Notulen van de openbare vergadering van de commissie Samenlevingszaken van de gemeente Beemster, gehouden op donderdag 7 oktober 2004, in de raadzaal te Middenbeemster. Aanwezig Mw. C.M.T. Boots-Boots Dhr. H.A. Roenhorst Dhr. B. Widdershoven Mw. M. Meijering Mw. C. Hanekamp
voorzitter secretaris sectiecoördinator sector Samenleving beleidsmedewerker sector Samenleving notulist
Dhr. H. Boer Dhr. G. Heikens Mevr. H.E. Uitentuis-Knip Dhr. J. van Baarsen
VVD PvdA BPP CDA
Op uitnodiging aanwezig: Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. 1.
H.N.G. Brinkman D. Zeeman J. van Dorp H. Nat
Burgemeester brandweercommandant chef politie-unit De Waterlanden Sportservice NH
Opening De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom.
2.
Vaststelling van de agenda De voorzitter voegt toe aan agendapunt 6, agendapunt 6a: een mondelinge toelichting door de heer Brinkman en de heer Zeeman over de geoefendheid en vakbekwaamheid van het brandweerkorps Beemster. Tevens verzoekt zij of het toegevoegde agendapunt 8a - het Managementverslag van de politie Unit de Waterlanden over de periode januari tot en met augustus 2004 – direct na agendapunt 6a voornoemd mag worden behandeld. Indien de heer Van Dorp dan nog niet aanwezig is zal dit na punt 7 behandeld worden. De commissieleden hebben hier geen bezwaar tegen.
3.
Inventarisatie inspraak bij de verschillende agendapunten Dhr. Mennen en de heer Strijker wensen in te spreken bij agendapunt 7.
4.
Presentatie Sportservice Noord-Holland in het kader van de Breedtesport. Dhr. Nat geeft een presentatie. De gemeente Beemster doet mee aan het project Breedtesportproject tezamen met de gemeenten Edam-Volendam en Oostzaan. Er worden door Sportservice N-H allerlei activiteiten gehouden die het beoefenen van de sport bij jeugd en ouderen moet stimuleren. Sportservice brengt de aspirant sporters en de verenigingen met elkaar in contact. Het is de bedoeling dat de sporters na een eerste kennismaking de vereniging blijven bezoeken. Ook steunt Sportservice de verenigingen. Er worden informatieavonden gehouden en de verenigingen kunnen er terecht met vragen.
1
Zo zijn er cursussen georganiseerd t.b.v. het diploma Sociale Hygiëne. Ook de ouderen vormen een doelgroep evenals het aangepast sporten. Aangepast sporten is bedoeld voor mensen met een of meerdere beperkingen. Het project loopt van 2002 tot en met 2007 en kost de gemeente Beemster per jaar € 11.231. In totaal is dit € 67.386. De provincie heeft geld beschikbaar gesteld voor bovenlokale coördinatie en kennis en communicatie- ontwikkeling. Voor het project Zaanstreek-Waterland betekent dit dat gedurende twee jaar de coördinatiekosten door de provincie betaald worden. Mevr. Uitentuis vraagt: • Hoeveel Beemster verenigingen zich gemeld hebben bij Sportservice? • Heeft de Beemster Gemeenschap zich gemeld? • Heft Sportservice zichzelf door behaald succes op? Dhr. Nat beaamt dat het doel zou moeten zijn dat de organisatie uiteindelijk overbodig is. Het aantal verenigingen dat zich meldt is heel gering. Hij tekent daarbij wel aan dat men vaak niet kan zien (aan de e-mail) waar een vraag vandaan komt. Je kunt wel zien wie de afzender is, maar niet bij welke vereniging deze hoort. Mevr. Uitentuis merkt op dat het toch zinvol is om de verenigingen te registreren. Indien er te weinig vragen kan men zich, mede gezien het hoge subsidiebedrag afvragen, of de organisatie zinvol is. Dhr. Nat antwoordt dat het beantwoorden van vragen een zeer beperkt deel van de activiteiten is. Aan de presentatie heeft men kunnen zien hoeveel activiteiten er ontwikkeld zijn en worden ontwikkeld. Hij heeft geen contact met de Beemster Gemeenschap. Hij heeft er uiteraard wel van gehoord. Mevr. Ruys wil graag benadrukken dat er veel door Sportservice georganiseerd wordt t.b.v. jeugdactiviteiten samen met de jongerenwerkster, Rianne Appel. Dhr. Heikens vraagt of de n.a.v. de georganiseerde activiteiten ook de daadwerkelijke stap naar de sportvereniging gezet wordt door de jongeren. Dhr. Nat antwoordt dat deze vraag moeilijk te beantwoorden is omdat een aantal jongeren graag sport maar dit niet bij een sportvereniging wil doen. De voorkeur gaat uit naar pleintjesvoetbal, skaten en basketbal. De sportinstuiven die men organiseert zijn niet op een sport gericht maar meer algemeen. Het is daarna moeilijk te beoordelen of het lidmaatschap een gevolg is van de instuif. Dhr. Heikens heeft bemerkt dat in een andere gemeente (Purmerend) is gebleken dat bij afloop van de projecten voor ouderen (GALM projecten) de activiteiten ook stoppen. Hij vraagt of deze problemen zich hier ook zullen gaan voordoen. Dhr. Nat beaamt dit. Inherent aan een project is dat het eindig is. Gebleken is dat de deelnemers van het GALM project, het juist leuk vinden dat men steeds iets anders kan proberen. Het is moeilijk deze groep onder te brengen bij een vereniging. Dhr. Heikens vraagt de wethouder of in de nieuwe subsidieverordening ook gedacht is aan de ouderen en aan een manier om de ouderen te binden? Hij kan zich goed voorstellen dat er behoefte is aan variatie. Mevr. Benningen antwoordt dat zij dit graag zou willen bespreken met de projectleider van het project Aangenaam. Mevr. Ruys antwoordt dat in de nieuwe subsidieverordening zowel de jeugd als ouderen speerpunt zijn. Het betreft nog een concept. Het is de bedoeling dat er extra subsidie wordt gezet op het activeren van de ouderen en de jeugd door de verenigingen. Dhr. Nat zou gelet op de ontwikkelingen van activiteiten in Beemster graag op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen m.b.t. Aangenaam. Dhr. Boer vraagt of Sportservice kan anticiperen op de vraag naar diversiteit van de activiteiten. Dhr. Nat antwoordt dat men aanvankelijk wel verrast was. Het ligt aan de leider van een groep hoe men daar op inspeelt. Dhr. Brinkman vraagt of de sportkantines actief zijn benaderd om de cursus sociale hygiëne te volgen. 2
Dhr. Nat antwoordt dat bij de kennismaking uitvoerig op de cursus is gewezen. De verenigingen werden veelal ook door hun eigen bonden benaderd. Sportservice heeft de verenigingen niet rechtstreeks benaderd. Dit is overigens een taak voor de gemeente. Mevr. Meijering antwoordt dat in het kader van het vrijwilligersbeleid alle sportverenigingen een brief hebben ontvangen met de uitnodiging om de cursus te volgen. Een aantal heeft daar gehoor aan gegeven. Indien men het diploma Sociale Hygiëne heeft gehaald mag men zelf barinstructie geven aan de barmedewerkers. Dhr. Heikens vraagt of het weglaten van de naam bij de adressering van de brieven aan 50-65 jarigen heeft te maken met de privacy. Mevr. Meijering beaamt dat dit uit privacy overwegingen is gedaan. De brieven zijn steekproefsgewijs verzonden. De voorzitter dankt de heer Nat voor zijn bijdrage. 5.
Vaststelling verslag van de vergadering van 17 juni 2004 Naar aanleiding van de weergave: Mevr. Uitentuis merkt op dat op blz. 7 waar “Tevens deelt de heer Boer…..” staat, moet staan “Tevens deelt de heer Buis…..”. Naar aanleiding van de inhoud: De heer Van Baarsen vraagt n.a.v. hetgeen op blz. 6 bij de rondvraag staat vermeld, naar de status van de financiering van het project Aangenaam. Mevr. Benningen antwoordt dat het door de heer Van Baarsen bedoelde stuk inmiddels door de stuurgroep is behandeld. Het zal in december in raad worden behandeld. Overigens zijn er geen opmerkingen, zodat het verslag wordt vastgesteld.
6.
