!
"
&
%
'
( )* )
#$
+ +
,
-).
/
,
0).
/
1)2
,
,
3)4 )5 ) ,
+ +
bachelor-OER Kunsten, Cultuur en Media, pagina 1
Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Kunsten, Cultuur en Media, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet (WHW 2002); d. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; e. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet; f. tentamen: formele afsluiting van een onderdeel; g. deeltentamen: indien het tentamen van een onderdeel bestaat uit verschillende delen wordt gesproken van deeltentamens. h. minor: een voorgeschreven combinatie van onderdelen met een totale omvang van 20 EC. De minor maakt deel uit van de bachelorfase. i. practicum: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proefontwerp; - het uitvoeren van een onderzoekopdracht; - het actief deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het actief deelnemen aan een werkcollege of computerpracticum; - of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; j. examen: het propedeutisch of het bachelorexamen van de opleiding; k. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de student een zodanige academische vorming verwerft in termen van kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van het functioneren van kunst en
bachelor-OER Kunsten, Cultuur en Media, pagina 2
cultuur in het algemeen en van één of meer van de afzonderlijke kunsten literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst in het bijzonder, dat: - voldaan wordt aan de ingangseisen voor toelating tot aansluitende Master-opleidingen, met het recht op toegang tot in ieder geval de maatschappelijk georiënteerde Masteropleiding Kunsten, Cultuur en Media van de Rijksuniversiteit Groningen; - de student in staat is tot het met succes uitoefenen van functies waarvoor academische kennis en vaardigheden op bachelorsniveau op bovengenoemd gebied vereist dan wel wenselijk zijn. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd.
Paragraaf 2 Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 Indeling en examens van de opleiding 1. In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het afsluitend of bachelorexamen. 2. De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase. Artikel 2.2 Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 180 EC studiepunten, waarbij één EC studiepunt gelijk staat aan 28 uren studie. 2. De propedeutische fase heeft een studielast van 60 EC studiepunten. 3. De studielast wordt uitgedrukt in hele EC studiepunten. Artikel 2.3 Academische vorming De opleiding van de student dient naar het oordeel van de examencommissie voldoende elementen te bevatten ten dienste van de academische vorming van de student. Hier volgt een overzicht van de eindtermen van de opleiding. Studenten die de Propedeuse Kunsten, Cultuur en Media voltooid hebben zijn in staat algemene academische vaardigheden op basisniveau toe te passen. Onder academische en algemene vaardigheden wordt in dit verband verstaan: Algemene academische vaardigheden (en attitudes) De bezitter van het propedeutisch examen Kunsten, Cultuur en Media bachelor-OER Kunsten, Cultuur en Media, pagina 3
A. is in staat algemene academische vaardigheden met succes toe te passen. Hieronder wordt verstaan: • het kunnen maken van in correct Nederlands gestelde verslagen en samenvattingen; • het vermogen presentaties te geven over een aan het wetenschapsgebied gerelateerd onderwerp voor een geïnteresseerde publieksgroep; • het vermogen op effectieve wijze te leren en de beschikbare tijd in te delen; • het kunnen omgaan met deadlines; • het efficiënt gebruik kunnen maken van bibliotheken en bibliografische materiaal; • het beschikken over basisvaardigheden aangaande ICT-gebruik (tekstverwerking, presentatie, internet en e-mail) als studiemiddel en als middel voor communicatie; B. is in staat zelfstandig of in groepsverband kleine opdrachten uit te voeren en daarover mondeling en schriftelijk te rapporteren. Vakgerelateerde vaardigheden (en attitudes) De bezitter van het propedeutisch examen Kunsten, Cultuur en Media A. is in staat primaire en secundaire bronnen op het vakgebied te vinden; B. is in staat inleidende wetenschappelijke bronnen op het vakgebied te bestuderen, samen te vatten en hierover mondeling en schriftelijk relevante vragen te formuleren. Vakgerelateerde theoretische en inhoudelijke kennis De bezitter van het propedeutisch examen Kunsten, Cultuur en Media A. beschikt over inzicht in de inhoud en samenhang van de opleiding Kunsten, Cultuur en Media; B. heeft een globaal inzicht in de inhoud en indeling van het wetenschapsgebied dat de opleiding bestrijkt; C. heeft enig inzicht in de belangrijkste actuele visies op het functioneren van de kunsten in de samenleving; D. beschikt over een beeld van de belangrijkste vraagstukken (‘kwesties’) waar het onderzoek binnen het wetenschapsgebied dat de opleiding Kunsten, Cultuur en Media bestrijkt, betrekking op heeft; E. beschikt over globale kennis met betrekking tot de wijze waarop het functioneren van de kunsten in de samenleving is georganiseerd; F. beschikt over globale kennis van de historische ontwikkeling van de kunsten, met name in relatie tot de ontwikkelingen van de media en de westerse cultuurgeschiedenis, waarbij is inbegrepen: de wederzijdse beïnvloeding van westerse en niet-westerse culturen; G. beschikt over basiskennis met betrekking tot de geschiedenis van het denken over de kunst(en), met name het denken over de functie(s) van de kunst(en) in de samenleving; H. beschikt over inleidende kennis en vaardigheden (analyse en interpretatie) met betrekking tot één kunstvorm en de vergelijking van verschillende kunstvormen (literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst); I. heeft inzicht in de beroepsvelden die in het verlengde van de opleiding Kunsten, Cultuur en Media liggen. De student dient t.b.v. het bachelordiploma in staat te zijn: Algemene academische vaardigheden De bachelor Kunsten, Cultuur en Media A. is in staat zelfstandig relevante vraagstellingen te formuleren en een eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren; bachelor-OER Kunsten, Cultuur en Media, pagina 4
