Cohesie tussen zorg en veiligheid
Ada van der Hoeven
Cohesie tussen zorg en veiligheid
Ada van der Hoeven
APS
Colofon
APS is een toonaangevend adviesbureau op het gebied van leren, onderwijsvormgeving, schoolontwikkeling, leiderschap, verbetering en verandering. Via advies, training, coaching, projectleiding en interimmanagement werken wij met bestuurders, leidinggevenden en leraren aan duurzame vernieuwing.
Titel Cohesie tussen zorg en veiligheid
Onze aanpak is geënt op wetenschappelijke inzichten, deelname aan innovatieprojecten en ervaring met de praktijk van alledag. Deze publicatie is ontwikkeld door APS voor ondersteuning van het regulier en speciaal onderwijs in opdracht van het Ministerie van OCW. APS vervult op het gebied van R&D een scharnierfunctie tussen wetenschap en onderwijsveld. Het is toegestaan om, in het kader van een educatieve doelstelling, niet bewerkte en niet te bewerken (delen van) teksten uit deze publicatie te gebruiken, zodanig dat de intentie en aard van het werk niet worden aangetast. Het is toegestaan om het werk in het kader van educatieve doelstellingen te verveelvoudigen, op te slaan in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar te maken in enige vorm, zoals elektronisch, mechanisch of door fotokopieën. Bronvermelding is in alle gevallen vereist en dient als volgt plaats te vinden: Bron: Van der Hoeven, A. (2013). 'Cohesie tussen zorg en veiligheid.' Utrecht: APS, in opdracht van het Ministerie van OCW.
Auteur Ada van der Hoeven Lay-out Caro Grafico | Grafisch Ontwerp, Culemborg Foto omslag Shutterstock © APS, Utrecht, november 2013
INHOUD 1. Inleiding
9
2. Onderzoeksvraag
13
3. Werkwijze en verantwoording
17
4. Cohesie tussen zorg en veiligheid - een verkenning
21
4.1 Literatuurlijst en websites 4.2 Woordvelden 4.3 Inventarisatie van begrippen 4.4 Analyse van de begrippen 4.5 Begrippenclusters 4.6 Praktijkverkenning
21 22 22 25 25 26
5. Theoretisch kader
31
5.1 Kleurenschema Veiligheid 5.2 Preventiepiramide 5.3 SAFE 5.4 Herstelrecht in het onderwijs 5.5 Veilige leeromgeving en zorgzame leeromgeving
31 33 34 36 37
6. Observaties 6.1 6.2 6.3 6.4
Inbreng expertpanel Zorg en veiligheid in de Nederlandse context Integrale aanpak Internaliserend en externaliserend probleemgedrag
41 41 41 41 42
7. Conclusie
47
8. Literatuurlijst
51
Bijlage 55
Beschrijving interventies
55
inhoud
5
Hoofdstuk 1 Inleiding
1. Inleiding In de schoolpraktijk ontmoeten onderwijs en gedrag elkaar dagelijks. De school als instituut met een onderwijsgevende taak heeft te maken met leerlingen die moeite hebben hun gedrag aan te passen aan dat onderwijs. Andersom geldt het net zo: scholen hebben soms moeite om hun gedrag aan te passen aan hun leerlingen. In het boek ‘Gedragsproblemen in scholen. Het denken en handelen van leraren’ beschrijven Van der Wolf en Van Beukering de leraar als frontliniewerker die “moet schipperen tussen een ‘systeemwereld’ en ‘leefwereld’ met de daarbij behorende dilemma’s, overwegingen en beslissingen”. Van der Wolf en Van Beukering geven een handreiking aan scholen hoe om te gaan met gedragsproblemen en de centrale rol die de leraar en de lespraktijk daarin innemen. Dit onderzoek beschrijft hoe de verschillen in denken over onderwijs, zorg en veiligheid verder overbrugd kunnen worden in schoolorganisaties. Als onderwijs, zorg en veiligheid namelijk niet integraal bekeken worden in een school zijn kinderen de grote verliezers. Bepaalde leerlingen en hun ouders voelen zich dan van het kastje naar de muur gestuurd omdat de interventies in het onderwijscurriculum en de zorgpraktijk niet voldoende op elkaar zijn afgestemd. Daarnaast is het zo dat zorgvuldig ingerichte zorgstructuren regelmatig falen als het gaat om de afstemming op een individuele leerling. En dat terwijl scholen met behulp van eenvoudige middelen kunnen onderzoeken of hun onderwijscurriculum, zorgpraktijk en veiligheidsinterventies voldoende geïntegreerd op elkaar zijn afgestemd. Deze publicatie biedt scholen een overzicht van interventies en denkwijzen die de cohesie tussen zorg en veiligheid in het onderwijs bevorderen.
1. inleiding
9
Hoofdstuk 2 Onderzoeksvraag
2. Onderzoeksvraag De hoofdvraag die binnen dit onderzoek centraal staat is: Hoe zou cohesie tussen zorg en veiligheid gedefinieerd kunnen worden op basis van de literatuur en de schoolpraktijk in het primair onderwijs? Daarbij hebben we de volgende deelvragen geformuleerd: a. Welke begrippen hangen samen met cohesie tussen zorg en veiligheid? (literatuurverkenning en expertpanel) b. Welke bestaande instrumenten hangen samen met cohesie tussen zorg en veiligheid ? (literatuurverkenning en expertpanel) c. Welke beelden hebben schoolleiders, ib’ers en leraren bij cohesie tussen zorg en veiligheid? (praktijkverkenning) Om deelvraag a te beantwoorden is een literatuurverkenning uitgevoerd volgens de zogenaamde ‘sneeuwbalmethode’. Het onderzoek startte met publicaties rondom zorg en veiligheid van de Landelijke Pedagogische Centra (KPC Groep, CPS en APS) en van het Nederlands Jeugdinstituut. Parallel aan dit proces is een panel van experts op het gebied van zorg en veiligheid geraadpleegd in de vorm van individuele (telefonische) interviews. Aan deze experts is bijvoorbeeld gevraagd welke termen te maken hebben met cohesie tussen zorg en veiligheid en welke publicaties hier meer informatie over geven. Het panel bestond uit medewerkers van het NJi, consultants van de Landelijke Pedagogische Centra en experts vanuit universiteiten en hogescholen. Er is dus breed begonnen met het verzamelen van informatie en publicaties omtrent zorg en veiligheid en er werd geen analysekader gebruikt om bepaalde studies of publicaties wel of niet te selecteren. Nadat voldoende informatie was vergaard, heeft verdere afbakening plaatsgevonden (o.a. Coffey & Atkinson, 1996). De opbrengst van dit proces is een overzicht van begrippen die zorg, veiligheid en cohesie beschrijven. Om deelvraag b te beantwoorden is gebruikgemaakt van hetzelfde expertpanel. In de (telefonische) interviews is gevraagd naar bestaande instrumenten die samenhangen met cohesie tussen zorg en veiligheid. Verder is een inventarisatie gemaakt van instrumenten die ontwikkeld zijn door de Landelijke Pedagogische Centra en het Nederlands Jeugdinstituut en eventueel andere instanties omtrent zorg en veiligheid. Ook hier is weer breed verzameld en is pas later in het proces de richting voor dataverzameling afgebakend (o.a. Coffey & Atkinson, 1996). De opbrengst van dit proces is een overzicht van instrumenten. Om deelvraag c te beantwoorden zijn open interviews gehouden met schoolleiders, ib’ers en leraren van zes scholen waarin de verzamelde begrippen en instrumenten zijn gebruikt als ‘stimulus’ om beelden van cohesie tussen zorg en veiligheid te expliciteren. Het doel was om zo veel mogelijk ervaren of niet ervaren praktijkvoorbeelden te verzamelen waaruit blijkt hoe scholen de cohesie tussen zorg en veiligheid vormgeven. De schoolleiders, ib’ers en leraren zijn geselecteerd uit verschillende schoolcontexten. De opbrengst is verwerkt in het woordveld ‘zorg’ en het woordveld ‘veiligheid’.
Opbrengst De opbrengst van dit onderzoek is een brochure of een digitale tool met een overzicht van instrumenten die de integrale aanpak van zorg en veiligheid ondersteunen. De instrumenten uit dit overzicht kunnen gebruikt worden om meer cohesie tussen zorg en veiligheid op scholen tot stand te brengen.
2. onderzoeksvraag
13
Hoofdstuk 3 Werkwijze en verantwoording
3. Werkwijze en verantwoording In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de werkwijze en een verantwoording van de gemaakte keuzes. De eerste stap in het onderzoek was het vaststellen van de begripsbepaling van het onderwerp ‘cohesie tussen zorg en veiligheid’. Welke begrippen worden gebruikt in de praktijk en in de literatuur om deze cohesie te omschrijven? Om dat te onderzoeken is gezocht naar literatuur die de cohesie tussen zorg en veiligheid omschrijft en is een overzicht gemaakt van de begrippen die op de websites van twee expertisecentra gebruikt worden. Deze twee expertisecentra, Centrum School en Veiligheid (CSV) en het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), richten zich op verschillende onderdelen binnen dit thema. Er is een inventarisatie gemaakt van alle begrippen die in de context gebruikt worden bij zowel onderwijs als zorg als veiligheid. De website van het Nederlands Jeugdinstituut bevat een aantal factsheets over het vormgeven van sociale veiligheid in en om de school. Deze factsheets zijn geanalyseerd om tot een goede begripsbepaling te komen. De website van Centrum School en Veiligheid is niet geanalyseerd omdat deze vooral gericht is op onderwijs en veiligheid en niet op zorg. De inventarisatie en analyse zijn te vinden in paragraaf 4.3 en 4.4. Met behulp van de ‘sneeuwbalmethode’ is vanuit de publicaties op de website van het NJi en via de bronnen die daar genoemd worden vervolgens gericht gezocht naar verdere relevante literatuur waarin de begrippen onderwijs, zorg en veiligheid centraal staan. De literatuurlijst die dit opgeleverd heeft staat in paragraaf 4.1. De aanvullingen vanuit het expertpanel staan daarbij apart vermeld. Van iedere publicatie staat vervolgens een inventarisatie van de gebruikte begrippen in paragraaf 4.2. Vervolgens zijn de begrippen die een relatie hebben met zowel onderwijs als zorg als veiligheid, apart geclusterd en verder geordend. In den lande zijn een aantal experts op het gebied van zorg en veiligheid. De inventarisatie van het begrippenkader en de bijbehorende analyse zijn aan hen voorgelegd om deze van inhoudelijk commentaar te voorzien. Dit commentaar is integraal verwerkt in het onderzoek. Met behulp van het begrippenkader en de input van het expertpanel is gekeken welke actuele instrumenten op dit moment gebruikt worden om de cohesie tussen zorg en veiligheid te omschrijven. Deze instrumenten zijn het ‘Kleurenschema Veiligheid’ (ontwikkeld door Frits Prior) en de ‘Preventiepiramide’ (ontwikkeld door Johan Deklerck). Beide instrumenten worden in paragraaf 5.1 en 5.2 beschreven. In Nederland is het ‘Kleurenschema Veiligheid’ een praktijkinstrument om de cohesie tussen zorg en veiligheid te beschrijven. In België wordt de ‘Preventiepiramide’ als inhoudelijke onderlegger gebruikt. Het expertpanel voegde hier nog de modellen ‘SAFE’, ‘Herstelrecht in het onderwijs’ en ‘Veilige leeromgeving en zorgzame leeromgeving’ aan toe. Er is één publicatie die de cohesie tussen zorg en veiligheid in alle facetten beschrijft. Dat is het boek ‘De Preventiepiramide. Preventie van probleemgedrag in het onderwijs’ (Deklerck, 2011). In hoofdstuk 7 trekken we een voorzichtige conclusie naar aanleiding van de hoofdvraag van dit onderzoek: waaruit bestaat de cohesie tussen zorg en veiligheid? Het laatste deel van dit onderzoeksverslag bestaat uit een overzicht van de instrumenten die scholen kunnen inzetten om de cohesie tussen zorg en veiligheid te bevorderen. Deze instrumenten staan in een aparte bijlage vermeld en zijn geordend naar vier categorieën: 1. Organisatie 2. Gedrag 3. Pesten 4. Pedagogisch handelen
3. werkwijze en verantwoording
17
Hoofdstuk 4 Cohesie tussen zorg en veiligheid een verkenning
4. Cohesie tussen zorg en veiligheid een verkenning Om een antwoord te krijgen op de vraag welke begrippen samenhangen met de cohesie tussen zorg en veiligheid zijn twee verkenningen uitgevoerd (zie paragraaf 4.2). Allereerst is een inventarisatie gemaakt van de begrippen die gebruikt worden in de schoolpraktijk. Deze begrippen hebben we verwerkt in een woordveld (zie paragraaf 4.6). Verder is een literatuurverkenning uitgevoerd met behulp van de sneeuwbalmethode. Vanuit de ene publicatie breidt het onderzoek zich uit naar de bronnen van die publicatie, die ook weer hun bronnen hebben. Deze zoektocht leverde voor het Nederlands taalgebied een viertal bronnen op. De inventarisatie van de literatuur leverde begrippen op die de cohesie tussen zorg en veiligheid beschrijven. Deze begrippen zijn vervolgens geanalyseerd. De literatuur die de experts hebben aangedragen is niet meegenomen in deze begrippenanalyse. Behalve een literatuurverkenning is ook een analyse gemaakt van de begrippen die op de websites van twee expertisecentra gebruikt worden. Deze twee expertisecentra zijn: het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en Centrum School en Veiligheid (CSV). Het NJi heeft factsheets over dit onderwerp op haar website staan. CSV vermeldt ‘good practices’. Door verschillende experts uit het expertpanel is ingebracht dat het denken over zorg en veiligheid om een voorzichtige benadering vraagt. Het begrip ‘zorg’ en bijbehorende zorgconcepten zijn ontstaan in de gezondheidszorg en ‘passen’ als het ware niet binnen het onderwijs. Hetzelfde geldt voor de begrippen ‘veiligheid’ en ‘preventie’. Deze begrippen (zorg, zorgconcepten, preventie en veiligheid) zijn onvoldoende vertaald naar het denken en handelen van de gewone leraar en dat draagt mede bij aan het ontstaan van verkokering. De volgende personen maakten deel uit van het expertpanel: Dhr. dr. D. Wienke Dhr. dr. K. Hiemstra Mevr. drs. R. van Vugt Dhr. dr. K. van der Wolf Dhr. prof. dr. J. Deklerck Mevr. drs. I. Spee
(NJi, lector Groot Stedelijk Beleid Onderwijs & Jeugdzorg bij InHolland) (APS, projectleider Centrum School en Veiligheid) (APS, teamleider schoolontwikkeling) (gedragsexpert en zelfstandig onderwijsadviseur) (criminoloog, Universiteit Leuven) (expert schoolveiligheid, Instituut voor Psychotrauma)
Bij het zoeken naar literatuur is opvallend dat de term ‘cohesie tussen zorg en veiligheid’ geen hits oplevert. Deze term is vooral in gebruik bij de beleidsmakers. Vandaar ook dat door de input van experts een veel breder literatuurveld in beeld kwam, dan in eerste instantie het uitgangspunt was.