Ingekomen stukken en mededelingen Mevr. Uitentuis vraagt of de stukken eerder ter voorbereiding verstuurd kunnen worden aan de commissieleden. De voorzitter antwoordt dat dit in de commissie middelen ook naar voren is gebracht. Er wordt naar verbetering gezocht. •
•
Brief van de burgemeester aan de Commissaris van de Koningin van Noord-Holland inzake de voorgang met betrekking opleiden, oefenen en poolvorming in het kader van de voorbereiding van de rampenbestrijding. Mevr. Uitentuis vraagt na het verloop en gevolg van de rampenoefening. Dhr. Brinkman antwoordt dat de eerste berichten zijn dat de observatoren tevreden zijn over de gang van zaken tijdens de oefening. Er zal een schriftelijke evaluatie volgen. Daar moet men op wachten. Dan kan definitief iets gezegd worden. Hij benadrukt dat men van elke oefening iets moet leren. Er zullen altijd punten naar boven komen die voor verbetering of lering in aanmerking komen. De bedoeling is dat er twee oefeningen per jaar worden gehouden. In de toekomst zullen ook onderdelen van de oefening fysiek plaatsvinden. Daarnaast is het belangrijk dat men door te oefenen ingespeeld raakt op elkaar. Dhr. Heikens vraagt of het geluidssignaal dat men bij een ramp hoort, alleen buiten gehoord moet worden. Dhr. Zeeman antwoordt dat de sirene buiten inderdaad goed hoorbaar. Men moet naar binnen gaan bij het horen van de sirene en de radio en/of t.v. aanzetten. Tijdens een ramp blijft de sirene loeien. Indien de ramp is afgelopen gaat weer de sirene. Inhoudelijk Jaarverslag 2003 en concept plan 2005 – 2008 van het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Mevr. Uitentuis leest dat Bureau Jeugdzorg een toegangsfunctie wil hebben geregeld met alle basisscholen in het ROA gebied op uiterlijk 1 januari 2005. Wat heeft dit tot gevolg voor de basisscholen in Beemster? Mevr. Ruys antwoordt dat zij op deze specifieke vraag met betrekking op de basisscholen op dit moment geen antwoord kan geven. 3
Men is thans druk doende binnen het ROA om de aansluiting tussen het Bureau Jeugdzorg en de zorg die de gemeente moet bieden voor de jeugd op elkaar af te stemmen. Dhr. Widdershoven vult aan dat het Bureau Jeugdzorg betrokken is bij de basisscholen via het samenwerkingsverband Samen naar School. Daar constateert men waar problemen zijn (in de thuissituatie) en is Bureau Jeugdzorg actief en worden mensen indien nodig naar het bureau geleid. Dit naast de maatschappelijke hulp die vanuit het samenwerkingsverband geboden wordt. Mevr. Uitentuis vraagt wie de problemen signaleert. Dhr. Widderhsoven antwoordt dat dit vanuit de basisscholen gebeurt. De secretaris vraagt aan mevr. Uitentuis of haar vraag aan de wethouder hiermede voldoende is beantwoordt. Mevr. Uitentuis antwoordt bevestigend. Dhr. Heikens vraagt of in verband met de bezuinigingen het reëel is te veronderstellen dat dit meerjarenplan 2008 haalt. Kunnen de plannen tot uitvoer gebracht worden?. Zijn zorg is dat de preventieve zorg verdrongen wordt naar zorg achteraf. Het schoolmaatschappelijk werk krimpt in. Dit betekent dat kinderen die wellicht vroegtijdig gecorrigeerd konden worden, in een ander traject opgevangen moeten worden. Daarnaast vraagt hij hoe de verhouding preventief/curratief moet worden gezien. Mevr. Ruys antwoordt dat zij hierop geen direct antwoord heeft. Wel is zij van mening dat dit plan zou moeten gaan werken. Men constateert dat er in de regio, b.v. bij Bureau Jeugdzorg Amsterdam steeds minder geld beschikbaar is. Hierover is ook regelmatig contact met de minister om te bezien of dit veranderd kan worden. Voor wat betreft de verhouding preventief/curratief meent zij dat mede door de Wet op de Jeugdzorg juist veel meer preventief gewerkt gaat worden. Daar wordt de nadruk opgelegd. Zij is van mening dat de verschuiving juist naar preventief is. Dit ligt vooral op het bord van de gemeente. Dhr. Heikens heeft gelezen dat er voor 14 oktober gereageerd moet worden. Voordien is er geen raad geweest en hij vraagt zich af of er nog vanuit de commissie behoefte is om te reageren op het stuk of dat vanuit het college nog gereageerd wordt op het stuk. De voorzitter antwoordt dat dit aan de commissieleden is om dat te beslissen. Dhr. Boer vindt het antwoord van de portefeuillehouder met betrekking tot de financiële kant te mager. Mevr. Ruys antwoordt dat zij bedoelde dat men binnen het overleg met de ROA regelmatig geconfronteerd worden met het feit dat de uitgaven en inkomsten op gespannen voet met elkaar staan. Dat baart haar wel zorgen. Vanuit het ROA worden allerlei pogingen gedaan dit meer met elkaar in evenwicht te krijgen. Dit lukt helaas niet altijd. Dhr. Boer vraagt of dit beleidsplan wel in overeenstemming is met de huidige bezuinigingen. Mevr. Ruys antwoordt dat uit het portefeuilleoverleg blijkt dat dit nog steeds realiseerbaar is. Er is een steeds grotere vraag naar Jeugdzorg. Het aantal cliënten blijft toenemen. Dan bereik je op een moment de grens. Er is in het afgelopen jaar een moment geweest dat geen pleegzorg meer kon worden geboden omdat het budget op was. Mevr. Ruys voegt toe dat dit beleidskader samen met het portefeuillehouders overleg tot stand is gekomen en vanuit het college is niet de behoefte om hier verder op te reageren. De commissieleden kunnen dit uiteraard wel indien men de behoefte voelt. Dhr. Heikens is van mening dat de commissie wel haar zorg zou moeten uitspreken over de haalbaarheid van het plan. Dhr. Boer heeft de gedeelde zorg bij de portefeuillehouder geconstateerd en is van mening dat dit voldoende is. Mevr. Ruys vult aan dat deze zorg ook bij het ROA leeft. De voorzitter vraagt de overige commissieleden naar hun standpunt. Dhr. van Baarsen staat achter het voorstel van dhr. Heikens. Mevr. Uitentuis antwoordt dat waar bezuinigd kan worden dit moet gebeuren, maar dat je niet te veel kunt bezuinigen. Dhr. Heikens vindt dat bezorgdheid mag z.i. best uitgesproken worden. Hij vraagt de portefeuillehouder na te gaan wie de bezorgdheid namens de commissie op papier gaat zetten.
4
6a.
