Dierproeven voor dummies Een dierproef...
is een onderzoek met levende gewervelde dieren die hierbij ongerief (pijn en stress) ondervinden
3V’s Onderzoekers moeten hiermee rekening houden:
Dierproeven hebben doelen:
Vervanging: een proef uitvoeren zonder proefdieren Vermindering: een proef uitvoeren met zo min mogelijk dieren Verfijning: een proef uitvoeren met zo min mogelijk ongerief voor de dieren
medicijnen ontwikkelen veiligheid van producten testen
Biotechnicus Steffi (21 jaar)
Dierproeven voor wetenschappelijk onderzoek Dierproeven voor medicijnontwikkeling Producten testen met proefdieren Dierproeven in het onderwijs Soorten proefdieren Welke dieren worden gebruikt? Toestand dieren na de proef
In gesprek met… Marit (25 jaar), diertrainer Proefdieren en pijn In gesprek met… Steffi (21 jaar), biotechnicus Wetgeving
Ontdek welke regels gelden voor onderzoekers en wie hierop toeziet
Een dierproef in drie stappen
“Ik weet dat er goed met proefdieren wordt omgegaan en dat ze de aandacht krijgen die ze nodig hebben”
1 Vergunningaanvraag bij overheid 2 Dierexperimentencommissie toetst onderzoeksplan
Interview:
Diertrainer Marit (25 jaar) Houd je een spreekbeurt?
“Als diertrainer bereid ik de apen optimaal voor op toekomstige experimenten”
Waarom doen we dierproeven?
Welzijn proefdieren
Interview:
Een vergunning is vereist
Inhoud
Vraag gratis de brochure Dierproeven. Zo doen ze dat! aan en deel ’m uit in je klas Download een standaardpresentatie Volg een rondleiding met je klas
3 NVWA houdt toezicht 3V-beleid Bezwaren tegen dierproeven Belangengroeperingen Spreekbeurten en werkstukken
Definitie dierproef Een proef is een dierproef als: je onderzoek doet met een gewerveld dier* er kans is dat de behandeling van het dier leidt tot ongerief (pijn of stress) het onderzoek valt onder de doelen genoemd in de Wet op de dierproeven: kennis vergaren over hoe mens en dier in elkaar zitten, medicijnen ontwikkelen, veiligheid van medicijnen, voedingsmiddelen en producten testen en artsen in opleiding praktijkervaring laten opdoen
medicijnen & producten (41%)
onderwijs (4%)
wetenschap (55%)
Kortom: alle handelingen die niet vallen onder de ‘normale’ handelingen met dieren noemen we een dierproef. Voorbeeld Als je wilt testen of een hond een bepaald merk voer wel of niet graag eet, is dat geen dierproef. Je geeft het dier immers alleen voer en meet hoeveel de hond eet. Als je dezelfde hond een bepaalde stof toedient en bekijkt welk effect dit heeft op zijn eetlust, dan is dat wel een dierproef. Als je op een normale manier omgaat met dieren, dien je ze immers geen stoffen toe.
Waarom doen we dierproeven?
* Gewervelde dieren hebben een wervelkolom of ruggengraat. Denk aan zoogdieren, vissen, amfibieën en reptielen. Ongewervelde dieren hebben geen wervelkolom. Voorbeelden zijn insecten, wormen en inktvissen.
55%
41%
4%
1 proefdier = 1 dierproef
Wetenschappelijk onderzoek
Medicijnen & Producten
Onderwijs
Wist je dat het gebruik van één proefdier telt als één dierproef? Een dierproef is dus niet één test met verschillende proefdieren. Nee. Elk proefdier dat wordt gebruikt voor een test, wordt als één dierproef gerekend.
We doen dierproeven om kennis te vergaren over hoe mens en dier in elkaar zitten en over het ontstaan van ziektes.
Dierproeven zijn nodig om de veiligheid van geneesmiddelen en medische behandelingen te garanderen. Ook de grondstoffen van allerlei producten die je dagelijks gebruikt (voedsel, speelgoed, gebruiksvoorwerpen), zijn uitgebreid op veiligheid getest.
Artsen in opleiding doen dierproeven om praktijkervaring op te doen met het behandelen van mens of dier.
In 2010 werden 575.278 dierproeven gedaan met 563.789 proefdieren. Het aantal dierproeven en het aantal proefdieren is niet gelijk, omdat met sommige dieren meerdere proeven worden gedaan. Dit heet hergebruik. Voorwaarde is dat het cumulatieve ongerief (het ‘verzamelde lijden’) niet te hoog is. In 2010 zijn 8.331 dieren één of meerdere keren hergebruikt voor 11.489 proeven.
Dierproeven voor wetenschappelijk onderzoek Ruim de helft van alle dierproeven gebeurt omdat onderzoekers een wetenschappelijke vraag willen beantwoorden. Meestal houdt zo’n vraag wel verband met de gezondheid van mens en/of dier, maar het doel is niet een medicijn of behandelmethode te vinden. Centraal staan vragen als: hoe ontstaan ziekten zoals kanker en hart- en vaatziekten? hoe ontstaan ziekten bij dieren? hoe gedragen dieren zich, bijvoorbeeld tijdens de vogeltrek?
Als onderzoekers willen weten hoe een bepaalde ziekte ontstaat, proberen ze die ziekte in proefdieren op te wekken. Als dat lukt, gaan ze met deze dieren experimenten doen om te achterhalen welke mechanismen de ziekte laten ontstaan en verergeren.
