Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Achtkarspelen 2015 1
2
3
4
Algemeen __________________________________________________________________ 2 1.1
Definities en begrippen ___________________________________________________ 2
1.2
Algemene inleiding _______________________________________________________ 2
Procedure: melding, onderzoek en aanvraag _____________________________________ 3 2.1
Scheiding melding en aanvraag ____________________________________________ 3
2.2
Melding ________________________________________________________________ 3
2.3
Cliëntondersteuning ______________________________________________________ 3
2.4
Persoonlijk plan _________________________________________________________ 3
2.5
Informatie en identificatie _________________________________________________ 4
2.6
Onderzoek ______________________________________________________________ 4
2.7
Advisering ______________________________________________________________ 5
2.8
Aanvraag _______________________________________________________________ 5
Maatwerkvoorziening _________________________________________________________ 6 3.1
Criteria maatwerkvoorziening Zelfstandig Leven en Maatschappelijke Deelname ___ 8
3.2
Criteria maatwerkvoorziening Woonvoorzieningen ___________________________ 12
3.3
Criteria maatwerkvoorziening Verplaatsen in en om de woning _________________ 14
3.4
Criteria maatwerkvoorziening Vervoer
13
3.5
Criteria maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang
16
Verstrekkingsvormen en bijdrage in de kosten ___________________________________ 17 4.1
Maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget _________________________ 17
4.2
Maatwerkvoorziening in natura ____________________________________________ 18
5
Controle ___________________________________________________________________ 18
6
Slotbepalingen _____________________________________________________________ 19 6.1
Inwerkingtreding en overgangsrecht _______________________________________ 19
6.2
Citeertitel ______________________________________________________________ 19
1
1
Algemeen
1.1 Definities en begrippen Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit, de Algemene wet bestuursrecht, de verordening en het besluit. 1.2 Algemene inleiding Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen: die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Voor mensen met psychische of psychosociale problemen of voor mensen die, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de thuissituatie hebben verlaten, voorzien gemeenten in de behoefte aan beschermd wonen en opvang. Wanneer iemand naar het oordeel van het college niet in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en onvoldoende is geholpen met de inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, beslist het college tot het verstrekken van een (individuele) maatwerkvoorziening. Een maatwerkvoorziening kan bestaan uit diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die kunnen bijdragen aan het verbeteren of het in stand houden van zelfredzaamheid, participatie of het bieden van beschermd wonen of opvang aan een cliënt. Het ondersteunen van een cliënt met huishoudelijke hulp kan bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening. Ook datgene dat nodig is om de mantelzorger van de cliënt te ondersteunen bij het verlenen van mantelzorg of om deze (tijdelijk) te ontlasten in een situatie van (dreigende) overbelasting, kan onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening. Dit komt ook terug in de wijze waarop de gemeente de voorziening inkoopt. Niet het aantal uren is leidend, maar het te bereiken resultaat. Via het regisseursmodel kan de cliënt samen met de cliëntondersteuner een zo optimaal mogelijk voorzieningenarrangement samenstellen om het gewenste resultaat te behalen. Voor het beoordelen van de mate van participatie moet beoordeeld worden in hoeverre iemand kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Voor het vaststellen van de mate van zelfredzaamheid is het van belang te beoordelen in hoeverre iemand in staat is tot: het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen; en/of het voeren van een gestructureerd huishouden. Noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen Deze ondersteuning is gericht op behoud of verbeteren van zelfredzaamheid voor cliënten die, al naar gelang de zwaarte van hun beperking, hulp nodig hebben bij diverse activiteiten in hun dagelijkse leven. Het gaat meestal om de ondersteuning en begeleiding bij het laten uitvoeren van deze ‘algemene dagelijkse levensverrichting’ door de cliënt zelf. De noodzaak voor deze vorm van ondersteuning bij het maatschappelijk functioneren doet zich vaak voor bij cliënten met een zintuiglijke of verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek; de verzorging wordt als het ware gegeven in het verlengde van overige benodigde begeleiding. Gestructureerd huishouden Ondersteuning met het oog op het voeren van een gestructureerd huishouden omvat bijvoorbeeld hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken of hulp bij het omgaan met geld. Juridische status beleidsregels Naast de door de gemeenteraad vastgestelde verordening heeft het college het besluit vastgesteld en deze beleidsregels opgesteld die de richtlijnen aangeven waarlangs aanspraken concreet worden ingevuld. Deze beleidsregels zijn derhalve een verlengstuk van de verordening en het besluit en bedoeld om willekeur in de meldingen en aanvragen te voorkomen.
2
2
Procedure: melding, onderzoek en aanvraag
2.1 Scheiding melding en aanvraag In de wet heeft de scheiding van melding en aanvraag een wettelijke basis gekregen (artikel 2.3.2). Na de melding van een cliënt voert het college binnen 6 weken (indien noodzakelijk korter) een onderzoek uit. Pas na afloop van dat onderzoek kan de cliënt een aanvraag indienen - tenzij het onderzoek niet binnen 6 weken is afgerond en cliënt niet langer kan wachten. 2.2 Melding De melding is het startpunt van het onderzoek naar de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Die melding is zoals artikel 2 van de verordening bepaalt vormvrij en kan door de cliënt zelf maar ook door een ander namens cliënt worden gedaan. Het college moet, zo bepaalt artikel 2.3.2 lid 1 de ontvangst van de melding bevestigen. Uit de memorie van toelichting (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, paragraaf 3.4) blijkt dat het college bovendien het tijdstip van de melding moet registreren. De gemeente zal de ontvangst van de melding aan de cliënt bevestigen en het tijdstip van de melding registreren. 2.3 Cliëntondersteuning Op grond van artikel 2.3.2 lid 3 van de wet moet het college vóór het onderzoek de cliënt en zijn mantelzorger wijzen op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Zie ook artikel 3 van de verordening. In de memorie van toelichting bij artikel 2.2.4 van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) is vermeld dat gemeenten hiermee de opdracht hebben in ieder geval een algemene voorziening voor cliëntondersteuning te realiseren, waar burgers informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan kunnen krijgen. Ook uitgebreide vraagverheldering alsmede kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken daarvan deel uit. Het gaat om ondersteuning van de verminderd zelfredzame cliënt met informatie en advies om de cliënt zo nodig in staat te stellen tot het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning (preventieve zorg, zorg, jeugd, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen). Cliëntondersteuning op zichzelf kan al een belangrijke bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van mensen. Het kan voorkomen dat de inzet van een cliëntondersteuner door de gemeente (in de vorm van kortdurende ondersteuning) al toereikend blijkt te zijn om iemand regie te laten verkrijgen over zijn eigen situatie, waarmee maatwerkvoorzieningen niet meer nodig zijn (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, paragraaf 3.4). De cliëntondersteuning wordt in Achtkarspelen belegd in de dorpenteams. 2.4 Persoonlijk plan Op grond van artikel 2.3.2 lid 2 van de wet moet het college de cliënt op de hoogte stellen van de mogelijkheid om een persoonlijk plan in te dienen en hem gedurende zeven dagen na de melding, de gelegenheid geven het plan te overhandigen (artikel 4 van de verordening). De cliënt dient het plan te overhandigen voordat het onderzoek van start gaat. In dat persoonlijk plan moet hij aangeven welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen. en de volgende omstandigheden omschrijven: a. zijn behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren; b. zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang; c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang; d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van zijn mantelzorger; e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
3
f.
