werk van sc
BEHEKST door Marianne du Maine - van Antwerpen “Ha,ha!” zegt Vilaine en schopt de kat onder de tafel, terwijl zij met haar wapperend zwart gewaad naar de fles grijpt. Haren slierten over haar gezicht. “Dit is het moment”, zegt ze met, van opwinding, overslaande stem. “Dit is HÉT moment”, en ze barst in een kakelend gelach uit. “En jij, m’n beste Fantôme”, zich tot de kat wendend, “Jij hebt de eer om tot proefdier te worden gekozen” Alsof de kater het naderend onheil aanvoelt, zet hij een hoge rug op, laat zijn vacht naar alle kanten uitwaaieren en blaast, op gepaste wijze, van ongenoegen. “Hm”, zegt Vilaine, alsof ze het gedrag van de kat maar matig vindt. “Ik zal nu kunnen bewijzen”, vervolgt ze dan op plechtige toon, “dat ik eindelijk geslaagd ben om jou”, en hierbij wijst ze met een priemende vinger in de richting van de kat, die verschrikt een sprongetje maakt, “NIET te veranderen in een dikke pad, hè, hè, nee, en NIET in een giftige slang, hè, hè, maar…….in een MENS!!!” Vilaine’s ogen sperren zich wijd open. Een gevaarlijke glans komt in haar ogen en haar adem stokt bij het idee. Ze ziet het al voor zich; Háár kat Fantôme, veranderd in een heks, nét zo een als zij. Zij zouden samen machtig worden en alle andere heksen de baas. Ze zou heerseres worden van Ixplimus, want als ze eenmaal de top bereikte, dan werd Fantôme natuurlijk weer gedegradeerd tot kat; onmógelijk dat ze haar macht zou moeten delen met een betoverde kat! Nee: ondenkbaar!!! Ze kijkt doordringend in de gele ogen van Fantôme, alsof ze de gedachte alléén al uit zijn hersens wilt bannen. Beleefd blaast Fantôme terug. Hij kent zijn plaats. Vilaine bindt haar enorme zwarte haardos bijeen met een pluk spinrag. Ze moet zich nu concentreren: er mag niets fout gaan. Met vaste hand pakt ze de fles waarin een helder gele vloeistof zit. Zeven jaar heeft dit mengsel moeten rusten. Van een grijze brei, waarin de geheime ingrediënten zitten, die haar soms tot wanhoop hadden gedreven om ze te vergaren, is dit heldere sapje uiteindelijk het resultaat. Ze loopt naar de tafel waar, onder een dikke laag stof, een zilveren doosje staat.
werk van sc Ze zet de fles behoedzaam neer en opent het doosje. Deksel en bodem zijn met blauw fluweel bekleed. Een miniatuur flesje ligt in een kuiltje. Voorzichtig peutert Vilaine het kleine flesje uit zijn veilige opbergplaats. Slechts de bodem van het flesje is gevuld met een paarse vloeistof. Eeuwen terug heeft een heks dit goedje samengesteld. Van moeder op dochter werd de vloeistof overgedragen. Eerst nog in een veel grotere hoeveelheid en verpakking. Maar alle pogingen om met deze drank een betovering tot stand te brengen mislukten en de kostbare vloeistof werd op deze manier voor een groot deel verspild. De betovergrootmoeder van Vilaine tenslotte, verbood haar dochter om er nog mee te experimenteren. En vervolgens werd het spul in een miniatuurflesje voorgoed opgeborgen en op de ‘Vergeetplank’ gezet. Toen Vilaine geboren werd wist haar moeder meteen al dat dit kind ánders was. Vilaine was een echte heks. In haar wiegje al, keek ze met zulke felle zwarte oogjes de wereld dat het leek of haar ogen zich aan je vastzogen. Ze volgde iedere beweging. Haar zwarte haren groeiden uit tot een wilde bos, waar geen kam doorheen te halen was. Haar blanke huid stak fel af tegen haar zwarte haar, haar donkere schitterogen en haar altijd zwarte kleren. Tegen Vilaine kon niemand op. Alles wat er gezegd werd onthield ze. In de ogen van Vilaine was haar moeder maar een ‘watje’, met vriendinnen op de thee en een kelder waar alle ongebruikte heerlijkheden, dik onder het stof, vergeten werden. Eenmaal in de kelder vond Vilaine haar ware aard. Ze snuffelde in de kasten en wist alle afgesloten kastjes en doosjes wel te openen. En zo leerde zij de magie van het heksendom. Steeds meer sloot Vilaine zich op in de kelder. Alle boeken werden grondig bestudeerd, ze keek gretig naar de vaak onherkenbare tekens en bleef er net zo lang op turen, tot ze het schrift kon lezen en het boek geen geheimen meer voor haar had. Ze ging er ’s nachts op uit, verzamelde kruiden en insecten, voedde zich met wilde vruchten, noten en sprinkhanen. Toen haar moeder gestorven was kwam ze overdag niet meer uit haar kelder. De kelder werd voorgoed haar leefwereld. Samen met haar kat Fantôme kon ze uren genieten van het geborrel in de flesjes met gifstoffen en het geritsel van de insecten in de vele potjes.