Voorbeeld:
Strijd tegen kanker Kanker is een belangrijke doodsoorzaak in ons land. Daarom wordt hiernaar veel onderzoek gedaan. Kankercellen delen zich sneller dan gezonde cellen in het menselijk lichaam. Onderzoekers willen weten waarom dit gebeurt. Om antwoord op deze vraag te krijgen, bestuderen zij met name vroege stadia van kanker. Dat kan niet in patiënten die al kanker hebben, daarom gebruiken ze hiervoor proefdieren. Onderzoekers bekijken in proefdieren hoe ongecontroleerde celdeling op gang komt en of die met bepaalde behandelingen kan worden afgeremd. Als dat het geval is en de bijwerkingen niet ernstig zijn, wordt een nieuwe methode ontwikkeld voor de behandeling van kankerpatiënten. Meer voorbeelden van dierproeven voor wetenschappelijk onderzoek
Dierproeven voor medicijnontwikkeling Hoe doen ze dat: een medicijn maken? Je neemt vast wel eens iets tegen hoofdpijn of koorts. En waarschijnlijk vaak zonder erbij na te denken. Maar wist je dat het wel twaalf jaar duurt voordat een medicijn is ontwikkeld? Vóór jij een medicijn kunt gebruiken, wordt het uitvoerig getest. Een medicijn doorloopt daarvoor verschillende testfasen. In sommige fasen spelen proefdieren een rol. Lees hier hoe een medicijn wordt gemaakt: stap voor stap
Definitie medicijn
Voorbeeld:
Een medicijn bestaat uit één of meerdere chemische stoffen en kan worden toegediend aan mens of dier om: een ziekte te voorkomen of genezen een diagnose te stellen de werking van het menselijk of dierlijk lichaam te herstellen, verbeteren of wijzigen
Medicijnen tegen angststoornissen
Bron: de Geneesmiddelenwet
>
Mensen (net als dieren trouwens) kunnen angstig zijn in bepaalde situaties. Bij sommige mensen neemt angst grote vormen aan: het gevoel van angst is bij hen veel groter dan de daadwerkelijke bedreiging. Zij hebben een angststoornis of fobie (bijvoorbeeld pleinvrees of paniekaanvallen). Farmaceuten ontwikkelen medicijnen die deze angststoornissen tegengaan. Om te weten hoe ze zo’n medicijn moeten maken, testen ze het effect van bepaalde stoffen op angstgevoelens. Dit doen ze bijvoorbeeld bij proefdieren met de Elevated Plus Maze-test. Voor deze test gebruiken onderzoekers een soort doolhof in de vorm van een plus (+) die meestal op een tafel staat. Twee van de vier armen zijn overdekt.
De andere twee armen zijn open. Op het kruispunt zijn ze met elkaar verbonden. Muizen zijn van nature bang voor open ruimtes, want daar kunnen ze zich niet verstoppen. Dit is de reden dat muizen uit zichzelf minder vaak in de open armen zullen lopen dan in de overdekte armen. Als de muizen – nadat ze een stofje toegediend hebben gekregen – vaker in de open armen durven te komen, betekent dit dat dit stofje angstverlagend werkt.
Producten testen met proefdieren Het lijkt heel vanzelfsprekend dat gebruiksvoorwerpen, speelgoed en snoep veilig zijn, maar ook hiervoor wordt veel onderzoek gedaan. De Wet Milieugevaarlijke stoffen en REACH zijn er om mens, dier en milieu te beschermen tegen gevaren van stoffen die worden geproduceerd, vervoerd en gebruikt. Elk bedrijf dat een nieuwe stof ontwikkelt, moet de gevaren
van deze stof (laten) onderzoeken. Afhankelijk van de hoeveelheid stof die wordt geproduceerd, moet deze uitgebreider worden getest. Immers, bij een grote productie is het risico dat mens, dier en milieu ermee in aanraking komen, ook groter. Normaal gesproken worden alleen grondstoffen op veilig-
heid getest. Zo komt het dus dat je uiteindelijk kunt zeggen dat een eindproduct veilig is. Dit geldt immers voor de afzonderlijke grondstoffen en dus ook voor het eindproduct als geheel. De veiligheidsgegevens van de grondstoffen, de wijze waarop ze in het eindproduct zijn verwerkt en het gebruik van het eindproduct, zijn de basisgegevens van een risicoanalyse.
Deze analyse kan ertoe leiden dat: beperkingen in het gebruik worden geëist verplicht gevarentekens op de verpakkingen moeten komen te staan helemaal niets hoeft te gebeuren en het product gewoon kan worden gebruikt
Voorbeeld:
Zonder nadenken bijten op een pen Mobiele telefoons geven straling af. De effecten hiervan voor onze gezondheid worden getest op dieren.
Je kauwt vast wel eens op een pen. Ook deze pen is op veiligheid getest. Niet het eindproduct, dus de hele pen, maar alle afzonderlijke grondstoffen. Denk aan de kleurstof in het plastic van de pen en aan de inkt. Om te bepalen wat het risico is van het gebruik van een kleurstof in het plastic van een pen, wordt bepaald in welke mate de kleurstof uit het plastic komt, bijvoorbeeld als mensen op een pen kauwen. Als blijkt dat de kleurstof niet uit het plastic komt, levert dit dus
geen risico op voor onze gezondheid. Kortom: ondanks dat de kleurstof een bepaald gevaar in zich heeft, is dit toch niet relevant voor het gebruik van de pen. Om te bepalen of de inkt in de pen veilig is, maken onderzoekers een andere afweging. Het is aannemelijk dat de inkt op de huid van mensen of dieren komt of wordt ingeslikt. Dit maakt het zinvol onderzoek te doen naar het gezondheidsrisico van inkt.
Dierproeven in het onderwijs
Voor studies als (dier)geneeskunde, biologie en tandheelkunde bieden universiteiten practica op proefdieren aan. Deze practica zijn bedoeld voor studenten aan het eind van hun studie, tijdens hun specialisatie. Zij kunnen zo handelingen oefenen waarmee zij in hun latere werk dagelijks te maken krijgen. Er zijn ook klinische lessen waarbij het dier in leven blijft, zodat het dier later voor een andere proef kan worden ingezet, zoals: het beluisteren van het hart het toedienen van een medicijn het inbrengen van een blaaskatheter het afnemen van bloed
Steeds minder dierproeven In 1978 werden dierproeven voor het eerst geregistreerd in Nederland. Tussen 1978 en 2010 is het aantal dierproeven met 63% gedaald. Na een stijging in 2009 is het aantal dierproeven in 2010 verder gedaald naar 575.278.