4.1 Literatuurlijst en websites De volgende bronnen zijn gebruikt om het begrippenkader te bepalen: • Deklerck, J. (red.) (2012). ‘Een veelkleurig verhaal. Preventie en aanpak van probleemgedrag in het onderwijs.’ Leuven/Den Haag: Acco • Deklerck, J. & Overveld, K. van (2011). ‘De preventiepiramide. Preventie van probleemgedrag in het onderwijs.’ Leuven/Den Haag: Acco • Lynne, K. e.a. (2012). ‘Voorkom probleemgedrag. Strategieën die werken voor de basisschool.’ Amsterdam: SWP • Stevens, L. (red.) (2013). ‘Pedagogische tact. Op het goede moment het juiste doen, óók in de ogen van de leerling.’ Antwerpen: Garant • De ‘good practices’ op de website van Centrum School en Veiligheid • De volgende factsheets op de website van het Nederlands Jeugdinstituut: - Zorgzame_leeromgeving_nji.pdf - Veilige_leeromgeving_nji.pdf
4. Cohesie tussen zorg en veiligheid - een verkenning
21
- Handreiking_Wie_doet_wat_bij_schoolveiligheid_in_po_so.pdf - Handreiking_Waarden_normen_en_regels_bij_een_veilige_school.pdf - Handreiking_Totstandkoming_veiligheidsbeleid_en veiligheidsplan_po_so.pdf - Handreiking_Sociale_veiligheid_en_leiderschap_in_het_po_en_so.pdf Vanuit gesprekken met het expertpanel zijn daaraan toegevoegd: • Wilschut, M. en Chênevert, C. (2011). ‘Borgen van drie schoolinterventies. De uitdaging van cyclisch verbeteren.’ Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut • Wolf, K. van der & Beukering, T. van (2011). ‘Gedragsproblemen in scholen. Het denken en handelen van leraren.’ Leuven: Acco • Het SAFE-model, ontwikkeld door KPC Groep, ’s-Hertogenbosch • De website van Expertisecentrum voor Herstelrecht in het Onderwijs (ECHO: www.echo.nl)
4.2 Woordvelden De woordvelden hieronder bieden een overzicht en ordening van de begrippen uit de literatuur. We pretenderen niet compleet te zijn met deze woordvelden, maar ze geven wel inzicht in taalgebruik en bijbehorende concepten.
Zorg literatuuranalyse zorgstructuur - zorgarrangementen - pedagogische tact - handelen van de leraar - competenties van de leraar - protocollen - handelingsplannen - ontwikkelingsprobleem - zorgleerlingen - gedragsfunctieanalyse - leerproblemen - veilige leeromgeving - ketenpartners praktijkverkenning zorgstructuur - intern begeleider - ondersteuningsarrangement - schoolbrede aanpak - gedragsstoornis - emotioneel probleem - internaliserend probleemgedrag - zorg gepeste - handelingsgericht werken - 1-zorgroute - ontwikkelingsperspectief - profiel van de school - groepshandelingsplan - interventie - zorgadviesteam - wetgeving - schoolcultuur
Veiligheid protocollen - handhaven - probleemgedrag - pesten - zorgadviesteam - moeilijk gedrag - agressie - externaliserend probleemgedrag - relationele agressie - verbale agressie - fysieke veiligheid - veiligheidsplan - corrigerende maatregelen - sociale veiligheid - incidenten - aanpak pester grensoverschrijdend gedrag - normen - veiligheidscoördinator - lastig gedrag - seksuele intimidatie cyberpesten - sociale context van de klas - interventie - grensoverschrijdend gedrag - schoolcultuur
4.3 Inventarisatie van begrippen In deze paragraaf staat een inventarisatie van de begrippen die gebruikt worden om ‘zorg in de school’ en ‘veiligheid in de school’ te omschrijven. De bron van deze inventarisatie is de literatuurlijst uit paragraaf 4.1. De eerste inventarisatie is aangevuld met begrippen vanuit het expertpanel en de praktijk: gesprekken met schoolleiders, ib’ers, leraren en onderwijsbegeleiders. Het gebruik van de woorden ‘cohesie tussen zorg en veiligheid’ veronderstelt een relatie tussen beide. Hieronder staat per bron een overzicht van de gebruikte begrippen in relatie tot onderwijs, zorg en veiligheid. Het begrip ‘onderwijs’ staat erbij omdat dat het verbindende begrip is en de context waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt.
22
cohesie tussen zorg en veiligheid
De markering in het overzicht betekent het volgende: blauw : begrip in de context van de relatie tussen onderwijs en veiligheid op school groen : begrip in de context van de relatie tussen onderwijs en zorg/zorgbeleid op school geel : begrip in de context van de relatie tussen onderwijs en veiligheid en zorg/zorgbeleid op school Een X betekent dat een begrip regelmatig (minstens één keer) gebruikt wordt in de bron. Twee XX betekent dat een begrip leidend is (minstens drie keer gebruikt) in een bron.
Deklerck, J. (red.) (2012). ‘Een veelkleurig verhaal. Preventie en aanpak van probleemgedrag in het onderwijs.’ Leuven/Den Haag: Acco Begrip
Onderwijs
Zorg
Veiligheid
Probleemgedrag
xx
xx
xx
Gedragsstoornis
x
x
x
Moeilijk gedrag
x
Leeftijdsgebonden gedragsprobleem
x
Emotioneel probleem
x
x
Omgevingsafhankelijk gedrag
xx
x
x
Identiteitsontwikkeling
x
Ontwikkelingsprobleem
x
x
x
Pesten
x
x
Preventie
x
Effectieve interventie
x
Internaliserend probleemgedrag
x
xx
Externaliserend probleemgedrag
x
Brede schoolaanpak
xx
x
x
xx
Preventie
xx
x
xx
Kwaliteitbevorderend beleid
x
Gericht op probleem Gericht op welzijn
xx x
x
Algemene preventie
x
x
Curatieve preventie
x
Specifieke maatregelen
x
Relationele agressie
x
xx x
x x
Deklerck, J. & Overveld, K. van (2011). ‘De preventiepiramide. Preventie van probleemgedrag in het onderwijs.’ Leuven/Den Haag: Acco Begrip
Onderwijs
Zorg
Externaliserend probleemgedrag
x
Internaliserend probleemgedrag
x
x
Lichte delinquentie
x
x
Zware delinquentie
x
x
Preventie
x
Verstoren van lessen
x
Spijbelen
x
Verbale agressie
x
Pesten
x
Spijbelen
x
Straf
x
Veiligheid x
x x
x x x x x
4. Cohesie tussen zorg en veiligheid - een verkenning
23
Fundamentele preventie
x
Algemene preventiemaatregelen
x
Specifieke preventiemaatregelen
x
Curatieve maatregelen
x
Probleemgericht
x
Welzijnsgericht
x
x
Integrale schoolaanpak
x
x
x x x x
Lynne, K. e.a. (2012). ‘Voorkom probleemgedrag. Strategieën die werken voor de basisschool.’ Amsterdam: SWP Begrip
Onderwijs
Zorg
Leerproblemen
x
x
Gedragsproblemen
x
Veiligheid x
Preventieve schoolbrede aanpak
x
x
Zorgleerlingen
x
x
Gedragsfunctieanalyse
x
x
x
Nederlands Jeugdinstituut Begrippen die het Nederlands Jeugdinstituut gebruikt in factsheets die via de website zijn te downloaden: • Zorgzame_leeromgeving_nji.pdf • Veilige_leeromgeving_nji.pdf • Handreiking_Wie_doet_wat_bij_schoolveiligheid_in_po_so.pdf • Handreiking_Waarden_normen_en_regels_bij_een_veilige_school.pdf • Handreiking_Totstandkoming_veiligheidsbeleid_en_veiligheidsplan_po_so.pdf • Handreiking_Sociale_veiligheid_en_leiderschap_in_het_po_en_so.pdf Begrip
24
Onderwijs
Zorg
Zorgzame school
xx
xx
Pedagogische taak
xx
x
Veilige en zorgzame leeromgeving
x
Zorgzame leeromgeving
xx
xx
Pesten
x
x
Aanpak pester
x
Veiligheid x
x x
Zorg gepeste
x
x
Gedragsproblemen
x
x
Zorgstructuur
xx
xx
Intern begeleider
x
x
Zorgadviesteam
xx
xx
Ketenpartners
x
x
xx
Integrale aanpak
xx
xx
xx
Licht curatief
xx
x
xx
x
Ondersteuningsarrangement
x
Fysieke veiligheid
xx
xx
Veiligheidsplan
xx
xx
Veiligheidsbeleid
xx
xx
Arbowet
xx
xx
Geweld
xx
xx
Incidenten
xx
xx
cohesie tussen zorg en veiligheid
Sociale veiligheid
x
Preventief gedrag
x
x
Corrigerende maatregelen
x
x
Grensoverschrijdend gedrag
x
x
Justitie
xx
x
Veiligheidscoördinator
x
x
Waarden
x
x
Normen
xx
xx
Regels
xx
xx
Handhaven en naleven
x
x
4.4 Analyse van de begrippen In het schema hieronder staan de begrippen uit de inventarisatie hierboven die betrekking hebben op zowel onderwijs als zorg als veiligheid. Begrip
Onderwijs
Zorg
Veiligheid
Probleemgedrag
xx
xx
xx
Gedragsstoornis
x
x
x
Omgevingsafhankelijk gedrag
xx
x
x
Ontwikkelingsprobleem
x
x
x
Brede schoolaanpak
xx
x
x
Preventie
xx
x
xx
Specifieke maatregelen
x
x
x
Zware delinquentie
x
x
x
Integrale schoolaanpak
x
x
x
Preventieve schoolbrede aanpak
x
x
x
Pedagogische taak
xx
x
x
Pesten
x
x
x
Integrale aanpak
xx
xx
xx
Licht curatief
xx
x
xx
Zorgadviesteam
xx
xx
xx
4.5 Begrippenclusters Het in kaart brengen van de gebruikte woorden/woordvelden in relatie tot het onderwerp ‘cohesie tussen zorg en veiligheid’ maakt zichtbaar dat een paar begrippen specifiek gebruikt worden om die cohesie te beschrijven. De begrippen uit paragraaf 4.4 laten zich comprimeren tot: ‘schoolbrede aanpak/preventie’, ‘lastig gedrag/pesten’ en ‘interventies’. Deze begrippen worden alle meer dan één keer omschreven in verschillende bewoordingen en ze worden in alle gebruikte bronnen één of meerdere keren omschreven in relatie tot de woorden onderwijs, zorg én veiligheid.
