique intermutualiste, institué auprès du Service des indemnités de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité pour un terme de six ans.
Bij koninklijk besluit van 21 augustus 2009, wordt het mandaat van de heer JUSZCZAK, Ph., met ingang van 1 januari 2009, hernieuwd in de hoedanigheid van voorzitter van de Technische ziekenfondsraad, ingesteld bij de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering voor een termijn van zes jaar.
59837
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C − 2009/09620]
[C − 2009/09620] Ordre judiciaire
Rechterlijke Orde
Par arrêté royal du 13 octobre 2008, entrant en vigueur le 30 septembre 2009, M. Evers F., juge de paix du deuxième canton de Gand, est admis à la retraite, à sa demande. Il est admis à faire valoir ses droits à la pension et est autorisé à porter le titre honorifique de ses fonctions.
Bij koninklijk besluit van 13 oktober 2008, dat in werking treedt op 30 september 2009, is de heer Evers F., vrederechter van het tweede kanton Gent, op zijn verzoek, in ruste gesteld. Hij kan zijn aanspraak op pensioen laten gelden en het is hem vergund de titel van zijn ambt eershalve te voeren.
Par arrêtés royaux du 7 décembre 2008, entrant en vigueur le 30 septembre 2009 : — Mme Boonen G., président du tribunal de commerce d’Anvers, est admise à la retraite, à sa demande. Elle est admise à faire valoir ses droits à la pension et est autorisée à porter le titre honorifique de ses fonctions. — Mme Degryse C., vice-président au tribunal de première instance de Bruxelles, est admise à la retraite. Elle a droit à l’éméritat et est autorisée à porter le titre honorifique de ses fonctions.
Bij koninklijke besluiten van 7 december 2008, die in werking treden op 30 september 2009 : — is Mevr. Boonen G., voorzitter van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, op haar verzoek, in ruste gesteld. Zij kan haar aanspraak op pensioen laten gelden en het is haar vergund de titel van haar ambt eershalve te voeren. — is Mevr. Degryse C., ondervoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, in ruste gesteld. Zij heeft aanspraak op het emeritaat en het is haar vergund de titel van haar ambt eershalve te voeren.
Par arrêté royal du 2 février 2009, entrant en vigueur le 30 septembre 2009, M. Hanssens M., conseiller à la cour d’appel de Gand, est admis à la retraite, à sa demande. Il est admis à faire valoir ses droits à la pension et est autorisé à porter le titre honorifique de ses fonctions.
Bij koninklijk besluit van 2 februari 2009, dat in werking treedt op 30 september 2009, is de heer Hanssens M., raadsheer in het hof van beroep te Gent, op zijn verzoek, in ruste gesteld. Hij kan zijn aanspraak op pensioen laten gelden en het is hem vergund de titel van zijn ambt eershalve te voeren.
Par arrêté royal du 2 avril 2009, entrant en vigueur le 30 septembre 2009, est acceptée la démission de M. Schroeder F. de ses fonctions de juge suppléant au tribunal du travail de Liège. Il est autorisé à porter le titre honorifique de ses fonctions.
Bij koninklijk besluit van 2 april 2009, dat in werking treedt op 30 september 2009, is aan de heer Schroeder F. ontslag verleend uit zijn ambt van plaatsvervangend rechter in de arbeidsrechtbank te Luik. Het is hem vergund de titel van zijn ambt eershalve te voeren.
Par arrêté royal du 27 avril 2009, entrant en vigueur le 30 septembre 2009, est acceptée la démission de M. Van Assche M. de ses fonctions de juge suppléant à la justice de paix du canton de Termonde-Hamme. Il est autorisé à porter le titre honorifique de ses fonctions.
Bij koninklijk besluit van 27 april 2009, dat in werking treedt op 30 september 2009, is aan de heer Van Assche M. ontslag verleend uit zijn ambt van plaatsvervangend rechter in het vredegerecht van het kanton Dendermonde-Hamme. Het is hem vergund de titel van zijn ambt eershalve te voeren.
Par arrêté royal du 30 juin 2009, entrant en vigueur le 1er octobre 2009, Mme Bernardo Mendez B., juge de complément pour le ressort de la cour d’appel de Bruxelles, est nommée juge au tribunal de première instance de Bruxelles. Elle est nommée simultanément juge au tribunal de première instance de Nivelles.
Bij koninklijk besluit van 30 juni 2009, dat in werking treedt op 1 oktober 2009, is Mevr. Bernardo Mendez B., toegevoegd rechter voor het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel, benoemd tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Zij is gelijktijdig benoemd tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Nijvel.
Par arrêté royal du 2 juillet 2009, entrant en vigueur le 1er octobre 2009, Mme Vandenbulck J., avocat, est nommée juge suppléant à la justice de paix du quatrième canton d’Anvers.
Bij koninklijk besluit van 2 juli 2009, dat in werking treedt op 1 oktober 2009, is Mevr. Vandenbulck J., advocaat, benoemd tot plaatsvervangend rechter in het vredegerecht van het vierde kanton Antwerpen.
Par arrêté royal du 12 juillet 2009, entrant en vigueur à la date de la prestation de serment laquelle ne peut avoir lieu avant le 1er octobre 2009, M. De Decker L., président du tribunal de commerce de Malines, est nommé juge au tribunal de commerce d’Anvers et est en outre désigné au mandat de président de ce tribunal pour un terme de cinq ans.
Bij koninklijk besluit van 12 juli 2009, dat in werking treedt op de datum van de eedaflegging welke niet mag gebeuren voor 1 oktober 2009, is de heer De Decker L., voorzitter van de rechtbank van koophandel te Mechelen, benoemd tot rechter in de rechtbank van koophandel te Antwerpen en tevens aangewezen tot het mandaat van voorzitter van deze rechtbank voor een termijn van vijf jaar.
Par arrêté royal du 14 juillet 2009, entrant en vigueur à la date de la prestation de serment laquelle ne peut avoir lieu avant le 1er octobre 2009, M. Kamoen J., juge de paix du canton de Wetteren-Zele, est nommé juge de paix du deuxième canton de Gand.
Bij koninklijk besluit van 14 juli 2009, dat in werking treedt op de datum van de eedaflegging welke niet mag gebeuren voor 1 oktober 2009, is de heer Kamoen J., vrederechter van het kanton WetterenZele, benoemd tot vrederechter van het tweede kanton Gent.
59838
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Par arrêtés ministériels du 11 août 2009, sont nommés, à partir du 1er octobre 2009, stagiaire judiciaire : — dans l’arrondissement judiciaire d’Anvers : — Mme Neven J., licenciée en droit; — M. Roelants V., référendaire dans le ressort de la cour d’appel d’Anvers; — M. Van Tongerloo Ph.; — Mme De Bruyne F., licenciés en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Malines, M. Van hoogenbemt T., licencié en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Turnhout : — M. Eckert P.; — M. Reale G., licenciés en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Hasselt, Mme Belmans K., juriste de parquet dans le ressort de la cour d’appel d’Anvers. — dans l’arrondissement judiciaire de Tongres, Mme Pipeleers K., juriste sous contrat dans le ressort de la cour d’appel d’Anvers. — dans l’arrondissement judiciaire de Bruxelles : — Mme Messiaen M.; — Mme Vanderputten J., licenciées en droit. — Mme Woutters A., juriste de parquet dans le ressort de la cour d’appel de Bruxelles; — M. Van Damme L.; — M. de Sauvage Th.; — Mme Deleu A.; — M. De Paepe X.; — Mme Hachez C.; — M. Storme H.; — Mme Van Wymersch I., licenciés en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Louvain : — Mme Aguirre y Otegui M.; — Mme Neven M., licenciées en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Nivelles, Mme Haway S., licenciée en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Termonde : — Mme Kochuyt V.; — Mme De Beule K., licenciées en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Gand : — Mme Jonckers C.; — Mme Haegeman K., licenciées en droit. — dans l’arrondissement judiciaire d’Audenarde, Mme Van Heuverswyn N., juriste de parquet dans le ressort de la cour d’appel de Bruxelles. — dans l’arrondissement judiciaire de Bruges : — M. Vasseur R., référendaire dans le ressort de la cour d’appel de Gand; — M. Schiepers P., licencié en droit. — dans l’arrondissement judiciaire d’Ypres, Mme Delplace M., licenciée en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Courtrai, Mme Bouquelle F., licenciée en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Huy, M. Davio E., licencié en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Liège : — Mme Collard I.; — Mme Thonart C.; — Mme Notarnicola S., licenciées en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Verviers, Mme Mareschal B., juriste de parquet dans le ressort de la cour d’appel de Liège. — dans l’arrondissement judiciaire de Neufchâteau, Mme Bouillon M.-E., licenciée en droit.
Bij ministeriële besluiten van 11 augustus 2009, zijn benoemd tot gerechtelijk stagiair met ingang van 1 oktober 2009 : — voor het gerechtelijk arrondissement Antwerpen : — Mevr. Neven J., licentiaat in de rechten; — de heer Roelants V., referendaris in het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen; — de heer Van Tongerloo Ph.; — Mevr. De Bruyne F., licentiaten in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Mechelen, de heer Van hoogenbemt T., licentiaat in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Turnhout : — de heer Eckert P.; — de heer Reale G., licentiaten in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Hasselt, Mevr. Belmans K., parketjurist in het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen. — voor het gerechtelijk arrondissement Tongeren, Mevr. Pipeleers K., jurist op arbeidsovereenkomst in het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen. — voor het gerechtelijk arrondissement Brussel : — Mevr. Messiaen M., — Mevr. Vanderputten J., licentiaten in de rechten. — Mevr. Woutters A., parketjurist in het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel; — de heer Van Damme L.; — de heer de Sauvage Th.; — Mevr. Deleu A.; — de heer De Paepe X.; — Mevr. Hachez C.; — de heer Storme H.; — Mevr. Van Wymersch I., licentiaten in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Leuven : — Mevr. Aguirre y Otegui M.; — Mevr. Neven M., licentiaten in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Nijvel, Mevr. Haway S., licentiaat in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Dendermonde : — Mevr. Kochuyt V.; — Mevr. De Beule K., licentiaten in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Gent : — Mevr. Jonckers C.; — Mevr. Haegeman K., licentiaten in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Oudenaarde, Mevr. Van Heuverswyn N., parketjurist in het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel. — voor het gerechtelijk arrondissement Brugge : — de heer Vasseur R., referendaris in het rechtsgebied van het hof van beroep te Gent; — de heer Schiepers P., licentiaat in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Ieper, Mevr. Delplace M., licentiaat in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Kortrijk, Mevr. Bouquelle F., licentiaat in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Hoei, de heer Davio E., licentiaat in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Luik : — Mevr. Collard I.; — Mevr. Thonart C.; — Mevr. Notarnicola S., licentiaten in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Verviers, Mevr. Mareschal B., parketjurist in het rechtsgebied van het hof van beroep te Luik. — voor het gerechtelijk arrondissement Neufchâteau, Mevr. Bouillon M-E., licentiaat in de rechten.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD — dans l’arrondissement judiciaire de Dinant, Mme Baudenelle Ch., référendaire dans le ressort de la cour d’appel de Liège. — dans l’arrondissement judiciaire de Namur, M. Poncelet M.-A., licencié en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Charleroi, Mme Marr C., licenciée en droit. — dans l’arrondissement judiciaire de Mons : — M. Dupuis G., référendaire dans le ressort de la cour d’appel de Mons; — Mme Hanton V., greffier au tribunal de première instance de Mons. — dans l’arrondissement judiciaire de Tournai, Mme Titelion H., juriste de parquet dans le ressort de la cour d’appel de Bruxelles.
59839
— voor het gerechtelijk arrondissement Dinant, Mevr. Baudenelle Ch., referendaris in het rechtsgebied van het hof van beroep te Luik. — voor het gerechtelijk arrondissement Namen, de heer Poncelet M.-A., licentiaat in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Charleroi, Mevr. Marr C., licentiaat in de rechten. — voor het gerechtelijk arrondissement Bergen : — de heer Dupuis G., referendaris in het rechtsgebied van het hof van beroep te Bergen; — Mevr. Hanton V., griffier in de rechtbank van eerste aanleg te Bergen. — voor het gerechtelijk arrondissement Doornik, Mevr. Titelion H., parketjurist in het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel.
Par arrêté ministériel du 28 août 2009, Mme Devos V., juriste de parquet dans le ressort de la cour d’appel d’Anvers, est nommée stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Hasselt, à partir du 1er octobre 2009.
Bij ministerieel besluit van 28 augustus 2009, is Mevr. Devos V., parketjurist in het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen, benoemd tot gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Hasselt, met ingang van 1 oktober 2009.
Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut être soumis à la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science, 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.
Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten met individuele strekking kan voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat, 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden
* SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
[C − 2009/09619] Ordre judiciaire. — Ordres nationaux
[C − 2009/09619] Rechterlijke Orde. — Nationale Orden
Par arrêtés royaux du 26 avril 2009 : — Mme Boonen, G., président du tribunal de commerce d’Anvers, est promue Officier de l’Ordre de Léopold. Elle portera la décoration civile. — M. Hanssens, M., conseiller à la cour d’appel de Gand, est nommé Commandeur de l’Ordre de la Couronne.
Bij koninklijke besluiten van 26 april 2009 : — is Mevr. Boonen, G., voorzitter van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, bevorderd tot Officier in de Leopoldsorde. Zij zal het burgerlijk ereteken dragen. — is de heer Hanssens, M., raadsheer in het hof van beroep te Gent, benoemd tot Commandeur in de Kroonorde.
Par arrêté royal du 27 avril 2009, M. Schroeder, F., juge suppléant au tribunal du travail de Liège, est nommé Chevalier de l’Ordre de Léopold. Il portera la décoration civile.
Bij koninklijk besluit van 27 april 2009, is de heer Schroeder, F., plaatsvervangend rechter in de arbeidsrechtbank te Luik, benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde. Hij zal het burgerlijk ereteken dragen.
GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C − 2009/35785] 16 MAART 2009. — Besluit (nr. 381) betreffende de accreditatie van de Master of Statistics (master) van de Katholieke Universiteit Leuven De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en –besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Master of Statistics (master) van de Katholieke Universiteit Leuven goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Leuven wordt georganiseerd.
59840
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar 2009-2010 tot en met het einde van het academiejaar 2016-2017. Voor de NVAO, De voorzitter
* VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C − 2009/35786] 13 JULI 2009. — Besluit (nr. 382) betreffende de accreditatie van de Master of Statistics (master) van de transnationale Universiteit Limburg De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en –besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Master of Statistics (master) van de transnationale Universiteit Limburg goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding met volgende afstudeerrichtingen : Applied statistics, Biostatistics (met variant ICP), en Bioinformatics, die te Diepenbeek wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar 2009-2010 tot en met het einde van het academiejaar 2016-2017. Voor de NVAO, De voorzitter
* VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C − 2009/35787] 28 JULI 2009. — Besluit (nr. 383) betreffende de accreditatie van de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship (master na master) van de Flanders Business School De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en –besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship (master na master) van de Flanders Business School goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Antwerpen (tijdelijk te Brugge) wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar 2010 tot en met het einde van het academiejaar 2017. Voor de NVAO, De voorzitter
* VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C − 2009/35788] 4 AUGUSTUS 2009. — Besluit (nr. 384) betreffende de accreditatie van de Master in de verpleegkunde en de vroedkunde (master) van de Universiteit Antwerpen (penvoerende instelling) in samenwerking met de Artesis Hogeschool Antwerpen, de Hogeschool Zeeland en de Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en –besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Master in de verpleegkunde en de vroedkunde (master) van de Universiteit Antwerpen (penvoerende instelling) in samenwerking met de Artesis Hogeschool Antwerpen, de Hogeschool Zeeland en de Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen, goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen die te Antwerpen wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar 2009-2010 tot en met het einde van het academiejaar 2016-2017. Voor de NVAO, De voorzitter
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C − 2009/35789] 11 AUGUSTUS 2009. — Besluit (nr. 385) betreffende de accreditatie van de Master in de verpleegkunde en de vroedkunde (master) van de Katholieke Universiteit Leuven (penvoerende instelling), in samenwerking met HUB-EHSAL, Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, Katholieke Hogeschool Kempen, Katholieke Hogeschool Leuven, Katholieke Hogeschool Limburg, Katholieke Hogeschool Mechelen, Katholieke Hogeschool Sint-Lieven en Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en –besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Master in de verpleegkunde en de vroedkunde (master) van de Katholieke Universiteit Leuven (penvoerende instelling), in samenwerking met HUB-EHSAL, Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, Katholieke Hogeschool Kempen, Katholieke Hogeschool Leuven, Katholieke Hogeschool Limburg, Katholieke Hogeschool Mechelen, Katholieke Hogeschool Sint-Lieven en Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding met volgende afstudeerrichtingen : Verpleegkunde en Vroedkunde, die te Leuven wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar 2009-2010 tot en met het einde van het academiejaar 2016-2017. Voor de NVAO, De voorzitter
* VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [S − C − 2009/35798] Provincie Vlaams-Brabant. — Ruimtelijke ordening. — Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan BEGIJNENDIJK. — Bij besluit van 2 juli 2009 heeft de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ″Zonevreemde bedrijven″ te Begijnendijk, bestaande uit een toelichtingsnota, het grafisch plan en de verordenende voorschriften, zoals definitief vastgesteld door de gemeenteraad van Begijnendijk, op 12 mei 2009, goedgekeurd, met uitsluiting van deelplan 8 ″Van Reeth″.
*
VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [S − C − 2009/35797] Provincie Vlaams-Brabant. — Ruimtelijke ordening. — Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan BERTEM. — Bij besluit van 9 juli 2009 heeft de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ″Centrum″ te Bertem, bestaande uit een toelichtingsnota, een plan bestaande toestand, een grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften, zoals definitief vastgesteld door de gemeenteraad van Bertem, op 26 mei 2009, goedgekeurd.
*
VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [S − C − 2009/35767] Provincie Vlaams-Brabant. — Ruimtelijke ordening. — Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan SCHERPENHEUVEL-ZICHEM. — Bij besluit van 9 juli 2009 heeft de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ″zonevreemde bedrijven″ te Scherpenheuvel-Zichem, bestaande uit een toelichtingsnota, een plan van de bestaande toestand, een grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften, zoals definitief vastgesteld door de gemeenteraad van Scherpenheuvel-Zichem, op 2 juni 2009, goedgekeurd, met uitsluiting van deelplan 7 Tieltsebaan 81 (Claeskens).
59841
59842
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2009/29463] 29 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise désignant le président et le vice-président du Conseil interuniversitaire de la Communauté franc¸ aise Le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise, Vu le décret du 9 janvier 2003 relatif aux organes d’avis en matière de politique scientifique et universitaire et à la concertation entre les différents organes consultatifs de l’enseignement supérieur, notamment l’article 13, alinéa 5; Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 27 août 2004 portant règlement du fonctionnement du Gouvernement, notamment l’article 12, 10°, a); Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise de 25 mai 2007 portant désignation des membres du Conseil interuniversitaire de la Communauté franc¸ aise Sur la proposition de la Ministre de l’Enseignement supérieur et de la Recherche scientifique, Arrête : Article 1er. Du 1er octobre 2008 au 30 septembre 2010 sont désignés comme président et vice-président du Conseil interuniversitaire de la Communauté franc¸ aise : 1° Bernard COULIE, recteur de l’Université Catholique de Louvain, comme président; 2° Philippe VINCKE, recteur de l’Université libre de Bruxelles, comme vice-président. Art. 2. L’article 1er produit ses effets le 1er octobre 2008. Art. 3. La Ministre qui a l’Enseignement supérieur et la Recherche scientifique dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 29 mai 2009. Pour le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise : La Ministre de l’Enseignement supérieur et de la Recherche scientifique, Mme M.-D. SIMONET
VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C − 2009/29463] 29 MEI 2009. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot aanstelling van de voorzitter en de vice-voorzitter van de Interuniversitaire Raad van de Franse Gemeenschap De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 9 januari 2003 betreffende de adviesorganen op het vlak van het wetenschappelijk en universitair beleid en het overleg tussen de verschillende adviesorganen uit het hoger onderwijs, inzonderheid op artikel 13, vijfde lid; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 augustus 2004 houdende regeling van haar werking, inzonderheid op artikel 12, 10°, a); Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 mei 2007 houdende aanstelling van de leden van de Interuniversitaire Raad van de Franse Gemeenschap; Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Besluit : Artikel 1. Worden aangesteld van 1 oktober 2008 tot 30 september 2010 tot voorzitter en vice-voorzitter van de Interuniversitaire Raad van de Franse Gemeenschap : 1° Bernard COULIE, rector van de « Université catholique de Louvain », als voorzitter; 2° Philippe VINCKE, rector van de « Université libre de Bruxelles », als vice-voorzitter. Art. 2. Artikel 1 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2008. Art. 3. De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, wordt belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 29 mei 2009. Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. M.-D. SIMONET
59843
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2009/203900] 29 JUIN 2009. — Décision de la Commission interrégionale de l’Assainissement du Sol portant prolongation de l’agrément de l’association sans but lucratif BOFAS, avenue J. Bordet 166, bte 1, à 1140 Bruxelles La Commission interrégionale de l’Assainissement du Sol, Vu l’Accord de Coopération du 13 décembre 2002 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service, adopté par : 1. l’ordonnance du 20 décembre 2002 portant approbation de l’Accord de Coopération entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service, publiée au Moniteur belge du 26 février 2003; 2. le décret du 15 mai 2003 portant approbation de l’Accord de Coopération entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service, publié au Moniteur belge du 10 juillet 2003; 3. le décret du 18 juillet 2003 portant approbation de l’Accord de Coopération entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service, publié au Moniteur belge du 19 août 2003; 4. la loi du 26 août 2003 portant approbation de l’Accord de Coopération entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service, publiée au Moniteur belge du 29 septembre 2003; Vu l’Accord de Coopération du 9 février 2007 portant modification de l’Accord de Coopération du 13 décembre 2002 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service du 13 décembre 2002, adopté par : 1. l’ordonnance du 9 juillet 2007 portant approbation de l’Accord de Coopération du 9 février 2007 modifiant l’Accord de Coopération du 13 décembre 2002 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service et portant modication de l’ordonnance du 5 juin 1997 relative au permis d’environnement, publiée au Moniteur belge du 10 septembre 2007; 2. le décret du 24 mai 2007 portant approbation de l’Accord de Coopération du 9 février 2007 modifiant l’Accord de Coopération du 13 décembre 2002 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service, publié au Moniteur belge du 10 septembre 2007; 3. le décret du 8 juin 2007 portant approbation de l’Accord de Coopération du 9 février 2007 modifiant l’Accord de Coopération du 13 décembre 2002 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service, publié au Moniteur belge du 10 septembre 2007; 4. la loi du 15 mai 2007 portant approbation de l’Accord de Coopération du 9 février 2007 modifiant l’Accord de Coopération du 13 décembre 2002 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’exécution et au financement de l’assainissement du sol des stations-service, publiée au Moniteur belge du 20 septembre 2007; Vu les arrêtés du Gouvernement de Bruxelles-Capitale du 17 juillet 2003, du Gouvernement flamand du 19 septembre 2003 et ainsi que les décisions du Gouvernement wallon des 27 novembre 2003, 17 février 2005, 7 juillet 2005, 23 février 2006 et 3 mai 2007, relatifs à la composition de la Commission interrégionale de l’Assainissement du Sol; Vu la décision du 3 mars 2004 de la Commisssion interrégionale de l’Assainissement du Sol portant agrément de l’ASBL BOFAS, sise avenue J. Bordet 166, bte 1, à 1140 Bruxelles, telle que modifiée le 8 novembre 2007; Vu la décision de la Commission interrégionale de l’Assainissement du Sol du 11 février 2009 portant désignation des président et secrétaire; Considérant que l’article 9, § 4, de l’Accord prévoit indiquant notamment que l’agrément peut être prolongé pour une période de cinq ans maximum; Considérant que par requête datée du 19 mars 2009 et réceptionnée le 1er avril 2009, l’ASBL BOFAS sollicite une prolongation telles que susvisée; Considérant que l’ASBL BOFAS réunit toutes les conditions d’agrément imposées par l’Accord de Coopération; Considérant que l’ASBL BOFAS a été constituée en association sans but lucratif conformément à la loi du 27 juin 1921 accordant la personnalité civile aux associations sans but lucratif et aux établissements d’utilité publique; que ses statuts ont été publiés aux annexes du Moniteur belge en date du 26 avril 2001 et modifiés ensuite; Considérant que l’ASBL BOFAS a comme seul objet statutaire l’accomplissement de la mission décrite dans l’article 3, § 1er de l’Accord de Coopération, selon les modalités prévues dans celui-ci; Considérant que les administrateurs de l’ASBL BOFAS et les personnes pouvant engager l’association jouissent de leurs droits civils et politiques et n’ont pas été condamnés pour infraction à la législation sur l’environnement de l’autorité fédérale, des Régions ou d’un Etat membre de l’Union européenne;
59844
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant que la demande de prolongation de l’agrément a été introduite au vu du nombre important de dossiers supplémentaires à gérer suite à la modification de l’Accord de Coopération, soit plus de la moitié du nombre de dossiers reçus dans le cadre de la mise en œuvre de l’Accord de Coopération initial et dont le délai de traitement a été fixé à dix ans; qu’en conséquence la gestion sérieuse de ces nouveaux dossiers demande un délai complémentaire; qu’en conséquence une prolongation de l’agrément s’avère nécessaire pour la bonne fin de l’ensemble des demandes introduites; Considérant que la demande de prolongation se justifie également par la taille limitée du marché des experts chargés de la réalisation des études; qu’il convient en effet de garantir que ceux-ci pourront remplir leurs missions dans des conditions optimales de rigueur; Considérant par ailleurs qu’il y a lieu de garantir un égal traitement aux demandeurs, et donc d’éviter que les demandeurs ayant introduit leur demande d’intervention dans le cadre d’une fermeture auprès de l’ASBL BOFAS entre le 20 septembre 2007 et le 20 mars 2008 ne doivent attendre plus longtemps la réalisation de l’assainissement que ceux ayant introduit leur demande entre le 26 mars 2004 et le 26 mars 2005; que l’ensemble du programme d’assainissement sera terminé en 2019; Considérant que l’ASBL BOFAS dispose des moyens suffisants pour poursuivre l’accomplissement de sa mission et pour couvrir les frais de fonctionnement; Considérant que l’ASBL BOFAS est suffisamment représentative du secteur concerné; Considérant que la demande de prolongation de l’agrément a été introduite par lettre recommandée avec accusé de réception en 7 exemplaires auprès de la Commission interrégionale de l’Assainissement du Sol et est donc recevable; qu’elle est de plus complète et contient les statuts, un plan financier circonstancié, des conventions-type qui doivent être conclues par l’ASBL BOFAS avec l’exploitant, l’occupant et/ou le propriétaire du terrain pollué en cas de fermeture, et avec l’exploitant de la station-service en cas de poursuite de l’exploitation ou en cas d’assainissement par voie de mesure transitoire; que ces conventions-type contiennent les différentes modalités selon lesquelles peut intervenir l’ASBL BOFAS, e.a. sur le plan financier; qu’est aussi joint au dossier un plan d’affaires qui, dans le chapitre III, 3, prévoit l’exécution des conditions imposées par l’article 10, 7o, 8o et 9o de l’Accord de Coopération; Considérant que la demande d’obtention de la prolongation de l’agrément implique l’engagement de la condition de l’article 10, 10o de l’Accord de Coopération; Considérant toutefois que les statuts de l’ASBL BOFAS ne couvrent pas actuellement toute la période pour laquelle la prolongation de l’agrément est sollicité; que l’accord prévoit à ce sujet la possibilité de retrait de l’agrément au cas où cette difficulté ne serait pas levée; Considérant que, en vertu de l’article 9, § 3, de l’Accord de Coopération, la compétence de l’octroi de l’agrément revient à la Commission interrégionale de l’Assainissement du Sol, Décide : Article 1er. § 1er. L’agrément de l’ASBL BOFAS est prorogé pour une période de cinq ans à dater du terme de la période de dix ans pour laquelle l’ASBL BOFAS avait été agréée conformément aux dispositions prévues dans l’article 4 de la décision du 3 mars 2004 de la Commission interrégionale de l’Assainissement du Sol portant agrément de l’ASBL BOFAS, Jules Bordet 166, bte 1, à 1140 Bruxelles. § 2. Les travaux d’assainissement concernant des demandes d’intervention pour fermeture introduites entre le 20 septembre 2007 et le 26 mars 2008 sont entamées au plus tard en 2017. Concernant les stations-service en situation de fermeture sont entièrement finalisés au terme de l’agrément. § 3. Les autres dispositions de la décision du 3 mars 2004 restent d’application. Art. 2. Tous les conflits pouvant survenir lors de l’exécution de la présente décision sont tranchés par la juridiction de coopération en vertu de l’article 29 de l’Accord de Coopération. Art. 3. La présente décision entre en vigueur le jour de la publication au Moniteur belge. Art. 4. Il peut être formé un recours en annulation de la présente décision auprès du Conseil d’Etat dans les soixante jours après sa publication. Les conditions de forme à cet effet sont fixées dans l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section d’administration du Conseil d’Etat, tel que modifié. Namur, le 29 juin 2009. Au nom de la Commission interrégionale de l’Assainissement du Sol : Dominique Fondaire, secrétaire.
Alain Houtain, président.
ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2009/203900] 29. JUNI 2009 — Beschluss der interregionalen Bodensanierungskommission über die Verlängerung der Zulassung der Vereinigung ohne Erwerbszweck ″BOFAS″, avenue J. Bordet 166, bte 1, in 1140 Bruxelles Die interregionale Bodensanierungskommission, Aufgrund des Zusammenarbeitsabkommens vom 13. Dezember 2002 zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt bezüglich der Durchführung und Finanzierung der Sanierung des Bodens von Tankstellen, verabschiedet durch: 1. die Anordnung vom 20. Dezember 2002 zur Genehmigung des Zusammenarbeitsabkommens vom 13. Dezember 2002 zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region BrüsselHauptstadt bezüglich der Durchführung und Finanzierung der Sanierung des Bodens von Tankstellen, veröffentlicht im Belgischen Staatblatt vom 26. Februar 2003; 2. das Dekret vom 15. Mai 2003 zur Zustimmung zum Zusammenarbeitsabkommen zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt über die Ausführung und Finanzierung der Sanierung der Tankstellen, veröffentlicht im Belgischen Staatblatt vom 10. Juli 2003;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 3. das Dekret vom 18. Juli 2003 zur Zustimmung zum Zusammenarbeitsabkommen zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt über die Ausführung und Finanzierung der Sanierung der Tankstellen, veröffentlicht im Belgischen Staatblatt vom 19. August 2003; 4. das Gesetz vom 26. August 2003 zur Zustimmung zum Zusammenarbeitsabkommen zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt über die Ausführung und Finanzierung der Sanierung der Tankstellen, veröffentlicht im Belgischen Staatblatt vom 29. September 2003; Aufgrund des Zusammenarbeitsabkommens vom 9. Februar 2007 zur Abänderung des Zusammenarbeitsabkommens vom 13. Dezember 2002 zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt bezüglich der Durchführung und Finanzierung der Sanierung des Bodens von Tankstellen, verabschiedet durch: 1. die Anordnung vom 9. Juli 2007 zur Genehmigung des Zusammenarbeitsabkommens vom 9. Februar 2007 zur Abänderung des Zusammenarbeitsabkommens vom 13. Dezember 2002 zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt bezüglich der Durchführung und Finanzierung der Sanierung des Bodens von Tankstellen und zur Abänderung der Anordnung vom 5. Juni 1997 über die Umweltgenehmigung, veröffentlicht im Belgischen Staatblatt vom 10. September 2007; 2. das Dekret vom 24. Mai 2007 zur Billigung des Zusammenarbeitsabkommens vom 9. Februar 2007 zur Abänderung des Zusammenarbeitsabkommens vom 13. Dezember 2002 zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt über die Ausführung und Finanzierung der Sanierung der Böden an Tankstellen, veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 10. September 2007; 3. das Dekret vom 8. Juni 2007 zur Billigung des Zusammenarbeitsabkommens vom 9. Februar 2007 zur Abänderung des Zusammenarbeitsabkommens vom 13. Dezember 2002 zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt über die Ausführung und Finanzierung der Sanierung der Böden an Tankstellen, veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 10. September 2007; 4. das Gesetz vom 15. Mai 2007 zur Zustimmung zum Zusammenarbeitsabkommen vom 9. Februar 2007 zur Abänderung des Zusammenarbeitsabkommens vom 13. Dezember 2002 zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt über die Ausführung und Finanzierung der Sanierung der Böden an Tankstellen, veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 20. September 2007; Aufgrund der Erlasse der Regierung von Brüssel-Hauptstadt vom 17. Juli 2003, der Flämischen Regierung vom 19. September 2003, sowie der Beschlüsse der Wallonischen Regierung vom 27. November 2003, vom 17. Februar 2005, vom 7. Juli 2005, vom 23. Februar 2006 und vom 3. Mai 2007 über die Zusammensetzung der interregionalen Bodensanierungskommission; Aufgrund des Beschlusses vom 3. März 2004 der interregionalen Bodensanierungskommission zur Zulassung der VoE ″BOFAS″, gelegen in avenue J. Bordet 166 bte 1 bis 1140 Brüssel, in seiner abgeänderten Fassung vom 8. November 2007; Aufgrund des Beschlusses der interregionalen Bodensanierungskommission vom 11. Februar 2009 zur Bezeichnung des Vorsitzenden und des Sekretärs; In der Erwägung, dass Artikel 9 § 4 des Abkommens insbesondere vorsieht, dass die Zulassung für einen Zeitraum von höchstens fünf Jahren verlängert werden kann; In der Erwägung, dass die VoE ″BOFAS″ durch den vom 19. März 2009 datierten und am 1. April 2009 eingegangenen Antrag eine Verlängerung wie oben erwähnt ersucht. In der Erwägung, dass die VoE ″BOFAS″ alle durch das Zusammenarbeitsabkommen auferlegten Zulassungsbedingungen erfüllt; In der Erwägung, dass die VoE ″BOFAS″ gemäß dem Gesetz vom 27. Juni 1921 zur Gewährung der Rechtspersönlichkeit an Vereinigungen ohne Erwerbszweck und gemeinnützige Einrichtungen als Vereinigung ohne Erwerbszweck gegründet wurde; dass ihre Satzungen am 26. April 2001 in den Anlagen des Belgischen Staatsblatts veröffentlicht und später abgeändert wurden; In der Erwägung, dass die VoE ″BOFAS″ die Ausführung der in Artikel 3 § 1 des Zusammenarbeitsabkommens beschriebenen Aufgabe gemäß den in ihm vorgesehenen Modalitäten zum einzigen Satzungszweck hat. In der Erwägung, dass die Verwaltungsratsmitglieder der VoE ″BOFAS″ und die Personen, die für die Vereinigung Verpflichtungen eingehen können, im Besitz ihrer zivilen und politischen Rechte sind und nicht wegen eines Verstoßes gegen die Umweltgesetzgebung der föderalen Behörde, der Regionen oder eines Mitgliedstaates der Europäischen Union verurteilt worden sind; In der Erwägung, dass der Antrag auf Verlängerung der Zulassung in Anbetracht der großen Anzahl der zusätzlichen, infolge der Abänderung des Zusammenarbeitsabkommens zu verwaltenden Akten, das heißt mehr als die Hälfte der Anzahl der Akten, die im Rahmen der Durchführung des ursprünglichen Zusammenarbeitsabkommens eingegangen sind und deren Bearbeitungsfrist auf zehn Jahre festgelegt worden ist, eingereicht wurde; dass demzufoge die sorgfältige Verwaltung dieser neuen Akten eine zusätzliche Frist erfordert; dass sich demzufolge eine Verlängerung der Zulassung für die günstige Abwicklung der gesamten eingereichten Anträge als notwendig erweist; In der Erwägung, dass sich der Antrag auf Verlängerung ebenfalls durch die beschränkte Größe des Markts der mit der Durchführung der Studien beauftragten Sachverständigen begründen lässt; dass tatsächlich der Anlass besteht, zu garantieren, dass diese ihre Aufgaben unter den vorgeschriebenen optimalen Bedingungen erfüllen können; In der Erwägung außerdem, dass der Anlass besteht, zu garantieren, dass das gesamte Sanierungsprogramm im Jahre 2019 beendet ist; In der Erwägung, dass die VoE ″BOFAS″ über ausreichende Mittel verfügt, um die Ausführung ihrer Aufgabe fortzusetzen und um die Betriebskosten zu decken; In der Erwägung, dass die VoE ″BOFAS″ ausreichend repräsentativ für den betroffenen Sektor ist; In der Erwägung, dass der Antrag auf Verlängerung der Zulassung in 7 Exemplaren per Einschreiben gegen Empfangsbescheinigung bei der interregionalen Bodensanierungskommission eingereicht wurde und demnach zulässig ist; dass er außerdem vollständig ist und die Satzungen, einen ausführlichen Finanzplan und Musterabkommen enthält, die die VoE ″BOFAS″ mit dem Betreiber, Benutzer und/oder Eigentümer des verschmutzten Grundstücks im Falle einer Schließung, und mit dem Betreiber der Tankstelle im Falle einer Weiterführung des Betriebs oder im Falle einer Sanierung als Übergangsmaßname abschließen muss; dass diese Musterabkommen die verschiedenen Modalitäten enthalten, gemäß deren die VoE ″BOFAS″ unter anderem auf finanzieller Ebene eingreifen kann; dass der Akte ebenfalls ein Geschäftsplan beigefügt wird, der in Kapitel III, 3 die Durchführung der durch Artikel 10 7o, 8o und 9o des Zusammenarbeitsabkommens auferlegten Bedingungen vorsieht; In der Erwägung, dass der Antrag zum Erhalt der Verlängerung der Zulassung den Einsatz der Bedingung des Artikels 10 10o des Zusammenarbeitsabkommens voraussetzt;
59845
59846
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD In der Erwägung jedoch, dass die Satzungen der VoE ″BOFAS″ gegenwärtig nicht den gesamten Zeitraum decken, für den die Verlängerung der Zulassung ersucht wird; dass das Abkommen diesbezüglich die Möglichkeit des Entzugs der Zulassung vorsieht, falls diese Schwierigkeit nicht behoben sein sollte; In der Erwägung, dass aufgrund des Artikels 9 § 3 des Zusammenarbeitsabkommens die Zuständigkeit der Gewährung der Zulassung der interregionalen Bodensanierungskommission zukommt, Beschließt: Artikel 1 - § 1 - Die Zulassung der VoE ″BOFAS″ wird für einen Zeitraum von fünf Jahren ab dem Ende der zehnjährigen Periode, für die die VoE ″BOFAS″ gemäß den in Artikel 4 des Beschlusses vom 3. März 2004 der interregionalen Bodensanierungskommission zur Zulassung der VoE ″BOFAS″, gelegen in avenue J. Bordet 166, bte 1 bis 1140 Brüssel vorgesehenen Bestimmungen zugelassen wurde, verlängert. § 2 - Die Sanierungsarbeiten betreffend die geschlossenen Tankstellen sind am Ende der Zulassung vollständig abgeschlossen. § 3 - Die anderen Bestimmungen des Beschlusses vom 3. März 2004 bleiben anwendbar. Art. 2 - Das Zusammenarbeitsgericht entscheidet aufgrund des Artikels 29 des Zusammenarbeitsabkommens über alle Konflikte, die bei der Durchführung des vorliegenden Beschlusses auftreten könnten. Art. 3 - Der vorliegende Beschluss tritt am Tag seiner Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt in Kraft. Art. 4 - Gegen den vorliegenden Beschluss kann innerhalb von sechzig Tagen nach seiner Veröffentlichung eine Nichtigkeitsklage beim Staatsrat eingereicht werden. Die Formerfordernisse zu diesem Zweck werden im Regentenerlass vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates in seiner abgeänderten Fassung festgelegt. Namur, den 29. Juni 2009 Im Namen der interregionalen Bodensanierungskommission: Dominique Fondaire, Sekretär.
Alain Houtain, Vorsitzender.
VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2009/203900] 29 JUNI 2009. — Besluit van de interregionale bodemsaneringscommissie houdende verlenging van de erkenning van de vereniging zonder winstoogmerk BOFAS, J. Bordetlaan 166, bus 1, te 1140 Brussel De Interregionale Bodemsaneringscommissie, Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, aangenomen bij : 1. de ordonnantie van 20 december 2002 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 26 februari 2003; 2. het decreet van 15 mei 2003 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 juli 2003; 3. het decreet van 18 juli 2003 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 augustus 2003; 4. de wet van 26 augustus 2003 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 september 2003; Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het Samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, aangenomen bij : 1. de ordonnantie van 9 juli 2007 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het Samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations en houdende wijziging van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunning, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 september 2007; 2. het decreet van 24 mei 2007 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het Samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 september 2007; 3. het decreet van 8 juni 2007 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het Samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 september 2007; 4. de wet van 15 mei 2007 houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het Samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 september 2007; Gelet op de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 juli 2003, van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, alsook op de beslissingen van de Waalse Regering van 27 november 2003, 17 februari 2005, 7 juli 2005, 23 februari 2006 en 3 mei 2007, betreffende de samenstelling van de Interregionale Bodemsaneringscommissie;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Gelet op het besluit van 3 maart 2004 van de Interregionale Bodemsaneringscommissie houdende erkenning van de VZW BOFAS, J. Bordetlaan 166, bus 1, te 1140 Brussel, zoals gewijzigd op 8 november 2007; Gelet op de beslissing van de Interregionale Bodemsaneringscommissie van 11 februari 2009 houdende aanwijzing van de voorzitter en de secretaris; Overwegende dat artikel 9, § 4, van het Samenwerkingsakkoord met name stelt dat de erkenning met een periode van maximaal vijf jaar kan verlengd worden; Overwegende dat de VZW BOFAS op datum van 19 maart 2009, ontvangen op 1 april 2009, een aanvraag tot verlenging van de erkenning indiende; Overwegende dat de VZW BOFAS voldoet aan alle in het Samenwerkingsakkoord gestelde erkenningsvoorwaarden; Overwegende dat de VZW BOFAS als vereniging zonder winstoogmerk opgericht is overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend; dat haar statuten werden gepubliceerd in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad op 26 april 2001, en nadien gewijzigd; Overwegende dat de VZW BOFAS als uitsluitend statutair doel heeft de uitvoering van de opdracht omschreven in artikel 3, § 1, van het Samenwerkingsakkoord, volgens de daarin bepaalde modaliteiten; Overwegende dat de beheerders van de VZW BOFAS en de personen die de vereniging kunnen verbinden, hun burgerlijke en politieke rechten hebben, en niet veroordeeld zijn voor een inbreuk op de milieuwetgeving van de federale Overheid, de Gewesten of een Lidstaat van de Europese Unie; Overwegende dat de aanvraag tot verlenging van de erkenning werd ingediend wegens het groot aantal bijkomende te beheren dossiers naar aanleiding van de wijziging van het Samenwerkingsakkoord, namelijk meer dan de helft van het aantal ontvangen dossiers in het kader van de uitvoering van het oorspronkelijke Samenwerkingsakkoord en waarvan de behandelingstermijn op tien jaar werd vastgelegd; dat bijgevolg een verlenging van de erkenning nodig blijkt om alle ingediende aanvragen tot een goed einde te brengen; Overwegende dat de verlengingsaanvraag ook verantwoord wordt door de beperkte omvang van de markt van experten die instaan voor de uitvoering van de studies; dat inderdaad dient gewaarborgd te worden dat deze hun opdrachten in optimale omstandigheden inzake nauwgezetheid kunnen uitvoeren; Overwegende dat gegarandeerd dient te worden dat het gezamenlijke saneringsprogramma wel degelijk in 2019 zal worden voltooid; Overwegende dat de VZW BOFAS over de nodige middelen beschikt om haar opdracht te volbrengen en om de werkingskosten te dekken; Overwegende dat de VZW BOFAS voldoende representatief is voor de betrokken sector; Overwegende dat de aanvraag tot verlenging van de erkenning per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs in 7 exemplaren werd ingediend bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie en dus ontvankelijk is; dat ze bovendien volledig is en de statuten bevat, alsook een omstandig financieel plan, modelovereenkomsten die door de VZW BOFAS met de exploitant, de gebruiker en/of de eigenaar van het verontreinigde terrein bij sluiting, en met de uitbater van het tankstation in geval van voortzetting van de uitbating of in geval van sanering bij wijze van overgangsmaatregel, moeten worden afgesloten, dat deze modelovereenkomsten de verschillende modaliteiten bevatten waaronder de VZW BOFAS kan optreden, o.m. op financieel gebied; dat bij het dossier tevens een business plan gevoegd is dat, in hoofdstuk III, 3, voorziet in de uitvoering van de voorwaarden gesteld in artikel 10, 7o, 8o en 9o van het Samenwerkingsakkoord; Overwegende dat de aanvraag tot verlenging van de erkenning de toepassing van de voorwaarde van 10, 10o, van het Samenwerkingsakkoord inhoudt; Overwegende dat de huidige statuten van VZW BOFAS niet de hele periode dekken, waarvoor de verlenging is aangevraagd; dat het samenwerkingsakkoord hiervoor de mogelijkheid biedt om de erkenning te schorsen indien dit probleem niet wordt opgelost; Overwegende dat de bevoegdheid voor de toekenning van de erkenning, krachtens artikel 9, § 3, van het Samenwerkingsakkoord, toekomt aan de Interregionale Bodemsaneringscommissie, Besluit : Artikel 1. § 1er. De erkenning van de VZW BOFAS wordt verlengd met een termijn van vijf jaar die ingaat bij het verstrijken van de termijn van tien jaar waarvoor de VZW BOFAS is erkend, zoals bepaald in artikel 4 van het besluit van 3 maart 2004 van de Interregionale Bodemsaneringscommissie tot erkenning van de VZW BOFAS, Jules Bordetlaan 166, bus 1, te 1140 Brussel. § 2. De werken voor de sanering van de tankstations aangemeld in het kader van sluiting dienen beëindigd te zijn tegen het einde van de erkenning. § 3. Bovenvermeld besluit van 3 maart 2004 blijft van toepassing. Art. 2. Alle geschillen die kunnen ontstaan bij de uitvoering van dit besluit worden beslecht door het samenwerkingsgerecht, krachtens artikel 29 van het Samenwerkingsakkoord. Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt. Art. 4. Tegen dit besluit kan binnen zestig dagen na bekendmaking een annulatieberoep bij de Raad van State ingesteld worden. De vormvoorschriften hiervoor liggen vast in het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de Afdeling Administratie van de Raad van State, zoals gewijzigd. Namen, 29 juni 2009. Namens de Interregionale Bodemsaneringscommissie : Dominique Fondaire, secretaris.
Alain Houtain, voorzitter.
59847
59848
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2009/203783] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de la SPRL Protelux, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général f.f., Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SPRL Protelux, le 22 juin 2009; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La SPRL Protelux, sise rue du Grand Enclos 34, à 6880 Bertrix, est enregistrée en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2009-07-02-06. § 2. Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : - déchets ménagers et assimilés; - déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; - déchets inertes; - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, sont autorisés sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets.
59849
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de collecte ou de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 2 juillet 2009. Ir A. HOUTAIN
* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2009/203784] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de la « BVBA Smetra », en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général f.f., Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la « BVBA Smetra », le 17 juin 2009; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La « BVBA Smetra », sise Hoge Bokstraat 196, à 9111 Belsele est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2009-07-02-07. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : - déchets inertes; - déchets ménagers et assimilés; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; - déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.
59850
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 2 juillet 2009. Ir A. HOUTAIN
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2009/203785] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de la SA ICM, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général f.f., Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SA ICM, le 17 juin 2009; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La SA ICM, sise rue Saint-Donat 18, à 5640 Mettet, est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2009-07-02-08. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : - déchets inertes. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : - déchets ménagers et assimilés; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; - déchets industriels ou agricoles non dangereux; - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2. Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets.
59851
59852
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 2 juillet 2009. Ir A. HOUTAIN
* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2009/203786] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de la SA Wilmetrans, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général f.f., Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SA Wilmetrans, le 22 juin 2009; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La SA Wilmetrans, sise chemin de la Vieille Sambre 63, à 5020 Malonne, est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2009-07-02-09. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : - déchets inertes; - déchets ménagers et assimilés; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; - déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 2 juillet 2009. Ir A. HOUTAIN
59853
59854
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2009/203787] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de M. Pottier, Sandro, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général f.f., Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par M. Pottier, Sandro, le 17 juin 2009; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. M. Pottier, Sandro, J. Ympijnstraat 16, à 2030 Antwerpen, est enregistré en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2009-07-02-10. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : - déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : - déchets inertes; - déchets ménagers et assimilés; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2. Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets.
59855
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrant pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrant transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrant transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrant n’ait été entendu. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 2 juillet 2009. Ir A. HOUTAIN
AVIS OFFICIELS — OFFICIELE BERICHTEN CONSEIL D’ETAT
RAAD VAN STATE
[S − C − 2009/18327] Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat
[S − C − 2009/18327] Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
M. Alphonse Use a demandé l’annulation des instructions du 10 mars 2009 du directeur général de la Direction générale des Etablissements pénitentiaires relatives à l’application de la circulaire ministérielle n° 1682/VIII du 27 février 1998 concernant l’utilisation de l’informatique par les détenus en cellule et dans des locaux communs.
De heer Alphonse Use heeft de nietigverklaring gevorderd van de instructies van 10 maart 2009 van de directeur-generaal van het Directoraat-generaal van de Strafinrichtingen betreffende de toepassing van de ministeriële circulaire nr. 1682/VIII van 27 februari 1998 inzake het gebruik van de informatica door de gedetineerden in de cel en in de gemeenschappelijke lokalen. Deze zaak is ingeschreven onder het rolnummer G/A 192.850/XI16.853.
Cette affaire est inscrite au rôle sous le numéro G/A 192.850/XI16.853. Pour le Greffier en chef,
Voor de Hoofdgriffier,
G. Delannay, Attaché administratif.
G. Delannay, Bestuurlijk attaché.
STAATSRAT [S − C − 2009/18327] Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates Herr Alphonse Use hat die Nichtigerklärung der Anweisungen des Generaldirektors der Generaldirektion der Strafanstalten vom 10. März 2009 bezüglich der Anwendung des ministeriellen Rundschreibens Nr. 1682/VIII vom 27. Februar 1998 über die Nutzung der EDV durch die Häftlinge in ihren Zellen oder in den Gemeinschaftsräumenbeantragt. Diese Sache wurde unter der Nummer G/A 192.850/XI-16.853 ins Geschäftsverzeichnis eingetragen. Für den Hauptkanzler, G. Delannay, Verwaltungsattaché.
59856
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD CONSEIL D’ETAT
RAAD VAN STATE
[C − 2009/18328] Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat
[C − 2009/18328] Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
M. Paul Schrevens a demandé l’annulation des instructions du 10 mars 2009 du directeur général de la Direction générale des Etablissements pénitentiaires relatives à l’application de la circulaire ministérielle n° 1682/VIII du 27 février 1998 concernant l’utilisation de l’informatique par les détenus en cellule et dans des locaux communs.
De heer Paul Schrevens heeft de nietigverklaring gevorderd van de instructies van 10 maart 2009 van de directeur-generaal van het Directoraat-generaal van de Strafinrichtingen betreffende de toepassing van de ministeriële circulaire nr. 1682/VIII van 27 februari 1998 inzake het gebruik van de informatica door de gedetineerden in de cel en in de gemeenschappelijke lokalen. Deze zaak is ingeschreven onder het rolnummer G/A 192.827/XI16.852.
Cette affaire est inscrite au rôle sous le numéro G/A 192.827/XI16.852. Pour le Greffier en chef,
Voor de Hoofdgriffier,
G. Delannay, Attaché administratif.
G. Delannay, Bestuurlijk attaché.
STAATSRAT [C − 2009/18328] Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates Herr Paul Schrevens hat die Nichtigerklärung der Anweisungen des Generaldirektors der Generaldirektion der Strafanstalten vom 10. März 2009 bezüglich der Anwendung des ministeriellen Rundschreibens Nr. 1682/VIII vom 27. Februar 1998 über die Nutzung der EDV durch die Häftlinge in ihren Zellen oder in den Gemeinschaftsräumen beantragt. Diese Sache wurde unter der Nummer G/A 192.827/XI-16.852 ins Geschäftsverzeichnis eingetragen. Für den Hauptkanzler, G. DELANNAY, Verwaltungsattaché.
* CONSEIL D’ETAT
RAAD VAN STATE
[S − C − 2009/18329] Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat
[S − C − 2009/18329] Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
M. Alain Vanderheyden a demandé l’annulation des instructions du 10 mars 2009 du directeur général de la Direction générale des Etablissements pénitentiaires relatives à l’application de la circulaire ministérielle n° 1682/VIIl du 27 février 1998 concernant l’utilisation de l’informatique par les détenus en cellule et dans des locaux communs.
De heer Alain Vanderheyden heeft de nietigverklaring gevorderd van de instructies van 10 maart 2009 van de directeur-generaal van het Directoraat-generaal van de Strafinrichtingen betreffende de toepassing van de ministeriële circulaire nr. 1682/VIII van 27 februari 1998 inzake het gebruik van de informatica door de gedetineerden in de cel en in de gemeenschappelijke lokalen. Deze zaak is ingeschreven onder het rolnummer G/A 192.582/XI16.827.
Cette affaire est inscrite au rôle sous le numéro G/A 192.582/X116.827. Pour le Greffier en chef,
Voor de Hoofdgriffier,
G. Delannay, Attaché administratif.
G. Delannay, Bestuurlijk attaché.
STAATSRAT [S − C − 2009/18329] Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates Herr Alain Vanderheyden hat die Nichtigerklärung der Anweisungen des Generaldirektors der Generaldirektion der Strafanstalten vom 10. März 2009 bezüglich der Anwendung des ministeriellen Rundschreibens Nr. 1682/VIII vom 27. Februar 1998 über die Nutzung der EDV durch die Häftlinge in ihren Zellen oder in den Gemeinschaftsràumen beantragt. Diese Sache warde unter der Nummer G/A 192.582/XI-16.827 ins Geschäftsverzeichnis eingetragen. Für den Hauptkanzler, G. Delannay, Verwaltungsattaché.
59857
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD CONSEIL D’ETAT
RAAD VAN STATE
[C − 2009/18342] Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat
[C − 2009/18342] Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Raoul THYBAUT, Johnny DE COSTER, Francis VERDIN, JeanClaude GALAND, Vincent MECLOT, Eric BERGEYS et Lucienne VAN SANTVOORT demandent l’annulation de l’arrêté du Ministre wallon du Logement, des Transports et du Développement territorial du 27 avril 2009 arrêtant le périmètre de remembrement urbain du centre d’Orp-le-Petit. Cet arrêté a été publié par extrait au Moniteur belge du 8 juin 2009.
Raoul THYBAUT, Johnny DE COSTER, Francis VERDIN, JeanClaude GALAND, Vincent MECLOT, Eric BERGEYS en Lucienne VAN SANTVOORT vorderen de nietigverklaring van het besluit van de Waalse Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling d.d. 27 april 2009 tot afbakening van het stedelijk herverkavelingsgebied van het centrum van Orp-le-Petit. Dat besluit is bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 8 juni 2009. Deze zaak is ingeschreven onder de rolnummers G/A 193.379/XIII5317, G/A 193.380/XIII-5318 en G/A 193.430/XIII-5323.
Cette affaire est inscrite au rôle sous les numéros G/A 193.379/XIII5317, G/A 193.380/XIII-5318 et G/A 193.430/XIII-5323. Pour le Greffier en chef,
Voor de Hoofdgriffier :
G. Delannay, Attaché administratif.
G. Delannay, Bestuurlijk attaché.
STAATSRAT [C − 2009/18342] Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates Raoul THYBAUT, Johnny DE COSTER, Francis VERDIN, Jean-Claude GALAND, Vincent MECLOT, Eric BERGEYS und Lucienne VAN SANTVOORT haben die Nichtigerklärung des Erlasses des Wallonischen Ministers des Wohnungswesens, des Transportwesens und der räumlichen Entwicklung vom 27. April 2009 zur Festlegung des Umkreises für städtische Flurbereinigung des Zentrums von Orp-le-Petit beantragt. Dieser Erlass wurde auszugsweise im Belgisches Staatsblatt vom 8. Juni 2009 veröffentlicht. Die Sachen wurden unter den Nummern G/A 193.379/XIII-5317, G/A 193.380/XIII-5318 und G/A 193.430/XIII5323 ins Geschäftsverzeichnis eingetragen. Für den Hauptkanzler, G. Delannay, Verwaltungsattaché.
* COMMISSION BANCAIRE, FINANCIERE ET DES ASSURANCES
COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIEEN ASSURANTIEWEZEN
[C − 2009/03230]
[C − 2009/03230]
Autorisation de fusion entre établissements de crédit ou entre de tels établissements et d’autres institutions financières (article 31 de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit)
Toestemming voor fusie tussen kredietinstellingen of tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen (artikel 31 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen)
Conformément à l’article 30 de la loi du 22 mars 1993, le Comité de direction de la Commission bancaire, financière et des assurances a autorisé la fusion par absorption de l’Etablissement de Crédit néerlandais « BNY Mellon GSS Acquisition Co (Netherlands) B.V. », Strawinskylaan 337 WTC B Tower, 1077 XX Amsterdam, Pays-Bas, par l’établissement de crédit «The Bank of New York Mellon SA», rue Montoyer 46, 1000 Bruxelles comme exposé dans le projet de fusion, rédigé conformément à l’article 772/6 du Code des Sociétés, déposé au greffe du tribunal de commerce où les sociétés concernées ont leur siège social et publié par extrait aux annexes du Moniteur belge du 17 août 2009.
Overeenkomstig artikel 30 van de wet van 22 maart 1993, heeft het directiecomité van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen zijn toestemming verleend voor de fusie door overneming van de Nederlandse kredietinstelling « BNY Mellon GSS Acquisition Co (Netherlands) B.V. », Strawinskylaan 337 WTC B Tower, 1077 XX Amsterdam, Nederland, door de kredietinstelling «The Bank of New York Mellon NV », rue Montoyer 46, 1000 Brussel, zoals uiteengezet in het fusievoorstel opgesteld overeenkomstig artikel 772/6 van het Wetboek van Vennootschappen dat werd neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel waar hun maatschappelijke zetels gevestigd zijn en waarvan het uitreksel gepubliceerd werd in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 17 augustus 2009.
Aux termes de l’article 31 de la loi du 22 mars 1993, toute cession entre établissements de crédit ou entre de tels établissements et d’autres institutions financières des droits et obligations résultant des opérations des établissements ou entreprises concernés et autorisée conformément à l’article 30 de ladite loi, est opposable aux tiers dès la publication au Moniteur belge de l’autorisation du Comité de direction de la Commission bancaire, financière et des assurances.
Ingevolge artikel 31 van de wet van 22 maart 1993 is iedere overdracht tussen kredietinstellingen of tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen, van rechten en verplichtingen die voortkomen uit verrichtingen van de betrokken instellingen of ondernemingen, waarvoor toestemming is verleend overeenkomstig artikel 30 van voornoemde wet, aan derden tegenstelbaar zodra de toestemming van het directiecomité van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Brussel, 25 augustus 2009.
Bruxelles, le 25 août 2009. Le Président,
De Voorzitter,
Jean-Paul SERVAIS
Jean-Paul SERVAIS
59858
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
[C − 2009/00557] 29 MAI 2009. — Circulaire relative à l’identification d’étrangers en séjour irrégulier. — Traduction allemande
[C − 2009/00557] 29 MEI 2009. — Omzendbrief betreffende de identificatie van onregelmatig verblijvende vreemdelingen. — Duitse vertaling
Le texte qui suit constitue la traduction en langue allemande de la circulaire du Ministre de la Politique de migration et d’asile et du Ministre de l’Intérieur du 29 mai 2009 relative à l’identification d’étrangers en séjour irrégulier (Moniteur belge du 15 juillet 2009).
De hierna volgende tekst is de Duitse vertaling van de omzendbrief van de Minister van Migratie- en Asielbeleid en de Minister van Binnenlandse Zaken van 29 mei 2009 betreffende de identificatie van onregelmatig verblijvende vreemdelingen (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2009). Deze vertaling is opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.
Cette traduction a été établie par le Service central de traduction allemande à Malmedy.
FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST INNERES [C − 2009/00557] 29. MAI 2009 — Rundschreiben über die Identifizierung von Ausländern, die sich illegal in Belgien aufhalten ¨ bersetzung Deutsche U ¨ bersetzung des Rundschreibens des Ministers der Migrations- und Asylpolitik Der folgende Text ist die deutsche U und des Ministers des Innern vom 29. Mai 2009 über die Identifizierung von Ausländern, die sich illegal in Belgien aufhalten. ¨ bersetzung ist von der Zentralen Dienststelle für Deutsche U ¨ bersetzungen in Malmedy erstellt worden. Diese U
FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST INNERES 29. MAI 2009 — Rundschreiben über die Identifizierung von Ausländern, die sich illegal in Belgien aufhalten An die Frauen und Herren Bürgermeister An die Frauen und Herren Korpschefs der lokalen Polizei An den Herrn Generalkommissar der föderalen Polizei Zur Information: An die Frauen und Herren Generalprokuratoren An die Frauen und Herren Prokuratoren des Königs Sehr geehrte Damen und Herren, 1. Zielsetzung vorliegendes Rundschreiben dient in erster Linie der Verdeutlichung und Erläuterung der bestehenden Verfahren. Das Rundschreiben zielt darauf ab, Identifizierung und Entfernung aus dem Staatsgebiet von Ausländern, die sich illegal in Belgien aufhalten, zu beschleunigen. Dieses Ziel kann nur durch eine effizientere Zusammenarbeit zwischen Polizeidiensten, Gemeindediensten und Ausländeramt (AA) erreicht werden. Häufig verfügen Polizei- und Gemeindedienste nämlich bereits über gewisse Informationen oder können Informationen im Hinblick auf die Identifizierung oder die Feststellung der Staatsangehörigkeit eines Ausländers, der sich illegal in Belgien aufhält, einholen, wenn ein solcher Ausländer aufgegriffen wird. Eine präzisere und schnellere Identifizierung verkürzt den Aufenthalt des Ausländers in einem geschlossenen Zentrum und ermöglicht die tatsächliche Entfernung aus dem Staatsgebiet. Vorliegendes Rundschreiben dient Polizei- und Gemeindediensten ebenfalls als Leitfaden, da darin auf die Informationen eingegangen wird, die das AA im Rahmen des Identifizierungsverfahrens benötigt. 2. Einleitung Für Polizeidienste, Gerichtsinstanzen und AA ist es in ihrer täglichen Arbeit sehr frustrierend, wenn Ausländer, die sich illegal in Belgien aufhalten, nicht tatsächlich aus dem Staatsgebiet entfernt werden können und stets aufs Neue eine Anweisung das Staatsgebiet zu verlassen erhalten, der sie häufig nicht nachkommen. Zudem führt der Mangel an verfügbaren Plätzen in den geschlossenen Zentren dazu, dass Zwangsentfernungsmaßnahmen manchmal nicht ausgeführt werden können. Ferner ist es nicht möglich, alle Ausländer, die im Hinblick auf die Rückkehr in ihr Herkunftsland oder in ein Drittland Gegenstand einer verwaltungsrechtlichen Inhaftierungsmaßnahme sind, in den gesetzlich vorgeschriebenen Fristen zu identifizieren beziehungsweise aus dem Staatsgebiet zu entfernen. Folglich werden diese Personen nach einiger Zeit aus den geschlossenen Zentren entlassen, da sie im Rahmen der Rechtsvorschriften über die Ausländer nicht unbegrenzt festgehalten werden dürfen, um schließlich wieder von den Polizeidiensten aufgegriffen zu werden. Dieser Zustand ist umso schlimmer, wenn der betreffende Ausländer auffällig wird, eine akute Gefahr für die öffentliche Ordnung oder die nationale Sicherheit darstellt oder (erneut) straffällig wird. Es ist ja auch sehr wahrscheinlich, dass diese Personen rückfällig werden, da sie nicht über legale Einkünfte verfügen und somit nach anderen Möglichkeiten suchen, um zu überleben. Somit geraten sie erneut an die Polizei, die Justiz und/oder das AA. 3. Identifizierung und Entfernung aus dem Staatsgebiet a. Probleme Die größte Schwierigkeit ist, dass das AA Personen, die sich illegal in Belgien aufhalten, nicht einfach in ein Flugzeug setzen kann, um sie in ihr Herkunftsland zurückzubringen. Sie müssen Inhaber der erforderlichen Reise- oder Identitätsdokumente sein. Die Art der Dokumente, die für die Rückkehr in das Herkunftsland erforderlich sind, ist nicht für jedes Land gleich. Wenn der betreffende Ausländer nicht über die erforderlichen Dokumente verfügt, muss das AA bei der zuständigen diplomatischen oder konsularischen Vertretung eine vorherige Reiseerlaubnis oder ein Ersatzdokument (″Passierschein″ genannt) beantragen. Der Ausländer kann also erst in sein Herkunftsland zurückkehren, wenn diese Bedingung erfüllt ist. In bestimmten Fällen kann der Ausländer auch über ein Aufenthaltsrecht in einem Drittstaat (beispielsweise in einem anderen EU-Land) verfügen. Ist der Ausländer jedoch nicht im Besitz der erforderlichen Reisedokumente und gültiger Aufenthaltsdokumente für dieses Drittland, benötigt er ebenfalls eine vorherige Erlaubnis. Hinzu kommt, dass jedes Herkunftsland seine eigenen Identifizierungsregeln anwendet.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD So erfolgt die Identifizierung in bestimmten Ländern aufgrund der Staatsangehörigkeit (ungeachtet des Namens des Ausländers); konsularische Vertreter können bei Befragung des Ausländers (Ausdrucksweise, Aussprache, ...) feststellen, ob der betreffende Ausländer aus ihrem Land stammt. In anderen Ländern erfolgt die Identifizierung ausschließlich aufgrund der Identität - in diesem Fall müssen so viele Informationen wie möglich gesammelt werden, die zur Feststellung der Identität dienen können. Je mehr Informationen das AA zur Verfügung hat, desto einfacher sind Identifizierung und Entfernung aus dem Staatsgebiet. b. Schwerpunkte für die Polizeidienste Deshalb ist es von entscheidender Bedeutung, so viele Informationen wie möglich über Identität und Staatsangehörigkeit eines Ausländers und alle Hinweise zu sammeln, die im Hinblick auf Identifizierung und Entfernung aus dem Staatsgebiet verwendet werden können. 4. Rechtsgrundlage a. Anweisung das Staatsgebiet zu verlassen Ausländer, die sich illegal in Belgien aufhalten, können aufgrund von Artikel 7 oder 27 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 über die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern eine Anweisung das belgische Staatsgebiet zu verlassen erhalten. Wenn der betreffende Ausländer bereits ein Asylverfahren durchläuft oder durchlaufen hat, kann er die Artikel 74/6, 51/5 § 1 und 51/5 § 3 dieses Gesetzes (Dublin-System - Asylverfahren in einem anderen EU-Mitgliedstaat) geltend machen. b. Administrative Inhaftnahme Durch diese Artikel des Gesetzes wird das AA ermächtigt, im Hinblick auf die Zwangsvollstreckung der Anweisung das Staatsgebiet zu verlassen eine administrative Inhaftnahme von Ausländern vorzunehmen. Die im Gesetz vorgesehene Inhaftnahme ist zeitlich begrenzt (1 bis 2 Monate bis hin zu 5 bis 8 Monaten unter sehr außergewöhnlichen Umständen). Daher ist es notwendig, dem AA alle relevanten Informationen möglichst schnell zu übermitteln. c. Informationsverwaltung Artikel 30bis des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 ist ebenfalls eine wichtige Gesetzesbestimmung im Hinblick auf die Identifizierung von Ausländern. Aufgrund dieses Artikels können das AA und die Polizeidienste biometrische Daten des Ausländers erfassen und aufbewahren. In diesem Artikel ist ebenfalls bestimmt, für welche Kategorien von Ausländern diese Möglichkeit besteht. Seit dem 1. Januar 2008 verfügt das AA über eine Datenbank mit den Fingerabdrücken aller seit diesem Datum von der Polizei kontrollierten Ausländer, die sich illegal in Belgien aufhalten. d. Schwerpunkte für Polizeidienste Im Hinblick auf die Fortschreibung der Datenbank und die Feststellung von wiederholtem illegalem Aufenthalt unter verschiedenen Identitäten ist es besonders wichtig, Ausländern, die sich illegal in Belgien aufhalten, systematisch Fingerabdrücke abzunehmen; diese Fingerabdrücke werden dem Dienst für die gerichtliche Identifizierung (DGI) der föderalen Polizei übermittelt, der sie seinerseits dem Dienst Printrak des AA zukommen lässt (auch wenn der Ausländer bereits eine einfache Anweisung das Staatsgebiet zu verlassen erhalten hat). Fingerabdrücke können dem Dienst Printrak auch unmittelbar auf Papier übermittelt werden. Sie können sich auch für die Identifizierung einer Person in ihrem Herkunftsland als sehr nützlich erweisen. 5. Identifizierungsverfahren Ist ein Ausländer, der sich illegal in Belgien aufhält (und dessen Asylverfahren abgeschlossen ist), nicht im Besitz der für eine Rückkehr in sein Herkunftsland oder ein Drittland erforderlichen Dokumente, wendet sich das AA an die zuständige diplomatische oder konsularische Vertretung oder an die zuständige zentrale öffentliche Dienststelle des Herkunfts- oder Drittlandes, um diese Dokumente zu erhalten. Verfahren und benötigte Informationen sind von Land zu Land unterschiedlich. Je mehr Informationen dem AA zur Verfügung stehen, desto wahrscheinlicher wird eine Identifizierung des Ausländers (und desto kleiner wird das ¨ bersicht über die Risiko, den Betreffenden unverrichteter Dinge frei lassen zu müssen). Nachstehend finden Sie eine U wichtigsten Arten erforderlicher Informationen: — Name und Vornamen des Ausländers, — Geburtsort und -datum des Ausländers, — Aliasse, — letzte bekannte Adresse(n) des Ausländers in seinem Herkunftsland, — Name und Vornamen der Eltern, des Ehepartners/Lebenspartners und der Kinder des Ausländers, — Geburtsort und -datum der Eltern, des Ehepartners/Lebenspartners und der Kinder, — letzte bekannte Adresse(n) der Eltern, des Ehepartners/Lebenspartners und der Kinder, — Aufenthaltsrechtsstellung des Ausländers, seiner Eltern, seines Ehepartners/Lebenspartners und seiner Kinder in Belgien oder in einem Drittland, — Personalien + eventuell Adresse, Aufenthaltsrechtsstellung und Kontaktdaten von Freunden und Bekannten, — Unterschrift des betreffenden Ausländers, — Fingerabdrücke des betreffenden Ausländers (manchmal in besonderer Form), — Passfotos des betreffenden Ausländers (schwarz-weiß oder in Farbe), — für Telefongespräche ins Herkunftsland verwendete Nummern, — bekannte Verstöße gegen die öffentliche Ordnung und Verurteilungen (Tatbestand und Strafe angeben), — Datum, seit dem sich der Ausländer in Belgien aufhält, — Dokumente im Besitz des Ausländers: Pass, Dienstpass, Diplomatenpass, Personalausweis, konsularischer Personalausweis, Aufenthaltserlaubnis, Visum für Belgien oder für ein anderes Land, Führerschein, Wehrdienstbuch, Geburtsurkunde, Heiratsbuch, Sterbeurkunde, Wohnsitzbescheinigung, Bescheinigung des Ledigenstandes, Studienzeugnis, Diplome, Versicherungskarte, Dauerfahrkarte für die öffentlichen Verkehrsmittel, Mitgliedskarte einer Partei, Mitgliedskarte einer Vereinigung… (auch wenn es sich um abgelaufene Dokumente oder Kopien handelt), Devisen. Es ist wichtig, das Dokument vollständig zu kopieren (Stempel, Visa, Notizen, ... auf dem Dokument können für den Bestimmungsort entscheidend sein), — Beschlüsse im Besitz des Ausländers: Beschlüsse des AA oder anderer belgischer Dienste, Beschlüsse ausländischer Verwaltungen (Hinweise auf Aufenthaltsrecht oder Asylantrag in Belgien oder in einem anderen Land beziehungsweise Verweigerung dieses Rechts oder Ablehnung dieses Antrags), — besondere körperliche Merkmale des Ausländers (Narben im Gesicht), — Sprachen, die der Ausländer in Wort und/oder Schrift beherrscht. Bei administrativer Festnahme eines Ausländers müssen dem geschlossenen Zentrum die Originale beziehungsweise muss dem AA zumindest eine Kopie der beschlagnahmten Dokumente (wenn möglich eine Farbkopie oder eine gescannte Fassung, die elektronisch versendet werden kann) übermittelt werden. Bei Beschlagnahme ist es wichtig, Staatsanwaltschaft und Magistrat, die für die Akte zuständig sind, anzugeben (+ eventuell Nummer des Protokolls und/oder der Akte bei der Kanzlei).
59859
59860
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD 6. Wie können Polizeidienste und Gemeindeverwaltungen dem AA bei der Identifizierung helfen? a. Erstes wichtiges Werkzeug: der administrative Bericht Bei Aufgriff eines Ausländers müssen Polizeidienste unbedingt die Felder des administrativen Berichts in Bezug auf Identität, Staatsangehörigkeit und den ″Zustand″ des Ausländers ausfüllen (1). Je vollständiger dieser Bericht ist, desto einfacher verläuft die Identifizierung, insbesondere bei Ausländern, die sich illegal in Belgien aufhalten und dem AA nicht bekannt sind. Führt der Ausländer Dokumente mit, muss dem administrativen Bericht eine Kopie beigefügt werden, selbst wenn die Echtheit nicht überprüft werden kann, da diese Dokumente einen Hinweis auf Staatsangehörigkeit und Identität des Ausländers enthalten können. Wie unter Nr. 5 erwähnt, muss es sich dabei nicht unbedingt um Identitätsdokumente (Pass, Personalausweis, Aufenthaltserlaubnis, …) handeln. Im administrativen Bericht müssen ebenfalls Hinweise auf den physischen und psychischen Zustand und Schwangerschaften (2) vermerkt werden. In der Vergangenheit sind Ausländer schon unmittelbar nach ihrer Ankunft in einem geschlossenen Zentrum frei gelassen worden, weil wichtige Informationen fehlten. b. Schwerpunkte für die Polizeidienste Hiermit möchten wir die Polizeidienste erneut für eine optimale Nutzung des administrativen Berichts sensibilisieren. Eine optimale Nutzung verhindert unnötigen Frust sowohl bei den Polizeidiensten als auch bei den geschlossenen Zentren oder den Ausführungsdiensten des AA. Nachstehend finden Sie einige Tipps, um solch frustrierende Erlebnisse zu vermeiden: — Kopieren Sie immer alle Seiten eines Passes, auf denen sich Stempel und Visa befinden; wenn Kopien fehlen, kann es sein, dass falsche Entscheidungen getroffen werden, die zu einer Freilassung führen können. — Fügen Sie Kopien aller Unterlagen bei, die der Ausländer mitführt, eine davon könnte auf ein Aufenthaltsrecht in einem Drittland hindeuten. — Beschließt der Untersuchungsrichter eine Haussuchung, kann er es im Rahmen seiner Ermittlungsaufgaben für erforderlich erachten, dass die Polizei Informationen und Hinweise im Hinblick auf die Feststellung der genauen Identität des Ausländers sammelt; diese Informationen können für die vom Untersuchungsrichter geleitete Ermittlung von entscheidender Bedeutung sein. Bei dieser Gelegenheit kann die Polizei auch auf Informationen stoßen, die zur Identifizierung oder Entfernung aus dem Staatsgebiet des Ausländers dienen können. Mit Einverständnis des Untersuchungsrichters dürfen die Informationen in Bezug auf Identität und Staatsangehörigkeit auch dem AA übermittelt werden. Schließlich wird der Ausländer ja doch dem AA zur Verfügung gestellt - gegebenenfalls nach ¨ bermittlung dieser InformatiVerbüßung einer Gefängnisstrafe beziehungsweise nach Erhalt eines Haftbefehls. Die U onen erfolgt gemäß den Bestimmungen von Artikel 21 Absatz 1 des Gesetzes vom 5. August 1992 über das Polizeiamt, in dem der Polizei der Auftrag erteilt wird, für die Beachtung der Bestimmungen des Ausländergesetzes (insbesondere in Bezug auf die Rechtmäßigkeit des Aufenthalts und die diesbezügliche Feststellung von Identität und Staatsangehörigkeit) zu sorgen. — Wenn Sie für die Vernehmung des Ausländers auf die Dienste eines Dolmetschers zurückgreifen, fragen Sie den Dolmetscher bitte, ob Ausdrucksweise und Aussprache des Ausländers auf sein Herkunftsland schließen lassen; ein solcher Hinweis kann die Identifizierung beschleunigen. Es kommt nämlich vor, dass Ausländer während ihres Aufenthalts in einem geschlossenen Zentrum plötzlich Staatsangehörigkeit oder Identität ändern, um das AA in die Irre zu führen. Hinweise in Bezug auf die Staatsangehörigkeit können das Identifizierungsverfahren beschleunigen. Da der Zeitraum, in dem Ausländer festgehalten werden dürfen, kurz ist, kann jeder Zeitgewinn entscheidend dazu beitragen, eine Identifizierungsakte mit positivem Ergebnis abzuschließen. Der administrative Bericht muss ebenfalls präzise und vollständige Kontaktdaten des zuständigen Polizeibeamten, der für die Bearbeitung der Akte verantwortlich ist, enthalten. Auf diese Weise kann das AA diese Person wenn nötig im Rahmen des Identifizierungs- beziehungsweise Entfernungsverfahrens kontaktieren. 7. Informationen in Bezug auf Staatsangehörigkeit und Identität im Rahmen einer Ermittlung Es ist ebenfalls sinnvoll, dem AA Daten in Bezug auf Identität und Staatsangehörigkeit des Ausländers zu übermitteln, die im Rahmen einer Ermittlung egal welcher Art gesammelt worden sind. Schließlich wird der Ausländer ja doch später in Bezug auf seine Aufenthaltsrechtsstellung an eine Direktion des AA verwiesen. Dem AA müssen ebenfalls (Kopien der) Unterlagen übermittelt werden, die im Rahmen der Ermittlung gefunden beziehungsweise vorgelegt worden sind und Identität oder Staatsangehörigkeit des Betreffenden belegen können. Selbstverständlich müssen Staatsanwaltschaft oder Untersuchungsrichter den Polizeidiensten gemäß den Gesetzesbestimmungen zur Gewährleistung der Vertraulichkeit der Untersuchung (3) ihre Zustimmung für diese ¨ bermittlung erteilt haben. Der Magistrat kann auch aus eigener Initiative die U ¨ bermittlung dieser Informationen an U das AA veranlassen. ¨ bersicht über die Art der Untersuchungen, die Polizeidienste und/oder Nachstehend finden Sie eine U Gemeindeverwaltungen im Hinblick auf den Erhalt relevanter Informationen zur Identifizierung eines Ausländers durchführen können: — Untersuchung in Bezug auf die Heiratsabsichten eines Ausländers: Um zu heiraten (oder eine Erklärung über das gesetzliche Zusammenwohnen abzugeben) müssen Ausländer in der Regel beim Standesamt eine Reihe von Dokumenten vorlegen oder bestimmte Informationen sammeln; wenn dem Ausländer die Eheschließung nicht gestattet wird, können diese Dokumente im Rahmen des Identifizierungsverfahrens dienen, — Untersuchung in Bezug auf eine Scheinehe: In diesem Zusammenhang muss der Ausländer normalerweise Identität und Staatsangehörigkeit nachweisen, — polizeiliche Untersuchungen: Aus Gründen der öffentlichen Ordnung aufgegriffene Ausländer führen manchmal die Originale ihrer Identitäts- oder Reisedokumente beziehungsweise andere Unterlagen, die Hinweise auf ihre Identität und ihre Staatsangehörigkeit enthalten können, wie beispielsweise Briefe, mit. In der Regel werden diese Unterlagen im Rahmen der Ermittlung bei der Kanzlei der Staatsanwaltschaft hinterlegt. Wird der Ausländer frei gelassen und dem AA zur Verfügung gestellt und verfügt er nicht (mehr) über ein Aufenthaltsrecht in Belgien, muss er aus dem belgischen Staatsgebiet entfernt werden. Hinweise zur Identifizierung des Ausländers, die ohne Verletzung der Vertraulichkeit der Untersuchung weitergeleitet werden dürfen, können im Rahmen der endgültigen Durchführung der Entfernungsmaßnahme von Nutzen sein. Pass und Personalausweis des Ausländers, die im Rahmen solcher Verfahren beschlagnahmt werden, müssen an das AA weitergeleitet werden, wenn der Ausländer dem AA zur Verfügung gestellt wird. Dies ist auch wichtig für die Beziehungen mit den diplomatischen und konsularischen Vertretungen, die für die Beschlagnahme von Originaldokumenten nicht immer Verständnis zeigen, da diese eigentlich Eigentum der Behörden des Herkunftslandes sind. 8. Bei der Befragung der Nachbarn gesammelte Informationen Der Revierbedienstete (aber auch der Ausländerdienst und das Standesamt) können manchmal über wertvolle Informationen in Bezug auf Staatsangehörigkeit und Identität verfügen, die auch für das AA von Bedeutung sein können.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD ¨ berprüfung des Wohnortes Durch Kontaktaufnahme mit dem Ausländer selbst (zum Beispiel im Rahmen einer U nach Einreichung eines Regularisierungsantrags oder im Rahmen einer Untersuchung in Bezug auf die Heiratsabsichten) können Informationen über Sprachkenntnis, Identitätsdokumente, Familie … eingeholt und gesammelt werden, die später eventuell zur Identifizierung dienen können, wenn dem Ausländer der Aufenthalt verweigert wird. Manchmal verfügen auch die Nachbarn des betreffenden Ausländers über Informationen, die für die weitere Bearbeitung der Akte nützlich sein können, und teilen sie dem Revierbediensteten mit. 9. Wie können diese Informationen dem AA übermittelt werden? Der administrative Bericht ist eine erste wichtige Informationsquelle. Dieser Bericht ist dem Büro C oder dem Bereitschaftsdienst zu übermitteln (die Kontaktdaten dieser Dienste befinden sich auf dem administrativen Bericht). Die vom Revierbediensteten, vom Ausländerdienst oder vom Standesamt eingeholten Informationen können dem AA auf die übliche Weise übermittelt werden, beispielsweise über den Dienst Kurzaufenthalt, den Dienst Langfristiger Aufenthalt oder den Dienst Ermittlungen, die diese Instanzen im Rahmen der behördlichen Untersuchung der Akte des betreffenden Ausländers zu Rate ziehen. Informationen über Identität und Staatsangehörigkeit des Ausländers werden den von den verschiedenen Ausführungsdiensten des AA beantragten Informationen (z.B. Formular im Rahmen der Untersuchung einer Scheinehe) mit dem Vermerk ″Informationen in Bezug auf Identität und Staatsangehörigkeit des Ausländers″ als Anlage beigefügt. In der Anlage zu vorliegendem Rundschreiben finden Sie nützliche Kontaktdaten, die der Umsetzung des Rundschreibens dienen. 10. Informationsblatt Im Rahmen der Anwendung des vorliegenden Rundschreibens wird ein Merkblatt mit praktischen Informationen erstellt, das an die Polizeidienste verteilt wird. Dieses Informationsblatt wird regelmäßig aktualisiert. Wir bitten Sie, vorliegendes Rundschreiben zur weiteren Veranlassung in ihren Diensten zu verteilen. Brüssel, den 29. Mai 2009 Die Ministerin der Migrations- und Asylpolitik Frau A. TURTELBOOM Der Minister des Innern G. DE PADT
ANLAGE: Nützliche Kontaktdaten Für die praktische Ausführung des vorliegenden Rundschreibens können Sie Kontakt aufnehmen mit dem Identifizierungsdienst des Ausländeramts:
[email protected] - Fax: 02-274 66 17 Dienstleiter: Geert Verbauwhede -
[email protected] Tel.: 02-793 83 60 Beigeordneter Dienstleiter: Kris Vanhoecke -
[email protected] Tel.: 02-793 83 83 Postadresse: Ausländeramt - Identifizierungsdienst, WTC II, Chaussée d’Anvers/Antwerpsesteenweg 59B, 1000 Brüssel ¨ berprüfung von Fingerabdrücken können Sie Kontakt aufnehmen mit dem Dienst Printrak des Für die U Ausländeramts:
[email protected] - Fax: 02-201 57 24 Dienstleiter: Jan Moerman -
[email protected] Tel.: 02-793 91 50 Andere Kontaktperson: Rita Tuerlinckx -
[email protected] Tel.: 02-793 91 51 Postadresse: Ausländeramt - Büro Printrak, WTC II, Chaussée d’Anvers/Antwerpsesteenweg 59B, 1000 Brüssel ¨ nderungen dieser Kontaktdaten werden gegebenenfalls auf der Website ″GEMCOM″ bekannt gemacht. Siehe A http://www.dofi.fgov.be/gemcom/ Allgemeine Informationen in Bezug auf die Rechtsvorschriften und die Zusammenarbeit mit Polizeidiensten und Gemeindeverwaltungen finden Sie auf den Websites http://www.dofi.fgov.be und http://www.dofi.fgov.be/gemcom/ Fingerabdrücke von Ausländern, die sich illegal in Belgien aufhalten, müssen systematisch dem Dienst für die gerichtliche Identifizierung der föderalen Polizei über folgende Kontaktdaten übermittelt werden: FGP - DJT - DGI ¨ SSEL Rue du Noyer/Notelaarsstraat 211, 1000 BRU Tel.: 02-743 73 50 Fax: 02-743 76 05
[email protected] Fußnoten (1) Muster: Siehe http://www.dofi.fgov.be/gemcom; diese Website ist Gemeinden und Polizeidiensten zugänglich; Gemeindeverwaltungen oder Polizeidienste, die noch keinen Zugang haben, können auf der Website ein Passwort beantragen. Rechtsgrundlage: Rundschreiben des Ministers des Innern vom 27. Januar 1998 in Anwendung von Artikel 74/7 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980; siehe ebenfalls www.dofi.fgov.be (Vorschriften - Rundschreiben). (2) Zustand: Schwangere Frauen dürfen ab der 28. Schwangerschaftswoche nicht mehr durch eine Zwangsmaßnahme aus dem Staatsgebiet entfernt werden. Hinweise auf eine physische oder psychische Krankheit, an der der Ausländer offensichtlich leidet, müssen auch im administrativen Bericht vermerkt werden. Auch Trunkenheit und ein sehr schlechter hygienischer Zustand sind anzugeben. Diese Informationen können den geschlossenen Zentren automatisch mitgeteilt werden, damit diese bei Ankunft des Ausländers im Zentrum über eventuelle Probleme auf dem Laufenden sind. In bestimmten Fällen muss eine andere Lösung als die Inhaftnahme gefunden werden. (3) Zusammen mit dem Kollegium der Generalprokuratoren werden die Möglichkeiten für die Optimierung des diesbezüglichen Informationsaustauschs mit dem AA untersucht.
59861
59862
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
[2009/42408] Indices du prix de revient du transport professionnel de marchandises par route
[2009/42408] Indexcijfers van de kostprijs van het beroepsgoederenvervoer over de weg
Le Service public fédéral Mobilité et Transports communique ci-après les indices du prix de revient du transport professionnel de marchandises par route pour le mois d’août 2009 (base 31 décembre 2003 = 100) :
De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer deelt hierna de indexcijfers van de kostprijs van het beroepsgoederenvervoer over de weg mede voor de maand augustus 2009 (basis 31 december 2003 = 100) :
Moyenne mobile 3 mois
Indice août 2009
Indexcijfer augustus 2009
Transport national
Voortschrijdend gemiddelde 3 maanden
Nationaal vervoer
Messagerie
117,65
117,34
Stukgoed
117,65
117,34
Général
118,59
118,20
Algemeen
118,59
118,20
Transport international général
Algemeen internationaal vervoer
Belgique - Allemagne
130,35
129,91
België - Duitsland
130,35
129,91
Belgique - France
119,19
118,82
België - Frankrijk
119,19
118,82
Belgique - Italie
120,43
120,05
België - Italië
120,43
120,05
Belgique - Espagne
118,46
118,73
België - Spanje
118,46
118,73
Indice standard (autres cas)
121,01
120,85
Standaardindexcijfer (andere gevallen)
121,01
120,85
* SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
[C − 2009/09621] Ordre judiciaire. — Places vacantes
[C − 2009/09621] Rechterlijke Orde. — Vacante betrekkingen
Juge consulaire au tribunal de commerce : — d’Anvers : 5 (dont 3 à partir du 1er avril 2010 1 à partir du 1er juin 2010). Une de ces places remplace celle publiée au Moniteur belge du 20 octobre 2008. — d’Hasselt : 1 (à partir du 1er juin 2010); — de Bruxelles : 2 (dont 1 à partir du 1er juin 2010); — de Louvain : 1 (à partir du 1er juin 2010); — de Termonde : 2 (dont 1 à partir du 1er avril 2010 1 à partir du 1er mai 2010); — de Gand : 1 (à partir du 1er avril 2010); — de Liège : 1 (à partir du 1er avril 2010); — de Namur : 1 — de Charleroi : 2 (dont 1 à partir du 1er juin 2010). Une de ces places remplace une place publiée au Moniteur belge du 5 septembre 2008. — de Mons : 1. Cette place remplace une place publiée au Moniteur belge du 20 octobre 2008. Toute candidature à une nomination dans l’Ordre judiciaire doit être adressée, à peine de déchéance, par lettre recommandée à la poste au « SPF Justice, Direction générale de l’Organisation judiciaire, Service du Personnel, ROJ 211, boulevard de Waterloo 115, 1000 Bruxelles », dans un délai d’un mois à partir de la publication de la vacance au Moniteur belge (article 287 du Code judiciaire).
Rechter in handelszaken in de rechtbank van koophandel : — te Antwerpen : 5 (waarvan 3 vanaf 1 april 2010 1 vanaf 1 juni 2010). Een van deze plaatsen vervangt deze gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 oktober 2008. — te Hasselt : 1 (vanaf 1 juni 2010); — te Brussel : 2 (waarvan 1 vanaf 1 juni 2010); — te Leuven : 1 (vanaf 1 juni 2010); — te Dendermonde : 2 (waarvan 1 vanaf 1 april 2010 1 vanaf 1 mei 2010); — te Gent : 1 (vanaf 1 april 2010); — te Luik : 1 (vanaf 1 april 2010); — te Namen : 1 — te Charleroi : 2 (waarvan 1 vanaf 1 juni 2010). Een van deze plaatsen vervangt een plaats gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 5 september 2008. — te Bergen : 1. Deze plaats vervangt een plaats gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 oktober 2008. Elke kandidatuur voor een benoeming in de Rechterlijke Orde moet, op straffe van verval, bij een ter post aangetekend schrijven worden gericht aan « FOD Justitie, Directoraat-Generaal, Rechterlijke Organisatie, Dienst Personeelszaken – ROJ 211, Waterloolaan 115, 1000 Brussel » binnen een termijn van één maand na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad. (artikel 287 van het Gerechtelijk Wetboek).
