Onderwijs en Studenten Service Centrum
Dictaat Studiemanagement Where innovation starts
Inhoudsopgave
1. Inleiding 2. Leren & Studeren 3. Leerstijlen 4. Doelen Stellen 5. Planning & Tijdsbesteding 6. Time- en Stressmanagement 7. Motivatie & Concentratie 8 . Het bestuderen van studieboeken en dictaten 9 . Snellezen en Mindmapping 10. Het oplossen van vraagstukken 11. College & Instructie volgen 12. Tentamens 13. Tot slot Literatuurlijst
2 3 5 7 8 15 20 29 35 37 41 46 57 58
1
1. Inleiding Het dictaat Studiemanagement is samengesteld door de studentenadviseurs van het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU) van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). In dit dictaat vind je informatie, tips en opdrachten om jouw studie optimaal te benutten en zo de gewenste studieresultaten te halen. Onderwijs heeft betrekking op de inhoud (leerstof ), maar ook op de manier van omgaan met de inhoud: studiemanagement. Deze twee aspecten, inhoud en vaardigheden, zijn niet te scheiden. Wat voor de een werkt voor een goede studievoortgang, kan voor de ander nu juist belemmerend werken. Er is niet één juiste manier van studeren, maar dit dictaat kan je wellicht helpen met tips, voorbeelden en achtergrondinformatie. Creëer je eigen studieloopbaan! De studentenadviseurs van het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU) wensen je veel succes in je opleiding. Mocht je vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit dictaat of de gang van zaken in je studie of studeren, neem dan gerust contact met ons op. Het STU kun je vinden in Metaforum, MF 1.214. Je kunt ons ook bereiken op 040-2474747of mailen naar
[email protected].
2
2. Leren & Studeren Op het VWO was ‘leren’ je voornaamste activiteit. Op de universiteit noemen we dat ‘studeren’. Is er een verschil? Ja en nee. Ja, het onderwijssysteem is hier anders en je hebt de vrijheid om al dan niet de colleges te volgen en thuis nog aan zelfstudie te doen. Nee, in die zin dat ‘studeren’ inhoudelijk gezien nog steeds het bekende ‘leren’ is. Laten we dat ‘leren’ eens toelichten. We nemen hiervoor een voorbeeld uit het VWO. Herinner je je eerste wiskundeles nog over de abc-formule? Waarschijnlijk niet meer. Dat is haast zeker abracadabra voor je geweest. Het onderwijssysteem op het VWO is echter zodanig dat je na de uitleg meteen een paar sommen ging maken waarin je de abc-formule toepaste, huiswerk kreeg voor de volgende dag en aan het eind van de week de formule bijna kon dromen. Daarna kreeg je nog 6 lessen over de verschillende toepassingen van de Het is gebleken dat mensen leerstof beter onthouden naarmate ze de abc-formule en dan een proefwerk over – je raadt het al – de abc-formule. leerstof op meerdere momenten bestuderen [1]. In de grafiek is te zien, Met een mooi cijfer tot gevolg. dat na één keer de leerstof doornemen men gemiddeld 20 % onthoudt. Hoe vaker men de stof doorneemt, hoe makkelijker iets onthouden Dat wat er op het VWO gebeurde, kan je uitzetten in een zogenaamde wordt. Gemiddeld hebben studenten vijf ‘aanbiedingen’ nodig om daar ‘leercurve’ of ‘onthoudcurve’. Leren en vergeten gaan nu eenmaal samen. voldoende rendement uit te halen. Colleges en soms instructies die in het TU/e-systeem zitten, zijn er daar twee van. De rest moet je zelf doen (zelfstudie).
3
2. Leren & Studeren
Mariana van Hoek, 1e jaars Technische bedrijfskunde “Ik kwam met hoge cijfers van het VWO en dacht dat mijn basiskennis voldoende zou zijn om op de TU/e een goede start te kunnen maken. Dat was ook het geval, alleen lag het tempo hoger dan ik had gedacht en moest ik dus alles vanaf het begin goed bijhouden. Ik was in feite een passieve leerder geworden, omdat ik niet geleerd had om zelf de lesstof te herhalen. Nu weet ik dat het onthouden van de lesstof niet kan zonder ook aan zelfstudie te doen.”
