2006/5A
De indexhervorming met basisjaar 2004 Beknopt overzicht van de Belgische economie 2004-2005
De indexhervorming met basisjaar 2004
Door: Jurgen Van den Hove en François Valenduc, Eenheid Consumptieprijzen, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Inleiding .................................................................................. 2 De Eenheid Consumptieprijzen en de indexhervorming: een overzicht ................ 2 2. Omrekeningscoëfficiënten ..................................... 4 3. De consumptieprijsindex: kader en maandelijkse berekening ................................ 4 3.1. Fundamentele keuzes ................................................ 4 3.1.1. Het basisjaar ..................................................................... 4 3.1.2. De productenkorf ........................................................... 4 3.1.3. De lokaliteiten ................................................................... 4 3.1.4. De verkooppunten ........................................................ 5 3.2. Basisgegevens ................................................................ 5 3.2.1. De weging van de getuigen .................................. 5 3.2.2. De geografische weging .......................................... 5 3.2.3. De basisprijzen ................................................................ 5 3.3. Berekening en publicatie van de maandelijkse consumptieprijsindex ............... 5 3.3.1. De gegevensinzameling .......................................... 5 3.3.2. De berekening van de consumptieprijsindex .................................................. 5 3.3.3. De publicatie van de consumptieprijsindex .................................................. 6 4. De optieprijsmethode ................................................. 6 5. Het consumptiepatroon van de gezinnen en de weging van producten in de consumptieprijsindex .................................... 8 6. De volgende grondige hervorming en tussentijdse actualiseringen .............................. 10 Bijlagen ............................................................................................... 11
10e jaar
0. 1.
Maandelijkse publicatie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie http://mineco.fgov.be Ondernemingsnummer: 0314.595.348 ISSN 1370 - 7213
Een proefnummer kan schriftelijk aangevraagd worden bij : Trefpunt economie City Atrium, Blok C, 7e verdieping Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel fax : (02) 277 55 07
Beknopt overzicht van de Belgische economie 2004-2005 1. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2. 3.1. 3.2. 3.3. 4.
Conjunctuurverloop in België in 2004-2005 .................................................................. 20 Structurele aspecten ............................................... 20 Bruto binnenlands product per inwoner ...................................................................... 20 Tewerkstelling ................................................................ 20 Productieve activiteiten ......................................... 20 Belgische buitenlandse handel ...................... 21 Rekeningen van de institutionele sectoren ............................................ 21 Energiebalans ............................................................... 21 Europese structurele indicatoren ................. 21 Het bedrijfsleven van 2000 tot 2004 .......... 21 Het verloop van het ondernemingenbestand ....................................... 21 Een toegenomen belangstelling voor het ondernemerschap ............................... 21 Het belang van de KMO voor tewerkstelling en toegevoegde waarde ......... 22 Sectorale analyses ................................................... 22
Overname van gegevens voor verwerking in andere artikels is toegestaan, mits duidelijke en volledige bronvermelding.
0507-06
Verantwoordelijke uitgever : Lambert Verjus Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel.
De indexhervorming met basisjaar 2004 Door: Jurgen Van den Hove en François Valenduc, Eenheid Consumptieprijzen, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
0. Inleiding In België wordt sinds 1920 het indexcijfer van de consumptieprijzen of de consumptieprijsindex, kortweg CPI, berekend. Dit cijfer volgt het prijsverloop van een korf van consumptiegoederen en –diensten en laat toe om bedragen zoals de lonen en de sociale uitkeringen aan te passen aan het prijsverloop. Het is duidelijk dat de consumptieprijsindex regelmatig aanpassingen of zogenaamde hervormingen moet ondergaan. Het consumptiepatroon van de gezinnen wijzigt immers voortdurend. Die veranderingen in het bestedingsgedrag worden gemeten door het jaarlijks huishoudbudgetonderzoek. Ter gelegenheid van deze hervormingen kunnen ook berekeningsmethodes verfijnd worden. Het huishoudbudgetonderzoek van 2004 werd als basis genomen voor deze achtste indexhervorming. De vorige indexhervorming dateerde van 1996. Sindsdien is het koopgedrag van de consument echter grondig gewijzigd, mede door de voortdurende evolutie van de techniek. Er wordt nu bijvoorbeeld veel meer met de gsm gebeld dan destijds, een groot deel van de gezinnen heeft een computer en een internetaansluiting, veel meer mensen verwarmen met aardgas, dan tien jaar geleden. Dit artikel geeft een beknopt overzicht van de belangrijkste aspecten van de achtste indexhervorming. Meer diepgaande informatie zal terug te vinden zijn in een brochure die later verschijnt. In die brochure zal u meer specifieke berekeningsmethodes terugvinden, die van toepassing zijn op bepaalde productstalen in de consumptieprijsindex. De belangrijkste veranderingen van deze hervorming worden vermeld en de werking en taken van de Eenheid Consumptieprijzen, die instaat voor de berekening van de consumptieprijsindex, worden toegelicht in het eerste deel. Het tweede deel betreft de omrekeningscoëfficiënten die toelaten het vorige indexcijfer naadloos te laten overgaan in het nieuwe. Dit is uiteraard nodig om indexcijfers op verschillende basissen met elkaar te kunnen vergelijken en indexeringen uit te voeren. Daarna komt een overzicht van voorafgaande beslissingen en opeenvolgende stappen, nodig voor de maandelijkse berekening van de consumptieprijsindex. Hierbij horen enkele complex ogende formules die echter geen voorafgaande kennis van statistiek of economie vereisen. In het vierde deel wordt dieper ingegaan op de volledig nieuwe optieprijsmethode, die gebruikt wordt voor de berekening van de CPI van de personenwagens.
2
In deel vijf wordt de ogenschijnlijke tegenstelling tussen de resultaten van het huishoudbudgetonderzoek en de wegingcoëfficiënten van de consumptieprijsindex behandeld. Het laatste deel betreft de aanpassing van de timing van de volgende hervormingen.
1. De Eenheid Consumptieprijzen en de indexhervorming: een overzicht De Belgische consumptieprijsindex, ontstaan in 1920, onderging zopas de achtste grote hervorming. Eind januari 2006 werd voor het eerst de consumptieprijsindex met basisjaar 2004=100 gepubliceerd. Deze had een waarde van 103,48. Dit cijfer verving de consumptieprijsindex met basis 1996=100, welke als laatste waarde in december 2005 118,90 had. Hoe we deze twee cijfers met elkaar kunnen vergelijken, behandelen we in het volgend hoofdstuk. Het startschot van elke hervorming sinds 1976 wordt gegeven door een huishoudbudgetonderzoek (HBO). Voor deze hervorming werd als uitgangspunt het HBO van 2004 genomen. In dit onderzoek, dat sinds 2000 jaarlijks gebeurt, wordt aan circa 3 000 Belgische gezinnen gevraagd een gedetailleerde staat van hun inkomsten en uitgaven te noteren. Zodoende loopt het basisjaar van 1 januari 2004 tot 31 december 2004. Op basis van het HBO-2004 werd in de Indexcommissie een wegingcoëfficiënt toegekend aan 507 welomschreven goederen en diensten, ook wel getuigen genoemd, die de verbruiksgewoonten van het ‘gemiddeld Belgisch gezin’ zo dicht mogelijk benaderen. De lijst van hoofdrubrieken en hun weging vindt u in tabel 1 in bijlage. Voor de volledige de lijst van de getuigen kunt u de webpagina’s raadplegen: (http://statbel.fgov. be/indicators/cpi1_nl.pdf en http://statbel.fgov.be/indicators/cpi3_nl.pdf). Van bij het begin van het basisjaar 2004 nemen enquêteurs de prijzen op van deze 507 getuigen in 65 gemeenten in ons land. Het betreft meer dan 126 000 prijsopnames per maand in circa 10 000 verkooppunten. Al deze prijzen worden opgenomen met behulp van een handcomputer en ze worden elektronisch doorgestuurd om verwerkt te worden door de centrale dienst in Brussel. Naast controles op de binnengestuurde prijzen, doen zij methodologisch studiewerk, economische analyses, informatieverzorging en de eigenlijke berekening van de consumptieprijsindex. Voor deze berekening vullen zij de lokaal opgenomen
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
prijzen aan met de prijzen van producten die op nationaal niveau worden gevolgd zoals de tarieven voor openbaar vervoer, farmaceutische producten, prijzen van toeristische reizen, huishuur, …Het betreft ongeveer 18 000 prijzen per maand. De maandelijkse berekening van de consumptieprijsindex gebeurt in drie stappen: 1) Voor elke getuige wordt een lokaal indexcijfer berekend. Dit gebeurt door de verhouding te nemen tussen enerzijds de gemiddelde prijs per lokaliteit van een bepaald product en anderzijds basisprijs van dit product in deze lokaliteit. Deze verhouding wordt dan vermenigvuldigd met honderd. De basisprijs is het gemiddelde van alle prijzen in het jaar 2004 in de lokaliteit. 2) Het gewogen – o.b.v. de vooraf vastgelegde wegingcoëfficiënt - gemiddelde van al deze lokale productindexcijfers vormt de maandindex van de individuele lokaliteiten. 3) Het gewogen –o.b.v. de bevolkingsaantallen op 01.01.2004 – gemiddelde van de indexcijfers uit punt 2 vormt de consumptieprijsindex van het Koninkrijk.