1.572.534
741.174 578.123
1978
Voorbeeld
>
Steeds meer ingrepen bij de mens gebeuren via kijkoperaties, zodat de patiënt minder wordt belast en eerder naar huis kan. Specialisten moeten dit soort operaties veilig en effectief kunnen toepassen. Dit leren zij bijvoorbeeld op varkens. Vanwege de grootte van het dier is het mogelijk hetzelfde chirurgisch instrumentarium te gebruiken als bij mensen.
2008
575.278
2009
2010
De wetgeving heeft een grote invloed gehad op de teruggang in het proefdiergebruik, omdat:
Behandelmethoden oefenen op een varken
1996
592.665
alleen deskundige mensen met proefdieren mogen werken onderzoekers toestemming nodig hebben om een dierproef te doen onderzoekers alleen toestemming krijgen voor onderzoek als zij verantwoord met proefdieren omgaan. Als gevolg daarvan worden er steeds meer nieuwe technieken ontwikkeld, die het proefdiergebruik Vervangen, Verminderen of Verfijnen
Soorten proefdieren Huisdieren worden niet gebruikt voor proeven. Als proefdier word je namelijk geboren: je bent dan speciaal gefokt voor dat doel. Heel af en toe wordt ook een wild dier voor proeven gebruikt. In Nederland zijn er vier categorieën:
genetisch gemodificeerde dieren (16%)
dieren die in het wild leven en bestudeerd worden in hun eigen omgeving (2%)
dieren die in het wild leven en onderzocht worden in het laboratorium (1%)
gewone dieren (81%)
Het merendeel van de proefdieren (80%) wordt aangekocht via erkende proefdierleveranciers. Zij hebben een vergunning voor het fokken van proefdieren. Onderzoeksinstellingen kunnen ook zelf fokken, maar moeten daarvoor een aparte vergunning hebben. Bovendien gelden er strenge regels, waardoor de meeste instellingen hiervan afzien. Het is noodzakelijk dat proefdieren (in genetisch opzicht) vergelijkbaar zijn. Als de eigenschappen van proefdieren namelijk verschillen, kunnen onderzoekers moeilijk bepalen of de resultaten het gevolg zijn van het experiment of van de variatie tussen de gebruikte dieren.
81%
16%
2%
Gewone dieren Onder gewone dieren verstaan we gewervelde dieren die speciaal worden gefokt voor dierproeven. Genetisch gemodificeerde dieren
Dieren in hun eigen omgeving
Genen zijn de erfelijke informatie in het lichaam. Sommige genen spelen een rol bij de ontwikkeling van ziekten. Zo verhoogt een bepaald gen de kans op borstkanker. Om deze ziekte beter te begrijpen, worden proefdieren gebruikt waarbij dit gen is veranderd. Zo kan heel specifiek onderzoek worden gedaan naar bepaalde ziekten. Dieren waarbij de genen zijn aangepast, noemen we een genetisch gemodificeerd dier. 16% van de dierproeven werd in 2010 op dit soort dieren verricht. Dit zijn bijna allemaal muizen.
Voorbeelden van het bestuderen van wilde dieren in hun eigen omgeving: het ringen van vogels het aanbrengen van zendertjes het markeren en volgen van bijvoorbeeld bruinvis en paling
Fokoverschot
Voor onderzoek met genetisch gemodificeerde dieren zijn altijd meer dieren nodig dan daadwerkelijk in de proef worden gebruikt. Dit komt doordat de dieren allemaal hetzelfde moeten zijn, en dus: genetisch identiek en even oud zijn onder identieke omstandig0heden geboren hetzelfde voer eten in dezelfde kooien verblijven vaak van hetzelfde geslacht zijn Meer weten over het fokoverschot
Het aanbrengen van ringen of zendertjes gebeurt meestal om trekroutes van vogels/vissen in kaart te brengen of om te achterhalen waar dieren hun voedsel verzamelen of paren. Dit zijn wetenschappelijke vragen die soms basaal wetenschappelijk gedreven zijn (uit nieuwsgierigheid), maar soms ook noodzakelijk om bepaalde diersoorten te kunnen beschermen. Dan kan het nuttig zijn te weten welke plaatsen belangrijk zijn voor het voortbestaan van de dieren. Deze locaties kunnen dan extra worden beschermd.
1% Wilde dieren in het lab Dieren die in het wild leven maar onderzocht worden in het laboratorium
Top 3 Meest gebruikte proefdieren
285.215 muizen 20.296 ratten 81.704 kippen 29.417 vissen
2
14.793 andere vogels 10.516 varkens
Ratten 21%
6.802 konijnen
1
3
Muizen 50%
Kippen 14%
4.857 cavia’s 4.598 runderen 3.963 hamsters 3.021 schapen 2.976 paarden 2.318 amfibieën 1.517 honden
Welke dieren worden gebruikt voor proeven? De muis en de rat zijn de meest gebruikte proefdieren (71%). De muis is een populair proefdier, omdat het in genetisch opzicht voldoende overeenkomt met de mens en eenvoudig te houden en te fokken is. Daar komt bij dat onderzoekers het erfelijk materiaal van de muis relatief eenvoudig kunnen veranderen en bestuderen.
959 andere knaagdieren 575 fretten 448 apen 381 geiten 326 andere vleeseters 274 katten 109 reptielen 100 cyclostomata
Waarom kiest een onderzoeker voor een bepaalde diersoort? Onderzoekers streven ernaar dierproeven zo voorspellend mogelijk te maken. De resultaten van dierproeven moeten vertaald kunnen worden naar: andere diersoorten en/of de mens andere omstandigheden dan die waaronder de dierproef is uitgevoerd
74 kwartels 39 andere zoogdieren
Je zou kunnen zeggen dat een proefdier als het ware ‘model’
staat. Daarom noemen we proefdieren ook wel een ‘diermodel’. Hoewel een diermodel vrijwel nooit alle kenmerken heeft van de dieren of mensen die het nabootst, is het streven: zo groot mogelijke fysiologische en anatomische overeenkomsten. Daarom worden operatietechnieken voor de mens nooit getest op kleine dieren (zoals knaagdieren), maar op bijvoorbeeld varkens. Een diersoort die qua grootte meer overeenkomt met de mens.
Lees waarom ratten, honden, vissen en andere dieren geschikt zijn als proefdier
Toestand dieren na de proef De meeste dieren (86%) worden ten behoeve van de proef gedood. Dit is nodig omdat de meeste informatie waarnaar de onderzoeker speurt, opgeslagen ligt in het lichaam van het proefdier. Deze informatie is alleen te achterhalen door de weefsels en organen van het dier te bestuderen.
Resusapen van Universiteit Utrecht naar Stichting AAP De Universiteit van Utrecht doet sinds januari 2011 geen onderzoek meer met primaten. Vijf resusapen die daar jarenlang zijn gebruikt als proefdier voor gedragsexperimenten en hersenonderzoek, genieten sinds april 2011 van hun welverdiende pensioen bij Stichting AAP. Dit is mogelijk dankzij bemiddeling van de Dierenbescherming.
Uiteraard kunnen proefdieren ook worden onderzocht zonder ze te doden: observeren van gedrag, uiterlijk en voedinginname metingen van temperatuur, bloed en urine het inwendige lichaam scannen (MRI-scan) De dieren die na het einde van de proef in leven zijn gelaten, kunnen worden ingezet bij een tweede proef. De meeste dieren gaan terug naar de stal of boerderij waar ze vandaan komen. Een klein gedeelte wordt bij particulieren ondergebracht.
> Bekijk een filmpje over de verhuizing van de resusapen naar Stichting AAP.
>
foto E. Spaargaren
Welzijn proefdieren De meeste proefdieren verblijven in een gebouw dat speciaal voor hen is gemaakt. We noemen dit een proefdierfaciliteit. Er gelden strenge regels voor het huisvesten en verzorgen van proefdieren. De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) ziet daarop toe. Ook onderzoekers zijn gebaat bij het welzijn van hun proefdieren. De betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten is ervan afhankelijk: als er goed voor de proefdieren wordt gezorgd, wordt de kwaliteit van de onderzoeksresultaten ook beter. En vergeet niet dat verzorgers en onderzoekers vaak bewust kiezen voor dit beroep, omdat zij graag met dieren werken. foto E. Spaargaren
Kooiverrijking Een manier om de omgeving van proefdieren aan te passen op hun behoefte, is door gebruik te maken van kooiverrijking. De grootte en inrichting van de verblijven moeten de dieren zo veel mogelijk in staat stellen hun natuurlijke gedrag uit te voeren. Ook worden dieren – als de proef het toelaat – zo veel mogelijk bij elkaar gezet, zodat zij elkaar gezelschap kunnen houden. Daarbij wordt wel rekening gehouden met de aard van
het dier. Is het een sociaal dier of verblijft het liever alleen? Hetzelfde geldt voor de inrichting van de kooi. Deze wordt eveneens afgestemd op de diersoort. Ter verrijking kunnen de kooien bijvoorbeeld voorzien worden van: airco lichtdimmers luchtbevochtigingsinstallaties speeltjes verwarming muziek
In gesprek met…
Marit (25 jaar), diertrainer Marit (25 jaar) is werkzaam als diertrainer bij Stichting Biomedical Primate Research Centre (BPRC). BPRC doet onderzoek met apen om nieuwe medicijnen en therapieën te ontwikkelen. Het gaat met name om onderzoek naar infectieziekten als malaria, AIDS en hepatitis. BPRC beschikt over 1.200 resusapen, 200 java-apen en 300 marmosets. Wat doet een diertrainer? Ik ben verantwoordelijk voor het trainen van de dieren, het opleiden van dierverzorgers om apen te trainen en het coördineren van alles op het gebied van voedsel- en kooiverrijking. Moeten proefdieren worden getraind? Dit is een manier om het werken met proefdieren te verfijnen en vergemak-
kelijken. Als we onze apen bijvoorbeeld leren naar een specifieke ruimte in hun verblijf te gaan, wordt het makkelijker voor de dierverzorgers en minder stressvol voor de apen om ze hierin op te sluiten tijdens de schoonmaak van hun verblijf. Ditzelfde geldt voor medische behandelingen. Als een aap ziek is en een arts het dier moet behandelen, werkt het prettig als de
apen gewend zijn dichtbij mensen te komen. Door training worden situaties voorspelbaar en minder stressvol. Bovendien vergroot je hiermee het welzijn van je proefdieren. Het uiteindelijke doel van het trainingsprogramma is de apen optimaal voor te bereiden
“Door training worden situaties voorspelbaar en minder stressvol” op toekomstige experimentele handelingen. Daarmee beginnen we al op jonge leeftijd, als de apen nog in de fokgroep zitten. Door hen te trainen om uit je hand voedsel aan te nemen, >>>
>>> water of siroop uit een spuit te drinken en op een weegschaal te klimmen, bereid je ze als het ware voor op een proef. Als je ze dan tijdens de proef vraagt om op een weegschaal te gaan zitten, kun je eenvoudig hun gewicht bepalen.
