27 mei 2016
Beleidsplan Zorg De Sprong
Algemeen: De leerlingen van de school voor praktijkonderwijs De Sprong begeven zich dagelijks op meerdere levensterreinen zoals gezin, school en vrije tijd. Op al deze terreinen hebben zij ‘ontwikkelingstaken’. Zij kunnen daarbij belemmeringen ondervinden door een beperking, stoornis, ingrijpende gebeurtenis of beperkte pedagogische vaardigheden van de ouders. In de visie en missie van de school wordt tevens de zorgvisie besproken. In de zorgvisie komt o.a. naar voren, dat het aanbieden van een goed schoolklimaat van belang is als voorwaarde voor het ondersteunen van de leerlingen. Naast het onderwijzen van de leerlingen is het signaleren van sociaalemotionele problemen en gedragsproblemen belangrijk. Zo nodig vindt begeleiding plaats bij sociaalemotionele en lichte gedragsproblemen van de leerlingen binnen de school. Er is sprake van een integrale, multidisciplinaire benadering voor leerlingen met een speciale zorgvraag. Het navolgende beleidsstuk heeft een sterk procesmatig karakter en zal regelmatig geëvalueerd en bijgesteld worden, zowel op inhoud als op het gevolgde proces.
d.d. 27 mei 2016 Miranda Kok Mark Noorland Diane van Tilburg Bart van Noordenne Jacco Broekhuizen
1
Specifiek aandacht gaat uit naar: 1. 2. 3. 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
2
Zorgcoördinatoren Zorg in cijfers Nieuwe leerlingen Leerlingbespreking en Ondersteuningsteam (OT): Zorg Advies Team(ZAT) Schoolmaatschappelijk werk Rots en Watertraining Contacten met externe instanties School Video-Interactie Begeleiding Begeleiding leerlingen binnen Passend Onderwijs Geindiceerde zorg en ondersteuning Diagnostiek en beeldvorming Protocollen: ‘nieuwe leerling’ procedure te laat komen schorsing en verwijdering pestprotocol privacy protocol ZAT medicijnprotocol Bijlagen
blz 3 4 5 6 7 9 10 12 13 14 16 17 18
30
1: Zorgcoördinatoren: Binnen de school wordt de zorg gecoördineerd en (deels) uitgevoerd door twee zorgcoördinatoren, een voor de onderbouw (jaargroepen een, en twee) en voor de bovenbouw (jaargroepen drie, vier en vijf). Zij hebben een centrale rol in: Bijdrage aan het zorgbeleid van de school - Zorg dragen voor zorgplan o Gezamenlijke verantwoordelijkheid o Extra inzet zorg Zwijndrecht in MT o Gezamenlijke bijstelling Coördinatie en uitvoering van zorg binnen de school - Voorzitten van het OT (wekelijks, per locatie) - Contact onderhouden met (school) maatschappelijk werk en interne instanties - Een keer in de 6 weken voorzitten van het ZAT - Contacten onderhouden met externe instanties (bijv. Jeugdteams, MEE, Pameijer, Bureau HALT, Leerplicht, wijkagent, ASVZ, JPT, ACT) Begeleiding van docenten - Coaching - Ondersteuning OPP/IOP’s - Groepsbespreking op zorg - Kennis- en informatieoverdracht ll-gebonden problematiek/groepsdynamica/externe instanties - Ondersteuning bij gesprekken externen (ouders/instanties/clusters) - Bewaken van de waarden en normen binnen de school - Omgang leerling/leerkracht - Informatie-overdracht leerkracht/leerkracht - Bewaken van de professionele houding - Rust en veiligheid binnen de school - Verantwoordelijkheden en taken docent-zorg helder en inzichtelijk - Team inzichtelijk houden van taakverdeling bouwen per locatie - Coaching leerkrachten mbt SOM (afspraken, kennis van SOM, etc) Overige - Advisering van de locatiemanager ten aanzien bij het ontwikkelen van zorgbeleid binnen de school - Ontwikkeling van procedures en protocollen - Analyseren van de zorgactiviteiten - Verantwoordelijk voor de zorg-component ouderavonden - Bijdrage aan beleidsvoorbereiding - Aanvraag arrangementen SWV - Overleg SWV (PoVO, ZoCo, AT-VO) - Absentie leerlingen in relatie tot zorg - Oriëntatie en intake nieuwe ll - Voorlichting scholen - Netwerk scholen onderhouden (IB-ers/etc) - Organisatie voorlichting externen - Pest-coordinatie - Structureel zorgoverleg locatie-overstijgend
3
2: Zorg in cijfers: Zorg in Cijfers De Sprong 2015-2015 Interne en externe zorg Onderzoek/therapie/etc PMT
Aantal ll Locatie Sl. 7
PDO
8
Aantal ll. Locatie Zw. 2 aanvragen (loopt nog niet) 3
PDO extern
2
2
Arrangementen
6
10
SMW
12
11
Zie SOM
Inzet GZ-psycholoog
29
18
Intakes, PDO, observaties, dossieronderzoek, ZAT,
Inzet BPO cluster 3 Inzet BPO cluster 4 ZAT
3 6 3
0 0 16
Cluster 2 geïndiceerde leerlingen
4
1
Auris,
Cluster 3 geïndiceerde leerlingen
6
2
BPO intern
Cluster 4 geïndiceerde leerlingen
7
14
BPO intern
Cube Pameijer
17
4
Verwijzing naar externe instanties
Bovenbouw 9 Onderbouw 8
3
Naschoolse dagbehandeling ism Pameijer ASVZ, Yulius, MEE, LUMC, Boba, kinderfysiotherapie, Paladijn, Jeugdteam
Leerlingcontacten Leerplicht
7
2
Contacten met externe instanties (voogden/ pleegzorg,thuisbegeleiding, kinderpsychiaters, etc)
29
16
Logopedie
0
3
Rots & Water
20
Bureau Halt voorlichting vuurwerk
Onderbouw 24 48
Bureau Halt voorlichting groepsdruk
48
0
Voorlichting wijkagenten Social Media
48
0
ANWB Streetwise Studioflits
48 48
0 20
Aantal 28 28
Bijzonderheden Ondersteuningsteam
Ondersteuningsteam OT Onderbouw (leerjaar 1+2) Bovenbouw Elzenhof
4
Bijzonderheden
MEE/JZ/ASVZ
Spon; Intern uitgevoerd
6 bijeenkomsten (LP, SMW, wijkagent, directeur, GZ-psycholoog en ZCers )
MEE, JZ, Syndion, William Schrikker, Pleegzorg, ASVZ, ACT, Rivas, Yulius, KJP, Rivas, RvdK, LUMC, Sophia Kinderziekenhuis, Paladijn
.
0
Verkeersveiligheid Verkeersveiligheid
Bovenbouw Loods Zwijndrecht
5
28 29
3: Nieuwe leerlingen: Voor toelating tot het praktijkonderwijs zijn landelijke criteria vastgesteld. Een leerling die voldoet aan deze criteria krijgt van de AT-VO een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) waarmee hij/zij toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs. Toelatingscommissie Elke aangemelde leerling wordt besproken in de toelatingscommissie van de school. De vaste samenstelling van de toelatingscommissie bestaat uit de zorgcoördinator en de GZ-psycholoog. De commissie komt wekelijks bijeen zodra de aanmeldingen starten. Doorgaans starten de aanmeldingen vanaf januari. De commissie heeft op basis van het dossier OT/DOD van de aangemelde leerling overleg met de aanleverende school. Bij nieuw aangemelde leerlingen is het van belang dat in voorwaardenscheppende zin er een onderwijskundig rapport voorligt zodat een positieve beschikking van de AT-VO voorliggend is. Hierover heeft de commissie structureel overleg met de AT-VO van het samenwerkingsverband waaronder de school valt (28-13). Oriëntatie en intake In eerste instantie wordt met elke aangemelde leerling samen met de ouders een oriënterend gesprek gevoerd waarin een aantal zaken met elkaar worden besproken: de reden van aanmelding, de verwachtingen van de ouders, een uitleg van school over haar eigen organisatie, missie & visie, onderwijsinhoudelijk programma, stage en uitstroommogelijkheden. Indien de leerling toelaatbaar wordt geacht door de toelatingscommissie op basis van de bovenstaande informatie vindt een intakegesprek plaats met de ouders en de potentiële leerling. Dit gebeurt, onder de verantwoordelijkheid van de directeur, door de zorgcoördinator onderbouw of bovenbouw, aan de hand van een vaststaande vragenlijst. Indien wenselijk wordt er een observatie op de aanleverende school van de leerling uitgevoerd en/of vindt er een ‘proefplaatsing’ plaats binnen De Sprong om een inschatting te maken van de mogelijkheden van de school om om te kunnen gaan met de (problemen van de) betreffende leerling. Eventueel wordt een leerling als gastleerling ingeschreven. In de bijlage is een protocol ‘aanmelding’ opgenomen, wat leidend is voor de toelating van nieuwe leerlingen.