werk van sc ’s Nachts ontmoette zij andere heksen en nieuwsgierig dronk zij hun verhalen op. Mannen, vrouwen en kinderen. Een vreemd en somber gezelschap, waar list en bedrog hand in hand gingen. De kinderen speelden nooit. Stilletjes, de lippen stijf opeen geperst zaten ze naast elkaar, af en toe etend of drinkend. Soms wiegden ze wat naar voren, alsof ze op de melodie van een onhoorbaar lied wegdroomden. Al snel merkte Vilaine de rivaliteit onder de heksen. Ruzies over wie de machtigste was ontaardde soms in de meest bizarre taferelen, waarbij sommigen het loodje moesten leggen. Om elkaar te overtroeven werden er magische kunsten vertoond; de mislukkelingen werden weggehoond. En als er een sterk staaltje werd uitgehaald, werd er grimmig tandenknarsend gesnoven! Dat was het grootste compliment waar je op kon rekenen! Je bleef opperheks, totdat iemand je weer overtroefde met andere, nog betere kunsten. De Opperheks kon iedereen manipuleren en naar believen veranderen in wat dan ook. Vele malen zag zij voor haar ogen een heks veranderen. De ene keer met een kale kop, het gezicht vol bulten en een huidskleur als een modderige pad, de andere keer werden ze kwakende monsters, hulpeloos ja knikkend op alles wat hen werd opgedragen. Tot nog toe wist Vilaine aan deze machtswellustelingen te ontsnappen, natuurlijk tot groot ongenoegen van de anderen. Vilaine wist na al die jaren studeren in de boeken van haar voorouders, dat ze een eind moest maken aan deze zinloze strijd om het leiderschap. Zij zou zich zo machtig maken, dat iedereen het wel uit zijn hoofd liet zich met haar te meten. Voor altijd OPPERHEKS! Dat was het doel van Vilaine. En nu is het grote moment daar. Vastberaden draait ze het zilveren schroefdopje van het miniatuurflesje open. Een afschuwelijk verstikkende stank komt vrij; door jarenlang opgesloten te zijn geweest is de eerste walm haast bedwelmend. Vilaine moet zich met alle kracht inspannen om niet haar ogen te sluiten. Krampachtig zoekt ze steun aan de tafel om de duizeling, die haar overvalt, meester te blijven. Even vreest ze dat ze moet niezen, maar gelukkig raakt ze snel aan de enorme stank gewend. Plechtig brengt ze het flesje aan de hals van de fles met de gele vloeistof. “Niet morsen, nou”, fluistert ze zacht.
werk van sc Met een schuine blik op het opengeslagen boek met spreuken, laat ze het kleine flesje kantelen. Langzaam, heel langzaam, glijdt de paarse vloeistof als dikke stroop uit het flesje. Een druppel bereikt het helder gele goedje…..
KABOEM!!!!!!! Met een ongelóóflijk harde klap ontploft de fles. Door de kracht worden Vilaine en Fantôme in de hoek van de kelder gesmeten. Een dikke bruinpaarse walm vult de kelder. Vilaine hapt naar adem; de lucht is verstikkend. Overal voelt ze pijn en naar lucht happend, probeert ze hoestend en kokhalzend overeind te krabbelen. Even snel als de klap heeft geklonken is ineens ook weer de walm weg. Alsof er eigenlijk niets is gebeurd. Verbijsterd kijkt Vilaine in het rond. Wat eerst haar verrukkelijke muffe, stoffige en vooral donkere werkhok was is veranderd in een keurig opgeruimde kelder. Speels schijnt de zon door het kelderraampje. Géén stof te bekennen, geen boeken meer, geen schedels, flesjes of spinrag, géén vleermuizen, géén kat…. GEEN KAT!!!!!? Waar is Fantôme? Geschrokken roept Vilaine haar kat. Maar…wat is er met haar stem aan de hand? “Fantooooome”, roept ze met een hoge melodiestem. Ze moet er van kuchen. Zéker door de klap gekomen, denkt ze en probeert het nog eens. Maar wéér klinkt haar anders zo hese stem helder en melodieus. Ze wordt ongerust. Hier klopt iets niet. Ze gaat in gedachten nog eens na wat er zich de laatste paar seconden heeft afgespeeld. Eerlijk gezegd, kan ze zichzelf niet op een foutje betrappen: Ze heeft niets gemorst; er viel maar één druppeltje in de gele vloeistof; het spreukenboek lag klaar…..