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang. g. welke bijdragen in de kosten hij verschuldigd zal zijn. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek (artikel 2.3.2 lid 5 van de wet en artikel 4 lid 2 van de verordening). 2.5 Informatie en identificatie De gemeente beoordeelt of alle informatie die nodig is voor een onderzoek, beschikbaar is; uiteraard heeft de cliënt een actieve rol en kan deze eventueel aanvullende informatie aandragen die ook van belang is voor een goede beoordeling van de beperkingen, mogelijkheden en eventueel noodzakelijke ondersteuning. De gemeente zal de cliënt informeren over de persoonsgegevens die zij voor het onderzoek nodig heeft en hem zo nodig toestemming vragen om relevante informatie waarover zij uit anderen hoofde beschikt, te mogen gebruiken of deze van derden te mogen betrekken. Zo kan het bijvoorbeeld nodig zijn om het advies in te winnen van een deskundige die vertrouwd is met de problematiek van de cliënt met een psychiatrische geschiedenis of een specifieke beperking die nadere toelichting vraagt. Indien dat aan de orde is, zal de gemeente een dergelijk advies moeten afwachten; dat is immers noodzakelijk in het kader van een zorgvuldig onderzoek en voor het totale beeld dat de gemeente zich moet vormen van de cliënt en diens ondersteuningsvraag. Op grond van artikel 2.3.2 lid 7 van de wet moet de cliënt of zijn vertegenwoordiger het college alle gegevens en bescheiden verschaffen die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Op grond van artikel 2.3.4 lid 1 van de wet moet het college bij het onderzoek de identiteit van de cliënt vaststellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (o.a. een geldig paspoort, Nederlandse identiteitskaart of rijbewijs). Deze verplichtingen zijn ook neergelegd in artikel 5 van de verordening. 2.6 Onderzoek Op grond van artikel 2.3.2 lid 1 van de wet voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit. Uit de artikelsgewijze toelichting volgt dat de vorm van het onderzoek vrij is. Voor een zorgvuldig onderzoek zal veelal sprake zijn van enige vorm van persoonlijk contact met betrokkene of een vertegenwoordiger van betrokkene, aangezien daardoor een adequaat totaalbeeld van de betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden. Artikel 6 lid 1 van de verordening bepaalt dan ook dat een gesprek onderdeel uitmaakt van het onderzoek. Als het een melding betreft van een bij de gemeente 'bekend' persoon die eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek kan het gesprek ook telefonisch plaatsvinden. De onderwerpen die in het onderzoek aan de orde moeten komen zijn: a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliёnt; b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang; c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang; d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt; e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang; f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo
4
goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang; g. welke bijdragen in de kosten de cliënt verschuldigd zal zijn. Bij het onderzoek wordt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze. Uit de memorie van toelichting (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, paragraaf 3.4 en de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.2.3 lid 1) volgt dat het regelmatig zal voorkomen dat niet alle aspecten die onderdeel van een onderzoek moeten zijn, ook in een concrete casus aan de orde hoeven te komen, omdat bijvoorbeeld blijkt dat aan de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning kan worden voldaan door het geven van informatie, een eenvoudige verwijzing of omdat bijvoorbeeld blijkt dat een combinatie van eigen kracht en gebruikelijke hulp van een huisgenoot volstaat. Dat is echter alleen zo wanneer de cliënt hiermee instemt en laat blijken dat hij geen maatwerkvoorziening wenst aan te vragen. Als de cliënt tijdens het onderzoek te kennen geeft dat hij met aangereikte mogelijkheden uit de voeten kan of geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening zal doen, kan het onderzoek als afgerond worden beschouwd. Het college verstrekt de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Als de cliënt aangeeft geen prijs te stellen op het ontvangen van de weergave van het onderzoeksresultaat en/of het verslag kan verzending daarvan achterwege blijven. In het kader van de zorgvuldigheid dient het college hier niet te snel vanuit te gaan. De consulent maakt hiervan een aantekening in het rapport. 2.7 Advisering De gemeente beoordeelt of alle informatie die nodig is voor een onderzoek, beschikbaar is. Artikel 7 lid 1 van de verordening bepaalt dat het college bevoegd is de degene die een aanvraag heeft ingediend, de belanghebbende alsmede diens huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen en te bevragen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en te laten onderzoeken en/of bevragen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen. Dit alles met de beperking dat dit in het belang moet zijn van de beoordeling van de aanspraak op een voorziening. In de wet is niet geregeld dat er een adviseur benoemd moet worden. Advies zal in het kader van de uitvoering van de wet echter onontbeerlijk zijn. De gemeente dient één of meer adviseurs aan te wijzen om in het kader van de wet advies uit te brengen. In de verordening wordt niet opgenomen wie de adviseur is. Men kan immers meer adviseurs in verschillende, zelfs wisselende situaties hebben, wat een eenduidige vermelding onmogelijk maakt. 2.8 Aanvraag Een aanvraag kan pas worden ingediend na het onderzoek of na het verstrijken van de zes wekentermijn (artikel 2.3.2 lid 9 van de wet). Artikel 2.3.5 lid 1 van de wet maakt duidelijk dat de aanvraag ziet op een maatwerkvoorziening. Andere oplossingen die tot tevredenheid kunnen bijdragen aan zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie kunnen zonder aanvraag en dus zonder beschikking worden ingezet. Na de ontvangst van de aanvraag heeft het college twee weken om de beschikking te geven (artikel 2.3.5 lid 2 van de wet). Een schriftelijke aanvraag is niet nodig als: De voorziening gewijzigd moet worden zonder dat daarvoor nieuwe aspecten aan de voorziening worden toegevoegd. Denk daarbij aan het verstellen van een rolstoel of vertraging van een scootmobiel. Op de voorziening een nieuw onderdeel nodig is dat geen onderdeel uitmaakt van de hoofdvoorziening. Denk daarbij aan een anti-decubitus kussen voor een rolstoel of een stokhouder. Voor deze zaken geldt geen eigen bijdrage. Er hoeft geen besluit te worden gezonden aan betrokkene. Betrokkene kan zich voor deze zaken rechtsreeks wenden tot de gecontracteerde leverancier. Een ambtshalve aanvraag kan worden ingenomen als: Het gaat om kortdurende inzet van Zelfstandig Leven 6 ( hulp bij het huishouden) 5
In het geval er een melding rechtstreeks komt met het verzoek tot kortdurende inzet van huishoudelijke hulp, hoeft er geen melding- of aanvraagformulier te worden ondertekend door de cliënt. De Wmo-consulent neemt naar aanleiding van de melding telefonisch contact op met belanghebbende om de noodzaak en omvang van de compensatie vast te stellen. Wanneer de inzet van de huishoudelijke hulp naar verwachting korter duurt dan 12 weken is een gesprek bij de belanghebbende thuis of nader onderzoek door een externe adviseur niet nodig. Blijkt gedurende deze termijn de periode te moeten worden verlengd, dan dient de cliënt een aanvraag in voor deze verlenging en vindt alsnog nader onderzoek plaats. Dit onderzoek kan bestaan uit bijvoorbeeld een gesprek thuis en/of onderzoek door een externe adviseur. Het gaat om Huishoudelijk Hulp bij woonvorm De Hofjes in Surhuisterveen Hierbij gaat het om standaardafspraken die zijn gemaakt over de inzet aan de hand van protocollen. Het gaat om de inzet van Hulp bij het Huishouden in een Hospice Bij opname in een hospice gelden afwijkende, provinciale afspraken. De noodzaak staat vast en standaard wordt 5 uur huishoudelijke hulp 2 ingezet. Aanmelding door de aanbieder die in het betreffende hospice verantwoordelijk is voor de ondersteuning, is afdoende voor een toekenning van de voorziening. Er wordt wel een besluit aan belanghebbende gezonden en de eigen bijdrage is van toepassing.