• •
Naar analogie hiermee wordt, door punt twee over te slaan, eveneens het nationale indexcijfer van elk product berekend. De maandelijkse berekening wordt verricht samen met het Centrum voor Informatieverwerking van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Hierna beginnen de werkzaamheden van de Indexcommissie. Die is samengesteld uit telkens zeven vertegenwoordigers van werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties en de academische wereld. De eenheid consumptieprijzen legt de consumptieprijsindex en alle documentatie ter goedkeuring voor aan de Indexcommissie. Eventueel wordt op vragen van de Indexcommissie geantwoord. Na de goedkeuring wordt het cijfer gepubliceerd. De Indexcommissie speelt ook een belangrijke rol bij elke hervorming daar zij het advies betreffende deze hervorming moet opstellen en voorleggen aan de Minister van Economie. Enkele essentiële veranderingen van deze hervorming met basis 2004 = 100 zijn: •
2006
•
Trefpunt economie 5A
Het aantal getuigen werd uitgebreid van 482 tot 507, verouderde producten zoals het soepvlees, breiwol, faxtoestel en videorecorder werden verwijderd uit de productenkorf.Tegelijkertijd werden nieuwe producten zoals de diepvriesmaaltijd, joggingschoenen, gsm-toestel en de dvd-recorder ingevoerd. Daarnaast gebeurden de noodzakelijke aanpassingen aan het staal van onder andere de verse vis- en schaaldieren, snijbloemen, buitenlandse reizen en kranten en tijdschriften. Voor een volledig overzicht van de geschrapte en nieuw ingevoerde getuigen kan u tabel 2 (zie bijlage) raadplegen. Wat betreft de kleding is het zo dat de huidige methode, waarbij zowel in het winter- als in het zomerseizoen de prijzen van alle kleding ge-
•
•
•
noteerd wordt, vervangen wordt. In de nieuwe CPI-2004 wordt een opsplitsing gemaakt in een winter- en een zomerstaal. Er is getracht voor elk kledingstuk dat in de korf zit in het winterstaal een tegenhanger te vinden met hetzelfde gewicht in het zomerstaal, waarbij het gewicht van de zomer- en de wintergetuige identiek is. Het zomerseizoen voor de prijsopnames van de kleding loopt over 6 maanden van februari tot juli. Vanaf augustus worden gedurende de volgende 6 maanden de prijzen voor de winterartikelen gevolgd. Dit heeft gevolgen op methodologisch vlak met name voor de berekening van de basisprijzen. De basisprijs voor een kledingstuk voor het winterseizoen is het rekenkundig gemiddelde van de maanden januari, augustus, september, oktober, november en december 2004. De basisprijs voor een kledingstuk voor het zomerseizoen is het rekenkundig gemiddelde van de maanden februari, maart, april, mei, juni en juli 2004. De invoering van de optieprijsmethode voor de wagens waarover later meer (zie punt 5). Voor elektriciteit en aardgas verschillen de verbruiksprofielen die in Vlaanderen gevolgd worden met die voor Wallonië en Brussel, ten gevolge van de liberalisering van de markt. Daarom beperkt men zich tot de publicatie van minder subindexen. Sinds maart 2005 voor de elektriciteit en oktober 2005 voor aardgas, wordt voor Vlaanderen in de berekening van de elektriciteits- en aardgas index rekening gehouden met de vrijgemaakte markt en stelt de VREG de nodige gegevens voor de berekening ter beschikking. In Wallonië en Brussel is deze vrijmaking slechts voorzien voor juli 2007 en zal dan de berekeningsmethode worden aangepast. De berekening van het prijsverloop van de vliegtuigreizen is gebaseerd op de maandelijkse prijsopname van 60 vliegtuigtickets (heen en terug) in ‘economy class’. De prijsopname gebeurt door middel van virtuele boekingen via internet. Voor het volgen van de kost voor de mobiele telefonie wordt een indexcijfer berekend dat het gewogen resultaat is van: het bellen met kaart, het bellen met abonnement en het versturen van boodschappen (sms). Bij de CPI-2004 wordt ook de personal computer (PC) opgenomen in de productenkorf. De berekening van de index voor PC’s is gebaseerd op de maandelijkse prijsopname bij een staal van 35 desktop aanbiedingen opgenomen via internet.
Naast het indexcijfer van de consumptieprijzen wordt ook elke maand het gezondheidsindexcijfer berekend. Dit gebeurt door de posten “tabakswaren”, “alcoholhoudende dranken” en “motorbrandstoffen” (uitgezonderd LPG) uit de consumptieprijsindex te verwijderen. Op Europees vlak neemt de eenheid consumptieprijzen deel aan de werkzaamheden van Eurostat. Sinds januari 1997 wordt maandelijks de Geharmoniseerde Index van de Consumptieprijzen met basis 1996 = 100 berekend. Dit draagt bij tot het berekenen van de inflatie
3
in Europa en laat de Europese Centrale Bank toe een gepast rentebeleid te voeren. Daarnaast worden prijsonderzoeken uitgevoerd om de koopkrachtpariteiten tussen de Europese lidstaten te berekenen.
2. Omrekeningscoëfficiënten Om indexcijfers te kunnen vergelijken die uitgedrukt zijn in verschillende basissen, werden er omrekeningscoëfficiënten bepaald. Om van het indexcijfer van de consumptieprijzen basis 1996 naar basis 2004 te gaan, moeten de indexcijfers met basis 1996 worden vermenigvuldigd met 0,8701. Dit cijfer is de verhouding tot 100 van het gemiddelde van het indexcijfer der consumptieprijzen van het jaar 2004 op basis 1996. Om van het indexcijfer van de consumptieprijzen basis 2004 naar basis 1996 te gaan, moeten de indexcijfers met basis 2004 worden vermenigvuldigd met 1,1493. Dit cijfer is uiteraard het inverse van de coëfficiënt die gebruikt wordt om van basis 1996 over te gaan naar basis 2004). Er werden eveneens coëfficiënten bepaald voor de voornaamste groepen van COICOPclassificatie (zie tabel 3 in bijlage). Deze werden op vergelijkbare wijze berekend. De omrekeningscoëfficiënt die wordt gebruikt om van de gezondheidsindex basis 1996 over te gaan naar basis 2004 werd door de Nationale Arbeidsraad vastgelegd op 0,8790. Deze coëfficiënt is “ berekend op grond van het gecorrigeerde rekenkundige gemiddelde van de omrekeningscoëfficiënten van januari 2004 en december 2005.” (geciteerd uit advies nr. 1543 van 25.01.2006 van de Nationale Arbeidsraad). Het volgende spilindexcijfer dat dan van kracht is voor het Openbaar Ambt bedraagt 104,14 en werd bekomen door het spilindexcijfer uitgedrukt op basis 1996 (118,47) te vermenigvuldigen met voorgaande omrekeningscoëfficiënt. Tabel 4 (zie bijlage) bevat alle omrekeningscoëfficiënten waarmee men van de ene naar de andere basis kan overgaan en dit van de 10 basissen die hebben bestaan sinds het ontstaan van het indexcijfer in 1920.
3. De consumptieprijsindex: kader en maandelijkse berekening
De klassieke periode tussen twee indexhervormingen is vijf tot acht jaar; de vorige hervorming dateerde van 1996. De overgang van de Belgische Frank naar de Euro op 1 januari 2002 was een bepalende factor om pas na 2002 te starten met een nieuw basisjaar. De noodzaak van de hervorming werd beklemtoond door de problemen die gerezen waren door de afschaffing van het kijk- en luistergeld in Vlaanderen in 2002. In het najaar van 2002 werd beslist om meer dan honderd vijftig nieuwe producten te volgen. Het opstellen van definities voor al die producten en het noteren van de prijzen in alle 65 lokaliteiten, was echter niet haalbaar tegen januari 2003. Daarom viel uiteindelijk de keuze op basisjaar 2004. Vanaf 1 januari 2004 werden alle prijzen voor oude en nieuwe producten nauwkeurig opgenomen om te kunnen dienen als basisprijs voor het te hervormen indexcijfer.
3.1.2. De productenkorf Aan de hand van de Europese classificatie COICOP/ GICP kan men de uitgaven van de gezinnen in de steekproef indelen in 166 posten. Deze uitgavenposten worden op verschillende niveaus gegroepeerd Op het hoogste niveau zijn er 12 groepen. Buiten deze classificatie kan men groeperen in 4 groepen: voeding, niet-voeding, diensten en huur. Aan elke post worden getuigen, dit zijn goederen en diensten, toegekend. Het aantal getuigen is niet enkel gebonden aan het belang in het huishoudbudgetonderzoek maar ook aan de ‘geschiktheid’ van de getuige. Met geschiktheid wordt bedoeld: wordt dit product onder een bepaalde conditionering door voldoende mensen gekocht of zijn er teveel gelijkaardige producten? In totaal zijn er 507 getuigen die elk een geheime, vertrouwelijke definitie hebben. De Indexcommissie bepaalde nauwkeurig de omschrijving en verpakking (gewicht, inhoud of oppervlakte) van elk goed en dienst. In vergelijking met 1996 werden 103 getuigen geschrapt en 129 getuigen nieuw ingevoerd. Daarnaast werd de definitie van 40 getuigen grondig aangepast (Zie tabel 2) .
3.1. Fundamentele keuzes
3.1.3. De lokaliteiten
3.1.1. Het basisjaar
Het is onmogelijk om de prijzen van de getuigen op te nemen in alle Belgische steden, gemeenten en dorpen. Daarom werden steeds studies uitgevoerd naar de ‘commerciële aantrekkingspolen’. Dit zijn steden of gemeenten waar het meest representatieve aankoopgedrag voorkomt. De laatste studie dateert van 1988. Toen werd bepaald dat België 65 economische zones heeft met in hun centrum een commerciële aantrekkingspool, ook wel lokaliteit genoemd. In Vlaanderen en
Een indexcijfer is de verhouding van het gemiddelde van de prijzen –waargenomen onder dezelfde omstandigheden -van een aantal goederen en diensten gedurende periodes [t+x] (de huidige periode) en t (de basisperiode). De omstandigheden betreffen de conditionering van de producten, de plaats waar de prijzen van de getuigen opgenomen worden en de
4
periode gedurende dewelke dat gebeurt. De meest gangbare periode om prijzen te volgen is een maand. De meest gangbare basisperiode is een jaar. Voor de allereerste index was deze basisperiode beperkt tot de maand april 1914. Nu beslaat deze basisperiode het hele jaar 2004.
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
Wallonië zijn er telkens 32 lokaliteiten terwijl het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een afzonderlijke lokaliteit vormt. Een overzicht van de lokaliteiten en hun gewicht is terug te vinden in tabel 5 (zie bijlagen).
3.1.4. De verkooppunten In elke lokaliteit dient de prijs van elke getuige in een aantal vast geselecteerde winkels opgenomen te worden. Dit met uitzondering van de centraal gevolgde producten, waarvan de prijzen door de binnendienst worden opgenomen. De lijst van de verkooppunten is vertrouwelijk, en met de hulp van de indexagenten van de buitendienst wordt de lijst bij elke hervorming aangepast aan de structuur en aard van de plaatselijke distributie.
1 12 m , 2004 ¦ Pi, j ; 12 m 1
de notering m,2004 verwijst naar het jaar waarvan de prijs van de maand meetelt in de formule.
3.3. Berekening en publicatie van de maandelijkse consumptieprijsindex
3.3.1. De gegevensinzameling
3.2.1. De weging van de getuigen
In totaal wordt de consumptieprijsindex gebaseerd op 144 000 prijzen. Iedere maand worden 126 000 prijzen van de 507 getuigen opgenomen in 10 000 ‘winkels’. Dit databestand wordt elektronisch doorgestuurd naar de binnendienst die dan lokale maandelijkse productprijzen Pi ,mj berekent.
507
¦d
j
1000.
j 1
De Huishoudbudgetenquête vormt de basis van deze gewichtsbepaling (zie paragraaf 6 voor meer uitleg).