Juan Bergen, 1e jaars Electrical Engineering “Het aantal leermomenten zoals op het VWO, waar iets soms wel 20 keer wordt aangeboden, hoeft zeker niet. Maar alleen de colleges en instructies bijwonen en dan voor het tentamen de theorie doornemen lukt gegarandeerd ook niet! Voor ieder vak zul je op zoek moeten naar de juiste mix. Studeren is het zo efficiënt mogelijk omgaan met studietijd en leerstof.”
4
Loes hurkmans, 2e jaars Industrial Design Omdat er bij ID gewerkt wordt in semesters, is het soms moeilijk om de hoeveelheid werk goed te doseren. Je moet dus de discipline kunnen opbrengen om – ook in de ‘rustigere’ tijden - te studeren. Zorgen dat je bij bent met de stof en alle informatie goed beheerst. Toch blijft het soms wel lastig, zeker vlak voor een deadline. Ik merk wel dat wanneer ik het overzicht heb en op schema lig, het gemakkelijker is om te pieken op zulke momenten.”
En jij? Hoe denk je het jouw afgaat?
3. Leerstijlen Mensen verschillen in de wijze waarop ze leren. In het leerproces zijn verschillende fases te onderscheiden, zoals het verzamelen van informatie, het toetsen van nieuwe inzichten of het nadenken over dingen die je overkomen. De Amerikaans psycholoog David Kolb deed onderzoek naar verschillende manieren van leren van mensen en hij onderscheidde vier fases [2,3]:
Kolb ontdekte dat mensen de neiging hebben om vooral die leerfase te ontwikkelen waar ze van nature toch al sterk in zijn. Hij pleitte ervoor dat mensen ook aandacht zouden besteden aan manieren van leren waarin ze minder goed in zijn. De leercyclus zal dan vollediger en evenwichtiger worden doorlopen, waarbij elke fase voldoende aandacht krijgt.
De vier onderstaande verschillende leerstijlen worden op de volgende pagina uitgelegd.
Deze vier fases volgen elkaar logischerwijs op: als je iets meemaakt (concreet ervaren) is het belangrijk dat je hier op terug kijkt en je ervaringen overdenkt (reflectie). Vervolgens maak je het concreet (begripsvorming) en bedenk je een aanpak waarmee je de volgende keer een vergelijkbare situatie kunt aanpakken (experimenteren). Dit wordt door Kolb beschreven als een cyclisch proces dat idealiter altijd in dezelfde volgorde (maar niet altijd vanuit hetzelfde beginpunt) wordt doorlopen. Mensen hebben echter voorkeuren voor bepaalde fases uit deze cyclus: ze beginnen bij voorkeur in één bepaalde fase of besteden er de meeste tijd aan. 5
3. Leerstijlen
De dromer kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag. Kenmerkend: wat is er nieuw? Ik ben overal voor in. De denker is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn. Kenmerkend: Ik wil hier graag even over nadenken. De beslisser plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen. Kenmerkend: Hoe is dat met elkaar gerelateerd? De doener houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang. Kenmerkend: Hoe kan ik dit toepassen in de praktijk?
@ Internet Wil je weten welke leerstijl bij jouw past? Op internet zijn verschillende leerstijlentesten te vinden, die je kunt invullen, waarna je direct een uitslag krijgt. Heb je interesse, google dan op ‘leerstijlentest van Kolb’!
6
! Tip Probeer eens te bedenken welke leerstijl jij gebruikt en welk effect dit heeft op jouw manier van studeren.
Doelen sturen je gedrag. Als je geen doelen hebt, maakt het niet zoveel uit wat je doet. Stel: je gaat een dagje auto rijden. Als je geen doel hebt maakt het niet uit of je links of rechtsaf gaat, de autobaan neemt of een zandweg. Als je een dagje recreatief wilt toeren, heb je een doel. Je weet dan dat je beter het mooie landweggetje kunt nemen dan de autobaan met grote kans op file. Kortom: doelen zijn gemakkelijk omdat ze je helpen bij het nemen van beslissingen. Dat geldt niet alleen voor jou als individu, maar ook voor groepen en organisaties. Als tijdens een groepsoverleg blijkt dat men het niet met elkaar eens is, kan het verwijzen naar een gemeenschappelijk doel soms de doorslag geven. Maar hoe stel je haalbare doelen?
Oefening
4. Doelen Stellen Maak voor jezelf een doelstelling voor de komende periode. Probeer hierbij de doelstelling zo SMART mogelijk te maken.
Specifiek Het doel is niet vaag, maar zo concreet mogelijk.
Meetbaar Je moet kunnen nagaan of het specifieke doel ook omgezet wordt in handelingen die meetbaar zijn.