59863
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Une lettre séparée doit être adressée pour chaque candidature. Cependant, une seule requête suffit dans le cas où plus d’une vacance est annoncée pour le même tribunal. En outre, les candidats sont invités à transmettre une copie de leur requête au procureur général près la cour d’appel, au premier président de la cour d’appel, au procureur du Roi près le tribunal de première instance ainsi qu’au président du tribunal de commerce concernés.
Voor elke kandidatuurstelling dient een afzonderlijk schrijven te worden gericht. In elk geval dient slechts eenmaal te worden gepostuleerd indien meer dan een vacature wordt aangekondigd voor dezelfde rechtbank. Bovendien worden de kandidaten uitgenodigd om een afschrift van hun rekwest over te maken aan de bevoegde procureur-generaal bij het hof van beroep, aan de bevoegde eerste voorzitter van het hof van beroep, aan de bevoegde procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg alsmede aan de bevoegde voorzitter van de rechtbank van koophandel.
* SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
[S − C − 2009/09612] Examens permettant aux licenciés en notariat de justifier qu’ils sont à même de se conformer aux dispositions de la loi sur l’emploi des langues en matière judiciaire. — Session ordinaire d’octobre 2009. — Erratum
[S − C − 2009/09612] Examens waarbij de licentiaten in het notariaat in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de voorschriften van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken na te leven. — Gewone zittijd van oktober 2009. — Erratum
Au Moniteur belge du 18 août 2009, page 54670, avis n° 2009/09583, il faut lire : « Les demandes d’inscription doivent être adressées par lettre recommandée, au plus tard le 18 septembre 2009, au moyen d’une copie du formulaire d’inscription ci-joint au SPF Justice, Direction générale de l’Organisation judiciaire, Service du personnel ROJ/examens linguistiques - licenciés en notariat, boulevard de Waterloo 115, à 1000 Bruxelles. Celles qui seront introduites après cette date ne seront plus prises en considération. La date de la poste faisant foi. Le récipiendaire joint une photocopie recto-verso de la carte d’identité et du diplôme de licencié en notariat. »
In het Belgisch Staatsblad van 18 augustus 2009, bl. 54670, bericht nr. 2009/09583, moet gelezen worden : « De aanvragen tot inschrijving moeten ten laatste op 18 september 2009, bij middel van een kopie van het hierbij gevoegd inschrijvingsformulier opgestuurd worden bij aangetekende zending aan de FOD Justitie, Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, Dienst Personeelszaken ROJ/taalexamens - licentiaten in het notariaat, Waterloolaan 115, te 1000 Brussel. Aanvragen na die datum ingediend, komen niet in aanmerking. De postdatum geldt als bewijs. De examinandus voegt een fotokopie recto verso van de identiteitskaart en van het diploma van licentiaat in het notariaat bij. »
GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP PARLEMENT DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2009/29509] Election des membres du Conseil d’administration de la Radio-Télévision belge de la Communauté franc¸ aise (RTBF). — Appel aux candidats En application du décret du 14 juillet 1997 (1) portant statut de la Radio-Télévision belge de la Communauté franc¸ aise (RTBF), le Parlement de la Communauté franc¸ aise sera appelé à élire les membres effectifs et suppléants du Conseil d’administration de la RTBF. Les candidats à un mandat de membre de ce Conseil d’administration doivent remplir les conditions suivantes : — être Belge d’expression franc¸ aise; — jouir des droits civils et politiques; — ne pas avoir atteint l’âge de soixante-cinq ans accomplis. L’attention des candidats doit être attirée d’une part, sur les dispositions de l’article 3 du décret du 19 décembre 2002 (2) qui stipule que les administrateurs sont élus parmi les personnes qui justifient de diplômes ou compétences adéquats, d’une intégrité et d’une connaissance de la gestion publique; et, d’autre part, sur les cas d’incompatibilité prescrits par l’article 12, § 1er, du décret du 14 juillet 1997, modifié par les articles 5 à 8 du décret du 19 décembre 2002. Les candidatures devront être introduites dans les trente jours de la publication du présent appel au Moniteur belge, auprès du président du Parlement de la Communauté franc¸ aise, rue de la Loi 6, 1000 Bruxelles. Notes (1) Moniteur belge du 28 août 1997. (2) Moniteur belge du 28 décembre 2002.
59864
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD PAVICHI, naamloze vennootschap, Gentpoortstraat 20, 8000 Brugge
PUBLICATIONS LEGALES ET AVIS DIVERS WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN EN VERSCHILLENDE BERICHTEN
Annonces − Aankondigingen
Ondernemingsnummer 0874.584.959
De aandeelhouders van de NV PAVICHI, met zetel te 8000 Brugge, Gentpoortstraat 20, ondernemingsnummer 0874.584.959, RPR Brugge, worden opgeroepen om aanwezig te zijn op de jaarvergadering, die zal gehouden worden op het kantoor van notaris Frederic Opsomer, te 8500 Kortrijk, Doorniksewijk 40, op woensdag 16 september 2009, om 19 uur, met volgende agenda : - het opstellen en de goedkeuring van de boekhoudkundige balansen en de rekeningen van de vennootschap en in het bijzonder nazicht en de goedkeuring van de grootboekhouding en de rekeningencourant van de vennootschap; - bestemming van de winst.
SOCIETES − VENNOOTSCHAPPEN
- kwijting en decharge bestuurders; - varia. (AXPC1906319/ 02.09)
Maatschappij voor Katholieke Vlaamse Werken M.K.V.W., naamloze vennootschap, te 8500 Kortrijk, Abdijkaai 15 Ondernemingsnummer 0405.344.291 Gerechtelijk arrondissement Kortrijk
(32958)
Société Mobilière et Immobilière Tournaisienne, en abrégé : S.M.I.T. TOURNAISIENNE, société anonyme, rue Léopold Ier 148, 1020 Bruxelles Numéro d’entreprise 0402.507.339
De aandeelhouders worden verzocht de buitengewone algemene vergadering bij te wonen, welke zal doorgaan ten kantore van notaris Baudouin Moerman, te Kortrijk, Louis Verweestraat 6, op vrijdag 18 september 2009, om 17 uur, met volgende dagorde : 1. Omzetting van de aandelen aan toonder in aandelen op naam. De bestaande aandelen aan toonder zullen, tegen inlevering door de aandeelhouders op de zetel van de vennootschap van hun huidig aandelenbezit worden vernietigd door het aanbrengen van een stempel « Vernietigd » en worden vervangen door een inschrijving op naam in het register van aandelen. 2. Voorstel tot opheffing van het voorkeurrecht van de bestaande aandeelhouders naar aanleiding van de voorgenomen kapitaalverhoging in speciën. 3. Verslag van de raad van bestuur en van de aangestelde bedrijfsrevisor overeenkomstig artikel 596 van het Wetboek van vennootschappen. 4. Voorstel tot kapitaalverhoging met een bedrag van 10.849 euro, door inbreng in speciën, om het te brengen van 62.000 euro op 72.849 euro door creatie van 420 nieuwe aandelen, en met creatie van een globale uitgiftepremie ten bedrage van (afgerond) 239.151 euro, alles onmiddellijk te volstorten. de nieuwe aandelen zullen van dezelfde aard zijn als de bestaande aandelen, met dezelfde rechten en voordelen, en zullen in de winsten delen vanaf het huidige boekjaar. 5. Inschrijving en afbetaling van de nieuwe aandelen. 6. Voorstel tot tweede kapitaalverhoging met een bedrag van 239.151 euro, om het kapitaal te brengen van 72.849 euro op 312.000 euro, door incorporatie van de uitgiftepremie in het kapitaal, en zonder creatie van nieuwe aandelen.
Assemblée ordinaire au siège social le 22/09/2009, à 11 heures. Ordre du jour : Rapport du C.A. Approbation comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Nominations. Divers. (AOPC-1-9-05722/ 02.09)
(32959)
WEST DECOR, naamloze vennootschap, Hoogstraat 196, 8540 Deerlijk Ondernemingsnummer 0405.382.004
Algemene vergadering ter zetel op 22/09/2009, om 15 uur. Agenda : Jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (Her)Benoemingen. Divers. (AOPC-1-9-05547/ 02.09)
(32960)
A & P Invest, naamloze vennootschap, ’s Herenbaan 34, 2840 Reet 0459.688.641 RPR Antwerpen
Jaarvergadering op 25/09/2009, om 20 uur, op de zetel. Agenda : 1. Verslag raad van bestuur over het boekjaar 2008-2009. 2. Goedkeuring jaarrekening per 31/03/2009. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Ontslagen en benoemingen. 6. Rondvraag. (32961)
7. Vaststelling dat de kapitaalverhoging is verwezenlijkt. 8. Aanpassing van de statuten aan de genomen besluiten en aan het Wetboek van vennootschappen, en als gevolg hiervan vaststelling van nieuwe tekst der statuten.
De Carre, naamloze vennootschap, Markt 26, 8000 Brugge 0472.959.429 RPR Brugge
9. Machtiging aan de raad van bestuur tot uitvoering van de genomen besluiten. 10. Volmachten. De raad van bestuur. (32839)
Jaarvergadering op 25/09/2009 om 18 u. op de zetel. Agenda : Jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Divers. (32962)
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59865
De Ringhorst, burgerlijke vennootschap onder de vorm van een naamloze vennootschap, Kempenstraat 20, 3950 Bocholt
Manag, naamloze vennootschap,
0477.691.544 RPR Tongeren
0441.073.351 RPR Kortrijk
Jaarvergadering op 25/09/2009 om 15.00 uur. op de zetel. Agenda : Verslag Raad Bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 31/03/2009. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Allerlei. Zich richten naar de statuten. (32963)
Jaarvergadering op 25/09/2009, om 11 uur, op de zetel. Agenda : Jaarverslag. Goedkeuring aan de raad van bestuur. Kwijting aan de raad van bestuur. Zich richten naar de statuten. (32969)
Diamond Centers International, naamloze vennootschap, Pelikaanstraat 78, 2018 Antwerpen 0448.572.441 RPR Antwerpen
Blauwhuisstraat 23, 8531 Hulste
Verzekeringen Solange Limbourg, naamloze vennootschap, Centrum 21, 1540 Herne 0472.094.347 RPR Brussel
Jaarvergadering op 25/09/2009, om 20 uur, op de zetel. Agenda : 1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 31/03/2009. 3. Kwijting bestuurders. 4. Diversen. Zich schikken naar de statuten. (32964)
HFK Kestens, naamloze vennootschap, Gilainstraat 122, 3300 Tienen
Jaarvergadering op 19/09/2009, om 17 uur, op de zetel. Agenda : 1. Lezing van het jaarverslag. 2. Bespreking van de jaarrekening per 31/03/2009. 3. Goedkeuring van de jaarrekening per 31/03/2009. 4. Bestemming van het resultaat. 5. Kwijting aan de bestuurders. 6. Varia. (32970)
0450.634.977 RPR Leuven Jaarvergadering op 25/09/2009, om 12 uur, op de zetel. Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Allerlei. (32965)
Hibeja, naamloze vennootschap, IJzeren Molenstraat 138, bus 31, 3001 Heverlee
Administrations publiques et Enseignement technique Openbare Besturen en Technisch Onderwijs PLACES VACANTES − OPENSTAANDE BETREKKINGEN
0427.322.414 RPR Leuven Jaarvergadering op 25/09/2009, om 19 uur, op de zetel. Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 30/04/2009. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Benoemingen/ontslag bestuurders. Varia. Zich richten naar de statuten. (32966)
Commune d’Evere
La commune d’Evere organise des examens de recrutement statutaire en vue de la constitution de réserves de recrutement pour les fonctions de (m/f) :
Ixion Holdings, naamloze vennootschap, Kasteelpleinstraat 26, 2000 Antwerpen
Secrétaire technique-éducateur/moniteur sportif francophone pour ses écoles francophones
0460.466.027 RPR Antwerpen
Diplôme : être en possession d’un baccalauréat ou graduat d’éducateur en éducation physique (ou assimilé), soit être agrégé de l’enseignement secondaire inférieur en éducation physique, sports et loisirs (ou assimilé).
Oproeping tot algemene vergadering op 18/09/2009, om 14 uur, op de maatschappelijke zetel : Ter goedkeuring van de jaarrekening 2008. Kwijting voor de bestuurders voor het uitgeoefende mandaat. Goedkeuring jaarverslag van de raad van bestuur. Bestemming van het resultaat. Benoeming bestuurders. (32967)
J.F. Trans, naamloze vennootschap, Rederskaai 17/3, 1000 Brussel 0464.804.204 RPR Brussel Jaarvergadering op 25/09/2009, om 20 uur, op de zetel. Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 31/03/2009. Kwijting bestuurders. (32968)
Assistant(e) technique-puériculteur(trice) francophone pour ses crèches et prégardiennats francophones Diplôme : être titulaire du brevet de puéricultrice. Les titulaires de diplômes universitaires ou de l’enseignement supérieur de type long ne sont pas admis au concours. Pour obtenir le formulaire d’inscription ainsi que tous les renseignements complémentaires, s’adresser au Département du Personnel, à l’Hôtel communal, square S. Hoedemaekers 10, à 1140 Evere, tél. 02-247 62 26 ou 02-247 62 27. Les candidatures doivent parvenir par lettre recommandée au collège des bourgmestre et échevins de la commune d’Evere avant le 9 octobre 2009. (32840)
59866
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Gemeente Evere
De gemeente Evere deelt mede dat wervingsreserves aangelegd worden voor de statutaire betrekkingen van (m/v) : Technisch assistent-opvoeder Nederlands voor haar Nederlandstalige school Diploma : houder zijn van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair technisch of beroepsonderwijs (of gelijkgesteld), hetzij van een getuigschrift van technische of professionele bekwaamheid (of gelijkgesteld), deze moeten in functie staan van de te begeven betrekking. Zijn niet toegelaten aan het examen, de houders van een universitair diploma of van het hoger onderwijs van het lange type. Het inschrijvingsformulier en bijkomende inlichtingen, kan men bekomen bij het Departement Personeel van het gemeentebestuur, S. Hoedemaekerssquare 10, te 1140 Evere, tel. 02-247 62 26 of 02-247 62 27. De kandidaturen moeten vóór 9 oktober 2009 per aangetekend schrijven gericht aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Evere opgestuurd worden. (32840)
Gemeente Kortemark De gemeente Kortemark werft aan : een informatie- en communicatieambtenaar (m/v), 19/38, niveau B1-B3, statutair, met een proefperiode van één jaar, bruto aanvangsloon van 1.071,09 euro/maand (aanvangsloon, geïndexeerd), werfreserve van drie jaar. Extra-legale voordelen : maaltijdcheques, premie voor wie naar het werk fietst, tussenkomst openbaar vervoer en hospitalisatieverzekering na één jaar. Aanwervingsvoorwaarden : Diploma : minstens in het bezit zijn van een diploma dat in aanmerking wordt genomen voor de aanwerving in een betrekking van minstens niveau B, overeenkomstig bijlage 1 BVR van 7 december 2007 in één van volgende richtingen : communicatiebeheer (optie bedrijfscommunicatie, optie public relations, optie pers en voorlichting); onderwijs; grafische en digitale media; taal- en letterkunde; geschiedenis; pers- en communicatiewetenschappen; politieke en sociale wetenschappen. Andere : slagen voor een selectieprocedure. Solliciteren : Uw sollicitatie wordt aangetekend verwacht op volgend adres : college van burgemeester en schepenen, Stationsstraat 68, te 8610 Kortemark, samen met een uitgebreid curriculum vitae en een kopie van het vereiste diploma. Stuur uw kandidatuur aangetekend uiterlijk op 20 november 2009 (datum poststempel is beslissend voor de geldigheid van uw kandidatuur). Info : tel. 051-57 51 30 of e-mail :
[email protected]. (32841)
langue moderne-Espagnol, histoire en immersion néerlandaise, géographie en immersion néerlandaise, éducation par la technologie en immersion néerlandaise, conversation en néerlandais en immersion, langue moderne 1 néerlandais en immersion; professeur de morale; professeur de religion : catholique, protestante, israélite, orthodoxe et islamique; professeur de cours spéciaux : éducation musicale, éducation physique, éducation plastique, secrétariat-bureautique; professeur de cours techniques : horticulture, carrosserie, électricité, électromécanique, électronique, mécanique, mécanique automobile, soudage, informatique, bois, carrelage-plafonnage, constructionarchitecture, C.G.O., couverture, peinture en bâtiment, sanitairechauffage, cuisine, restauration, salle, habillement, arts appliqués, arts graphiques, photographie, cours commerciaux, secrétariat - bureautique, coiffure, économie sociale et familiale, techniques éducatives; professeur de pratique professionnelle : horticulture, carrosserie, électricité, électromécanique, électronique, mécanique, mécanique automobile, soudage, informatique, bois, carrelage-plafonnage, construction-architecture, C.G.O., couverture, peinture en bâtiment, sanitaire-chauffage, cuisine, restauration, salle, habillement, arts appliqués, arts graphiques, photographie, cours commerciaux, coiffure, économie sociale et familiale, techniques éducatives; professeur de cours de techniques et de pratique professionnelle : économie sociale et familiale, éducation plastique, habillement, service; B. Enseignement spécial secondaire inférieur professeur de cours généraux : franc¸ ais, mathématique, sciences économiques, sciences humaines, histoire, géographie; professeur de morale; professeur de religion : catholique, protestante, israélite, orthodoxe et islamique; professeur de cours spéciaux : éducation musicale, éducation physique, éducation plastique; professeur de cours techniques : horticulture, soudage – construction métallique, mécanique, imprimerie, construction gros œuvre, bois, peinture en bâtiment, plomberie sanitaire, économie sociale et familiale, restauration, éducation plastique; professeur de pratique professionnelle : horticulture, soudage – construction métallique, mécanique, imprimerie, construction gros œuvre, bois, peinture en bâtiment, plomberie sanitaire, économie sociale et familiale, restauration, éducation plastique; professeur de cours de techniques et de pratique professionnelle : économie sociale et familiale, éducation plastique, restauration; C. Enseignement ordinaire secondaire supérieur professeur de cours généraux : franc¸ ais, mathématique, sciences économiques, histoire, géographie, sciences sociales, sciences humaines, biologie, chimie, biologie-chimie, physique, sciences (biologie-chimie-physique), néerlandais, anglais, allemand, espagnol; professeur de morale;
Province du Brabant wallon La Province du Brabant wallon désire constituer une réserve de recrutement pour son enseignement. Détail des fonctions de recrutement à conférer I. Enseignement secondaire ordinaire et spécial de plein exercice 1. Personnel enseignant A. Enseignement ordinaire secondaire inférieur professeur de cours généraux : franc¸ ais, mathématique, sciences économiques, sciences humaines, histoire, géographie, sciences sociales, sciences, biologie-chimie, physique, langues germaniques,
professeur de religion : catholique, protestante, israélite, orthodoxe et islamique; professeur de cours spéciaux : éducation musicale, éducation physique, éducation plastique, secrétariat-bureautique; professeur de cours techniques : horticulture, automation, électricité, électricité-électronique automobile, électromécanique, électronique, informatique industrielle, mécanique, mécanique automobile, soudage, architecture, chauffage, construction, couverture, menuiserie, sanitaire, restauration, confection, analyse esthétique, arts appliqués, arts graphiques, audiovisuel, photographie, publicité, communication, cours commerciaux, distribution, droit, informatique, secrétariat-bureautique, tourisme, diététique, économie sociale et familiale, psychopédagogie, sciences infirmières, techniques éducatives, chimie industrielle;
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD professeur de pratique professionnelle : horticulture, automobile, carrosserie, commande numérique, électricité, mécanique, soudage, carrelage, chauffage, construction, couverture, menuiserie, plafonnage, sanitaire, cuisine, cuisine de collectivité, salle, confection, arts graphiques, étalage, infographie, coiffure, puériculture, soins infirmiers; professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : économie sociale et familiale, éducation plastique, habillement; Fonction unique (degrés inférieur et supérieur) professeur de langues anciennes Cours non classés dénommés ER Ils seront regroupés en quatre catégories : a) activités à caractère artistique b) activités à caractère scientifique c) activités à caractère social d) activités à caractère technique D. Enseignement ordinaire professionnel secondaire supérieur professeur de cours généraux : franc¸ ais, mathématique, sciences économiques, histoire, géographie, sciences sociales, sciences humaines, biologie, chimie, biologie-chimie, physique, sciences (biologie-chimie-physique), néerlandais, anglais, allemand, espagnol; professeur de morale; professeur de religion : catholique, protestante, israélite, orthodoxe et islamique; professeur de cours spéciaux : éducation musicale, éducation physique, éducation plastique, secrétariat-bureautique; professeur de cours techniques : horticulture, automation, électricité, électricité-électronique automobile, électromécanique, électronique, informatique industrielle, mécanique, mécanique automobile, soudage, architecture, chauffage, construction, couverture, menuiserie, sanitaire, restauration, confection, analyse esthétique, arts appliqués, arts graphiques, audiovisuel, photographie, publicité, communication, cours commerciaux, distribution, droit, informatique, secrétariat-bureautique, tourisme, diététique, économie sociale et familiale, psychopédagogie, sciences infirmières, techniques éducatives, chimie industrielle; professeur de pratique professionnelle : horticulture, automobile, carrosserie, commande numérique, électricité, mécanique, soudage, carrelage, chauffage, construction, couverture, menuiserie, plafonnage, sanitaire, cuisine, cuisine de collectivité, salle, confection, arts graphiques, étalage, infographie, coiffure, puériculture, soins infirmiers; professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : économie sociale et familiale, éducation plastique, habillement; Cours non classés dénommés ER Ils seront regroupés en quatre catégories : a) activités à caractère artistique b) activités à caractère scientifique c) activités à caractère social d) activités à caractère technique; E. Enseignement spécial professionnel secondaire supérieur professeur de cours généraux : formation humaine sociale et familiale, franc¸ ais, mathématique, géographie, histoire, sciences; professeur de morale; professeur de religion : catholique, protestante, israélite, orthodoxe et islamique; professeur de cours spéciaux : éducation musicale, éducation physique, éducation plastique; professeur de cours techniques : horticulture, soudage – construction métallique, mécanique, imprimerie, construction gros œuvre, bois, peinture en bâtiment, plomberie sanitaire, économie sociale et familiale, restauration, éducation plastique;
59867
professeur de pratique professionnelle : horticulture, soudage – construction métallique, mécanique, imprimerie, construction gros œuvre, bois, peinture en bâtiment, plomberie sanitaire, économie sociale et familiale, restauration, éducation plastique; professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : économie sociale et familiale, éducation plastique. F. Enseignement secondaire inférieur en alternance (CEFA) professeur de cours généraux : formation littéraire, humaine et sociale, formation scientifique et socio-économique. professeur de cours techniques : vente, sanitaire, carrelage, mac¸ onnerie, cuisine, électricité, couverture. professeur de pratique professionnelle : vente, sanitaire, carrelage, mac¸ onnerie, cuisine, électricité, couverture. Accompagnateur. G. Enseignement professionnel secondaire supérieur en alternance (CEFA) professeur de cours généraux : formation littéraire, humaine et sociale, formation scientifique et socio-économique, sciences humaines, éducation scientifique et technologique. professeur de cours techniques : vente, sanitaire, carrelage, mac¸ onnerie, cuisine, électricité, couverture, coiffure. professeur de pratique professionnelle : vente, sanitaire, carrelage, mac¸ onnerie, cuisine, électricité, couverture, coiffure dames, coiffure messieurs. Accompagnateur. 2. Personnel auxiliaire d’éducation pour tous les niveaux d’enseignement de l’enseignement de plein exercice surveillant-éducateur / surveillante-éducatrice 3. Personnel paramédical uniquement dans l’enseignement spécial puéricultrice logopède infirmière kinésithérapeute 4. Personnel social uniquement dans l’enseignement spécial assistante sociale II. Enseignement de promotion sociale 1. Personnel enseignant A. Enseignement secondaire inférieur (PS) professeur de cours généraux : allemand – anglais – espagnol expression orale et écrite orientée – franc¸ ais – italien – mathématiques – néerlandais; professeur de cours techniques : analyse critique des résultats – connaissance du marché de l’emploi et des institutions – déontologie – dessin des constructions métalliques – dessin et lecture de plans des constructions métalliques – hygiène et sécurité en cuisine – impression sur tissus – initiation aux techniques de communication – laboratoire d’informatique appliqué à l’évaluation – mathématiques appliquées – méthodologie et organisation du travail – préparation au choix de l’orientation ou de la formation professionnelle – technologie (cuisine, carrosserie : tôlerie et peinture - soudage : arc - chalumeau - constructions métalliques - semi-automatique – profilés) – techniques de recherche d’emploi – travaux pratiques de cuisine et méthodes de travail appliquées; professeur de cours spéciaux : dessin artistique et applications; professeur de pratique professionnelle : stage – encadrement (agent de restauration – aide-ménagère – auxiliaire d’enfance – auxiliaire polyvalent(e)) – travaux pratiques (aide-ménagère – carrosserie, tôlerie et peinture – cuisine, salle et entretien – garage – soudage : arc chalumeau – constructions métalliques – semi-automatique – profilés); professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : habillement – techniques de base; B. Enseignement secondaire supérieur (PS)
59868
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
professeur de cours généraux : actualité et institutions – allemand – anglais des affaires – anglais – biologie – chimie – franc¸ ais – géographie – histoire – mathématiques – mathématiques appliquées – néerlandais - physique; professeur de cours techniques : carrosserie (diagnostic et devis informatisés) – commerce – comptabilité générale et mathématiques financières – déontologie – développement de l’enfant – droit – éducation à la santé appliquée aux enfants – hygiène alimentaire – dessin assisté par ordinateur en deux et trois dimensions – institutions sociales – laboratoire (informatique -utilisation et pratique de logiciels - réseaux - internet - intranet) – législation et organisation socioprofessionnelle législation sociale – mathématiques appliquées – méthodes de travail – méthodologie du travail en équipe, auxiliaire de l’enfance – méthodologie spéciale de l’auxiliaire polyvalent(e) – méthodologie spéciale de la communication : expression orale et écrite – notions d’informatique générale – nutrition, diététique – organisation et gestion éducative de l’accueil des enfants – organisation et législation professionnelle du carrossier – psychologie et méthodologie appliquées – soins d’hygiène et de confort – tâches hôtelières – techniques et communication – technologie : carrosserie, cuisine; professeur de pratique professionnelle : pratique professionnelle : éducation à la santé appliquée aux enfants – pratiques d’animation appliquées à l’accueil des enfants) soins d’hygiène et de confort – stage - encadrement (auxiliaire de l’enfance – auxiliaire polyvalent(e) – traiteur – restaurateur) – travaux pratiques (carrosserie, tôlerie – peinture – traiteur – restaurateur – organisateur de banquets); professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : habillement, techniques spécifiques – tâches hôtelières; C. Enseignement supérieur de type court (PS) professeur de cours techniques : application professionnelle de l’informatique – comptabilité analytique – comptabilité appliquée – comptabilité des sociétés – comptabilité générale – contrôle et critique des comptes annuels – droit civil – droit commercial et droit des affaires – droit social – économie bancaire et financière – faits et institutions économiques – fiscalité de l’entreprise – impôt des personnes physiques – informatique : laboratoire de logiciels bureautiques et d’éditions – logiciel comptable – mathématiques financières – procédure fiscale – questions de commerce international – questions de droit européen – questions de droit pénal appliqué aux affaires – statistiques – stratégie financière et budgétaire – T.V.A. 2. Personnel auxiliaire d’éducation pour tous les niveaux d’enseignement de l’enseignement de promotion sociale surveillant-éducateur / surveillante-éducatrice. Institutions provinciales d’enseignement
Renseignements Province du Brabant wallon – Personnel de l’enseignement – Bâtiment Archimède – Bloc D – avenue Einstein à 1300 Wavre. Les informations et les formulaires d’inscription peuvent être obtenus au 010-23 60 75. (32842)
Actes judiciaires et extraits de jugements Gerechtelijke akten en uittreksels uit vonnissen
Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er du Code civil Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1 van het Burgerlijk Wetboek
Désignation d’administrateur provisoire Aanstelling voorlopig bewindvoerder
Justice de paix du troisième canton de Bruxelles
Par ordonnance du juge de paix du troisième canton de Bruxelles du 19 août 2009, Mme Walthoff, Alice, née à Namur le 20 juillet 1935, domiciliée à 1040 Etterbeek, rue du Haerne 206/23, résidant à l’établissement Institut Pachéco, rue du Grand Hospice 7, à 1000 Bruxelles, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Mme Maréchal, Stéphanie, domiciliée à 1420 Braine-l’Alleud, boulevard de l’Europe 93. Bruxelles, le 26 août 2009. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Brigitta Tierens. (69864)
Enseignement de plein exercice : - Institut provincial d’enseignement technique - rue du Paradis 79A 1400 Nivelles (IPET Nivelles) - Institut provincial d’enseignement secondaire - quai aux Huîtres 31 - 1300 Wavre (IPES Wavre) - Institut technique provincial - Parc de Wisterzée - 1490 Court-SaintEtienne (ITP C.St.E.) - Institut provincial des Arts et Métiers - rue F. Delcroix 33 1400 Nivelles (IPAM Nivelles) - Institut provincial d’enseignement secondaire - chaussée de Mons 1480 Tubize (IPES Tubize)
Par ordonnance du juge de paix du troisième canton de Bruxelles du 19 août 2009, Mme Baete, Gabriella, née à Antwerpen le 24 juillet 1909, domiciliée à 1040 Bruxelles, avenue des Volontaires 42, résidant à l’établissement Institut Pachéco, rue du Grand Hospice 7, à 1000 Bruxelles, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Mme Maréchal, Stéphanie, domiciliée à 1420 Braine-l’Alleud, boulevard de l’Europe 93. Bruxelles, le 26 août 2009. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Brigitta Tierens. (69865)
- Ecole provinciale des Métiers - chemin du Malgras - 1400 Nivelles (EPM Nivelles) - Centre provincial d’enseignement primaire, secondaire et supérieur pédagogique (CEPES Jodoigne) - chaussée de Tirlemont 85, 1370 Jodoigne Enseignement de promotion sociale : - Institut provincial de promotion sociale et de formation continuée rue Demulder 1 - 1400 Nivelles - implantation à 1300 Wavre - implantation à 1480 Tubize - implantation à 1410 Waterloo
Par ordonnance du juge de paix du troisième canton de Bruxelles du 19 août 2009, Mme Boereboom, Marie-Louise, née à Brugge le 6 octobre 1926, domiciliée à 1000 Bruxelles, rue du Canal 12, résidant à l’établissement Institut Pachéco, rue du Grand Hospice 7, à 1000 Bruxelles, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Mme Maréchal, Stéphanie, domiciliée à 1420 Braine-l’Alleud, boulevard de l’Europe 93. Bruxelles, le 26 août 2009. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Brigitta Tierens. (69866)
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Justice de paix du cinquième canton de Bruxelles
Par ordonnance du juge de paix du nouveau cinquième canton de Bruxelles rendue en date du 19 août 2009, la nommée Buccella, Angélique, née à Liège le 10 avril 1970, domiciliée à 4030 Grivegnée (Liège), place Van Gehuchten 4, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Scutenelle, Laurence, avocate, domiciliée à 6280 Gerpinnes, rue F. Bernard 10. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Betty Thienpont. (69867)
Par ordonnance du juge de paix du nouveau cinquième canton de Bruxelles rendue en date du 19 août 2009, la nommée Van Looy, Thérèse, née à Anvers le 7 janvier 1926, domiciliée à 1020 Bruxelles, rue Emile Delva 29, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Denoncin, Vincent, avocat, domicilié à 1070 Anderlecht, rue G. Moreau 160. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Betty Thienpont. (69868)
59869
Par ordonnance du juge de paix du canton de Grâce-Hollogne, rendue le 13 août 2009, Mme Mariette Louise Dallemagne, née à Ans le 1er décembre 1913, domiciliée rue de Loncin 192, à 4460 GrâceHollogne, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Gaston Plouette, domicilié à 4610 Beyne-Heusay, rue des Papilards 5. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Colette Clebant. (69873)
Justice de paix du canton de Liège IV
Suite à la requête déposée le 27 juillet 2009, par décision du juge de paix du canton de Liège IV, rendue le 3 août 2009, M. Tasiaux, Jean Evariste Alphonse Ghislain, époux de Hoyoux, Mariette, né le 4 juillet 1928 à Armentières en Brie (France), domicilié rue Cardinal Cardijn 61, à 4020 Bressoux, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Mme le notaire Lahaye, Josette, dont l’étude est sise rue Albert Ier 4, à 4610 Beyne-Heusay. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Foges, Nicole. (69874)
Par ordonnance du juge de paix du nouveau cinquième canton de Bruxelles rendue en date du 19 août 2009, le nommé Dony, Jacques, né à Liège le 7 mars 1942, domicilié à 1090 Bruxelles, avenue Odon Warland 117, résidant actuellement à 1020 Bruxelles, avenue Ernest Masoin 95, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Denoncin, Vincent, avocat, domicilié à 1070 Anderlecht, rue G. Moreau 160. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Betty Thienpont. (69869)
Suite à la requête déposée le 27 juillet 2009, par décision du juge de paix du canton de Liège IV, rendue le 3 août 2009, Mme Hoyoux, Mariette Louise Emilie, épouse de Tasiaux, Jean, née le 10 avril 1923 à Marchin, domiciliée rue Cardinal Cardijn 61, à 4020 Bressoux, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Mme le notaire Lahaye, Josette, dont l’étude est sise rue Albert Ier 4, à 4610 Beyne-Heusay. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Foges, Nicole. (69875)
Par ordonnance du juge de paix du nouveau cinquième canton de Bruxelles rendue en date du 19 août 2009, la nommée De Donder, Gérarda, née à Schaerbeek le 1er juillet 1953, domiciliée à 1090 Bruxelles, chaussée de Wemmel 133/1, résidant actuellement à 1020 Bruxelles, avenue Ernest Masoin 95, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Denoncin, Vincent, avocat, domicilié à 1070 Anderlecht, rue G. Moreau 160. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Betty Thienpont. (69870)
Justice de paix du canton de Grâce-Hollogne
Justice de paix du canton de Limbourg-Aubel, siège de Limbourg
Par ordonnance du juge de paix suppléant du canton de LimbourgAubel, siège de Limbourg, en date du 19 août 2009, le nommé Paquay, Michaël, né à Liège le 11 juin 1987, domicilié à 4650 Herve, rue Léopold 4, mais résidant Clinique psychiatrique des Frères Alexiens, à 4841 Henri-Chapelle, Ruyff 68, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Gereon, Myriam, dont le cabinet est sis à 4650 Herve, place de la Gare 5. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Chantal Houyon. (69876)
Par ordonnance du juge de paix du canton de Grâce-Hollogne, rendue le 13 août 2009, M. Pierre Victor Wiggers, né à Ans le 10 mai 1931, domicilié rue de Loncin 192, à 4460 Grâce-Hollogne, actuellement hospitalisé à la Clinique Saint-Joseph, rue de Hesbaye 75, 4000 Liège, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de M. Gaston Plouette, domicilié à 4610 Beyne-Heusay, rue des Papilards 5. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Colette Clebant. (69871)
Suite à la requête déposée le 6 juillet 2009, par ordonnance du juge de paix du canton de Grâce-Hollogne, rendue le 13 août 2009, Mme Lucienne Jean Hélène Loncin, née à Liège le 18 août 1921, domiciliée à 4400 Ivoz-Ramet, « Le Château de Ramioul », chaussée de Ramioul 184, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Isabelle Deroubaix, avocate à 4460 Grâce-Hollogne, rue Joseph Heusdens 55. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Colette Clebant. (69872)
Justice de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean
Par ordonnance du juge de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean, Mme De Gols, Louise Maria, née à Molenbeek-Saint-Jean le 5 décembre 1914, domiciliée à Molenbeek-Saint-Jean, avenue François Sebrechts 40, home Sebrechts, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : M. Vandecappelle, Jean, domicilié à Uccle, rue Général Mac Arthur 39, bte 3. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Dhondt, Peter. (69877)
Par ordonnance du juge de paix suppléant du canton de MolenbeekSaint-Jean en date du 11 août 2009, la nommée Bokor, Henriette Ludmilla, née à Bischwiller le 30 juillet 1924, demeurant antérieurement à Jette, avenue Carton de Wiart 2, bte 3, mais résidant actuellement à Molenbeek-Saint-Jean, rue Vandernoot 29, résidence Clos Saint-Remi, a
59870
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Me Van den Bossch, Paule, avocat, dont le cabinet est établi à Molenbeek-Saint-Jean, avenue Carl Requette 33. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Dhondt, Peter. (69878)
Justice de paix du premier canton de Namur
Justice de paix du canton de Soignies
Par ordonnance du juge de paix du canton de Soignies du 14 août 2009, sur requête déposée le 7 août 2009, le nommé M. Abraham, Luc, né le 12 novembre 1948 à Bassily, domicilié chemin Bodinet 21, à 7060 Soignies, résidant en la Maison Marie Immaculée, Grand-Chemin 61, à 7063 Neufvilles, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Me Godfrind, Jean-Marc, avocat à 7060 Soignies, rue de la Station 70. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Borgniet, Jacques. (69883)
Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Namur prononcée en date du 21 août 2009 (RG. n° 09A1868), Mme Istace, Suzanne, née à Flawinne le 25 mars 1940, domiciliée rue Marcel Héron 42, à 5020 Flawinne, et résidant au Home Saint-Joseph, chaussée de Nivelles 354, à 5020 Temploux, a été déclarée hors d’état de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, à savoir, Me Françoise Brix, avocat, dont le cabinet est établi à 5000 Namur, boulevard Isabelle Brunell 2/1. Namur, le 21 août 2009. Pour extrait conforme : la greffier, (signé) Angélique Capelle. (69879)
Justice de paix du canton de Sprimont
Par ordonnance du juge de paix du canton de Sprimont en date du 19 août 2009, Collée, Josette Louise Elisa, veuve de Fransis, Fernand, née à Liège le 5 août 1927, domiciliée rue Louis-Jamme 53/0071, 4020 Liège, résidant Résidence de Tilff, avenue Neef 9, 4130 Tilff (Esneux), a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, à savoir : Houben, Marcel, avocat, domicilié rue Vinâve 32, 4030 Grivegnée. Sprimont, le 26 août 2009.