3
Maatwerkvoorziening
Inleiding Uit de memorie van toelichting (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, p.26) volgt dat de gemeente op grond van de Wmo verantwoordelijk is voor de ondersteuning van mensen die niet in staat zijn zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren en de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren. Ondersteuning met het oog op het voeren van een gestructureerd huishouden omvat bijvoorbeeld hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken of hulp bij het omgaan met geld. Uit de memorie van toelichting (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, p.26) volgt dat de gemeente op grond van de Wmo verantwoordelijk is voor de ondersteuning van mensen die niet in staat zijn de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren. Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten, met inbegrip van persoonlijke verzorging. Het begrip wordt gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is. Iemand die als gevolg van lichamelijke en geestelijke beperkingen ADL-verrichtingen niet zelf kan doen, zal hulp nodig hebben en, indien hij zoveel hulp nodig heeft dat het niet verantwoord is dat hij zonder enige vorm van (vrijwel) continu toezicht en hulp leeft, misschien zelfs niet langer thuis kan blijven wonen. Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende algemene dagelijkse levensverrichtingen van belang: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact. Het gaat dan om ondersteuning en begeleiding bij het laten uitvoeren van deze ‘algemene dagelijkse levensverrichtingen’ door de cliënt zelf. Het onderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen van de cliënten vindt plaats in de dorpteams, hierin wordt gewerkt volgens het regisseursmodel.
Het regisseursmodel In dit model stelt de cliënt samen met een cliëntondersteuner een persoonlijk ondersteuningsplan op. Vertrekpunt voor het opstellen van dit plan is de persoonlijke situatie en leefomgeving van de cliënt. Welke problemen ervaart de cliënt en welke kansen zijn er om deze op te lossen? Hierbij staat de vraag wat nodig is om de problemen op het gebied van zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie te compenseren centraal. Oplossingen worden eerst gezocht in (het versterken van) de
6
eigen kracht en/of het sociaal netwerk. Vervolgens wordt nagegaan wat aan algemene of collectieve voorzieningen mogelijk is. Als het nodig is worden uiteraard maatwerkvoorzieningen verstrekt.
Figuur: de structuur van het regisseursmodel. De cliënt bovenaan is regisseur van zijn eigen leven; de cliëntondersteuner uit het dorpenteam helpt de cliënt met het opstellen van een ondersteuningsplan waarin een beroep wordt gedaan, waar mogelijk, op algemene voorzieningen en welzijn en, waar nodig, op maatwerkvoorzieningen. Nadat het ondersteuningsplan is goedgekeurd en opgestart blijft de cliëntondersteuner betrokken bij de cliënt om de kwaliteit van de uitvoering van het ondersteuningsplan te bewaken, de tevredenheid van alle betrokkenen periodiek te evalueren en het ondersteuningsplan bij te stellen waar dit nodig is.
Het ondersteuningsplan Een ondersteuningsplan beschrijft het resultaat dat een cliënt wil bereiken en de ondersteuning die ingezet wordt om dat mogelijk te maken. De cliënt en zijn cliëntondersteuner zijn vrij om die ondersteuning in te richten door de eigen kracht van de cliënt te benutten, gebruik te maken van informele zorg en door algemene voorzieningen of een maatwerkvoorziening in te zetten. Zo kan het ondersteuningsplan voor iedere cliënt individueel op maat gemaakt worden. Maatwerkvoorzieningen kunnen onderdeel zijn van een ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan is geregeld welke maatwerkvoorzieningen geleverd moeten worden (het “wat”). De exacte invulling van een maatwerkvoorziening (het “hoe”) bepaalt een aanbieder. Alleen de zorgaanbieder heeft hier immers de benodigde kennis voor. Om de aanbieders voldoende handelingsruimte te bieden zijn de maatwerkvoorzieningen zoveel mogelijk aan de hand van resultaten gedefinieerd. Het is dan ook mogelijk dat verschillende aanbieders een andere invulling geven aan dezelfde maatwerkvoorziening. Ook nadat gestart is met de uitvoering van het ondersteuningsplan blijft de cliëntondersteuner betrokken bij de cliënt. Het is zijn taak om de kwaliteit van de uitvoering van het ondersteuningsplan te bewaken, de tevredenheid van alle betrokkenen periodiek te evalueren en het ondersteuningsplan bij te stellen waar dit nodig is. Ook kan de cliëntondersteuner zelf een aantal (regisserende) activiteiten uitvoeren zoals het assisteren bij het invullen van formulieren of het inschakelen van collega’s voor – bijvoorbeeld - schuldhulp.
7
3.1
Criteria maatwerkvoorziening Zelfstandig Leven en Maatschappelijke Deelname
Indeling maatwerkvoorzieningen In de maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven en Maatschappelijke deelname staat het te behalen resultaat centraal – niet de vorm van zorg die hiermee gemoeid is. In elke maatwerkvoorziening staat een resultaatgebied centraal dat onafhankelijk van andere resultaatgebieden te bereiken is. Per individuele cliënt kunnen één, meerdere of álle maatwerkvoorzieningen worden ingezet als onderdeel van het ondersteuningsplan. Complexiteiten Voor alle cliënten is het met de ondersteuning te behalen resultaat eenduidig te beschrijven. De moeite en inzet die het kost om dit resultaat te behalen hangt af van de aard en zwaarte van de beperking van de cliënt – en de mate waarin ondersteuning vanuit de eigen / sociale kring, vrijwilligerswerk en algemene voorzieningen kan worden gerealiseerd. Per maatwerkvoorziening worden drie ‘complexiteiten’ onderscheiden: Licht, Midden en Zwaar. Met elke individuele cliënt bepaalt de cliëntondersteuner per maatwerkvoorziening welke complexiteit nodig is. Zelfstandig Leven 6 (voormalig Hulp bij het Huishouden) vormt hierop een uitzondering: hier bestaat maar één algemene ‘complexiteit’. In onderstaande tabel staat een overzicht van de 6 maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven en 3 maatwerkvoorzieningen Maatschappelijke Deelname.
Maatwerkvoorziening Zelfstandig leven
Maatwerkvoorziening
Resultaat
Subresultaten
Complexiteiten
ZL-1. Administratie en financiën
De administratie van de cliënt en het beheer van zijn (huishoud)geld zijn op orde.