Aanwijsbaar “Een visie zonder taak is slechts een droom, een taak zonder visie is geestdodend, een visie en een taak is de hoop van deze wereld. “ – uit een kerk in sussex Engeland, rond 1730 4.1. SMART doelen Vaak wordt het stellen van doelen verward met het hebben van goede voornemens. Denk maar aan de mensen die zich op 1 januari voornemen om te stoppen met roken. Is ‘stoppen met roken’ een voornemen of een doel? Het is een goed voornemen, want als het je lukt leef je gezonder en voor medemensen kan het aangenamer zijn. Als doel is ‘stoppen met roken’ wat vaag. Want wanneer stop je met roken? Is dat nu meteen of over twee weken? Wat bedoelt iemand precies met‘stoppen”, wil dat zeggen één sigaret per dag of alleen maar een paar sigaretten op feestjes of geen enkele sigaret meer? Goede doelen stellen betekent SMART doelen stellen [4,5]. Een doel is SMART als het Specifiek, Meetbaar, Aanwijsbaar, Realistisch en Tijdgerelateerd is.
Het is duidelijk wie wat moet doen om het doel te bereiken. Dit geldt vooral voor groepsdoelen.
Realistisch Dit verwijst naar de haalbaarheid van doelen. Soms zijn doelen zo hoog gegrepen dat het bijna niet mogelijk is om ze te halen. Het niet halen van doelen werkt demotiverend. Doelen die te laag gesteld zijn, worden makkelijk gehaald, maar dat levert niet veel bevrediging op.
Tijdgerelateerd Er moet duidelijk een begin- en een eindtijd afgesproken worden. Wanneer begin je met het verrichten van activiteiten om je doel te bereiken en wanneer wil je het doel bereikt hebben?
V Voorbeeld Ik wil mijn AUTO-rijbewijs (specifiek) halen (meetbaar). Hiervoor moet ik (aanwijsbaar) nog 20 rijlessen volgen en een proefexamen doen (realistisch). Ik wil mijn rijbewijs hebben voor 1 januari 2013 (tijdgebonden). 7
5. Planning & Tijdsbesteding Op de meeste faculteiten is het rooster in het eerste jaar nog een vrij strak schema, toch zal je de tijd zelf in de gaten moeten houden. Planning en uitvoering is bij uitstek een terrein waarbij je zelf initiatieven moet nemen, en waarbij het van belang is dat je doorzet en volhoudt. Is plannen zinvol voor mij?
JA
NEE
Bram Hoevenaars, 2e jaars Technische Bedrijfskunde “Met een plan werken houdt niet in dat je meer uren zou moeten maken, maar wel dat je die uren beter verdeelt en dat je efficiënter studeert. De beslissing hoeveel uren je wilt maken, zal je zelf moeten maken!”
Het duurt erg lang voor je goed en wel aan de gang bent als je aan je bureau gaat zitten. Je begint met van alles en nog wat, maar niet aan je studie. Je begint aan een vak, maar al snel start je weer met een ander vak. Je hebt het gevoel dat het werk je boven het hoofd groeit. Je werkt onregelmatig: het ene moment heb je vrijwel niets te doen, terwijl je op het andere moment veel te hard moet werken.
Achmed Birksan, 1e jaars Technische Natuurkunde “In het eerste semester heb ik nauwelijks gepland, omdat dit niet nodig was om de lesstof bij te houden. In het tweede semester heb ik ervaren dat het bijhouden van een planning me meer overzicht gaf. Hierdoor kreeg ik meer rust. Een goede planning zorgt ervoor dat ik weet dat ik straks voldoende voorbereid ben voor mijn tentamens.”
Je merkt dat je de laatste tijd wel erg veel colleges en/of instructies gemist hebt. Je merkt dat je de stof niet echt kan volgen en de oefenopgaven heb je niet eens geprobeerd te maken.
Als je een of meer van de bovenstaande ‘problemen’ bij jezelf herkent, dan kan het helpen om te gaan werken met een planning [6].
8
Marije Sleutjes, 2e jaars Scheikundige Technologie “Voor mij werkt het om op vaste tijdstippen te studeren. Zo heb ik een regelmatig studieritme en weet ik ook wanneer ik tijd kan besteden aan mijn hobby paardrijden en andere leuke dingen”.