Toegevoegd agendapunt: Mondelinge toelichting over de Geoefendheid en vakbekwaamheid van het brandweerkorps Beemster door burgemeester H.N.G. Brinkman Dhr. Brinkman geeft, zoals toegezegd tijdens de laatste raadsvergadering, een toelichting op een krantenartikel over de geoefendheid van de brandweer en met name van het korps in Beemster. De regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland heeft een zogenaamde nulmeting gedaan. Met de nulmeting was het regionaal college het eens omdat deze nodig is om gericht verbetertrajecten op te zetten. Ook het Ministerie van Binnenlandse heeft een onderzoek gedaan. Met name dat onderzoek heeft de pers gehaald omdat daarin gesproken werd over geoefendheid en vakbekwaamheid. Dat gaat met name over de bevelvoerders en officieren in Nederland. Dat onderzoek is steekproefsgewijs gehouden en daar is een rapport op gevolgd. Dat rapport is na een reactie van de regionaal commandant in de kranten verschenen. Brandweer Beemster kwam in dat rapport als gemiddeld uit de bus. Dat is voldoende tot goed. Punten die minder goed zijn moeten aangepakt worden om te verbeteren. Het brandweercorps Beemster beschikt over 35 vrijwilligers. Mannen en vrouwen. Die zijn verdeeld over twee uitrukposten. Er wordt gezamenlijk geoefend op 30 maandagavonden, verdeeld over het jaar. Die oefenavonden worden bij toerbeurt voorbereid door een bevelvoerder samen met twee korpsleden. Dit wisselt af. Dit wordt met name gedaan om het “lagere personeel” bij het oefenen te betrekken. Door het bedenken en organiseren van oefeningen leer je ook en je kunt zien of de bedoeling van de oefening over komt. De oefeningen worden na afloop in de brandweerkazerne doorgesproken. Dhr. Brinkman heeft deze een paar keer bijgewoond en heeft geconstateerd dat met name de communicatieaspecten een traject is waar steeds geleerd wordt. De vrijwilligers worden allemaal opgeleid zoals Binnenlandse Zaken dat voorschrijft en dat staat in het Besluit Brandweerpersoneel. Er wordt slechts in functie geplaatst en bevorderd indien men Vakbekwaamheid-certificaten (Rijksdiploma’s) behaald. Daarnaast wordt beoordeeld of degene die het diploma gehaald heeft ook geschikt is om een bepaalde functie uit te oefenen. Bevelvoerders hebben allen de opleiding Onderbrandmeester. Er zijn zelfs bevelvoerders die de opleiding Brandmeester hebben genoten maar nog wel in de rang van bevelvoerder functioneren. Die zouden eigenlijk een rang hoger mogen, daar is echter op dit moment geen plek voor. De commandant en ondercommandant hebben beiden de voorgeschreven officiersopleidingen met goed gevolg afgesloten. De commandant heeft de hoogst mogelijk opleiding genoten. Daarnaast is er jaarlijks onderricht in de eerste levensreddende handelingen. Als bijna enige korps in Nederland gaat Beemster tweejaarlijks naar een oefencentrum in Denemarken waar zeer realistische (echte branden) oefeningen gedraaid worden. Dhr. Brinkman is vorig jaar mee geweest en is zeer onder de indruk geraakt van het realistisch oefenen. Hij noemt als voorbeeld de flash-over oefening waar daadwerkelijk brand zowel voor als achter de brandweerman woedt. Dit soort oefeningen mogen niet in Nederland en vinden ook niet plaats. De brandweermensen krijgen vanuit Denemarken certificaten mee, maar in Nederland worden dit soort diploma’s niet erkend. De heer Brinkman is van mening dat, hoewel papierwerk belangrijk is, het oefenen veel belangrijker is. Bij het betreffende onderzoek heeft men specifiek gekeken naar de status van het papierwerk. Is genoteerd wie, waar en wanneer een bepaalde oefening gedaan is? Hoe vaak per jaar? Is er te weinig geoefend? Is de verhouding goed? Bij de beroepsbrandweer is het eenvoudiger dit registratiesysteem te hanteren omdat daar een administratie aanwezig is. Bij een vrijwilligerskorps is dat wat moeilijker te doen. Dit is in het verleden onvoldoende opgepakt blijkt nu. Het is nu eenmaal zo dat het Ministerie kijkt naar hoe een en ander geadministreerd wordt. Meer dan naar de praktische inzet van mensen. Het administratieve punt is gemiddeld in Nederland niet goed opgepakt. Zo ook niet in Beemster. Dhr. Brinkman benadrukt nogmaals dat men zich geen zorgen behoeft te maken over de geoefendheid, de gediplomeerdheid, de inzet en kwaliteit van onze brandweer. Dat is gewoon goed te noemen 5
Dhr. Zeeman vult aan dat het dit jaar een jaar betreft met veel branden. In een maand tijd hebben twee flinke woningbranden plaatsgevonden. Hij heeft geconstateerd dat hetgeen men in Denemarken heeft geleerd in de praktijk kan worden toegepast. Het korps heeft complimenten gekregen over de wijze van het blussen van een brand. Het korps is hier trots op. De voorzitter is van mening namens alle Beemsterlingen te mogen zeggen dat men trots is op hun brandweerkorps. Dhr. Heikens vraagt of de brandweerlieden ook zelf op het krantenartikel hebben gereageerd. Dhr. Zeeman bevestigt dat er wel degelijk reacties zijn geweest. Met name omdat er ook iets stond over het korps Beemster. Uit hoofde van zijn functie als commandant heeft dhr. Zeeman een en ander in zijn korps toegelicht. Dhr. Brinkman vult aan dat door het, generaliserend, in de krant zetten van dit soort informatie, dit altijd impact heeft op de betrokkenen. De sfeer in het korps is gelukkig goed waardoor dit niet door blijft sudderen. Tijdens de laatste oefenavond heeft dhr. Brinkman hier ook over gesproken. Mevr. Uitentuis vraagt of er opvolging is geregeld van mensen die zijn opgeleid om gebruiksvergunningen controleren. Dhr. Zeeman antwoordt dat er bij de gemeente Beemster inmiddels ook een preventiemedewerker in dienst is. Die wordt door hem aangestuurd. Inmiddels is er ook preperatieve medewerker in dienst. Deze werken veel samen en kunnen elkaar bij ziekte vervangen. Dhr. Brinkman brengt in herinnering dat het verkleinen van de kwetsbaarheid zijn argument was om deze medewerker aan te stellen i.p.v. preparatie uit te besteden aan de regionale brandweer. De voorzitter dankt beide heren voor hun inbreng. 7.
Verklaring subsidie openbare bibliotheek in het kader van de bibliotheekvernieuwing De voorzitter kondigt twee sprekers aan bij dit onderwerp. Allereerst krijgt dhr. Mennen het woord. Dhr. Mennen is regiodirecteur bij Probiblio. Hij heeft geconstateerd dat de raad gevraagd is een keuze te maken om de bibliotheek Beemster wel of niet te laten opnemen in het netwerk van de basisbibliotheek Waterland. Hij wil graag namens de bibliotheek het belang van deze keuze duidelijk maken. Hij benadrukt niet te willen spreken over het verhogen van de subsidie om het vereiste instapniveau te behalen. Dat instapniveau is landelijk bepaald in het overleg tussen het Rijk, de provincies en het VNG. Persoonlijk is hij van mening dat indien Beemster het instapniveau niet zou halen, zij toch deel zouden moeten kunnen uitmaken van de basis bibliotheek Waterland. In de laatste ledenvergadering van vereniging van openbaren bibliotheken hebben de regiodirecteuren van probiblio ook een motie met die strekking ingediend, helaas is deze niet door de collega’s overgenomen. Hij wil ingaan op een aantal punten waarom het voor de bibliotheek Beemster van belang is om deel uit te maken van het samenwerkingsverband in Waterland. Die punten worden overigens voor een groot deel in het preadvies van het college weergegeven. Hierna de letterlijke tekst uitgesproken door dhr. Mennen: “De bibliotheek Beemster is aangesloten bij Probiblio, de Provincial Bibliotheek Centrale. Deze organisatie verzorgt o.m. de directievoering, financiële administratie en het werkgeversschap voor het bestuur van de bibliotheek. Van oudsher konden de producten tegen een relatief lage prijs aangeboden worden d.m.v. subsidie van de provincie. In het kader van het proces bibliotheekvernieuwing wat een aantal jaren geleden in gang is gezet is de rolverdeling tussen de verschillende overheden veranderd en daarbij zal de provincie de subsidie aan facilitaire ondersteuning stopzetten en zich meer gaan richten op het ontwikkelen van nieuwe producten en het in stand houden van het automatiseringsnetwerk. Voor de lokale bibliotheek zal dit op termijn een kostenverhoging met zich meebrengen. Het vormen van een gezamenlijke backoffice in de basisbibliotheek Waterland is er ook op gericht om die kosten zo laag mogelijk te houden. In aanvulling op de in het koepelconvenant genoemde € 0,82 per inwoner is mede bedoeld om gemeenten te compenseren voor de overgang van die kosten en ook te stimuleren om die zaken gezamenlijk op te pakken. Vandaar dat in het koepelconvenant de vorming van een basisbibliotheek een voorwaarde is om voor die gelden in aanmerking te komen. De bibliotheek ziet ook een aantal inhoudelijke redenen om een basisbibliotheek te vormen. Binnen de regio is al enige jaren geleden gestart met inhoudelijke samenwerking. Dit heeft o.m. geresulteerd in het opstellen van een gezamenlijk beleidsplan, het afstemmen van de tarieven, het voeren van een gezamenlijke pr-strategie en het op het onderdelen realiseren van gezamenlijke collectievorming. Naar ons idee heeft die samenwerking geleid tot een betere kwaliteit van het
6
bibliotheekwerk. Maar we hebben ook het gevoel dat de grenzen van die samenwerking inmiddels bereikt zijn. Indien optimaal gebruik gemaakt wil worden van de deskundigheid van de medewerkers en komen tot een verdere afstemming, zeker wat betreft zaken als collectievorming en productontwikkeling dan is naar ons idee een verdergaande vorm van niet-vrijblijvende samenwerking, wat ons betreft in een organisatie, noodzakelijk. De zorg van de gemeente Beemster over de basisbibliotheek richt zich, en dat blijkt uit het pre-advies, met name op twee hoofdonderwerpen: • Het behouden van het karakter van de bibliotheek als vrijwilligers bibliotheek • Het behouden van de mogelijkheid om zelf te bepalen hoe de lokale bibliotheekvoorziening in stand gehouden wordt en ook daaraan gekoppeld zelf de financiën te bepalen. Als het gaat om het eerste punt dan mag het duidelijk zijn dat de meningen hierover verdeeld zijn. Als bibliothecaris vind ik dat bibliotheekwerk een vak is. Het streven van de branche is dan ook gericht op professionalisering waarbij volgens mij altijd plaats blijft voor vrijwilligers. Gezien de financiële (on)mogelijkheden van o.a. de gemeente Beemster, ook in de basisbibliotheek zijn wij ons er terdege van bewust dat we het bibliotheekwerk in Beemster niet kunnen uitvoeren zonder die inzet van die vrijwilligers. Dat feit zullen we dan ook als basisbibliotheek de komende jaren moeten accepteren. Dat doen we overigens graag. Voor wat betreft het tweede punt wil ik duidelijk zijn. Het opzetten van een gezamenlijke backoffice vraagt om een gezamenlijke financiële inspanning van de betrokken gemeenten. De inrichting van het frontoffice, dat wat de burger van de gemeente daadwerkelijk aan bibliotheekvoorzieningen in de lokale gemeente krijgt dat is, en blijft ook in de opzet van bibliotheek Waterland, een lokale aangelegenheid. De gelden die daarvoor beschikbaar zijn zullen dan ook altijd door de gemeente bepaald blijven. Naar ons idee kan die frontoffice alleen functioneren als ze onderdeel blijft uitmaken van het totale netwerk van bibliotheken. De gevolgen van het niet deelnemen aan de basisbibliotheek staan ook in het preadvies en voor mij is dat een schrikbeeld en ik hoop dat het niet zo ver zal komen. Ik dank u voor uw aandacht.”