3.2.2. De geografische weging Iedere lokaliteit heeft een gewicht, gebaseerd op het bewonersaantal van de economische zone waarin deze aantrekkingspool gelegen is. Net als de wegingcoëfficiënten van de producten is dit uitgedrukt in promille zodat we kunnen schrijven: 65
¦g
i
1000.
i 1
3.2.3. De basisprijzen Nadat de nodige prijsopnames werden verricht wordt er per product een prijs Pi ,mj van het product j in de lokaliteit i in de maand m berekend. Dit is een gemiddelde prijs, niet gewogen, die bekomen wordt door het gewoon rekenkundig gemiddelde te berekenen van de prijzen die voor dit product werden waargenomen in de verschillende verkooppunten van de lokaliteit : m i, j
P
1 ni , j
ni , j
¦P
m i, j ,k
,
k 1
waarbij ni , j staat voor het aantal prijswaarnemingen die voor het product j in de lokaliteit i werden uitgevoerd.
2006
Pb i , j
3.2. Basisgegevens
Zoals reeds vermeld heeft iedere getuige een wegingcoëfficiënt, die kan geschreven worden als dj, die uitgedrukt is in promille. De som van de wegingcoëfficiënten is dus 1.000
Trefpunt economie 5A
Deze maandelijkse berekening blijft doorlopen en eens het basisjaar is afgesloten kan een basisprijs berekend worden. Op een aantal uitzonderingen (waaronder de centraal gevolgde getuigen) na is de basisprijs van een product j in de lokaliteit i gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de maandelijkse opgenomen prijzen van dat product in die lokaliteit tijdens het basisjaar:
Voor een gegeven lokaliteit worden de prijzen van dezelfde groep producten elke maand opnieuw opgenomen in dezelfde periode. De data voor het afsluiten van de lokaliteiten liggen steeds gespreid tussen de 5de en 20ste van elke maand. De laatste dagen van de maand worden besteed aan opnames voor goederen en diensten waarvan de prijzen tijdens de volgende weken niet aan veranderingen onderhevig zullen zijn. Ook de 18 000 prijzen van de centraal gevolgde producten worden waar nodig maandelijks verzameld. Dit is bvb. niet nodig voor de toegangsprijzen van pretparken, deze veranderen hoogstens slechts éénmaal per jaar. Hiermee worden dan “voorberekeningen” uitgevoerd. De resultaten van deze voorberekeningen worden toegekend aan de verschillende lokaliteiten. Daar worden ze als lokale gemiddelde productprijzen Pi ,mj behandeld, hetgeen dan toelaat een index te berekenen.
3.3.2. De berekening van de consumptieprijsindex m Dit gebeurt als volgt na de afsluiting: de indexen Ii , j voor elk product J dat voorkomt in het indexcijfer en waarvoor geen speciale methoden van toepassing zijn, worden maandelijks berekend voor elke lokaliteit i op de volgende wijze:
I
m i, j
100
Pi ,mj
Pb i, j
.
Om één indexcijfer per lokaliteit te bekomen –een tussenstap naar één indexcijfer voor het hele land – moe-
5
ten de indexen van alle 507 getuigen samengevoegd worden. Dit gebeurt door een gewogen rekenkundig gemiddelde te berekenen, waarbij de index van elke getuige meetelt evenredig met zijn wegingcoëfficiënt. Concreet: als dj de wegingcoëfficiënt is van het product j, uitgedrukt in duizendsten, dan is de index I im van de lokaliteit i in de maand m gelijk aan
I im
507
dj
¦ 1000 I
m i, j
,
Vertrekkende van 65 lokale indexcijfers wordt dan de consumptieprijsindex van het Rijk berekend voor de betrokken maand m. Dit gebeurt door een gewogen rekenkundig gemiddelde te berekenen, waarbij de index van elke lokaliteit meetelt evenredig met zijn geografische wegingcoëfficiënt. Bijgevolg, als g staat voor de geografische wegingscoëfficiënt toegekend aan de lokaliteit i, uitgedrukt in duizendsten, dan is het indexcijfer van de consumptieprijzen I Rm in de maand m voor het Rijk gelijk aan 65
gi
¦ 1000 I
m i
,
i 1
Voor de gezondheidsindex berekent men een zogenaamde deel-index. De gezondheidsindex met basis 2004 = 100 ontstaat door uit de indexkorf 23 producten weg te laten volgens de lijst uit bijlage x (dus: tabak, alcoholhoudende dranken aangekocht in een winkel of geconsumeerd in een drankgelegenheid en de brandstoffen met uitzondering van L.P.G.). Het totaalgewicht van deze weggelaten producten bedraagt 75,22 ‰, zodat het totaalgewicht van de resterende 484 getuigen 924,78 ‰ is. Nummert men deze 484 getuigen van 1 tot 484, dan wordt het gezondheidsindexcijfer IGm in de maand m gegeven door: 484
I Gm
¦d I
m j j
j 1
484
¦d
484
¦d I
•
Het indexcijfer, I Rm , en zijn wijziging t.o.v. de vorige maand Het gezondheidsindexcijfer, IGm , en zijn wijziging t.o.v. vorige maand De (jaar)inflatie uitgedrukt in % t.t.z.
I Rm I Rm 12 100 . I Rm 12
•
Het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindex van de laatste 4 maanden, wat ook het “voortschrijdend gemiddelde van de laatste 4 maanden” of de “afgevlakte index” wordt geheten. De uitgavenposten met de grootste stijgingen en dalingen van hun indexcijfer.
Deze cijfers worden dan opnieuw gepubliceerd in de laatste editie van de maand m van het Belgisch Staatsblad. Bijkomend worden ook opgenomen: • •
De indexcijfers van de twaalf groepen De indexcijfers van bepaalde subgroepen en elementaire rubrieken van classificatie • De indexcijfers van de vier klassieke groepen, namelijk “voeding”, “niet-voeding”, “diensten” en “huur”. De eenheid consumptieprijzen publiceert iedere maand overzichtstabellen voor algemeen of specifiek gebruik. Individuele resultaten voor de 507 getuigen kunnen slechts na goedkeuring door de Indexcommissie worden vrijgegeven. De nationale gemiddelde prijzen per maand en per product worden steeds met een vertraging van 3 maanden vrijgegeven. De lokale indexcijfers en prijzen blijven steeds vertrouwelijk en worden niet gepubliceerd. Deze gegevens worden ook overgenomen in publicaties van de Nationale Bank van België en in “Trefpunt Economie”. Hieronder vindt u een grafiek met de index- en jaarinflatiecijfers sedert 1980 tot en met maart 2006.
m j j
j 1
924,78
.
j
j 1
3.3.3. De publicatie van de consumptieprijsindex Een week na het afsluiten van de lokaliteiten in maand m, wat de eenheid consumptieprijzen de tijd verschaft de indexberekening uit te voeren, komt de Indexcommissie samen. Ze onderzoekt dit indexcijfer en zijn samenstellende bestanddelen a.h.v. de vooraf opgestuurde documenten. Zodra de consumptieprijsindex van maand x goedgekeurd is wordt een persbericht ter bekendmaking verspreid. Hierin wordt gepubliceerd:
6
•
•
j 1
I Rm
•
4. De optieprijsmethode Eén van de voornaamste vernieuwingen van de achtste hervorming van het indexcijfer van de consumptieprijzen is de « option pricing » methode of de methode «kosten van de opties ». Deze techniek beoogt rekening te houden met de kwaliteitsverbeteringen van bepaalde producten in de berekening van het indexcijfer. Voor de ICP 2004, wordt deze methode alleen toegepast voor de nieuwe wagens. Deze methode voorziet dat, wanneer een recenter model is voorzien van een uitrusting of een onderdeel dat voordien als optie werd voorgesteld, een deel van de waarde van deze opties in rekening zal worden gebracht. Men kan inderdaad stellen dat de waarde van de betrokken optie het verschil in kwaliteit meet. Deze methode riskeert echter de waarde van het
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
kwaliteitsverschil te overschatten want het is mogelijk dat de personen die het model zonder optie hebben gekocht, niet bereid waren de prijs voor de optie te betalen zelfs als ze er de middelen toe hadden. Daarom wordt slechts een deel (50%) van de waarde van de opties in rekening gebracht om het kwaliteitsverschil te meten. Dit gebeurt door een deel van de waarde van de opties toe te voegen aan de basisprijs van het betrokken product. In de praktijk vertaalt de kwaliteitsaanpassing zich dus door een aanpassing van de basisprijs volgens de hierna vermelde procedure. In het algemeen wordt het “indexcijfer”van een gegeven merk als volgt berekend:
« indexcijfer» = (prijs / basisprijs) x 100 In geval van kwaliteitswijziging, wordt de basisprijs aangepast volgens de hieronder vermelde formule:
Nieuwe basisprijs = « oude basisprijs » x « nieuwe prijs » / (nieuwe prijs – « waarde van de kwaliteitswijzigingen»). In het geval van de wagens, wordt de waarde van de kwaliteitsverbeteringen in rekening gebracht voor 50% van de totale waarde. De waarde van de kwaliteitswijzigingen in de formule hierboven wordt dus vermenigvuldigd met 50%.
2006
Het volgende voorbeeld illustreert de methode. Veronderstel dat de prijs van een recenter model 12 000 euro bedraagt terwijl de basisprijs van het originele model 10 000 euro bedraagt. Het enige verschil tus-
Trefpunt economie 5A
sen de twee is de toevoeging van een airconditioning die standaarduitrusting wordt in het nieuwe model. De prijs van deze optie wordt geschat op 1 000 euro. In dat geval wordt de basisprijs van het nieuwe model als volgt berekend:
10000 *
12000 12000 (1000 * 50%)
10434,78 euros
Het indexcijfer van het recentere model wordt dan als volgt berekend:
I
12000 *100 115,00 10434,78
Zonder toepassing van de option pricing, zou het indexcijfer als volgt worden berekend:
I
12000 *100 120,00 10000
Natuurlijk kan deze methode alleen maar worden toegepast wanneer het recentere model vergelijkbaar blijft met het voorgaande model. In het tegenovergestelde geval, wordt het voorgaande model vervangen door het recentere model via een methode van kettingindex (bridged overlap). Hierbij wordt verondersteld dat in de voorgaande maand de indices van beide modellen dezelfde waren. In de praktijk komt dit neer op het vermenigvuldigen van de basisprijs van het voorgaande model met de verhouding tussen de prijzen van het recentere model en van het vervangen model. Men kan inderdaad stellen dat het prijsverschil tussen de twee modellen een voldoende betrouwbare schatting
7
geeft van het kwaliteitsverschil tussen beiden. Deze methode levert echter een probleem op wanneer, bij het invoeren van een nieuw model, de producent de prijzen naar een hoger niveau optrekt omwille van het kwaliteitsverschil. Om dit nadeel te verhelpen, zal de basisprijs van het nieuwe model altijd worden berekend rekening houdend met de prijzenevolutie van vergelijkbare producten tussen de maand m en de maand m-1.