“We verstoppen graan tussen het zaagsel op de bodem van verblijven” Wat doen jullie aan kooiverrijking? Vergunninghouders zijn verplicht kooiverrijking toe te passen, maar de invulling is vrij. BPRC is op dit gebied erg actief. Onze apen verblijven een groot deel van de tijd in de zogenaamde fokgroep. Daar is de situatie zo natuurlijk mogelijk. Zo zitten de resusapen, net zoals in de natuur, met een aantal volwassen mannen en vrouwen en hun kinderen in één verblijf. Marmosets leven meer zoals mensen: één vader, één moeder en kinderen. Zoals ze in de natuur leven, zijn ook hun verblijven ingericht. Daarnaast is er volop aandacht voor kooiverrijking: zaagsel op de vloeren zitbalken ramen ringen ladders autobanden brandslangen geluid touwladders klimrekken boomstammen en takken zwembaden Ook zorgen we voor een vaste looproute in het verblijf. Die blijft in de basis altijd hetzelfde en is daardoor voorspelbaar. Als de apen een keer ruzie hebben, weten ze altijd hoe ze zich kunnen verschuilen.
Er bestaat ook voedselverrijking. Hierover heb je samen met een collega een boek geschreven: “Resus Recepten, een verrijkingshandboek voor Resusapen”. In het voorwoord staat dat je hoopt dat het boek stimulerend werkt voor het uitdelen van verrijking aan dieren. Waarom vind je dit zo belangrijk? Ik zie het als een manier om het de dieren zo aangenaam mogelijk te maken. Met voedselverrijking stimuleer je de dieren te zoeken naar voedsel, iets wat ze in de vrije natuur een groot deel van de dag doen. Wij stimuleren dit gedrag door bepaalde ‘voerpuzzels’ voor de apen te maken. We verstoppen graan tussen het zaagsel op de bodem van de verblijven of op de bodem van het zwembad. Of we vullen een pvc-buis
met voedsel en stro. Alleen via de gaten aan de zijkant van de buis kunnen de apen bij het eten komen. Een ander voorbeeld is een ijsje dat we maken van kleurrijke vruchten. De apen moeten eerst flink knagen, voordat ze door het ijs bij de vruchten komen. In ons boek staan nog veel meer tips en recepten. Hoe is het verblijf van de apen tijdens een experiment? De dieren zitten dan meestal met z’n tweeën in een kooi. Vanwege de hygiënevoorschriften zijn de mogelijkheden voor kooiverrijking dan iets beperkter. We hangen daarom vaker dingen áán dan ín de kooi. Denk aan rammelaars en spiegels. Ook staat er achtergrondmuziek aan. In het wild
worden apen ook blootgesteld aan een grote variatie aan geluiden. Bovendien zorgt het ervoor dat ze niet van elk geluid schrikken.
“Met voedsel- en kooiverrijking kunnen we het werken met proefdieren verfijnen” Jullie geven regelmatig rondleidingen aan scholieren? Ja, dat klopt. We willen zo veel mogelijk openheid geven over wat er binnen onze stichting gebeurt. Dit doen we door regelmatig klassen rond te leiden op ons terrein en stagiaires aan te
nemen. We hebben niets om ons voor te schamen: we doen onderzoek naar levensbedreigende ziektes. Apen zijn hierbij essentieel.
Rondleiding bij BPRC Belangstelling in een rondleiding of stageplaats bij BPRC? Ga naar of mail naar
www.bprc.nl
[email protected]
Proefdieren en pijn In Nederland spreken we bij proefdieren niet over pijn, maar over ‘ongerief’. Daarmee bedoelen we meer dan alleen pijn. Ook stress, alleen-zijn, angst en ziekte worden meegerekend. We hanteren een schaal van 1 tot en met 6 om ongerief te meten. Onderzoekers zijn verplicht pijn zo veel mogelijk tegen te gaan, op voorwaarde dat de pijnbestrijding geen invloed heeft op het experiment. Onderzoekers kunnen pijn bestrijden door: plaatselijke of algehele verdoving of pijnbestrijding te geven (zalf, pillen, injecties of warmtelampen)
het experiment te stoppen onderzoeksparameters te ontwikkelen die geen pijn geven (bijvoorbeeld afgaan op de aanwezigheid van antistoffen om te bepalen of een dier beschermd is tegen een ziektekiem, in plaats van het dier bloot te stellen aan de ziektekiem) het dier te doden als het ernstig lijdt (humane eindpunten)
Bekijk de mate van ongerief per diersoort in 2010
Proefdierdeskundige Vergunninghouders zijn verplicht
het toezicht op het welzijn van proefdieren uit te besteden aan een proefdierdeskundige. Die kijkt regelmatig bij de proefdieren en bij de uitvoering van de proef. Als het nodig is, geeft de proefdierdeskundige aanwijzingen om de uitvoering te verbeteren.
Werken met proefdieren De Wet op de dierproeven stelt strenge eisen aan de deskundigheid van mensen die met proefdieren werken. Laboratoriummedewerker, onderzoeker, dierverzorger en biotechnicus word je niet zomaar. Voor elk van deze functies is een gerichte en erkende opleiding vereist. Voor sommige specifieke functies is daarnaast een cursus Proefdierkunde verplicht. Tijdens de cursus Proefdierkunde leer je naast onderzoekstechnische vakken ook alles over zorgvuldig en verantwoord proefdiergebruik.
In gesprek met…
Steffi (21 jaar), biotechnicus Steffi (21 jaar) is sinds een jaar biotechnicus bij een proefdierinstelling. Welke opleiding heb je gevolgd? Na de mavo heb ik twee jaar de opleiding Dierverzorging gedaan aan de Helicon in Boxtel (Noord-Brabant). Ik heb daar geleerd over de verzorging, huisvesting en voeding van dieren, maar ook over verschillende rassen. Alle diersoorten kwamen aan bod. In het derde en vierde jaar heb ik gekozen voor de specialisatie Biotechniek aan de Heliconopleiding in Nijmegen. Wat leerde je daar? Je wordt opgeleid als biotechnicus: iemand die met proefdieren werkt. Je leert over de verzorging en het welzijn van proefdieren. Over de wetgeving, de geschiedenis van dierproeven en ethiek. Ook kreeg ik praktijklessen om handelingen met proefdieren te oefenen, zoals bloedafname, doseringstechnieken en operatietechnieken. Hiervoor konden
“Uit bloed en urine kunnen we afleiden wat het effect is van een middel” we gebruikmaken van een ruimte in het Centraal Dieren Laboratorium in Nijmegen. Daar hadden we eigen proefdieren tot onze beschikking waarop we mochten oefenen. Hoe vond je dat? Docenten zeiden al dat er na de eerste praktijkles veel leerlingen zouden afvallen. Dat bleek ook het geval. Zelf vond ik het in het begin ook moeilijk. Je geeft om die dieren. Maar ik heb altijd in mijn achterhoofd gehouden
“Ik maak de verblijven schoon, weeg de dieren en controleer hun drinknippels” waarvoor ik het doe. Dat blijf ik tegen mezelf zeggen. Ook nu tijdens mijn werk. Hoe ziet een dag werken er voor jou uit? Mijn dag begint met een ‘ochtendcheck’ bij de dieren. Dan loop ik bijvoorbeeld naar de honden, katten of varkens en controleer het water en de voeding in hun verblijven. Ik maak de verblijven schoon, weeg de dieren en controleer hun drinknippels. De rest van de dag werk ik aan een studie. Voor de studie moet ik dieren bijvoorbeeld bepaalde doseringen van een medicijn of stof toedienen, urine en bloed afnemen en ECG-scans maken. Daaruit kunnen we afleiden wat het effect is van een middel. Aan het eind van de studie lever ik de resultaten aan bij de studieleider. Werk je met een welzijnsdagboek? Ja, alles wat we doen, staat daarin opgeschreven. Bij iedere kamer ligt zo’n dagboek. Daarin houd je bij wat je hebt gedaan. Heb je bijvoorbeeld de ochtendcheck gedaan, dan noteer je dit en zet er je paraaf bij. Wat er in het boek staat, geldt voor alle dieren in de kamer. Als er iets bijzonders is met één dier, noteer je dat apart in het boek. Heb je er moeite mee dat je proeven met dieren doet? Helaas is het nog steeds noodzakelijk dierproeven uit te voeren voor de
medische ontwikkeling. Af en toe is dit best lastig. Ik geef om dieren: ik zie ze het liefst buiten rennen en wil ze geen pijn doen. Maar aan de andere kant wil ik graag medicijnen als ik ziek ben. Gelukkig weet ik door mijn werk dat er goed met de dieren wordt omgegaan en dat ze de aandacht krijgen die ze nodig hebben.
“Ik zie de dieren het liefst buiten rennen” De meeste dieren overleven de proef niet? Dat klopt, dit blijft moeilijk. Wij hebben altijd een aantal honden langere tijd in huis, zodat we deze dieren regelmatig kunnen inzetten voor korte studies waarvan de dieren weinig last hebben. Sommige honden heb ik drie jaar geleden, toen ik hier als vakantiekracht werkte, binnen zien komen. Met deze honden heb ik inmiddels een hechte band en met één hond in het bijzonder. Die hond gaat binnenkort deelnemen aan een grote studie, die ze niet zal overleven. Dat maakt me verdrietig. Wat vinden je vrienden van jouw werk? De meningen over dierproeven zijn erg verdeeld. Sommige vrienden zijn fel tegenstander, anderen hebben er minder moeite mee. Op verjaardagen vragen mensen wel eens wat ik doe. Als ik niet goed weet hoe ze gaan reageren, zeg ik dat ik dierenartsassistente ben of in een laboratorium werk.
Wetgeving De Wet op de dierproeven De Wet op de dierproeven (Wod) is sinds 1977 van kracht. De wet is er om: het welzijn van dieren te beschermen kaders te stellen waaraan een proef moet voldoen alleen deskundige mensen met proefdieren te laten werken
Europa heeft sinds september 2010 een vernieuwde Richtlijn voor dierproeven. Daarin zijn minimumeisen vastgelegd, waaraan de nationale wetgeving moet voldoen. In 2012 wordt de Nederlandse wet op de Europese Richtlijn aangepast. Dierproeven zijn verboden, tenzij: er geen proefdiervrije methode voorhanden is je een vergunning hebt om dierproeven uit te voeren je het onderzoeksprotocol ter advisering aan een Dierexperimentencommissie (DEC) hebt voorgelegd een art. 12-functionaris de handelingen uitvoert een art. 9-functionaris de leiding heeft bij de uitvoering van het onderzoek een art. 14-functionaris het welzijn van de dieren waarborgt
De helft van de jongeren weet niet dat het verboden is dierproeven te doen voor cosmetica
Dierproeven en cosmetica In Nederland wordt geen enkel cosmeticaproduct getest op dieren. Dit is sinds 1997 verboden. Sinds 2004 geldt dit verbod voor alle Europese landen. De ingrediënten van cosmeticaproducten worden nog wel getest op dieren. Dat stelt de overheid verplicht, om de veiligheid te garanderen. Vanaf 2013 is ook dit verleden tijd. In de Europese Cosmetica Richtlijn staat dat ingrediënten van cosmeticaproducten vanaf dan niet meer op dieren mogen worden getest.
Lees meer over dierproeven en cosmetica
Een dierproef in drie stappen Een dierproef doe je niet zomaar. Onderzoekers moeten daarvoor een heel traject doorlopen: van vergunningaanvraag, inspectie tot verslaglegging. Hier lees je stap voor stap hoe dat gaat.
1
Vergunningaanvraag bij overheid
Bedrijven of instellingen die dierproeven willen doen, moeten hiervoor een vergunning aanvragen bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit. Die controleert vervolgens of de aanvraag aan de eisen voldoet:
er zijn adequate voorzieningen voor de dieren (huisvesting, verzorging en behandeling) het personeel is deskundig in het verzorgen en behandelen van dieren het onderzoek wordt volgens de wetten en regels uitgevoerd er wordt intern toezicht gehouden door een proefdierdeskundige een Dierexperimentencommissie doet een ethische toetsing
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) kijkt of alle regels worden nageleefd. Indien een overtreding wordt geconstateerd, krijgt de vergunninghouder een waarschuwing en moet de overtreding worden opgeheven.
>
Instelling doet vergunningaanvraag bij de overheid
>
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (WVS) verleent vergunning
>
Vergunninghouder schrijft onderzoeksplan
>
Na toetsing geeft een Dierexeperimentencommissie (DEC) een positief advies
>
Uitvoering dierproef door vergunninghouder
2
Dierexperimentencommissie toetst onderzoeksplan
Als de vergunning is verleend, maakt de onderzoeker namens de vergunninghouder een onderzoeksplan. Dit plan moet ter toetsing worden voorgelegd aan een Dierexperimentencommissie (DEC). In Nederland zijn er ongeveer 20 DEC’s. Jaarlijks toetsen zij ruim 4000 onderzoeksplannen. In het onderzoeksplan gaat de onderzoeker in op:
de vraagstelling van het onderzoek het belang van het onderzoek voor de gezondheid van mens of dier het maatschappelijke en wetenschappelijke belang deskundigheid van de onderzoeker proefdierkundige kwaliteit - keuze, aantal en herkomst - ingrepen en behandelingen - verdoving en pijnstilling - verzorging en huisvesting - eindbestemming en de wijze waarop de dieren eventueel worden gedood; - verwachte ongerief of de proef ook zonder dieren kan worden gedaan of de proef met minder dieren kan worden uitgevoerd of het ongerief van de proefdieren kan worden beperkt
Op basis van het onderzoeksplan beoordeelt een DEC of het maatschappelijke belang van de proef opweegt tegen het ongerief dat de proefdieren mogelijk gaan ondervinden. Het advies van een DEC is in principe bindend. Bij positief advies mag de vergunninghouder de dierproef uitvoeren. Bij negatief advies kan de vergunninghouder het onderzoeksvoorstel nog voorleggen aan de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Als ook deze commissie met een negatief oordeel komt, mag de dierproef niet worden uitgevoerd.
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) kijkt of alle regels worden nageleefd. Indien een overtreding wordt geconstateerd, krijgt de vergunninghouder een waarschuwing en moet de overtreding worden opgeheven.
>
Instelling doet vergunningaanvraag bij de overheid
>
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (WVS) verleent vergunning
>
Vergunninghouder schrijft onderzoeksplan
>
Na toetsing geeft een Dierexeperimentencommissie (DEC) een positief advies
>
Uitvoering dierproef door vergunninghouder
3
Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit houdt toezicht
De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) houdt toezicht op de Wet op de dierproeven. Daarvoor heeft de NVWA een inspectieteam dat bestaat uit vier personen. Zij controleren alle locaties van vergunninghouders ten minste één keer per jaar. In 2010 zijn er in totaal 550 inspecties verricht. Op hoofdlijnen inspecteert de NVWA: de huisvesting en verzorging van proefdieren (denk aan: onderkomens, kooiverrijking, hygiëne, ventilatie, temperatuur, licht en de verzorging) de zorgvuldigheid van verrichte handelingen of de handelingen worden verricht zoals omschreven in het onderzoeksplan de juistheid van de vereiste administratie Vergunninghouders zijn verplicht jaarlijks een rapportage te maken van de dierproeven die zij hebben uitgevoerd. De NVWA ontvangt deze rapportage. Daarin staat onder andere een inschatting van de mate van ongerief bij de dieren, welke bijzondere technieken zijn toegepast en wat de bestemming van de dieren was na de proef. De NVWA vat deze gegevens en de resultaten van de inspecties samen in Zodoende, het jaarverslag over dierproeven en proefdieren in Nederland.
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) kijkt of alle regels worden nageleefd. Indien een overtreding wordt geconstateerd, krijgt de vergunninghouder een waarschuwing en moet de overtreding worden opgeheven.
>
Instelling doet vergunningaanvraag bij de overheid
>
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (WVS) verleent vergunning
>
Vergunninghouder schrijft onderzoeksplan
>
Na toetsing geeft een Dierexeperimentencommissie (DEC) een positief advies
>
Uitvoering dierproef door vergunninghouder
3V-beleid
Vervanging
In Nederland geldt het ‘nee, tenzij..’-principe als het gaat om dierproeven: een dierproef is niet toegestaan, tenzij er geen proefdiervrije methode beschikbaar is en er geen alternatieve methode is die het gebruik van dieren vermindert of verfijnt. Onderzoekers zijn verplicht rekening te houden met de 3 V’s:
Vervanging: een proef (gedeeltelijk) uitvoeren zonder proefdieren Vermindering: een proef uitvoeren met minder proefdieren Verfijning: een proef zodanig opzetten en uitvoeren dat de proefdieren zo min mogelijk ongerief ondervinden
Vermindering
Verfijning
Bestuderen tumorgroei
Het zal nog lang duren voordat we dierproeven totaal kunnen vervangen door proefdiervrije methoden.
Om de groei van een tumor in het lichaam van een proefdier te volgen, waren vroeger meerdere proefdieren nodig. Een proefdier moest immers worden gedood om de tumor in het lichaam te kunnen bestuderen.
Kunstrat
Speciaal voor de opleiding van (dieren)artsen is er een kunststof rat ontwikkeld. Studenten kunnen operatietechnieken op deze rat oefenen.
Daarom wordt veel aandacht besteed aan de verfijning van het dierexperimenteel onderzoek, waardoor de mate van ongerief bij de proefdieren zo laag mogelijk is. Dit geldt zowel voor, tijdens als na afloop van het experiment. Voorbeelden van verfijning zijn: aandacht voor de huisvesting (kooiverrijking) alleen bevoegd en bekwaam personeel mag met proefdieren werken toepassen van pijnbestrijding
Bekijk het filmpje over de kunstrat van Proefdiervrij maar eens:
> Een MRI-scan is een techniek die het inwendige lichaam in beeld brengt. Dankzij deze methode zijn voor kankeronderzoek minder proefdieren nodig, want de tumorgroei kan nu bij één proefdier in verschillende fasen in beeld worden gebracht. Ook is deze methode minder belastend voor het dier.