B. is in staat gevonden resultaten mondeling, schriftelijk en audiovisueel in correct Nederlands helder, duidelijk en beargumenteerd te presenteren; C. is in staat vaardigheden toe te passen die verband houden met het vakgebied in situaties waarbij het een vereiste is dat • verantwoordelijkheid, zelfdiscipline en initiatief aan de dag worden gelegd; • gedacht en geschreven wordt onder tijdsdruk en omgegaan wordt met deadlines; • effectief gebruik gemaakt wordt van ICT-toepassingen. Vakgerelateerde academische vaardigheden De bachelor Kunsten, Cultuur en Media A. beschikt over een zodanig overzicht van, en inzicht in de resultaten, de begrippen en de methoden van het wetenschapsgebied, dat zij / hij in staat is wetenschappelijke problemen te onderkennen, en zich aan de hand van de bronnen een oordeel te vormen over mogelijke oplossingen; B. is in staat literatuur- en bronnenonderzoek op het gebied van de geschiedenis en theorie van de kunsten te doen, waarbij het verzamelen, verwerken en analyseren van informatie tot beantwoording van gestelde vragen leidt; C. heeft kennis van de belangrijkste methoden van wetenschappelijk onderzoek binnen het wetenschapsgebied dat de opleiding bestrijkt. Vakgerelateerde theoretische en inhoudelijke kennis De bachelor Kunsten, Cultuur en Media A. heeft inzicht in de aard en functies van wetenschapsbeoefening en in de filosofie van de geesteswetenschappen; B. is in staat zelfstandig een standpunt te ontwikkelen, te formuleren en te verdedigen ten opzichte van filosofische (ethische en ideologische) vraagstukken die het wetenschapsgebied en de aan dit wetenschapsgebied gerelateerde maatschappelijke werkelijkheid betreffen; C. heeft inzicht in de inhoud en indeling van het wetenschapsgebied dat de opleiding bestrijkt; D. beschikt over brede kennis van, en inzicht in de belangrijkste theoretische en methodologische benaderingen van kunsten en kunstwereld, en over het vermogen hier kritisch op te reflecteren; E. beschikt over kennis van de historische ontwikkeling van de kunsten en hun receptie tot 1900, en een meer gedetailleerde kennis van deze ontwikkelingen na 1900 - met name in relatie tot de ontwikkelingen van de media en de westerse economisch-politieke en sociaalculturele geschiedenis voorzover deze de ontwikkeling van de kunsten heeft beïnvloed (waarbij is inbegrepen: de wederzijdse beïnvloeding van westerse en niet-westerse culturen); F. beschikt over gedegen kennis met betrekking tot de geschiedenis van het denken over de kunst(en), met name het denken over de functie(s) van de kunst(en) in de samenleving; G. beschikt over inzicht in de ontwikkeling van de mediatechnologie en in de wijze waarop de media en hun technologie het functioneren van kunst en kunstvormen hebben beïnvloed; H. beschikt over kennis en inzicht met betrekking tot de organisatie en het management van de kunstwereld, zowel intern als ten opzichte van andere maatschappelijke domeinen (zoals bijv. politiek, economie en onderwijs);
bachelor-OER Kunsten, Cultuur en Media, pagina 5
I. heeft kennis van, en inzicht in het functioneren van de kunsten in de hedendaagse westerse - multiculturele - samenleving; J. heeft gedegen kennis van en inzicht in de aard en het functioneren van minstens één van de volgende kunsten: literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst. Hiertoe hoort: - kennis van de theorievorming met betrekking tot de kunstvorm; - kennis van de specifieke eigenschappen van de kunstvorm en de invloed daarvan op productie, distributie en receptie; - kennis van de geschiedenis van de kunstvorm met inbegrip van stromingen en genres; - kennis van de hedendaagse maatschappelijke organisatie van de kunstvorm en - enige kennis van de historische ontwikkeling daarvan; - kennis van en vaardigheden in de (vergelijkende) analyse en interpretatie van kunstwerken, dit op basis van voldoende kennis van concrete uitingen van de kunstvorm; - grondige kennis van minstens één stroming, genre of oeuvre; - kennis van de meest recente ontwikkelingen in de kunstvorm, en het vermogen hierop kritisch te reflecteren K. heeft inzicht in actuele ontwikkelingen in de wereld van kunsten en hun dragers (media), met name daar waar de grenzen tussen de kunstvormen overschreden worden en waar de kunsten onder invloed van de digitalisering van de media van karakter veranderen; L. heeft inzicht in de manier waarop kunstvormen elkaar wederzijds kunnen beïnvloeden en heeft inzicht in de belangrijkste theoretische ontwikkelingen op het terrein van de vergelijkende kunstwetenschap. Omwille van het bereiken van een adequate academische vorming in de breedte beschikt de student, naast bovenbedoelde kennis en vaardigheden, over elementair inzicht in en overzicht van (een) ander(e) disciplinegebied(en) dan de gekozen major.