1. Preventie In de tabel hieronder staan de begrippen die met ‘preventie’ te maken hebben. Onder ‘preventie’ vallen alle activiteiten en maatregelen die bijdragen aan het voorkomen van incidenten.
4. Cohesie tussen zorg en veiligheid - een verkenning
25
Begrip
Onderwijs
Zorg
Veiligheid
Brede schoolaanpak
xx
x
x
Integrale aanpak
xx
xx
xx
Integrale schoolaanpak
x
x
x
Preventieve schoolbrede aanpak
x
x
x
Preventie
xx
xx
xx
2. Gedrag Uit de inventarisatie blijkt dat ook het begrip ‘gedrag’ op verschillende manieren beschreven wordt.
Begrip
Onderwijs
Zorg
Veiligheid
Probleemgedrag
xx
xx
xx
Gedragsstoornis
x
x
x
Ontwikkelingsprobleem
x
x
x
Omgevingsafhankelijk gedrag
xx
x
x
Pesten
xx
xx
xx
3. Interventies Een aantal begrippen komen eenmalig voor en zijn te vatten onder de overkoepelende term ‘interventies’. Begrip
Onderwijs
Zorg
Veiligheid
Specifieke maatregelen
x
x
x
Licht curatief
x
x
x
Zware delinquentie
x
x
xx
Pedagogische taak
xx
x
x
Observaties Bij de clusters vallen twee begrippen buiten de begripsbepaling omdat ze niet in de context van de drie woorden onderwijs, zorg en veiligheid vallen: ‘internaliserend probleemgedrag’ en ‘externaliserend probleemgedrag’. Bij het vaststellen van het theoretisch kader blijkt dat deze begrippen wel een sterke relatie hebben met cohesie tussen zorg en veiligheid. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5 Theoretisch kader en hoofdstuk 6 Observaties. Begrip
Onderwijs
Zorg
Internaliserend probleemgedrag
x
xx
Externaliserend probleemgedrag
x
Veiligheid xx
Er is één begrip dat maar in één bron voorkomt: ‘pedagogische taak’. Dit begrip wordt in deze bron meerdere keren gebruikt. Maar omdat het begrip slechts in één bron voorkomt, vervalt het als bruikbaar in de begripsbepaling.
4.6 Praktijkverkenning Onder een aantal mensen uit de praktijk is een verkenning uitgevoerd. Deze groep bestond uit: twaalf leraren, twee intern begeleiders, een schoolbegeleider, drie directeuren basisonderwijs en een coördinator van een samenwerkingsverband. Zij hebben de volgende vragen beantwoord:
26
cohesie tussen zorg en veiligheid
Praktijkverkenning ‘Cohesie tussen zorg en veiligheid’ 1. Kunt u een woordveld maken bij het begrip ‘zorg’? 2. Kunt u een woordveld maken bij het begrip ‘veiligheid’? 3. Hoe omschrijft u ‘cohesie tussen zorg en veiligheid’? 4. Op welke wijze geeft uw organisatie de cohesie tussen ‘zorg en veiligheid’ vorm? 5. Welke instrumenten worden in uw school gebruikt om de cohesie tussen zorg en veiligheid te bevorderen? De praktijkverkenning had als doel de beelden van het onderwijsveld bij het onderzoeksonderwerp in beeld te krijgen. Hieronder een overzicht: De woorden bij het begrip ‘zorg’ zijn nagenoeg gelijk aan die in het woordveld in paragraaf 4.2. Bij het begrip ‘veiligheid’ worden minder woorden gebruikt en wordt twee keer 'politie op school' genoemd. Woordveld ‘zorg’ zorgstructuur - intern begeleider - ondersteuningsarrangement - schoolbrede aanpak - gedragsstoornis - emotioneel probleem - internaliserend probleemgedrag - zorg gepeste - handelingsgericht werken - 1-zorgroute - ontwikkelingsperspectief - profiel van de school - groepshandelingsplan - interventie - zorgadviesteam - wetgeving - schoolcultuur Woordveld ‘veiligheid’ protocollen - probleemgedrag - pesten - zorgadviesteam - moeilijk gedrag - agressie - fysieke veiligheid - veiligheidsplan - corrigerende maatregelen - sociale veiligheid - incidenten - aanpak pester - grensoverschrijdend gedrag - normen - lastig gedrag - seksuele intimidatie - cyberpesten - sociale context van de klas - interventie - grensoverschrijdend gedrag - schoolcultuur - politie op school Op de vraag ‘Hoe omschrijft u de cohesie tussen zorg en veiligheid?’ werd heel verschillend geantwoord. De leraren beantwoordden die vraag met: “Geen idee”, “Dat ligt vooral bij de intern begeleider en de directeur” en “Het lijkt me nodig, maar volgens mij doen we dat niet” en “Ik denk door alles wat we in de school afspreken over zorg en veiligheid goed op elkaar af te stemmen”. De intern begeleiders antwoordden: “Een integrale aanpak” en "Een schoolbrede benadering”. De directeuren noemden “het afstemmen van protocollen en handelen van leraren”. De schoolbegeleider schreef: “Vanuit het kind denken, handelen en organiseren.” De praktijkverkenning bij de vraag ‘Op welke wijze geeft uw organisatie de cohesie tussen ‘zorg en veiligheid’ vorm?’ gaf bij alle ondervraagden een antwoord waarin het communiceren over en afstemmen van onderwijs en zorg en veiligheid doorklinkt. En tegelijk werd er opgemerkt dat er niet op die manier gekeken wordt. Het begrip ‘cohesie tussen zorg en veiligheid’ wordt niet herkend in het veld. In de schoolpraktijk wordt samenhang tussen zorg en veiligheid veel meer ‘omgaan met lastig gedrag’, ‘het kind centraal’, of ‘passende arrangementen’ genoemd. Geen van de scholen gebruikt specifieke instrumenten om de cohesie tussen zorg en veiligheid te bevorderen. In één geval werd opgemerkt dat ‘daar toch geen instrument voor is?’. Eén school gebruikt KiVa, maar noemt dat niet als instrument om de cohesie tussen zorg en veiligheid te bevorderen. De praktijkverkenning geeft de cohesie tussen zorg en veiligheid vooral weer als ‘schoolbrede benadering’, ‘afstemmen op elkaar’ en ‘een integrale benadering’. Wat opvalt, is dat een ieder vanuit zijn/ haar eigen rol de vraag benadert en er invulling aan geeft. Opvallend is ook dat het begrip ‘cohesie tussen zorg en veiligheid’ nauwelijks herkenning vindt in het veld. De wijze waarop scholen omgaan met de cohesie tussen zorg en veiligheid en de wijze waarop ze die benaderen vraagt om extra onderzoek. De praktijkverkenning geeft informatie over de wijze waarop de begrippen ‘zorg’ en ‘veiligheid’ geïnterpreteerd worden. Er lijkt nog onvoldoende kennis aanwezig in de scholen om op een integrale manier onderwijs, zorg en veiligheid vorm te geven.
4. Cohesie tussen zorg en veiligheid - een verkenning
27
Hoofdstuk 5 Theoretisch kader
5. Theoretisch kader Er zijn een aantal instrumenten die scholen kunnen gebruiken om de cohesie tussen zorg en veiligheid in kaart te brengen. Deze instrumenten geven in hun werkwijze onderwijs, zorg en veiligheid een gelijkwaardige status. Het eerste model is het door Frits Prior ontwikkelde ‘Kleurenschema Veiligheid’. Dit model beschrijft een viertal factoren die invloed hebben op onderwijs, zorg en veiligheid. In Nederland is dit het enige model dat dit integraal beschrijft. Het model is ontwikkeld in de praktijk van het werken met scholen. Het tweede model is de Preventiepiramide van Johan Deklerck. Beide modellen worden hieronder beschreven. Vanuit het expertpanel zijn de modellen ‘SAFE’, ‘Herstelrecht in het onderwijs’ en ‘Veilige leeromgeving en zorgzame leeromgeving’ toegevoegd. Ook deze worden hieronder beschreven.
5.1 Kleurenschema Veiligheid Het ‘Kleurenschema Veiligheid’ is een model waarin twee lijnen en een viertal principes geordend worden. Het is een model dat gaandeweg het werken op het snijvlak tussen onderwijs, zorg en veiligheid is ontwikkeld. Prior heeft als tijdelijk projectleider van de Kwaliteitsteams Veiligheid hier vorm aan gegeven. Onderlegger voor het model vormen onder andere het boekje ‘Kiezen, passen, plannen’ en de werkwijze Zevenbladverbond (zie www.schoolenveiligheid.nl). Vanuit de twee lijnen ‘proactief versus reactief’ en ‘met mensen versus met voorzieningen’ ontstaat een kwadrant waarin alle facetten die te maken hebben met cohesie tussen zorg en veiligheid een plek krijgen. Prior beschrijft vier principes die bijdragen aan cohesie tussen zorg en veiligheid: structuur, cultuur, vaardigheid en bereidheid. Die principes worden geordend op twee lijnen. Toelichting bij de vier principes: Structuur materiële voorzieningen en regelingen die helpen achteraf de schade van negatief gedrag te beperken en te herstellen Cultuur materiële voorzieningen en regelingen die helpen de schade te voorkomen en tegelijk positief gedrag bevorderen Vaardigheid inzet van mensen die achteraf helpen de schade van negatief gedrag te beperken en te herstellen Bereidheid inzet van mensen die helpen de schade te voorkomen en positief gedrag bevorderen
5. theoretisch kader
31
Succesfactoren veiligheid structuur
cultuur
vaardigheid
bereidheid
Afb. Kleurenschema Principes In het ‘Kleurenschema Principes’ hierboven is zichtbaar hoe de verschillende principes elkaar beïnvloeden en op elkaar inwerken. Het bieden en handhaven van structuur kan alleen met de bereidheid en vaardigheid van de mensen in de organisatie. De cohesie tussen zorg en veiligheid ontstaat daar waar de mens alle voorzieningen, protocollen en leefruimtes op elkaar afstemt. Het ‘Kleurenschema Praktijkvoorbeelden’ hieronder met de lijnen ‘proactief versus reactief’ en ‘met mensen versus met voorzieningen’ is ingevuld met concrete praktijkvoorbeelden. Met voorzieningen Regels Registratie Hekken Kluisjes
Inrichting afstemmen op sociaal gebruik Doorzichtigheid van de ruimten Regelmatig schoonmaken
Protocollen Pasjes Camera’s Detectie
Reactief
Proactief Toezicht Aanpakken daders Opvang geraakten Maatregelen Zorgsysteem
Bereikbaarheid Laagdrempeligheid Positieve benadering Elkaar aanspreken Actief betrekken Verantwoordelijkheid delen Participatie
Met mensen
Afb. Kleurenschema Praktijkvoorbeelden Door de praktijkvoorbeelden te koppelen aan de principes en de twee lijnen ontstaat een instrument om op een integrale manier naar zorg en veiligheid te kijken en daarmee de cohesie vorm te geven. Scholen die met dit instrument werken zien in één oogopslag of ze bijvoorbeeld veel sturen met ‘met voorzieningen - reactief ’ of juist met ‘met mensen - pro-actief’. Het model is door de Kwaliteitsteams Veiligheid gebruikt om met scholen de aanpak, protocollen, regels en preventieprogramma’s rond zorg en veiligheid in kaart te brengen. Het ‘Kleurenschema Veiligheid’ is een instrument dat scholen ondersteunt in het afstemmen van regels, onderwijs, gedrag en ruimte. Het geeft inzicht in de werkwijze van de school en biedt geen
32
cohesie tussen zorg en veiligheid
oordeel over wat goed of fout is om te doen. Het helpt de scholen te ordenen en keuzes te maken op verschillende onderdelen.