5. Planning & Tijdsbesteding 5.1. Tijdsbesteding Voor het maken van een planning is het noodzakelijk dat je inzicht hebt in de manier waarop jij je tijd indeelt en besteedt: op welke tijden kun je studeren, hoeveel tijd vergen niet-studieactiviteiten, op welke tijden studeer je het best, etc. Een goede manier om deze gegevens te verkrijgen is het bijhouden van wat je precies doet middels een tijdsbestedingformulier. Op het formulier kun je zeer gedetailleerd aangeven waar je mee bezig bent en hoe lang. Er wordt gebruik gemaakt van kleurcodering. Dit formulier vul je achteraf in. Je kunt dit het beste aan het einde van de dag doen, omdat je dan nog het beste weet wat je precies gedaan hebt. Het formulier is bedoeld om je bezigheden gedurende een week te registreren. Wanneer je nauwkeurig bijhoudt hoe je dagen verlopen, krijg je een overzicht van het aantal uren dat je in die week hebt besteed aan het volgen van onderwijs (colleges, instructies, practica) en van hetgeen je in de resterende tijd hebt gedaan. Het tijdsbestedingformulier is te vinden op de volgende pagina en op http://w3.tue.nl/fileadmin/stu/formulieren/Tijdsbesteding.pdf.
! Planning Tip 1 Houd gedurende de week bij wat je uitvoert en stel waar nodig je planning bij. Houd goed bij wanneer en waarom je afwijkt van de planning en gebruik deze informatie aan het eind van de week om de doelen te kunnen stellen voor de volgende week. Een planning is niet statisch maar dynamisch.
Hoe besteed jij je tijd? Uren per week Totaal Slapen Eten, aankleden e.d. Werken Boodschappen, wassen, koken e.d. Sport / hobby Ontspannen, pauzes Totaal over voor studie
168 uur - 56 uur - 28 uur - 8 uur - 7 uur - 6 uur - 21 uur ----------------42 uur (!)
Het tijdbestedingformulier is bovendien nuttig om een antwoord te krijgen op vragen als: hoeveel uur besteed ik aan (zelf )studie, hoe is dit verdeeld over de verschillende vakken, op welke tijden studeer ik, hoeveel tijd besteed ik aan hobby’s, uitgaan, eten, etc. Het resultaat van een dergelijke inventarisatie kan behoorlijk afwijken van het idee dat je zelf hebt, hetgeen je kan doen besluiten veranderingen in je tijdbesteding aan te brengen.
9
5. Planning & Tijdsbesteding
Tijdsbestedingsformulier Uur
Ma
Di
Wo
Do
Vr
Za
Zo
07.00
08.00 09.00 10.00 11.00 12.00 13.00 14.00 15.00 16.00 17.00 18.00 19.00 20.00 21.00 22.00 23.00 Kleur Rood: Groen: Blauw:
10
Gebruik de kleurcode om eenvoudig te markeren in welke categorie je bezigheden vallen. Onder noodzakelijk kwaad vallen activiteiten als reizen en werken. En denk er aan dat je de pauzes tussen de colleges door niet meetelt als studie-uren. Activiteiten waarvan je vindt dat ze niet in een van de genoemde categorieën passen, kun je afzonderlijk op het formulier vermelden. Houd je echter zoveel mogelijk aan de kleurencode: je ziet dan in een oogopslag hoe de categorieën over de dagen verdeeld zijn. Bovendien kun je meerdere formulieren eenvoudig met elkaar en je eigen resultaten met die van andere studenten vergelijken. De realisering kun je het best elke dag bijhouden. Aan het eind van de week bereken je dan per dag en per week: a) Het totaal aantal gerealiseerde studie-uren (rood + groen); b) Het totaal aantal gerealiseerde zelfstudie-uren (rood). Vervolgens geef je aan hoe de gerealiseerde zelfstudie-uren zijn verdeeld over de verschillende studie-onderdelen.
Let op! Activiteit Zelfstudie College, instructie Eten / Wassen e.d.
Kleur Geel: Wit: Bruin:
Activiteit Studiepauze, ontspanning Slapen Noodzakelijk kwaad
De tijd die iemand wil en kan investeren is voor iedereen verschillend. Zo ook de tijd die je uiteindelijk besteedt.
5. Planning & Tijdsbesteding 5.2. Plannen
! Planning Tip 2
5.2.1. Soort planning Op grond van wat je plant, onderscheiden we de tijdplanning en de leerstofplanning. Bij een tijdplanning bepaal je van tevoren hoeveel tijd je, in de periode waarop de planning betrekking heeft, aan je studie wilt besteden. Bij een leerstofplanning bepaal je welke stof je af wilt ronden, ongeacht de tijd die je daarmee kwijt bent.