Justice de paix du canton de Saint-Nicolas
Suite à la requête déposée le 31 juillet 2009, par décision du juge de paix du canton de Saint-Nicolas rendue le 19 août 2009, Mme MarieJosée Elias, née le 17 novembre 1932 à Montegnée, divorcée, domiciliée rue des Demoiselles 16, à 4420 Montegnée, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Mme Odette Wouters, domiciliée rue de Mons 83, à 7380 Quiévrain. Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Sarlet, Léa. (69880)
Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Frédérique Seleck. (69884)
Par ordonnance du juge de paix du canton de Sprimont en date du 19 août 2009, Chartry, Lucie Armande Marie Josephe, célibataire, née à Olne le 23 septembre 1916, domiciliée rue Forêt-Village 25, 4870 Trooz, résidant Ferme de la Brouck, La Brouck-Campagne 39, 4870 Trooz, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, à savoir : Houben, Marcel, avocat, domicilié rue Vinâve 32, 4030 Grivegnée. Sprimont, le 26 août 2009. Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Frédérique Seleck. (69885)
Justice de paix du premier canton de Schaerbeek
Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Schaerbeek en date du 24 août 2009, la nommée Vanoverberghe, Suzanne, née à Boezinge le 15 janvier 1934, domiciliée à 1030 Schaerbeek, rue François Bossaerts 20, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Derveaux, Dominique, avocat, dont le cabinet est établi à 1050 Bruxelles, avenue Louise 50. Pour copie conforme : le greffier délégué, (signé) Michaël Schippefilt. (69881)
Par ordonnance du juge de paix du canton de Sprimont en date du 19 août 2009, Van Uytvanck, Cécile Monique Jocelyne, divorcée de Delens, Stéphane, née à Gilly le 21 novembre 1961, domiciliée Domaine du Pont de Méry 29/F000, 4130 Esneux, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, à savoir : Houben, Marcel, avocat, domicilié rue Vinâve 32, 4030 Grivegnée. Sprimont, le 26 août 2009. Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Frédérique Seleck. (69886)
Justice de paix du deuxième canton de Schaerbeek Justice de paix du canton de Thuin Par ordonnance du juge de paix du deuxième canton de Schaerbeek en date du 28 juillet 2009, suite à la requête déposée le 12 juin 2009, la nommée : Mme Pirson, Madeleine Berthe Eugénie, née à Fécamp (France) le 9 février 1918, veuve de Marcel Poliart, domiciliée à 1030 Schaerbeek, rue Colonel Bourg 78, en la maison de repos Senior’s Flatel, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire des biens, étant : Mme Dogniaux, Sylvianne, domiciliée à 1140 Bruxelles, rue de Genève 115, bte 3. Schaerbeek, le 25 août 2009. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Allard de Bihl, Sandrine. (69882)
Suite à la requête déposée le 10 juillet 2009, par ordonnance du juge de paix du canton de Thuin rendue le 21 août 2009, M. André Désiré Charles Gaston Rouly, né à Couillet le 1er février 1925, domicilié à 6140 Fontaine-l’Evêque, avenue des Déportés 2/1, résidant actuellement au C.H.U. André Vésale, service 7A, rue de Gozée 706, à 6110 Montigny-le-Tilleul, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Me Noël Patris, avocat, dont le cabinet est sis à 6540 Lobbes, rue des Quatre Bras 66. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) A. Mathieu. (69887)
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
59871
Justice de paix du canton de Woluwe-Saint-Pierre
Vredegerecht van het kanton Asse
Par ordonnance rendue le 25 août 2009, rep. 2779, par le juge de paix du canton de Woluwe-Saint-Pierre, le nommé Champenois, Guy, né à Uccle le 28 novembre 1942, domicilié à 1200 Bruxelles, avenue des Cerisiers 124, a été déclaré inapte à gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Mme Champenois, Muriel, domiciliée à 1200 Bruxelles, rue Dries 47A. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Georges Stevens. (69888)
Vonnis, d.d. 7 augustus 2009, verklaren Van Der Cammen, Maria, geboren te Brussel op 24 mei 1915, wonende te 1742 Sint-KatherinaLombeek, Sint-Katherinastraat 61, bus 1, te 1742 Sint-KatherinaLombeek, niet in staat zelf haar goederen te beheren en voegen toe als voorlopige bewindvoerder : De Nil, Karina, kantoorhoudende te 1731 Zellik, Hortensialaan 30. Asse, 25 augustus 2009. De afgevaardigd griffier, (get.) Bruylant, Nico. (69893)
Par ordonnance rendue le 25 août 2009, rep. 2787, par le juge de paix du canton de Woluwe-Saint-Pierre, la nommée de Wilde, Andrée, née le 16 mars 1939, domiciliée à 1200 Bruxelles, avenue Paul Hymans 128/32, a été déclarée inapte à gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : M. O’Brien, Olivier, domicilié à L-2430 Luxembourg, rue Michel Rodange 27. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Georges Stevens. (69889)
Vonnis, d.d. 7 augustus 2009, verklaren Vercauteren, Alice, geboren te Denderbelle op 12 januari 1922, duurzaam verblijvende in het « woon- en zorgcentrum Heydeveld », te 1745 Opwijk, Ringlaan 28, niet in staat zelf haar goederen te beheren en voegen toe als voorlopige bewindvoerder : De Wit, Marie Jeanne, wonende te 9280 Wieze, Bontegem 33. Asse, 26 augustus 2009.
Vredegerecht van het derde kanton Antwerpen
Bij vonnis van de vrederechter vredegerecht derde kanton Antwerpen, verleend op 19 augustus 2009, werd Hofman, Helena, geboren te Edegem op 30 november 1926, wonende te 2980 Zoersel, Kapellei 109, bus 8, verblijvende te Hoge Beuken, neuro 2, Commandant Weynsstraat 165, te 2660 Hoboken (Antwerpen), niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van Gelder, Patricia, advocaat, met kantoor te 2600 Berchem (Antwerpen), Grotesteenweg 638. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 14 juli 2009. Antwerpen, 26 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Patrik Rietjens. (69890)
De afgevaardigd griffier, (get.) Bruylant, Nico. (69894)
Vredegerecht van het kanton Boom
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Boom, verleend op 26 augustus 2009, inzake A.R. 09A930 (09W49), werd De Mey, Françoise Marie Hlne Joseph, geboren te Antwerpen op 27 december 1929, wonende in het R.V.T. « De Vaeren », te 2840 Rumst, Eikenstraat 219, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : De Troetsel, Mieke, advocaat en plaatsvervangend vrederechter, kantoorhoudende te 2845 Niel, Kerkstraat 18. Het verzoekschrift werd neergelegd op 13 augustus 2009. Boom, 26 augustus 2009. De hoofdgriffier, (get.) Verbeken, Sonja.
Bij vonnis van de vrederechter vredegerecht derde kanton Antwerpen, verleend op 19 augustus 2009, werd Struyf, Sylvia, geboren te Boom op 7 juni 1934, wonende te 2170 Merksem (Antwerpen), Lambrechtshoekenlaan 211/G2, verblijvende te Hoge Beuken, neuro 2, Cdt. Weynsstraat 165, te 2660 Hoboken (Antwerpen), niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Peeters, Christel, advocaat, kantoorhoudende te 2900 Schoten, Kunstlei 8. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 28 juli 2009. Antwerpen, 26 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Patrik Rietjens. (69891)
(69895)
Vredegerecht van het derde kanton Brussel
Bij beschikking van de vrederechter van het derde kanton Brussel, verleend op 19 augustus 2009, werd Mevr. Robbrechts, Maria, geboren te Strombeek-Bever op 29 september 1928, verblijvend in de instelling « Pacheco Instituut », Grootgodshuisstraat 7, te 1000 Brussel, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : de heer Van Ginderdeuren, Filip, advocaat, wonende te 1080 Brussel, Louis Mettewielaan 56/10. Brussel, 26 augustus 2009.
Bij vonnis van de vrederechter derde kanton Antwerpen, verleend op 18 juni 2009, werd Wils, Virginia, geboren te Hoboken op 25 mei 1930, wonende te 2660 Hoboken (Anwerpen), Alfred Nobellaan 11/32, verblijvende te ZNA Hoge Beuken, afdeling Splm, kamer 117, Cdt. Weynsstraat 165, te 2660 Hoboken (Antwerpen), niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Peeters, Christel, advocaat, kantoorhoudende te 2900 Schoten, Kunstlei 8. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 3 juni 2009. Antwerpen, 8 juli 2009. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Patrik Rietjens. (69892)
Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Brigitta Tierens. (69896)
Vredegerecht van het kanton Dendermonde-Hamme, zetel Dendermonde
Bij beschikking van de vrederechter Dendermonde-Hamme, met zetel te Dendermonde, verleend op 18 augustus 2009, werd Van Ransbeeck, Alice, geboren te Opdorp op 13 april 1930, wonende te 9255 Buggenhout, Groenlaan 1, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mertens, Frans, wonende te 9255 Opdorp, Lijneveldstraat 48.
59872
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 24 juli 2009. Dendermonde, 21 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Peter De Bruycker. (69897)
Vredegerecht van het tweede kanton Gent
Bij vonnis van de vrederechter van het tweede kanton Gent, verleend op 30 juli 2009, werd Vanden Bulcke, Ivo, geboren te Tielt op 5 mei 1982, verblijvende te 9051 Gent (Sint-Denijs-Westrem), Beukenlaan 20, in het P.Z. Sint-Camillus vzw, gedomicilieerd te 8700 Tielt, Schependomstraat 2/0033, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : De Rammelaere, Els, advocaat, kantoorhoudende te 8700 Tielt, Steenstraat 30. Gent, 26 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier, (get.) S. Driesens. (69898)
Vredegerecht van het kanton Lier
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 20 augustus 2009, werd Smits, Patrick, geboren te Reet op 25 juli 1964, wettelijk gedomicilieerd 9150 Rupelmonde, Florimond van Goeylaan 12, verblijvende in het Algemeen Ziekenhuis Sint-Maarten, Rooienberg 25, te 2570 Duffel, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Verwaest, Jef, advocaat, met kantoor te 2500 Lier, Vismarkt 37. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Moeyersoms, Maria. (69902)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 6 augustus 2009, werd Thijs, Josephus, geboren te Westerlo op 30 september 1956, wonende te 2222 Wiekevorst, Advokatestraat 17, verblijvende Heilig-Hartziekenhuis, Mechelsestraat 24, te 2500 Lier, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van den Plas, Christel, advocaat, met kantoor te 2500 Lier, Guldensporenlaan 136. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Moeyersoms, Maria. (69903)
Vredegerecht van het derde kanton Gent Vredegerecht van het eerste kanton Sint-Niklaas Bij beschikking van de plaatsvervangend vrederechter van het vredegerecht derde kanton Gent, verleend op 20 augustus 2009, werd De Keyzer, Maarten, geboren te Gent op 23 juli 1990, wonende te 9850 Nevele, Veldbloemlaan 24, thans verblijvende P.C. Sleidinge, Weststraat 135, te 9940 Evergem (Sleidinge), niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Mr. Beuselinck, Philippe, advocaat te 9000 Gent, kantoorhoudende te Zilverhof 2B. Gent, 26 augustus 2009. De afgevaardigd griffier, (get.) V. Willems. (69899)
Vredegerecht van het kanton Geraardsbergen-Brakel, zetel Geraardsbergen
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton GeraardsbergenBrakel, zetel Geraardsbergen, verleend op 25 augustus 2009, werd Batselier, Georgette, geboren te Geraardsbergen op 6 mei 1925, gepensioneerde, wonende te 9500 Geraardsbergen, Abdijstraat 21, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Baert, Nadine, advocaat, kantoorhoudende te 9500 Geraardsbergen, Oudenaardsestraat 266. Geraardsbergen, 25 augustus 2009. Voor eensluidende uittreksel : de griffier, (get.) Kathleen Vercruysse. (69900)
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton SintNiklaas, verleend op 24 augustus 2009, werd Arnold Van Assche, geboren te Dendermonde op 19 juli 1969, wonende te 9250 Waasmunster, Molenstraat 6, verblijvende P.C. Sint-Hiëronymus, Dalstraat 84, te 9100 Sint-Niklaas, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van Assche, Anton, wonende te 1081 Brussel, Huidevetterijstraat 19, bus 2. Sint-Niklaas, 24 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Vermeulen, Gisele. (69904)
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton SintNiklaas, verleend op 24 augustus 2009, werd Georges Van Hoey, geboren te Belsele op 22 april 1933, gepensioneerde, wonende te 9112 Sinaai-Waas, Weimansstraat 7, verblijvende AZ Nikolaas, L. De Meesterstraat 5, te 9100 Sint-Niklaas, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van Hoey, Anja, geboren te Sint-Niklaas op 5 september 1969, schoonmaakster wonende te 9112 Sinaai-Waas, Wijnveld 196. Sint-Niklaas, 24 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Vermeulen, Gisele. (69905)
Mainlevée d’administration provisoire Opheffing voorlopig bewind Vredegerecht van het kanton Ieper II-Poperinge, zetel Ieper
Justice de paix du second canton d’Anderlecht
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Ieper II-Poperinge, zetel Ieper, verleend op 13 augustus 2009, werd de heer Jennard, John, geboren te Kortrijk op 15 augustus 1949, wonende te 8670 Oostduinkerke, Leopold II-Laan 196, gelijkvloers 1, doch verblijvende in het Psychiatrisch Ziekenhuis Heilig Hart, te 8900 Ieper, Poperingseweg 16, niet in staat verkaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Jennard, Annick, wonende te 8940 Wervik, Nachtegaalstraat 25. Ieper, 26 augustus 2009. De griffier, (get.) Desomer, Marc. (69901)
Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht, en date du 24 août 2009, il a été constaté la fin de mission de M. André Damman, domicilié à 1170 Watermael-Boitsfort, avenue du MartinPêcheur 46/7, agissant en qualité d’administrateur provisoire de Mme Renée Nijs, veuve de Dandois Raymond, née le 17 mai 1922 à Molenbeek-Saint-Jean, domiciliée 1083 Ganshoren, rue Heideken 27, mais résidant à 1082 Bruxelles, chaussée de Gand 1050, home Schweitzer, cette dernière étant décédée le 26 juin 2009 à BerchemSainte-Agathe. Pour extrait conforme : la greffière en chef, (signé) Jeanny Bellemans. (69906)
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Justice de paix du deuxième canton de Liège
59873
Vredegerecht van het negende kanton Antwerpen
Suite à l’ordonnance d’inscription d’office rendue ce 25 août 2009, une ordonnance du juge de paix du deuxième canton de Liège, rendue le 25 août 2009 a déclaré que : « Mettons fin à la mission d’administrateur provisoire des biens de Mme Iannetti, Concetta, née à Liège le 15 juin 1960, domiciliée à 4000 Liège, rue Ernest Solvay 305/1, confiée à Me Pierre-Louis Galand, avocat à 4000 Liège, rue Bois l’Evêque 112, et ce par ordonnance du 30 juillet 2009. » Liège, le 25 août 2009. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Martin Christine. (69907)
Justice de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode
Bij beschikking van de plaatsvervangend vrederechter van het negende kanton Antwerpen, verleend inzake R.V. 09B165 op 25 augustus 2009, werd Saadani, Rahma, geboren te Romani (Marokko) in 1953, zonder beroep, wonende te 2140 Borgerhout (Antwerpen), Luitenant Lippenslaan 27, aangewezen bij vonnis van 18 oktober 2007 (rolnummer 07A580 - Rep. R. 1660/2007), tot voorlopig bewindvoerder over Rachati, Mohammed, geboren te Iquissel Goulimine (Marokko) in 1937, zonder beroep, wonende te 2140 Borgerhout (Antwerpen), Luitenant Lippenslaan 27 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 26 oktober 2007, blz. 55597, onder nr. 71056), met ingang van 16 juni 2009 ontslagen van de opdracht gezien de beschermde persoon overleden is. Borgerhout (Antwerpen), 25 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Raats, Kris. (69911)
Vredegerecht van het kanton Genk
Par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode en date du 20 août 2009, mettons fin à la mission de Sole, Santo, domicilié à 1140 Bruxelles, rue A. Van Den Bosch 12, administrateur provisoire des biens de Ferrara, Catalda, née à San Cataldo (Italie) le 9 février 1934, domiciliée en dernieu lieu à 1140 Bruxelles, rue J.B. Desmeth 50, fonctions lui conférées par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode suite au décès de la personne protégée survenu le 20 juillet 2009 à Evere. Le greffier délégué, (signé) Damien Lardot. (69908)
Beschikking, d.d. 25 augustus 2009. Verklaart Braschenetz, Georges, geboren te Genk op 12 augustus 1962, thans verblijvende te 3600 Genk, Jeneverbesstraat 3, bus 4, opnieuw in staat zelf zijn goederen te beheren vanaf 25 augustus 2009, zodat de beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Sint-Truiden, op 18 oktober 2000 (rolnummer 00B639 Rep. R. nr. 3471/2000 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 november 2000, blz. 37313 en onder nr. 67497), ophoudt uitwerking te hebben en er met ingang van 25 augustus 2009 een einde komt aan de opdracht als voorlopig bewindvoerder van Biets, Carine, advocaat, met kantoor gevestigd te 3890 Gingelom, Regentwijk 64. Genk, 26 augustus 2009. De hoofdgriffier, (get.) Thijs, Lode. (69912)
Justice de paix du premier canton de Wavre
Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Wavre, rendue le 21 août 2009, il a été constaté que la mesure d’administration provisoire ordonnée par décision du 19 juillet 2005, a pris fin à la suite du décès survenu à Bruxelles, le 13 décembre 2008, de M. Petit, JeanMarc, né à Ixelles le 17 novembre 1955, en son vivant, domicilié à 1030 Bruxelles, avenue Britsiers 16. Par conséquent, il a été mis fin à la mission de son administrateur provisoire, à savoir : Me Dourte, Jean-Marc, avocat, à 1300 Wavre, rue Provinciale 213. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Leclef, Stéphane. (69909)
Beschikking, d.d. 25 augustus 2009. Verklaart Boutsen, Martine, geboren te Maaseik op 28 juni 1977, wonende te 3600 Genk, Evence Coppéelaan 7/2, opnieuw in staat zelf haar goederen te beheren vanaf 1 september 2009, zodat het vonnis uitgesproken door de vrederechter van het kanton Bilzen, op 12 april 2005 (rolnummer 05A191 -Rep. R. nr. 814/2005 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 26 april 2005, blz. 19496 en onder nr. 63799), ophoudt uitwerking te hebben en er met ingang van 1 september 2009 een einde komt aan de opdracht als voorlopig bewindvoerder van Lafosse, Nathalie, advocaat, met kantoor gevestigd te 3724 Kortessem (Vliermaal), Beekstraat 10. Genk, 26 augustus 2009. De hoofdgriffier, (get.) Thijs, Lode. (69913)
Vredegerecht van het eerste kanton Aalst Beschikking, d.d. 25 augustus 2009. Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, op 26 augustus 2009, Loos, Leo, advocaat met kantoor te 9300 Aalst, Esplanadeplein 10, aangewezen als voorlopig bewindvoerder, bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 22 december 1994, over Civilia, Suzanne, geboren te Ninove op 13 mei 1928, laatst wonende te 9340 Lede, P.C. « Zoete Nood Gods », Reymeersstraat 13A, ontlast van zijn ambt als voorlopig bewindvoerder ingevolge het overlijden van Civilia, Suzanne, op 16 augustus 2009. Aalst, 26 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Luc Renneboog. (69910)
Verklaart Aerts, Willy, geboren op 18 januari 1956, gepensioneerde, wonende te 3600 Genk, Koning Boudewijnlaan 4, bus 12, opnieuw in staat zelf zijn goederen te beheren vanaf 1 oktober 2009, zodat de beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Genk, op 13 januari 2003 (rolnummer 03B1 -Rep. R. nr. 124/2003 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 januari 2003, blz. 2889 en onder nr. 60662), ophoudt uitwerking te hebben en er met ingang van 1 oktober 2009 een einde komt aan de opdracht als voorlopig bewindvoerder van Geukens, Ludo, advocaat, met kantoor gevestigd te 3700 Tongeren, Moerenstraat 1. Genk, 26 augustus 2009. De hoofdgriffier, (get.) Thijs, Lode. (69914)
59874
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Beschikking, d.d. 19 augustus 2009. Verklaart Hanssen, Kristien, advocaat, met kantoor gevestigd te 3600 Genk, Onderwijslaan 72, bus 11, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Genk op 14 mei 2008 (rolnummer 08B133 -Rep. R. nr. 1753/2008), tot voorlopig bewindvoerder over Lemmens, Willem, geboren te Opglabbeek op 29 januari 1934, voorheen wonende te 3600 Genk, De Kaul 1, thans verblijvende in het Rusthuis Heiderust, Weg naar As 58, te 3600 Genk (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 mei 2008, blz. 27326 en onder nr. 66008), met ingang van 24 juni 2009 ontslagen van de opdracht gezien de beschermde persoon overleden is op voormelde datum. Genk, 19 augustus 2009. De hoofdgriffier, (get.) Thijs, Lode. (69915)
Remplacement d’administrateur provisoire Vervanging voorlopig bewindvoerder Vredegerecht van het eerste kanton te Brugge
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 24 juni 1992, tot voorlopig bewindvoerder over Tomme, Petrus, geboren te Elsegem op 2 januari 1908, wonende te 8720 Dentergem, Markegemstraat 57, doch thans verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 13 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 21 augustus 2009.