Mevr. Uitentuis vraagt of zij het juist begrepen heeft dat ook indien de gemeente niet akkoord gaat, men toch nog enige tijd gebruik kan maken van de huidige voorzieningen? Dhr. Mennen licht toe dat er op dit moment een voorstel ligt bij Provinciale Staten om de voorzieningen op termijn af te bouwen. De periode in het advies betreft 2006-2010. De Provincie zelf zou dit echter sneller willen. Daarover is wordt nog discussie gevoerd. Provinciale Staten hebben daar nog geen uitspraak over gedaan. Daarbij is 2010 echter wel de uiterste termijn. Mevr. Uitentuis: wat betekent afbouwtermijn? Dhr. Mennen antwoordt dat dit betekent dat de bibliotheken die nu b.v. een financiële administratie afnemen, deze afname niet meer gesubsidieerd zullen krijgen door de Provincie. De gemeente zou dit dan per 2010 moeten betalen en tot die datum zal het provinciaal subsidie worden afgebouwd. De directievoering zal per 1 januari 2006 al niet meer gesubsidieerd worden door de provincie. De directievoering zal dan worden overgedragen aan de lokale bibliotheek of aan de basisbibliotheek. De voorzitter dank de heer Mennen en geeft het woord aan dhr. Menno Strijker. Hierna de letterlijke tekst door dhr. Strijker uitgesproken: “Geacht college, raadsleden, belangstellenden en tevens belanghebbenden, Eergisteren heb ik inzage gekregen in het preadvies met betrekking tot dit agendapunt. En ik ben van het standpunt van het college zo geschrokken dat ik de raad hier graag over wil informeren. Mogelijk onbewust en hopelijk ongewild ligt hier indirect een besluit wat ten grondslag kan liggen aan opheffing of voortbestaan van de bibliotheek in Middenbeemster. Dan is niet alleen binnenkort de bibliotheekbus verdwenen maar zal er waarschijnlijk in het geheel geen bibliotheek meer zijn. Dit klinkt dramatisch.... en dat is het ook. Eerst maar eens wat feiten over de financiering van bibliotheken in deze regio in dorpen onder de 1 0000 inwoners over 2003. De gemeente betaalt voor Oostzaan per inwoner meer dan 16 euro. De gemeente betaalt voor Edam per inwoner meer dan 20 euro. De gemeente Graft-de Rijp betaalt per inwoner ruim 23 euro. En de gemeente Beemster is niet eens bereid om 11 euro per inwoner te betalen. De gemeente schermt met het grote belang van en de waardering voor het uitvoeren van gemeenschapstaken door vrijwilligers. Een uitmuntend en bijzonder voorbeeld daarvan is de Stichting Bibliotheek Beemster die een geweldige voorziening in stand weet te houden met een zeer lage gemeentelijk subsidie en een minimale begroting. Aan die subsidie zit echter een ondergrens. Zelfs met deze grote inzet van vrijwilligers is een bijdrage van een bepaalde hoogte van de gemeente noodzakelijk. Gegeven het ook in deze organisatie stijgende kostenniveau is een daling van de subsidie, zoals in 2004 en 2005 is toegepast van 5000 euro, feitelijk niet aanvaardbaar. Dit heeft geleid tot de opheffing van de bibliotheekbus. Het is voor een organisatie, grotendeels draaiend op vrijwilligers niet mogelijk verder te bezuinigen.
7
En bedenk daarbij dat de gevraagde 11 euro niet veel hoger is dan datgene wat er juist gekort is in 2004 en voor 2005. Verhoging c.q. handhaving van de subsidie tot 1 1 euro kost de gemeente circa 8000 euro. Het niet verhogen van de subsidie met deze 8000 euro zal sowieso leiden tot het niet verkrijgen van een provinciale subsidie van 7000 euro. Dit betekent daarmee dat het handhaven van de doorgevoerde kortingen op de subsidie van de bibliotheek door de gemeente leidt tot een verlies aan inkomsten voor de bibliotheek van 15000 euro. Maar het is nog erger. De consequenties, en ik wil ze hier nog een keer expliciet noemen, zijn: Citaat punten laatste blz preadvies .... En het Rijk stelt niet voor niets extra middelen beschikbaar die de gemeente op deze wijze de bibliotheek ontneemt ! Het wegvallen van de eerste 7000 euro is al bekend - ....Niet in het provinciaal bibliotheek netwerk, dus geen mogelijkheid meer boeken en informatie te bestellen; geen documentatie meer voor spreekbeurten, referaten en scripties; geen boeken meer over datgene wat in onze kleine bibliotheek niet meer voorradig is; geen online inforinatiebronnen of knipselkranten meer Terecht niet meer gecertificeerd - Terecht dan ook geen VOB meer; dus geen bibliotheek meer - - .... Niet meer handelen volgens de wet Ik heb deze gevolgen niet verzonnen, ze komen uit uw eigen pre advies. Maar dat niet alleen. Het zal ook betekenen dat allerlei andere zaken die nu via de centrale organisatie worden afgenomen niet meer mogelijk zijn of tegen veel hogere kosten. Hogere kosten zullen zonder subsidie leiden tot het failliet van de stichting. Maar ook de vrijwilligers zullen zich niet meer kunnen vinden in het wegvallen van de noodzakelijke kwaliteit en service en zullen afhaken. Dit staat volgens mij haaks op het vrijwilligersbeleid. Dit alles zal tot effect hebben dat een essentiële voorziening voor de Beemster weg zal vallen. Het is daarom dat ik hier sta. Het kan niet waar zijn dat door het handhaven van kortingen voor een bedrag van 8000 euro er straks geen bibliotheekvoorziening meer kan zijn die voldoet aan de minimale voorwaarden. Ik ga er van uit dat ik u het belang van de bibliotheek niet hoef uit te leggen en ik zou het onze bewoners en uw kiezers ook niet uit kunnen leggen dat hiervoor geen middelen gevonden kunnen worden. Het is uiteindelijk een betrekkelijk klein bedrag met enorme gevolgen. Namens mijzelf, maar naar ik aanneem namens alle inwoners van dit dorp, verzoek ik u zorg te dragen dat de verklaringen getekend worden en dat de gemeente de minimale bijdrage van 11 euro, nog niet de helft van de bijdrage van onze buurgemeente, voor haar rekening neemt. Ik dank u voor uw aandacht.”