6
4: Leerlingbespreking en Ondersteuningsteam (OT): Elke leerling wordt structureel gepland ( zie bijlage gesprekkencyclus) integraal besproken door de mentor met de zorgcoördinator en de teamleider. De behoefte van de mentor kan leiden tot ondersteuning en inzet van de expertise vanuit het Ondersteuningsteam of nascholing. Naast leerlinggebonden zaken worden onderwijsinhoudelijke zaken besproken als zijnde klassenmanagement, handelingsverlegenheid, toetsresultaten, stages, externe trajecten, intervisie, collegiale consultatie, psycho-educatie, didactiek en leerlijnen. Vanuit de leerlingbespreking kan een leerling aangemeld worden voor bespreking in het Ondersteuningsteam, dat wekelijks overlegt. Het ondersteuningsteam bestaat uit de zorgcoördinator, GZ-psycholoog, SWM-er en BPO-er. Het OT komt wekelijks bij elkaar. De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor het inbrengen van de hulpvraag van de leerling (in overleg met de mentor) en de verslaglegging in het LVS. Indien de hulpvraag het ondersteuningteam overstijgt, wordt de hulpvraag ingebracht bij het Zorg Advies Team, dat om de zes weken bij elkaar komt.
7
5: Zorg Advies Team: Het Zorg Advies Team, zoals vorm gegeven binnen de School voor Praktijk Onderwijs De Sprong volgt grotendeels de afspraken zoals geformuleerd in de BANS-notitie “niemand de deur uit …..” (april 2002). Doelen: Het ZAT als vast, periodiek, multi-disciplinair afstemmingsoverleg kent o.a. de functies van het sneller mobiliseren van begeleiding en/of hulp, een meer doeltreffende aanpak van problemen, het afstemmen en samenwerken met de externe instellingen, het verminderen van voortijdig schoolverlaten, het ondersteunen van leerkrachten en vermindering van problematisch gedrag. Specifieke aandacht is er voor: - Probleemtaxatie; leerproblematiek, opvoedingsproblematiek, gezinsproblematiek, onhandelbaar gedrag in de klas (delinquentie, agressie), ernstig verzuimgedrag, gezondheidsproblemen, depressief gedrag etc. - consultatie (intern, extern) - zorgafstemming - inventarisatie over gedrag en opvoedingsproblemen van de leerling - handelingsplanning - zo nodig screening en aanvullende diagnostiek - zorgactivering - (kortdurende) begeleiding van leerling en ouders. Verder is het mogelijk in overleg te gaan met de Gemeente over de inzet van door de gemeenten gefinancierde instellingen.
Verwijzingsmogelijkheden: Zo nodig wordt vanuit de specifieke hulpvraag van de leerling doorverwezen naar een interne dan wel externe instantie. Het betreft intern o.a.: Nader diagnostisch onderzoek (GZ-psycholoog) PMT Stoeigroepen Gesprekken met SMW Video Interactie Begeleiding (VIB) Tijdelijke onderwijsopvangvoorzieningen Extern zijn er verwijzingsmogelijkeden naar o.a.: Jeugdgezondheidszorg (Thuiszorgorganisaties) Jeugd-GGZ (psychiatrie) Jeugdteams/CJG JPT ACT Stichting MEE Leerplicht HALT Vertrouwenspersoon Regionaal Expertise Centrum (REC), cluster 3 en 4 Advies- en Toelatingscommissie VO (AT-VO) Veilig Thuis
8
Afspraken: De zorgcoördinatoren zijn voorzitter van het ZAT. Het ZAT komt eenmaal per 6 weken bij elkaar. Ouders kunnen hiervoor ook worden uitgenodigd en zijn op de hoogte van het feit dat hun kind besproken wordt in het ZAT. Indien ouders niet akkoord gaan, zal de leerling anoniem besproken worden. De aanmelding van leerlingen bij het ZAT geschiedt door de zorgcoördinatoren als opbrengst vanuit het OT. Protocollen: Er bestaan vaste procedures voor het inschakelen van, of doorverwijzen naar externe instanties. Hierin staan ook samenwerkingsafspraken vermeld m.b.t. deelname, doelen, taken en verantwoordelijkheden en de omvang van de inzet van (interne en externe) functionarissen. Zie Protocollen.
9
6: Schoolmaatschappelijk werk: Het schoolmaatschappelijk werk heeft een brugfunctie tussen leerling, ouders, school en hulpverleningsinstellingen, met name de Jeugdteams. Taak is kinderen optimaal te laten functioneren binnen de school. Het schoolmaatschappelijk werk draagt bij aan het versterken van de positie van het kind binnen de school, het gezin en de maatschappij. Bij het analyseren van de problemen kijkt SMW zowel naar het kind als naar de ouder en zijn omgeving. Schoolmaatschappelijk werk is er voor kinderen met problemen op school; ook de thuissituatie kan daarbij een rol spelen. De problemen die thuis spelen kunnen hun impact hebben op het functioneren van de leerling op school. Specifieke aandacht gaat uit naar sociale, emotionele en gedragsproblemen. Daarnaast zijn problemen in het systeem rondom de leerling mogelijk aanleiding tot inzet van SMW. Taken van het schoolmaatschappelijk werk zijn: Gesprekken met kinderen Gesprekken met ouders over kinderen Overleg met de zorgcoördinator en de psycholoog Bijdrage leveren in het OT en het ZAT Consultatie aan en overleg met leerkrachten Deelname aan de leerlingbesprekingen Kinderen en/of ouders doorverwijzen naar externe instanties, waaronder The Cube (naschoolse dagbehandeling op initiatief van De Sprong en Pameijer) Overleg met externe instanties over kinderen
10
7: Rots en Watertraining Binnen de school De Sprong is er veel ruimte voor het aanleren van sociale vaardigheden. Er wordt onder andere gewerkt met de methodiek van Rots en Water training. Wat is Rots en water ? Rots en Water is een trainingsprogramma je leert omgaan met jezelf , maar ook met anderen voor kinderen en jongeren . Het kan beschouwd worden als een weerbaarheidtraining, maar dan een die zich onderscheidt van andere programma’s door zijn meervoudige doelstelling. De ontwikkeling van de fysieke weerbaarheid is niet alleen een doel op zich, maar is vooral ook een middel om mentale en sociale vaardigheden te ontwikkelen. Je leert over jezelf door te ontdekken waar je grenzen liggen en deze te bewaken . Dit is erg belangrijk in de omgang met anderen , zodat zij weten wat zij van jou kunnen verwachten . Je laat niet over je heen lopen maar slaat er ook niet op los. Bij de Rots en Water trainingen, hier op school, word je gedurende een 10- of 12 lessen cyclus aangeleerd hoe je hier mee om kunt gaan. Bij onze leerlingen valt het op dat zij meer moeite hebben met sociale vaardigheden in het algemeen, en met weerbaarheid, agressie, zelfbeeld en faalangst in het bijzonder. De leerlingen zijn gebaat bij extra training, die wij standaard in het eerste ( en afhankelijk van tijd en behoefte , ook tweede leerjaar ) aanbieden. Dit werkt tevens in het voordeel van de groepsvorming binnen de groepen. De training