5.2 Preventiepiramide In zijn boek ‘De preventiepiramide. Preventie van probleemgedrag in het onderwijs’ geeft Deklerck (m.m.v. Kees van Overveld) een beschrijving van externaliserend en internaliserend probleemgedrag, de leefwereld van adolescenten en verschillende preventieniveaus die nodig zijn om goed om te gaan met afwijkend gedrag in een schoolorganisatie. Deklerck beschrijft wat een school op verschillende niveaus te doen heeft om een integrale aanpak schoolbreed te realiseren. Het boek bestaat uit een theoretisch deel en een praktijkdeel. Het praktijkdeel is gevuld met materiaal waarmee de scholen hun eigen aanpak kunnen plaatsen in de ‘Preventiepiramide’ en zich daaraan kunnen spiegelen. Deklerck beschrijft op welke wijze een school een veilig onderwijsklimaat kan bouwen voor alle leerlingen met allerlei soorten gedrag. In zijn boek werkt hij het verschil tussen internaliserend probleemgedrag en externaliserend probleemgedrag uit als twee uitingsvormen van gekwetstheid van jongeren en het belang van een goed preventieklimaat, welzijnsgerichte maatregelen en probleemgerichte maatregelen. De ‘Preventiepiramide’ beschrijft een viertal niveaus van preventie, met elk een eigen taak en doel.
Niveau 1 Algemeen leefkwaliteitsbevorderend klimaat Het gaat hierbij om een goede schoolorganisatie waarbij maatregelen genomen worden die bijdragen aan de leefkwaliteit binnen de school. Deze maatregelen zorgen ervoor dat de leerlingen, de leraren en de ouders zich op een positieve manier betrokken voelen bij het schoolgebeuren en de school als een aangename leef-, werk- en ontmoetingsplaats ervaren. Het totaal aan organisatie en maatregelen draagt bij aan de kwaliteit van de school. Dit kan al gebeuren zonder dat direct aan preventie gedacht wordt. Dit is het niveau van indirecte preventie: op dit niveau is geen sprake van probleemformulering.
Niveau 2 Algemene preventiemaatregelen De maatregelen die op dit niveau getroffen worden zijn algemene preventiemaatregelen die de leerlingen, de leraren, de ouders en de school versterken, meer draagkracht geven en stimuleren tot positief gedrag. Problemen als pesten, vandalisme, geweld en agressie worden op een positieve manier aangepakt. De aandacht van de maatregelen spitst zich toe op het versterken van de handelingsruimte, de competenties, de weerbaarheid, de draagkracht en het probleemoplossend vermogen van de betrokkenen. Er wordt doelbewust gewerkt aan het versterken van een positieve invloed op de beschermfactoren rond een probleem. De uitbouw van dit actieniveau zorgt ervoor dat heel wat vormen van probleemgedrag via de informele weg opgevangen en voorkomen worden.
Niveau 3 Specifieke preventiemaatregelen Specifieke preventiemaatregelen zijn maatregelen als antwoord op een specifiek probleem. Ze zijn bedoeld om specifieke problemen te voorkomen en zijn tegelijk een antwoord op het probleem. Bijvoorbeeld het afsluiten van niet-gebruikte ruimtes omdat er is gestolen. Of het aanbrengen van camera’s na vandalisme in het fietsenhok. Het zijn maatregelen die de gebruikers herinneren aan het probleem.
5. theoretisch kader
33
Niveau 4 Curatieve maatregelen Dit is het meest specifieke niveau. Het gaat er op dit niveau om het probleem zo goed mogelijk te herstellen en te beperken. De aanpak richt zich op de onmiddellijke aanpak en het stopzetten van het probleem. Er gaat geen preventieve werking uit van dit niveau.
Niveau 0 De samenleving
4
Curatieve maatregelen
3
Specifieke preventiemaatregelen
2
Algemene preventiemaatregelen
1
Algemeen leefkwaliteitsbevorderend klimaat
0
De samenleving in haar sociale, politieke en ecologische dimensie
Attitudevorming
Integrale preventie
Algemene preventie
Fundamentele preventie
Niveau
Beleidsterugkoppeling
Spec. preventie
Niveau 0 wijkt af van de andere preventieniveaus. Binnen de preventiepiramide is niveau 0 geen actieniveau. Niveau 0 is het niveau buiten de school: daar heeft de school geen invloed op. Niveau 1 tot en met 4 zijn actieniveaus binnen de schoolorganisaties.
Specifieke aanpak – oriëntatie + oriëntatie
Fundamentele aanpak
Structurele maatregelen
Afb. Preventiepiramide
5.3 SAFE KPC Groep heeft het SAFE-model ontwikkeld om schoolveiligheid integraal te beschrijven en vorm te geven. Het is belangrijk om zorg te dragen voor een veilige school omdat een onveilige school (of een school die als onveilig wordt ervaren) bijdraagt aan zwakkere leerprestaties en de kans op voortijdig schoolverlaten vergroot. Het SAFE-model baseert zich op het boek ‘Why do school order and safety matter?’ van Cornell & Mayer (2010). Zij stellen dat veiligheid op school geen geïsoleerd (gedrags)probleem is waar simpele oplossingen voor zijn, maar juist integraal benaderd moet worden. Veiligheid hangt samen met factoren die het ontwikkelingsproces van leerlingen raken (en andersom). De school is verantwoordelijk voor een integrale aanpak en moet in samenwerking met ouders en stakeholders aandacht hebben voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en voor hun lichamelijke en geestelijke gezondheid.
34
cohesie tussen zorg en veiligheid
Gevoel van welbevinden
Hogere leerprestaties Ervaren veilige school
Ontbreken van verstorend gedrag
Minder schooluitval
Het SAFE-model verbindt een viertal elementen met elkaar: schoolcultuur, aantrekkelijk onderwijs, fysieke omgeving en externe samenwerking.
Schoolcultuur Een school die zowel regels stelt als ondersteuning biedt én waarin leerlingen, medewerkers en ouders participeren, draagt bij aan een leerwerk- en leefgemeenschap waar mensen prettig met elkaar omgaan. Aantrekkelijk onderwijs Wanneer leerlingen positief uitgedaagd worden en het onderwijs aansluit bij de leer- en ontwikkelingsbehoefte van leerlingen, zullen zij minder snel afhaken of verstorend gedrag veroorzaken. Fysieke omgeving Een aantrekkelijk gebouw, dat ruimte biedt aan de verschillende behoeftes van leerlingen, nodigt uit tot leren en zal indirect minder verstorend gedrag veroorzaken. Externe samenwerking Wanneer leerlingen (maar ook ouders en medewerkers) van de school (dreigen te) ontsporen is samenwerking met andere organisaties, in zowel preventieve als curatieve zin, noodzakelijk. De school staat er niet alleen voor. Schematisch weergegeven:
5. theoretisch kader
35
5.4 Herstelrecht in het onderwijs In Nederland zijn door KPC Groep de principes van Herstelrecht vertaald naar de praktijk van het onderwijs. Aanvankelijk voor het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs, maar steeds meer raken ook scholen voor primair en speciaal onderwijs geïnteresseerd in de mogelijkheden. Hoewel Herstelrecht in de naam met zich meedraagt dat er iets te herstellen valt, dus dat er sprake is van een reactie, bijvoorbeeld bij een conflict, gaat het model in wezen veel verder. Volledig ingevoerd is het de basis van alle pedagogisch en didactisch handelen in de school. Het is daarmee ook een proactief of preventief model. Bij herhaalde, ernstige gedragsproblematiek, waarvan de oorzaken gedeeltelijk buiten de school kunnen liggen, werkt Herstelrecht ook curatief. Deze scholen hebben zich verenigd onder de naam ‘groene scholen’. De mogelijkheden op een rijtje: Preventief: ‘De Verbindende School’ met de ‘Pedagogische Dansvloer’ • Creëert een gezond omgangsklimaat, waarin leraren en leerlingen vanuit wederzijds respect gedeelde verantwoordelijkheid dragen voor de eigen ontwikkeling, de relatie met anderen en de zorg voor de leeromgeving. • Bevordert de onderlinge communicatie en het geven van feedback over lastige situaties en gebeurtenissen, onder andere via gesprekskringen. • Stimuleert tot (zelf)reflectie op leerprestaties, waarmee leraren een coachingsinstrument in handen hebben bij voortgangsgesprekken. Reactief: Herstelpraktijken, geënt op het continuüm van Herstelrecht-interventies • Van informele (waarschuwend knipoogje) tot uiterst formele interventies. • Herstelgesprekken in de kring, met behulp van vragenkaartjes. • Herstelgesprekken tussen groepjes, of individuele leerlingen, met de kaartjes. • Bespreken van conflicten en zoeken naar win-winoplossingen met behulp van het model van de ‘Pedagogische Dansvloer’. Curatief: Werken met non-contracten • Het opstellen van non-contracten door leerlingen met specifiek probleemgedrag. • Het achterhalen van de achterliggende hulpvraag en de onderliggende behoefte. • Het zoeken naar oplossingsgerichte sancties in plaats van repressieve strafmaatregelen. Repressief: schorsen of verwijderen • Bij ernstige overtredingen kan een schorsing op zijn plaats zijn. De bedoeling daarvan is bezinning op het gebeurde, bewustwording van eigen verantwoordelijkheid en het voorbereiden op een herstelconferentie. Nog steeds met de intentie te herstellen wat er is gebeurd. • Een leerling die alle bovengenoemde mogelijkheden naast zich neerlegt, kiest daarmee uiteindelijk voor een school zonder Herstelrecht. Dat betekent dat zo’n leerling de school zal verlaten, uit eigen keuze. Hij wordt dus niet verwijderd, maar gaat zelf. Het model van de ‘Pedagogische Dansvloer‘ De ‘Pedagogische Dansvloer’ is in feite een matrix die vier pedagogische modellen weergeeft. In elke school zijn voorbeelden van die modellen te vinden. Ze zijn gebaseerd op de relatie tussen sturen, controleren en beheersen enerzijds, en ondersteunen, helpen en tolereren anderzijds. Voorstanders van meer sturing vinden voorstanders van meer ondersteuning tegenover zich.
STURING
ß
versus à
ONDERSTEUNING
Bij ieder ernstig incident laait de discussie weer op. Het blijkt onmogelijk om op één lijn te komen. Maar eigenlijk is het een non-discussie; het gaat niet om meer van het één of meer van het ander, maar om een gezond evenwicht tussen beide uiteinden van de lijn: zowel sturing als ondersteuning zijn gewenst. Sturing, zodat leerlingen weten waar ze aan toe zijn, wat er van hen wordt verwacht en wat er gebeurt als ze in gebreke blijven. En ondersteuning, zodat leerlingen het vertrouwen krijgen dat ze alle hulp kunnen krijgen die nodig is om de gewenste taken ook (zelf!) tot een goed einde te brengen.
36
cohesie tussen zorg en veiligheid
Er zijn vier pedagogische grondmodellen: I Sturing+ en Ondersteuning- (gebaseerd op macht) II Sturing- en Ondersteuning- (gebaseerd op onmacht) III Sturing- en Ondersteuning+ (gebaseerd op tolerantie) IV Sturing+ en Ondersteuning+ (gebaseerd op respect)
repressieve school depressieve school tolerante school verbindende school
5.5 Veilige leeromgeving en zorgzame leeromgeving Vanuit het Nederlands Jeugdinstituut worden de domeinen van zorg en veiligheid apart beschreven, maar in relatie tot elkaar. Beide domeinen hebben een eigen plek in de school. Het domein van veiligheid wordt de ‘veilige leeromgeving’ genoemd; het domein van zorg de ‘zorgzame leeromgeving’. De wijze waarop het NJi de veilige leeromgeving en de zorgzame leeromgeving omschrijft is als het ware een weergave van de huidige werkelijkheid in de school. De tekst bij de Veiligheidskaart (www.nji.nl/publicaties/Veiligheidskaart_checklist_2010.pdf) beschrijft het als volgt:
Veilige leeromgeving Voor het harmonisch samenzijn van alle betrokkenen in de unieke biotoop ‘school’ (uniek omdat er veel mensen verkeren op een klein oppervlak, met jeugdigen-in-ontwikkeling en volwassenen) zijn allereerst enkele preventieve maatregelen nodig. De eerste is de structurering van gedrag in plaats en in tijd. Bij het vo bijvoorbeeld betekent dit dat iedereen de antwoorden weet op de vragen ‘Waar moet ik zijn?’, ‘Hoe laat begint mijn les?’ en ‘Wanneer en hoelang is er pauze?’. Een andere preventieve maatregel is de gezagsregeling en kwaliteit van uitoefening. Duidelijk moet zijn hoe het gezag is geregeld en welke verantwoordelijkheden en taken iedereen heeft: de leiding, de leraren, de mentoren, de intern begeleiders (po), de zorg- en veiligheidscoördinatoren (vo). Het gezag dient ondersteunend te zijn voor de leraren, en inspirerend voor de schoolontwikkeling. Verder dient de fysieke veiligheid gegarandeerd te zijn: brandveiligheid, toegang tot de school et cetera. Tot slot zijn er de school- en klassenregels (en de handhaving daarvan) die moeten bijdragen aan voorspelbaarheid van gedrag en aan het voorkomen van normoverschrijdend gedrag.