Een planning is een schatting en je zult dus per definitie je planning moeten bijstellen. Houd daar bij het opstellen rekening mee. Plan extra (‘buffer’) uren in en stel je doelen niet te hoog.
Een tijdplanning is nuttig wanneer: 1. Je ontevreden ben over je totale hoeveelheid zelfstudie (teveel/te weinig). 2. Bepaalde vakken in het gedrang komen omdat je er te weinig tijd aan besteedt. 3. Je ontevreden bent over de tijden waarop je studeert (bijv. te weinig regelmaat, erg versnipperd studeren, ‘s avonds laat of ‘s nachts studeren). De tijd vormt hierbij dus het uitgangspunt. De hoeveelheid leerstof die je in die periode kunt afronden dien je natuurlijk wel in de gaten te houden. Bij leerstofplanning vormt de leerstof het uitgangspunt. Je kiest ervoor om leerstof af te ronden en je zult wel zien hoeveel tijd je daarvoor nodig hebt.
5.2.2. Combinatie Vaak zul je deze twee vormen van planning moeten gaan combineren. Wanneer je een tentamenplanning gaat maken weet je – als het goed is – precies wat je voor welk vak moet bestuderen en hoeveel tijd je nog hebt tot de tentamens. De kunst is nu de te bestuderen stof in te plannen in de beschikbare tijd. Je gaat dus per dag inplannen wat (hoeveel) je aan welk vak gaat doen. Als je in tijdsnood komt, moet je keuzes gaan maken over hoe je die tijd het best kan besteden. In dat geval is het essentieel dat je weet hoeveel tijd je te besteden hebt en dat je weet welke stof je moet nog moet verwerken om op tentamenniveau te komen. Een combinatie van tijd- en leerstofplanning is dan erg nuttig.
Een leerstofplanning is nuttig wanneer: 1. Je tijdens de collegeweken het doel hebt de leerstof bij te houden, zowel theorie als opgaven. 2. Je gemerkt hebt dat je niet alle stof kon doorwerken voor het tentamen.
11
5. Planning & Tijdsbesteding 5.2.3. Plannen op korte en lange termijn Voor verschillende perioden kun je een planning maken. Zo kun je een planning per week maken, een tentamenplanning (bijvoorbeeld 3 weken voorafgaand aan de tentamenperiode) of een langere termijnplanning wanneer je een semestervak volgt, stage loopt of bijvoorbeeld aan het afstuderen bent.
Tijdsplanning van week ... t/m ... Uur 07.00
08.00 09.00
Weekplanning De weekplanning is ervoor bedoeld dat je gelijk op kunt blijven werken met colleges en instructies. De leerstof is hier dus je uitgangspunt en die zal je in die week moeten plannen. Wanneer je deze weekplanning gedurende het kwartiel kunt volhouden, ben je al een eind op weg met de voorbereiding voor je tentamens.
10.00 11.00 12.00 13.00 14.00
Om een goede weekplanning te kunnen maken, moet je een aantal gegevens verzamelen, namelijk:
15.00 16.00
1. van elk vak je college-, instructie- en practicatijden, OGO-tijden etc. 2. je vaste afspraken, zoals je vaste trainingsavond van je sportvereniging, je vaste uitgaansavond(en), etc. 3. de hoeveelheid tijd die je kwijt bent aan boodschappen doen, koken, eten, poetsen, reizen, etc..
17.00 18.00 19.00 20.00
Dit inzicht kun je o.a. krijgen door het bijhouden van het tijdsbestedingformulier op pagina 10.
21.00 22.00 23.00
12
Ma
Di
Wo
Do
Vr
Za
Zo
5. Planning & Tijdsbesteding Met deze gegevens in je achterhoofd kun je een begin maken met een weekplanning. Let hierbij op de volgende zaken: 1. Plan buffers. Dit zijn uren die je vrijhoudt voor studie maar waarin je geen studieactiviteiten plant. Wanneer je planning dan te optimistisch blijkt te zijn (je kwam niet uit die ene som, de stof was toch moeilijker dan gedacht, er kwam een andere activiteit tussen door), dan gebruik je de buffer om werk in te halen. Was je planning goed of heb je zelfs tijd over? Dan heb je de buffer vrij voor andere dingen! 2. Op welk moment van de dag kun jij je het best concentreren; ‘s ochtends, ‘s middags of misschien ‘s avonds? Plan zelfstudie dan vooral op die momenten. Het formulier voor de tijdsplanning, zoals hiernaast, is ook te vinden op http://w3.tue.nl/fileadmin/stu/formulieren/Tijdplanningformulieren.pdf
! Planning Tip 3 Het werkt het handigste wanneer je van achter naar voor plant. Dat wil zeggen: vanaf de dag dat je het betreffende tentamen hebt, ga je terugplannen, net zolang tot al de te bestuderen stof verdeeld is over de beschikbare weken. Je voorkomt hiermee dat je op het einde van je planning in tijdnood blijkt te komen, waardoor je opnieuw moet beginnen met plannen.