Vredegerecht van het kanton Houthalen-Helchteren
(Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69919)
De beschikking van de plaatsvervangend vrederechter van het kanton Houthalen-Helchteren, verleend op 25 augustus 2009, verklaart Wouters, Rolf, advocaat, met kantooradres te 3550 Houthalen-Helchteren, Grote Baan 92, aangewezen bij vonnis verleend door de vrederechter van het kanton Houthalen-Helchteren op 30 juni 2009 (rolnummer 09A650 - Rep. R. 1791/2009), tot voorlopig bewindvoerder over Kerpetzidis, Dimitrios, geboren te Anthraki (Griekenland) op 10 oktober 1920, gedomicilieerd te 3530 Houthalen-Helchteren, Bremstraat 74, verblijvende te 3530 Houthalen-Helchteren, Hazelarenstraat 4 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, van 20 juli 2009, blz. 50091 en onder nr. 68353), met ingang van 4 augustus 2009 ontslagen van de opdracht gezien de beschermde persoon overleden is. Houthalen-Helchteren, 26 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Marleen Vrolix. (69916)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 11 maart 1992, tot voorlopig bewindvoerder over Van Campenhoudt, Ivan, geboren te Schelle op 18 mei 1946, wonende te 8500 Kortrijk, Loncinstraat 19, doch thans verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 13 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 24 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69920)
Vredegerecht van het kanton Neerpelt-Lommel, zetel Lommel
Bij beschikking van de toegevoegd vrederechter van het kanton Neerpelt-Lommel, zetel te Lommel, verleend op 24 augustus 2009, werd ambtshalve een einde gesteld aan het voorlopig bewind over de goederen van Arts, Maria, geboren te Hamont op 10 juni 1928, gedomicilieerd te Balendijk 12, 3920 Lommel, verblijvende te Jan Davidlaan 11, 3920 Lommel, ingevolge haar overlijden op 5 augustus 2009, te overpelt. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Nancy Luypaerts. (69917)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 19 december 2008, tot voorlopig bewindvoerder over Van Dale, Henrietta, geboren te Brugge op 13 maart 1924, wonende te 8310 Brugge, De Linde 6, doch thans verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 13 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 24 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69921)
Vredegerecht van het kanton Westerlo
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Westerlo, verleend op 24 augustus 2009, werd gezegd voor recht dat de opdracht van Croonenborghs, Maria Anna Lea Isidoor, geboren op 13 februari 1950 te Geel, wonend te 2430 Laakdal, Rode Kruisstraat 23, tot voorlopige bewindvoerder over de goederen van haar vader : Croonenborghs, Felix, geboren op 22 september 1924 te Geel, laatst wonend te 2430 Laakdal, Rode Kruisstraat 23, wordt opgeheven gezien de beschermde persoon overleden is te Laakdal op 12 augustus 2009. Westerlo, 25 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, (get.) Josephine Brems. (69918)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 8 april 2005, tot voorlopig bewindvoerder over Vandaele, André, geboren te Wakken op 12 oktober 1942, wonende en verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 13 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 24 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69922)
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 10 november 1998, tot voorlopig bewindvoerder over Thomaere, Filip, geboren te Brugge op 10 mei 1971, wonende te 8310 Brugge (Sint-Kruis), Marktgraafstraat 5, doch thans verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 13 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 21 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69923)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 14 augustus 2003, tot voorlopig bewindvoerder over Valentyns, Rony, geboren te Brugge op 14 december 1948, wonende te 8370 Blankenberge, De Smet de Naeyerlaan 147/APP7, doch thans verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 13 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 24 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69924)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 29 augustus 1997, tot voorlopig bewindvoerder over Vancouillie, Daniël, geboren te Ichtegem op 9 januari 1940, wonende te 8820 Torhout, De Ent —Aartrijksestraat 60, doch thans verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 13 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 24 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69925)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 29 juni 1992, tot voorlopig bewindvoerder over Vancoillie, Jean-Pierre, geboren te Roeselare op 29 juli 1947, wonende en verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 13 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 24 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69926)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 5 november 1993, tot voorlopig bewindvoerder over Van Cauwenberghe, Daniel, geboren te Laarne op 6 juli 1951, wonende te 9870 Zulte, Pannestraat 15, doch thans verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 13 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009.
59875
Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 21 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69927)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 29 september 2006, tot voorlopig bewindvoerder over Van Damme, Eddy, geboren te Brugge op 9 september 1951, wonende te 8730 Beernem, Oedelemsteenweg 5, doch thans verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 18 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 24 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69928)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 22 juli 1993, tot voorlopig bewindvoerder over Vandecasteele, Lucien, geboren te Lauwe op 18 juni 1930, wonende en verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 18 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 18 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 24 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69929)
Verklaart Huys, Pieter, advocaat, te 8000 Brugge, Filips de Goedelaan 21-22, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 9 februari 1999, tot voorlopig bewindvoerder over Vandeginste, Jan, geboren te Roeselare op 3 mei 1955, wonende te 8020 Oostkamp, Lodistraat 9, doch thans verblijvende in het Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, 8730 Beernem, met ingang van 18 augustus 2009, ontslagen van zijn opdracht, gelet op zijn overlijden van 8 juli 2009. Voegt toe bij beslissing van 13 augustus 2009 als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, de heer Waerniers, Edwin, wonende te 9910 Knesselare, Hoekestraat 92. Brugge, 24 augustus 2009. (Get.) Patricia De Clercq, gedelegeerd bestuurder. (69930)
Vredegerecht van het derde kanton Gent
Bij beschikking van de plaatsvervangend vrederechter van het vredegerecht derde kanton Gent, verleend op 24 augustus 2009, werd Mr. Van Hoecke, Ivan, advocaat, te 9000 Gent, er kantoorhoudende aan de Drabstraat 14, aangesteld als voorlopige bewindvoerder over Verschueren, Yves, geboren te Gent op 28 oktober 1963, wonende te 9000 Gent, Begijnhoflaan 230, in vervanging van Mr. Verbeest, Nadine, aangesteld door de vrederechter van het vredegerecht derde kanton Gent, op 2 januari 1997. Gent, 26 augustus 2009. De afgevaardigd griffier, (get.) V. Willems. (69931)
59876
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Antwerpen, 25 augustus 2009.
Publication prescrite par l’article 793 du Code civil
De griffier, (get.) N. Vermeylen.
Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793 van het Burgerlijk Wetboek
(32845)
Acceptation sous bénéfice d’inventaire Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving
Volgens akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, op 25 augustus 2009, hebben :
Suivant acte n° 09-102, passé au greffe du tribunal de première instance de Neufchâteau, le 26 août 2009, Mme Baijot, Michèle Simone Jacqueline, clerc de notaire, domiciliée à Bertrix, chemin du Comité 8, agissant en vertu d’une procuration sous seing privé au nom de Mlle Devaux, Christelle, domiciliée à 6060 Gilly, chaussée de Fleurus 285/02/1, elle-même agissant en qualité d’administrateur légale des biens de son enfant mineur : Dauvib, Madoline, née à Paliseul le 17 décembre 1997, domiciliée à 6060 Gilly, chaussée de Fleurus 285/02/1, dûment autorisée par ordonnance rendue par M. le juge de paix du premier canton de Charleroi, le 23 avril 2009, a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Polinard, Jules Joseph Yvan, né à Paliseul le 11 juin 1952, célibataire, domicilié à Paliseul, rue de la Station 94, et décédé à Libramont le 5 décembre 2008. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion à Me Bernard Champion, notaire à 6880 Bertrix, rue de la Fontinelle 38. Bertrix, le 26 août 2009. (Signé) Bernard Champion, notaire.
1. Vinks, Ulrike Angela F., geboren te Brasschaat op 22 december 1954, wonende te 2060 Antwerpen, Lange Lobroekstraat 16; 2. Vinks, Sigrid Maria I., geboren te Brasschaat op 4 januari 1956, wonende te 1051 Brussel, Louizalaan 349, bus 25; 3. Vinks, Joris August E., geboren te Brasschaat op 28 januari 1959, wonende te 2170 Merksem, Van Praetlei 154, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Vinks, Henricus Petrus, geboren te Kalmthout op 10 mei 1927, in leven laatst wonende te 2940 Stabroek, Antwerpsesteenweg 23, en overleden te Zoersel op 22 december 2008. Er wordt keuze van woonst gedaan op het kantoor van advocaat J.L. Mertens, 2900 Schoten, Alice Nahonlei 74. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, hun rechten te doen kennen, binnen de drie maanden te rekenen van deze bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend bericht gericht aan de door de erfgenamen gekozen woonplaats. Antwerpen, 25 augustus 2009. De griffier, (get.) N. Vermeylen. (32846)
(32843)
Bij verklaring, afgelegd op 26 februari 2009, ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, akte nr. 09-276 Rep. Nr. 09558, heeft Mevr. Van Camp, Goedele Augusta Marcella, geboren te Duffel op 24 januari 1962, wonende te 2980 Zoersel, Smissestraat 42, weduwe van de heer Sepelie, Didier Edgard Roland Edmond, handelend in haar hoedanigheid van drager van het ouderlijk gezag over haar minderjarige dochter : Mej. Sepelie, Maxime, geboren te Antwerpen op 8 oktober 1997, wonende te 2980 Zoersel, Smissestraat 42, de nalatenschap van wijlen de heer Sepelie, Roland Gustave Maurice Maria, geboren te Gent op 21 december 1930, echtgenoot van Mevr. Wyckaert, Marie Rose Eugénie Alphonsine, laatst wonende te Wilrijk, Pastoor Pauwelsplein 1, overleden te Antwerpen (Wilrijk) op 30 juni 2008, onder voorrecht van boedelbeschrijving. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, bij aangetekend schrijven, binnen de drie maanden na deze publicatie in het Belgisch Staatsblad, hun vorderingen te doen kennen aan de heer Bogaert, Tom, notaris te Wilrijk (Antwerpen), Jules Moretuslei 342. Wilrijk, 25 augustus 2009. (Get.) T. Bogaert, notaris. (32844)
Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde
Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, op 26 augustus 2009, heeft Fromont, Marion José, geboren te Willebroek op 13 april 1946, wonende te 9190 Stekene (Kemzeke), Kleine Dauwstraat 11, handelend in eigen naam, verklaart te herroepen haar verklaring gedaan ter griffie dezer rechtbank, d.d. 26 augustus 2009 (akte nr. 09/556), houdende de verwerping van de nalatenschap van wijlen Maes, Jan, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap van wijlen Maes, Jan, geboren te Reet op 5 november 1975, in leven laatst wonende te 9100 Sint-Niklaas, Regentiestraat 57 B007, en overleden te Sint-Niklaas op 6 augustus 2009. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen ter studie van notaris Rochtus, Luc, met standplaats te 2018 Antwerpen, Van Breestraat 33. Dendermonde, 26 augustus 2009. De afgevaardigd griffier, (get.) M. Beeckman. (32847)
Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen Rechtbank van eerste aanleg te Gent Volgens akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, op 25 augustus 2009, heeft Biron, Henri Simon, geboren te Wilrijk op 19 april 1966, wonende te 1083 Ganshoren, Venelle Schubert 27, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen van Norden, Adèle Rosa, geboren te Amsterdam (Nederland) op 26 november 1918, in leven laatst wonende te 2018 Antwerpen 1, Marialei 2, en overleden te Antwerpen op 19 augustus 2009.
Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Gent, op 26 augustus 2009, hebben : Venneman, Pascale, geboren te Gent op 18 september 1971, wonende te 9000 Gent, Haverstraat 29, handelend in eigen naam;
Er wordt keuze van woonst gedaan bij de heer Biron, Henri Simon, voornoemd, wonende te 1083 Ganshoren, Venelle Schubert 27.
Venneman, Katleen Erika, geboren te Gent op 17 januari 1975, wonende te 9050 Gent, August Van Bockxstaelestraat 65, handelend in eigen naam,
De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, hun rechten te doen kennen, binnen de drie maanden te rekenen van deze bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend bericht gericht aan de door de erfgenaam gekozen woonplaats.
verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Venneman, Lucien Theophiel Marie Ghislain, geboren te Gent op 28 januari 1939, in leven laatst wonende te 9000 Gent, Anjelierstraat 22, en overleden te Gent op 20 augustus 2009.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen ter studie van Mr. Van der Auwermeulen, Bernard, notaris, met kantoor te 9930 Zomergem, Kerkstraat 31. Gent, 26 augustus 2009. De griffier, (get.) Twiggy De Zutter. (32848)
59877
De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen vanaf de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op zijn kantoor te Wommelgem, Ternesselei 231. Mechelen, 25 augustus 2009. De afgevaardigd griffier, (get.) L. De Belser. (32851)
Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen Publication faite en exécution de l’article 805 du Code civil Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen, op 24 augustus 2009, heeft Biermans, Gino Karel, geboren te Antwerpen op 9 april 1964, wonende te 2180 Ekeren (Antwerpen), Willy Staeslei 30, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Biermans, Alfred Jean Désirée, geboren te Antwerpen op 24 juli 1937, in leven laatst wonende te 2870 Puurs, Fabiolapark 69, en overleden te Mechelen op 17 augustus 2009. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen vanaf de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van advocaat Geert Van Gijseghem, kantoorhoudende te 2950 Kapellen, Vloeiende 10.
Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 805 van het Burgerlijk Wetboek
Par décision du 21 août 2009, le tribunal de première instance de Liège a désigné Me Jean-Luc Paquot, avocat, juge suppléant, avenue Blonden 33, à 4000 Liège, en qualité de curateur à la succession réputée vacante de Milani, Nelly Maria, née à Athus, le 1er décembre 1928, domiciliée en son vivant, rue Rotheux 67, à 4100 Seraing, décédée le 11 mars 2009. Toute personne intéressée par ladite succession est priée de se faire connaître dans les trois mois de la présente publication.
Mechelen, 24 september 2009. De afgevaardigd griffier, (get.) L. De Belser. (32849)
(Signé), Jean-Luc Paquot, avocat. (32852)
Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen, op 25 augustus 2009, heeft Rugaragaza, Aline, geboren te Bujumbura op 20 oktober 1972, wonende te 2830 Willebroek, Ijzerenwegstraat 32, handelend in eigen naam; handelend in hoedanigheid van drager van het ouderlijk gezag over haar minderjarige kinderen : Joppart, Linda, geboren te Bujumbura (Burundi) op 26 juni 1991; Joppart, Eric, geboren te Bukavu (Congo) op 27 mei 1996; Joppart, Diana, geboren te Bujumbura (Burundi) op 28 oktober 1997; Joppart, Kevin Jesué, geboren te Elsene op 20 juli 2000;
Par ordonnance rendue en date du 6 août 2009, M. le président du tribunal de première instance de Huy a désigné Me Marina Fabbricotti, avocat à 4500 Huy, rue des Sœurs Grises 13, en qualité d’administrateur provisoire de la succession de Mme Marie Catherine Emérence Peetersille, née à Hollogne-Geer, le 18 avril 1917, et domiciliée en dernier lieu à 4500 Huy, avenue Batta 7/44, décédée à Huy le 28 juin 2009, et ce pour une durée de six mois.
Joppart, Samuel, geboren te Elsene op 7 september 2005; Joppart, Bessy, geboren te Elsene op 2 mei 2009, allen wonende te 2830 Willebroek, Ijzerenwegstraat 32, ingevolge beschikking van de vrederechter van het kanton Willebroek, d.d. 14 juli 2009, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Moise, Joppart, geboren te Bujumbura (Burundi) op 25 mei 1962, in leven laatst wonende te 2830 Willebroek, Ijzerenwegstraat 32, en overleden te Meise op 3 mei 2009. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen vanaf de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van notaris Hugo Meersman, te 1040 Brussel, avenue d’Auderghem 328. Mechelen, 25 augustus 2009. De afgevaardigd griffier, (get.) L. De Belser. (32850)
Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen, op 25 augustus 2009, heeft De Smedt, Willem Maria K., notaris, geboren te Wilrijk op 21 december 1953, kantoorhoudende te Wommelgem, Ternesselei 231, handelend in hoedanigheid van bijzondere gevolmachtigde, ingevolge volmacht hem verleend op 21 augustus 2009, voor en in naam van Strijbos, Dempsey, Marcel Johanna, geboren te Antwerpen op 22 september 1987, wonende te 2100 Antwerpen (Deurne), Eksterlaar 35/A, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Strijbos, Johan Anna Jacobus, geboren te Schoten op 27 mei 1956, in leven laatst wonende te 2590 Berlaar, Zomerstraat 9, en overleden te Berlaar op 12 juli 2009.
Les créanciers sont invités à faire parvenir à l’administrateur provisoire une déclaration de créance dans les trois mois. (Signé) M. Fabbricotti, administrateur provisoire. (32853)
Réorganisation judiciaire − Gerechtelijke reorganisatie
Rechtbank van koophandel te Antwerpen
Bij vonnis van de 22e kamer van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 27 augustus 2009, werd de opschorting met het oog op gerechtelijke reorganisatie door minnelijk akkoord toegekend voor een periode eindigend op 22 december 2009 aan de BVBA PARSHVA, Kapittelstraat 12, 2610 Wilrijk. Ondernemingsnummer : 0465.504.681. Gedelegeerd rechter : Seeuws, Kris, Kazerneweg 34, 2950 Kapellen. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (32854)
59878
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van koophandel te Brussel
Bij vonnis van 25 augustus 2009 van de rechtbank van koophandel te Brussel, werd de gerechtelijke reorganisatie toegekend aan de BVBA Bossaert, met maatschappelijke zetel te 1640 Sint-Genesius-Rode, Sint-Annalaan 171. Ondernemingsnummer : 0423.987.196. Handelsactiviteit : handel in waardevolle voorwerpen.
In dit vonnis werd gezegd dat de BVBA Elentee haar reorganisatieplan ter griffie van deze rechtbank dient neer te leggen uiterlijk op 5 oktober 2009 en werd bepaald dat op de terechtzitting van de tweede kamer van maandag 26 oktober 2009, te 10 u. 30 m., in de zittingszaal van deze rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Voochtstraat 7, te 2800 Mechelen, zal worden overgegaan tot de stemming over het neer te leggen reorganisatieplan, waarna de rechtbank uitspraak zal doen over de homologatie ervan. Mechelen, 27 augustus 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (32859)
De rechtbank heeft de heer Frank Taildeman, Regentschapsstraat 4, als gedelegeerd rechter benoemd. Vervaldatum van de opschorting : 31 oktober 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier-hoofd van dienst, R. Berns. (32855)
Faillite − Faillissement
Rechtbank van koophandel te Brussel Bij vonnis van 25 augustus 2009 van de rechtbank van koophandel te Brussel, werd de gerechtelijke reorganisatie toegekend aan de BVBA Floral World, met maatschappelijke zetel te 1730 Asse, Kelestraat 36.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Van der Perren Konstruct BVBA, Langensteenweg 8, bus 4, 1785 Merchtem.
Ondernemingsnummer : 0477.816.456.
Faillissementnummer : 20091267.
Handelsactiviteit : rouwkransen.
Datum faillissement : 25 augustus 2009.
De rechtbank heeft de heer Frank Taildeman, Regentschapsstraat 4, als gedelegeerd rechter benoemd. Vervaldatum van de opschorting : 31 december 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier-hoofd van dienst, R. Berns. (32856)
Rechtbank van koophandel te Gent
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, vakantiekamer, d.d. 21 augustus 2009, werd de procedure gerechtelijke reorganisatie van de NV Envitech, met maatschappelijke zetel te 9830 Sint-MartensLatem, Dorp 7, met ondernemingsnummer 0478.717.566, open verklaard en bepaalt de duur van de opschorting op twee maanden vanaf heden op te verstrijken op 16 oktober 2009. Bevestigt de aanstelling van de heer Johan Verhaeghe, rechter in handelszaken, in zijn hoedanigheid van gedelegeerd rechter. Voor eensluidend uittreksel : (get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier. (32857)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, buitengewone zitting, vakantiekamer, d.d. 26 augustus 2009, werd de procedure gerechtelijke reorganisatie van Veroba V.O.F., met maatschappelijke zetel te 9940 Sleidinge, Pruimelaarstraat 29, met ondernemingsnummer 0887.140.026, openverklaard en bepaalt de duur van de opschorting op vier maanden vanaf heden om te verstrijken op 16 december 2009. Bevestigt de aanstelling van de heer Frank Kiekens, rechter in handelszaken, in zijn hoedanigheid van gedelegeerd rechter. Voor eensluidend uittreksel : (get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier. (32858)
Rechtbank van koophandel te Mechelen
Bij vonnis van de vakantiekamer van deze rechtbank van koophandel te Mechelen, d.d. 26 augustus 2009, werd de periode van opschorting toegekend aan de BVBA Elentee, met maatschappelijke zetel te 2220 Heist-op-den-Berg, Heistse Hoekstraat 11B, ondernemingsnummer 0478.350.451, verlengd voor een periode eindigend op 2 november 2009 en werd de beslissing van deze rechtbank, d.d. 5 juni 2009, van aanstelling van Mr. G. Verschuren, advocaat te Mechelen, als voorlopig bestuurder over de BVBA Elentee, ingetrokken met ingang per 26 augustus 2009.
Handelsactiviteit : bouwwerken. Ondernemingsnummer : 0887.299.679. Rechter-commissaris : M. Matthieu. Curator : Mr. Mollekens, Nadine, Victor Nonnemanstraat 56, bus 2.1, 1600 Sint-Pieters-Leeuw. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32860)
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Meli Express BVBA, Benoît Hanssenslaan 2, 1800 Vilvoorde. Faillissementnummer : 20091268. Datum faillissement : 25 augustus 2009. Handelsactiviteit : koerier. Ondernemingsnummer : 0893.356.835. Rechter-commissaris : M. Matthieu. Curator : Mr. Mollekens, Nadine, Victor Nonnemanstraat 56, bus 2.1, 1600 Sint-Pieters-Leeuw. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32861)
59879
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Verkercke, Leentje, Driesstraat 103, 1790 Teralfene. Faillissementnummer : 20091270. Datum faillissement : 25 augustus 2009. Handelsactiviteit : kaas- en delicatessenzaak.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32864)
Ondernemingsnummer : 0882.376.435 (zie GCV Mabo). Rechter-commissaris : M. Balette, Joseph. Curator : Mr. Verraes, Michel, Ninoofsesteenweg 643, 1070 Brussel-7. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32862)
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Willegems J-L BVBA, Aarschotsestraat 20, 1800 Peutie. Faillissementnummer : 20091264. Datum faillissement : 25 augustus 2009. Handelsactiviteit : schrijnwerkerij. Ondernemingsnummer : 0865.186.055. Rechter-commissaris : M. Matthieu. Curator : Mr. Mollekens, Nadine, Victor Nonnemanstraat 56, bus 2.1, 1600 Sint-Pieters-Leeuw. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32863)
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Home & Supply BVBA, De Limburg Stirumlaan 257/9, 1780 Wemmel. Faillissementnummer : 20091266. Datum faillissement : 25 augustus 2009. Handelsactiviteit : binnenhuisartikelen. Ondernemingsnummer : 0466.995.810. Rechter-commissaris : M. Matthieu. Curator : Mr. Mollekens, Nadine, Victor Nonnemanstraat 56, bus 2.1, 1600 Sint-Pieters-Leeuw. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32865)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Audiopolis SA (résidence temporaire bureau Me De Chaffoy, J.-L.), rue Général Gratry 119, 1030 Schaerbeek. Numéro de faillite : 20091269. Date de faillite : 25 août 2009. Objet social : holding.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Hutsebaut, Guido, Lenneke Marelaan 28, bus 6, 1932 Sint-Stevens-Woluwe. Faillissementnummer : 20091265. Datum faillissement : 25 augustus 2009. Handelsactiviteit : printconsultancy. Ondernemingsnummer : 0863.892.787. Rechter-commissaris : M. Matthieu. Curator : Mr. Mollekens, Nadine, Victor Nonnemanstraat 56, bus 2.1, 1600 Sint-Pieters-Leeuw. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009.
Numéro d’entreprise : 0456.700.447. Juge-commissaire : M. Balette, Joseph. Curateur : Me 1070 Bruxelles-7.
Verraes,
Michiel,
chaussée
de
Ninove
643,
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 30 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32866)
59880
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Audiopolis NV (woonplaatskeuze kantoor Mr. De Chaffoy, J.-L.), Generaal Gratrystraat 119, 1030 Schaarbeek. Faillissementnummer : 20091269. Datum faillissement : 25 augustus 2009. Handelsactiviteit : holding. Ondernemingsnummer : 0456.700.447. Rechter-commissaris : de heer Balette, Joseph. Curator : Mr. Verraes, Michiel, Ninoofsesteenweg 643, 1070 Brussel-7. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32866)
Curator : Mr. 1180 Brussel-18.
Van
der
Borght,
Nicolas,
De
Frelaan
229,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32867)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Renobat SPRL, rue SaintDenis 164, 1190 Forest. Numéro de faillite : 20091228. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : rénovation. Numéro d’entreprise : 0455.982.350.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Cazz SPRL, rue Franz Merjay 158, 1050 Ixelles. Numéro de faillite : 20091227. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : décoration. Numéro d’entreprise : 0893.057.125. Juge-commissaire : M. Delens. Curateur : Me Van der Borght, Nicolas, avenue de Fré 229, 1180 Bruxelles-18. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Juge-commissaire : M. Delens. Curateur : Me Van der Borght, Nicolas, avenue de Fré 229, 1180 Bruxelles-18. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32868)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32867)
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Renobat BVBA, Sint-Denijsstraat 164, 1190 Vorst. Faillissementnummer : 20091228. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : renovatie.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Ondernemingsnummer : 0455.982.350. Rechter-commissaris : de heer Delens.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Cazz BVBA, Franz Merjaystraat 158, 1050 Elsene. Faillissementnummer : 20091227. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : inrichting. Ondernemingsnummer : 0893.057.125. Rechter-commissaris : de heer Delens.
Curator : Mr. 1180 Brussel-18.
Van
der
Borght,
Nicolas,
De
Frelaan
229,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
59881
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32868)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Le Loup Voyant SPRL, avenue de la Couronne 562, 1050 Ixelles. Numéro de faillite : 20091230. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : horeca.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Numéro d’entreprise : 0477.210.009. Juge-commissaire : M. Delens. Ouverture de la faillite, sur aveu, de : KMO Management Consulting SPRL, avenue des Saisons 8, 1050 Ixelles. Numéro de faillite : 20091229.
Curateur : Me Van der Borght, Nicolas, avenue de Fré 229, 1180 Bruxelles-18. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : copyshop.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Numéro d’entreprise : 0477.780.428.
Curateur : Me Van der Borght, Nicolas, avenue de Fré 229, 1180 Bruxelles-18.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32870)
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Juge-commissaire : M. Delens.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Le Loup Voyant BVBA, Kroonlaan 562, 1050 Elsene. Faillissementnummer : 20091230. Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32869)
Handelsactiviteit : horeca. Ondernemingsnummer : 0477.210.009. Rechter-commissaris : de heer Delens.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Curator : Mr. 1180 Brussel-18.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : KMO Management Consulting BVBA, Jaargetijdenlaan 8, 1050 Elsene. Faillissementnummer : 20091229.
Handelsactiviteit : copyshop. Ondernemingsnummer : 0477.780.428. Rechter-commissaris : de heer Delens. Van
der
Borght,
Nicolas,
der
Borght,
Nicolas,
De
Frelaan
229,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Curator : Mr. 1180 Brussel-18.
Van
De
Frelaan
229,
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32870)
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Je-Ce-Pa SPRL, rue Leon Theodor 17, 1090 Jette.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32869)
Numéro de faillite : 20091235. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : horeca. Numéro d’entreprise : 0885.390.759. Juge-commissaire : M. Brancart.
59882
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Curateur : Me Terlinden, Vincent, avenue Louise 349, bte 16, 1050 Bruxelles-5. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32871)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Yvy Stars BVBA, De Wandstraat 54, 1020 Brussel. Faillissementnummer : 20091236. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : kapsalon. Ondernemingsnummer : 0463.360.288. Rechter-commissaris : de heer Brancart. Curator : Mr. 1050 Brussel-5.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Je-Ce-Pa BVBA, Leon Theodorstraat 17, 1090 Jette. Faillissementnummer : 20091235. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : horeca. Ondernemingsnummer : 0885.390.759. Rechter-commissaris : de heer Brancart. Curator : Mr. 1050 Brussel-5.
Terlinden,
Vincent,
Louizalaan
349,
bus
16,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32871)
Terlinden,
Vincent,
Louizalaan
349,
bus
16,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32872)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Jiang SPRL, rue Uyttenhove 37/1032, 1090 Jette. Numéro de faillite : 20091237. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : vêtements. Numéro d’entreprise : 0453.247.148. Juge-commissaire : M. Brancart. Curateur : Me Terlinden, Vincent, avenue Louise 349, bte 16, 1050 Bruxelles-5.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Yvy Stars SPRL, rue de Wand 54, 1020 Bruxelles.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Numéro de faillite : 20091236. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : salon de coiffure. Numéro d’entreprise : 0463.360.288.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32873)
Juge-commissaire : M. Brancart. Curateur : Me Terlinden, Vincent, avenue Louise 349, bte 16, 1050 Bruxelles-5. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32872)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Jiang BVBA, Uyttenhovestraat 37/1032, 1090 Jette. Faillissementnummer : 20091237. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : kleding. Ondernemingsnummer : 0453.247.148. Rechter-commissaris : de heer Brancart.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Curator : Mr. 1050 Brussel-5.
Terlinden,
Vincent,
Louizalaan
349,
bus
16,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32873)
59883
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32874)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : E.G.F. Martello SPRL, avenue Général Dumonceau 40, 1190 Forest. Numéro de faillite : 20091242. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : châssis.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Numéro d’entreprise : 0881.335.367. Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Stanciulescu, Marina, rue Antoine Dansaert 174/10, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20091238. Date de faillite : 18 août 2009.
Juge-commissaire : M. Dufays. Curateur : Me Vandamme, Alain G., boulevard Brand Whitlock 106, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Objet social : nettoyage. Numéro d’entreprise : 0885.236.846.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Juge-commissaire : M. Brancart. Curateur : Me Terlinden, Vincent, avenue Louise 349, bte 16, 1050 Bruxelles-5. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32875)
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32874)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : E.G.F. Martello BVBA, Generaal Dumonceaulaan 40, 1190 Jette. Faillissementnummer : 20091242. Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Handelsactiviteit : chassis. Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Stanciulescu, Marina, Antoine Dansaertstraat 174/10, 1000 Brussel-1. Faillissementnummer : 20091238.
Handelsactiviteit : reiniging.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Ondernemingsnummer : 0885.236.846. Rechter-commissaris : de heer Brancart. Terlinden,
Vincent,
Rechter-commissaris : de heer Dufays. Curator : Mr. Vandamme, Alain G., Brand Whitlocklaan 106, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe.
Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Curator : Mr. 1050 Brussel-5.