Paragraaf 3 De propedeutische fase van de opleiding Artikel 3.1 Samenstelling propedeutische fase De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: nr. 1 2 3
Onderdeel Kunsten, Cultuur en Media: Inleiding Geschiedenis en Theorie van Kunsten en Media Kunstsociologie I
omvang 10 EC 10 EC 10 EC
4 5 6 7 8 9 10
Denken over Kunst I Denken over Kunst II Literatuur I1 Film I1 Theater I1 Muziek I1 Beeldende kunst I1
5 EC 5 EC 10 EC 10 EC 10 EC 10 EC 10 EC
1
De student kiest twee van deze vijf onderdelen.
bachelor-OER Kunsten, Cultuur en Media, pagina 6
Artikel 3.2 Praktische oefeningen in de propedeutische fase 1. De volgende onderdelen van de propedeuse omvatten (een) praktische oefening(en) in de daarbij aangegeven vorm: nr.
onderdeel
vorm praktische oefening presentatie, verslag, werkstuk
type college
1
Kunsten, Cultuur en Media: Inleiding
2
Geschiedenis en Theorie van Kunsten praktische oefening en Media
3
Kunstsociologie I
schriftelijke opdracht(en)
4
Denken over Kunst I
schriftelijke opdracht(en)
5
Denken over Kunst II
schriftelijke opdracht(en)
6
Literatuur I
schriftelijke en mondelinge opdrachten
hoorcollege, werkcollege, zelfstudie (begeleid) hoorcollege, responsiecolle ge hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege
7
Film I
8
Theater I
presentatie, schriftelijke opdrachten presentatie, schriftelijke opdracht(en)
hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege
9
Muziek I
schriftelijke opdracht(en)
10
Beeldende kunst I
schriftelijke of digitale opdracht(en)
hoorcollege, werkcollege hoorcollege, digitaal werkcollege
2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in het eerste lid van dit artikel kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefening(en) met voldoende resultaat is/zijn gevolgd. Hieronder wordt tenminste verstaan het actief deelnemen aan minimaal 80% van de werkcolleges. 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening(en) als het behalen van het desbetreffende tentamen: nr. 1
Onderdeel Kunsten, Cultuur en Media: Inleiding
bachelor-OER Kunsten, Cultuur en Media, pagina 7
Paragraaf 4 De postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 4.1 Samenstelling postpropedeutische fase 1. De postpropedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: nr. 11 12
omvang 5 EC 5 EC
13 14 15 16 17 18 19 19a
Onderdeel Kunstsociologie II A Kunstsociologie II B (literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst) 1 Literatuur II 1 Film II 1 Theater II 1 Muziek II 1 Beeldende kunst II 1 Vergelijkende Kunstwetenschap I 2 Management van kunstorganisaties 2 Kunsteducatie I 2
20 21 22 23 24 25
Literatuur III 1 Film III 1 Theater III 1 Muziek III 1 Beeldende kunst III 1 Vrije ruimte (evt. Minor)
10 EC 10 EC 10 EC 10 EC 10 EC 20 EC
26 27
5 EC 5 EC
28 29 30
Kunsten en Nieuwe Media A Kunsten en Nieuwe Media B (literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst)1 Vergelijkende Kunstwetenschap II 2 Kunstmarketing I 2 Minor (evt. Vrije ruimte)
10 EC 10 EC 10 EC
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
Muziek IVa: Klassieke muziek I 4 Muziek IVb: Popmuziek Literatuur IV Theater IV Beeldende kunst IV Film IVa: Film en context 1 3 Film IVb: Film en context 2 3 Film IVc: Filmproject3 Muziek IVa: Klassieke muziek II4 Minor (evt. Vrije ruimte) Ba-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
5 EC 10 EC 10 EC 10 EC 10 EC 5 EC 5 EC 5 EC 5EC 10 EC 10 EC
1
10 EC 10 EC 10 EC 10 EC 10 EC 10 EC 10 EC 10 EC
De student kiest telkens één van de vijf kunstvakken (literatuur, film, theater, muziek, beeldende kunst). De student kiest één van de volgende specialisaties: Vergelijkende Kunstwetenschap I en II, óf Management van kunstorganisaties en Kunstmarketing I, óf Kunsteducatie I, in combinatie met Kunstmarketing I of Vergelijkende Kunstwetenschap I. 3 Een student die als kunstvak Film heeft gekozen volgt de onderdelen Film IVa én b of c. 2
bachelor-OER Kunsten, Cultuur en Media, pagina 8
4
Een student die als kunstvak Muziek heeft gekozen kiest Muziek IVa (I+II) of Muziek IVb.