DE SPREUK! Ze was de spreuk vergeten!!!!!
werk van sc Hoe kon ze zó stom zijn. Wat was er nu gebeurd, wat had ze met haar toverkunst uitgespookt? Snel loopt ze nog eens door de kelder, op zoek naar de kat. Maar nog steeds geen succes: de kat blijft spoorloos. “Dit vind ik NIET leuk!”, mompelt Vilaine geïrriteerd. Ze besluit toch maar om naar boven te gaan. Misschien is hij van schrik daarheen gevlucht. In het huis ruikt het afschuwelijk naar bloemen of dennenbossen of zo, ze kan het niet direct thuis brengen. Op de vensterbank in de woonkamer ligt Fantôme! “Oh, Fantôme, gelukkig! ELLENDELING, MORMEL dat je d’r bent, STINKDIER, LELIJK MISBAKSEL, LOEDER, SPOOK! Maar nog steeds klinkt haar stem lieflijk en komen de scheldwoorden als liefkozingen uit haar mond. Fantôme rekt zich uit en gaapt eens flink. In plaats van het gebruikelijke blazen, de hoge rug, de dikke staart, komt Fantôme bijna huppelend, de staart recht omhoog, naar Vilaine toe en geeft haar kopjes langs haar benen. “Getverderrie”, roept ze vol afgrijzen. Nog nooit heeft haar kat zoiets gedaan en zéker niet langs haar blote benen. In één seconde realiseert Vilaine dat ze nooit blote benen heeft. Wat is er met haar kleren gebeurd?
AAAAAAHHHHHH!!!!! Vol afgrijzen staart ze naar een bloemetjesjurk die om haar lijf hangt. Lila bloemetjes met groene blaadjes. Vertwijfeld voelt Vilaine nu aan haar haren. Toch niet?…. Jawel hoor: twee keurige vlechten houden braaf haar zwarte haren in bedwang! Met een smartelijke snik laat ze zich op de bank vallen en snikt het uit. Boos realiseert ze zich dat ze had moeten krijsen, zodat de kraaien krassend opvlogen en de kat normaal ging blazen en zo. Wat was er toch aan de hand? Wat kwam er nu nog van haar plan terecht? Wat ging er nu gebeuren? Een vastberaden klop op de achterdeur beantwoordt haar laatste vraag. Een knappe jongen met een blauwe overall tikt aan zijn pet en zegt: “Sorry, juffrouw, maar de bel deed het niet, dus ik dacht; ik ga maar achterom. Ik kom de gasstand en de elektriciteitsmeter opnemen. Dat is al in tijden niet gebeurd, kan dat kloppen?”