Ondernemingsnummer : 0881.335.367.
Louizalaan
349,
bus
16,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32875)
59884
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Norden SPRL, rue Van Artevelde 46, 1030 Schaerbeek. Numéro de faillite : 20091243. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : importation et vente de vêtements. Numéro d’entreprise : 0882.692.179. Juge-commissaire : M. Dufays.
Curateur : Me Vandamme, Alain G., boulevard Brand Whitlock 106, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32877)
Curateur : Me Vandamme, Alain G., boulevard Brand Whitlock 106, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Abimed BVBA, Kesselsstraat 77, 1030 Schaarbeek.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32876)
Faillissementnummer : 20091244. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : kruidenier. Ondernemingsnummer : 0474.413.538. Rechter-commissaris : de heer Dufays.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Curator : Mr. Vandamme, Alain G., Brand Whitlocklaan 106, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Norden BVBA, Van Arteveldestraat 46, 1030 Schaarbeek.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Faillissementnummer : 20091243. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : kleding. Ondernemingsnummer : 0882.692.179. Rechter-commissaris : de heer Dufays. Curator : Mr. Vandamme, Alain G., Brand Whitlocklaan 106, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32876)
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32877)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : X-Trading SPRL, rue de Ciplet 3, 1020 Bruxelles. Numéro de faillite : 20091245. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : télécommunication. Numéro d’entreprise : 0437.050.821. Juge-commissaire : M. Dufays.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Abimed SPRL, rue Kessels 77, 1030 Schaerbeek. Numéro de faillite : 20091244. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : épicerie. Numéro d’entreprise : 0474.413.538. Juge-commissaire : M. Dufays.
Curateur : Me Vandamme, Alain G., boulevard Brand Whitlock 106, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32878)
59885
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : X-Trading BVBA, Cipletstraat 3, 1020 Brussel. Faillissementnummer : 20091245. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : telecommunicatie. Ondernemingsnummer : 0437.050.821. Rechter-commissaris : de heer Dufays. Curator : Mr. Vandamme, Alain G., Brand Whitlocklaan 106, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32878)
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32879)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Duponcheel, Christian, Galerie du Roi 14, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20091250. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : magasin. Numéro d’entreprise : 0537.133.045. Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me 1180 Bruxelles-18.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : The Wild Geese SCS, rue Livingstone 2-4, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20091249.
Heilporn,
Lise,
avenue
René
Gobert
20,
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32880)
Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : horeca. Numéro d’entreprise : 0875.408.766. Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me 1180 Bruxelles-18.
Heilporn,
Lise,
avenue
René
Gobert
20,
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32879)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Duponcheel, Christian, Koningsgalerij 14, 1000 Brussel-1. Faillissementnummer : 20091250. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : magazijn. Ondernemingsnummer : 0537.133.045. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen. Curator : Mr. Heilporn, Lise, René Gobertlaan 20, 1180 Brussel-18.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : The Wild Geese GCV, Livingstonestraat 2-4, 1000 Brussel-1. Faillissementnummer : 20091249. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : horeca. Ondernemingsnummer : 0875.408.766. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen. Curator : Mr. Heilporn, Lise, René Gobertlaan 20, 1180 Brussel-18.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32880)
59886
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de commerce de Bruxelles
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Momi Frères SPRL, rue de Courtrai 59, 1080 Molenbeek-Saint-Jean.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Numéro de faillite : 20091251.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : mécanique.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch.
Numéro d’entreprise : 0461.260.437.
(32882)
Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me 1180 Bruxelles-18.
Heilporn,
Lise,
avenue
René
Gobert
20, Rechtbank van koophandel te Brussel
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32881)
Opening van het faillissement, op bekentenis, Madhe BVBA, Edmond Tollenaerestraat 9, 1020 Brussel.
van :
Zoti
Faillissementnummer : 20091252. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : horeca. Ondernemingsnummer : 0882.342.088. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen. Curator : Mr. Heilporn, Lise, René Gobertlaan 20, 1180 Brussel-18.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Momi Frères BVBA, Kortrijkstraat 59, 1080 Sint-Jans-Molenbeek.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Faillissementnummer : 20091251. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : mecaniek.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet.
Ondernemingsnummer : 0461.260.437. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen. Curator : Mr. Heilporn, Lise, René Gobertlaan 20, 1180 Brussel-18. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32881)
Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32882)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Real Idees SA, rue des Brebis 17, 1170 Watermael-Boitsfort. Numéro de faillite : 20091257. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : promotion de ventes. Numéro d’entreprise : 0457.344.310. Juge-commissaire : M. Brachwitz.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Curateur : Me Ossieur, Diane, avenue Hyppolite Limbourg 19, 1070 Bruxelles-7. Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Zoti Madhe SPRL, rue Edmond Tollenaere 9, 1020 Bruxelles. Numéro de faillite : 20091252. Date de faillite : 18 août 2009.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Objet social : horeca.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Numéro d’entreprise : 0882.342.088. Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me 1180 Bruxelles-18.
Heilporn,
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Lise,
avenue
René
Gobert
20,
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32883)
59887
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van koophandel te Brussel
Curator : Mr. 1070 Brussel-7.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Real Idees NV, Ooienstraat 17, 1170 Watermaal-Bosvoorde. Faillissementnummer : 20091257.
Handelsactiviteit : verkooppromotie. Ondernemingsnummer : 0457.344.310. Rechter-commissaris : de heer Brachwitz. Ossieur,
Diane,
Hyppolite
Diane,
Hyppolite
Limbourglaan
19,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Curator : Mr. 1070 Brussel-7.
Ossieur,
Limbourglaan
19,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32883)
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32884)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Ariana Star SPRL, rue de Moorslede 149, 1020 Bruxelles. Numéro de faillite : 20091259. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : alimentation. Numéro d’entreprise : 0886.495.668.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Vai Sereno SPRL, avenue des Celtes 8, 1040 Etterbeek. Numéro de faillite : 20091258. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : restaurant. Numéro d’entreprise : 0480.048.941. Juge-commissaire : M. Brachwitz. Curateur : Me Ossieur, Diane, avenue Hyppolite Limbourg 19, 1070 Bruxelles-7. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Juge-commissaire : M. Brachwitz. Curateur : Me Ossieur, Diane, avenue Hyppolite Limbourg 19, 1070 Bruxelles-7. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32885)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32884)
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Ariana Star BVBA, Moorsledestraat 149, 1020 Brussel. Faillissementnummer : 20091259. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : voeding.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Ondernemingsnummer : 0886.495.668. Rechter-commissaris : de heer Brachwitz.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Vai Sereno BVBA, Keltenlaan 8, 1040 Etterbeek. Faillissementnummer : 20091258. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : restaurant. Ondernemingsnummer : 0480.048.941. Rechter-commissaris : de heer Brachwitz.
Curator : Mr. 1070 Brussel-7.
Ossieur,
Diane,
Hyppolite
Limbourglaan
19,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
59888
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32885)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Sarah-In SPRLU, rue de la Limite 48, 1210 Saint-Josse-ten-Noode. Numéro de faillite : 20091231. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : restauration.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Numéro d’entreprise : 0472.569.548. Juge-commissaire : M. Delens. Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Penneman, Cecile, rue de la Venerie 8, 1170 Watermael-Boitsfort. Numéro de faillite : 20091260.
Curateur : Me Van der Borght, Nicolas, avenue De Fré 229, 1180 Bruxelles-18. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : toilettage de chiens.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Numéro d’entreprise : 0559.468.779.
Curateur : Me Ossieur, Diane, avenue Hyppolite Limbourg 19, 1070 Bruxelles-7.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32887)
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Juge-commissaire : M. Brachwitz.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : SarahIn EBVBA, Grensstraat 48, 1210 Sint-Joost-ten-Node. Faillissementnummer : 20091231. Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (32886)
Handelsactiviteit : restaurant. Ondernemingsnummer : 0472.569.548. Rechter-commissaris : de heer Delens.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Curator : Mr. 1180 Brussel-18.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Penneman, Cecile, Jachtstraat 8, 1170 Watermaal-Bosvoorde. Faillissementnummer : 20091260.
Handelsactiviteit : hondenverzorging. Ondernemingsnummer : 0559.468.779. Rechter-commissaris : de heer Brachwitz. Ossieur,
Diane,
Hyppolite
der
Borght,
Nicolas,
De
Frélaan
229,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Curator : Mr. 1070 Brussel-7.
Van
Limbourglaan
19,
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32887)
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Fringale SPRL, avenue de la Couronne 203, 1050 Ixelles.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (32886)
Numéro de faillite : 20091232. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : alimentation générale. Numéro d’entreprise : 0454.300.191. Juge-commissaire : M. Delens.
59889
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Curateur : Me Van der Borght, Nicolas, avenue De Fré 229, 1180 Bruxelles-18. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32888)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Intercompagnie BVBA, Louizalaan 65, 1050 Elsene. Faillissementnummer : 20091233. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : elektrische apparatuur. Ondernemingsnummer : 0463.859.245. Rechter-commissaris : de heer Delens. Curator : Mr. 1180 Brussel-18.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Fringale BVBA, Kroonlaan 203, 1050 Elsene. Faillissementnummer : 20091232. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : algemene voeding. Ondernemingsnummer : 0454.300.191. Rechter-commissaris : de heer Delens. Curator : Mr. 1180 Brussel-18.
Van
der
Borght,
Nicolas,
De
Frélaan
229,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32888)
Van
der
Borght,
Nicolas,
De
Frélaan
229,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32889)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : De Wat SPRL, rue de la Presse 4, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20091234. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : pièces détachées pour véhicules. Numéro d’entreprise : 0408.482.341. Juge-commissaire : M. Delens. Curateur : Me Van der Borght, Nicolas, avenue De Fré 229, 1180 Bruxelles-18.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Intercompagnie SPRL, avenue Louise 65, 1050 Ixelles.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Numéro de faillite : 20091233. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : appareils électroniques. Numéro d’entreprise : 0463.859.245.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32890)
Juge-commissaire : M. Delens. Curateur : Me Van der Borght, Nicolas, avenue De Fré 229, 1180 Bruxelles-18. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32889)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : De Wat BVBA, Drukpersstraat 4, 1000 Brussel-1. Faillissementnummer : 20091234. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : onderdelen van voertuigen. Ondernemingsnummer : 0408.482.341. Rechter-commissaris : de heer Delens.
59890
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Curator : Mr. 1180 Brussel-18.
Van
der
Borght,
Nicolas,
De
Frélaan
229,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32891)
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32890)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Famorex SPRLU, rue des Quatre-Vents 81, 1080 Molenbeek-Saint-Jean. Numéro de faillite : 20091240. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : entretien et réparation de véhicules.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Numéro d’entreprise : 0460.311.322. Ouverture de la faillite, sur citation, de : Azah SPRL, rue du Presbytère 30, 1080 Molenbeek-Saint-Jean. Numéro de faillite : 20091239. Date de faillite : 18 août 2009.
Juge-commissaire : M. Brancart. Curateur : Me Terlinden, Vincent, avenue Louise 349, bte 16, 1050 Bruxelles-5. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Objet social : restauration. Numéro d’entreprise : 0463.529.742.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Juge-commissaire : M. Brancart. Curateur : Me Terlinden, Vincent, avenue Louise 349, bte 16, 1050 Bruxelles-5. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32892)
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32891)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Famorex EBVBA, Vier-Windenstraat 81, 1080 Sint-Jans-Molenbeek. Faillissementnummer : 20091240. Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Handelsactiviteit : onderhoud en reparatie van voertuigen. Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Azah BVBA, Pastoriestraat 30, 1080 Sint-Jans-Molenbeek. Faillissementnummer : 20091239.
Handelsactiviteit : restaurant.
Rechter-commissaris : de heer Brancart. Vincent,
Terlinden,
Vincent,
Louizalaan
349,
bus
16,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Ondernemingsnummer : 0463.529.742.
Terlinden,
Rechter-commissaris : de heer Brancart. Curator : Mr. 1050 Brussel-5.
Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Curator : Mr. 1050 Brussel-5.
Ondernemingsnummer : 0460.311.322.
Louizalaan
349,
bus
16,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32892)
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de commerce de Bruxelles
59891
Curateur : Me Vandamme, Alain G., boulevard Brand Whitlock 106, 1200 Woluwe-Saint-Lambert.
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Saniproject SPRL, rue du Muguet 10/3, 1120 Bruxelles. Numéro de faillite : 20091241.
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Date de faillite : 18 août 2009.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32894)
Objet social : travaux de plomberie. Numéro d’entreprise : 0476.719.465. Juge-commissaire : M. Brancart. Curateur : Me Terlinden, Vincent, avenue Louise 349, bte 16, 1050 Bruxelles-5. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : BR Partners BVBA, De Broquevillelaan 297/5, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32893)
Faillissementnummer : 20091246. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : invoer-uitvoer. Ondernemingsnummer : 0885.255.355. Rechter-commissaris : de heer Dufays. Curator : Mr. Vandamme, Alain G., Brand Whitlocklaan 106, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, Saniprojct BVBA, Meibloemstraat 10/3, 1120 Brussel.
van :
Faillissementnummer : 20091241.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : loodgieterij. Ondernemingsnummer : 0476.719.465. Rechter-commissaris : de heer Brancart. Curator : Mr. 1050 Brussel-5.
Terlinden,
Vincent,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Louizalaan
349,
bus
16,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32893)
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32894)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Dumacly SPRL, rue Joseph Bens 74, 1180 Uccle. Numéro de faillite : 20091247. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : société de portefeuille. Numéro d’entreprise : 0423.696.097. Juge-commissaire : M. Dufays.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : BR Partners SPRL, avenue de Broqueville 297/5, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. Numéro de faillite : 20091246. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : import-export. Numéro d’entreprise : 0885.255.355. Juge-commissaire : M. Dufays.
Curateur : Me Vandamme, Alain G., boulevard Brand Whitlock 106, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32895)
59892
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, Dumacly BVBA, Joseph Bensstraat 74, 1180 Ukkel.
Curator : Mr. Vandamme, Alain G., Brand Whitlocklaan 106, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe. van :
Faillissementnummer : 20091247. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : beheer. Ondernemingsnummer : 0423.696.097. Rechter-commissaris : de heer Dufays. Curator : Mr. Vandamme, Alain G., Brand Whitlocklaan 106, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32895)
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32896)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Je Sa Construction SPRL, boulevard de la Cambre 74, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20091253. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : import-export. Numéro d’entreprise : 0874.222.792.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : City Films SCRL, rue de Verrewinkel 93, 1180 Uccle. Numéro de faillite : 20091248. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : agence de publicité. Numéro d’entreprise : 0430.022.081. Juge-commissaire : M. Dufays. Curateur : Me Vandamme, Alain G., boulevard Brand Whitlock 106, 1200 Woluwe-Saint-Lambert.
Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me 1180 Bruxelles-18.
Heilporn,
Lise,
avenue
René
Gobert
20,
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32897)
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32896)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Je Sa Construction BVBA, Terkamerenlaan 74, 1000 Brussel-1. Faillissementnummer : 20091253. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : invoer-uitvoer.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Ondernemingsnummer : 0874.222.792. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : City Films CVBA, Verrewinkelstraat 93, 1180 Ukkel. Faillissementnummer : 20091248. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : publiciteitsagentschap. Ondernemingsnummer : 0430.022.081. Rechter-commissaris : de heer Dufays.
Curator : Mr. Heilporn, Lise, René Gobertlaan 20, 1180 Brussel-18. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
59893
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32897)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Adam SPRL, rue du Marais 15, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20091255. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : restauration.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Numéro d’entreprise : 0871.290.721. Juge-commissaire : Mme Van Elderen.
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Be One Mind SPRL, place Saint-Gery 28, 1000 Bruxelles-1.
Curateur : Me 1180 Bruxelles-18.
Heilporn,
Lise,
avenue
René
Gobert
20,
Date de faillite : 18 août 2009.
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Objet social : vêtements.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Numéro de faillite : 20091254.
Numéro d’entreprise : 0889.019.153. Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me 1180 Bruxelles-18.
Heilporn,
Lise,
avenue
René
Gobert
20,
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32898)
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32899)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Adam BVBA, Broekstraat 15, 1000 Brussel-1. Faillissementnummer : 20091255. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : restaurant. Ondernemingsnummer : 0871.290.721. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Be One Mind BVBA, Sint-Goriksplein 28, 1000 Brussel-1. Faillissementnummer : 20091254. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : kleding. Ondernemingsnummer : 0889.019.153. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen.
Curator : Mr. Heilporn, Lise, René Gobertlaan 20, 1180 Brussel-18. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32899)
Curator : Mr. Heilporn, Lise, René Gobertlaan 20, 1180 Brussel-18. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32898)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Aleyna Belgium SPRL, boulevard Anspach 1, bte 1342, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20091256. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : restaurant. Numéro d’entreprise : 0882.884.892. Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me 1180 Bruxelles-18.
Heilporn,
Lise,
avenue
René
Gobert
20,
59894
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Tranaconda BVBA, P. Mattheussensstraat 12, 1140 Evere.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32900)
Faillissementnummer : 20091261. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : tuinier. Ondernemingsnummer : 0881.016.059. Rechter-commissaris : de heer Brachwitz.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Aleyna Belgium BVBA, Anspachlaan 1, bus 1342, 1000 Brussel-1. Faillissementnummer : 20091256. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : restaurant. Ondernemingsnummer : 0882.884.892. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen. Curator : Mr. Heilporn, Lise, René Gobertlaan 20, 1180 Brussel-18.
Curator : Mr. 1070 Brussel-7.
Ossieur,
Diane,
Hyppolite
Limbourglaan
19,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32901)
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Master Clean SPRL, rue Louis Hap 227/RDCH, 1040 Etterbeek.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32900)
Numéro de faillite : 20091262. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : nettoyage industriel. Numéro d’entreprise : 0472.458.393. Juge-commissaire : M. Brachwitz.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Tranaconda SPRL, rue P. Mattheussens 12, 1140 Evere. Numéro de faillite : 20091261. Date de faillite : 18 août 2009. Objet social : aménagement paysager. Numéro d’entreprise : 0881.016.059.
Curateur : Me Ossieur, Diane, avenue Hyppolite Limbourg 19, 1070 Bruxelles-7. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32902)
Juge-commissaire : M. Brachwitz. Curateur : Me Ossieur, Diane, avenue Hyppolite Limbourg 19, 1070 Bruxelles-7. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32901)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Master Clean BVBA, Louis Hapstraat 227/RDCH, 1040 Etterbeek. Faillissementnummer : 20091262. Datum faillissement : 18 augustus 2009. Handelsactiviteit : industriële reiniging. Ondernemingsnummer : 0472.458.393. Rechter-commissaris : de heer Brachwitz.
59895
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Curator : Mr. 1070 Brussel-7.
Ossieur,
Diane,
Hyppolite
Limbourglaan
19,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32902)
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32903)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Johco SA, rue Royale 15, 1000 Bruxelles. Numéro de faillite : 20091271. Date de faillite : 25 août 2009.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Objet social : holdings. Numéro d’entreprise : 0441.542.713.
Ouverture de la faillite, sur citation, de : E.R.K.A.-Express SPRL, avenue Jules Malou 71, 1040 Etterbeek.
Juge-commissaire : M. Balette, Joseph. Curateur : Me 1070 Bruxelles-7.
Numéro de faillite : 20091263. Date de faillite : 18 août 2009.
Verraes,
Michel,
chaussée
de
Ninove
643,
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Objet social : cafés et bars. Numéro d’entreprise : 0473.383.160.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 30 septembre 2009.
Juge-commissaire : M. Brachwitz. Curateur : Me Ossieur, Diane, avenue Hyppolite Limbourg 19, 1070 Bruxelles-7. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32904)
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 23 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32903)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Johco NV, Koningstraat 15, 1000 Brussel. Faillissementnummer : 20091271.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Datum faillissement : 25 augustus 2009. Handelsactiviteit : holdings.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : E.R.K.A.Express BVBA, Jules Maloulaan 71, 1040 Etterbeek.
Ondernemingsnummer : 0441.542.713.
Faillissementnummer : 20091263.
Rechter-commissaris : de heer Balette, Joseph.
Datum faillissement : 18 augustus 2009.
Curator : Mr. Verraes, Michiel, Ninoofsesteenweg 643, 1070 Brussel-7.
Handelsactiviteit : cafe’s en bars.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Ondernemingsnummer : 0473.383.160. Rechter-commissaris : de heer Brachwitz. Curator : Mr. 1070 Brussel-7.
Ossieur,
Diane,
Hyppolite
Limbourglaan
19,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 23 september 2009.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32904)
59896
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Carlino SPRL, avenue Joseph Baek 70, 1080 Molenbeek-Saint-Jean. Numéro de faillite : 20091272.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 30 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Date de faillite : 25 août 2009. Objet social : carrelages.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32906)
Numéro d’entreprise : 0450.026.451. Juge-commissaire : M. Balette, Joseph. Curateur : Me 1070 Bruxelles-7.
Verraes,
Michel,
chaussée
de
Ninove
643, Rechtbank van koophandel te Brussel
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 30 septembre 2009. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32905)
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Pangaya Associates BVBA steenweg op Waver 614, 1040 Etterbeek. Faillissementnummer : 20091273. Datum faillissement : 25 augustus 2009. Handelsactiviteit : adviesbureau. Ondernemingsnummer : 0475.846.564. Rechter-commissaris : de heer Balette, Joseph.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Curator : Mr. Verraes, Michiel, Ninoofsesteenweg 643, 1070 Brussel-7.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Carlino BVBA, Joseph Baecklaan 70, 1080 Sint-Jans-Molenbeek. Faillissementnummer : 20091272.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009.
Datum faillissement : 25 augustus 2009. Handelsactiviteit : plaatsen van tegels. Ondernemingsnummer : 0450.026.451. Rechter-commissaris : de heer Balette, Joseph. Curator : Mr. Verraes, Michiel, Ninoofsesteenweg 643, 1070 Brussel-7. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 30 september 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32905)
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (32906)
Tribunal de commerce de Liège
Par jugement du 27 août 2009, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de M. Thierry Marc Lamarche, de nationalité belge, né à Rocourt le 18 février 1969, domicilié à 4430 Ans, rue Sous le Bois 23, pour les activités suivantes : intermédiaire du commerce en produits divers, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0752.396.732. Curateurs : Mes Eric Biar et Isabelle Biemar, avocats à 4000 Liège, rue de Campine 157.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Juge-commissaire : M. André Bruyère. Ouverture de la faillite, sur citation, de : Pangaya Associates SPRL, chaussée de Wavre 614, 1040 Etterbeek. Numéro de faillite : 20091273. Date de faillite : 25 août 2009.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Objet social : bureau de conseil. Numéro d’entreprise : 0475.846.564.
Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 7 octobre 2009.
Juge-commissaire : M. Balette, Joseph. Curateur : Me 1070 Bruxelles-7.
Verraes,
Michel,
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite.
chaussée
de
Ninove
643,
Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (32907)
59897
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Par jugement du 27 août 2009, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de la SPRL Ateliers de la Gastronomie associates, ayant son siège social à 4357 Donceel, rue du Château 34, pour les activités suivantes : conseils pour les affaires et autres conseils en gestion, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0479.948.872. Curateur : Me Léon Leduc, avocat à 4000 Liège, place de Bronckart 1. Juge-commissaire : M. Alain Smets.
Curateur : Me Pascal Lambert, avocat à 4800 Verviers, rue des Minières 15. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe endéans les trente jours. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 14 octobre 2009, à 9 h 30 m, au palais de justice de Verviers. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) L. Boulanger. (32911)
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 7 octobre 2009. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (32908)
Par jugement du 27 août 2009, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de la SPRL Madelh, ayant son siège social à 4100 Seraing, rue du Croupet 353/6, pour l’exploitation jusqu’au 3 août 2009 d’un commerce de détail de chaussures, sous la dénomination « Shoe Discount », à 4040 Herstal, rue des Naiveux, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0474.702.855.
Par jugement du jeudi 13 août 2009, le tribunal de commerce de Verviers a déclaré la faillite de Malherbe, Benoît José Mario, né à Ougrée le 12 avril 1964, domicilié à 4910 Theux-la-Reid, rue Fagne Marron 803, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0751.148.006, pour des travaux de maçonnerie et de rejointoyage. Curateur : Me Jacques Piron, avocat à 4800 Verviers, rue des Déportés 82. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe endéans les trente jours. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 14 octobre 2009, à 9 h 30 m, au palais de justice de Verviers. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) L. Boulanger. (32912)
Curateur : Me Adrien Absil, avocat à 4000 Liège, avenue Emile Digneffe 6. Juge-commissaire : M. Christian de Maeseneire. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 7 octobre 2009. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (32909)
Tribunal de commerce de Namur
Par jugement prononcé le 18 août 2009 par le tribunal de commerce de Namur ont été déclarées closes, par faute d’actif, les opérations de la faillite de M. Herrent, Lionel Armand, informaticien, né à Nivelles le 20 septembre 1969, domicilié à 5021 Boninne, rue du Try 7, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0858.212.448. Cette faillite a été prononcée par jugement du tribunal de commerce de Namur en date du 22 mai 2008. Ledit jugement donne décharge à Me G. Bouvier, avocat au barreau de Namur, de son mandat de curateur et dit y avoir lieu de prononcer l’excusabilité. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) A.-P. Dehant. (32910)
Rechtbank van koophandel te Antwerpen
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 27 augustus 2009, is Metropolitan Communication Center CVOA, Italiëlei 55, 2000 Antwerpen-1, cafés en bars, ondernemingsnummer 0886.917.421, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Boeynaems, Steven, Amerikalei 1, 2000 Antwerpen-1. Datum der staking van betaling : 27 augustus 2009. Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 september 2009. Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 23 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, W. Peet. (Pro deo)
(32913)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 27 augustus 2009, is Aydin Trans BVBA, Sint-Bernardsesteenweg 292, 2020 Antwerpen-2, tussenpersoon in de handel, ondernemingsnummer 0871.292.602, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Saelen, Inne, Britselei 47-49, bus 1, 2000 Antwerpen-1. Datum der staking van betaling : 27 augustus 2009. Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 september 2009.
Tribunal de commerce de Verviers Faillites sur aveu Par jugement du jeudi 13 août 2009, le tribunal de commerce de Verviers a déclaré la faillite de Hamdini, Hassan, né à Oupeye le 29 octobre 1983, domicilié à 4800 Verviers, rue des Raines 10, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0862.899.429, pour l’activité de transport de fret et messagerie express exercée depuis son domicile.
Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 23 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, W. Peet. (Pro deo)
(32914)
59898
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 27 augustus 2009, is Kadmi BVBA, Belegstraat 48, bus 9, 2018 Antwerpen-12, tussenpersoon in de handel, ondernemingsnummer 0897.333.736, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Leysen, 2018 Antwerpen-1.
Louis,
Jan
Van
Rijswijcklaan
17,
Datum der staking van betaling : 27 augustus 2009. Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 september 2009.
Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 23 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, W. Peet. (Pro deo)
Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 23 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, W. Peet. (Pro deo) (32915)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 27 augustus 2009, is Schoonmaakbedrijf Gino BVBA, De Romboutweg 6, 2930 Brasschaat, industriële reiniging, ondernemingsnummer 0862.303.472, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Present, Myriam, Heilige Geesthoek 24, 2070 Burcht (Zwijndrecht).
(32918)
Rechtbank van koophandel te Dendermonde
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, van 26 augustus 2009, werd Cleyman, Annick, vennoot V.D. VOF Cleyman C°, Molenstraat 39, 9220 Hamme (Oost-Vlaanderen), in staat van faillissement verklaard. Rechter-commissaris : Marc Tackaert. Curator : Mr. Magda Jannis, Grote Markt 19, 9200 Dendermonde. Datum staking van betaling : 24 augustus 2009, onder voorbehoud van artikel 12, lid 2 F.W.
Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 september 2009.
Indienen van schuldvorderingen met bewijsstukken, uitsluitend op de griffie van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, binnen de dertig dagen vanaf datum faillissementsvonnis.
Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 23 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen.
Het eerste proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen zal neergelegd worden op vrijdag 9 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank.
Datum der staking van betaling : 27 augustus 2009.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, W. Peet. (Pro deo) (32916)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 27 augustus 2009, is E.T. Trans BVBA, Campinaweg 11, 2960 Brecht, goederenvervoer over de weg, ondernemingsnummer 0465.490.429, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. 2018 Antwerpen-1.
Saelen,
Agnes,
Mechelsesteenweg
210A,
Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstelling vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zes maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring (artikel 63 F.W.). Om te kunnen genieten van de bevrijding, moeten de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde, ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neerleggen, waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten en hun patrimonium is (artikel 72bis F.W. en artikel 10 wet 20 juli 2005). Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (32919)
Datum der staking van betaling : 27 augustus 2009. Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 september 2009. Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 23 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen zich hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, W. Peet. (Pro deo) (32917)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 27 augustus 2009, is Croket, Gerrit, geboren te Wilrijk op 30 mei 1961, wonende en handeldrijvende te 2060 Antwerpen, Everaertstraat 96, gespecialiseerde bouwwerkzaamheden, ondernemingsnummer 0507.419.767, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Patroons, Kristiaan, Mechelsesteenweg 12, bus 8, 2000 Antwerpen-1. Datum der staking van betaling : 27 augustus 2009. Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 25 september 2009.
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, van 26 augustus 2009, werd Cleyman & C° VOF, drankgelegenheid, Molenstraat 39, 9220 Hamme (Oost-Vlaanderen), in staat van faillissement verklaard. Ondernemingsnummer : 0474.373.550. Rechter-commissaris : Marc Tackaert. Curator : Mr. Magda Jannis, Grote Markt 19, 9200 Dendermonde. Datum staking van betaling : 24 augustus 2009, onder voorbehoud van artikel 12, lid 2 F.W. Indienen van schuldvorderingen met bewijsstukken, uitsluitend op de griffie van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, binnen de dertig dagen vanaf datum faillissementsvonnis. Het eerste proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen zal neergelegd worden op vrijdag 9 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank. Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstelling vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zes maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring (artikel 63 F.W.).
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Om te kunnen genieten van de bevrijding, moeten de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde, ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neerleggen, waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten en hun patrimonium is (artikel 72bis F.W. en artikel 10 wet 20 juli 2005). Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (32920)
59899
Rechtbank van koophandel te Gent
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 25 augustus 2009, op bekentenis, buitengewone zitting vakantiekamer, werd het faillissement vastgesteld inzake ’t Perron VOF, exploitatie van drankgelegenheid, met maatschappelijke zetel gevestigd te 9900 Eeklo, Koningin Astridplein 68, handeldrijvende onder de benaming « Swingcafé ’t Perron », ondernemingsnummer 0887.915.531. Rechter-commissaris : de heer Freddy Van Hoe.