Zorgzame leeromgeving De kinderen en jongeren ontvangen onderwijs (opdoen van kennis en leren van vaardigheden). Maar ze ontwikkelen zich gedurende de schoolloopbaan óók als jeugdige, van kind tot puber en van puber tot adolescent. Gezien de vele tijd die ze op school doorbrengen zal er dus ook aandacht moeten zijn voor die ontwikkelingsaspecten; sociaal-emotioneel, psychosociaal. Die aandacht kan verschillend van inhoud en intensiteit zijn. Onderscheiden worden (weer te geven in een piramide) de alledaagse aandacht, aandacht in de vorm van ondersteuning, en zorg. In de afbeeldingen hieronder is dat schematisch weergegeven.
leerlingenzorg
schoolveiligheid
5. theoretisch kader
37
DIEPTE BREEDTE BASIS
Zorgdomein
gericht op enkele leerlingen gericht op bepaalde leerlingen gericht op alle leerlingen
Veiligheidsdomein
door derden buiten school door derden met de school door school binnen school door derden met de school door derden buiten school
38
cohesie tussen zorg en veiligheid
Hoofdstuk 6 Observaties
6. Observaties Het zoeken naar bruikbare literatuur waarin de cohesie tussen zorg en veiligheid staat omschreven en de inventarisatie van de begrippen bracht een aantal scherpe verschillen aan het licht die om meer onderzoek vragen.
6.1 Inbreng expertpanel Bij het zoeken naar relevante Nederlandse literatuur werd duidelijk dat de termen ‘zorg’ en ‘veiligheid’ nauwelijks in combinatie met elkaar gebruikt worden (zie woordvelden in hoofdstuk 4). De inhoud van de factsheets van het Nederlands Jeugdinstituut en de website van Centrum School en Veiligheid maken een tegenstelling zichtbaar tussen zorg en veiligheid. Dit werd ook zichtbaar in de literatuur. De website van Centrum School en Veiligheid vertelde eigenlijk niets over de samenhang tussen zorg en veiligheid. Dat maakte de inbreng van het expertpanel waarvan een ieder zijn/ haar eigen bijdrage gaf aan het theoretisch kader en de praktische modellen zeer waardevol en noodzakelijk. Vanuit het expertpanel zijn de modellen ‘SAFE’, ‘Herstelrecht in het onderwijs’ en ‘Veilige leeromgeving en zorgzame leeromgeving’ toegevoegd. Daarnaast bleek dankzij het panel dat literatuur die in eerste instantie niets met het onderzoek te maken leek te hebben – zoals het boek ‘Gedragsproblemen in scholen. Het denken en handelen van leraren’ – veel meer over het onderzoeksonderwerp te zeggen dan de titel en omschrijving aangaf. Ieder lid van het expertpanel maakte de opmerking dat de begrippen ‘zorg’ en ‘veiligheid’ in zichzelf niets met het onderwijs te maken hebben. En daarmee dat ze onvoldoende inhoudelijk verbonden zijn met het onderwijs. De begrippen ‘zorg’ en ‘veiligheid’ zoals deze in de woordvelden gebruikt worden, hebben geen relatie met wat de leraar doet in de klas. En lijken daarmee geen toegevoegde waarde te hebben voor leraren.
6.2 Zorg en veiligheid in de Nederlandse context De taal die op de factsheets van het NJi wordt gebruikt om sociale veiligheid vorm te geven in de school is vooral taal die beschrijft hoe de zorg voor leerlingen wordt georganiseerd in en om de school. De schoolbrede aanpak betekent in deze niet een schoolbrede integrale aanpak van zowel zorg als veiligheid, maar vooral een schoolbrede integrale zorgaanpak. Denk hierbij aan zorgleerlingen, ondersteuningsarrangementen, leerproblemen en internaliserend gedrag. Het enige moment waarop zorg en veiligheid elkaar ontmoeten is binnen het zorgadviesteam (ZAT) van de school. In dit ZAT nemen school, zorg en politie zitting. Het begrip ‘veiligheid’ wordt – zoals blijkt uit de inventarisatie van de begrippen – daarentegen omschreven in termen van handhaven, normen, regels stellen en curatief optreden. Er is nauwelijks literatuur waarbij veiligheid integraal deel uitmaakt van de onderwijstaak van de school. De analyse van de website van Centrum School en Veiligheid maakte dit het meest zichtbaar. Hoewel op deze website veel voorbeelden staan van interventies, incidenten en ‘good practices’, wordt er geen verbinding gemaakt met zorg.
6.3 Integrale aanpak De zoektocht naar literatuur over de cohesie tussen zorg en veiligheid leidde naar het werk van J. Deklerck. Vanuit het vakgebied van de criminologie doet hij onderzoek naar de ‘kernspanning’ in het omgaan met internaliserend en externaliserend probleemgedrag. De twee boeken van Deklerck bieden een theoretisch beschrijvend kader voor wat er in Nederland niet is. Zijn model ‘Preventiepi-
6. observaties
41
ramide’ biedt een theoretische ondergrond voor het onderwerp zorg en veiligheid. In Nederland blijkt er geen literatuur te bestaan die de cohesie tussen zorg en veiligheid zo integraal beschrijft als Deklerck dit doet. De zorg voor leerlingen met leer- en gedragsproblemen is heel goed ontwikkeld in het Nederlandse systeem. Los daarvan, als een aparte kolom, staat het denken over (sociale) veiligheid. Er is tot dit moment geen model dat scholen kunnen gebruiken om de cohesie tussen zorg en veiligheid vorm te geven.
6.4 Internaliserend en externaliserend probleemgedrag Deklerck werkt in zijn boek ‘De preventiepiramide. Preventie van probleemgedrag in het onderwijs’ het verschil uit tussen twee verschillende soorten probleemgedrag. Probleemgedrag van kinderen en jongeren kan ingedeeld worden in een tweetal categorieën: internaliserend probleemgedrag of externaliserend probleemgedrag. Internaliserend probleemgedrag betekent dat de problemen vooral nadelig zijn voor het kind of de jongere en veel minder herkenbaar of lastig voor de omgeving. Ze zijn zelfs niet altijd zichtbaar voor de omgeving van het kind. Toch kan internaliserend probleemgedrag zo beklemmend zijn dat er bijna geen ontwikkelruimte over is. Externaliserend probleemgedrag betekent dat het kind zijn problemen vooral naar buiten uit in agressief, lastig en antisociaal gedrag. Dit is nadelig voor zowel de leraar (de omgeving) als het kind zelf. In zijn boek legt Deklerck uit hoe probleemgedrag ontstaat in het leven van kinderen en adolescenten. Deklerck gebruikt de term ‘levensstroom’, gebaseerd op het werk van de Amerikaans-Hongaarse psycholoog Nagy. Alle positieve en negatieve gebeurtenissen hebben invloed op de levensstroom van de mens. Hij onderscheidt drie niveaus in de levensstroom: materieel niveau, emotioneelpsychisch niveau en ethisch-existentieel niveau. Elk mens functioneert op die drie niveaus. Een gebeurtenis of trauma kan licht, ernstig of zeer ernstig zijn en daarmee een deel van de levensstroom blokkeren. Hoe een mens met verschillende trauma’s omgaat, bepaalt het effect dat die trauma's hebben op het dagelijks functioneren. Als een gebeurtenis de levensstroom stokt en deze gebeurtenis wordt niet verwerkt door het kind of de jongere, dan ontstaat spanning en neemt het gevoel van afwijkend zijn toe. Deze blokkade kan opgelost worden door te werken aan herstel en integratie. Het negeren of verwaarlozen van de gebeurtenis kan zich ook ontwikkelen tot probleemgedrag. Deze blokkade kan zich in het leven van een mens internaliseren of externaliseren. Internaliserend probleemgedrag wordt niet altijd direct zichtbaar omdat het kind of de jongere de omgeving daar niet bij betrekt. Externaliserend probleemgedrag wordt meer en meer zichtbaar en raakt direct de omgeving van het kind omdat het kind in toenemende mate afwijkend gedrag gaat ontwikkelen. Dit verschil tussen internaliserend en externaliserend probleemgedrag raakt direct tussen zorg en veiligheid. Hieronder een schema (overgenomen uit het boek van Deklerck) met voorbeelden van beide uitingsvormen van gedrag, waarmee scholen overigens heel verschillend omgaan. Externaliserend gedrag wordt over het algemeen curatief aangepakt; internaliserend gedrag veelal met ondersteuningsarrangementen binnen de zorgstructuur van de school.
42
Externaliserend probleemgedrag
Internaliserend probleemgedrag
agressie
gebruik (verdovende) middelen
geweld
eetstoornissen
pesten
automutilatie
vandalisme
depressie
diefstal
suïcidaal gedrag
brutaliteit
zelfhaat
liegen
gevoelens van minderwaardigheid
drukte maken
angst
onrust stoken in de les
schoolmoeheid
obscene gebaren
spijbelen
vechtpartijen
obsessief gedrag
cohesie tussen zorg en veiligheid
De beschrijving die Deklerck geeft maakt een scherpe breuk zichtbaar in hoe we in Nederland aankijken tegen internaliserend probleemgedrag en externaliserend probleemgedrag. Binnen de school wordt significant verschillend omgegaan met internaliserend en externaliserend gedrag. Er is veel expertise op het signaleren, diagnosticeren en doorverwijzen van internaliserend probleemgedrag. Dit gedrag komt ‘in de zorg’ van de school terecht. Deklerck noemt dit het ‘psychiatriseren van internaliserend probleemgedrag’. Er is in de scholen over het algemeen veel minder expertise om adequaat om te gaan met externaliserend probleemgedrag. Dit is gedrag dat om gerichte acties en curatief ingrijpen vraagt; meestal om erger te voorkomen. Deklerck noemt dit ‘juridificering van externaliserend probleemgedrag’.
6. observaties
43
Hoofdstuk 7 Conclusie
7. Conclusie De hoofdvraag van dit onderzoek is hoe de cohesie tussen zorg en veiligheid gedefinieerd kan worden op basis van de literatuur en de schoolpraktijk in het primair onderwijs. In eerste instantie leek er nauwelijks literatuur voorhanden om de cohesie te omschrijven. Uit onderzoek op internet en websites van twee expertisecentra kwamen vooral het ‘Kleurenschema Veiligheid’ en de ‘Preventiepiramide’ naar voren. Het expertpanel voegde daar de modellen ‘SAFE’, ‘Herstelrecht in het onderwijs’ en ‘Veilige leeromgeving en zorgzame leeromgeving’ aan toe. Het boek van Van der Wolf & Van Beukering (2011) kiest een andere benadering om over hetzelfde te schrijven. Deze inhoud van dit boek sluit volledig aan bij het onderzoeksthema, maar doordat het boek vanuit een ander perspectief geschreven is, viel het in eerste instantie niet op. Pas na een gesprek met één van de panelleden werd dit toegevoegd. Uit de praktijkverkenning bleek verder dat het onderwijsveld het begrip ‘cohesie tussen zorg en veiligheid’ niet herkent. De verschillende instrumenten die in hoofdstuk 5. Theoretisch kader besproken worden bieden scholen niet alleen een theoretisch kader, maar zijn tegelijkertijd ook instrumenten waarmee scholen de cohesie tussen zorg en veiligheid kunnen bevorderen. Daarmee is één conclusie van dit onderzoek dat de cohesie tussen zorg en veiligheid vooral geborgd wordt door een integrale benadering van onderwijs, zorg en veiligheid. Het perspectief van de leerling moet leidend zijn in deze. Van alle instrumenten is het model dat Deklerck beschrijft in zijn boek ‘De preventiepiramide. Preventie van probleemgedrag in het onderwijs’ het meest volledig. Maar alle vijf instrumenten bieden elk op hun eigen wijze de schoolorganisaties een kader waarbinnen cohesie tussen zorg en veiligheid kan worden vormgegeven. Het is aan de visie van de school welke werkwijze het meest bij de organisatie en visie op schoolontwikkeling past. Dit onderzoek benadrukt dat vooral een integrale benadering van preventie, gedrag en interventie in de onderwijspraktijk de cohesie tussen zorg en veiligheid bevordert. De algemene conclusie is dat alle programma’s die integraal en schoolbreed vanuit een pedagogische of organisatorische visie ingezet worden in een school bijdragen aan de cohesie tussen zorg en veiligheid. De instrumenten ‘Kleurenschema Veiligheid’, ‘Preventiepiramide’, ‘SAFE’, ‘Herstelrecht in het onderwijs’ en ‘Veilige leeromgeving en zorgzame leeromgeving’ zijn het meest bruikbaar om de cohesie tussen zorg en veiligheid te bevorderen. Met het oog op de invoering van passend onderwijs is het van groot belang dat scholen hun eigen denkkader over de implementatie van zorg en veiligheid in het onderwijs ontwikkelen. Het risico bestaat dat leerlingen met internaliserend probleemgedrag in de zorgstructuur worden behandeld, leerlingen met externaliserend probleemgedrag vooral als lastig worden bestempeld en dat er van een integrale, schoolbrede benadering die doorwerkt in het denken en handelen van de leraar in de klas te weinig terechtkomt. Een integrale aanpak doorbreekt het denken vanuit ‘zorg’ of vanuit ‘veiligheid’. Dit komt de leerling en zijn/haar onderwijsprestaties ten goede.