•
•
5. Het consumptiepatroon van de gezinnen en de weging van producten in de consumptieprijsindex Het wegingschema van het indexcijfer is voornamelijk gebaseerd op de resultaten van de gezinsbudgetenquête. Deze enquête werd uitgevoerd door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie in de loop van het jaar 2004. in totaal werden 3 785 gezinnen bevraagd. Deze moesten gedurende een maand al hun uitgaven en hun inkomsten noteren. De resultaten werden niet zomaar gebruikt want de gezinsbudgetenquête geeft ons inlichtingen betreffende de bedragen die werden besteed aan de verschillende uitgavenposten van de gezinnen terwijl de wegingcoëfficiënten voor de berekening van het indexcijfer worden toegekend aan specifieke producten.Wanneer er producten in de index ontbreken die exact overeenstemmen met de posten uit de gezinsbudgetenquête, werd de weging hiervan toegekend aan een product of werd die verdeeld over een groep van meerdere producten. In de Huishoudbudgetenquête worden naast de consumptie-uitgaven ook de financiële en investeringsuitgaven opgenomen. De consumptieprijsindex heeft als doel enkel de evolutie van de consumptie-uitgaven te meten. Dit door het prijsverloop te meten van een korf goederen en producten die deze consumptie-uitgaven vertegenwoordigen. Bijgevolg worden enkele uitgaven uit de enquête verwijderd voordat de gewichten van de getuigen bepaald worden. De belangrijkste verschillen tussen de wegingen van de gezinsbudgetenquête en de wegingen van het indexcijfer bevinden zich in 4 groepen: •
•
8
Groep 4 (huisvesting, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen): het niet in rekening brengen van de huren ondergebracht bij de eigenaars (+/-66% van de totale huur) verklaart de zwakke weging toegekend aan de niet-sociale huur (5,73%) in de berekening van het indexcijfer. Wat de kosten betreft voor onderhoud en courante herstellingen van de woning, worden de uitgaven boven 750 € uitgesloten uit de resultaten van de gezinsbudgetenquête. Groep 6 (gezondheidsuitgaven): het aandeel van de medische kosten dat in rekening wordt gebracht is beperkt tot het remgeld (+/-78% van de uitgaven
in medische honoraria worden terugbetaald) om zo goed mogelijk de werkelijke uitgaven aan medische kosten weer te geven) Groep 9 (recreatie en cultuur): zoals voor de NICP 1996, werd er geen rekening gehouden met de uitgaven in vreemd geld gedaan tijdens een vakantieverblijf. Deze vertegenwoordigen 33,1% van de toeristenuitgaven. Groep 12 (diverse goederen en diensten): het verschil tussen de wegingen van de gezinsbudgetenquête en die van het indexcijfer kan worden verklaard door het in rekening brengen van de netto bedragen van de verzekeringspremies. De netto premie komt overeen met het deel van de premie dat dient om de werkingskosten van de verzekeringsmaatschappij te financieren of het makelaarsloon. De netto premie schommelt tussen 31,7% en 54,3% van het totaalbedrag van de premie volgens het verzekeringstype. Bovendien werden uitgaven aan contracten voor levensverzekering (15,1% van het totaal van de bruto uitgaven aan verzekeringspremies) uitgesloten omdat ze werden beschouwd als een financiële belegging en niet als een courante verbruiksuitgave.
In totaal werd 90,93% van het totaal aan uitgaven van de gezinsbudgetenquête in rekening gebracht bij het opstellen van het wegingschema. De andere verschillen tussen de wegingen van de gezinsbudgetenquête en die van het indexcijfer zijn te verklaren door transfers van enkele posten tussen verschillende groepen en door classificatieverschillen. Bovendien werd er voor sommige producten een beroep gedaan op externe gegevens gezien het gebrek aan voldoende gedetailleerde informatie hierover in de gezinsbudgetenquête.Tot slot werd er geen rekening gehouden met bepaalde marginale uitgaven of die van de enquête niet konden worden gepreciseerd; deze werden dus impliciet verdeeld over alle getuigen van het indexcijfer. Deze uitgaven zijn zonder uitvoerig te zijn: • •
• • •
De spelen, weddenschappen De bijdragen voor syndicale verenigingen, aan politieke partijen, aan culturele en filosofische verenigingen De giften aan godsdienst, aan liefdadigheidsinstellingen en aan derden, De boetes en bekeuringen en justitiekosten..., Bepaalde taksen (kijk- en luistergeld, successierechten; niet gespecifieerde provinciale, regionale of gemeentetaksen).
In onderstaande grafiek vindt u een vergelijking van de wegingscoëfficiënten in de Huishoudbudgetenquête en de wegingscoëfficiënten in het indexcijfer. Wat de evolutie tussen de wegingen betreft tussen 1996 en 2004, zijn de groepen die de sterkste stijgingen hebben gekend: het vervoer (+18,22‰); communicatie (+14,35‰), de woning (+11,78‰) en “cultuur en ontspanning” (+6,25‰). Daarentegen vermindert het gewicht van de uitgaven aan voedingsmiddelen
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
(-21,97‰ ) en aan kledings- en schoeiselartikelen (-19,61‰). De stijging van de post “vervoer” is vooral te verklaren door de stijging van de post “nieuwe wagens” (+13,90‰). De stijging van de groep “communicatie” is te wijten aan de toevoeging van getuigen “GSM-communicaties” en “internetabonnement”. De stijging van de groep “cultuur en ontspanning” is zwakker (+6,25‰).Bepaalde rubrieken van deze groep zijn in stijgende lijn (toestellen en accessoires, culturele en recreatieve diensten), andere rubrieken hebben een dalende weging (buitenlandse reizen, kranten en tijdschriften). De stijging van het gewicht van de groep “Woning, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen” is vooral te wijten aan de stijging van de posten “niet-sociale huur”(+10,27‰), gas (+8,61‰).Andere posten in die groep zien daarentegen hun gewicht afnemen (waterverbruik, -2,29‰ ; elektriciteit, -4,84‰).
2006
De wegingen van de verschillende groepen van uitgaven kunnen ook worden vergeleken tussen 1996 en 2004 met behulp van de “price update” techniek. De methode bestaat uit het vermenigvuldigen van de
Trefpunt economie 5A
wegingen van 1996 door de gemiddelde index van het jaar 2004 en door het aandeel van elke groep te herberekenen in het alzo berekende totaal. Deze techniek laat toe prijseffecten, vervangingen en inkomsten te onderscheiden. De weging berekend met behulp van de “price update” methode zou bekomen worden wanneer de consument alleen maar gereageerd had op de prijsstijging tussen 1996 et 2004. De prijswijzigingen kunnen echter tot vervangingen leiden, terwijl een wijziging in de inkomsten van het gezin ook invloed uitoefent op de consumptiegewoonten. Zo stelt men vast dat, wanneer de consument slechts gereageerd had op de prijsstijging, de wegingen van de groepen “voedingsproducten” en “kleding- en schoeiselartikelen” duidelijk hoger zouden liggen dan de wegingen bekomen volgens de resultaten van de gezinsbudgetenquête (respectievelijk 24,11‰ en 14,32‰ hoger). Omgekeerd, zijn de wegingen van de groepen “vervoer”, “communicatie”, “cultuur en ontspanning” duidelijk lager dan deze voorspeld door de “price update” (deze zijn respectievelijk onderschat op 11,50‰, 18,40‰ en15,06‰).
9
Hieronder vindt u de grafiek die de wegingen vergelijkt van de NICP-1996, de CPI-2004 en de NICP-1996 met price update.
product wordt aanzien als belangrijk in een categorie als zijn uitgave 1 ‰ bereikt. Op dezelfde wijze worden de producten verwijderd die verdwijnen of die afgeschaft zijn.
6. De volgende grondige hervorming en tussentijdse actualiseringen
Het indexcijfer van de consumptieprijzen blijft een Laspeyres-type index met vaste basis, dit wil zeggen dat de gewichten van de 12 groepen vast blijven gedurende de periode van 8 jaar. De nieuwe getuigen worden ingevoerd met een weging, gebaseerd op de gegevens van het HBO, en bijgevolg moet de weging van de andere getuigen in de groep aangepast worden. Het gewicht van de getuigen die verwijderd worden, wordt proportioneel verdeeld over de getuigen die in de groep blijven.
De traditionele periode tussen twee grote Indexhervormingen is 8 jaar en dit zal zo blijven. Daarnaast zal om de twee jaar een actualisering van de consumptieprijsindex gebeuren. Op een automatische manier zullen nieuwe producten die belangrijk worden, in het indexcijfer ingevoerd worden. Deze invoering gebeurt op basis van het recentst mogelijke huishoudbudgetonderzoek. Een
10
Door tweejaarlijkse aanpassingen van de productenkorf wordt voorkomen dat er een significante veroudering van de CPI optreedt.