2. a. De postpropedeutische fase omvat een, onder de goedkeuring van de examencommissie door de examinandus te kiezen, minor van 20 EC studiepunten. Uit de volgende lijst dient de student één minor te kiezen: nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Minor Antieke Cultuur Beeld en betekenis Canadese Studies Cultureel Erfgoed Cultuurwetenschap Duitslandstudies Europa: Idee en Constructie Film en TV Genderstudies Journalistiek Literatuurwetenschap Mexico Studies Middeleeuwen en Renaissance Studies Taal en Maatschappij Theater Vertaalwetenschap b. Voor een uitgebreide omschrijving van de minoren: zie de bijlage bij deze OER
3. De postpropedeutische fase omvat een vrije-keuzeruimte van 20 EC studiepunten. Dit zijn door de examinandus te kiezen vrije onderdelen, die betrekking hebben op vakken die aan een universiteit of een instelling voor hoger beroepsonderwijs worden onderwezen. Om een brede academische vorming te garanderen dient de examinandus in aanraking te komen met twee theoretisch en methodologisch fundamenteel van elkaar te onderscheiden wetenschapsgebieden. In het tweede wetenschapsgebied dient ten minste een tentamen te worden afgelegd in een studieonderdeel met een minimale omvang van 5 EC studiepunten. De examinandus wordt vrijgesteld van deze regel indien de opleiding op andere wijze voldoet aan deze eis. 4. De student wordt in staat gesteld in de postpropedeutische fase onderdelen met een totaal volume van tenminste 30 EC studiepunten te volgen aan een buitenlandse (partner-) universiteit. Deze onderdelen behoeven vooraf goedkeuring van de examencommissie.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 9
Artikel 4.2 Praktische oefeningen in de postpropedeutische fase 1. De volgende postpropedeutische onderdelen, als genoemd in art. 4.1, omvatten (een) praktische oefening(en) in de daarbij aangegeven vorm: nr.
Onderdeel
vorm praktische oefening presentatie, schriftelijke opdrachten presentatie, schriftelijke opdracht(en) presentatie, schriftelijke opdracht(en) presentatie, werkstuk presentatie
12 13
Kunstsociologie II B (literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst) Literatuur II
14
Film II
15
Theater II
16
Muziek II
17
Beeldende kunst II
18
Vergelijkende kunstwetenschap I
19
Management van kunstorganisaties
19a
Kunsteducatie I
20
Literatuur III
21
Film III
22
Theater III
23
Muziek III
24
Beeldende kunst III
26
Kunsten en Nieuwe Media A
27 28
Kunsten en Nieuwe Media B (literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst) Vergelijkende Kunstwetenschap II
29
Kunstmarketing I
31 32
Muziek IVa: Klassieke muziek I Muziek IVb: Popmuziek
presentatie, schriftelijke opdracht(en), werkstuk presentatie, schriftelijke opdracht(en) presentatie, schriftelijke opdracht(en) referaat werkstuk, referaat
33
Literatuur IV
werkstuk
dossier, presentatie presentatie, schriftelijke opdracht(en) schriftelijke opdracht(en) presentatie, schriftelijke opdrachten presentatie, schriftelijke opdracht(en) presentatie, schriftelijke opdracht(en) presentatie, werkstuk presentatie, schriftelijke opdracht(en) presentatie, schriftelijke opdracht(en) schriftelijke opdracht(en)
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 10
type college hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege practicum hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege hoorcollege, werkcollege werkcollege hoorcollege, werkcollege, zelfstudie werkcollege
34
Theater IV
organisatie theaterproductie, wekelijkse opdrachten
35
Beeldende kunst IV
organisatie tentoonstelling, presentatie, verslag
36
Film IVa: Film en context 1
37
Film IVb: Film en context 2
38 39 41
Film IVc: Filmproject Muziek IVa: Klassieke muziek II Ba-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
presentatie, schriftelijke opdracht(en), werkstuk schriftelijke opdrachten, werkstuk presentatie, film, dossier dossier, presentatie scriptie
werkcollege, praktische oefening hoorcollege, werkcollege, praktische oefening werkcollege werkcollege werkcollege werkcollege hoorcollege, werkcollege, zelfstudie
2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in het eerste lid van dit artikel kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefening(en) met voldoende resultaat is/zijn gevolgd. Hieronder wordt tenminste verstaan het actief deelnemen aan minimaal 80% van de werkcolleges. 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening(en) als het behalen van het desbetreffende tentamen: nr. 29 31 32 33 34 35 36 37 38 39 41 * Voor
Onderdeel Kunstmarketing I * Muziek IVa: Klassieke muziek I Muziek IVb: Popmuziek Literatuur IV Theater IV Beeldende kunst IV Film IVa: Film en context 1 Film IVb: Film en context 2 Film IVc: Filmproject Muziek IVa: Klassieke muziek II Ba-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
Kunstmarketing I geldt dat studenten aan de praktische oefeningen mogen deelnemen wanneer een voldoende is gehaald op de kennistoets (of de herhaling van de kennistoets).
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 11
Paragraaf 5 Tentamens en examens van de opleiding Artikel 5.1 Algemeen Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger respectievelijk 5 of lager. Artikel 5.2 Toegang tot en verplichte volgorde van tentamens 5.2.1 Toegang tot tentamens Alle ingeschreven studenten moeten zich via ProgRESS-WWW aanmelden voor de tentamens die zij willen afleggen. De intekening voor het eerste en tweede semester vindt plaats in week 12 tot en met 15 van deze semesters. De intekening voor een tentamen in de leesweek (week 8) vindt plaats in week 5 tot en met 7 van beide semesters. De intekening voor hertentamens in augustus vindt plaats in de 5e tot en met 2e week voorafgaand aan de hertentamenperiode. 5.2.2 Verplichte volgorde van tentamens 1.
Voor onderdelen KCM die op elkaar voortbouwen geldt dat studenten alleen deel kunnen nemen aan het tentamen van het betreffende onderdeel als - het voorafgaande onderdeel gevolgd is als dit in het voorafgaande semester is gegeven; - het / de voorafgaande onderdeel / onderdelen afgerond is / zijn, als dit / deze in hetzelfde semester in het voorafgaande jaar, of eerder, is / zijn gegeven. Aan studenten met een HBO-, doctoraal- of Ba-diploma die een verkort doorstroom-programma volgen kan door de examencomissie van de opleiding dispensatie van deze regel verleend worden. Onderdelen KCM die op elkaar voortbouwen zijn: - De kunstvakken I t/m IV - Denken over kunst I en II - VKW I en II
2. De examencommissie zal aan de student op diens verzoek de toegang tot bepaalde onderdelen van het postpropedeutisch examen verlenen voordat hij/zij het propedeutisch examen volledig met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel vrijstelling van het afleggen daarvan heeft verkregen, mits ten minste 45 EC studiepunten van de totale studielast van de propedeuse met goed gevolg zijn afgelegd, dan wel vrijstelling van het afleggen daarvan is verkregen. De examencommissie bepaalt dat de in de eerste volzin bedoelde toegang slechts geldt voor een door haar vast te stellen termijn. 3. Als ingangseis voor alle KCM-onderdelen van het derde jaar geldt dat alle propedeuseonderdelen KCM met een voldoende afgerond dienen te zijn.
4. Met de Ba-scriptie Kunsten, Cultuur en Media mag pas worden begonnen als aan de volgende eisen is voldaan: - alle propedeuseonderdelen KCM moeten met een voldoende zijn afgerond, Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 12
- alle tweedejaarsonderdelen KCM moeten zijn afgerond, - alle derdejaarsonderdelen KCM moeten zijn gevolgd, met uitzondering van kunstvak IV. Artikel 5.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 3.1 en artikel 4.1 genoemde onderdelen wordt tweemaal per studiejaar de gelegenheid gegeven. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven. 3. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven hoeveel malen per studiejaar het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing. 4. Indien een onderdeel bij de tweede gelegenheid niet met succes is voltooid, dan dient opnieuwe aan het studieonderdeel, inclusief alle praktische oefeningen, te worden deelgenomen. Artikel 5.4 Vorm van de tentamens 1. De onderdelen, genoemd in artikel 3.1 en artikel 4.1, worden getoetst met alleen een schriftelijk tentamen, met uitzondering van de volgende onderdelen, die op de hieronder aangegeven wijze worden getoetst: a. propedeuse: nr. 1 3
Onderdeel Kunsten, Cultuur en Media: Inleiding Kunstsociologie I
4
Denken over Kunst I
5
Denken over Kunst II
6
Literatuur I
7
Film I
8
Theater I
9
Muziek I
vorm tentamen presentatie, verslag, werkstuk schriftelijke opdracht(en) schriftelijk(e) tentamen(s) schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen schriftelijk tentamen, schriftelijke en mondelinge opdrachten presentatie, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen presentatie, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen deeltoets(en), schriftelijk tentamen, schriftelijke
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 13
10
Beeldende kunst I
opdracht(en) schriftelijke opdrachten, schriftelijk tentamen
b. postpropedeuse: nr. 12 13
Onderdeel Kunstsociologie II B(literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst) Literatuur II
14
Film II
15
Theater II
16
Muziek II
17
Beeldende kunst II
18
Vergelijkende kunstwetenschap I
19
Management van kunstorganisaties
19a
Kunsteducatie I
20
Literatuur III
21
Film III
22
Theater III
23
Muziek III
24
Beeldende kunst III
26
Kunsten en Nieuwe Media A
27
Kunsten en Nieuwe Media B (literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst)
vorm tentamen schriftelijk tentamen, schriftelijke opdrachten presentatie, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen mondelinge presentaties, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen presentatie, werkstuk, schriftelijk tentamen presentatie, schriftelijk tentamen dossier, mondelinge presentatie, schriftelijk tentamen presentatie, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen schriftelijke opdrachten, schriftelijk tentamen presentatie, schriftelijke opdrachten, schriftelijk tentamen presentatie, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen presentatie, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen presentatie, werkstuk, schriftelijk tentamen presentatie, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen presentatie, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen schriftelijke opdrachten, werkstuk presentatie, schriftelijke opdracht(en),
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 14
28
Vergelijkende Kunstwetenschap II
29
Kunstmarketing I
31 32
Muziek IVa: Klassieke muziek I Muziek IVb: Popmuziek
33 34
Literatuur IV Theater IV: Project dramaturgie en productie
35
Beeldende kunst IV: Project tentoonstelling
36
Film IVa: Film en context 1
37
Film IVb: Film en context 2
38 39 41
Film IVc: Filmproject Muziek IVa: Klassieke muziek II Ba-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
werkstuk presentatie, schriftelijke opdracht(en), schriftelijk tentamen presentaties, schriftelijke opdrachten, kennistoets referaat presentatie, werkstuk werkstuk organisatie theaterproductie, wekelijkse opdrachten organisatie tentoonstelling, presentatie, verslag presentatie, schriftelijke opdracht(en), werkstuk schriftelijke opdrachten, werkstuk presentatie, film, dossier dossier, presentatie scriptie
2. Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Van de verplichting tot het deelnemen aan praktische oefeningen kan door de examencommissie vrijstelling worden verleend. In dat geval bepaalt de examencommissie dat de praktische oefening op een andere, door haar te bepalen wijze, wordt verricht. 3. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 4. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven op welke wijze het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing. Artikel 5.5 Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Een mondeling tentamen wordt schriftelijk, analoog of digitaal vastgelegd. Bij schriftelijke vastlegging is de aanwezigheid van een tweede examinator vereist. Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 15
Artikel 5.6 Deeltentamens Als een onderdeel is opgesplitst in meerdere subonderdelen, waarvan de minimale omvang tenminste 5 EC per onderdeel is, dan wordt het eindcijfer bepaald door het gewogen gemiddelde van de deeltentamens. Deelcijfers dienen voldoende te zijn. Artikel 5.7 Scriptie 1.
De scriptie wordt beoordeeld door een door de examencommissie aan te wijzen examinator, zijnde de begeleidende docent.
2.
Indien een student twee opleidingen volgt, dient de student in beginsel een zelfstandige scriptie per opleiding in te leveren.
3.
De scriptie mag alleen dan in een andere taal dan het Nederlands worden gesteld, indien daartoe door de examencommissie toestemming is verleend.
Artikel 5.8 Fraude en plagiaat 1. Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een examinandus dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. 2. Onder plagiaat wordt verstaan: a. het gebruik maken van ideeën en formuleringen van anderen zonder bronvermelding; b. het opnemen van een vertaling of parafrase van andermans werk zonder verwijzing; c. het indienen van een zelfde of vergelijkbare tekst voor opdrachten van meerdere opleidingsonderdelen. 3. In geval van fraude tijdens het afleggen van een tentamen kan de examinator de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen. 4. In geval van fraude met een tentamen kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan het tentamen voor een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. 5. In geval van plagiaat in een praktische oefening kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan de praktische oefening voor de duur van een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. 6. In voorkomende gevallen van plagiaat kan de examencommissie behandeling daarvan in handen geven van de facultaire plagiaatcommissie. 7. De examencommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant van de door hem/haar geconstateerde fraude, en na het horen van de examinandus. 8. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de examinator van de door hem/haar geconstateerde fraude respectievelijk het door hem/haar geconstateerde plagiaat, en na het horen van de examinandus. 9. Een uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het desbetreffende tentamen of de praktische oefening.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 16
10. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie stelt het faculteitsbestuur op de hoogte van gevallen van fraude en/of plagiaat.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 17
Artikel 5.9 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. Uiterlijk twee werkdagen voor het einde van de termijn waarbinnen de student in het eerstvolgende semester de gelegenheid heeft zijn/haar studieplanning in ProgRESSWWW aan te passen stelt de examinator de uitslag van een tentamen of werkstuk vast en verschaft hij/zij de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de student. De maximale nakijktermijn bedraagt in principe tien werkdagen na de dag waarop een tentamen is afgelegd of een werkstuk is ingeleverd. In geval van een tentamen met essayvragen dat door meer dan 50 studenten is gemaakt kan deze termijn woren verlengd tot vijftien werkdagen. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid stelt de examinator terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt hij/zij de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 3. Bij de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 5.11, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. 4. Aan een onderdeel c.q. tentamen dat met voldoende resultaat is afgesloten kan niet opnieuw worden deelgenomen. 5. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. Artikel 5.10 Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is maximaal zes jaar vanaf het moment dat het onderdeel met succes is afgesloten. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, dit onderdeel alsnog erkennen, indien de verworven leerstof nog steeds relevant is, dan wel een aanvullend of vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van een examen. Artikel 5.11 Inzagerecht 1. Gedurende ten minste zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 18
3. De examencommissie kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 5.12 Vrijstelling 1. De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. 2. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van de propedeuse indien de student in het bezit is van een diploma dat naar het oordeel van de examencommissie ten minste gelijkwaardig is aan het propedeutisch diploma. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, wordt vrijstelling niet verleend dan nadat het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. Artikel 5.13 Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens. 2. Tot het afleggen van het propedeutisch examen wordt ten minste drie maal per jaar de gelegenheid geboden. 3. Tot het afleggen van het afsluitend examen wordt ten minste tien maal per jaar de gelegenheid geboden. Artikel 5.14 Graad 1. Aan degene die het afsluitend examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Bachelor of Arts’ verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 5.15 Cum laude-regeling 1. Aan de uitslag van het volledige Bachelorexamen kan het predicaat ‘cum laude’ worden verbonden indien voor alle onderdelen behorend bij het afsluitend examen, inclusief de minoren, gemiddeld ten minste het onafgeronde cijfer 8 (acht) is behaald.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 19
2. Alle onderdelen dienen gewogen te worden meegeteld, d.w.z. dat bij het bepalen van het gemiddelde elk vak evenveel keren moet meetellen als het aantal studiepunten dat ervoor is behaald. 3. Extra vakken worden desgewenst niet meegeteld. De student mag zelf bepalen welke extra vakken uit de extra vrije minorruimte dienen te worden aangemerkt. 4. Indien een student in aanmerking wil komen voor het predicaat ‘cum laude’, dient het aantal onderwijseenheden dat van een cijfer is voorzien tenminste 150 ECTS studiepunten te omvatten. Onder deze onderwijseenheden valt tenminste de scriptie.
Paragraaf 6 Vooropleiding Artikel 6.1 Vereiste vooropleiding De vier VWO-profielen Cultuur en Maatschappij (CM), Economie en Maatschappij (EM), Natuur en Gezondheid (NG) en Natuur en Techniek (NT) geven alle recht op toelating tot de opleiding. Automatische toelating wordt ook gegeven aan bezitters van het diploma VWO‘oude stijl’. Artikel 6.2 Vervangende eisen deficiënties 1. Deficiënties in de vooropleiding in de hierna genoemde vakken worden gecompenseerd door het tot genoegen van de examencommissie afleggen van de desbetreffende tentamens op het niveau van het v.w.o.-eindexamen: n.v.t. 2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen een universitair docent in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer tentamens. Artikel 6.3 Nederlandse taal 1. Conform artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt het onderwijs gegeven en worden de examens afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft; b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of; c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het instellingsbestuur vastgestelde gedragscode. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 20
Artikel 6.4 Gelijkwaardige vooropleiding De examencommissie kan de bezitter van een getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van universitair onderwijs, afgegeven door buitenlandse instellingen van onderwijs, toegang verlenen tot het afleggen van het propedeutisch examen, onverminderd het bepaalde in art. 6.1. Indien het onderwijs wordt gegeven en examens worden afgenomen in het Nederlands, wordt toegang niet verleend dan nadat het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. Artikel 6.5 Colloquium doctum 1. Het toelatingsonderzoek als bedoeld in art. 7.29 van de wet omvat de volgende onderdelen: Nederlands, Engels, en naar keuze van de aanvrager Geschiedenis, Duits of Frans. 2. De faculteit kent een afzonderlijk colloquium-doctumreglement waarin het toelatingsonderzoek nader wordt geregeld. Het colloquium-doctumreglement maakt deel uit van deze regeling.
Paragraaf 7 Inschrijving voor colleges en studiebegeleiding Artikel 7.1 Inschrijving voor colleges 1. Alle ingeschreven studenten dienen vóór 1 september in ProgRESS-WWW aan te geven welke colleges zij gaan volgen. Per semester kunnen zij zich in beginsel voor ten hoogste 40 EC inschrijven. Slechts in overleg met de studieadviseur van de betrokken opleiding kan hiervan worden afgeweken. 2. De college-inschrijving omvat alle studieonderdelen en alle (her)toetsen. Onder (her)toets wordt verstaan een tentamen of werkstuk dat deel uitmaakt van de toetsing van een onderdeel en dat gebonden is aan de jaarlijkse vastgestelde toetsingsperioden. 3. De college-inschrijving van nieuwe studenten van een vaststaand propedeuseprogramma wordt ingevoerd door Bureau StudentZaken. 4. De college-inschrijving van nieuwe studenten voor een doorstroomprogramma, van nietletterenstudenten of van studenten van andere vooropleidingen dient vóór 1 september schriftelijk te worden ingeleverd bij Bureau Studentzaken, waarna Bureau Studentzaken zorgt voor invoering in ProgRESS-WWW. Artikel 7.2 Studievoortgangsadministratie 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de registratie van de individuele studieresultaten van de studenten.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 21
2. Het faculteitsbestuur verschaft elke student ten minste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem/haar behaalde studieresultaten. Artikel 7.3 Studiebegeleiding Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. Artikel 7.4 Studieadvies eerste jaar 1. In het jaar van zijn eerste inschrijving krijgt elke student voor het einde van het tweede semester (in de zomerperiode) een schriftelijk advies over de voortzetting van zijn opleiding. 2. Desgevraagd geeft het faculteitsbestuur de student mondeling advies over de voortzetting van zijn studie in of buiten de faculteit en over eventuele andere ontwikkelingsmogelijkheden.
Paragraaf 8 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 8.1 Tentamens en examens ‘oude stijl’-opleiding 1. Voor de studenten die direct voorafgaand aan het tijdstip van invoering van deze regeling waren ingeschreven voor de opleidingen Nederlandse taal en cultuur, Duitse taal en cultuur, Engelse taal en cultuur, Scandinavische talen en culturen, Romaanse talen en culturen, Slavische talen en culturen, Finoegrische talen en culturen, Griekse en Latijnse taal en cultuur, Nieuwgriekse taal en cultuur, Talen en culturen van het Nabij en Midden-Oosten, Geschiedenis van de faculteit, danwel de opleiding Filosofie van de Rijksuniversiteit Groningen respectievelijk een der opleidingen van de faculteit danwel de opleiding Bedrijfskunde of Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen blijft de onderwijs- en examenregeling, laatstelijk vastgesteld op 1 september 2002, van kracht, onder de voorwaarde dat tot 1 september 2007 aan degenen die het propedeutisch examen met goed gevolg hebben afgelegd, de gelegenheid wordt geboden het postpropedeutisch (of doctoraal) examen van de opleiding af te leggen.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 22
2
Het onderwijs dat voorbereidt op het in het eerste lid bedoelde postpropedeutisch (of doctoraal) examen wordt voor de laatste maal verzorgd in het studiejaar 2005-2006, met dien verstande dat de studieonderdelen in de in lid 1 genoemde regeling kunnen worden vervangen door andere, naar het oordeel van de examencommissie gelijkwaardige of overeenkomstige, studieonderdelen.
4
In bijzondere gevallen kan de examencommissie aan andere studenten dan die bedoeld in het eerste lid toestemming verlenen tentamens en examens af te leggen volgens de onderhavige onderwijs- en examenregeling. Het bepaalde in het eerste lid sub a. en sub b. blijft daarbij onverminderd van kracht.
Artikel 8.2 1.
Overstap van 'oude stijl'-opleiding naar 'nieuwe stijl'-opleiding volgens de bachelor-masterstructuur
Een student, als bedoeld in art. 8.1, kan deelnemen aan de nieuwe opleiding krachtens deze onderwijs- en examenregeling onder de voorwaarde dat behaalde studieresultaten kunnen worden gewaardeerd als vrijstelling voor gelijkwaardige of overeenkomstige onderdelen voorzien in deze regeling.
Artikel 8.3 Wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijze niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige beslissing die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 8.4 Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het bureau van de faculteit een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 8.5 Inwerkingtreding
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 23
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding KCM, pagina 24