De voorzitter dankt de heer Strijker. Er zijn geen vragen van de commissieleden aan de heren Mennen en Strijker. Mevr. Ruys wil reageren op hetgeen de heer Strijker heeft gezegd. Zij wil de bedragen nuanceren. De heer Strijker heeft gezegd dat de gemeente Beemster niet eens bereid is om € 11,-- per inwoner uit geven t.b.v. de bibliotheek. Inclusief huisvesting besteedt de gemeente ruim € 15,-- per inwoner. De € 11,-- die gesteld wordt door het Ministerie is exclusief huisvesting en ligt dus wel hoger. Mevr. Ruys wil benadrukken dat zij de bibliotheek een zeer warm hart toedraagt. Zij heeft in het tijdschrift van Probiblio gelezen, dat met name in de kleine dorpen de tevredenheid van de gebruikers over de vrijwilligersbibliotheek enorm groot is. Bewoners komen daar het meest om te lezen. Er spelen wat haar betreft twee zaken. Men is gedurende twee jaar bezig met het traject van de bibliotheekvernieuwing. Daarbij wordt uitgegaan van het feit dat de klant meer vraagt dan alleen lezen. Er moet meer aanbod zijn omdat toch landelijk gezien het aantal klanten terugloopt. Er wordt geïnvesteerd in ICT en in aanbod van internet. Mevr. Ruys verzet zich tegen het feit dat de kosten van deze meervraag alleen door de subsidieverstrekkers opgebracht zouden moeten worden. Zij is van mening dat de klant daar ook aan mee mag betalen. Haar zorg is vooral het financiële proces. Er is een plan gemaakt om de backoffice te realiseren. Feit is dat Beemster bij de aanvang al geld tekort komt. De branche is van mening dat exclusief huisvesting per inwoner € 14,-- tot € 18,-- besteed zou moeten worden. Gezien de huidige begrotingsperikelen binnen de gemeente zouden we pas op de plaats moeten maken. Dit was voor de portefeuillehouders de reden om in juni jl. na ontvangst van de brief/convenant van het VNG, IPO en het Ministerie waarin gesteld werd dat de gemeenten nog slechts mee mochten doen als de subsidie minimaal € 11,-bedroeg, pas op de plaats te maken. De gemeente werden voor een dilemma gezet. Door deze eis worden met name de kleine gemeenten in de problemen gebracht en vallen hierdoor buiten de boot. 8
Men zal richting VNG reageren. De gemeente is van mening dat in deze tijd van bezuinigingen niet voorgesteld kan worden om extra geld uit te trekken. Dit is voor het college geen gemakkelijk besluit geweest. Dhr. Boer beaamt dat ook binnen zijn fractie de emoties hoog oplopen wat de bibliotheek betreft. Ook deze draagt de bibliotheek een warm hart toe en is van mening dat innovatie moet plaatsvinden. Er is echter geen antwoord op de vraag hoe e.e.a. gefinancierd zou moeten worden. Terecht wordt hier gevraagd om bij instemming met de plannen, een financiële dekking aan te bieden. De VVD fractie is hier financieel nog niet uit en voorziet ook op de korte termijn geen oplossing. Men is hier niet optimistisch over. Dhr. Heikens ziet parallellen met het verhaal van de brandweer. Het gaat over professionalisering, schaalverbreding etc. Hij is van mening dat de vraag naar specialisme onafwendbaar is. De PvdA fractie is van mening dat bibliotheek hier bestaansrecht moet hebben. De analyse is geweest: wat betekent het als je het niet doet? Die vraag is ook door een van de insprekers gesteld. Dhr. Heikens vraagt aan de wethouder wat h.i. de analyse is als de gemeente besluit niet mee te doen. Spreker is van mening dat dit op termijn definitieve sluiting betekent. De PvdA fractie wil zoeken naar de dekking om te besluiten mee te gaan in het plan. Het is een inspanningsverplichting om die dekking te zoeken. Het is terecht dat het college dit vraagt nadat wij enerzijds hebben aangegeven pas op de plaats te maken. Hij heeft nog wat vragen over het proces. • Wat zijn de overwegingen geweest dat u met andere gemeenten in conclaaf bent gegaan om gezamenlijk uit de samenwerking te stappen? • Was dit in samenspraak met de bibliotheek? • De gemeenten Schermer en Zeevang worden in het stuk niet genoemd. Waarom is dat? • Hoe reëel is het dat wij in de toekomst blijven steunen op de inzet van de vrijwilliger? Mevr. Ruys antwoordt dat zij zich kan voorstellen dat de PvdA een positief besluit wil nemen t.a.v. de bibliotheek. Zij heeft heel vaak met het bibliotheekbestuur van gedachten gewisseld over de vraag wat er gebeurt als je niet meegaat. Men is het daarbij niet vaak met elkaar eens geweest. Zij is van mening dat niet meegaan niet perse hoeft te betekenen dat de bibliotheek gaat sluiten. Voor wat betreft de inzet van vrijwilligers is mevr. Ruys van mening dat deze wel blijft voortbestaan. In uiterste nood wellicht vanuit de leden van de bibliotheek zelf. Voor wat betreft het overleg met de andere gemeenten antwoordt zij dat er een stuurgroep bestond waarin enerzijds de portefeuillehouders en anderzijds de bibliotheekbesturen zitting zaten. In juni stond een besluit tot de fusie van de bibliotheken op de agenda. Op dat moment hebben de portefeuillehouders hun eigen verantwoordelijkheid genomen en gezegd dat het proces te snel ging. Er was nog geen financieel inzicht. Het besluit om te fuseren ligt bij de bibliotheekbesturen en niet bij de portefeuillehouders. Op dat moment hebben de portefeuillehouders besloten geen deel meer uit te maken van de stuurgroep. Het besluit om e.e.a. uit elkaar te halen is niet vooraf overlegd met de bibliotheekbesturen. De portefeuillehouders zijn gezamenlijk naar de provincie gestapt om de problematiek voor te leggen. Aan de stuurgroep is gevraagd e.e.a. op een laag pitje te zetten. Dhr. Heikens is van mening dat je moet kiezen voor het gehele plan. Je kunt geen onderdelen eruit laten omdat die lastig zijn. Mevr. Ruys geeft aan dat er t.a.v. het gehele plan twijfels zijn bij de portefeuillehouders. Voor wat betreft kennisoverdracht en vernieuwingen hadden vooral de kleinere gemeenten het gevoel dat hun klanten daarop niet zitten te wachten. Het gaat hier met name om het lezerspubliek. Op het moment dat kinderen naar de middelbare school gaan en meer informatie nodig hebben zijn ze toch aangewezen op een grotere bibliotheek. Als kleine bibliotheek kun je dat nooit in die mate bieden. Dhr. Heikens heeft begrepen dat niet alle bibliotheken dezelfde diensten leveren. Wellicht dat je daar een compromis in vindt. Naar zijn gevoel is er nog onderhandelingsruimte. Mevr. Ruys antwoordt dat men nog midden in dat proces zat totdat men tot een keuze werd gedwongen. 9
Er waren nog te veel vragen om tot een fusie over te gaan. Dit doorkruist het proces waarin men zoekende is. Voor wat betreft de gemeenten Zeevang en Schermer, zij doen inderdaad niet aan dit proces mee. Zij hebben geen bibliotheek. Wel een bibliobus. Zij hebben vanaf het begin aangegeven niet mee te willen doen. Dhr. van Baarsen geeft aan dat ook de CDA fractie van mening is dat de bibliotheek behouden moet worden. Het is lastig dat de plannen van bovenaf opgelegd worden. Wil je de bibliotheek in Beemster behouden zul je naar € 11,-- moeten groeien. Een alternatief zou kunnen zijn dat de bibliotheek multifunctioneler wordt gemaakt door andere activiteiten toe te voegen. De vraag is of die bijdrage van € 11,-- over jaar nog dezelfde is. Mevr. Ruys antwoordt dat zij niet weet wat of dat zo zal zijn. In de rapporten die zijn uitgebracht blijkt dat de bijdrage van € 11,-- het minimum is. Op termijn zou er gekomen moeten worden tot € 14,-- binnen een fusiebibliotheek. De brancheorganisatie vindt dat dat € 18,-- zou moeten zijn. Hoe zich dit gaat ontwikkelen op termijn weet mevr. Ruys niet. Dhr. Widdershoven vult aan dat voor wat betreft het multifunctionele karakter van de bibliotheek een van de punten van de