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
7. Bijlagen Tabel 1: Lijst van de hoofdrubrieken met hun wegingscoëfficiënt in de CPI-2004 Wegingen (‰)
Rubrieken 01.0.0.0.00 01.1.0.0.00 01.1.1.0.00 01.1.2.0.00 01.1.3.0.00 01.1.4.0.00 01.1.5.0.00 01.1.6.0.00 01.1.7.0.00 01.1.8.0.00 01.1.9.0.00 01.2.0.0.00 01.2.1.0.00 01.2.2.0.00 01.3.0.0.00 01.3.1.0.00 01.3.2.0.00 01.3.3.0.00 02.0.0.0.00 02.1.0.0.00 02.1.1.0.00 02.1.2.0.00 03.0.0.0.00 03.1.0.0.00 03.1.1.0.00 03.1.2.0.00 03.1.3.0.00 03.1.4.0.00 03.2.0.0.00 03.2.1.0.00 03.2.2.0.00 04.0.0.0.00 04.1.0.0.00 04.1.1.0.00 04.3.0.0.00 04.3.1.0.00 04.3.2.0.00
04.4.0.0.00 04.4.1.0.00 04.4.2.0.00 04.4.4.0.00 04.5.0.0.00 04.5.1.0.00 04.5.2.0.00 04.5.3.0.00 04.5.4.0.00 05.0.0.0.00
2006
05.1.0.0.00
Trefpunt economie 5A
Voedingsmiddelen en dranken Voedingsmiddelen Brood en granen Vlees Vis Melk, kaas en eieren Oliën en vetten Fruit Groenten Suiker, jam, honing, chocolade en suikerwerk Voedingsmiddelen, n.e.g. Alcoholvrije danken Koffie, thee en cacao Mineraalwater, frisdranken en sappen Alcoholhoudende dranken Gedistilleerde dranken Wijnen Bieren Tabak Tabak Sigaretten Andere tabakswaren Kleding en schoeisel Kleding Kledingstoffen Kleding Andere kledingartikelen en toebehoren Wasserijen en stomerijen, reparatie en kledingverhuur Schoeisel Schoenen en ander schoeisel Reparatie van schoeisel Huisvesting, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen Werkelijke woninghuur Werkelijke woninghuur voor huurders Normaal onderhoud en reparatie van de woning Producten voor normaal onderhoud en reparatie van de woning Diensten in verband met normaal onderhoud en reparatie van de woning Water en overige diensten in verband met de woning Waterverbruik Huisvuilophaling Andere diensten in verband met de woning Elektriciteit, gas en andere brandstoffen Elektriciteit Gas Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Stoffering, huishoudelijke apparaten en dagelijks onderhoud van de woning Meubelen, stoffering en decoratie, vloerbekleding en reparaties hiervan
192,34
156,60 31,04 46,27 9,50 21,18 3,87 11,36 15,71 11,30 6,37
17,20 3,46 13,74
18,54 2,14 11,80 4,60 10,49
10,49 7,98 2,51 62,37
50,60 0,31 47,29 2,29 0,71
11,77 11,47 0,30 156,96
62,33 62,33
25,05 18,54 6,51
12,27 7,42 3,91 0,94
57,31 27,78 18,71 9,80 1,02 72,84
22,81
11
05.1.1.0.00 05.1.2.0.00 05.1.3.0.00 05.2.0.0.00 05.2.1.0.00 05.3.0.0.00 05.3.1.0.00 05.3.2.0.00 05.3.3.0.00 05.4.0.0.00 05.4.1.0.00 05.5.0.0.00 05.5.1.0.00 05.5.2.0.00 05.6.0.0.00 05.6.1.0.00 05.6.2.0.00 06.0.0.0.00 06.1.0.0.00 06.1.1.0.00 06.1.2.0.00 06.1.3.0.00 06.2.0.0.00 06.2.1.0.00 06.2.3.0.00 06.3.0.0.00 06.3.1.0.00 07.0.0.0.00 07.1.0.0.00 07.1.1.0.00 07.1.2.0.00 07.1.3.0.00 07.2.0.0.00 07.2.1.0.00 07.2.2.0.00 07.2.3.0.00 07.2.4.0.00 07.3.0.0.00 07.3.1.0.00 07.3.2.0.00 07.3.3.0.00 07.3.6.0.00 07.3.7.0.00 08.0.0.0.00 08.1.0.0.00 08.1.1.0.00 08.2.0.0.00 08.2.1.0.00 08.3.0.0.00 08.3.1.0.00 09.0.0.0.00 09.1.0.0.00 09.1.1.0.00 09.1.2.0.00
12
Meubelen en stoffering Tapijten en andere vloerbekleding Reparaties en plaatsing van vloerbekleding Huishoudtextiel Huishoudtextiel Huishoudapparaten en reparaties Grote huishoudapparaten Kleine huishoudapparaten Reparatie van huishoudapparaten Vaat- en glaswerk en huishoudartikelen Vaat- en glaswerk en huishoudartikelen Gereedschap voor huis en tuin Grote gereedschappen en werktuigen Kleine gereedschappen en toebehoren Goederen en diensten voor dagelijks onderhoud van de woning Niet-duurzame huishoudartikelen Huishoudelijke diensten in verband met het onderhoud van de woning Gezondheidsuitgaven Geneesmiddelen producten, apparaten en materialen Geneesmiddelen Andere farmaceutische producten Therapeutische apparaten en materialen Diensten van artsen, tandartsen, verpleging en andere medisch geschoolden Geneeskundige prestaties Paramedische diensten Verpleging in ziekenhuis Verpleging in ziekenhuis Vervoer Aankoop van voertuigen Nieuwe en tweedehandse auto’s Motorfietsen Fietsen Gebruik van privé-voertuigen Delen en toebehoren Brandstoffen en smeermiddelen Onderhoud en reparatie Andere diensten in verband met privé-voertuigen Vervoersdiensten Personenvervoer per spoor Personenvervoer over de weg Personenvervoer door de lucht Gecombineerde biljetten Andere vervoerdiensten Communicatie Posterijen Posterijen Telefoon- en faxtoestellen Telefoon- en faxtoestellen Telefoon- en faxdiensten Telefoon- en faxdiensten Recreatie en cultuur Apparaten en toebehoren, reparaties inbegrepen Audio- en videoapparatuur voor ontvangst, opname en weergave Foto- en filmapparatuur
21,63 1,08 0,10
4,87 4,87
12,66 7,32 2,54 2,80
4,25 4,25
6,27 1,83 4,44
21,98 12,67 9,31 42,49
23,23 17,75 0,78 4,70
12,16 5,16 7,00
7,10 7,10 156,15
71,97 65,90 3,89 2,18
75,88 4,78 38,19 18,41 14,50
8,30 3,36 1,73 1,91 0,99 0,31 36,62
1,21 1,21
1,66 1,66
33,75 33,75 123,53
20,94 5,41 2,18
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
2006
09.1.3.0.00 09.1.4.0.00 09.1.5.0.00 09.2.0.0.00 09.2.1.0.00 09.3.0.0.00 09.3.1.0.00 09.3.2.0.00 09.3.3.0.00 09.3.4.0.00 09.3.5.0.00 09.4.0.0.00 09.4.1.0.00 09.4.2.0.00 09.5.0.0.00 09.5.1.0.00 09.5.2.0.00 09.5.3.0.00 09.5.4.0.00 09.6.0.0.00 09.6.1.0.00 10.0.0.0.00 10.3.0.0.00 10.3.1.0.00 11.0.0.0.00 11.1.0.0.00 11.1.1.0.00 11.1.2.0.00 11.2.0.0.00 11.2.1.0.00 12.0.0.0.00 12.1.0.0.00 12.1.1.0.00 12.1.2.0.00 12.1.3.0.00 12.3.0.0.00 12.3.1.0.00 12.3.2.0.00 12.4.0.0.00 12.4.1.0.00 12.5.0.0.00 12.5.2.0.00 12.5.3.0.00 12.5.4.0.00 12.5.5.0.00 12.6.0.0.00 12.6.1.0.00 12.7.0.0.00 12.7.1.0.00
Trefpunt economie 5A
Gegevensverwerkende apparatuur Dragers voor het opnemen van beeld en geluid Reparatie van apparaten en toebehoren voor recreatie en cultuur Andere grote duurzame goederen voor recreatie en cultuur Grote duurzame goederen voor recreatie en cultuur Andere recreatieve artikelen, tuinbouw, huisdieren Spelen, speelgoed en hobby’s artikelen Sport- en kampeerartikelen, artikelen voor recreatie in de open lucht Tuinbouw Huisdieren Veeartsen Diensten op vlak van recreatie en cultuur Recreatieve sportdiensten Culturele diensten Kranten, boeken en schrijfwaren Boeken Kranten en tijdschriften Drukwerk Schrijfwaren en tekenartikelen Pakketreizen Pakketreizen Onderwijs Onderwijsdiensten Hoger onderwijs Hotels, cafés en restaurants Catering Restaurants en cafés Kantines Accommodatie Accommodatie Diverse goederen en diensten Lichaamsverzorging Kapsalons en schoonheidsinstituten Elektrische toestellen voor lichaamsverzorging Andere producten voor lichamelijke verzorging Artikelen voor persoonlijk gebruik, n.e.g. Sieraden, klokken en horloges Andere artikelen voor persoonlijk gebruik Sociale bescherming Sociale bescherming Verzekeringen Verzekeringen in verband met de woning Verzekeringen in verband met de gezondheid Verzekeringen in verband met het vervoer Andere verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Financiële diensten, n.e.g. Andere diensten, n.e.g. Andere diensten, n.e.g.