- Cliënt opent, leest, begrijpt en beantwoordt zijn post - De administratie van de cliënt is op orde - Cliënt maakt de juist financiële keuzes (beheert zijn (huishoud)geld) en kan betalen, pinnen en/of overmaken - Cliënt maakt gebruik van regelingen, uitkeringen en toeslagen waar hij voor in aanmerking komt - Cliënt heeft inzicht in zijn administratie en financiën
Licht Midden Zwaar
ZL-2. Sociale redzaamheid in contact met anderen
Cliënt kan in een sociale - Cliënt kan zichzelf begrijpelijk maken context een gesprek voeren - Cliënt begrijpt wat anderen zeggen en voor zichzelf opkomen. - Cliënt kan een gesprek voeren - Cliënt durft voor zichzelf op te komen (heeft zelfvertrouwen) - Cliënt weet in veelvoorkomende situaties op welke wijze hij het best voor zichzelf kan opkomen - Cliënt houdt zich aan afspraken en regels - Cliënt leert omgaan met zijn beperking of gedragsproblematiek - Cliënt ervaart een gevoel van veiligheid en geborgenheid in eigen woonomgeving en vormt geen gevaar voor zichzelf of anderen Cliënt heeft voldoende - Cliënt maakt zelfstandig beslissingen regelvermogen, - Cliënt overziet de gevolgen van zijn beslissingen besluitvaardigheid en - Cliënt herkent praktische problemen die buiten de initiatief om zelfregie en dagelijkse routine vallen en lost deze op dagstructuur te ontwikkelen - Cliënt kan plannen en zijn agenda bijhouden en te behouden. - Cliënt initieert eenvoudige taken en voert deze ook uit
Licht Midden Zwaar
Cliënt beschikt over werknemersvaardigheden.
Licht Midden Zwaar
ZL-3. Zelf-oplossend vermogen en dagstructuur
ZL-4. Werknemersvaardighed en
- Cliënt komt op tijd - Cliënt komt afspraken na - Cliënt ziet er verzorgd uit - Cliënt kan omgaan met gezag - Cliënt kan omgaan met emoties en spanningen van de arbeidsmatige activiteiten
Licht Midden Zwaar
8
ZL-5. Onderhouden van een Sociaal netwerk
Cliënt beschikt over een betrokken en actief sociaal netwerk.
- Cliënt wordt herkend en erkend door zijn omgeving - De omgeving van de cliënt kan omgaan met (de beperking of gedragsproblematiek van) de cliënt - Cliënt is op de hoogte van contacten in zijn leefomgeving en maakt daar gebruik van - Cliënt is in staat zijn sociaal netwerk te ontwikkelen en te onderhouden
Licht Midden Zwaar
ZL-6. Huishoudelijke hulp
Cliënt heeft een gestructureerd huishouden en zorgt (zelfstandig) voor een schoon en leefbaar huis.
- Cliënt beschikt over een schoon en leefbaar huis. Algemeen - Cliënt beschikt over goederen voor primaire levensbehoeften - Cliënt beschikt over schone, draagbare en doelmatige kleding en schoon linnengoed - Cliënt kan thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren - Kinderen in het huishouden van cliënt ontvangen primaire zorg en opvang - Cliënt leert zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren
Maatwerkvoorziening Maatschappelijke Deelname Maatwerkvoorziening
Resultaat
Subresultaten
Complexiteiten
MD-1. Zinvolle dagbesteding
Cliënt heeft een zinvolle dagbesteding
- Cliënt heeft sociale contacten buiten huis - Cliënt neemt deel aan georganiseerde (groeps)activiteiten - Mantelzorgers van de cliënt is dermate ontlast dat mantelzorg langdurig wordt vol gehouden - Situatie van cliënt is stabiel, achteruitgang wordt voorkomen - Cliënt veroorzaakt geen overlast - Cliënt voelt zich ondersteund bij onvermijdelijke achteruitgang
Licht Midden Zwaar
MD-2. Zinvolle arbeidsmatige dagbesteding
Cliënt heeft een zinvolle dagbesteding met arbeidsmatig karakter
- Cliënt bouwt ervaring en ritme op in arbeidsmatige omgeving - Cliënt ervaart een waardevolle arbeidsmatige bijdrage; Cliënt ervaart behoud of vergroting eigen waarde en sociale acceptatie - Cliënt bouwt arbeidsvaardigheden en arbeidsritme op, met zicht op doorstroming naar reguliere of begeleide arbeid - Cliënt voert met ondersteuning werk uit
Licht Midden Zwaar
MD-3. Zinvolle educatieve dagbesteding
Cliënt heeft een zinvolle en educatieve dagbesteding
- Cliënt heeft vaardigheden aangeleerd ter vergroting van zijn zelfstandigheid - Cliënt heeft vaardigheden aangeleerd gericht op arbeidsmatige participatie en heeft verhoogde arbeidsmatige waarde - Cliënt ervaart groei en ontwikkeling na terugval - Cliënt onderhoudt aangeleerde vaardigheden
Licht Midden Zwaar
Afwegingskader
Allereerst beoordeelt het college in het gesprek en het onderzoek of de beperkingen kunnen worden vermindert of worden weggenomen op eigen kracht, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk.
9
Vervolgens beoordeelt het college in het gesprek en het onderzoek of de beperkingen kunnen worden verminderd of worden weggenomen met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of met gebruikmaking van algemene voorzieningen. Hierbij valt te denken aan: o boodschappenservice; o particuliere hulp van thuiszorgorganisaties en schoonmaakorganisaties of een schoonmaakhulp vallend onder de regeling dienstverlening aan huis ( t/m 3 uur per week); o maaltijdvoorziening; o wasserij; o voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang; o kinderopvang, opvang door grootouders; o beschermingsbewind; o vrijwilligersorganisaties op diverse terreinen; o activiteiten zoals deze worden georganiseerd door welzijnsorganisaties; o maatjesprojecten.
Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg bij begeleiding of gebruikelijke hulp bij hulp in het huishouden of zelfstandig leven 6: Begeleiding Voor de beoordeling van gebruikelijke zorg op het gebied van begeleiding sluiten we aan bij de Indicatiewijzer CIZ 7.1, hoofdstuk 4.3 en meer in het bijzonder 4.3.3. Huishoudelijke hulp/Zelfstandig leven 6 Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: iedere persoon met hetzelfde hoofdverblijf als cliënt. Of sprake is van een huisgenoot waarmee duurzaam gemeenschappelijk een woning wordt bewoond, wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat 'duurzaam gemeenschappelijk een woning bewonen' tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd worden.
Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal het college compenseren. Bij dit compenseren wordt als ondersteunende normensystematiek aangehouden de systematiek omschreven in het Normenschema huishoudelijke hulp (bijlage 1), conform de systematiek die tot 2007 ook onder de AWBZ werd gehanteerd. Deze systematiek bestaat uit normen uitgedrukt in uren en is indertijd tot stand gekomen in overleg met de toenmalige koepel van zorgaanbieders en is door de Centrale Raad van Beroep als niet-onredelijk aangemerkt. Het Protocol gebruikelijke zorg (CIZ, 2005) kan als ondersteunend normenkader worden gehanteerd ingeval van gebruikelijke hulp in het huishouden.