vernieuwingen is dat de bibliotheek een ruimere functie in de maatschappij zou moeten krijgen. Bijvoorbeeld als informatie of ontmoetingsfunctie. Het ligt in de bedoeling van de bibliotheek dit soort functies naar zich toe te trekken. Mevr. Uitentuis vindt de opmerking van dhr. Widdershoven met betrekking tot de multifunctionaliteit positief. Zij wil reageren op de opmerkingen van de heer Boer. Ruim een jaar geleden heeft Dhr. Boer in de commissie opgemerkte dat “de bibliotheek een kwestie van brede volksontwikkeling is”. Zij spreekt de hoop uit dat dhr. Boer zijn standpunt nog eens wil wijzigingen. Dhr. Boer meldt de voorzitter dat hij daar niets gezegd heeft over de financiële consequenties. Hij weet wel degelijk wat hij op dat moment gezegd heeft. Dat is destijds goed genotuleerd en dat standpunt onderschrijft hij nog steeds. Dhr. Heikens merkt op dat z.i. uitspraken niet teniet gedaan kunnen worden door de financiële gevolgen. Dhr. Boer antwoordt dat men moet kijken naar de realiteit van de dag en dat de financiële situatie toen heel anders was dan nu. Dhr. Heikens is van mening dat dit een ander antwoord is dan het eerste. Hij ondersteunt wel de mening dat de financiële situatie gewijzigd is. Mevr. Uitentuis is van mening dat je heel veel kanten op kunt met de bibliotheek. De bibliotheek is voor de BPP een belangrijke voorziening en als de fractie leest dat er eigenlijk sprake kan zijn van een centrale post voor informatieve, culturele, educatieve, maatschappelijke en overige functies dan juicht de fractie dit toe. De mate waarin een en ander gebeurt is echter wel afhankelijk van de beschikbare middelen. Als we het goed begrijpen zal het geheel professioneler gaan werken. Een professionele kracht is beschikbaar en deze zou e.e.a. aan moeten sturen. Mw. Uitentuis heeft vanavond geen enthousiast verhaal gehoord van vrijwilligers. Er is nog een lange weg te gaan. De BPP is er voor dat de instapniveauverklaring aan de provincie wordt afgegeven want zij wil dat dit een volwaardige voorziening blijft. Zij stelt voor het bedrag beschikbaar te stellen. Wij hopen daar geld voor te vinden. Dhr. Boer vraagt of de BPP, gezien haar standpunt, ook dekking heeft voor de plannen. Hij is van mening dat de financiële kant van dit verhaal niet vaag mag blijven. Je kunt in redelijkheid geen positief advies afgeven en daarbij de hoop uit te spreken daar dekking voor te hebben. Mevr. Uitentuis eist dat er met de omliggende gemeenten wordt samengewerkt in dit traject. Daarbij spreekt zij de hoop uit dat een en ander op termijn leidt tot het herinvoeren van de bibliobus met omliggende gemeenten. Zij wil graag weten of er wellicht op termijn financiën voor beschikbaar zijn. In de omliggende gemeenten staat de bibliobus nog niet in de garage. Voor wat betreft de vraag van de heer Boer is zij van mening dat men hier bezig is om de Beemster gemeenschap een goede toekomst te bieden en niet met de behandeling van de gemeentebegroting. U krijgt u hierover nog bericht. Dhr. Boer vraagt aan mevr. Uitentuis hoe het kan dat zij, na alle discussie die er over gevoerd is, de bibliobus weer onderdeel van dit vraagstuk maakt. Dat is z.i. gespeend van realiteitszin. Mevr. Uitentuis vraagt mevr. Ruys of zij voorbeelden noemen van verbindingen die gelegd worden op beleidsterreinen en infrastructuren die in het stuk staan gerapporteerd. 10
Mevr. Ruys antwoord dat mevr. Uitentuis citeert uit het convenant dat de VNG, de IPO en het Ministerie gesloten hebben met elkaar. Zij vinden dat bibliotheken daaraan moeten gaan voldoen. Het ligt in de vernieuwingsopdracht van de bibliotheek. Het geld moet bij de gemeenten vandaan komen. Voor wat de bibliobus betreft rijdt de bus ook in andere gemeenten minder i.v.m. bezuinigingen. Voor wat betreft Zeevang en Schermer. Zij hebben geen bibliotheek. Zij hebben alleen de bibliobus. Als de basisbibliotheek gestalte krijgt en de backoffice gestalte krijgt moet er een bepaald bedrag per bewoner – het voorstel is € 4,10- naar die backoffice en het overige geld blijft over voor de voorziening hier in Beemster. Mevr. Uitentuis stelt dat de bus wellicht later weer ingesteld kan worden. Mevr. Ruys antwoordt dat het later steeds moeilijker wordt omdat de bus voor 60% gesubsidieerd wordt door de provincie en die wil zich terugtrekken als subsidieverstrekker. Zij veronderstelt dat de bus straks onbetaalbaar is. Dhr. Heikens constateert dat op blz. 4 van het stuk staat dat de provincie voor 1 september 2004 antwoord wil hebben. Hij veronderstelt dat mevr. Ruys in positieve zin heeft gereageerd en de intentieverklaring heeft ondertekend met daarbij de voorwaarde dat de raad hiermede akkoord zou gaan. Mevr. Ruys antwoordt dat zij de provincie heeft geschreven dat zij bereid was om de raad dit voorstel voor te leggen. Dhr. Brinkman licht toe dat in het college is afgesproken dat de vakinhoudelijke portefeuillehouders direct de financiële consequenties meenemen. Dhr. Brinkman is daarbij als burgemeester en als portefeuillehouder financiën en moet waken over het totaal van de financiën van de gemeente Beemster. De inhoudelijke discussie moet gevoerd worden met de portefeuillehouder, daarbij wordt het financiële aspect meegenomen door de raad om te voorkomen dat de burgemeester als onafhankelijk voorzitter politieke uitspraken moet doen. Vakinhoudelijk vanuit het financiële gesproken verzoekt dhr. Brinkman met klem om, indien men door het doen van voorstellen een beroep doet op de huishoudportemonnee van de gemeente Beemster, ook een dekking aangeeft. Vervolgens kan hij in zijn functie als portefeuillehouder financiën beoordelen of deze dekking voldoende is en dit vervolgens met de portefeuillehouder bespreken. Vervolgens kan de desbetreffende wethouder vakinhoudelijk ja of nee zeggen. Zo werkt het. Gisteravond heeft dhr. Brinkman in de commissie middelen uiteengezet dat de gemeente Beemster nog een behoorlijke hap te verwerken heeft t.a.v. de begroting van volgend jaar. Hij geeft ernstig in overweging aan de commissieleden om dit in hun beslissing mee te nemen. Daarbij benadrukt dhr. Brinkman nogmaals dat hij vakinhoudelijk geen uitspraak doet over het nut of de noodzaak van de bibliotheek. Wel bevreemdt het hem dat iedereen vertelt hoe het moet, hoe het geld verdeeld moet worden, wat naar backoffice moet wat naar frontoffice moet en hoe groot het bedrag moet zijn en dat wij slechts de portemonnee mogen trekken. In casu betreft het daarenboven een voorziening die zo men hem heeft verteld, goed loopt. Hij heeft nog niet vernomen dat het niet goed loopt. Hij zou die discussie wel eens willen horen. Dhr. Heikens antwoordt dat die discussie niet hier gevoerd behoort te worden, maar daar waar dat signaal vandaan komt. Dhr. Brinkman is het daar mee eens, maar dit zijn de dingen die hij zich afvraagt. Dhr. Heikens beaamt dat dit terecht is. Net zoals het terecht is dat dhr. Brinkman heeft gewezen op de financiële gevolgen die besluiten met zich meebrengen. Toch is dhr. Heikens van mening dat je soms toch keuzes moet maken ondanks alle afwegingen. Dhr. Brinkman antwoordt dat dat een politieke afweging is die de commissieleden moeten maken. De voorzitter beaamt dit en verwacht dat dit agendapunt als discussiepunt op de raadsagenda zal komen te staan. Mevr. Uitentuis merkt nog op dat uit het gesprek met het bibliotheekbestuur is gebleken dat het straks veel duurder zal zijn een boek te lenen. Dat is ook een punt wat meeweegt. De voorzitter kan zich voorstellen dat er binnen de fracties nog over dit onderwerp gediscussieerd moet worden voordat een besluit genomen kan worden.
11
7a.
Toegevoegd agendapunt: Het Managementverslag van de politie Unit Waterlanden over de periode januari tot en met augustus 2004 De voorzitter verwelkomt de heer Van Dorp en geeft het woord aan de heer Brinkman. Dhr. Brinkman herinnert aan het feit dat hij vorig jaar heeft uitgelegd dat hij aangaande polititiezaken in een bepaald systeem wenst te komen waardoor de speerpunten gezamenlijk worden vastgesteld. Voordat het Regionaal Beleidsplan wordt vastgesteld wordt men in de gelegenheid gesteld deze speerpunten aan te geven. Afgesproken is destijds dat hij deze vraag zou stellen na de bespreking van de 8 maandsrapportage. Dan heeft de commissie de beschikking over feiten en aan de hand daarvan kan men bepalen wat de speerpunten voor volgend jaar zouden moeten zijn. Het is niet de bedoeling die 8 maandsrapportage hier behandeld wordt. Indien de commissieleden een inhoudelijke vraag hebben wil de heer Van Dorp deze uiteraard beantwoorden. Dhr. Heikens heeft uit de stukken gehaald dat de jeugdoverlast en criminaliteit gedaald zijn. Hij is van mening dat het beleid wat ingezet is gehandhaafd moet blijven en hoog op de politieagenda moet blijven staan. Daarnaast vraagt hij zich af wederom af hoe het verband ligt tussen cijfers en controles etc. Deze discussie behoeft wat hem betreft niet opnieuw gevoerd te worden. Wat is de koppeling tussen het plan Duurzaam Veilig en meer ongevallen. Wellicht dat daar vanavond op gereageerd kan worden. Wat de PvdA fractie betreft kan het beleid worden voortgezet op die speerpunten die nu ook ingezet zijn ook al is het resultaat voor dit jaar, gelukkig, meegevallen. Door allerlei factoren kunnen die cijfers ook weer snel negatief beïnvloed worden. Dhr. Van Baarsen vraagt of de geografische ligging van Zuidoostbeemster, dicht bij Purmerend van invloed is op de hoogte van de criminaliteitscijfers. Indien dit zo is, zouden daar dan meer maatregelen getroffen moeten dan in de rest van Beemster. Dhr. van Dorp antwoordt dat het in de meeste gevallen niet gaat om jeugd maar om woning- en auto-inbrekers. Dit zijn met name veelplegers. Deze veelplegers zijn bij de politie bekend. Het zijn er 44 waarvan een aantal in Purmerend woont, een enkeling woont in Volendam. Voorzover de heer Van Dorp bekend, heeft Beemster ze niet. Iedere veelpleger is “geadopteerd” door een politieagent en wordt zeer goed in de gaten gehouden. Bij het minste of geringste zullen zij weer in hechtenis worden genomen. Door deze methode weet men dat zij verantwoordelijk zijn voor de woninginbraken en auto-inbraken in Zuidoostbeemster. Het aantal snelheidsovertredingen is nogal toegenomen omdat intensiever bonnen worden geschreven. Er is veel aandacht voor handhaving. In 2004 is daar een inspanning op gepleegd. Als je spreekt over een koppeling tussen Duurzaam Veilig denkt de heer Van Dorp meer aan infrastructurele voorzieningen. In die zin is de door de heer Heikens bedoelde koppeling er niet. Dhr. Heikens legt de koppeling niet zozeer met het aantal overtredingen maar met het aantal ongevallen. Voor wat betreft de jeugdoverlast en criminaliteit antwoordt dhr. Van Dorp dat daar met name in de avonduren extra is ingezet op hangplekken in met name Middenbeemster. Het is lastig om te constateren dat die inzet een oorzakelijk verband heeft met het afnemen van overlast en criminaliteit. Het is wel een indicatie. In het jaarplan 2005 zal dit ook weer hoog genoteerd staan. Dhr. Brinkman ondersteunt, vooral m.b.t. het laatste onderwerp, de uitspraken van de heer Van Dorp. Het managementverslag beslaat de periode januari tot en met augustus. Indien de periode van januari tot en met september zou lopen had het resultaat anders geweest. Voor wat betreft de jeugdoverlast was september niet een beste maand. Dit onderdeel heeft zeer zeker de aandacht van de heer Brinkman. Hij is voornemens om in breder verband te discussiëren over de methode die thans gehanteerd wordt en de tijdstippen waarop. Met name de periodes in het jaar. Wellicht dat er onderdelen moeten worden bijgesteld. De aandacht die de commissie hiervoor vraagt, is er zeker. Dhr. Boer laat zich graag uitnodigen tot het doen van aanbevelingen. De VVD fractie vraagt zich af hoe het is gesteld met de veiligheid en het veiligheidsgevoel in Beemster en welke signalen ontvangt men daarover. 12
De fractie is overigens buitengewoon tevreden over de methode van verslaglegging en ook over de resultaten. In de vorige behandeling van dit onderwerp heeft de VVD fractie aangegeven dat de veiligheid hoog op de agenda moet staan. Beoogde prioriteiten zijn: jeugdoverlast en criminaliteit en verkeersveiligheid. Tevens merkt dhr. Boer op verheugd te zijn over het krantenartikel waarin melding wordt gemaakt van het feit dat dealende personen zijn opgepakt. Hij spreekt zijn zorg uit over de openingstijden van het bureau. Hij heeft begrepen dat daar wat commotie over is geweest. Hij vraagt hoe dit te rijmen is met het veiligheidsgevoel. Hij is van mening dat voor de burger het bureau, indien nodig, open moet zijn. Als laatste merkt hij op dat hij verheugd is dat het aantal klachten verminderd is. Mevr. Uitentuis vraag of er gecontroleerd wordt op de Middenweg t.a.v. het handhaven van het inhaalverbod. Op welke momenten wordt er gecontroleerd? In het rapport wordt melding gemaakt van toenemende zakkenrollerij. zij vraagt wanneer dat dan plaatsvindt? Is dit wellicht een actiepunt? Zij veronderstelt dat het aantal ongevallen te maken heeft met snelheidsovertredingen. De BPP pleit om tot een maximumsnelheid (60km) te komen. Wat verwacht u van het feit dat op de N244 de maximum snelheid van 100 naar 80km per uur gaat? Zij vraagt of de toename van snelheidsovertredingen het gevolg is van meerdere controles. Ook vraagt zij in verband met de alcoholcontroles wat bedoeld wordt met de conclusie “dat het absolute aantal achterblijft bij de doelstelling”. Mevr. Uitentuis vraagt zich af hoe het nu gesteld is met de jeugd. Enerzijds zijn er goede berichten, anderzijds hoort zij van de burgmeester dat er nog een staartje volgt m.b.t. de rapportage met minder goede berichten. Dhr. van Dorp antwoordt dat bij alcoholcontroles is gebleken dat de bestuurders zich goed gedragen m.b.t. het gebruik van alcohol en autorijden. Landelijk is het overtredingspercentage ongeveer 2%. In dit gedeelte van Noord-Holland betreft dit een percentage van 1/2%. Voor wat betreft het handhaven van het inhaalverbod op de Middenweg antwoordt dhr. Van Dorp dat het ondoenlijk is overal gelijktijdig te controleren. Het aantal politiemensen is uiteraard beperkt. In 2004 is een onopvallende videoauto in gebruik genomen. Deze controleert regelmatig in de gehele regio. Ook vanuit de landelijke overheid is er veel aandacht voor agressief weggedrag. Zakkenrollers zijn veelal actief op evenementen. Voor betreft het effect van de maximum snelheid van 80km op de N244 antwoordt dhr. Van Dorp dat hij leiding geeft aan handhavers en dat de wegbeheerder de snelheden bepaalt, hij heeft daar verder geen mening over. Dhr. Brinkman licht toe dat het niet het gedeelte van de N244 in Beemster betreft, maar een hoger gelegen gedeelte. Er is wel een dubbelgetrokken streep aangebracht op het gedeelte in onze gemeente. Dhr. Brinkman wil nog even reageren op de inbreng van dhr. Boer. Ten aanzien van de jeugdoverlast wil hij benadrukken dat de marap een momentopname is. Bij jeugdoverlast is het zo dat deze meer voorkomt in een bepaalde periode. Dit zijn de maanden augustus, september en oktober als het goed weer is buiten. Die maanden zitten niet in deze marap. De aandacht voor jeugdoverlast zou zich daarom wellicht moeten verleggen naar die maanden dat de jeugdoverlast ook daadwerkelijk voorkomt. Hij spreekt hier ook over repressie. Hij is van mening dat jeugdoverlast preventief aangepakt moet worden. Resumerend: jeugd en verkeer zijn van belang. Tijdens de feestweek is door samenwerking van zowel omstanders, een particulier beveiligingsbedrijf en politie een veelpleger opgepakt. Dit was een tasjesrover. Dhr. Brinkman noemt dit voorbeeld omdat dit vaker zo zou moeten werken. Dhr. Van Dorp vult aan deze veelpleger afkomstig is uit Purmerend. Hij antwoordt dat v.w.b. het bureau Middenbeemster men het plafond heeft bereikt m.b.t. de openingstijden. Verruiming zit er zeker niet in. Maar er zijn nog andere vormen van bereikbaarheid. Dit jaar zal daar meer mee gewerkt gaan worden. Hierbij moet men denken aan de elektronische snelweg. Via e-mail kan aangifte worden gedaan. In het laatste kwartaal van dit jaar zal dit zijn intrede gaan doen. Dhr. Van Baarsem vraagt of in het aantal verkeersongevallen ook de ongevallen op de A7 meetellen. Hoe is het gesteld met de aanrijtijden van de politie in Beemster in geval van calamiteiten. 13
Dhr. Van Dorp antwoordt dat er aantal noodhulpeenheden beschikbaar zijn. Dat zijn eenheden die indien 112 gebeld wordt, direct inzetbaar zijn. In beginsel blijft een eenheid in zijn eigen gebied. De meldkamer maakt bij melding een inschatting van aanrijtijd. Indien de aanrijtijd langer is dan waartoe men zich verplicht heeft dan wordt van uit andere regio’s hulp ingezet. Begin volgend jaar gaat men over een op ander systeem waarbij de meldkamer op een elektronisch bord kan zien waar welke auto rijdt. Zo kan sneller bepaald worden welke auto het dichtst bij een calamiteit is. Mevr. Uitentuis vraagt of dhr. Van Dorp het zou toejuichen indien men in de gehele Beemster maximaal 60km zou mogen worden gereden. Dhr. Brinkman merkt op dat dhr. Van Dorp deze vraag niet behoeft te beantwoorden. De heer Van Dorp is uitgenodigd als handhaver om toelichting te geven over de stand van zaken. Deze vraag behoort z.i. thuis in de commissie waar verkeersveiligheid behandeld wordt. Een politieke vraag aan een handhaver ontlokken lijkt dhr. Brinkman niet op zijn plaats. Hij verzoekt met klem dit in het vervolg niet meer te doen, teneinde te voorkomen dat een ambtenaar in een moeilijke positie wordt gebracht. De voorzitter dankt de heren Van Dorp en Brinkman voor hun toelichting. 8.