houdt zich expliciet niet bezig met specifieke psychische of psychiatrische problemen. Hiervoor worden leerlingen door verwezen naar schoolmaatschappelijk werk of andere instanties. De training bestaat uit 10 tot 12 lessen ( dit is afhankelijk van de groepsgrootte of de groepssamenstelling ). De training wordt gegeven door een gecertificeerde trainer en de mentor is altijd aanwezig bij de training van zijn of haar groep. Elke les wordt vooraf besproken en achteraf nabesproken aan de hand van het huiswerkboekje waarin elke les staat omschreven. Ook kunnen er achteraf vragen worden beantwoord per les en kan de les thuis besproken worden met ouders/verzorgers. De training is specifiek voor , in ons geval , 1e-jaars leerlingen ( locatie Sliedrecht en de locatie Zwijndrecht ). Naast de onderstaande items en thema’s speelt ook de groepsvorming een grote rol bij de training. Items De items waar leerlingen mee moeten leren omgaan komen, tijdens deze training, aan bod en worden hieronder beschreven . Agressie: Leerlingen die voor deze training in aanmerking komen hebben moeite met het omgaan met en herkennen van de eigen emoties. Men kan komen tot een explosieve actie, zonder zich goed bewust te zijn van allerlei signalen die daaraan vooraf zijn gegaan. Zelfbeeld/faalangst: Leerlingen die voor deze training in aanmerking komen hebben vaak een negatief beeld van zichzelf, men is zich , niet, altijd, bewust van de eigen mogelijkheden en handelt vanuit een gevoel van onvermogen, men neemt zelf weinig initiatieven om de eigen omgeving veilig en overzichtelijk te maken en men sluit zich af voor de ander, waardoor men zich moeilijker ontwikkelt. 11
Weerbaarheid: Leerlingen die voor deze training in aanmerking komen, hebben weinig inzicht in het eigen handelen en in dat van de ander. Ze willen net zo zijn als de anderen, maar weten niet goed hoe. Men loop met anderen mee, of sluit zich juist af voor sociale contacten, men komt moeilijk voor zichzelf op en reageert agressief of sub-assertief. Thema’s Centrale thema’s in de cursus zijn zelfbeheersing, zelfreflectie en zelfvertrouwen. Tijdens de training wordt volop aandacht besteed aan het respecteren en accepteren van jezelf zoals je bent, maar ook anderen te respecteren en te accepteren zoals ze zijn. Doel van de training is de leerling door doen en ervaren meer handvatten aan te reiken voor het verkrijgen van meer inzicht in het eigen handelen, een eigen mening hebben, herkennen van de eigen gevoelens en die van de ander, conflictbeheersing, probleemoplossing, meer assertief reageren en zelfcontrole alsook het verkrijgen van een meer positief zelfbeeld. Op deze wijze krijgt de leerling meer inzicht in het eigen handelen en functioneren en daardoor meer grip op de bestaande situatie. In de training wordt veel aandacht besteed aan wat de leerling voelt, denkt, zegt en hoe dat beïnvloed wordt door de omgeving en de persoon zelf. Er wordt uitgegaan van de mogelijkheden van de leerling, niet van diens onmogelijkheden. Activiteiten en vaardigheden worden op de eerste plaats via fysieke oefeningen aangeboden, waarna een transfer wordt gemaakt naar sociale en mentale vaardigheden.
12
8: Contacten met externe instanties: Onze school werkt samen met een groot aantal externe instanties op gebieden zoals ondersteuning bij de kindgebonden problematiek, ouderondersteuning, naschoolse dagbehandeling, etc. De ondersteuning die geboden wordt, overstijgt in de meeste gevallen de ondersteuning die de school kan bieden vanuit het schoolondersteuningsprofiel. Alle contacten met en/of inzet van de externe contacten gaat altijd in overleg met ouders en leerling. Voorbeelden van externe partners: -
13
ASVZ (voor therapieën, leerlingen die wonen binnen de ASVZ). AT-VO JPT. Bureau HALT. Leerplicht Ambulante Diensten voor Cluster 2, 3 en 4. William Schrikkergroep Bureau Jeugdzorg GGD. Pameijer (naschoolse dagbehandeling The Cube). Syndion (woonvoorzieningen). Kwadrant (woonvoorzieningen, naschoolse dagbehandeling). Yulius Jeugdteams ZHZ Psy Drechtsteden
9: School Video-Interactie Begeleiding Bij het stellen van een indicatie voor het inzetten van Video Interactie Begeleiding (VIB) wordt uitgegaan van een hulpvraag van een teamlid of leerling. In welke situaties kan VIB ingezet worden, gericht op de leerling: 1. signalering/constatering van problemen bij leerlingen in sociale interactie met elkaar 2. signalering/constatering van problemen bij leerlingen in sociale interactie met de leerkracht 3. zelfreflectie, waarbij gekeken wordt of de leerling de geestelijke leeftijd, waarbij de gewetensontwikkeling en morele ontwikkeling (7 jaar) op gang komt , bereikt heeft. Anders heeft dit geen zin. 4. in beeld brengen van interactie problematiek voortvloeiend uit NLD, PDD NOS, maar ook verbale en fysieke agressie, depressief gedrag, zich terugtrekken , uitdagen, e.d. In welke situaties kan VIB ingezet worden, gericht op het teamlid: 1. signalering/constatering van problemen bij het teamlid in sociale interactie met de leerling 2. hulpvraag vanuit leerlingbespreking 3. hulpvraag vanuit functioneringsgesprek 4. punt van aandacht vanuit een beoordelingsgesprek. In een leerlingbespreking wordt gekeken of een leerkracht en/of leerling baat hebben bij het inzetten van VIB. De leerkracht vult een daartoe ontworpen formulier met een expliciete hulpvraag in. De “BOTS-lijst” uit de “Interactiewijzer” (R. Verstegen en H.P.B. Lodewijks) wordt ingevuld door de desbetreffende leerkracht. Hiermee wordt zicht verkregen op de mogelijke vormen van interactieproblematiek. De BOTS-Lijst wordt door de school Video Interactie Begeleider geanalyseerd en teruggekoppeld naar de leerkracht. Hierna gaan we proberen door opnamen in specifieke situaties het probleem in beeld te brengen. Vanuit de adviezen uit de Interactiewijzer worden werkpunten geformuleerd. De leerkracht gaat hiermee aan de slag in zijn/haar klas. Er worden nieuwe opnamen gepland om het effect van de handelingen vast te kunnen leggen. Eventueel worden nieuwe werkpunten geformuleerd en van daaruit worden nieuwe opnamen gepland. Bij beëindiging van de begeleiding wordt door de zorgcoördinator de resultaten van de begeleiding schriftelijk vastgelegd in een handelingsplan en in het leerlingdossier geplaatst. Bij het stellen van een contra-indicatie voor het inzetten van VIB denken we aan situaties waarbij opnames voor een leerling, maar ook voor een leerkracht, als heel onveilig worden ervaren.
14
10 : Begeleiding van leerlingen binnen Passend Onderwijs Per 1 augustus 2014 wordt Passend Onderwijs ingevoerd. Passend Onderwijs is de manier waarop het onderwijs georganiseerd wordt voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Door Passend Onderwijs hebben meer kinderen een kans om het reguliere voortgezet onderwijs te volgen. Kinderen die écht meer nodig hebben, kunnen nog steeds naar het voortgezet speciaal onderwijs. Passend Onderwijs is dus geen apart schooltype, maar een nieuwe manier van kijken naar de mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften van kinderen. Met de invoering van passend onderwijs krijgen de scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs zorgplicht. Dat betekent dat de school voor de leerling, die aangemeld wordt, een passende onderwijsplek moet bieden. Als dit niet mogelijk is zal deze school in overleg met de ouders een andere school voor voortgezet onderwijs zoeken. De school is, ondanks de zorgplicht, niet verplicht om een leerling te plaatsen. In het geval de school kan aantonen dat zij de extra ondersteuning die de leerling nodig heeft niet kan bieden, kan de school besluiten de leerling niet toe te laten. De zorgplicht blijft dan wel van toepassing. Ook nieuw is het ontwikkelingsperspectief. Scholen moeten een ontwikkelingsperspectief opstellen voor leerlingen in het praktijkonderwijs, leerlingen met een nog doorlopend “rugzakje” of arrangement en leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. In het ontwikkelingsperspectief staan vermeld de uitstroombestemming en de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijsproces. In het regeerakkoord is aangekondigd dat ook leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) onder de verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs gaan vallen. De samenwerkingsverbanden krijgen dan de verantwoordelijkheid voor de toewijzing en bekostiging van alle vormen van onderwijsondersteuning die leerlingen in de klas nodig hebben. Daardoor kunnen ze goed afwegen welke ondersteuning het beste bij een leerling past. Passend onderwijs op de Sprong Binnen het Samenwerkingsverband VO Noordelijke Drechtsteden waartoe de Sprong behoort, is vorig schooljaar gestart met een Pilot Arrangementen Op Maat. De arrangementen zijn leerlinggebonden en komen voort uit een hulpvraag die het Ondersteuningsprofiel van onze school overstijgt. De inzet van de arrangementen kan zowel op de inzet van extra materiaal als op de inzet van extra (extern) personeel aangevraagd worden. De inzet van het schooldeel van de voormalige rugzakgelden is verdwenen en voor dit deel kunnen de arrangementen worden aangevraagd. Verder zijn de voormalige rugzakbegeleiders, nu Begeleiders Passend Onderwijs (BPO-ers), die werkzaam zijn op de Sprong, in dienst van het SWV. Alle BPO-ers binnen de Sprong maken deel uit van het OT (ondersteuningsteam). Verder is het de bedoeling van het SWV om maximale informatie te verkrijgen over de ondersteuningsvragen van de leerlingen en ondersteuningsmogelijkheden van de scholen. Op basis van de informatie die de pilot oplevert zal vervolgens bezien worden hoe we de volgende fase van de ontwikkeling ‘van rugzak naar arrangement’ ingaan. Op dit moment is er nog wel sprake van een aantal leerlingen met een oude cluster-indicatie, vanuit Cluster 2, 3 en 4, die de school voor praktijkonderwijs De Sprong bezoeken. Dit aantal wordt met het verstrijken van de schooljaren steeds kleiner en met name voor de leerlingen met een kindgebonden problematiek op het gebied van spraak/taal en gehoorproblemen (cluster 2) is dit lastig omdat het SWV geen BPO-ers cluster 2 in dienst heeft. Alle externe ondersteuning voor deze doelgroep zal ingekocht
15
moeten worden bij de expertsiecentra cluster 2 (bv. Auris). Dit kan op basis van de bovengenoemde arrangementgelden (zie bijlage).
16
11: Geïndiceerde zorg en ondersteuning
De Sprong is een school, die in het onderwijs- en zorgaanbod tegemoet komt aan de zeer uiteenlopende hulpvragen van de leerlingen. In specifieke gevallen kan ervoor gekozen worden (extra) ondersteuning en/of begeleiding via het Jeugdteam van de gemeente waarin de leerling woont, op school in te zetten. Hierbij kan gedacht worden aan PMT, naschoolse dagbehandeling etc. Het kan zo zijn dat een leerling al een of andere vorm van ondersteuning of begeleiding in het gezin heeft en dat de wens vanuit de ouders bestaat deze begeleider ook op school in te zetten. Als organisatie kiezen wij hier bewust niet voor. De school wil zoveel mogelijk rust, structuur en regelmaat borgen. Indien de situatie zich voordoet dat er meerdere begeleiders vanuit geïndiceerde zorg zich op de werkvloer begeven kunnen wij niet meer aan de voorspelbaarheid en structuur in personen tegemoetkomen, waarvan wij van mening zijn dat die nodig is voor onze leerlingen. De Sprong behoudt zich het recht voor om, in de uitzonderlijke en specifieke gevallen wanneer er gekozen wordt voor ondersteuning vanuit de geïndiceerde zorg binnen de grenzen van de school, zo mogelijk de noodzakelijk geachte ondersteunings- of begeleidingsuren voor meerdere leerlingen te clusteren en hierbij de samenwerking met een zorgaanbieder aan te gaan. Zodoende is de organisatie zich er ook van verzekerd dat deze medewerkers op de hoogte zijn van onze organisatie en de gestelde onderwijs- en zorgdoelstellingen onderschrijven.
17
12. Diagnostiek en beeldvorming: De school voor praktijkonderwijs De Sprong heeft intern en extern een brede ondersteuning in de diagnostiek en beeldvorming mbt de leerlingen:
Gesprekkencyclus + OT (mentoren, docenten) GZ-psycholoog (Spon) SMW (Spon) BPO-ers cluster 2, 3 en 4 Coördinatoren+- didactiek Schoolarts
Er wordt binnen de leerlingbespreking in gezamenlijkheid bepaald in hoeverre het van belang is voor een goede aanpak van de leerling gebruik te maken van de mogelijkheid tot nadere beeldvorming van de leerling ten aanzien van het sociaal, emotioneel en verstandelijk functioneren. Hiertoe kan door middel van tests en vragenlijsten een beter beeld van de leerling geschapen worden. Dit onderzoek vindt plaats door de GZ-psycholoog of onder diens verantwoordelijkheid door derden. Hiertoe staan een aantal onderzoeksmiddelen ter beschikking; psychologisch intelligentieonderzoek (WISC-III-NL, NIO, NDT, RAVEN, SON-R) didactisch onderzoek (drempelonderzoeken). Persoonlijkheidsonderzoek (NPV-J, PMT-K, ZALC, AVL, NZES, BOTS). maatschappelijk onderzoek (anamnesegesprek, bezoek SMW) medisch onderzoek (schoolarts). Uit al voorstaande informatie kunnen werkpunten worden opgesteld ten aanzien van de verschillende probleemgebieden. Deze worden geformuleerd in een OPP/IOP. Er worden leerdoelen aan verbonden die periodiek geëvalueerd en zo nodig bijgesteld worden.
18
13: Protocollen: 1. Protocol aanmelding nieuwe leerling op “de Sprong” Chronologisch stappenplan zonder tijdspad 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8. 9.
Oriëntatie ouders/leerling OT-code opvragen + opslaan in OT > zorgcoördinator of administratie Lijst aanmeldingen bijwerken op de G-schijf > zorgcoördinator en administratie Wekelijkse intakecommissie GZ, ZoCo, eventueel extra expertise OT/OKR bespreken Criteria Pro Kindgebonden problematiek Eventueel extra overleg AT-VO Observaties op aanleverende school Eventueel proefdraaien potentiele leerling op onze school Intake > zorgcoördinator en administratie; administratie maakt afspraak intake gesprek Leerling in OT op definitief > administratie AT-VO vraagt TLV-Pro aan
Chronologisch tijdspad November t/m april; Ouders bellen voor een oriëntatie- gesprek en rondleiding.-> Zorgcoördinator
Ouders een schoolgids meegeven
In eerste instantie wordt met elke aangemelde leerling samen met de ouders een oriënterend gesprek gevoerd waarin een aantal zaken met elkaar worden besproken: de reden van aanmelding, de verwachtingen van de ouders, een uitleg van school over haar eigen organisatie, missie & visie, onderwijsinhoudelijk programma, stage en uitstroommogelijkheden. Maart t/m juli; Ouders komen op oriëntatie- en intakegesprek.->Zorgcoördinator/ /administratie
Oriëntatiegesprek en rondleiding > zorgcoördinator Invullen van intake formulieren met ouders en leerling > zorgcoördinator/administratie Invullen van administratie gegevens > administratie Bespreken van vervoer Introductieochtend bespreken
Jan: OpenDag
Mei; Juli 19
Introductie ochtend en groepsindeling -> team, zorgcoördinator
Afronden TLV-Pro iom AT-VO ->Zorgcoördinator
Begin schooljaar, eerste 8 weken Plan van aanpak maken voor de nieuwe leerlingen -> mentor, coördinator didactiek, zorgcoördinator
20
2. Te laat kom procedure Bureau Leerplicht, protocol schoolverzuim Praktijkschool De Sprong Bij 3 maal te laat School neemt contact op met de ouders. Bij 6 maal te laat School stuurt ouders een brief met: - de mate van te laat komen; - verwijzing naar de ouderlijke verantwoordelijkheid; - de mededeling dat er melding is gedaan bij leerplicht (LP). De leerplichtambtenaar ontvangt een afschrift. De LP neemt de melding op in het daarin opgenomen dossier. Bij 9 maal te laat Leerling wordt aangemeld bij LP; LP gaat een gesprek aan met de jongere en/of de ouders; LP geeft een formele waarschuwing. Meer dan 9 maal te laat ondanks eerdere waarschuwing LP maakt een Halt-verwijzing op; LP maakt een proces-verbaal op indien de jongere niet meer voor Halt in aanmerking komt.
Afspraken binnen De Sprong mbt absentieregistratie -
21
Handelen conform protocol LP. Mentoren en teamleiders informeren de leerlingen aan het begin van het schooljaar over de absentieregeling. Protocol schoolverzuim wordt gecommuniceerd met ouders via schoolgids. Sanctie bij te laat komen: 1e x waarschuwing, volgende x half uur nablijven onder toezicht van de mentor in de groep met werk, 3de keer start procedure schoolverzuim. Docenten 5 minuten voor aanvang les aanwezig in hun lokaal. Leerlingen gaan direct bij de 1e bel naar binnen en zijn voor de 2de bel in de les. Leerlingen gaan bij binnenkomst en wisseling van de les direct naar hun lokaal. Tijdens het eerste lesuur gaan de ZoCo’s de klassen rond voor de absenten. ZoCo’s bellen absenten na en koppelen dit terug naar mentoren Administratie verwerkt de absentenregistratie in SOM.
3. Protocol schorsing en verwijdering Praktijkschool de Sprong SCHORSING De school kan overgaan tot schorsing of schorsing met voornemen tot verwijdering als er sprake is van: -
(Herhaald maximaal 3x) wangedrag met onmiskenbare invloed op andere leerlingen zoals geweld tov medeleerlingen (Herhaaldelijke, maximaal 3x) ernstige verstoring van de orde, rust en veiligheid op school zoals onbeschoft gedrag tov werknemers van de school (Herhaaldelijke maximaal 2x) ernstige verstoring van de orde, rust en veiligheid op school zoals drugsgebruik, diefstal, alcoholgebruik, wapenbezit en geweld tov medewerkers van de school Een ernstig verstoorde relatie tussen school en ouders/verzorgers
In het geval van een schorsing van meer dan 1 dag dienen de volgende instanties/personen op de hoogte gebracht te worden: - Leerplicht - Onderwijsinspectie - Schoolbestuur Afhankelijk van de ernst en voorgeschiedenis van de leerling zal de duur van de schorsing worden bepaald, duur is maximaal 5 dagen. Vervolgens zal er binnen de schorsingsperiode een afspraak worden gemaakt met de ouders/verzorgers en de leerling. Bij dit gesprek zullen naast de teamleider, afhankelijk van de aard van de schorsing, de volgende personen worden uitgenodigd: - Wijkagent - Leerplichtambtenaar - Evt voogd of betrokken consulent externe hulpverlening - Zorgcoördinator - Mentor De teamleider (namens het bevoegd gezag) informeert de ouders/verzorgers/voogden en de leerling in ieder geval schriftelijk over: De reden en duur van de schorsing; De mogelijkheid van bezwaar; De manier waarop dit bezwaar kenbaar gemaakt moet worden.
VERWIJDERINGSPROCEDURE Bij elke schorsing zal bekeken worden of er een verwijderingsprocedure gestart wordt. Deze wordt in ieder geval gestart bij een totaal aantal van 3 schorsingen van 1 leerling. In het geval van schorsing naar aanleiding van drugsgebruik, diefstal, alcoholgebruik, wapenbezit en geweld tov medewerkers zal bij een herhaalde schorsing omtrent een eenzelfde vergrijp of in deze categorie, een verwijderingsprocedure door de school worden gestart. Indien een leerling nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, dan heeft de school de zorgverplichting om in samenwerking met ouders, leerling en Bureau Leerplicht de leerling op een geschikte en realistische vervolgopleiding te plaatsen. Verwijdering is alleen maar mogelijk wanneer de plaatsing op een andere school geregeld is. Voor probleemleerlingen die verwijderd gaan worden, moeten oplossingen worden gezocht binnen het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs. Een
22
leerling kan in beginsel alleen definitief verwijderd worden wanneer het bevoegd gezag een andere school bereid heeft gevonden de leerling toe te laten.
23
4. Pestprotocol
Vooraf Een onderwijsprotocol tegen pesten probeert door samenwerking het probleem van het pestgedrag bij kinderen aan te pakken. Hiermee wil het het geluk, het welzijn en de toekomstverwachting van de kinderen verbeteren. Pesten is een wezenlijk en groot probleem. Pestgedrag is schadelijk tot zeer schadelijk voor kinderen, zowel voor slachtoffers als voor de pesters. Dit ernstige probleem moet aangepakt worden, in het bijzonder door de ouders en de leerkrachten. De Sprong vindt het dan ook van het grootste belang om een zo veilig mogelijk schoolklimaat voor iedereen te scheppen. Het pestprotocol van de sprong bevat daarom niet alleen voorwaarden en activiteiten die pesten kunnen voorkomen, het bevat ook richtlijnen hoe te handelen bij geconstateerd pestgedrag. Het aanpakken van pestgedrag valt of staat bij de signalering en/of melding ervan. Te vaak gebeurt dit nog onvoldoende, waardoor een leerling met zijn probleem alleen blijft staan. Ons pestprotocol heeft als belangrijkste doel om het vertrouwen van allen te winnen op een gebied waar nog te vaak wantrouwen heerst. De acties die wij als sprong ondernemen, zijn niet statisch. Zoals alle andere ontwikkelingen binnen de school, zal ook de aanpak van pestgedrag zich verder ontwikkelen.
Het pestprotocol Het pestprotocol vormt de verklaring van de vertegenwoordiging van de school en de ouders, waarin is vastgelegd dat we pestgedrag op school niet accepteren en volgens een vooraf bepaalde handelwijze aanpakken. Uitgangspunten Een pestprotocol kan alleen functioneren als aan bepaalde voorwaarden is voldaan:
Pesten wordt als een probleem gezien door alle direct betrokken partijen; leerkrachten, onderwijsondersteunend personeel, ouders en leerlingen. De school is actief in het scheppen van een veilig, pedagogisch klimaat waarbinnen pesten als onacceptabel gedrag wordt ervaren. Docenten en onderwijsondersteunend personeel moeten pestgedrag kunnen signaleren en vervolgens duidelijk stelling nemen tegen dit gedrag. De school dient te beschikken over een directe aanpak wanneer het pesten de kop opsteekt (het pestprotocol). De school ontplooit preventieve (les)activiteiten.
De vijfsporenaanpak 1. De algemene verantwoordelijkheid van de school De school zorgt dat de directie, de mentoren en de docenten voldoende informatie hebben over pesten in het algemeen en de aanpak van pesten in het bijzonder. De school werkt aan een goed beleid rond pesten, zodat de veiligheid van leerlingen binnen de school zo optimaal mogelijk is. 2. Het bieden van steun aan de jongere die wordt gepest Het probleem wordt serieus genomen. Er wordt uitgezocht wat er precies is gebeurd. 24
Er wordt overlegd over mogelijke oplossingen. Er wordt hulp aangeboden door de counselor. 3. Het bieden van steun aan de pester Het confronteren van de jongere met zijn gedrag en de gevolgen hiervan voor de pester. De achterliggende oorzaken boven tafel proberen te krijgen. Wijzen op het gebrek aan empathisch vermogen dat zichtbaar wordt in het gedrag. Het aanbieden van hulp door de counselor. 4. Het betrekken van de middengroep bij het probleem De mentor bespreekt met de klas het pesten en benoemt de rol van alle leerlingen hierin. Er wordt gesproken over mogelijke oplossingen en wat de klas kan bijdragen aan een verbetering van de situatie. De mentor komt hier in de toekomst op terug. 5. Het bieden van steun aan de ouders Ouders die zich zorgen maken over pesten worden serieus genomen. De school werkt samen met ouders om het pesten aan te pakken. De school geeft adviezen aan de ouders in het omgaan met hun gepeste of pestende kind. De school verwijst de ouders zo nodig naar deskundige hulpverleners. De ouders van leerlingen die gepest worden, hebben er soms moeite mee, dat hun kind aan zichzelf zou moeten werken. Hun kind wordt gepest en dat moet gewoon stoppen. Dat klopt, het pesten moet stoppen. Echter een gepest kind wil zich niet alleen veilig voelen op school; het wil ook geaccepteerd worden. Het verlangt ernaar om zich prettig en zelfverzekerder te voelen. Daar kan begeleiding of een training toe bijdragen. Preventieve maatregelen 1. Elke mentor bespreekt aan het begin van het schooljaar de algemene afspraken en regels in de klas. Het onderling plagen en pesten wordt hierbij genoemd en onderscheiden. Tevens bespreekt de mentor het pestprotocol in zijn klas. Ook wordt duidelijk gesteld dat pesten altijd gemeld moet worden en niet als klikken wordt beschouwd, maar als hulp bieden of hulp vragen. 2. 2. Indien een mentor of docent daartoe aanleiding ziet, besteedt hij in een groepsgesprek expliciet aandacht aan pestgedrag. Hierbij wordt de rol van de pester, het slachtoffer, de meelopers en de stille getuigen benoemd. 3. Van de gesprekken rond pesten worden aantekeningen gemaakt. Deze worden opgeslagen in het leerlingvolgsysteem van zowel de pester als het slachtoffer.
Digitaal pesten Een aanvulling op het pestprotocol is het digitaal pesten. Digitaal pesten, ook wel cyberpesten genoemd, is pesten via de digitale media. Dit zijn social media zoals YouTube, Facebook, Tumblr, Twitter, Instagram, SnapChat, What’s app en chatrooms. Via deze digitale media kan je heel gemakkelijk dreigende berichten versturen, belastende foto’s of filmpjes plaatsen of iemand uitschelden. Via de digitale media zijn er oneindig veel mogelijkheden om iemand te pesten zoals: Bangalijsten, Grooming, Sexting en Indentiteitshack maar er zijn nog weinig manieren om je daartegen te verweren. Online pesten voelt veilig voor de dader omdat niemand het kan zien. Dit maakt het voor velen aantrekkelijk om op deze manier te pesten. De dader blijft anoniem en hoeft het slachtoffer niet in de ogen te kijken. Eigenlijk is het de meest laffe manier van pesten.
25
Wanneer een leraar signaleert dat een leerling digitaal gepest wordt, dient hij de volgende stappen te ondernemen: 1. Neem de signalen serieus; 2. Ga in gesprek met de gepeste leerling en spoor de dader(s) op en ga ook met hen in gesprek; 3. Ga (indien mogelijk) een driegesprek aan met de dader(s) en het slachtoffer; 4. Stel de ouders van de leerlingen op de hoogte; 5. Vraag de gepeste leerling regelmatig hoe het gaat om na te gaan of het pesten daadwerkelijk is gestopt.
Voorbeeld van een pestcontract
Contract “veilig in school” Ik vind dat iedereen zich veilig moet voelen in school. Daarom houd ik mij aan de volgende afspraken:
1. Ik accepteer de ander zoals hij is en ik discrimineer niet. 2. Ik scheld niet en doe niet mee aan uitlachen en roddelen. 3. Ik blijf van de spullen van een ander af. 4. Als er ruzie is, speel ik niet voor eigen rechter. 5. Ik bedreig niemand, ook niet met woorden. 6. Ik neem geen wapens of drugs mee naar school. 7. Ik gebruik geen geweld. 8. Als iemand mij hindert vraag ik hem of haar duidelijk daarmee te stoppen. 9. Als dat niet helpt, vraag ik een docent om hulp.
26
5. Organisatie ZAT de Sprong 2015-2016 De gezamenlijk gedeelde visie van het begeleidingsteam op de begeleiding van leerlingen (als specificatie van de missie van de school) omschrijven wij als: De begeleiding van de leerlingen is niet gericht op het vak (de vakrichting), maar op de ontwikkeling van het kind in zijn/haar geheel met betrekking tot blokkades, angsten, de thuissituatie, de lichamelijke gesteldheid, begaafdheden en zijn/haar toekomstperspectief. De doelstellingen van het ZAT- samenwerkingsverband: a problemen van jongeren zo vroeg mogelijk signaleren; b zo nodig verwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening; c een bijdrage leveren aan het terugbrengen van het aantal voortijdig schoolverlaters door onder andere voorlichting; d bevorderen van de efficiëntie en effectiviteit van de psychosociale en psychiatrische hulpverlening via een multidisciplinaire benadering van de hulpvraag; e uitwisseling van expertise vanuit verschillende disciplines. De inhoud van het samenwerkingsverband binnen het ZAT kan als volgt worden verwoord: a de zorg voor het welzijn en de geestelijke gezondheid van de individuele leerling door vroegtijdige signalering en hulpverlening; b begeleiding van een haalbare en bevredigende schoolloopbaan, waardoor persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing van de leerling wordt gewaarborgd; c de samenwerkende instanties beogen leerlingen, ouder(s), opvoeder(s) en scholen te helpen door elkaars deskundigheid te benutten en mede hierdoor de eigen taak beter te kunnen uitvoeren; d de afspraken binnen de samenwerking doen recht aan de taak en de specifieke deskundigheid van elke deelnemer. Samenstelling van het zorgadviesteam In het ZAT zit een aantal vaste deelnemers en eventueel ad hoc deelnemers. Vaste deelnemers De vaste kern van een ZAT bestaat uit vertegenwoordigers van de volgende sectoren/instanties. a. Directie De Sprong De directie van de Sprong kan, vanuit ontwikkelingen binnen de stichting, een vertaling/koppeling maken van beleidsmaatregelen naar de inhoudelijke activiteiten van het ZAT. De directie is verantwoordelijk voor het afstemmen lokaal beleid (BOS overleg) met beleid ZAT van de Sprong. b. Zorgcoördinatoren van de school (ZC-ers) De zorgcoördinatoren zijn verantwoordelijk voor de organisatie, het opstellen van de agenda en de toeleiding van leerlingen vanuit de leerling/groeps-bespreking via het OT naar het ZAT. Alsmede het coördineren en het uitvoeren van hun deel van de verantwoordelijkheden omtrent de afspraken vanuit het ZAT (namens bevoegd gezag).
27
c. Schoolmaatschappelijk werk Het schoolmaatschappelijk werk (SMW) heeft een taak in het begeleiden van (oudere) jongeren bij specifieke psychosociale problematiek. Daar waar noodzakelijk zal ook aandacht bestaan voor psychosociale problematiek van de ouders/verzorgers en gezinsproblematiek. d. Gemeentelijke GezondheidsDienst, afdeling JeugdGezondheidsZorg De GGD komt met jongeren uit de doelgroep in contact middels de onderzoeken en spreekuren op scholen. Behalve een lichamelijk onderzoek worden tijdens deze ontmoetingen met jongeren gesprekken gevoerd. De arts of schoolverpleegkundigen die de GGD vertegenwoordigen in een ZAT hebben toegang tot de medische gegevens van jongeren. Ook hebben zij de mogelijkheid jongeren op te roepen voor een onderzoek. e.
Leerplicht
Algemene typering en specifieke expertise De leerplichtambtenaar is een gemeentelijk ambtenaar die zich bezighoudt met het toezicht en de controle op de naleving van de leerplicht. Elke gemeente moet ten minste één leerplichtambtenaar aangesteld hebben. De volledige leerplicht geldt vanaf 5 jaar en duurt tot en met het schooljaar waarin de jongere 16 jaar wordt. Daarna geldt de kwalificatieplicht voor jongeren die nog geen 18 jaar zijn en nog geen startkwalificatie hebben behaald. De leerplichtambtenaar van de gemeente houdt toezicht op het schoolverzuim. De scholen doen bij de gemeente melding van verzuimende leerlingen. De leerplichtambtenaar zoekt uit wat er aan de hand is en zoekt samen met de leerlingen, ouders en de school naar een oplossing. Indien nodig kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken (bij jongeren van 12 jaar of ouder) of de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen. De leerplichtambtenaar heeft kennis ten aanzien van het toezicht houden op de naleving van de Leerplichtwet, en ten aanzien van de aanpak van schoolverzuim bij leerlingen; hij/zij weet hoe het meest effectief in samenhang met hulpverlening te opereren om verzuim te voorkomen. Kan op basis van de ingebrachte informatie inschatten of inzet vanuit leerplicht wenselijk is, en of bij deze inzet het accent moet liggen op de maatschappelijke zorgtaak, of juist op de opsporingstaak van de leerplichtambtenaar. Taken 1. Geeft informatie over de uitkomst van door de school opgedragen onderzoek bij een melding van vermoedelijk ongeoorloofd verzuim 2. Zorgt voor gerichte handelingsadviezen aan de school met betrekking tot de besproken casussen en leerling-overstijgende onderwerpen 3. Levert bijdragen gericht op preventie van schoolverzuim, waarbij interventies afgestemd worden met acties van andere deelnemers van het ZAT 4. Bemiddelt op verzoek van het ZAT bij verzuimgerelateerde conflicten tussen school en leerling en/of ouders 5. Geeft zo nodig voorlichting aan de deelnemers van het ZAT over de Leerplichtwet, en over te nemen maatregelen bij (structureel) ongeoorloofd verzuim en dreigende onderwijsuitval 6. Roept zo nodig ouders op voor een gesprek 7. Geeft relevante informatie vanuit de leerplicht door aan het ZAT 8. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-leden 9. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school 10. Koppelt relevante informatie vanuit het ZAT terug naar de eigen instelling 11. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de meldende scholen of het samenwerkingsverband WSNS 12. Implementeert - op basis van de evaluatie noodzakelijk gebleken - verbeteringen in de eigen organisatie 13. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij de betreffende leerling
28
f. GZ-psycholoog De GZ-psycholoog brengt specifieke expertise in m.b.t. (ortho)didactische en (ortho)pedagogische aspecten, psychosociale en ontwikkelingsaspecten en m.b.t. indiceren voor speciale onderwijszorg en verwijzing naar derden (Jeugdzorg, GGZ e.d.). Adviseren ten aanzien van eventueel onderzoek, het uitvoeren van onderzoek (intelligentie-onderzoek, persoonlijkheidsonderzoek), de gegevens interpreteren en toelichten aan ouders, leerling en andere betrokkenen. Bijdrage leveren aan integrale indicatiestelling. Advisering naar de andere leden van het ZAT t.b.v. te volgen benadering/begeleiding. Bijdrage leveren aan de verschillende functies van een ZAT in het voortgezet onderwijs, als daar zijn: Preventie, door o.a. deskundigheidsbevordering en vroegsignalering. Multidisciplinaire beoordeling en vaststellen interventies, vast te leggen in een OPP/IOP. Consultatie en handelingsadvisering aan leerkrachten. Gecombineerde onderwijs- en zorgprogramma’s. Vaststellen van leemtes en belemmeringen in de zorg zoals geboden kan worden door de school en op basis hiervan waar nodig aanpassingen plegen in de zorgstructuur van de school. g. Wijkagent Een vertegenwoordiger van de politie neemt deel aan het ZAT in de persoon van de betrokken wijkagent. Aanleiding kan zowel vanuit de politie zelf zijn, als vanuit het ZAT c.q. de school.
Ad hoc deelnemers Naast vaste deelnemers kunnen ad hoc deelnemers participeren in een ZAT. Een ZAT kan zo uitgroeien tot een breed samengesteld lokaal netwerk. Ad hoc deelnemers onderschrijven de opzet en werkwijze zoals die in het basisprotocol is beschreven. Ad hoc deelnemers zijn instanties die: contact hebben met jongeren/gezinnen; een rol spelen in het hulpaanbod aan jongeren/ouders; tijdelijk gewenst zijn als deelnemer; een specifiek aanbod hebben dat ondersteunend kan zijn voor een ZAT. Mogelijke Ad hoc-deelnemers - Ouders/verzorgers - Centrum Jeugd en gezin -JPT -Jeugdteams -HALT -BPO-er (vanuit cluster 2, 3 en 4) Het begeleidingsteam Samen vormen bovenstaande personen het begeleidingsteam. Het begeleidingsteam komt elke 6 weken (in vaste samenstelling) bijeen om de behandelstrategie van leerlingen in problemen adviserend te bespreken. Indien mogelijk worden concrete werkafspraken gemaakt.
29
Deelnemerslijst Het goed functioneren van het ZAT is mede afhankelijk van een goede bereikbaarheid van de deelnemende partijen, bijvoorbeeld ten behoeve van crisisinterventie, zodat ook buiten de reguliere bijeenkomsten adequaat kan worden gereageerd. Het ZAT stelt daartoe een lijst op van vaste en ad hoc deelnemers met minimaal de vermelding van de instelling, vertegenwoordiger en telefoonnummer. Ondergetekenden nemen zich voor, ieder voor zich en gezamenlijk, al het mogelijke te doen om bij te dragen aan een goed functionerend 'Zorg Advies Team' (ZAT). Omdat zowel interne als externe partijen samenwerken in een zorgadviesteam is het van belang goede afspraken te maken waar men elkaar wederzijds aan kan houden. Vanuit het ZAT kan 1 van de deelnemende partijen als casemanager functioneren. Dit wordt per casus in het ZAT vastgesteld De genoemde instanties gaan een samenwerkingsovereenkomst aan waarin de navolgende verplichtingen en regelingen van de deelnemers bindend worden vastgelegd. De samenwerkingsovereenkomst wordt aangegaan door de deelnemende instanties met de scholen.
30
Stroomschema ZAT
• Zorgcoordinatoren • Mentoren • Ad-hoc deelnemers Leerling/groepsbesprekingen
OT
ZAT
Uitvoerder(s)
31
• • • • •
Zorgcoordinatoren BPO-er SMW GZ-psycholoog Ad-hoc deelnemers
• • • • • • • •
SMW Politie Directie LP GZ-psycholoog Zorgcoordinatoren GGD schoolarts Ad-hoc deelnemers
• • • • • • •
Leerlingzorg LP SMW Directie GZ-psycholoog Politie Externe instanties
6. Medicatie-protocol De Sprong werkt in de volgende situaties volgens het Protocol Medisch handelen en Medicijnverstrekking in het VO van het Steunpunt Passend Onderwijs en de VO raad (april 2014): - Een leerling wordt ziek op school - Het verstrekken van medicijnen op verzoek - Het verrichten van voorbehouden (medische) handelingen https://www.passendonderwijs.nl/brochures/handreiking-medisch-handelen/
32
Bijlagen
33
Bijlage 1.1: deelnemers ZAT de Sprong, schooljaar 2015-2016
School
Naam, functie
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
Handtekening
Tel/emailadres
Miranda Kok Zorgcoordinator onderbouw
06-24237238
[email protected]
Mark Noorland Zorgcoordinator bovenbouw
06-46353427
[email protected]
Joke Grootenboer Teamleider Zwijndrecht
06-22330842
[email protected]
Naam, functie
Handtekening
Tel/emailadres
Handtekening
Tel/emailadres
Leo Huizer School Maatschappelijk Werk
Naam, functie Dennis Sikking
Leerplicht gemeente
Naam, functie
06-46133757
[email protected] Handtekening
Tel/emailadres
Handtekening
Tel/emailadres
Danielle Wouters Leerplicht GZ-psycholoog
Naam, functie Erik Jenster GZ-psycholoog
06-43989947
[email protected]
Politie
Naam, functie
Handtekening
Tel/emailadres
BPO
Naam, functie
Handtekening
Tel/emailadres
Lisette Tippens, BPO cluster 4
34
06-49880613
[email protected]
Bijlage 1.2: deelnemers ZAT de Sprong, schooljaar 2015-2016 School
Naam, functie
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
Handtekening
Jacco Broekhuizen, coördinator bovenbouw
0184-430155 06-50656502
[email protected]
Diane van Tilburg, zorg bovenbouw
[email protected]
Naam, functie
Handtekening
Madeleine Huisman School Maatschappelijk Werk
Naam, functie
Naam, functie
Handtekening
Naam, functie
Handtekening
Naam, functie Klaas Blokland wijkagent
35
Tel/emailadres 06-10542207/078-7708090
[email protected]
Handtekening
Erik Jenster GZ-psycholoog Politie
Tel/emailadres 06-21568302
[email protected]
E.M. van Rooijen Leerplicht GZ-psycholoog
Tel/emailadres
[email protected]
Marion Streefkerk Leerplicht gemeente
Tel/emailadres
Tel/emailadres 06-43989947
[email protected]
Handtekening
Tel/emailadres 06-51889829
[email protected]
Bijlage 2: algemene afspraken Artikel I Coördinatie en verantwoordelijkheid a
De Zorgcoördinators zijn verantwoordelijk voor de coördinatie en voortgang van het ZAT.
Artikel II Doelstelling a
De doelstelling van het ZAT is het zo vroeg mogelijk signaleren en zo nodig interveniëren bij problemen van jongeren.
Artikel III Doelgroep a
Jongeren tussen 12 en 20 jaar.
Artikel IV Privacy a
Elke deelnemer aan het ZAT is gehouden aan een geheimhoudingsplicht voor alles wat tijdens een bijeenkomst aan de orde komt.
Artikel V Frequentie a b c d
Het ZAT komt eens per 6 weken bijeen op een vaste dag en tijdstip. Met vooraf bepaalde duur. Op basis van een vergaderschema. Een week voorafgaande aan het overleg zal de casuïstiek aan de betreffende deelnemers toegezonden worden
Artikel VI Ureninzet a b
36
Elke organisatie levert minimaal 1 vaste afgevaardigde. De deelnemende organisaties stellen een minimaal aantal uren (nog nader te bepalen) per bijeenkomst ter beschikking voor deelname aan het ZAT en de uitvoering van de hen toebedeelde taken.
Bijlage 2: Protocol privacy ZAT Bestemd voor het werkveld voortgezet onderwijs. Gebaseerd op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
1
Doelstellingen dossiervorming zorgleerlingen
Elke school kent een dossier zorgleerlingen. De doelstelling van het dossier is het vastleggen van psychologische, pedagogische en didactische informatie ten behoeve van diagnostiek, begeleiding en behandeling van de leerling.
Bij de zorg van leerlingen zijn ook betrokken de afdeling leerling-zaken van de gemeente, de jeugdartsen, schoolgericht maatschappelijk werkers en medewerkers van Bureau Jeugdzorg. Zij hebben hun eigen dossier van de leerling met wie zij bemoeienis hebben.
2
Regels rond het zorgoverleg
2.1 Voorafgaand aan het overleg De school deelt ouders en de leerling mee dat ze een leerling wil bespreken in het Zorgteam.
De mentor of zorgcoördinator voert het overleg met de ouders en de leerling.
De school vraagt toestemming voor de bespreking en deelt een folder uit over het Zorgteam.
Bij leerlingen onder de 16 jaar geven de ouders toestemming voor bespreking.
Bij leerlingen van 16 jaar en ouder geldt dat bespreking niet doorgaat als zowel de ouders als de leerling toestemming weigeren; als de ouders of de leerling toestemming weigeren, gaat de bespreking wel door, maar wordt de inbreng van gegevens door de externe partners beperkt
De voorzitter/coördinator van het Zorgteam verstuurt of geeft voor elke leerling die besproken wordt een folder aan de ouders en de leerling; in een bijgaande brief wordt verwezen naar de in het overleg met de mentor of zorgcoördinator gegeven toestemming.
2.2 Tijdens het overleg
De deelnemers aan het overleg brengen alleen gegevens over de leerling in voor zover die relevant zijn voor de vraagstelling die ingebracht is.
Als óf de ouders óf de leerling van 16 jaar en ouder, toestemming voor bespreking hebben geweigerd, kunnen de deelnemers aan het overleg alleen gegevens inbrengen die afkomstig zijn van een partij die toestemming heeft gegeven voor de bespreking.
2.3 Na afloop van het overleg
De school maakt een verslag van de bespreking en stelt de ouders en de leerling op de hoogte van het besprokene.
De mentor/ zorgcoördinator krijgt van de voorzitter van het Zorgteam een schriftelijk verslag van het Zorgteam en overlegt met de ouders en de leerling.
De voorzitter zorgt ervoor dat het verslag van de bespreking verspreid wordt onder de deelnemers van het overleg en bergt het verslag op.
3
Recht op inzage van het verslag en regels ten aanzien van het bewaren van het verslag
De school heeft regels over het bewaren en inzien van het verslag van de bespreking van een leerling in het Zorgteam.
De school heeft een apart dossier voor de verslagen van de in het Zorgteam besproken leerlingen (zorgdossier).
Dat dossier wordt bewaard op een afgesloten plaats.
Het zorgdossier van een leerling wordt bewaard tot twee jaar nadat de leerling de school heeft verlaten.
De schoolleiding vernietigt het zorgdossier na afloop van de bewaartermijn.
Het verslag van een leerling mag alleen worden ingezien door de schoolleiding.
Onder schoolleiding wordt verstaan: de directie en de coördinator die verantwoordelijk is voor de afdeling waar de leerling onderwijs volgt.
37
In de algemene leerling-administratie wordt aangetekend dat de leerling besproken is in het Zorgteam; de toegankelijkheid van de algemene leerling-administratie is elders geregeld.
De ouders en de leerlingen hebben recht op inzage van het verslag.
De ouders van leerlingen onder de 16 jaar kunnen inzagerecht van hun kind beperken.
Leerlingen van 16 jaar en ouder kunnen het inzagerecht van hun ouders beperken.
De ouders en de leerling kunnen in het verslag hun commentaar laten opnemen op het weergegevene.
De jeugdarts, de consulent leerlingzaken, de hulpverleners en andere Zorgteam- deelnemers kunnen het verslag opnemen in hun dossier als dat voor de uitoefening van hun functie van belang is.
4
Nadere toelichting
4.1 Anoniem bespreken Het is altijd mogelijk een leerling anoniem te bespreken in het Zorgteam.
4.2 Uitzondering Er kunnen zeer zwaarwegende redenen zijn om ouders en/of leerlingen niet in te lichten over een bespreking in het Zorgteam. In dat geval neemt de directeur van de school de beslissing af te wijken van de regels van het protocol. Die handelwijze moet worden gedocumenteerd om aan betrokkenen en derden op enig moment te kunnen duidelijk maken waarom gekozen is voor bespreking zonder toestemming en wat er besproken is.
4.3 Toelichting 4.3.1 Voorafgaand aan het overleg De ouders en de leerling worden door de mentor of zorgcoördinator gevraagd of ze toestemming geven voor bespreking in het Zorgteam. Als ze toestemming geven krijgen ze een folder toegestuurd met de doelstelling en spelregels van het overleg.
38
4.3.2 Tijdens het overleg De voorzitter van het Zorgteam bewaakt de kwaliteit van het overleg. Dit betekent onder meer dat hij/zij de gesprekspartners aanspreekt als hun inbreng niet relevant is. Dit kan plaatsvinden als ze bijvoorbeeld gegevens over leerlingen inbrengen die niet van belang zijn voor de vraagstelling van de bespreking. Als óf de ouders óf de leerling van 16 jaar en ouder de bespreking weigeren, is het mogelijk de bespreking te laten doorgaan. In dat geval moeten de deelnemers aan het overleg bij het inbrengen van gegevens voortdurend nagaan van wie de gegevens afkomstig zijn om ervoor te zorgen dat niet gegevens worden ingebracht van een partij die toestemming voor het gesprek heeft onthouden.
4.3.3 Na afloop van het overleg De voorzitter of zorgcoördinator overlegt met de mentor en stelt hem/haar mondeling op de hoogte van het besprokene. De mentor heeft geen inzagerecht, omdat het voor de uitoefening van zijn/haar functie niet noodzakelijk is dat hij/zij beschikt over alle informatie van een leerling aanwezig in het zorgdossier. De voorzitter van het zorgoverleg c.q. de zorgcoördinator kan de mentor wel informeren aan de hand van het zorgdossier en de mentor kan naar aanleiding daarvan wel werkaantekeningen maken over de leerling.
4.3.4 Recht op inzage De mentor van een leerling heeft geen recht op inzage (zie boven).
4.3.5 Bewaren van gegevens De bewaartermijn is vastgesteld op twee jaar na het verlaten van de school. Het bewaren van gegevens tijdens de schoolloopbaan is nodig om voor de diagnostiek en behandeling te kunnen beschikken over gegevens uit vorige schooljaren. Het bewaren van de gegevens gedurende twee jaar na vertrek is ingevoerd om overdracht van ervaringen naar andere scholen mogelijk te maken. Het is niet de bedoeling het totale zorgdossier van een leerling over te dragen aan een andere school.
39