werk van sc Vilaine staart de man met open mond aan: ‘Een MENS,’ denkt ze, ‘op klaarlichte dag, die haar aanspreekt’. Verschrikt voelt ze hoe haar wangen warm worden en gaan gloeien. Ze stottert iets van: “Ja, dat zal wel”, en, “komt u maar mee”. Met een ruk draait ze zich om en duwt de eerste de beste deur open om zich daarachter te verstoppen. Het is de w.c. In de spiegel ziet ze haar rode wangen, haar zacht glanzende ogen, haar vlechten!… Onwillekeurig glimlacht ze naar zichzelf. ’t Bevalt haar eigenlijk wel. En stralend verlaat ze de w.c. om oog in oog te staan met de man, die verbaasd in de hal is blijven wachten. “Is dáár de meterkast?” “Nee”, giechelt Vilaine, ook al een geluidje wat ze van zichzelf niet kent, “Híer is de meterkast” en ze opent de deur naast de w.c. Als de meterstanden zijn genoteerd staat de knappe jongen nog wat te treuzelen. “Wil je weten hoe ik heet, of ik een avondje met je wil stappen, of ik met je wil trouwen en daarna nog lang en gelukkig wil leven?”, flapt Vilaine er zómaar uit. Angstig staart de jongen haar aan. “Nee, dat wilde ik helemáál niet!”… en wég is ie. Nog voordat Vilaine iets van zichzelf begrijpt komt er via de achterdeur wéér een jongen binnen. Ditmaal blaast Fantôme en zet hij een hoge rug op. Ook de dikke staart blijft niet uit. “Hoi”, zegt de lelijkerd. “Ik ben Sjon. Ik hoorde een ontploffing, dus ik denk als goede buur moet ik toch een kijkje nemen”. Vilaine kijkt Sjon eens scherp aan. Kende zij hem niet ergens van? Nadenkend neemt ze hem mee naar de kelder. Daar in het schemerige vertrek, draait Sjon zich naar haar toe en ze ziet de rode schittering in zijn ogen. Zijn lippen zijn paars en zijn stem klinkt rauw, als hij haar toesnauwt: “Ik heb je streken wel door, Vilaine! De brutaliteit om bij daglicht ons allemaal af te troeven en zó de opperheks te kunnen spelen. “Je spel is uit: ik zal je laten sidderen en beven”. In een flits realiseert Vilaine zich dat ze ondanks haar gedaantewisseling nog steeds heks is. Snel kijkt ze om zich heen en ziet het kleine miniatuurflesje op de grond liggen. Er zit nog één druppel in.
werk van sc Met haar liefste stemmetje vraagt ze Sjon hoe hij haar in zijn macht denkt te krijgen. Als een verleidelijke vamp leunt ze tegen hem aan en haalt haar hand met zacht gekreun door zijn haar. Intussen weet ze met haar andere hand het flesje open te krijgen. “Zo’n knappe jongen als jij, heeft toch geen gemene plannetjes tegen zo’n hulpeloos meisje, als ik?” Ze zegt het bijna pruilend en ze moet inwendig om zichzelf lachen. Wat gaat dit gemakkelijk! Op het moment dat ze Sjon achteroverleunend zover heeft gekregen dat hij haar kussen wil, giet ze bliksemsnel de laatste druppel gif uit het flesje in zijn keel. Vilaine weet echt niet wat haar voorouders met dit paarse goedje ooit van plan waren. Ze had er zelf, met die gele vloeistof erbij ,een eigen recept van weten te maken, maar paars alléén? Vol afschuw ziet Vilaine hoe de toverdrank in werking treedt. Met grote opengesperde ogen, de mond wijd open, gaapt Sjon haar aan. Géén geluid, géén kik, z’n gezicht loopt paars aan. Z’n rood doorlopen ogen puilen uit en staren onafgebroken in haar richting. Het lijkt wel of zijn hele lichaam opzwelt. De benen gespreid, de armen wijd langs zijn lichaam lijkt het of hij zo ontploffen zal. Seconden van ademloosheid. Ook Vilaine durft niet meer adem te halen. Als ze bijna stikt schreeuwt ze het uit en zuigt met gierende uithalen de lucht naar binnen. Op datzelfde moment ontsnapt uit de keel van Sjon een gorgelend geluid. Hij begint weer te ademen en krijgt snel zijn normale huidskleur terug. Opnieuw houdt Vilaine haar adem in, want vóór haar staat een PRINS! Echt, dit moet een prins zijn, denkt ze: zwart glanzend haar in een pagekopje geknipt, rechte neus, volle lippen, een gouden band om zijn hoofd vol edelstenen, en een vest en broek van rood fluweel. Zilveren gespen, knopen en biezen, een zwaard langszij, een smetteloos witte maillot en prachtig glimmende leren laarzen. “Lieve Vilaine”, zegt Sjon met een diepe, warme stem, “ik ben al jaren verliefd op je en nu durf ik het je eindelijk te vragen: Wil je mijn vrouw worden, dan neem ik je mee naar mijn kasteel, we krijgen twaalf kinderen en we leven nog lang en gelukkig….Ja?, Ja?, Ja?” “Nee!”, zegt Vilaine. En meteen hoort ze hoe ze haar stem weer terug heeft.
werk van sc Ze krijst: “In geen honderd duizend jaar!” En met een kakelende lach verdwijnt ze in de kelder: Voorgoed. In de stilte die na haar afschuwelijk lachen nadrukkelijk achter blijft is nog net het klapperen van de wegvliegende kraaien te horen. Nooit heeft iemand Vilaine en haar kat nog terug gezien.