Garantieverklaring exploitatie Wijksteunpunt Plus Mevr. Benningen licht toe dat het bedrag van de garantiestelling nog niet bekend is. Zij verwacht dat dit bedrag tussen de € 50.000 en de € 70.000,-- ligt. Dit bedrag is nog niet vastgesteld omdat de begroting nog niet bekend is. De partijen zijn nog in onderhandeling. Mevr. Benningen benadrukt dat men uiteraard niet akkoord kan gaan indien de begroting niet op orde is. Indien de exploitatie niet op orde komt is het de bedoeling dat men voor het tekort garant staat. Dit betreft niet bovenbedoelde bedragen. Dhr. Boer vraagt meer informatie over de vorm van de garantieverklaring. Mevr. Benningen legt uit waarom deze garantie gevraagd wordt. Het gaat over de deelverordening Wijksteunpunten Plus Noord-Holland. Deze eist dat er een garantie is voor de exploitatie van het wijksteunpunt. Het is een soort van principe-uitspraak die hier gevraagd wordt. Dhr. Boer ziet geen beletselen. Dhr. Van Baarsen vraagt of dit rond moet zijn voor 1 november a.s. Mevr. Benningen antwoordt bevestigend. Dan moet de aanvraag voor de subsidie er liggen. Bij deze aanvraag horen een begroting en een exploitatieoverzicht. Dus dat moet er dan zijn. Dhr. Heikens is het niet duidelijk waarom om een voorwaardelijke intentieverklaring gevraagd wordt. Hij is van mening dat hier gesproken wordt over een open eind constructie. Mevr. Benningen antwoordt dat wij niet onderhandelen maar het Zorgschap Leeghwater. Dhr. Heikens is van mening dat de inhoud wel het financiële resultaat bepaalt. Daar moet duidelijkheid over zijn. Mevr. Benningen antwoordt dat er absoluut geen sprake is van een open eind besluit omdat de commissie voor de volgende raadsvergadering beschikt over de begroting en het exploitatieoverzicht. Dit is nog voor 1 november a.s. Dhr. Heikens zegt dat zijn fractie op basis van het voorliggende stuk niet akkoord kan gaan omdat er nog een groot aantal vragen ligt. Hij is van mening dat er meer aanvullende informatie nodig is om tot een beslissing te komen. Dhr. Boer beaamt dat ook zijn fractie de begroting eerst graag wil inzien. Hij begrijpt dat deze er nog niet is. Maar als nu beslist moet worden sluit hij zich aan bij de stelling van dhr. Heikens. Dhr. Boer benadrukt dat hij niet pessimistisch gestemd is hierover. Mevr. Uitentuis merkt op dat het een geweldig plan betreft waar men al jaren mee bezig is. De begroting ontbreekt echter nog. De BPP doet geen uitspraak tot dat de stukken compleet zijn. De voorzitter vraagt aan mevr. Uitentuis of zij in principe niet tegen is. Mevr. Uitentuis beaamt dit. Het wachten is op de begroting. De voorzitter concludeert dat geen van de commissieleden uitspraak doet m.b.t. dit agendapunt. Zij stelt voor dit op de raadsagenda als discussiepunt te zetten. Ervan uitgaande dat de begroting op 28 oktober a.s. aanwezig is. 14
Mevr. Benningen vraagt, indien de begroting en exploitatieoverzicht naar ieders oordeel in orde is, of de commissieleden dan akkoord gaan. Dat is de vraag die eigenlijk voorligt. Dhr. Heikens antwoordt dat het in de sfeer ligt van voorwaardelijke intentieverklaring. Hij benadrukt dat het een voorwaardelijke intentieverklaring blijft. Er zijn een aantal vragen die niet beantwoord zijn. Hij noemt als voorbeeld de toekomstige functie van het Groene Kruis gebouw. Mevr. Benningen benadrukt nogmaals dat het hier niet om deze vragen gaat doch dat het een verzoek van de Provincie betreft. De Provincie zegt de subsidie toe aan Zorgschap Leeghwater met als eis dat iemand garant staat. Dat is het hele verhaal. Dhr. Heikens begrijpt volledig wat hier de bedoeling is. 9.
Bepaling van de agendapunten voor de raadsvergadering van 28 oktober 2004 De voorzitter stelt voor agendapunten 7 en 8 op de agenda van de raad te zetten. Zij licht toe dat de agenda van de raad thans wordt ingedeeld in hamerstukken en discussieagendapunten. Dhr. Boer antwoordt dat beide agendapunten discussiepunten zijn. Waarbij de nadruk hoogstwaarschijnlijk zal liggen op agendapunt 7. De overige commissieleden stemmen hiermee in.
10.
Rondvraag Dhr. Heikens vraagt of de agenda niet te veel onder druk komt te staan indien een vergadering vervalt. Hij spreekt zijn bezorgdheid uit of de tijd die insprekers krijgen, dan wel voldoende is. Daarnaast heeft hij het signaal gekregen dat er nogal veel grof vuil blijft op straat blijft staan. Dit lijkt hem onveilig. De secretaris antwoordt dat m.b.t. het vervallen van de vorige vergadering, alleen Sport Service op de agenda zou hebben gestaan. In overleg met de voorzitter is toen besloten de commissie hier niet voor bij elkaar te roepen. Dhr. Heikens beaamt dat dat een terechte beslissing was. Mevr. Ruys antwoordt dat de vraag m.b.t. het grof vuil thuishoort bij milieu (commissie Grondgebied). Mevr. Uitentuis merkt op dat destijds is gesproken over wisselcollecties bij de scholen na het opheffen van de bibliobus. Hoever staat het daar mee? Mevr. Ruys antwoordt dat dit inderdaad is afgesproken met de bibliotheek. Dit moet nog met de scholen besproken worden. Tot op heden is dit niet gebeurd. Het staat op de agenda. Mevr. Uitentuis heeft een uitnodiging ontvangen voor een sessie over de kwaliteit van de brede school op 4 november a.s. Zij vraagt of iemand daar naar toe zal gaan. Dit in verband met de toekomstige bouw van een nieuwe school in Zuidoostbeemster. Dhr. Widdershoven antwoordt dat men op dit moment bezig is in ZOB met de school, buurthuis en de kinderopvang om een soort verzameling van die functies bij de nieuwbouw van de school te betrekken. In ZOB is geen sprake van een brede school, het is meer een verzamelgebouw van functies. Mevr. Benningen licht toe dat een brede school veelal is gesitueerd in achterstandswijken en in nieuwbouwwijken waar nog geen locaties aanwezig zijn en waar van alles samengevoegd wordt. Dat wil zeggen een bibliotheek, een consultatiebureau, een artsenpost, politiepost etc. etc. Zij is van mening dat daar geen behoefte aan is in Zuidoostbeemster. Er zijn veel voorzieningen. Er is behoefte aan naschoolse opvang en een gymnastiekvoorziening. Het staat natuurlijk vrij om gehoor te geven aan de uitnodiging. Mevr. Uitentuis heeft vernomen dat er wellicht ook een Oostbeemster komt. De voorzitter stelt dat deze vraag voor de commissie Grondgebied bestemd is.
11.
Sluiting De voorzitter dankt allen voor hun inbreng en aanwezigheid en sluit de vergadering om 22.15 uur. 15