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, van 26 augustus 2009, werd Landtsheer, Nicolas, vennoot VOF Cleyman C°, Molenstraat 39, 9220 Hamme (Oost-Vlaanderen), in staat van faillissement verklaard. Rechter-commissaris : Marc Tackaert. Curator : Mr. Magda Jannis, Grote Markt 19, 9200 Dendermonde. Datum staking van betaling : 24 augustus 2009, onder voorbehoud van artikel 12, lid 2 F.W.
Datum staking der betalingen : 12 augustus 2009. Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel, Opgeëistenlaan 401E, 9000 Gent, vóór 22 september 2009. Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 9 oktober 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (artikel 72bis en artikel 72ter F.W.).
Indienen van schuldvorderingen met bewijsstukken, uitsluitend op de griffie van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, binnen de dertig dagen vanaf datum faillissementsvonnis.
De curator : Mr. Sven Maselyne, advocaat, kantoorhoudende te 9000 Gent, Savaanstraat 72.
Het eerste proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen zal neergelegd worden op vrijdag 9 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank.
Voor eensluidend uittreksel : de griffier-hoofd van dienst, (get.) C. Van Kerckhove. (32923)
Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstelling vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zes maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring (artikel 63 F.W.). Om te kunnen genieten van de bevrijding, moeten de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde, ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neerleggen, waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten en hun patrimonium is (artikel 72bis F.W. en artikel 10 wet 20 juli 2005). Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (32921)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 25 augustus 2009, op bekentenis, buitengewone zitting vakantiekamer, werd het faillissement vastgesteld inzake Kaesen, Marnix Urbain, geboren te Gent op 12 januari 1966, handelaar, wonende te 9000 Gent, Jan Palfijnstraat 27, ondernemingsnummer 0587.910.466. Rechter-commissaris : de heer Marc François. Datum staking der betalingen : 24 augustus 2009. Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel, Opgeëistenlaan 401E, 9000 Gent, vóór 22 september 2009. Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 12 oktober 2009.
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, van 26 augustus 2009, werd Landtsheer, Lieve, vennoot VOF Cleyman C°, Molenstraat 39, 9220 Hamme (Oost-Vlaanderen), in staat van faillissement verklaard. Rechter-commissaris : Marc Tackaert. Curator : Mr. Magda Jannis, Grote Markt 19, 9200 Dendermonde. Datum staking van betaling : 24 augustus 2009, onder voorbehoud van artikel 12, lid 2 F.W. Indienen van schuldvorderingen met bewijsstukken, uitsluitend op de griffie van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, binnen de dertig dagen vanaf datum faillissementsvonnis. Het eerste proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvorderingen zal neergelegd worden op vrijdag 9 oktober 2009, ter griffie van de rechtbank. Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstelling vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zes maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring (artikel 63 F.W.). Om te kunnen genieten van de bevrijding, moeten de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde, ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neerleggen, waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten en hun patrimonium is (artikel 72bis F.W. en artikel 10 wet 20 juli 2005). Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (32922)
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (artikel 72bis en artikel 72ter F.W.). De curator : Mr. Sven Maselyne, advocaat, kantoorhoudende te 9000 Gent, Savaanstraat 72. Voor eensluidend uittreksel : de griffier-hoofd van dienst, (get.) C. Van Kerckhove. (32924)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 25 augustus 2009, op bekentenis, buitengewone zitting vakantiekamer, werd het faillissement vastgesteld inzake Grosswald, Eduard Georg, geboren te Schönwald op 29 oktober 1944, handelaar, wonende te 9000 Gent, Afrikalaan 176, ondernemingsnummer 0739.240.661. Rechter-commissaris : de heer Freddy Van Hoe. Datum staking der betalingen : 5 augustus 2009. Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel, Opgeëistenlaan 401E, 9000 Gent, vóór 22 september 2009. Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 9 oktober 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (artikel 72bis en artikel 72ter F.W.).
59900
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
De curator : Mr. Ronny Joseph, advocaat, kantoorhoudende te 9000 Gent, Onderbergen 57. Voor eensluidend uittreksel : de griffier-hoofd van dienst, (get.) C. Van Kerckhove. (32925)
Rechtbank van koophandel te Hasselt
De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bij vonnis van 26 augustus 2009, de faillietverklaring, op bekentenis, uitgesproken van Van Rosendaal, Hans, handelsbenaming : Reef, Kapelstraat 45A, te 3500 Hasselt.
Tijdstip ophouden van betaling : 26 augustus 2009. Indienen van de schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koophandel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 26 september 2009. Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald op 8 oktober 2009, om 14 uur. De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten van de bevrijding (overeenkomstig artikelen 72bis en 72ter F.W.). Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Achten. (32928)
Ondernemingsnummer 0869.050.318. Handelswerkzaamheid : detail herenkleding.
Rechtbank van koophandel te Mechelen
Dossiernummer : 6585. Rechter-commissaris : de heer Missoul. Curator : Mr. Lesire, Godfrey, De Gerlachestraat 11, te 3500Hasselt. Tijdstip ophouden van betaling : 26 augustus 2009. Indienen van de schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koophandel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 26 september 2009. Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald op 8 oktober 2009, om 14 uur. De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten van de bevrijding (overeenkomstig artikelen 72bis en 72ter F.W.). Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Achten. (32926)
De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bij vonnis van 26 augustus 2009, de faillietverklaring, op bekentenis, uitgesproken van Hoebrechs, Dries, Ziekerenweg 20, bus 103, te 3800 Sint-Truiden. Ondernemingsnummer 0641.591.652.
Bij vonnis, d.d. 26 augustus 2009, van de rechtbank van koophandel te Mechelen, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard : Mevr. Ruttiens, Pascale, geboren te Lier op 12 juli 1966, uitbating van café, wonende te 2500 Lier, Hofstraat 1 AB 3, en handeldrijvende te 2500 Lier, Grote Markt 55, onder de benaming De Klok Taverne, ondernemingsnummer 0885.170.728. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) voor de gefailleerde kunnen hiervan een verklaring ter griffie voorleggen. De datum van staking van betaling werd vastgesteld op 26 augustus 2009. Tot curator werd benoemd : Mr. Sablon, Yolanda, advocaat, kantoorhoudende te 2570 Duffel, Kasteelstraat 23. De schuldvorderingen dienen ingediend te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 78, uiterlijk op 23 september 2009. De curator dient het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neer te leggen ter griffie van deze rechtbank op 19 oktober 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (32929)
Handelswerkzaamheid : fruitteler. Dossiernummer : 6586. Rechter-commissaris : de heer Missoul. Curator : Mr. Lesire, Godfrey, De Gerlachestraat 11, te 3500Hasselt. Tijdstip ophouden van betaling : 26 augustus 2009. Indienen van de schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koophandel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 26 september 2009. Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald op 8 oktober 2009, om 14 uur. De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten van de bevrijding (overeenkomstig artikelen 72bis en 72ter F.W.). Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Achten. (32927)
De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bij vonnis van 26 augustus 2009, de faillietverklaring, op bekentenis, uitgesproken van IGW BVBA, Grote Markt 40, te 3800 Sint-Truiden.
Bij vonnis, d.d. 26 augustus 2009, van de rechtbank van koophandel te Mechelen, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard : de BVBA Bouwonderneming S.S.B., bouwonderneming, met maatschappelijke zetel te 2580 Putte, Leuvensebaan 232, ondernemingsnummer 0441.770.464. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) voor de gefailleerde kunnen hiervan een verklaring ter griffie voorleggen. De datum van staking van betaling werd vastgesteld op 26 augustus 2009. Tot curator werd benoemd : Mr. Sablon, Yolanda, advocaat, kantoorhoudende te 2570 Duffel, Kasteelstraat 23. De schuldvorderingen dienen ingediend te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 78, uiterlijk op 23 september 2009. De curator dient het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neer te leggen ter griffie van deze rechtbank op 19 oktober 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (32930)
Ondernemingsnummer 0894.580.421. Handelswerkzaamheid : horeca. Dossiernummer : 6584. Rechter-commissaris : de heer Missoul. Curator : Mr. Lesire, Godfrey, De Gerlachestraat 11, te 3500Hasselt.
Bij vonnis, d.d. 26 augustus 2009, van de rechtbank van koophandel te Mechelen, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard : de BVBA De Laet Electriciteit, elektriciteitswerken, met maatschappelijke zetel te 2870 Puurs, Coolhemveldstraat 36, handeldrijvende onder de benaming D.L.E., ondernemingsnummer 0458.573.735.
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) voor de gefailleerde kunnen hiervan een verklaring ter griffie voorleggen. De datum van staking van betaling werd vastgesteld op 26 augustus 2009. Tot curator werd benoemd : Mr. Sablon, Yolanda, advocaat, kantoorhoudende te 2570 Duffel, Kasteelstraat 23. De schuldvorderingen dienen ingediend te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 78, uiterlijk op 23 september 2009. De curator dient het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neer te leggen ter griffie van deze rechtbank op 19 oktober 2009. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (32931)
Rechtbank van koophandel te Turnhout
Bij vonnis van de vakantiekamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, d.d. 26 augustus 2009, werd Party-Lux BVBA, gevestigd Leistraat 33/1, 2460 Kasterlee, ondernemingsnummer 0474.603.281, activiteit : catering, failliet verklaard, op dagvaarding openbaar ministerie.
59901
Bij vonnis van de vakantiekamer faillissementen EA van de rechtbank van koophandel te Turnhout, d.d. 26 augustus 2009, werden : 1. CBS Zakenkantoor VOF, gevestigd Kameinestraat 8, 2440 Geel, ondernemingsnummer 0892.359.220, activiteit : zakenkantoor; 2. Cleerbout, Christophe, geboren te Mortsel op 2 december 1971, wonende te 8510 Kortrijk, Maagdestraat 1, vennoot van de VOF CBS Zakenkantoor; 3. Bleecke, Petrus, wonende te 2460 Lichtaart, Achterlee 88, vennoot van de VOF CBS Zakenkantoor; 4. Sol, Heidi, wonende te 2460 Lichtaart, Achterlee 88, vennoot van de VOF CBS Zakenkantoor, failliet verklaard, op aangifte (bekentenis) (artikel 11 FW). Rechter-commissaris : Nuyens, Marc. Curator : Mr. Van Even, Tom, advocaat te 2300 Turnhout, Guldensporenlei 88/1. Tijdstip van ophouding van betaling : 26 augustus 2009. Indiening schuldvorderingen : vóór 22 september 2009. Neerlegging eerste proces-verbaal nazicht schuldvorderingen : op 6 oktober 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals o.m. de personen die zich borg hebben gesteld), kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, (get.) L. Peeters. (32934)
Rechter-commissaris : Imans, Jef. Curator : Mr. Van Gompel, Rudi, advocaat te 2360 Oud-Turnhout, Dorp 8. Tijdstip van ophouding van betaling : 26 augustus 2009. Indiening schuldvorderingen : vóór 22 september 2009. Neerlegging eerste proces-verbaal nazicht schuldvorderingen : op 6 oktober 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals o.m. de personen die zich borg hebben gesteld), kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, (get.) L. Peeters.
Bij vonnis van de vakantiekamer faillissementen EA van de rechtbank van koophandel te Turnhout, d.d. 26 augustus 2009, werd On Stage BVBA, gevestigd Geneinde 90, 2260 Westerlo, ondernemingsnummer 0872.420.077, activiteit : artistieke prestatie, failliet verklaard, op aangifte (bekentenis) (artikel 11 FW). Rechter-commissaris : Nuyens, Marc. Curator : Mr. Van Even, Tom, advocaat te 2300 Turnhout, Guldensporenlei 88/1. Tijdstip van ophouding van betaling : 26 augustus 2009. Indiening schuldvorderingen : vóór 22 september 2009.
(32932)
Neerlegging eerste proces-verbaal nazicht schuldvorderingen : op 6 oktober 2009.
Bij vonnis van de vakantiekamer faillissementen EA van de rechtbank van koophandel te Turnhout, d.d. 26 augustus 2009, werden :
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals o.m. de personen die zich borg hebben gesteld), kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.).
1. Schoonmaakbedrijf Kine VOF, gevestigd Kameinestraat 8, 2440 Geel, ondernemingsnummer 0893.033.666, activiteit : schoonmaakbedrijf; 2. Cleerbout, Christophe, geboren te Mortsel op 2 december 1971, wonende te 8510 Kortrijk, Maagdestraat 1, vennoot van de VOF Schoonmaakbedrijf Kine; 3. Kine, Jurgen, wonende te Tilburg (Nederland) Wittemstraat 8, vennoot van de VOF Schoonmaakbedrijif Kine, failliet verklaard, op aangifte (bekentenis) (artikel 11 FW). Rechter-commissaris : Nuyens, Marc. Curator : Mr. Van Even, Tom, advocaat te 2300 Turnhout, Guldensporenlei 88/1. Tijdstip van ophouding van betaling : 26 augustus 2009. Indiening schuldvorderingen : vóór 22 september 2009. Neerlegging eerste proces-verbaal nazicht schuldvorderingen : op 6 oktober 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals o.m. de personen die zich borg hebben gesteld), kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.).
De griffier, (get.) L. Peeters. (32935)
Bij vonnis van de vakantiekamer faillissementen EA van de rechtbank van koophandel te Turnhout, d.d. 26 augustus 2009, werd Liema BVBA, gevestigd Bergstraat 5, 2430 Laakdal, ondernemingsnummer 0452.760.069, activiteit : bouwonderneming, failliet verklaard, op aangifte (bekentenis) (artikel 11 FW). Rechter-commissaris : Boiy, Jef. Curator : Mr. Vandecruys, Tom, advocaat te 2440 Geel, Rozendaal 78. Tijdstip van ophouding van betaling : 26 augustus 2009. Indiening schuldvorderingen : vóór 22 september 2009. Neerlegging eerste proces-verbaal nazicht schuldvorderingen : op 6 oktober 2009. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals o.m. de personen die zich borg hebben gesteld), kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, (get.) L. Peeters.
De griffier, (get.) L. Peeters. (32933)
(32936)
59902
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Faillite rapportée − Intrekking faillissement
Bij vonnis d.d. 20 mei 2009 van kamer 11 van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, werd het faillissement van BVBA Tout Dans Un, KBO 0883.580.819, ingetrokken. A. Regemortels, advocaat. (32937)
Régime matrimonial − Huwelijksvermogensstelsel
Aux termes d’un acte reçu par le notaire Jean-Jacques Coppée à Marchienne-au-Pont en date du 27 août 2009, il résulte que les époux Libert, Philippe Ghislain, né à Charleroi le 20 novembre 1969 - Truong, Thi Thu Hong (dite Christine), née à Binh-Hung (Vietnam) le 23 avril 1973, domiciliés à Florennes (section de Flavion), rue de la Corne 35, ont modifié leur régime matrimonial pour passer du régime de la communauté légale à celui de la séparation des biens pure et simple. Fait le 27 août 2009. Pour extrait conforme : (signé) Jean-Jacques Coppée, notaire. (32938)
Suivant acte reçu par le notaire François Gilson, de résidence à Paliseul, en date du 26 août 2009, les époux Geoffroy-Victor Barthelemy, né à Namur le 9 novembre 1973 et Aurélie Magerotte, née à LibramontChevigny le 10 novembre 1983, domiciliés et demeurant ensemble à Ochamps (Libin), Rhenauterme 55, bte 3, et mariés à Libin le 20 octobre 2007 sous le régime de séparation de la communauté légale à défaut de contrat de mariage, ont apporté des modifications à leur régime matrimonial, par apport, par M. Geoffroy Barthelemy au patrimoine commun, d’immeubles lui appartenant en propres. (Signé) F. Gilson, notaire. (32939)
Aux termes d’un acte reçu par Me Pierre Germay, notaire de résidence à Liège, en date du 26 août 2009, M. Goyen, René Emile Victor, de nationalité belge, né à Juprelle le 25 février 1942, artiste peintre sculpteur, (NN : 420225 247-93) et son épouse, Mme Venneman, Ingrid Marthe Théodorine Marie, de nationalité belge, née à Liège le 14 mars 1957, médecin, (NN : 570314 302-11), tous deux domiciliés à 4000 Liège, rue Dartois 30/21, ont apporté une modification à leur régime matrimonial par l’attribution, en cas de dissolution de la communauté par le décès de l’un des époux, de la totalité en pleine propriété de la communauté universelle, au conjoint survivant. Pour les époux Goyen-Venneman, (signé) Me Pierre Germay, notaire à Liège. (32940)
Aux termes d’un acte reçu par le notaire Dominique Rombeau, de résidence à Jumet en date du 10 juillet 2009, M. Dofny, Philippe Léon Ghislain, né à Charleroi le 11 novembre 1965, et son épouse Mme Tsoukalidis, Irène, née à Montignies-sur-Sambre le 27 février 1967, domiciliés à 1160 Auderghem, chaussée de Wavre 1394, époux mariés sous le régime de la séparation de bien avec adjonction d’une société d’acquêts, aux termes de leur contrat de mariage reçu par le notaire Bernard Michaux, de résidence à Etterbeek, en date du 28 octobre 1988, ont modifié leur régime matrimonial; cette modification n’entrainant pas de changement de régime mais changement dans la composition de la société d’acquêts, à savoir l’apport d’un bien propre de l’époux à ladite société d’acquêts, étant une maison d’habitation avec dépendances, garage, sur et avec terrain, l’ensemble sis rue Saint-Ghislain 43, à Jumet, ainsi qu’une ouverture de crédit hypothécaire contractée auprès de la SA Record Bank aux termes d’un acte reçu le 10 juillet 2009 par le notaire soussigné pour un montant en principal de 140.000,00 S. Pour extrait conforme, délivré par nous Me Dominique Rombeau. Pour les époux Dofny-Tsoukalidis, (signé) Dominique Rombeau, notaire. (32942)
M. Huge, Jean claude Marie Ghislain, né à Antoing le 14 mai 1943, et son épouse Mme Ferrin, Christiane Léa Noëlle, née à Tournai le 20 décembre 1940, domiciliés ensemble à Antoing, rue Saint-Pierre 25, ont modifié leur contrat de mariage par acte reçu par le notaire Christian Quiévy, à Antoing, le 14 juillet 2009, en faisant apport au patrimoine commun de biens propres. Pour les époux, (signé) Christian Quiévy, notaire. (32943)
Bij akte, verleden voor het ambt van notaris Hilde Fermon, met standplaats te Opwijk, op 20 augustus 2009, hebben de heer Degreef, Bart, geboren te Halle op 25 april 1982, en zijn echtgenote, Mevr. Moerenhout, Tania Priscilla, geboren te Vilvoorde op 10 mei 1982, wonende te Liedekerke, Oude Bombardonstraat 29, een wijziging doorgevoerd aan hun huwelijksvermogensstelsel, inhoudende de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen door de heer De Greef van een perceel grond te Halle, Hallerbosstraat, sectie L, nr. 70/L, groot 15 a 67 ca 30 dma. Namens de echtgenoten Degreef-Moerenhout, (get.) H. Ferman, notaris. (32944)
Bij akte, verleden voor Mr. Luc Tuerlinckx, geassocieerd notaris te Bilzen, op 12 augustus 2009, geregistreerd drie bladen, geen verzendingen, te Bilzen, op 17 augustus 2009, boek 5/661, blad 69, vak 3, ontvangen de som van duizend tweehonderd vijftig euro (S 1.250,00), de ontvanger, (get.) de eerstaanwezend inspecteur ad interim I. Nulens, hebben de echtgenoten, de heer Vranken, Jan, geboren te Maaseik op 30 november 1976, en zijn echtgenote, Mevr. Albrechts, Sandra, geboren te Genk op 17 maart 1978, samenwonende te 3740 Bilzen, Kapelstraat 32, een wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel bedongen. (Get.) Luc Tuerlinckx, geassocieerd notaris. (32945)
Par acte reçu le 7 août 2009 par Me Guy Nasseaux, notaire associé à 1410 Waterloo, chaussée de Bruxelles 109, bte 201, M. Braun, Patrick Antoine, né à Uccle le 6 juillet 1961, et son épouse, Mme Decelle, Françoise Christiane Camille, née à Uccle le 22 janvier 1963, domiciliés ensemble à Rhode-Saint-Genèse, avenue des Genêts 29, ont modifié leur régime matrimonial de séparation de biens pure et simple adopté par contrat de mariage reçu le 16 novembre 1987 par Me Albert Brohée, notaire à Bruxelles, pour y adjoindre une société d’acquêts limitée et une clause de partage inégal de celle-ci. (Signé) Guy Nasseaux, notaire associé.
Uit een akte, verleden voor notaris Bart Drieskens, te Houthalen, op 24 augustus 2009, blijkt dat de heer Vandeput, Albert Leon Joseph, geboren te Zonhoven op 20 juni 1953, en zijn echtgenote, Mevr. Vanhoyland, Jacqueline Maria Victorine, geboren te Zonhoven op 4 november 1952, wonende te 3520 Zonhoven, Platwijersweg 37, hun huwelijksvermogensstelsel hebben gewijzigd. Voor de verzoekers, (get.) B. Drieskens, notaris.
(32941)
(32946)
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD Er blijkt uit een akte van Mr. Anne Pede, notaris te Merelbeke, met standplaats Bottelare, op 27 augustus 2009, dat de heer Van der Heyden, Steven Albert Jean, geboren te Gent op 17 juli 1984, en zijn echtgenote, Mevr. Van Den Meersschaut, Liesje Tinneke, geboren te Gent op 24 september 1985, samenwonende te 9890 Gavere, Ten Edestraat 37, gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Gavere op 21 juni 2008, onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan een huwelijkscontract. Dat zij een minnelijke wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel hebben laten opmaken, in toepassing van artikel 1394 van het Burgerlijk Wetboek door een akte, houdende wijziging van huwelijksvermogensstelsel, waarbij zij een uitbreiding van hun gemeenschappelijk vermogen doen door inbreng van een onroerend goed behorende tot het eigen vermogen van Mevr. Van Den Meersschaut. (32947)
Uit akte, d.d. 27 augustus 2009, voor notaris Vandewiele, te Brugge, blijkt dat Jurgen Cools - Els Ureel, te Brugge, eigen goederen inbrachten in de huwgemeenschap.
59903
Ingevolge akte verleden voor geassocieerd notaris Kristel Deflander, te Oud-Turnhout, op 3 augustus 2009, dragende volgende melding van registratie : « Geboekt drie bladen, één verzending, te Turnhout, reg. de 13 augustus 2009, boek 659, folio 78, vak 12, ontvangen : vijfentwintig euro. R. : S 25. Voor de ontvanger, (get. A. Peeters), hebben de echtgenoten, de heer Wens, Jozef Anna Maria, geboren te Oud-Turnhout op 20 augustus 1955, en zijn echtgenote, Mevr. Berrens, Gerda Isabella Jozef, geboren te Turnhout op 24 september 1959, samenwonende te Oud-Turnhout, Steenweg op Mol 179, oorspronkelijk gehuwd onder het wettelijk stelsel ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris Michel Eyskens, te Oud-Turnhout, op 19 maart 1979, hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd zonder het stelsel te wijzigen en waarbij een keuzebeding werd toegevoegd en waarbij tevens heer Wens, Jozef, een onroerend goed gelegen te Oud-Turnhout, in de huwelijksgemeenschap heeft gebracht. Oud-Turnhout, 27 augustus 2009. (Get.) Kristel Deflander, notaris. (32953)
(Get.) A. Vandewiele, notaris. (32948)
Bij akte, verleden voor notaris Chr. Uytterhaegen, te Wetteren, op 26 augustus 2009, hebben de echtgenoten, De Mets, Tom Désiré Jan Gustaaf - Van Orshoven, Hilde Paula Maria, wonende te 9300 Aalst, August Marcelstraat 16, hun huwelijksvoorwaarden gewijzigd, evenwel zonder wijziging van het stelsel, waarbij onder meer door de heer De Mets, Tom, een hem eigen zijnd onroerend goed in de huwgemeenschap werd gebracht. (Get.) Chr. Uytterhaegen, notaris te Wetteren. (32949)
Bij akte verleden voor ondergetekende notaris Philip Coppens, te Boechout, op 18 augustus 2009, hebben de heer Mark Karel Gerda Jozef Delrue, geboren te Antwerpen op 8 juli 1970, wonende te 2620 Hemiksem, Bredestraat 73, en zijn echtgenote, Mevr. Ingeborg Georgette Roger Van de Kelft, geboren te Lier op 3 april 1969, wonende te 2530 Boechout, Zilverenhoek 31, hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd. De echtgenoten Delrue-Van de Kelft hebben bij hoger vermelde akte hun huwelijksstelsel gewijzigd door over te gaan naar een stelsel van zuivere scheiding van goederen met wijziging van de samenstelling van de vermogens. (Get.) Philip Coppens, notaris, te Boechout. (32954)
Bij akte verleden voor notaris Lucie Vandermeersch, te Oudenaarde, op 19 augustus 2009, hebben de heer Van Thuyne, Wim Robert Maurits, geboren te Gent op 3 september 1979, en zijn echtgenote, Mevr. De Buysser, Klaartje Maria Kris, geboren te Brugge (eerste district), op 4 maart 1973, samenwonende te 9700 Oudenaarde, Wallestraat 131, gehuwd onder het wettelijk stelsel bij gebreke aan huwelijkscontract, hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd, met behoud van het wettelijk stelsel, inlassing keuzebeding en inbreng onroerend goed. Namens de verzoekers : (get.) Lucie Vandermeersch, notaris. (32950)
Bij akte verleden door notaris Eric De Bie, te Antwerpen (Ekeren), op 25 augustus 2009, hebben de heer Antoine Tysmans en Mevr. Simonne Schouvorst, samenwonende te 2180 Antwerpen (Ekeren), Oorderseweg 138, gehuwd onder het wettelijke stelsel, bij gebrek aan een huwelijkscontract, volgende wijziging aangebracht aan hun huwelijksvermogensstelsel : inbreng van een onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen.
Bij akte verleden voor notaris Jan Homans, te Peer, op 27 augustus 2009, hebben de heer Lucas Henri Joseph Louis, geboren te Heusden-Zolder op 7 mei 1941, en zijn echtgenote, Mevr. Moons, Anie Victorine Hortense Maria, geboren te Houthalen op 26 april 1942, wonend te 3530 Houthalen-Helchteren, Steenakkerstraat 9, een wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel aangebracht. Deze wijziging voorziet in de inbreng door Mevr. Moons, Anie, van eigen onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen en de toevoeging van een meerkeuze-verblijvingsbeding. (Get.) J. Homans, geassocieerd notaris. (32955)
Succession vacante − Onbeheerde nalatenschap
(Get.) E. De Bie, notaris. (32951)
Bij akte verleden voor notaris Sabine Van Buggenhout, te Wolvertem (Meise), op 13 augustus 2008, hebben de echtgenoten : de heer Haes, Jan Julien Roger, geboren te Gent op 19 juli 1968, en zijn echtgenote, Mevr. De Boever, Nancy, geboren te Deinze op 12 mei 1970, wonende te 1785 Merchtem, Nieuwelaan 157; hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd, houdende de overgang naar het wettelijk stelsel en de inbreng van het aan de man persoonlijk toebehorende onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen.
Par ordonnance du 18 août 2009, le tribunal de première instance de Liège a procédé à la désignation d’un administrateur provisoire à la succession vacante de Mme Stella Savino, née à Ariano Irpino (Italie), le 3 mars 1943, en son vivant domiciliée à 4420 Saint-Nicolas, rue Ciseleux 11/31, et décédée à Saint-Nicolas le 24 juin 2009. Me Claude Sonnet, avocate à 4000 Liège, place Verte 13, a été désignée à cette fonction. Les créanciers et héritiers éventuels sont priés de se mettre en rapport avec le curateur dans les trois mois de la présente publication. (Signé) Claude Sonnet, avocat.
(Get.) Sabine Van Buggenhout, notaris. (32952)
(32956)
59904
MONITEUR BELGE — 02.09.2009 — BELGISCH STAATSBLAD
Par ordonnance du 13 août 2009, le tribunal de première instance de Liège a déclaré la succession vacante de M. Alfred Joseph Ghislain Leruth, né à Braives le 19 août 1938, en son vivant domicilié à 4020 Liège, place Jehan-le-Bel 3/0081, décédé à Braives le 24 mars 2005.
Les créanciers et héritiers éventuels sont priés de se mettre en rapport avec le curateur dans les trois mois de la présente publication.
Me Claude Sonnet, avocate à 4000 Liège, place Verte 13, a été désignée en qualité de curateur à ladite succession.
(32957)
(Signé) Claude Sonnet, avocat.
ANNEXE au Moniteur belge du 2 septembre 2009 − BIJLAGE tot het Belgisch Staatsblad van 2 september 2009
Fonds voor Bestaanszekerheid voor de Pannenbakkerijen, vereniging zonder winstoogmerk Maatschappelijke zetel : Hof ter Bede 66, te 8500 Kortrijk Leden raad van bestuur : toestand op 1 juli 2009 Werknemersvertegenwoordigers : ABVV : Gianni De Vlaminck, Dries 7, 8510 Bellegem, geboren te Izegem op 12 juni 1971. Rik Desmet, Waterhoekweg 15, 8820 Torhout, geboren te Torhout op 13 mei 1956. ACV : Ivan Himpe, Platanendreef 33, 8790 Waregem, geboren te Kortrijk op 3 juli 1953. Justin Daerden, Wespelaarsesteenweg 32, 3190 Boortmeerbeek, geboren te Membruggen op 13 maart 1958. ACLVB : Peter Börner, Meerstraat 2, 1785 Merchtem, geboren te Leuven op 18 juni 1967. Werkgevers : Wienerberger : Karel Wuyts, Lierselei 118, 2390 Malle-Oost, geboren op 15 september 1946. Gerd Franssens, R. Steppestraat 46, 2890 Sint-Amands, geboren op 2 augustus 1964. Johan Van Der Biest, Dalenstraat 46b, 3020 Herent, geboren op 15 juni 1963. Michaël Maertens, Winkelstraat 4, 8550 Zwevegem, geboren op 14 december 1963. Karaton : Jan Masselin, Kanunnik Duboisstraat 51, 8800 Roeselare, geboren op 2 mei 1964. (80515)
Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel. Conseiller/Adviseur : A. VAN DAMME