Wat betreft het strijken van de was worden er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Er kan een uitzondering worden gemaakt voor het strijken van lakens bij bedlegerigheid en voor het strijken van zakdoeken en theedoeken bij infectiegevoeligheid.
10
Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal in de week boodschappen doen. Een uitzondering wordt door het college alleen gemaakt als volstrekt helder is dat dit niet in één maal per week mogelijk is.
Het college houdt rekening met de belangen van mantelzorgers. Zo kan in geval van dreigende overbelasting een individuele voorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet – als het een pgb betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting. Ook hier gaat het om een afgeleid recht. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins.
De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.
De ondersteuning op het terrein van Zelfstandig leven en Maatschappelijke deelname kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij hulp in natura kan belanghebbende in beginsel een keuze maken uit de door de gemeente gecontracteerde aanbieders. Bij een persoonsgebonden budget wordt het bedrag van dit Pgb afgegeven als tegenwaarde van de hulp in natura. In het Financieel Besluit worden hierover nadere regels gesteld.
Voor de maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven wordt een tarief vastgesteld voor het bereiken van de beschreven resultaten. Per maatwerkvoorziening en complexiteit wordt het tarief per 4 weken vastgesteld. De vergoeding voor ondersteuning zelfstandig leven is dus niet afhankelijk van de geleverde ondersteuning – maar enkel van het bereiken van de resultaten. Bij hulp in het huishouden (ZL6) is slechts sprake van 1 complexiteit. Bij hulp in natura kan belanghebbende in beginsel een keuze maken uit de door de gemeente gecontracteerde aanbieders. Bij een persoonsgebonden budget wordt het bedrag van dit pgb afgegeven als tegenwaarde van de hulp in natura. Daarbij worden verschillende tarieven gehanteerd. Belanghebbende kan zelf een aanbieder kiezen.
Voor het leveren van de maatwerkvoorziening Maatschappelijke Deelname wordt per maatwerkvoorziening en complexiteit een tarief per dagdeel vastgesteld. De vergoeding is afhankelijk van het behaalde resultaat en is gebaseerd op het aantal geleverde dagdelen ondersteuning.
Bij ‘Maatschappelijke Deelname’ kan, indien daarvoor een medische noodzaak bestaat, tevens het vervoer naar de instelling omvatten. Uitgangspunt bij het beoordelen van ‘medisch noodzakelijk’ is het gebrek aan zelfredzaamheid van cliënt. Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning de hoogte van de tarieven vast.
Voor ondersteuning aan cliënten met een zintuiglijke beperking zijn landelijk aparte afspraken gemaakt waarvan we als gemeente gebruik kunnen maken. Het gaat om: Ondersteuning vroegdoven Ondersteung visueel Ondersteuning doofblinden Het gaat om de mogelijke inzet van een maatwerkvoorziening, maar er kunnen ook producten worden ingezet om optimaal gebruik te maken van de kennis en expertise van aanbieders voorafgaand aan of tijdens de begeleiding. Bijvoorbeeld voor de uitvoering van of ondersteuning bij vraagverheldering.
11
Criteria maatwerkvoorziening Woonvoorzieningen Afwegingskader
Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een geschikte woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning.
Allereerst beoordeelt het college of er geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10 lid 3 van de verordening van toepassing is, waardoor het college geen woonvoorziening hoeft te verstrekken.
Dan beoordeelt het college in het gesprek en het onderzoek of de beperkingen kunnen worden vermindert of worden weggenomen op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk.
Vervolgens beoordeelt het college in het gesprek en het onderzoek of de beperkingen kunnen worden verminderd of worden weggenomen met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
Het college beoordeelt vervolgens of de beperkingen waardoor de cliënt niet in staat is de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren, ook gecompenseerd kunnen worden via een verhuizing. Hierbij zullen onderstaande aspecten worden meegewogen: 1. Als de beperkingen onvoldoende kunnen worden gecompenseerd door aanpassingen, is verhuizen naar een andere geschiktere woonruimte de enige compenserende oplossing. 2. Is aanpassing (technisch) mogelijk. De verschillende consequenties zowel vanuit de gemeente als vanuit de belanghebbende moeten afgewogen worden tegen onder meer de kosten van de verschillende opties. 3. Er zijn aangepaste of eenvoudige aan te passen woningen aanwezig. 4. Vergelijking van aanpassingskosten van de huidige versus de nieuwe woonruimte. 5. Afwegingen in het kader van volkshuisvesting. In Achtkarspelen wordt er naar gestreefd om beschikbare aangepaste woningen zo adequaat mogelijk opnieuw in te zetten. 6. Snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost In een aantal gevallen kan verhuizing het woonprobleem veel sneller oplossen, bijvoorbeeld als iemand in een revalidatiehuis of ziekenhuis verblijft en pas ontslagen kan worden als de woonsituatie is aangepast. 7. Sociale omstandigheden. Sociale omstandigheden zullen een rol spelen bij de afweging aanpassen of verhuizen. Hierbij kan worden gedacht aan de binding die belanghebbende heeft met de wijk of buurt. Maar ook de nabije aanwezigheid van mantelzorg, afstand tot de verschillende voorzieningen (winkels, ziekenhuis etc) spelen een rol. 8. Integrale afweging van de verschillende categorieën Wmo voorzieningen. Afstemming met Wmo-voorzieningen: afstand tot openbaar vervoershaltes, aanwezigheid van voorzieningen, winkels, ziekenhuis etc. De gemeente kan tot de conclusie komen dat het adequater is om de huidige woning aan te passen dan de belanghebbende te laten verhuizen in verband met behoud van de bereikbaarheid van voorzieningen waardoor minder aanvullende maatregelen genome hoeven te worden . 9. Woonlastenconsequenties Een vergelijking maken tussen woonlasten van het aanpassen van de huidige woonruimte versus het verhuizen naar een ander woonruimte. Rekening gehouden kan worden met de (hoogte en de duur) van de te ontvangen
12
huurtoeslag. Voor huiseigenaren waarvan de hypotheek inmiddels volledig is afgelost zijn de financiële consequentie van een verhuizing aanzienlijk. 10. Is belanghebbende eigenaar of huurder van de woning Is de belanghebbende eigenaar dan heeft een verhuizing andere consequenties dan bij een huurder. Vermogenswinsten of –verliezen dienen worden meegenomen in de overweging. Evenals de mogelijkheid tot hergebruik van de woningaanpassing . Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd.
Als het noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt overweegt het college – naast de optie tot een vaste aanbouw – met name vanwege financieel-economische argumenten het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit.
Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt.
De gemeente Achtkarspelen maakt voor het vaststellen van het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing in het kader van de Wmo gebruik van het calculatieprogramma SCIO CalPro+. Hiermee kan het opvragen van offertes voorkomen worden waardoor de doorlooptijden bekort worden. Het calculatieprogramma maakt gebruik van actuele prijzen in de bouw van zowel mensuren als materialen en wordt jaarlijks aangepast.
Voor uitbreiding of aanbouw van ruimten wordt aansluiting gezocht bij de normen zoals gehanteerd in het Handboek toegankelijkheid. Voor de slaapkamer en doucheruimte gelden onderstaande richtlijnen: Vertrek
Eenpersoonskamer Tweepersoonskamer Badkamer
Maximaal aantal m² waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek 12 18 8
Maximaal aantal m² waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verleend in geval van uitbreiding van een vertrek 4 4 2
Een woonvoorziening kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden.
3.2
Criteria maatwerkvoorziening verplaatsen in en om de woning
Afwegingskader
Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.
Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.
13
Voor zover belanghebbende niet meer dan 2 dagen per week gebruik hoeft te maken van een rolstoel, wordt eerst beoordeeld of er gebruik kan worden gemaakt van een aanwezige rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat
Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.
3.3
Criteria maatwerkvoorziening vervoer
Inleiding De Wmo draagt ertoe bij dat mensen ondersteund worden in hun maatschappelijke participatie (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, p. 52). Bij participatie gaat het om het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer, dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Daarvoor is het ook een vereiste dat hij zich kan verplaatsen. Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het boven-regionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht.
Afwegingskader
Allereerst beoordeelt het college in het gesprek en het onderzoek of de beperkingen kunnen worden verminderd of worden weggenomen op eigen kracht, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk.
Vervolgens beoordeelt het college in het gesprek en het onderzoek of de beperkingen kunnen worden vermindert of worden weggenomen met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
Als het college dient te compenseren zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte van de aanvrager/betrokkene uit bestaat.
Aan de hand van deze vervoersbehoefte zal het college beoordelen of deze behoefte bij een persoon ingevuld kan worden met een systeem van collectief vervoer. Is collectief vervoer een compenserende voorziening in het individuele geval? Dan heeft belanghebbende geen keuzevrijheid voor een persoonsgebonden budget voor vervoer. Hierbij houdt het college rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de cliënt.
Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient tenminste een afstand van 1500 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Indien daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen of verlagen. Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, meegenomen worden hetgeen invloed kan hebben op het aantal kilometers.
Bij personen met een loopafstand tot 800 meter zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand.
Autoaanpassingen Bij de beoordeling of cliënten in aanmerking komen voor een autoaanpassing wordt het volgende uitgangspunt gehanteerd. Het primaat voor het verstrekken van een vervoersvoorziening ligt bij het collectief vraagafhankelijk vervoer In de regel kan hiermee voorzien worden in de vervoersbehoefte. In enkele gevallen kunnen aanpassingen aan een 14
beschikbare eigen auto een adequate en goedkope oplossing voor mobiliteitsproblemen vormen. In dat geval is vergoeding van aanpassingen mogelijk. Uiteraard zal de aanvraag beoordeeld moeten worden in samenhang met eventueel eerder getroffen ( vervoers) voorzieningen In de volgende gevallen zou een autoaanpassing een adequate en goedkope oplossing kunnen zijn : - Gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer is op medische gronden niet mogelijk. - Vervoer met eigen auto is slechts mogelijk na een aanpassing. - Vervoer van een gehandicapt kind dat onderdeel uitmaakt van het gezin. - Het collectief vraagafhankelijk vervoer is gezien de persoonlijke kenmerken en behoeften onvoldoende compenserend Mogelijke autoaanpassingen zijn een rolstoelinstapcombinatie, een rolstoelfixatie systeem, aanpassingen van de besturing van de auto zoals handgas, een kofferbaklift en rolstoeloprijplaten.
Vorm van verstrekking autoaanpassing De vorm van verstrekking zal in de meeste gevallen bestaan uit een vergoeding van de kosten van aanpassing van de eigen auto. Slechts in enkele gevallen zal de verstrekking bestaan uit een verstrekking in natura. Dit zal het geval zijn bij verstrekkingen die makkelijk kunnen worden overgezet naar een andere auto. Te denken valt aan een rolstoelinstapcombinatie of een kofferbaklift. Voorwaarden autoaanpassing Vergoeding van de kosten voor aanpassing van de auto is alleen mogelijk als de auto: - Redelijk is aan te passen; - In goede staat verkeert; - In principe niet ouder is dan drie jaar. Verder kunnen aanpassingen alleen worden toegekend als ze noodzakelijk zijn in verband met de beperkingen van belanghebbende. Er wordt geen maximale vergoeding voor het verstrekken van autoaanpassingen opgenomen. Wel dienen de kosten niet excessief te zijn. De aanpassing van een auto voor besturing vanuit een rolstoel wordt, gezien de hoge kosten en gezien het feit dat de verstrekking van een rolstoeltaxi een minimaal adequate oplossing is niet verstrekt. Een autoaanpassing wordt toereikend geacht voor een periode van 7 jaar.
Voorzieningen kunnen door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Bij een persoonsgebonden budget is de voorziening die de aanvrager/betrokkene als voorziening in natura zou ontvangen voor het college uitgangspunt voor de hoogte van het bedrag.
Indien collectief vervoer niet mogelijk is, kan het college een individuele voorziening in de vorm van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget te besteden aan vervoer verstrekken.
Met de positie van mantelzorgers kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening. Zo kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger mee wordt vervoerd (vanwege de noodzaak tijdens het vervoer in te grijpen) zodat het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider gratis plaats vindt. Dit kan alleen als er sprake is van een indicatie voor begeleiding tijdens het collectief vervoer. Er is slechts dan een indicatie voor begeleiding bij het collectief vervoer indien: 1. er een medische noodzaak is voor verzorging onderweg; te denken valt aan de verzorging van wonden, ulcera, decubituswonden, optreden van epilepsie, het moeten toedienen van medicijnen die acuut nodig zijn; 2. men in ernstige mate belemmerd wordt door een slecht passend stoma (voor keel, urineweg of dikke darm); 3. er sprake is van een gedragsstoornis, waarbij de chauffeur niet kan optreden of betrokkene rustig kan maken of houden. 15
3.4
Criteria maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang
Inleiding Op grond van de Wmo worden (samenwerkende) gemeenten ook verantwoordelijk voor het bieden van een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, p. 112). Bij beschermd wonen en opvang gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding van personen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Het niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving is voor beschermd wonen en opvang van belang. Slechts wanneer wordt vastgesteld dat iemand (blijvend of tijdelijk) niet in staat is zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven, is er aanleiding voor de gemeente om die persoon te ondersteunen. Gewoonlijk zal ook enige vorm van begeleiding zijn aangewezen. Bij beschermd wonen gaat het om mensen bij wie onderdak, toezicht en begeleiding niet afhankelijk zijn van op genezing gerichte zorg.
Afwegingskader
Voor personen die de thuissituatie hebben verlaten om op vakantie of op avontuur te gaan of op zoek te gaan naar werk, is er voor het bieden van opvang door de gemeente geen aanleiding. Van dergelijke personen mag worden verwacht dat zij zelf zorg dragen voor onderdak.
Allereerst beoordeelt het college in het gesprek en het onderzoek of de beperkingen kunnen worden vermindert of worden weggenomen op eigen kracht, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk.