7,41 5,17 0,77
2,24 2,24
27,05 7,21 2,13 8,59 6,56 2,56
27,46 7,08 20,38
21,06 8,00 8,45 0,83 3,78
24,78 24,78 5,76
5,76 5,76 70,26
62,92 59,54 3,38
7,34 7,34 70,19
26,41 12,08 0,63 13,70
5,77 2,68 3,09
4,75 4,75
21,25 6,34 3,53 9,26 2,12
2,63 2,63
9,38 9,38
13
Tabel 2: Overzicht van de nieuwe en geschrapte getuigen per groep Nieuwe getuigen in de CPI-2004 Groep 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 Groep 2 Groep 3 1 2 3 4 5 6 7 8
14
Meergranenbrood Fruittaartje Cent wafer Puddingpoeder Vleesbrochette Cordon bleu Bereide diepvriesmaaltijd op basis van vis Drank op basis van Soja Geconcentreerde melk Belgische halfharde kaas Verse kaas met fijne kruiden Margarine op basis van olijfolie Olijfolie Pindanootjes Broccoli Gemengde sla Spliterwten IJshoorntje Diepvriessoep Babyvoeding Thee Instantcacaodrank Colalimonade (light) Riesling : Elzas Roséwijn : Côtes de Provence Bordeaux supérieur AC Champagne Pilsbier (blik) Witbier Trappistenbier
Bermuda (D - Zomer) Jeansbroek (K) Body (baby) Naaigaren Zakdoek in katoen (H) Joggingschoenen (H) Sportschoenen voor jongeren Kinderbottines
Geschrapte getuigen uit de CPI-1996 Groep 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 Groep 2 1 Groep 3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Tompoes Koude snelpudding Soepvlees Roodbaars Wijting Pladijs Rog Roze garnalen Sardienen in blik Harde kaas Edam type Gewone plantaardige margarine Dieetmargarine Aardnootolie Appelen: Boskoop Peren: Doyenne Peren: Triomphe Peren: Guyot Peren: Packham’s Noten Halve abrikozen Groene selder Andijvie Radijzen Diepvriesspinazie Klontjessuiker Oploskoffie Tafelbier Rode tafelwijn Muscadet (Val de Loire)
Cigarillo’s Lederen blouson Regenjas Kostuum in gemengd weefsel (H - Zomer) Jurk (D - zomer) Regenmantel (D - zomer) Pyjama Onderlijfje Jogging Rok Ritsluiting Breiwol Droogkuis van regenjas Lage lederen veterschoenen Verzolen van damesschoenen
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
Groep 4 1 2 3 4 5 6
Glasvezelbehang Mengkraan Schoorsteenvegen Huisvuilophaling Houtskool Elektriciteit : Verbruik minder dan 2500 kWh
7
Elektriciteit : Verbruik van 2500 tot 5000 kWh
7
8
Elektriciteit : Verbruik hoger dan 5000 kWh
8
9 10
Groep 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Groep 6 1 2 3
2006
Groep 7 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Groep 8
Trefpunt economie 5A
Aardgas : Keuken en warm water Aardgas : Keuken, warm water en verwarming
Keukentafel Houten tuintafel Halogeenarmatuur Spiegel Vasttapijt Laminaat Schrijnwerker : plaatsing parket Vaatwasser Vitro-keramische kookplaat Strijkijzer met stoomgenerator Steakmes Strijkplank Elektrische gazonmaaier Rolmeter Tabletten voor vaatwasser Aluminiumfolie Huishoudhandschoenen Babysit dienst Wegwerpcontactlenzen Elektronische bloeddrukmeter Tweepersoonskamer
Scooter Ruitenwisser Autobatterij Vervangen van remblokjes Olieverversen Autorijschool Huur van garage Vliegtuigticket Verhuisdiensten
Groep 4 1 2 3 4 5 6
9 10 11 12 13 14 15 Groep 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Groep 6 1 2 3 4 5 Groep 7 1 2 3 4 5 6
Huur van garage Antraciet Tarief klein verbruik : 1000 kWh/jaar Elektriciteit: normaal tarief, 2200 kWh/jaar Elektriciteit: normaal tarief, 3800 kWh/jaar Elektriciteit: normaal tarief, 6500 kWh/jaar Elektriciteit: tweevoudig uurtarief, 3600 kWh/ jaar Elektriciteit: tweevoudig uurtarief, 8500 kWh/ jaar Elektriciteit: uitsluitend nachttarief, 6100 kWh/jaar Aardgas: tarief A, 4.8 GJ/jaar Aardgas: tarief A, 28 GJ/jaar Aardgas: tarief B, 34 GJ/jaar Aardgas: tarief B, 78 GJ/jaar Aardgas: tarief B, 156 GJ/jaar Aardgas: tarief C, 64.2 GJ/jaar Keukenelement Badkamerkastje Bureaulamp halogeen PVC vloerbekleding Elektrisch fornuis Gasfornuis Gasconvector Stookolieconvector Broodrooster Keukenrobot Hamer Boenwas
Magistrale bereidingen Zwangerschapstest Algemeen geneeskundige zonder aanvullende opleiding: huisbezoek Algemeen geneeskundige zonder aanvullende opleiding: raadpleging Krukken Bromfiets Bougie Superbenzine (loodvervanger 98 RON) Motorolie Uitbalanceren van wielen Wassen van auto
Groep 8
15
1 2 3 4 Groep 9 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Groep 10 1 Groep 11 1 2 3 4 5 6 Groep 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9
16
Draadloze telefoon GSM-toestel GSM-gesprekken Internetabonnement DVD recorder DVD speler Discman Digitaal fototoestel Digitale camcorder Personal computer Inktpatroon Scanner DVD (muziek of film) Lege CD-RW Lege DVD-RW Hometrainer Pop Draagbare spelconsole Spelconsole Tennisracket Alstroemeria Hypericum Solidago Spathiphyllum Vloeibare meststof Potgrond Hondenvoeding (brokken) Kattenvoeding (alu-schaaltje) Veearts: raadpleging Veearts: ovariectomie van een kat Schouwburg-abonnement Huur van een DVD Toeristische reisgids Visitekaartjes Citytrips
1 2
Groep 9 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Faxtoestel Telefoongesprekken vanuit een telefooncel
Videorecorder Cd-speler Radio-cassette met CD-speler Fototoestel Wetenschappelijke rekenmachine Laserprinter Lege audiocassette Lege videocassette Fresia’s Gladiolen Trosanjers Dracaena Huur van een videocassette Kijk-en luistergeld Eéndagsexcursie per autocar
Groep 10 Hogeschool: inschrijvingsgeld en examengeld Salade Niçoise Chinese dagschotel Pizza (restaurant) Vleessnack Frisdrank uit automaat Candybar uit automaat Kleuring Zonnebankabonnement 10 beurten Douchegel Shampoo Eau de toilette voor dames Deodorant Haargel Kinderzitje Reisbijstandsverzekering
Groep 11 1 2 3
Biefstuk met frieten Maaltijd selfservice Hotdog
Groep 12 1
Eau de cologne
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
Tabel 3: Omrekeningscoëfficiënten voor de hoofdrubrieken, 1996 naar 2004
COICOP 01.0.0.0.00 01.1.0.0.00 01.1.1.0.00 01.1.2.0.00 01.1.3.0.00 01.1.4.0.00 01.1.5.0.00 01.1.6.0.00 01.1.7.0.00 01.1.8.0.00 01.1.9.0.00 01.2.0.0.00 01.2.1.0.00 01.2.2.0.00 01.3.0.0.00 01.3.1.0.00 01.3.2.0.00 01.3.3.0.00 02.0.0.0.00 03.0.0.0.00 03.1.0.0.00 03.2.0.0.00 04.0.0.0.00 04.1.0.0.00 04.1.1.0.01 04.1.1.0.02 04.3.0.0.00 04.4.0.0.00 04.4.1.0.00 04.4.2.0.00 04.4.4.0.00 04.5.0.0.00
2006
04.5.1.0.00 04.5.2.0.00 04.5.2.1.00 04.5.2.2.00 04.5.3.0.00 04.5.4.0.00 05.0.0.0.00
Trefpunt economie 5A
Voedingsmiddelen en dranken Voedingsmiddelen Brood en granen Vlees Vis Melk, kaas en eieren Oliën en vetten Fruit Groenten (aardappelen inbegrepen) Suikerwaren en dergelijke Andere voedingsmiddelen Alcoholvrije danken Koffie, thee en cacao Mineraalwater, frisdrank en fruitsap Alcoholhoudende dranken Gedistilleerde dranken Wijnen Bieren Tabak Kleding en schoeisel Kleding Schoeisel (schoenreparaties inbegrepen) Huisvesting, water, elektriciteit, gas, brandstoffen Huur Niet-sociale huur Sociale huur Normaal onderhoud en reparaties van de woning Water en andere diensten in verband met de woning Waterverbruik Huisvuilophaling Andere diensten in verband met de woning Elektriciteit, gas en andere brandstoffen Elektriciteit Gas Aardgas Petroleumgas Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Stoffering, huishoudappaten en onderhoud van woning
1996 naar 2004 0,8614 0,8510 0,8371 0,8571 0,7796 0,9185 0,9422 0,7723 0,8443 0,8639 0,9219 0,9527 0,9782 0,9442 0,8746 0,9401 0,8494 0,8984 0,7047 0,9306 0,9362 0,9055
COICOP 05.1.0.0.00 05.2.0.0.00 05.3.0.0.00 05.4.0.0.00 05.5.0.0.00 05.6.0.0.00 06.0.0.0.00 06.1.0.0.00 06.2.0.0.00 06.3.0.0.00 07.0.0.0.00 07.1.0.0.00 07.2.0.0.00 07.3.0.0.00 08.0.0.0.00 08.1.0.0.00 08.2.0.0.00 08.3.0.0.00 09.0.0.0.00 09.1.0.0.00
0,8458 09.2.0.0.00 0,8688 0,8793 0,8140 0,8163 0,7251 0,6806 / 0,8097 0,8691 1,0062 0,7903 0,7983 0,7078 0,5928 0,9286 0,9048
09.3.0.0.00 09.4.0.0.00 09.5.0.0.00 09.6.0.0.00 10.0.0.0.00 11.0.0.0.00 11.1.0.0.00 11.2.0.0.00 12.0.0.0.00 12.1.0.0.00 12.3.0.0.00 12.4.0.0.00 12.5.0.0.00 12.6.0.0.00 12.7.0.0.00
Meubelen, stoffering, vloerbekleding Huishoudtextiel Huishoudapparaten en reparaties Vaat- en glaswerk en huishoudartikelen Gereedschap voor huis en tuin Goederen en diensten voor onderhoud van de woning Gezondheidsuitgaven Geneesmiddelen en andere farmaceutische producten Diensten van medisch geschoolden Verpleging in ziekenhuis Vervoer Aankoop van voertuigen Gebruik van privé-voertuigen Vervoersdiensten Communicatie Posterijen Telefoon- en faxtoestellen Telefoon- en faxdiensten Recreatie en cultuur Apparaten en toebehoren, reparaties inbegrepen Andere duurzame goederen voor recreatie en cultuur Andere recreatieve artikelen, tuinbouw, huisdieren Diensten inzake recreatie &cultuur Kranten, boeken en schrijfwaren Pakketreizen Onderwijs Hotels, cafés en restaurants Restaurants en drankgelegenheden Accommodatie Diverse goederen en diensten Lichaamsverzorging Artikelen voor persoonlijk gebruik n.e.g. Sociale bescherming Verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Andere diensten, n.e.g.