7. conclusie
47
Hoofdstuk 8 Literatuurlijst
8. Literatuurlijst Deklerck, J. (red.) (2012). ‘Een veelkleurig verhaal. Preventie en aanpak van probleemgedrag in het onderwijs.’ Leuven/Den Haag: Acco Deklerck, J. & Overveld, K. van (2011). ‘De preventiepiramide. Preventie van probleemgedrag in het onderwijs.’ Leuven/Den Haag: Acco Lynne, K. e.a. (2012). ‘Voorkom probleemgedrag. Strategieën die werken voor de basisschool.’ Amsterdam: SWP Stevens, L. (red.) (2013). ‘Pedagogische tact. Op het goede moment het juiste doen, óók in de ogen van de leerling.’ Antwerpen: Garant Wilschut, M. & Chênevert, C. (2011). ‘Borgen van drie schoolinterventies. De uitdaging van cyclisch verbeteren.’ Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut Wolf, K. van der & Beukering, T. van (2011). ‘Gedragsproblemen in scholen. Het denken en handelen van leraren.’ Leuven: Acco De ‘good practices’ op de website van Centrum School en Veiligheid De volgende factsheets op de website van het Nederlands Jeugdinstituut: - Zorgzame_leeromgeving_nji.pdf - Veilige_leeromgeving_nji.pdf - Handreiking_Wie_doet_wat_bij_schoolveiligheid_in_po_so.pdf - Handreiking_Waarden_normen_en_regels_bij_een_veilige_school.pdf - Handreiking_Totstandkoming_veiligheidsbeleid_en_veiligheidsplan_po_so.pdf - Handreiking_Sociale_veiligheid_en_leiderschap_in_het_po_en_so.pdf Het SAFE-model, ontwikkeld door KPC Groep, ’s-Hertogenbosch De website van het Expertisecentrum voor Herstelrecht in het Onderwijs (ECHO)
8. literatuurlijst
51
Bijlage
Bijlage
Beschrijving interventies De interventies die scholen kunnen gebruiken om de cohesie tussen zorg en veiligheid vorm te geven staan geordend vanuit verschillende invalshoeken. Die invalshoeken zijn: Organisatie: 1. Kleurenschema Veiligheid 2. Preventiepiramide 3. SAFE 4. Veilige leeromgeving en zorgzame leeromgeving Gedrag: 1. Baas in eigen soap 2. Gedrag, je doet ertoe! 3. Leerlingbemiddeling 4. Herstelrecht in het onderwijs Pesten: 1. KiVa 2. PRIMA Pedagogische aanpak: 1. Handelen van leraar centraal 2. Klassenorganisatie centraal 3. Positive Behavior Support Bovengenoemde interventies staan hieronder uitgebreid beschreven.
Organisatie 1. Kleurenschema Veiligheid 2. Preventiepiramide 3. SAFE 4. Veilige leeromgeving en zorgzame leeromgeving
1. Kleurenschema Veiligheid Het ‘Kleurenschema Veiligheid’ is een model waarin twee lijnen en een viertal principes geordend worden. Het is een model dat gaandeweg het werken op het snijvlak tussen onderwijs, zorg en veiligheid is ontwikkeld. Prior heeft als tijdelijk projectleider van de Kwaliteitsteams Veiligheid hier vorm aan gegeven. Onderlegger voor het model vormen onder andere het boekje ‘Kiezen, passen, plannen’ en de werkwijze Zevenbladverbond (zie www.schoolenveiligheid.nl). Vanuit de twee lijnen ‘proactief versus reactief’ en ‘met mensen versus met voorzieningen’ ontstaat een kwadrant waarin alle facetten die te maken hebben met cohesie tussen zorg en veiligheid een plek krijgen.
BIJLAGE
55
Prior beschrijft vier principes die bijdragen aan cohesie tussen zorg en veiligheid: structuur, cultuur, vaardigheid en bereidheid. Die principes worden geordend op twee lijnen. Toelichting bij de vier principes: Structuur materiële voorzieningen en regelingen die helpen achteraf de schade van negatief gedrag te beperken en te herstellen Cultuur materiële voorzieningen en regelingen die helpen de schade te voorkomen en tegelijk positief gedrag bevorderen Vaardigheid inzet van mensen die achteraf helpen de schade van negatief gedrag te beperken en te herstellen Bereidheid inzet van mensen die helpen de schade te voorkomen en positief gedrag bevorderen
Succesfactoren veiligheid structuur
cultuur
vaardigheid
bereidheid
Afb. Kleurenschema Principes In het ‘Kleurenschema Principes’ hierboven is zichtbaar hoe de verschillende principes elkaar beïnvloeden en op elkaar inwerken. Het bieden en handhaven van structuur kan alleen met de bereidheid en vaardigheid van de mensen in de organisatie. De cohesie tussen zorg en veiligheid ontstaat daar waar de mens alle voorzieningen, protocollen en leefruimtes op elkaar afstemt. Het ‘Kleurenschema Praktijkvoorbeelden’ hieronder met de lijnen ‘proactief versus reactief’ en ‘met mensen versus met voorzieningen’ is ingevuld met concrete praktijkvoorbeelden.
56
cohesie tussen zorg en veiligheid
Met voorzieningen Regels Registratie Hekken Kluisjes
Protocollen Pasjes Camera’s Detectie
Inrichting afstemmen op sociaal gebruik Doorzichtigheid van de ruimten Regelmatig schoonmaken
Reactief
Proactief Toezicht Aanpakken daders Opvang geraakten Maatregelen Zorgsysteem
Bereikbaarheid Laagdrempeligheid Positieve benadering Elkaar aanspreken Actief betrekken Verantwoordelijkheid delen Participatie
Met mensen
Afb. Kleurenschema Praktijkvoorbeelden Door de praktijkvoorbeelden te koppelen aan de principes en de twee lijnen ontstaat een instrument om op een integrale manier naar zorg en veiligheid te kijken en daarmee de cohesie vorm te geven. Scholen die met dit instrument werken zien in één oogopslag of ze bijvoorbeeld veel sturen met ‘met voorzieningen - reactief ’ of juist met ‘met mensen - pro-actief’. Het model is door de Kwaliteitsteams Veiligheid gebruikt om met scholen de aanpak, protocollen, regels en preventieprogramma’s rond zorg en veiligheid in kaart te brengen. Het ‘Kleurenschema Veiligheid’ is een instrument dat scholen ondersteunt in het afstemmen van regels, onderwijs, gedrag en ruimte. Het geeft inzicht in de werkwijze van de school en biedt geen oordeel over wat goed of fout is om te doen. Het helpt de scholen te ordenen en keuzes te maken op verschillende onderdelen.
2. Preventiepiramide In zijn boek ‘De preventiepiramide. Preventie van probleemgedrag in het onderwijs’ geeft Deklerck (m.m.v. Kees van Overveld) een beschrijving van externaliserend en internaliserend probleemgedrag, de leefwereld van adolescenten en verschillende preventieniveaus die nodig zijn om goed om te gaan met afwijkend gedrag in een schoolorganisatie. Deklerck beschrijft wat een school op verschillende niveaus te doen heeft om een integrale aanpak schoolbreed te realiseren. Het boek bestaat uit een theoretisch deel en een praktijkdeel. Het praktijkdeel is gevuld met materiaal waarmee de scholen hun eigen aanpak kunnen plaatsen in de ‘Preventiepiramide’ en zich daaraan kunnen spiegelen. Deklerck beschrijft op welke wijze een school een veilig onderwijsklimaat kan bouwen voor alle leerlingen met allerlei soorten gedrag. In zijn boek werkt hij het verschil tussen internaliserend probleemgedrag en externaliserend probleemgedrag uit als twee uitingsvormen van gekwetstheid van jongeren en het belang van een goed preventieklimaat, welzijnsgerichte maatregelen en probleemgerichte maatregelen. De ‘Preventiepiramide’ beschrijft een viertal niveaus van preventie, met elk een eigen taak en doel. Niveau 1 Algemeen leefkwaliteitsbevorderend klimaat Het gaat hierbij om een goede schoolorganisatie waarbij maatregelen genomen worden die bijdragen aan de leefkwaliteit binnen de school. Deze maatregelen zorgen ervoor dat de leerlingen, de leraren en de ouders zich op een positieve manier betrokken voelen bij het schoolgebeuren en de
BIJLAGE
57
school als een aangename leef-, werk- en ontmoetingsplaats ervaren. Het totaal aan organisatie en maatregelen draagt bij aan de kwaliteit van de school. Dit kan al gebeuren zonder dat direct aan preventie gedacht wordt. Dit is het niveau van indirecte preventie: op dit niveau is geen sprake van probleemformulering. Niveau 2 Algemene preventiemaatregelen De maatregelen die op dit niveau getroffen worden zijn algemene preventiemaatregelen die de leerlingen, de leraren, de ouders en de school versterken, meer draagkracht geven en stimuleren tot positief gedrag. Problemen als pesten, vandalisme, geweld en agressie worden op een positieve manier aangepakt. De aandacht van de maatregelen spitst zich toe op het versterken van de handelingsruimte, de competenties, de weerbaarheid, de draagkracht en het probleemoplossend vermogen van de betrokkenen. Er wordt doelbewust gewerkt aan het versterken van een positieve invloed op de beschermfactoren rond een probleem. De uitbouw van dit actieniveau zorgt ervoor dat heel wat vormen van probleemgedrag via de informele weg opgevangen en voorkomen worden. Niveau 3 Specifieke preventiemaatregelen Specifieke preventiemaatregelen zijn maatregelen als antwoord op een specifiek probleem. Ze zijn bedoeld om specifieke problemen te voorkomen en zijn tegelijk een antwoord op het probleem. Bijvoorbeeld het afsluiten van niet-gebruikte ruimtes omdat er is gestolen. Of het aanbrengen van camera’s na vandalisme in het fietsenhok. Het zijn maatregelen die de gebruikers herinneren aan het probleem. Niveau 4 Curatieve maatregelen Dit is het meest specifieke niveau. Het gaat er op dit niveau om het probleem zo goed mogelijk te herstellen en te beperken. De aanpak richt zich op de onmiddellijke aanpak en het stopzetten van het probleem. Er gaat geen preventieve werking uit van dit niveau.
Curatieve maatregelen
3
Specifieke preventiemaatregelen
2
Algemene preventiemaatregelen
1
Algemeen leefkwaliteitsbevorderend klimaat
0
De samenleving in haar sociale, politieke en ecologische dimensie
Afb. Preventiepiramide
cohesie tussen zorg en veiligheid
Structurele maatregelen
Integrale preventie
Algemene preventie
4
Attitudevorming
58
Fundamentele preventie
Niveau
Beleidsterugkoppeling
Spec. preventie
Niveau 0 De samenleving Niveau 0 wijkt af van de andere preventieniveaus. Binnen de preventiepiramide is niveau 0 geen actieniveau. Niveau 0 is het niveau buiten de school: daar heeft de school geen invloed op. Niveau 1 tot en met 4 zijn actieniveaus binnen de schoolorganisaties.
Specifieke aanpak – oriëntatie + oriëntatie
Fundamentele aanpak
3. SAFE KPC Groep heeft het SAFE-model ontwikkeld om schoolveiligheid integraal te beschrijven en vorm te geven. Het is belangrijk om zorg te dragen voor een veilige school omdat een onveilige school (of een school die als onveilig wordt ervaren) bijdraagt aan zwakkere leerprestaties en de kans op voortijdig schoolverlaten vergroot. Het SAFE-model baseert zich op het boek ‘Why do school order and safety matter?’ van Cornell & Mayer (2010). Zij stellen dat veiligheid op school geen geïsoleerd (gedrags)probleem is waar simpele oplossingen voor zijn, maar juist integraal benaderd moet worden. Veiligheid hangt samen met factoren die het ontwikkelingsproces van leerlingen raken (en andersom). De school is verantwoordelijk voor een integrale aanpak en moet in samenwerking met ouders en stakeholders aandacht hebben voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en voor hun lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Gevoel van welbevinden
Hogere leerprestaties Ervaren veilige school
Ontbreken van verstorend gedrag
Minder schooluitval
Het SAFE-model verbindt een viertal elementen met elkaar: schoolcultuur, aantrekkelijk onderwijs, fysieke omgeving en externe samenwerking.