Vervolgens beoordeelt het college in het gesprek en het onderzoek of de beperkingen kunnen worden vermindert of worden weggenomen met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
Een cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen en opvang wanneer de cliënt vanwege ernstige relationele problemen of in verband met risico’s voor zijn veiligheid (bijv. in verband met huiselijk geweld) de thuissituatie met grote spoed heeft moeten verlaten en nog niet gewaarborgd is dat zij of hij veilig kan terugkeren dan wel veilig elders kan worden gehuisvest. Ook wanneer de cliënt door andere dan relationele problemen de thuissituatie heeft verlaten en niet in staat blijkt voor zichzelf vervangend onderdak te organiseren, is aan het criterium voldaan.
Opvang wordt bij voorkeur verstrekt door het college van de gemeente waar een opvangtraject en bijbehorende ketenbenadering voor de cliënt de meeste kans van slagen heeft. Het onderzoek dat voorafgaat aan een te verstrekken voorziening zal zich daar ook op richten. Daarbij kan bijvoorbeeld meespelen het aspect van de afwezigheid van een netwerk in de gemeente Achtkarspelen waar de cliënt zich heeft gemeld en de beschikbaarheid daarvan in een andere gemeente. Vanzelfsprekend wordt ook de wens van de cliënt in het onderzoek betrokken. Als het college van oordeel is dat de opvang en het bijbehorende traject meer kans van slagen heeft in een andere gemeente, dan zal het college de cliënt overdragen naar de andere gemeente.
Het college zal aan daarvoor in aanmerking komende personen (die zich tot de gemeente Achtkarspelen hebben gewend en een positieve beslissing op hun aanvraag hebben gekregen) opvang en beschermd wonen verstrekken. Deze voorzieningen hoeven echter niet perse in de gemeente Achtkarspelen ter plaatse te worden geboden; vormen van beschermd wonen kunnen heel specifiek zijn, zodat daar landelijk slechts een beperkt aantal voorzieningen voor beschikbaar is.
16
3.5
Criteria maatwerkvoorziening kortdurend verblijf
Afwegingskader
Uit het onderzoek is vast komen te staan dat er sprake is van het leefklimaat permanent toezicht, hiervoor wordt aansluiting gezocht bij de omschrijving van permanent toezicht door het CIZ (Indicatiewijzer versie 7.0 p. 185)
Wanneer het de wens van de cliënt en zijn mantelzorger(s) is om thuis te blijven wonen, wordt compenserend vermogen van de mantelzorg onderzocht.
Wanneer de mantelzorg in staat en vrijwillig bereid is om het leefklimaat permanent toezicht ten minste vier etmalen per week te bieden en wanneer de mantelzorg ondersteuning wenst door de cliënt te laten logeren in een instelling, kan er voor maximaal drie etmalen per week een indicatie voor Kortdurend Verblijf worden gesteld.
De clientondersteuner in het dorpenteam kan samen met de cliënt afspraken maken met een zorgaanbieder op basis van de Nza tarieven zoals deze in 2014 worden gehanteerd.
4
Verstrekkingsvormen en bijdrage in de kosten
Inleiding Wie zorg nodig heeft, hoort zoveel mogelijk ruimte te krijgen om die zorg naar eigen wens in te vullen. Om die keuzevrijheid te borgen is er een gelijkwaardige toegang tot het persoonsgebonden budget en zorg in natura. Door artikel 2.3.6 lid 2 onderdeel b Wmo worden het persoonsgebonden budget en de maatwerkvoorziening in natura gelijkwaardige alternatieven.
4.1
Maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
Afwegingkader
Een persoonsgebonden budget is bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken (artikel 1.1 Wmo).
In artikel 5 en 6 van het Besluit zijn de voorwaarden en weigeringsgronden voor een persoonsgebonden budget opgenomen die gelden op grond van de wet (artikel 2.3.6 lid 2en 5 Wmo).
Het college bepaalt de omvang van het persoonsgebonden budget. Hierbij worden vier vormen onderscheiden: 1. het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven is afgeleid van de voorziening in Natura. Per maatwerkvoorziening en complexiteit wordt een tarief per 4 weken vastgesteld. In het Financieel besluit worden nadere regels gesteld. 2. het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening Maatschappelijke deelname is afgeleid van de voorziening in Natura. Per maatwerkvoorziening en complexiteit wordt een tarief per dagdeel vastgesteld. De vergoeding is afhankelijk van het behaalde resultaat, maar is gebaseerd op het aantal geleverde dagdelen ondersteuning. 3. persoonsgebonden budget voor voorzieningen, zoals hulpmiddelen, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Het bedrag wordt vastgelegd in het Besluit. Het persoonsgebonden budget moet toereikend zijn om de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren van derden te betrekken.
Wat betreft de voorzieningen maakt het college per toekenning een berekening van het 17
persoonsgebonden budget. Daarbij moet het bedrag voldoende zijn om de voorziening aan te schaffen en dus de bestaande problemen voldoende te compenseren. Het college verstrekt een persoonsgebonden budget ter waarde van de goedkoopst compenserende voorziening. De kosten van de goedkoopst compenserende voorziening kunnen worden afgeleid van bijvoorbeeld het kernassortiment hulpmiddelen van de gemeente een calculatieprogramma of een tweetal offertes. Daarbij kunnen bedragen geteld worden voor het onderhoud, verzekering en de reparaties van de voorziening, voor zover daar sprake van kan zijn. Deze bedragen zijn ofwel bij verstrekking in eigen beheer bekend vanuit het verleden, ofwel kunnen bij verstrekking via een leverancier bij de leverancier worden opgevraagd . Bij het bepalen van het bedrag van de voorziening wordt uitgegaan van het bedrag dat de voorziening bij verstrekking in natura zou kosten. Daarbij is sprake zijn van kortingen, omdat via een contract met een leverancier een grote hoeveelheid voorzieningen afgenomen wordt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget mits deze korting ook door de PGB-houder kan worden verkregen.
Uitbetaling persoonsgebonden budget. Er wordt geen bedrag aan de cliënt uitgekeerd waaruit hij zelf betalingen kan doen; er wordt hem een bedrag ter besteding beschikbaar gesteld. Namens het college worden door de SVB betalingen verricht. Voor een trekkingsrecht is gekozen om fraude met besteding van het persoonsgebonden budget zoveel mogelijk te voorkomen. Aldus is gewaarborgd dat het persoonsgebonden budget slechts wordt besteed om diensten, activiteiten, roerende zaken of woningaanpassingen in te kopen die ertoe strekken betrokkene de ondersteuning te bieden die in de maatwerkvoorziening is opgenomen.
Het college neemt in de beschikking ook op of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.
De verordening en het Besluit regelen wanneer bij een persoonsgebonden budget een bijdrage in de kosten verschuldigd is. Deze bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Maatwerkvoorziening in natura Afwegingskader
5
Kiest belanghebbende voor een maatwerkvoorziening in natura, dan verstrekt het college deze. Wordt een voorziening niet als persoonsgebonden budget verstrekt, maar in natura, dan zal toekenning ook bij beschikking plaatsvinden. In de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt. Bij een maatwerkvoorziening in natura mag een bijdrage in de kosten worden gevraagd, net als bij een persoonsgebonden budget.
Het college neemt in de beschikking ook op of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.
De verordening en het Besluit regelen wanneer bij een persoonsgebonden budget een bijdrage in de kosten verschuldigd is. Deze bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Controle
De controle van het persoonsgebonden budget vindt steekproefsgewijs plaats. Wanneer belanghebbende is opgenomen in de steekproef ontvangt hij of zij een verantwoordingsformulier.
18
De cliënt dient een schriftelijke overeenkomst af te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde zorgverleners. Het volledige persoonsgebonden budget dient verantwoord te worden, er is geen sprake van een verantwoordingsvrij bestedingsbedrag.
6 6.1
1. 2.
Slotbepalingen Inwerkingtreding en overgangsrecht Deze Beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Achtkarspelen 2012. De op de datum van inwerkingtreding van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Achtkarspelen 2012 geldende rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het Verstrekkingenbeleid individuele verstrekkingen Wet maatschappelijke ondersteuning blijven gelden gedurende de looptijd van de beschikking, doch ten hoogste tot 1 januari 2015.
6.2 Citeertitel Deze beleidsregels wordt aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen 2015.
19
Bijlage 1 Normering Zelfstandig Leven 6 (huishoudelijke hulp) Algemene uitgangspunten Alleen de kamers die in gebruik zijn worden schoongehouden, met kamers wordt de hoeveelheid ruimtes in een woning bedoeld exclusief de keuken, badkamer en toilet. Bijvoorbeeld 2 kamerwoning = woonkamer en 1 slaapkamer, 4 kamerwoning = woonkamer en 3 slaapkamers.
Boodschappen voor het dagelijkse leven doen Omschrijving Boodschappenlijst samenstellen Boodschappen inkopen Boodschappen opslaan Normtijd 60 minuten per week Factoren meer hulp Leefeenheid > 4 personen 60 minuten Kind(eren) < 12 jaar 60 minuten Afstand tot dichtstbijzijnde winkel > 2 kilometer 30 minuten Bijzonderheden Eigen keuzes, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop wordt aangeboden, waardoor extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra tijd voor boodschappen doen. Alleen wanneer bovenstaande medisch noodzakelijk is, kan men extra tijd krijgen.
Broodmaaltijd bereiden Omschrijving Broodmaaltijd bereiden (smeren) Broodmaaltijd klaar zetten, tafel dekken Koffie/thee zetten Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine Normtijd 15 minuten per keer, maximaal 2× per dag Factoren meer hulp Kind(eren) < 12 jaar
Warme maaltijd bereiden Omschrijving Warme maaltijd bereiden;koken óf opwarmen Warme maaltijd klaar zetten, tafel dekken Koffie/thee zetten Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine Normtijd Opwarmen Koken Factoren meer hulp Kind(eren) < 12 jaar Bijzonderheden
20 minuten
15 minuten per dag 30 minuten per dag 20 minuten per maaltijd
20
Maaltijdservice, kant en klaar maaltijden etc, gelden als voorliggende voorzieningen Licht huishoudelijk werk Omschrijving Stof afnemen/raggen Opruimen Afwassen (indien er géén maaltijdbereiding is geadviseerd) Bed opmaken Normtijd Eenpersoonshuishouden 60 minuten Meerpersoonshuishouden 90 minuten Factoren meer hulp Kind(eren) < 12 jaar 60 minuten Psychogeriatrische-, psychosociale-, of gedragsproblematiek 30 minuten Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een 30 minuten gesaneerde woning Ernstige beperking aan armen/handen 30 minuten Bijzonderheden Indien licht huishoudelijk werk én maaltijdvoorziening worden geïndiceerd, dan tijd in mindering brengen (bij licht huishoudelijk werk) omdat afwassen (handmatig of afwasmachine in/uitruimen) ook opgenomen is bij maaltijdverzorging. Indien cliënt wel in staat is licht huishoudelijk werk te verrichten maar niet de maaltijdverzorging, dan wordt verwacht dat cliënt zelf de afwas kan voorspoelen.
Zwaar huishoudelijk werk Omschrijving Stofzuigen Schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken Bedden verschonen Ramen lappen Normtijd Eenpersoonshuishouden, maximaal 2 kamers Eenpersoonshuishouden, 3 of meer kamers Meerpersoonshuishouden Factoren meer hulp Kind(eren) < 12 jaar
90 minuten 180 minuten 180 minuten 30 minuten extra (maximaal 90 minuten)
Psychogeriatrische-, psychosociale-, of gedragsproblematiek 30 minuten Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een gesaneerde woning 60 minuten Grote woning met hoge bezettingsgraad 60 minuten Hoge vervuilingsgraad, als gevolg van beperkingen, niet door de bestaande leefwijze 60 minuten Bijzonderheden Voor de verzorging van dieren wordt geen extra tijd berekend, dit is al verdisconteerd in de marge van de normtijden
21
Wasverzorging Omschrijving Wasgoed sorteren en wassen in de machine Wasgoed ophangen en afhalen Wasgoed drogen in de droger Wasgoed vouwen en opbergen Wasgoed strijken Normtijd Eenpersoonshuidhouden Meerpersoonshuidhouden Factoren meer hulp Kind(eren) < 16 jaar Bedlegerige cliënten Extra bewassing ivm overmatige transpiratie, Incontinentie, speekselverlies etc.
60 minuten 90 minuten 30 minuten per kind 30 minuten 30 minuten
Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen Omschrijving Het gaat hierbij om een ouder die ten gevolge van beperkingen tijdelijk niet in staat is de verzorging en/of opvang van gezonde kinderen uit te voren. Denk daarbij aan de persoonlijke verzorging, begeleiding en opvoedingsactiviteiten. Normtijd Naar bed brengen/uit bed halen 10 minuten per keer per kind Wassen en kleden 30 minuten per dag per kind Eten en/of drinken geven 20 minuten per broodmaaltijd 25 minuten per warme maaltijd Babyvoeding:flesje/borstvoeding 20 minuten per keer per kind Luier verschonen 10 minuten per keer per kind Naar school/chrèche brengen/halen 15 minuten per keer per kind Factoren meer hulp Indien opvang noodzakelijk is tot 40 uur per week Bijzonderheden Maximale duur voor opvang is 3 maanden Bijzonderheden Specifieke voorliggende voorzieningen voor opvang: zorgverlof, crèche, kinderopvang, buitenschoolse/tussenschoolse opvang, gastouder, etc.
Dagelijkse organisatie van het huishouden Omschrijving Organisatie van huishoudelijke activiteiten Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden Normtijd 30 minuten Factoren meer hulp Kind(eren) <16 jaar 30 minuten Psychogeriatrische-, psychosociale-, of gedragsproblematiek 30 minuten Communicatieproblemen als gevolg van beperkingen, niet door een taalbarrière
22
Advies, instructie en voorlichting (gericht op het huishouden) Omschrijving Instructie omgaan met (technische) hulpmiddelen Instructie huishoudelijke taken; boodschappen doen, maaltijd bereiden, het licht huishoudelijk werk, het zwaar huishoudelijk werk, de wasverzorging en de dagelijkse organisatie van het huishouden Normtijd 30 minuten per activiteit, maximaal 90 minuten per week Dit komt bovenop de normtijd die geldt voor het overnemen van de activiteit Bijzonderheden Maximale duur is 6 weken
23