1996 naar 2004 0,9377 0,8836 0,9580 0,8923 0,9885 0,8304 0,8758 0,9415 0,8426 0,7568 0,8302 0,9020 0,7781 0,8943 1,0638 0,7986 1,5958 1,0727 0,9408 1,0741 0,9271 0,9478 1,0917 0,8212 0,7901 0,8569 0,8178 0,8237 0,7745 0,8533 0,8401 0,8975 0,9401 0,8629 0,7046 0,8923
17
18 (0.8294 **) 0,6023 0,3911 0,28546 0,24011
0,18481
0,04452
0,00612
(0.7290 **)
0,5241
0,3403
0,24838
0,20892
0,16080
0,03874
0,00533
1981
1974/75
1971
1966
1953
1936/38
1914
0,7697
0,18542
0,02549
0,64739
0,15596
0,02144
0,4725
0,1138
0,0156
0,30683
0,010164
0,07391
(0.76994 *)
5,39298
1,2992 -
0,8411
0,6139
0,39863
0,03312
(0.2389 *)
0,2409
-
0,1375
-
(4.188 *)
4,151
6,41172
1,54462
1,1889
-
0,72993
0,47394
(1.2988 *)
8,7839
2,1161
1,6288
1,3700
0,6493
-
18,3009
22,4607
13,5282
4,4088
5,4109
3,2590
3,3935
4,1648
2,5085
2,8543
3,5031
2,1099
2,0834
2,5570
1,5401
-
1,3528
1,6603
( * ) Omrekeningscoëfficiënt vastgesteld door de Nationale Arbeidsraad voor de loonovereenkomsten en de sociale zekerheid ( ** ) Omrekeningscoëfficiënt voor de gezondheidsindex (K.B. 24.12.93 - B.S. 31.12.93), vastgesteld door de Nationale Arbeidsraad
0,00751
0,05464
0,22682
0,29468
0,35035
0,4800
0,7392
-
0,8148
0,7090
1988
(1.2057 **)
1,2273
(0.8790 **)
-
0,8701
(1.3717 **)
(1.1377 **)
1996
25,8141
6,2187
4,7866
4,0261
2,9388
1,9082
1,4105
1,1493
-
2004
1936/38
1953
1966
1971
1974/75
1981
1988
1996
2004
Basis
-
7,2730
30,19022
39,22314
46,63244
63,8853
98,3907
133,1029
163,3572
187,7464
1914
Tabel 4: Omrekeningscoëfficiënten voor de verschillende basisjaren, algemeen indexcijfer
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
Tabel 5: De lokaliteiten en hun geografische weging WEGING
WEGING
2006
HET RIJK
Trefpunt economie 5A
B-2004
B-1996
1000
1000
1
BRUSSEL BRUSSEL HOOFDSTAD
96 96
93 93
2 7 5 6 8
LEUVEN HALLE ASSE DIEST TIENEN VLAAMS BRABANT
33 28 27 7 4 99
32 27 27 8 5 99
3 4 9
NIJVEL WAVER GELDENAKEN WAALS BRABANT
18 13 4 35
17 12 4 33
10 11 12 13 14 15
ANTWERPEN TURNHOUT MECHELEN MOL LIER BOOM ANTWERPEN
86 31 22 9 8 5 161
87 30 22 9 8 5 161
16 17 18 19 20 21 22
HASSELT MAASEIK TONGEREN LOMMEL SINT-TRUIDEN BORGLOON BILZEN LIMBURG
33 14 11 7 5 4 4 78
32 14 10 7 5 4 4 76
23 24 25 26 27 28 29
LUIK VERVIERS HOEI BORGWORM EUPEN AYWAILLE MALMEDY
52 19 10 7 4 4 3
54 19 10 6 4 4 3
LUIK
99
100
B-2004 B-1996 30 31 32 33 34 35 36 37
NAMEN COUVIN DINANT GEMBLOUX ANDENNE SAMBREVILLE CINEY BEAURAING NAMEN
17 6 6 5 3 3 3 1 44
17 6 6 4 3 3 3 1 43
38 39 40 41 42 43
AARLEN MARCHE-EN-FAMENNE BASTENAKEN SAINT-HUBERT BERTRIX LA ROCHE-EN-ARDENNE LUXEMBURG
10 4 4 3 2 1 24
10 4 4 3 2 1 24
44 45 46 47 48 49 50 51
CHARLEROI BERGEN DOORNIK ‘S GRAVENBRAKEL LA LOUVIERE AAT MOESKROEN CHIMAY HENEGOUWEN
53 24 14 10 7 7 7 1 123
55 25 14 9 8 7 7 2 127
52 53 54 55 56 57 58
KORTRIJK BRUGGE ROESELARE OOSTENDE POPERINGE VEURNE TIELT WEST-VLAANDEREN
27 26 14 14 10 10 8 109
28 26 14 14 10 10 9 111
59 60 61 62 63 64 65
GENT AALST SINT-NIKLAAS DENDERMONDE OUDENAARDE EEKLO GERAARDSBERGEN
48 22 22 18 11 8 3
48 23 22 18 11 8 3
OOST-VLAANDEREN
132
133
19
Beknopt overzicht van de Belgische economie 2004-2005
1. Conjunctuurverloop in België in 2004-2005
2. Structurele aspecten 2.1. Bruto binnenlands product per inwoner
Vanaf het laatste kwartaal van 2004 vertoonde de Belgische economie tekenen van vertraging, waardoor een nieuwe conjunctuuropleving onderbroken werd. Na een aanzienlijke vertraging tijdens de eerste drie maanden van 2005 herstelde de BBP-groei zich weer geleidelijk ten opzichte van het voorgaande kwartaal als gevolg van de opleving van de binnenlandse vraag. De buitenlandse handel daarentegen zwakte de groei af in het eerste halfjaar van 2005. Door het geringe aantal nieuwe banen, de sterke stijging van de energieprijzen en de onzekere groeivooruitzichten werd de stijging van de gezinsuitgaven ietwat afgeremd. Het gecombineerde effect van een gunstige financiële toestand, een toegenomen rentabiliteit en betere vraagvooruitzichten blies de bedrijfsinvesteringen nieuw leven in. De dynamiek van de uitvoer daarentegen werd getemperd door de zwakke Europese activiteit (vanwege het gebrek aan interne veerkracht en in het bijzonder de aanhoudend zwakke gezinsconsumptie), gekoppeld aan de stijgende energieprijzen en de weerslag van de voorafgaandelijke opwaardering van de euro. Hoewel alle grote bedrijfstakken in 2004 bijdroegen tot de groei, bleek uit de gegevens van de nationale rekeningen dat de activiteit in het eerste halfjaar van 2005 vooral gestimuleerd werd door de diensten. De inflatie, die sinds 2001 een dalende trend vertoonde, nam weer toe in 2004 en 2005, voornamelijk onder invloed van de prijsstijging van de aardolieproducten, prijzen die in absolute cijfers een historisch hoogtepunt bereikten. De onderliggende inflatie daarentegen (zonder volatiele componenten) stabiliseerde zich in die periode, wat wijst op een beperkte invloed van de niet-energieprijzen en de afwezigheid van “tweede ronde-effecten”. Inzake de convergentie van de Belgische economie binnen de eurozone en in het bijzonder ten opzichte van zijn voornaamste handelspartners, bleek België te beantwoorden aan de vereisten van de theorie van de optimale monetaire zones. Dit ondanks een aantal duidelijke verschillen met andere landen als gevolg van onze specifieke situatie inzake buitenlandse handel (grote openheid en specialisatie in de productie van intermediaire goederen).
20
Als teken van de collectief geproduceerde rijkdom bereikte het bruto binnenlands product per inwoner op basis van koopkrachtpariteit in 2004 een hoogtepunt sinds de conjunctuurtop van 2000. Voor de eerste maal sinds het begin van het decennium werd zijn verloop bepaald door een gelijktijdige stijging van de arbeidsproductiviteit en van de tewerkstellingsgraad, die hier berekend wordt ten opzichte van het jaargemiddelde van de hele bevolking.
2.2. Tewerkstelling Het aantal tewerkgestelden ten opzichte van de potentieel beroepsactieve bevolking is in België relatief lager dan in de andere Europese landen. In 2004 bedroeg de geharmoniseerde tewerkstellingsgraad (Eurostat) in België 60,3%, vergeleken met gemiddeld 64,7% in de Europese Unie (EU-15). De achterstand van België ten opzichte van het Europese gemiddelde doet zich uitsluitend voor bij jongeren (15-24 jaar) en ouderen (55-64 jaar).
2.3. Productieve activiteiten Tussen 1995 en 2004 daalde het aandeel van de nijverheid, uitgedrukt in werkelijke prijzen, van 23,2% van de bruto toegevoegde waarde naar 19,9%, terwijl het uitgedrukt in constante prijzen zo goed als stabiel bleef (21%). Het aandeel van de diensten in werkelijke prijzen steeg in die periode als gevolg van de toename van verhandelbare diensten en hield in 2004 halt op 74,2% van de bruto toegevoegde waarde. De desindustrialisatie van de Belgische economie lijkt eerder een relatief proces te zijn. Het sectorale productiviteitsverloop in 2004 illustreerde de basistrend die sinds midden de jaren negentig werd waargenomen en vanaf het begin van het decennium meer uitgesproken was, namelijk een verschuiving van de tewerkstelling in de industrie naar de diensten waar het productiviteitspeil lager ligt. Uit het toenemende belang van de diensten in de economie resulteerde een productiviteitsdaling van onze economie in haar geheel. In tegenstelling tot de periode 2001-2002 (vorige interprofessionele loononderhandelingen) namen de loonkosten per geproduceerde eenheid voor de hele economie licht toe in de periode 2003-2004.
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
2.4. Belgische buitenlandse handel In een context van toenemende mondialisering van de handel en dus van steeds meer nieuwe concurrenten behield België zijn plaats (10e) onder de belangrijkste uitvoerlanden in de wereld. Zoals bij de meeste partners van de Europese Unie was onze uitvoer vooral gericht op Europese markten. De EU-15 slorpte immers drie vierde van al onze leveringen op; de Verenigde Staten waren onze grootste markt buiten Europa.
2.5. Rekeningen van de institutionele sectoren Uit de analyse van de institutionele sectoren bleek dat het bruto exploitatieoverschot van de bedrijven in 2004 een historisch hoogtepunt bereikte (22,3% van het BBP). Desondanks daalden de bedrijfsinvesteringen in verhouding tot het BBP in de periode 2002-2004. Ook al kan het in 2001 bereikte peil als uitzonderlijk worden beschouwd, toch bleef de daaropvolgende daling zorgwekkend. Het uitzonderlijk hoge bruto exploitatieoverschot bevordert normaal gezien de zelffinanciering van productieve investeringen. Sinds 1998 worden de overheidsfinanciën in hun geheel gekenmerkt door een quasi-evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven. In 2003 en 2004 compenseerde de dalende spaarquote de afname van het reëel beschikbare gezinsinkomen, zodat de gezinsconsumptie ondanks alles toenam. Hoewel het Belgische saldo van de lopende transacties met het buitenland positief was (10 miljard euro), was dit toch gevoelig lager dan in 2003 (12,1 miljard euro).
2.6. Energiebalans De energiemarkt in 2005 wordt gekenmerkt door een sterke stijging van de aardolieprijzen, als gevolg van een aantal conjunctuurfactoren (wisselvallige klimatologische omstandigheden, geopolitiek klimaat,…), structurele aspecten (opkomst van nieuwe consumptielanden, uitblijven van investeringen in de oliesector,…), alsook speculatieve factoren. Dit aanvankelijk als tijdelijk beschouwd fenomeen bleek van langere duur te zijn.
2.7. Europese structurele indicatoren De jaarlijkse evaluatie van de geboekte vooruitgang op het vlak van uitvoering van de Lissabon-strategie gebeurt sinds 2004 op basis van de beperkte lijst met 14 structurele indicatoren die zes gebieden behelzen: algemene economische toestand, tewerkstelling, innovatie en onderzoek, economische hervorming, sociale cohesie en milieu.
2006
De indicatoren die onder het gebied algemene economische toestand vallen, getuigen van een goede prestatie van België in Europa. Ons land staat behoorlijk gerangschikt voor indicatoren als arbeidsproductiviteit,
Trefpunt economie 5A
BBP-groei, inflatie, begrotingsoverschot en stijging van de arbeidskosten per eenheid. De tewerkstellingsgraad blijft laag en ligt nog steeds onder het Europese gemiddelde. Vooral bij jongeren en ouderen is de toestand problematisch. De uitgaven voor R&D dalen aanhoudend sinds 2001. Naast een onvoldoende bijdrage van de overheid nemen nu ook de bedrijfsuitgaven op dat vlak af. Inzake economische hervormingen laten de verwachte voordelen van de liberalisering van de netwerkindustrieën op zich wachten. Op het vlak van sociale cohesie boekt België goede resultaten qua sociale transfers en onderwijs voor jongeren. De cijfers over de langdurig werklozen zijn echter minder gunstig. Er moeten nog heel wat inspanningen worden gedaan op het gebied van milieu om tegemoet te komen aan de doelstellingen van Lissabon. De in maart 2004 gesloten overeenkomst tussen de federale staat en de gewesten over de verdeling van de te verwezenlijken inspanningen om de uitstoot van broeikasgas te verminderen wijst erop dat we in de goede richting gaan.