Meer voorbeelden
Meer voorbeelden
Meer voorbeelden
Bezwaren tegen dierproeven Er kleven veel bezwaren aan dierproeven. De grootste bezwaren zijn van ethische aard. Daarnaast zijn er wetenschappelijke en economische bezwaren.
Ethische bezwaren
Wetenschappelijke bezwaren
Economische bezwaren
Ethiek heeft te maken met de manier waarop we vinden dat we ons behoren te gedragen. Is het te rechtvaardigen dat dieren in wetenschappelijk onderzoek lijden of worden gedood om het lijden van mensen en andere dieren te voorkomen?
Ook vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn er bezwaren tegen dierproeven. Ondanks de overeenkomsten tussen mens en dier, zijn er ook grote verschillen.
Dierproeven zijn zeer kostbaar en tijdrovend.
Een Dierexperimentencommissie houdt zich met deze vraag bezig. Zij maakt de volgende afwegingen: Hoe belangrijk is de dierproef voor mens, dier of maatschappij? Is de wetenschappelijke kwaliteit van de proef gewaarborgd? Is de proef goed opgezet? Kan de proef met minder dieren worden uitgevoerd? Of zelfs helemaal zonder dieren? Hoe vervelend is de proef voor de proefdieren? Hoe erg is het ongerief, hoe lang duurt dit en hoe vaak komt het voor? Kan je de pijn van de dieren tijdens de proef verminderen? Bijvoorbeeld door ze te verdoven?
Wat vind jij van dierproeven? Doe de test en kom erachter
De stofwisseling van dieren is bijvoorbeeld anders dan die van mensen. Het is daarom altijd de vraag of de resultaten van proeven met dieren ook gelden voor mensen. Daarbij komt dat proefdieren vaak genetisch identiek zijn. Resultaten van onderzoek met één bepaalde muizenstam, hoeven niet te gelden voor álle muizenstammen, laat staan voor andere mensen of dieren.
Niet alleen het uitvoeren van de experimenten, maar ook het fokken, de verzorging en huisvesting van proefdieren. Methoden waarvoor geen dieren worden gebruikt, zijn vaak goedkoper.
Belangengroeperingen In Nederland zijn er verschillende organisaties en partijen die zich bezighouden met de rechten van dieren of dierproeven. Ontdek hier hun standpunten.
Stichting Informatie Dierproeven
Proefdiervrij
Partij voor de Dieren
Nationaal Kenniscentrum Alternatieven voor dierproeven
Dierenbescherming
“Dierproeven zijn – onder strikte voorwaarden – aanvaardbaar voor het verwerven van fundamentele kennis, onderzoek ter bevordering van de gezondheid van mens en dier en de bescherming van het milieu.”
“Wij trekken ons het lot van proefdieren erg aan. Daarom stimuleren we de ontwikkeling van alternatieve, proefdiervrije methoden.”
“Een einde aan alle dierproeven. Daar gaan wij voor. Daarom is de ontwikkeling van alternatieven van groot belang. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa.”
“Door goede communicatie tussen onderzoekers, beleidsmakers en samenleving willen wij de toepassing van 3Valternatieven bevorderen.”
“Dierproeven zijn altijd een aantasting van de integriteit van het dier. Ook al wordt de gezondheid en het welzijn van het dier zo min mogelijk geschaad. Daarom moet er alles aan worden gedaan ze te stoppen en overbodig te maken.”
Lees over dierenrechtenactivisme
Spreekbeurten en werkstukken Ga je een spreekbeurt houden over dierproeven of hierover een werkstuk maken? In ‘Dierproeven voor dummies’ vind je alle achtergrondinformatie over dit onderwerp. Wat zijn dierproeven, waarom doen we ze, wat zijn de regels en wat de bezwaren? Heb je na het lezen nog vragen, mail dan naar de Stichting Informatie Dierproeven via
[email protected]. Je krijgt snel antwoord. Deel onze brochure uit in de klas Je kunt kosteloos de brochure Dierproeven. Zo doen ze dat! aanvragen via e-mailadres
[email protected] In deze brochure staan alle belangrijkste feiten
en cijfers over dierproeven. Er zit ook een informatieve poster bij. Speel met de hele klas de dierproevenquiz
Heb je tijdens je spreekbeurt een computer met internet tot je beschikking, speel dan de dierproevenquiz met je hele klas. De quiz bestaat uit tien meerkeuzevragen. Jij leest de vragen en antwoordmogelijkheden hardop voor. Je vraagt aan je klasgenoten of zij hun vinger willen opsteken bij het antwoord dat zij denken dat goed is. Het antwoord dat de meeste klasgenoten kiezen, vink jij aan op de computer. Dit doe je bij alle tien vragen. Aan het eind volgt een rapportcijfer. Dit cijfer geeft aan hoeveel jouw klas weet over dierproeven. De quiz kan een leuke start zijn van je spreekbeurt. Je klasgenoten zullen nooit een tien halen, dus dan kun je zeggen dat jij ervoor gaat zorgen dat ze de volgende keer een hogere score halen. Download een basispresentatie Download een power point presentatie die je als basis kunt gebruiken voor je spreek-
beurt. Natuurlijk kun je er zelf dingen aan toevoegen en uithalen. Rondleiding bij een instelling die dierproeven doet
Onder meer bij BPRC en de dierenfaciliteit van het Universitair Medisch Centrum Groningen kun je een rondleiding aanvragen.
Deze uitgave is tot stand gekomen dankzij financiële steun van de Stichting Proefdierkundige Informatie en Astellas Pharma B.V. Productie en eindredactie: Van Luyken Communicatie Adviseurs