Schoolcultuur Een school die zowel regels stelt als ondersteuning biedt én waarin leerlingen, medewerkers en ouders participeren, draagt bij aan een leerwerk- en leefgemeenschap waar mensen prettig met elkaar omgaan. Aantrekkelijk onderwijs Wanneer leerlingen positief uitgedaagd worden en het onderwijs aansluit bij de leer- en ontwikkelingsbehoefte van leerlingen, zullen zij minder snel afhaken of verstorend gedrag veroorzaken. Fysieke omgeving Een aantrekkelijk gebouw, dat ruimte biedt aan de verschillende behoeftes van leerlingen, nodigt uit tot leren en zal indirect minder verstorend gedrag veroorzaken. Externe samenwerking Wanneer leerlingen (maar ook ouders en medewerkers) van de school (dreigen te) ontsporen is samenwerking met andere organisaties, in zowel preventieve als curatieve zin, noodzakelijk. De school staat er niet alleen voor.
BIJLAGE
59
4. Veilige en zorgzame leeromgeving Vanuit het Nederlands Jeugdinstituut worden de domeinen van zorg en veiligheid apart beschreven, maar in relatie tot elkaar. Beide domeinen hebben een eigen plek in de school. Het domein van veiligheid wordt de ‘veilige leeromgeving’ genoemd; het domein van zorg de ‘zorgzame leeromgeving’. De wijze waarop het NJi de veilige leeromgeving en de zorgzame leeromgeving omschrijft is als het ware een weergave van de huidige werkelijkheid in de school. De tekst bij de Veiligheidskaart (www.nji.nl/publicaties/Veiligheidskaart_checklist_2010.pdf) beschrijft het als volgt: Veilige leeromgeving Voor het harmonisch samenzijn van alle betrokkenen in de unieke biotoop ‘school’ (uniek omdat er veel mensen verkeren op een klein oppervlak, met jeugdigen-in-ontwikkeling en volwassenen) zijn allereerst enkele preventieve maatregelen nodig. De eerste is de structurering van gedrag in plaats en in tijd. Bij het vo bijvoorbeeld betekent dit dat iedereen de antwoorden weet op de vragen ‘Waar moet ik zijn?’, ‘Hoe laat begint mijn les?’ en ‘Wanneer en hoelang is er pauze?’. Een andere preventieve maatregel is de gezagsregeling en kwaliteit van uitoefening. Duidelijk moet zijn hoe het gezag is geregeld en welke verantwoordelijkheden en taken iedereen heeft: de leiding, de leraren, de mentoren, de intern begeleiders (po), de zorg- en veiligheidscoördinatoren (vo). Het gezag dient ondersteunend te zijn voor de leraren, en inspirerend voor de schoolontwikkeling. Verder dient de fysieke veiligheid gegarandeerd te zijn: brandveiligheid, toegang tot de school et cetera. Tot slot zijn er de school- en klassenregels (en de handhaving daarvan) die moeten bijdragen aan voorspelbaarheid van gedrag en aan het voorkomen van normoverschrijdend gedrag. Zorgzame leeromgeving De kinderen en jongeren ontvangen onderwijs (opdoen van kennis en leren van vaardigheden). Maar ze ontwikkelen zich gedurende de schoolloopbaan óók als jeugdige, van kind tot puber en van puber tot adolescent. Gezien de vele tijd die ze op school doorbrengen zal er dus ook aandacht moeten zijn voor die ontwikkelingsaspecten; sociaal-emotioneel, psychosociaal. Die aandacht kan verschillend van inhoud en intensiteit zijn. Onderscheiden worden (weer te geven in een piramide) de alledaagse aandacht, aandacht in de vorm van ondersteuning, en zorg. In de afbeeldingen hiernaast is dat schematisch weergegeven.
60
cohesie tussen zorg en veiligheid
leerlingenzorg
DIEPTE BREEDTE BASIS
Zorgdomein
schoolveiligheid
gericht op enkele leerlingen gericht op bepaalde leerlingen gericht op alle leerlingen
Veiligheidsdomein
door derden buiten school door derden met de school door school binnen school door derden met de school door derden buiten school
Gedrag 1. Baas in eigen soap 2. Gedrag: ik doe ertoe! 3. Leerlingbemiddeling 4. Herstelrecht in het onderwijs
1. Baas in eigen soap ‘Baas in eigen soap’ is een integrale aanpak voor sociale vaardigheden voor de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs. Het bestaat uit teambijeenkomsten en uit een programma met leerlinglessen. In het lesprogramma staan de volgende elementen centraal: bieden van een veilige leeromgeving, stimuleren van positief gedrag van leerlingen, vergroten van het vermogen van leerlingen tot zelfsturing en coaching, voorkomen van ruzies en pesten en oplossen van ruzies zonder
BIJLAGE
61
geweld. De ontwikkelaars gaan ervan uit dat jongeren en volwassenen hun sociale competenties vooral in de praktijk ontwikkelen. Het lesprogramma staat niet los van de andere vaklessen, maar wordt geïntegreerd in alle vakken. Dit vraagt om een actieve betrokkenheid van het hele team en alle leerlingen bij het creëren van een leeromgeving die positief gedrag stimuleert. Dit staat centraal in de teambijeenkomsten. Tijdens de lessen leren de leerlingen om bij conflicten en in andere lastige (sociale) situaties op een constructieve wijze de regie te voeren over hun houding en gedrag. Deze regie leren leerlingen te voeren door gebruik te maken van de symbolen van een camcorder. In de realitysoap van het leven op school zijn ze zelf scenarioschrijver, regisseur en hoofdrolspelers: zij zijn ‘baas in eigen soap’. De lesmethode is een Nederlandse bewerking van het Amerikaanse programma RiPP (‘Responding in Peaceful and Positive ways’), waarvan de effectiviteit in de Verenigde Staten is bewezen. ‘Baas in eigen soap’ is ontwikkeld door Sardes en APS. Sardes is een advies- en onderzoeksbureau dat werkt in de sectoren onderwijs, kinderopvang, zorg en jeugd. Het aanbod aan dienstverlening is breed: van onderzoek en advies tot het ontwikkelen van programma's en methodieken. Dit met als doel om de ontwikkelings- en leerkansen van kinderen en jongeren te verbeteren (www.sardes.nl). APS is een adviesbureau dat zich richt op het ontwikkelen van krachtig leren. APS ontwerpt samen met klanten en combineert praktijk en theorie. De schoolpraktijk is daarbij altijd het vertrekpunt.
2. Gedrag: ik doe ertoe! ‘Gedrag: ik doe ertoe!’ is een interventie die zich richt op het voorkomen van antisociaal gedrag bij middelbare scholieren om zo een goed samenlevingsklimaat te creëren in de klas en daarbuiten. ‘Gedrag: ik doe ertoe!’ bestaat uit een compleet pakket voor de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs, bestaande uit digitaal lesmateriaal, een serious game, herhalingslessen en werkbladen. Na de inzet van ‘Gedrag: ik doe ertoe!’ zijn leerlingen zich bewust van wat hun gedrag betekent voor hun omgeving. Ze zijn in staat te beoordelen welk gedrag in sociale situaties het leefklimaat positief beïnvloedt en welk gedrag een negatieve invloed heeft, en maken op grond van dit oordeel bewuste keuzes voor hun eigen gedragsrepertoire. Zo bevordert de interventie een prosociaal leefklimaat in de school. De interventie bestaat uit vier modules: gedrag, gedrag in de klas, gedrag in de publieke sector en gedrag in de wijk. De modules worden ingebouwd in de mentoruren. In de interventie staat digitaal lesmateriaal centraal. Met behulp van filmpjes en activerende werkvormen werken leerlingen zowel individueel als klassikaal aan de opdrachten. ‘Gedrag: ik doe ertoe!’ is ontwikkeld door Codename Future. Codename Future omschrijft zichzelf als ‘De Nieuwe Uitgeverij’. Zij ontwikkelen onderwijsconcepten die jongeren maatschappelijk bewust maken en ze vaardigheden bijbrengen die nodig zijn om goed te kunnen functioneren in de samenleving. Ze weten goed wat jongeren belangrijk vinden en hoe ze aangesproken willen worden, doordat ze via hun werk en hun digitale platform veel jongeren bereiken. Nieuwe media spelen een belangrijke rol bij hun werk.
3. Leerlingbemiddeling Leerlingbemiddeling is een aanpak voor scholen waarbij leerlingen als onpartijdige bemiddelaars conflicten oplossen. Leerlingbemiddeling is zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs toepasbaar. Leerlingbemiddeling is een manier om conflicten in en om de school op te lossen. Bij een conflict tussen twee of meer personen helpt een neutrale derde persoon (een leerlingbemiddelaar) een oplossing te vinden. De leerlingbemiddelaar oordeelt niet, legt geen besluiten op en forceert niet. De verantwoordelijkheid voor de oplossing ligt bij de anderen. De bemiddelaar controleert alleen het proces. Leerlingbemiddeling kan worden ingezet als een op zichzelf staande activiteit. Het is echter ook goed te integreren als instrument binnen bestaande programma’s rondom sociale vaardigheden en participatie. Het instrument wordt bijvoorbeeld toegepast binnen het integrale programma ‘De Vreedzame School’. Mogelijke doelstellingen van het programma zijn: snellere oplossing van conflicten, vergroten van de betrokkenheid van leerlingen, sociaal-emotionele vaardigheden bijbrengen, een alternatief voor sancties bieden, de sfeer op school verbeteren, een constructief leerklimaat creëren en mentoren
62
cohesie tussen zorg en veiligheid
of leraren ontlasten. Leerlingbemiddeling is afkomstig uit Amerika. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid heeft het ‘Handboek leerlingbemiddeling’ geschreven. De interventie wordt door diverse aanbieders uitgevoerd en wordt toegepast in diverse varianten. Ook kan ze dienen als onderdeel binnen grotere interventies. Doordat er geen eenduidige manier van werken bestaat en de interventie niet beschikt over één eigenaar is het implementatie- en borgingsproces complex.
4. Herstelrecht in het onderwijs In Nederland zijn door KPC Groep de principes van Herstelrecht vertaald naar de praktijk van het onderwijs. Aanvankelijk voor het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs, maar steeds meer raken ook scholen voor primair en speciaal onderwijs geïnteresseerd in de mogelijkheden. Hoewel Herstelrecht in de naam met zich meedraagt dat er iets te herstellen valt, dus dat er sprake is van een reactie, bijvoorbeeld bij een conflict, gaat het model in wezen veel verder. Volledig ingevoerd is het de basis van alle pedagogisch en didactisch handelen in de school. Het is daarmee ook een proactief of preventief model. Bij herhaalde, ernstige gedragsproblematiek, waarvan de oorzaken gedeeltelijk buiten de school kunnen liggen, werkt Herstelrecht ook curatief. Deze scholen hebben zich verenigd onder de naam ‘groene scholen’. De mogelijkheden op een rijtje: Preventief: ‘De Verbindende School’ met de ‘Pedagogische Dansvloer’ • Creëert een gezond omgangsklimaat, waarin leraren en leerlingen vanuit wederzijds respect gedeelde verantwoordelijkheid dragen voor de eigen ontwikkeling, de relatie met anderen en de zorg voor de leeromgeving. • Bevordert de onderlinge communicatie en het geven van feedback over lastige situaties en gebeurtenissen, onder andere via gesprekskringen. • Stimuleert tot (zelf)reflectie op leerprestaties, waarmee leraren een coachingsinstrument in handen hebben bij voortgangsgesprekken. Reactief: Herstelpraktijken, geënt op het continuüm van Herstelrecht-interventies • Van informele (waarschuwend knipoogje) tot uiterst formele interventies. • Herstelgesprekken in de kring, met behulp van vragenkaartjes. • Herstelgesprekken tussen groepjes, of individuele leerlingen, met de kaartjes. • Bespreken van conflicten en zoeken naar win-winoplossingen met behulp van het model van de ‘Pedagogische Dansvloer’. Curatief: Werken met non-contracten • Het opstellen van non-contracten door leerlingen met specifiek probleemgedrag. • Het achterhalen van de achterliggende hulpvraag en de onderliggende behoefte. • Het zoeken naar oplossingsgerichte sancties in plaats van repressieve strafmaatregelen. Repressief: schorsen of verwijderen • Bij ernstige overtredingen kan een schorsing op zijn plaats zijn. De bedoeling daarvan is bezinning op het gebeurde, bewustwording van eigen verantwoordelijkheid en het voorbereiden op een herstelconferentie. Nog steeds met de intentie te herstellen wat er is gebeurd. • Een leerling die alle bovengenoemde mogelijkheden naast zich neerlegt, kiest daarmee uiteindelijk voor een school zonder Herstelrecht. Dat betekent dat zo’n leerling de school zal verlaten, uit eigen keuze. Hij wordt dus niet verwijderd, maar gaat zelf. Het model van de ‘Pedagogische Dansvloer‘ De ‘Pedagogische Dansvloer’ is in feite een matrix die vier pedagogische modellen weergeeft. In elke school zijn voorbeelden van die modellen te vinden. Ze zijn gebaseerd op de relatie tussen sturen, controleren en beheersen enerzijds, en ondersteunen, helpen en tolereren anderzijds. Voorstanders van meer sturing vinden voorstanders van meer ondersteuning tegenover zich.