3. Het bedrijfsleven van 2000 tot 2004 3.1. Het verloop van het ondernemingenbestand België bezit een groot potentieel van KMO waarvan de verschuiving naar een diensteneconomie de effecten van de globalisering illustreert. Op het einde van 2004 telt het land ongeveer 700.000 btw-plichtige ondernemingen, waarvan 99,3% minder dan 50 werknemers telt en 72,5% geen personeel in loondienst heeft. Iets meer dan de helft van deze ondernemingen zijn natuurlijke personen, een aandeel dat sedert 2000 continu terugloopt. Over de beschouwde periode is het aantal bedrijven in de landbouw zonder personeel sterk gedaald, evenals het aantal micro-ondernemingen in de industrie met minder dan 10 werknemers. Meer dan 12.000 ondernemingen in de klein- en groothandel met minder dan 10 werknemers zijn verdwenen. In de sector van onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven groeit het aantal ondernemingen zonder en met minder dan 10 werknemers echter zeer sterk.
3.2. Een toegenomen belangstelling voor het ondernemerschap Na een crisisperiode - met meer verdwijningen dan oprichtingen van ondernemingen - die aanhield tot in 2002, treedt in 2003 een netto toename op. In 2004 groeit het aantal btw-plichtige ondernemingen aan met
21
10.290 eenheden ten opzichte van 2003, terwijl het aantal zelfstandigen toeneemt met ongeveer 30.000. De eerste bijna volledige cijfers voor 2005 bevestigen de groeiende interesse voor het starten van een eigen onderneming. De vrouwen staan in 2004 in voor 35 procent van het aantal starters van een onderneming wat een lichte achteruitgang betekent ten opzichte van 2000. De helft (49,8%) van de in 2004 opgerichte ondernemingen situeert zich in de sectoren groot- en kleinhandel, reparatie van auto’s en huishoudelijke artikelen en onroerende goederen, verhuur en diensten in bedrijven. Alhoewel beide sectoren ook goed zijn voor de helft (49,8%) van het aantal stopzettingen, bedroeg de netto aangroei van het aantal ondernemingen in een jaar tijd ruim 5.000 eenheden.
3.3. Het belang van de KMO voor tewerkstelling en toegevoegde waarde De private sector telde in 2004 ongeveer 213.000 werkgevers die zowat 2.475.000 arbeidsplaatsen ter beschikking stelden. De tewerkstelling is echter disproportioneel verdeeld over de verschillende groottecategorieën van de werkgevers.Tussen 2000 en 2004 groeide het totale aantal arbeidskrachten met 4,6%: bij de grote ondernemingen met 5,9% tegenover slechts 2,9% bij de KMO. Het grootste banenverlies tussen 2000 en 2004 doet zich voor in de primaire sector en in de industrie, waar 30.000 banen verloren zijn gegaan bij de grote ondernemingen en 10.000 bij de KMO. De andere sectoren kennen een banengroei, vooral in de sectoren onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening en handel. Het aandeel van de KMO in de toegevoegde waarde van de gehele economie bedraagt 28,7%. De grootste volumebijdragen van de KMO vinden plaats in de dienstensector, de handel en de bouw. Daarnaast dragen de KMO bij voor meer dan de helft van de toegevoegde waarde in de volgende sectoren: visserij (100%), landbouw, horeca, gemeenschapsvoorzieningen en persoonlijke diensten, bouw en zakelijke dienstverlening (56,5%).
4. Sectorale analyses De sectoren van zowel de verwerkende nijverheid als de dienstensector vormen de motor voor een duurzame groei. Deze groei kan echter enkel plaats vinden wanneer er een gunstige omgeving wordt gecreëerd waarin ondernemingen en ondernemerschap kunnen bloeien. De voortdurende, verdere ontwikkeling van de kennis omtrent een aantal sectoren vormt een ondersteuning bij het nemen van de juiste beslissingen om het ondernemingsklimaat te kunnen verbeteren. Vandaar dat in dit document de aandacht gevestigd wordt op een sectorale benadering van de economische
22
activiteit. In de mate van het mogelijke werden voor een aantal arbitrair gekozen sectoren, representatief voor de Belgische economie, de volgende dimensies geanalyseerd: toegevoegde waarde en productie, tewerkstelling, buitenlandse handel, demografie, investeringen en financiële gezondheid. De toegelichte sectoren zijn de landbouwsector en de voedingsindustrie, textiel, metallurgie, chemie, transportmiddelen, bouwnijverheid, distributie, horeca, transport en logistiek, financiële diensten en vrije beroepen. Het aantal ondernemingen en het aandeel in de totale toegevoegde waarde in de landbouwsector daalden fors. In de voedingsindustrie viel in 2004 de grote discrepantie op van de productie van belangrijke subsectoren. Zo nam de productie van de vleesindustrie, de verwerking van groenten en fruit en de drankenindustrie sterk toe, terwijl de productie van de vetstoffenindustrie af nam. In de textielsector deed zich een nieuw banenverlies voor, wat enerzijds het resultaat is van de teruglopende productie en anderzijds van de automatisering van het productieproces. De innovatieve subsector technisch textiel zag zijn aandeel in de sector toenemen naar 25%. De marges van de textielondernemingen bleven onder druk staan door de zwakke Amerikaanse dollar en de hoge grondstoffenprijzen. Na een moeilijke periode kende de metallurgie een stijging van de productie met 20% in 2004. De rentabiliteit van de ondernemingen in de sector steeg dan ook fors. In weerwil van deze hoogconjunctuur, vooruit gestuwd door de economische groei van China, liep de tewerkstelling terug. Stabiliteit is het sleutelwoord bij een analyse van de chemische sector, zowel wat betreft aandeel in de totale productie als in de totale toegevoegde waarde, tewerkstelling als financiële gezondheid. De basischemie en de farmaceutische sector zagen hun productie fors groeien. Ook de biotechnologie ontwikkelt zich sterk. Opvallend is dat de chemische sector in 2004 een aandeel had van respectievelijk 25% in de Belgische uitvoer en 20% in de Belgische invoer. Eigen aan de automobielsector is de atypische structuur (relatief weinig KMO) en de hoge investeringspieken wanneer nieuwe productielijnen worden opgestart. In tegenstelling tot de productie, nam de tewerkstelling in de sector af in 2004. De subsector autoassemblage neemt een groot deel van de productie en de tewerkstelling voor zijn rekening. De bouwsector wordt gekenmerkt door een hoog aantal eenmansondernemingen, een concentratie van de tewerkstelling in grote ondernemingen en een hoge arbeidsintensiviteit. De aanhoudende vraag naar nieuwe woningen, gestimuleerd door de daling van de hypotheekrente, was de drijvende kracht van de bouwactiviteit in 2005 en compenseerde het tempoverlies van de vraag naar niet-woningbouw. De sector ziet zich geconfronteerd met een structureel gebrek aan
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
geschoolde arbeidskrachten en met moeilijkheden die inherent zijn aan de concurrentie van buitenlandse werkkrachten. Sinds 2000 kent de distributiesector een gestage groei van zijn toegevoegde waarde die meer dan 13% van de gehele economie bedraagt. In 2004 vertonen de financiële ratio’s, en vooral de rentabiliteit van het eigen vermogen, een positief verloop.Terwijl de omzetstijging van de detailhandel verder toeneemt (5,2%) in 2004, doet zich vervolgens een inkrimping van de verkopen van detailhandel in voedingsmiddelen voor. De trage maar voortdurende daling van het aantal ondernemingen is vooral te wijten aan de stopzettingen van kleine zelfstandigen. De analyse van de structuur van de middelgrote en de grootdistributie wijst op een consolidatiefase en een gestabiliseerd aanbod van de verkoopsoppervlakte bij de voedingshandel met zelfbediening. Tussen winkeltypes onderling doen zich wel nog betekenisvolle verschuivingen voor. De gespecialiseerde handel kent een krachtigere ontwikkeling zowel in termen van verkooppunten als verkoopsoppervlakte. In verhouding met zijn bevolking kent Wallonië er de hoogste densiteit.
2006
De meeste indicatoren van de horeca (omzet, tewerkstelling, aantal ondernemingen) kennen een gunstig verloop. Tussen 2000 en 2003 nam het aantal restaurants (goed voor de helft van de omzet van de sector) toe met 8,5%. Deze positieve balans boet in aan glans, omwille van de daling van actieve ondernemingen en
Trefpunt economie 5A
oprichtingen in de subsector cafés met 11% gedurende deze periode. Terwijl het aandeel van de horeca in de totale toegevoegde waarde van de economie klein blijft, blijft de investeringsgraad op een hoog peil. De vervoersector blijft gedomineerd door de economische uitstraling van de haven van Antwerpen, die de levensader vormt voor andere sectoren, zoals de distributie en de bevoorrading van de verwerkende industrie. De omzetstijging is vooral te merken in subsectoren zoals binnenvaart en vervoersondersteunende activiteiten (onderhoud, opslag en organisatie van het vervoer). De groei van het aantal instellingen in de gehele financiële sector staat in contrast met de parallelle daling van de tewerkstelling. De oprichting van ondernemingen is vooral waarneembaar is de subsector financiële bemiddeling die gekenmerkt is door een sterke dominantie van ondernemingen met minder dan 5 werknemers. De continue verbetering van de resultaten van de banksector contrasteert met de waargenomen volatiliteit in de verzekeringssector. De vrije beroepen, een groep van zelfstandigen en ondernemingen met een sterk toegenomen verscheidenheid van activiteiten, groeien fors. Een vervrouwelijking evenals het uitoefenen van de activiteit in het kader van een vennootschap zijn kenmerkende tendensen in deze sector. De werkgevers in de sector, overwegend van kleine omvang, zorgden voor een sterke stijging van de tewerkstelling in 2003, vergeleken met 1995.
23
Trefpunt economie: praktische inlichtingen Trefpunt economie wordt toegezonden aan alle belangstellenden. Alle suggesties, vragen of bijkomende inlichtingen kunnen gericht worden aan het Redactiecomité op volgend adres: Trefpunt economie FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie City Atrium, Blok C, 7e verdieping Vooruitgangsstraat 50 1210 Brussel Fax: (02)277 55 07 e-mail:
[email protected]
24
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie