24 augustus 1914 : Vliegende Maandag in Erpe-Mere Paniek en massale vlucht Wie onderzoek doet naar de Eerste Wereldoorlog ondervindt vlug dat er over deze periode al bij al niet zoveel in het collectieve geheugen is blijven hangen; het is immers allemaal honderd jaar geleden. Een van de gebeurtenissen die echter wel van generatie op generatie wordt doorverteld is wat er op maandag 24 augustus 1914 in een ruim gebied rond Aalst gebeurt. Er ontstaat een ongelofelijke paniek met massale vlucht van de mannelijke bevolking als gevolg. Dit is bekend gebleven onder benamingen als “Vluchtermaandag”, “Lopende maandag”, “Loperkesmaandag” maar meestal wordt het benoemd als “Vliegende Maandag”. Bij het overleveren van wat toen gebeurd is, liet men de fantasie haar gang gaan zodat het vandaag, op basis van de overgeleverde verhalen, moeilijk zoniet onmogelijk is oorzaak en verloop objectief te beschrijven. We doen toch een poging de gegevens die ons bekend zijn voor Erpe-Mere, op een rijtje te zetten. Zoals we hierboven vermeldden, doorkruisen vanaf 21 augustus 1914 meestal kleine Duitse verkenningseenheden onze streek Soms gaat het over de gevreesde Ulanen, in andere gevallen zijn het eenheden van het IXde Duitse Reservekorps. Door wat er in de pers verschijnt en wat er verteld wordt over Duitse wandaden in Visé, Aarschot en Leuven, zit de schrik er bij de lokale bevolking goed in. Het hoeft dus niet te verbazen dat de mensen in Vlekkem “hunne vensters en deuren sluiten” zoals Aline Van Den Eeckhout schrijft over 21 augustus. Het is immers zo dat wanneer zo’n patrouille een dorp binnenkomt, zij dikwijls drank en voedsel opeisen voor soldaten en paarden. Wanneer ze ter plaatse moeten bivakkeren en overnachten, nemen ze soms gijzelaars om hun veiligheid te garanderen. We weten nu ook dat die Duitse soldaten zelf enorme schrik hadden, op hun hoede waren en overal tegenstand verwachtten, niet alleen van Belgische soldaten maar ook van burgers, de zogenaamde francs-tireurs of vrijschutters zoals zij ze noemden. Bij het minste vermoeden dat burgers op hen geschoten hebben, reageren zij furieus wat bv. in Aarschot tot een waar bloedbad onder de burgerbevolking leidt. Verhalen van vluchtelingen uit die streek worden al vlug ook hier rondverteld. 1 Laten we beginnen met wat Aline Van Den Eeckhout in haar dagboek voor die dag schrijft over de oorzaak van de paniek en de vlucht: “ 24 Aug. : Het manschsvolk vlucht. Het gerucht verspreidt zich dat ze voorop gedreven werden naar den slag.” 2 Zoals meestal is Aline zeer bondig maar correct in haar waarnemingen. Het zijn vooral mannen die vluchten op basis van het gerucht dat Duitse soldaten alle mannen voor het Duitse leger uit opdrijven als levend schild tegen mogelijke Belgische of andere troepen. Ook de pastoor van Aaigem schrijft over 24 augustus: “Op ’t valsch geroep dat alle mannen door de Duitschers meegenomen werden, zijn hier…in gansch de streek alle mannen tot 50 jaar gaan vluchten”. 3 1
VAN NUFFEL, 1976, p.14. Dagboek Aline Van Den Eeckhout, 1914. 3 Klad van brief van pastoor aan F. Claeys Bouuaert 1919. Kopie HDAD Mere map WOI. 2
Uit Aaigem zelf gingen blijkbaar ook nogal wat inwoners op de vlucht via Sint-LievensHoutem en Merelbeke naar Gent. 4 Waarschijnlijk is de aanleiding een incident tussen dronken arbeiders en Ulanen in Pamel, Liedekerke of Denderleeuw. 5 Mensen die daar van op afstand getuige van zijn, interpreteren dat alsof die mannen voor de Duitse troepen uit worden voortgedreven. Men gaat op de vlucht en het verhaal wordt veralgemeend en aangedikt. Nog voor men één Duitser ziet of wat dan ook ondervindt, gelooft men dit gerucht, laat alles in steek en vlucht hals over kop zover mogelijk weg. Men loopt van dorp tot dorp en overal worden de mensen opgejaagd met uitspraken over de Duitsers die oprukken en onnoemelijke misdaden begaan; hoe verder men vlucht, hoe erger de verhalen worden. Als de vluchtelingencolonne rond half twee ’s namiddags Wetteren bereikt, roept men zelfs dat Erpe, Smetlede, Liedekerke, Wanzele en Oordegem in brand staan : “ Erpe… en feu“schrijft Wetteraar Arnold De Coninck in zijn dagboek. 6 Vlekkem Aline Van Den Eeckhout in Vlekkem: “Alhier zijn menschen gepasseerd van Liedekerke, Haeltert, Welle enz.; bezweet en vermoeid dat zij nauwelijks voort kosten. Mannen met deeg aan hunne handen, die den bak in brand lieten; mannen die in den beerput stonden; en allen, allen op de vlucht direct naar Gent. Eenige tijd nadien meldde men dat alles valsch was”.7 Over Vlekkem zijn we ook nog via een andere bron ingelicht over de paniek en het vluchten in die periode. Sinds 1908 was men bezig met de aanleg van de grote spoorlijn Oostende – Brussel; in 1914 is de bedding al klaar maar de sporen zelf zijn nog niet aangelegd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zullen deze werken stil liggen. Deze “mal” wordt trouwens in die periode door sommige inwoners van onze streek gebruikt als vlugste weg richting Aalst en Gent. 8 Bij deze werken zijn blijkbaar ook Nederlandse ingenieurs en technici betrokken. Zij wonen tijdelijk met hun gezin ter plaatse o.a. in Vlekkem. Bij het begin van de oorlog vluchten zij terug naar huis. In een Nederlandse krant van 29 augustus 1914 vinden we de getuigenis van een man en een vrouw over de gebeurtenissen in Vlekkem op die merkwaardige 24ste augustus. 9 “Een bewoonster van Vleckem, een dorpje bij Aalst, kwam vanavond via Antwerpen te Roozendaal aan. Zij vertelde ons eenige staaltjes van den schrik, welke thans op het Belgische land heerst voor de ulanen. Het geroep: “daar komen de Ulanen !” is reeds voldoende om een paniek onder de bevolking der dorpen en gehuchten te veroorzaken en dan vlucht ieder. Mannen die met blote voeten op het land werken, laten alles achter en vluchten. Sommigen lieten zelfs hunne vrouwen in den steek. Op een boerderij waar zes mannen werkten, vluchtten ook allen hals over kop, zonder zich om vrouw en kind te bekommeren. 4
EVARIST DE MEERLEER, Historische beschrijving van Borsbeke, Borsbeke 1930, p. 67 e.v. GOOSSENS, 2009, p.94 e.v. ; VAN NUFFEL, 1976, p.16. 6 ARNOLD DE CONINCK, Oorlogsdagboek 1914-1918, Wetteren 2010, p.13. 7 Dagboek Aline Van Den Eeckhout, 1914. 8 Mondelinge mededeling wijlen Frans Schockaert, Erondegem 2012. 9 « Sodatencourant » zaterdag 29/08/1914, p.2. Vermoedelijk worden hier de gebeurtenissen van 21 en 24 augustus vermengd. 5
Een burgemeester die een auto had, gaf het voorbeeld en rende zijn dorpelingen vooruit den weg naar Gent op. Onder de vluchtelingen was een jongen die slechts een zwembroekje droeg. Later bleek dat er geen Ulanen in aantocht waren en dat honderden vluchtelingen voor niets uren hadden geloopen…. De heer Henri Jansen uit Grave, uitvoerder van een gedeelte der werken van den spoorweg Gent-Brussel, die met zijn vrouw en vijf kinderen van zijn tegenwoordige woonplaats, het dorpje Vleckem, naar hier was gekomen, deed een soortgelijk verhaal. “Meer nog dan het verblijf der Duitschers” aldus de heer Jansen, “veroorzaakte de aankondiging van hun komst, in verschillende plaatsen een groote paniek. In Vleckem werd juist een kerkdienst gehouden, toen iemand met het angstaanjagende bericht binnenstormde, dat de ulanen in aantocht waren. Allen, mannen, vrouwen en kinderen, vluchtten naar buiten en zochten hun heil in de vlucht. Bijna niemand bleef achter. Steeds maar voort holden de menschen naar Aalst, naar Gent, in ieder dorpje opgewondenheid veroorzakend. Het bleek een halve dag later, dat het slechts een kleine patrouille Duitschers was, wier aankomst zooveel schrik had veroorzaakt. Ze deden tenminste in Vleckem geen kwaad en vertrokken ook weer spoedig.” Mere Ook Marguerite Raes uit Oostdorp in Mere beleeft die dag intens en weet er meer dan 60 jaar later met veel sappige details over te vertellen; we citeren haar integraal: 10 “De 24 aug 1914 stond heel de streek in rep en roer ; het ging van mond tot mond : de Duitsers waren in aantocht en ze namen al de weerbare mannen om voor hun leger te marcheren. Een panische schrik joeg de mannen op het lijf en de meesten vluchtten. De vrouwen konden in hun huis niet blijven en lamenteerden in groepjes op straat. Buren kwamen bij ons in en uit: “Wat gaat Victor 11 doen ? en uwe Philemon 12 ? Vader antwoordde zelf : dat ik uit mijn huis niet ga en trok krachtig naar zijn bakkerij. Maar de kleinen ? (ca 16 jaar); hij kan toch alleen de straat niet op! – Wij zullen hem wegsteken! In de woonkamer was er neven de ingangsdeur een smal ingemaakt kastje; de planken er uit, een kapstok op het deurken en …ni vu, ni connu! De mannen vluchtten; nonkel Miel 13, de schoonbroer van vader, liep met zijn buren tot Steenbergen en ze verstopten zich in een graanveld; af en toe stak er een zijn bang hoofd boven de aren of er nergens onraad te bespeuren was. Sooiken, zonder zijn vrouw te verwittigen, in een versleten broek en sjofel hemd, nam zijn blokken in de ene en zijn spade in de andere hand, en vloog in één adem tot Herzele.
10
MARGUERITE RAES, Herinneringen, 1975, p.60 e.v. Victor Raes ° Mere 03/08/1857 - † Mere 18/09/1927. Vader van Marguerite; man van Jeannette Maesschalck ° Mere 28/11/1859 - † Mere 19/02/1935 Hij was bakker op Oostdorp / Mere. 12 Philemon Raes, zoon van Victor en van Jeannette Maesschalck ° 1898. 13 Camiel De Coninck ° Bambrugge 20/07/1857 11
Dikke Jef, niettegenstaande al zijn vet, kroop, met behulp van een ladder die zijn vrouw moest wegnemen, tot boven in een kerselaar telkens angstig vragend: ziede mij nog ? Liskens Emelie 14, kort en dik, rood van opwinding kwam kweddelend bij ons : “Jezus, Maria en Jozef Jeanette ! Wat beleven we toch ! Gaat uwe Victor ook weg ?” “Hij wil niet; en uwe Staaf ?” “ Och here, och arme, waar zou de sukkelaar lopen ? Hij is er ziek van!”. En weg was Emelie om thuis haar nu in heel het dorp beroemde toneel te ensceneren. Staaf – hij had niet veel bijwerking nodig om er half dood uit te zien- werd nog witter gemaakt met wat meel en moest op zijn bed gaan liggen in de houding van een gestorvene. Handen gevouwen met Paternoster, brandende kaarsen in donker gemaakte kamer: “Zo moet gij liggen “ zei Emilie “en wij zullen rond uw bed staan bidden en wenen moesten er Duitsers komen.” Van die voorstelling repte de familie niet maar Jef Spoel, die alles weet en veel fantasie bezit, vertelde het monkelend en Staaf kreeg voor zijn verdere leven de naam van “den dooien”. Wat had de aanleiding gegeven tot dit massale hazenpad nemen ? Daar vroegen ze niet naar, maar ze liepen en brachten verdere dorpen op de loop. In de namiddag werden de gemoederen gerust gesteld; ’t was loos alarm: zatlappen uit Pamel hadden de mensen de schrik op het lijf gejaagd voor niemendal. De vrouwen zochten hun wederhelften of riepen ze uit hun schuilplaats. Trip trap kwamen de mannen terug en voelden zich belachelijk. De “Vliegende Maandag” bleef in ieders geheugen; anekdoten en overdrijvingen, bijvoegsels en leugens deden de ronde. Maar de mannelijke heldhaftigheid kreeg een lelijke deuk bij ’t vrouwvolk.” Walter De Swaef Bron: Mededelingen van de Heemkundige Kring van Erpe-Mere 2014 nr1
14
Liskes Emelie = Amelia Van Laethem, ° Mere 21/04/1872 - † Mere 10/02/1948 X Gustaaf Neckebroeck ° Aaigem 03/12/1866 - † Mere 18/11/1953
��������������������������������������������������������������������������� ��������������������������������������������������������������������������������� �����������������������������������������������������