STURING
ß
versus à
ONDERSTEUNING
BIJLAGE
63
Bij ieder ernstig incident laait de discussie weer op. Het blijkt onmogelijk om op één lijn te komen. Maar eigenlijk is het een non-discussie; het gaat niet om meer van het één of meer van het ander, maar om een gezond evenwicht tussen beide uiteinden van de lijn: zowel sturing als ondersteuning zijn gewenst. Sturing, zodat leerlingen weten waar ze aan toe zijn, wat er van hen wordt verwacht en wat er gebeurt als ze in gebreke blijven. En ondersteuning, zodat leerlingen het vertrouwen krijgen dat ze alle hulp kunnen krijgen die nodig is om de gewenste taken ook (zelf!) tot een goed einde te brengen. Er zijn vier pedagogische grondmodellen: I Sturing+ en Ondersteuning- (gebaseerd op macht) II Sturing- en Ondersteuning- (gebaseerd op onmacht) III Sturing- en Ondersteuning+ (gebaseerd op tolerantie) IV Sturing+ en Ondersteuning+ (gebaseerd op respect)
repressieve school depressieve school tolerante school verbindende school
Pesten 1. KiVa 2. PRIMA
1. KiVa KiVa is een schoolbreed, preventief, universeel antipestprogramma. KiVa is ontwikkeld aan de Universiteit van Turku, Finland. Het is gebaseerd op jaren van onderzoek en werd voor het eerst getest in Finland in het schooljaar 2007-2008. KiVa won in 2009 de European Crime Prevention Award. In Nederland loopt van juni 2012 tot juni 2014 een onderzoek naar de effectiviteit van het programma. KiVa is een Fins woord en betekent ‘leuk’ of ‘fijn’. Het is ook een afkorting voor de Finse zin: ‘Leuke school zonder pesten.’ Tien lessen In Nederland is KiVa vooralsnog beschikbaar voor de bovenbouw (groep 5 t/m 8). In elke groep worden jaarlijks tien KiVa-lessen gegeven over thema’s als groepsdruk, communicatie, respect en (het herkennen, oplossen en voorkomen van) pesten. In de lessen wordt gewerkt aan de kennis, vaardigheden en houding van leerlingen ten aanzien van pesten, die worden geoefend in een interactief computerspel. De lessen zijn gericht op het preventief werken aan groepsvorming en het bieden van een veilige leeromgeving. Leerlingen en leraren wordt inzicht gegeven in de rol van de groep bij het in stand houden van pesten en andere groepsproblemen. De lessen zijn goed opgebouwd en hebben aantrekkelijke werkvormen, zoals oefeningen, discussies, groepswerk en rollenspellen. Totaalpakket: blijvende nadruk op training, ontmoeting en monitoring De KiVa-lessen zijn een middel om pesten tegen te gaan en niet een doel op zichzelf. Pesten is een complex probleem met oorzaken op zowel leerling- als klas- en schoolniveau. Vandaar dat KiVa een schoolbrede aanpak is met talrijke componenten waarmee leraren complexe pestproblemen beter kunnen aanpakken. Leraren en ander schoolpersoneel krijgen gerichte training, coaching en nascholing door ervaren schoolbegeleiders, zodat ze kunnen fungeren als een daadkrachtig rolmodel voor leerlingen. Tevens worden er ervaringsbijeenkomsten georganiseerd waarin KiVa-teams van verschillende scholen ervaringen uitwisselen en bijdragen aan het verbeteren van het KiVa-programma. Met tweejaarlijkse afnames van vragenlijsten bij leerlingen wordt onderzocht of pestgedrag op school verandert, en wordt inzicht verkregen in het welbevinden van de leerlingen. Scholen krijgen terugkoppeling over deze gegevens. Om het team te informeren en te activeren wordt aan het begin van het schooljaar KiVa gestart met een schoolbrede kick-off-bijeenkomst en een teamvergadering waarin besproken wordt wat het betekent om een KiVa-school te zijn. Bij de start van het schooljaar worden KiVa-posters in de
64
cohesie tussen zorg en veiligheid
school opgehangen en gaan pauzesurveillanten opvallende KiVa-hesjes dragen. Deze verbeteren de zichtbaarheid en doen iedereen herinneren aan de KiVa-normen. Pesten oplossen Naast de preventieve aanpak voor alle leerlingen zijn er geïndiceerde curatieve interventies om pestincidenten op te lossen als deze zich toch voordoen. Dit gebeurt door het KiVa-team van de school. Het KiVa-team bestaat uit minstens drie volwassenen die zijn getraind om pesten aan te pakken. Dit zijn lerarenen en bijvoorbeeld intern begeleiders. Als er een geval van pesten is en het gaat niet om een ruzie of om plagen, dan wordt geprobeerd om het pesten in de groep bespreekbaar te maken en in de groep een oplossing te zoeken. Als dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de sfeer in de groep niet veilig genoeg is, dan wordt een steungroep samengesteld. De steungroep is er voor de leerling die gepest wordt of niet goed in de groep ligt. Aan die steungroep nemen zowel pesters als vrienden en neutrale klasgenoten van het slachtoffer deel. De steungroep wordt gevraagd om de komende week iets concreets voor de betreffende leerling te doen, bijvoorbeeld het geven van een compliment. Na ongeveer één week wordt er met de gepeste leerling geëvalueerd of de situatie is verbeterd. De uitkomst van dit gesprek vormt de input voor de evaluatie met de steungroep. In de steungroep ligt de nadruk op vooruitkijken en niet op terugkijken. Van alle leerlingen wordt een concrete positieve bijdrage gevraagd. Als de steungroepaanpak niet tot de gewenste resultaten leidt, is er een herstelaanpak waarin leerlingen onder begeleiding van een KiVa-teamlid een concreet plan schrijven om hun gedrag te veranderen. Pesten maximaal terugdringen door blijvend onderzoek naar verbetering Uniek aan KiVa is de intensieve samenwerking tussen wetenschappers, schoolbegeleiders en schoolpersoneel. Samen kunnen we veel van elkaar leren. Met de ervaringen van scholen wordt KiVa continu doorontwikkeld. Zo wordt er goed gekeken welke behoeften er bij scholen leven. Daar wordt het programma op aangepast. Daarnaast zijn alle verbeteringen gekoppeld aan wetenschappelijk onderzoek. De cruciale vraag is daarbij: wat werkt voor wie, wanneer en waarom? Antwoorden op deze vraag leveren nieuwe inzichten op, waardoor pesten nog verder kan worden teruggedrongen.
2. PRIMA De PRIMA-aanpak is een praktische en uitgewerkte methode, waarmee u pesten structureel kunt aanpakken en voorkomen op uw basisschool. De methode is gebaseerd op het bewezen effectieve ontwerp van de Noorse pestdeskundige Dan Olweus. Sinds februari 2009 is de PRIMA-antipestmethode beschikbaar voor alle basisscholen in Nederland. De methode is aangepast aan de bevindingen uit een onderzoek naar het gebruik en de effectiviteit van PRIMA op 24 basisscholen, uitgevoerd door TNO Kwaliteit van Leven. Het leerlingenboekje bij deze methode gaat in op het verschil tussen plagen en pesten, de rollen bij pesten (pester, gepeste, verdediger, buitenstaander, meeloper), de gevolgen van pesten, oplossingen om pesten te stoppen en hoe je dat kunt doen, (niet) pesten op school en cyberpesten. De boekjes kunnen alleen worden besteld door scholen die worden begeleid door een gecertificeerde PRIMA-begeleider. De PRIMA-antipestmethode is ontwikkeld door het NIGZ en TNO in samenwerking met GGD Nederland en EDventure, en is mede mogelijk gemaakt door Stichting Kinderpostzegels Nederland en ZonMw. Pedagogische aanpak 1. Handelen van leraar centraal 2. Klassenorganisatie centraal 3. Positive Behavior Support
BIJLAGE
65
In een aantal boeken worden interventies vanuit de pedagogiek beschreven. Het denken en handelen van de leraar in relatie tot de leerling staat hierin centraal. De bronnen die hiervoor gebruikt kunnen worden zijn: 1. Handelen van leraar centraal Stevens, L. (red.) (2013). ‘Pedagogische tact. Op het goede moment het juiste doen, óók in de ogen van de leerling.’ Antwerpen: Garant Wolf, K. van der & Beukering, T. van (2011). ‘Gedragsproblemen in scholen. Het denken en handelen van leraren.’ Leuven: Acco 2. Klassenorganisatie centraal Lynne, K. e.a. (2012). ‘Voorkom probleemgedrag. Strategieën die werken voor de basisschool.’ Amsterdam: SWP 3. Positive Behavior Support PBS maakt gebruik van vijf kernelementen: een schoolbrede aanpak op basis van gedeelde waarden, prioriteit voor preventie, positieve en duidelijke benadering, effectief werken met data, en samenwerking. 1 Schoolbrede aanpak op basis van gedeelde waarden Gedrag is niet waardenvrij. Om die reden start ieder PBS-traject met het gezamenlijk formuleren van de waarden van de school. In veel PBS-scholen zijn dat de waarden ‘veiligheid’, ‘verantwoordelijkheid’ en ‘respect’. Ouders en leerlingen worden liefst bij het bepalen van die waarden betrokken. De gedeelde waarden zijn leidend voor de invulling van diverse onderdelen van het PBS-traject. Zo kan een waarde als ‘respect’ praktisch worden uitgewerkt naar gewenst gedrag op het schoolplein. 2. Prioriteit voor preventie De meeste scholen steken veel energie en tijd in enkele leerlingen die voor zo’n tachtig procent van alle probleemsituaties zorgen. Het voortdurend corrigeren, het bespreken van incidenten, het uitpraten van ruzies en het bedenken van passende aanpakken levert niet altijd het gewenste resultaat op. In PBS wordt daarom veel nadruk gelegd op het organiseren van preventieve activiteiten met als doel probleemgedrag te voorkomen. PBS kent daartoe een opbouw in drie preventieniveaus. 3. Positieve en duidelijke benadering Binnen PBS is veel aandacht voor positief gedrag. Vanuit de gedeelde waarden worden gedragsverwachtingen afgeleid. Deze gedragsverwachtingen geven duidelijk aan welk gedrag van de leerling wordt verwacht. Alle medewerkers in de school worden getraind in het leren bekrachtigen van het gewenste gedrag. Er wordt een systeem uitgewerkt waarbij de leerlingen bijvoorbeeld met behulp van beloningskaartjes worden aangemoedigd zich te gedragen conform de gedragsverwachtingen. 4. Effectief werken met data In het onderwijs worden dagelijks vele beslissingen over leerlingen genomen. Als het gaat om leerlingen met probleemgedrag, incidenten, schorsing, spelen emoties van leraren vaak een grote rol in de besluiten die worden genomen. Binnen PBS wordt veel waarde gehecht aan besluiten en beleid gebaseerd op feiten, op cijfers. Door observaties en door gedrag te registreren krijgt een school antwoord op vragen als: • Hoe ziet het probleemgedrag er precies uit? • Wie is erbij betrokken? • Waar en wanneer vond het plaats? • Welke leraar heeft het probleemgedrag geregistreerd? In het PBS-gedragsteam worden de gegevens die deze registraties opleveren nauwkeurig geanalyseerd. Op grond van deze objectieve data kan vervolgens worden bepaald welke acties gewenst zijn: Is er extra ondersteuning nodig voor de leraar of de leerling? Moeten de gedragsverwachtingen nog eens onder de aandacht worden gebracht? Et cetera.
66
cohesie tussen zorg en veiligheid
5. Samenwerking Een school is een omgeving waar diverse partijen elkaar in wisselende samenstellingen ontmoeten. In PBS wordt gestreefd naar samenwerking met ouders en de hulpverlening, zodat iedere leerling verzekerd is van de juiste ondersteuning. Zo kunnen bijvoorbeeld ouders en de jeugdarts deel uitmaken van het PBS-gedragsteam en mede bepalen hoe en op welke wijze de gedragsverwachtingen in de school het best kunnen worden ingevoerd en nageleefd.
BIJLAGE
67