! Planning Tip 4 Houd rekening met je eigen voorkeur voor het invullen van zelfstudie. De een concentreert zich liever langere tijd helemaal op één vak, de ander werkt liever afwisselend aan een aantal vakken.
Lange termijnplanning Wanneer het je gelukt is een goede weekplanning te maken (en je hier dus ook daadwerkelijk aan te houden!) kun je verder gaan met een planning voor meerdere weken, de zogenaamde lange termijnplanning. Hierin hoef je niet meer voor ieder uur aan te geven wat je precies gaat doen, maar het is de bedoeling dat je per dag aangeeft welke stof je wilt behandelen. Op deze manier kun je je goed voorbereiden op de tentamens. Doordat je weken van tevoren al weet wanneer je wat wilt behandelen, kom je er ook tijdig achter als de hoeveelheid stof bijvoorbeeld meer is dan je verwacht had. Je hebt dan nog genoeg ruimte om buffers in te plannen voor eventuele studieonderdelen die extra tijd blijken te vragen. Tentamenplanning Uiteraard is een planning maken voor een tentamen dé ideale manier om je hierop voor te bereiden. Meer informatie hierover vind je in hoofdstuk 12: Tentamens.
13
Vind je het lastig om je aan je planning te houden? Beschrijf concreet waar je tegen aan loopt en hoe je dit wilt gaan aanpakken. Schrijf dit hieronder op en schrijf er ook een datum bij wanneer je je actiepunten wilt gaan uitvoeren. ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………..
Oefening
Oefening
5. Planning & Tijdsbesteding
Maak voor 1 week een planning en vul in het schema hieronder in wat je per dag inplant. Aan het einde van de dag schrijf je op hoe de dag gegaan is. Heb je de taken die je voor die dag gepland had ook daadwerkelijk uitgevoerd, of zijn er taken blijven liggen? 1. Als je alles gehaald hebt kleur je het vakje groen en heb je op een dag de taken niet gehaald kleur je het rood. 2. Hoeveel groene vakjes zijn er aan het einde van de week? Ben je hier tevreden mee? Wat heb ik gepland? Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag
14
Hoe is dit gegaan?
6. Time- en Stressmanagement Om een goede keuze te maken moet je weten waar je prioriteiten liggen. Hoe bepaal je die? Waar kun je tijd mee winnen? Hoe ga je om met planningen? Je kunt je acitiviteiten op een juiste manier rangschikken door te kijken naar twee factoren [7]:
Veel mensen laten vaak weten dat ze erg druk zijn en het druk hebben. Een gesprek begint er al vaak mee: “hoi, hoe gaat het? Oh, druk druk druk!” Een beetje drukte, spanning en stress in je studie of werk is meestal ook wel een gezonde zaak. De meeste studenten hebben (enige) druk nodig om lekker te functioneren en creatief te kunnen zijn. Steeds meer studenten klagen echter over werkdruk (of studiedruk).
1. Hoe belangrijk is het? 2. Hoe dringend is het?
Stress kan meerdere oorzaken hebben. Vaak zit de drukte zogezegd meer tussen de oren dan tussen de pagina’s van de agenda. Wat die drukte concreet inhoudt, is dan niet helemaal duidelijk. De beleving van veel activiteiten en veel versnippering is in dit geval meestal de grote oorzaak van de stress. Een belangrijk punt om deze oorzaak aan te pakken, is het inzicht krijgen in welke activiteiten gedaan moeten worden en hoeveel tijd dat kost. Dit is de basis van time management.
6.1. Time management Tijd is een belangrijk middel om je werk te doen. Je dient er dus goed mee om te gaan. Het niet goed met tijd kunnen omgaan is ook een belangrijke stressfactor, naast de eerdergenoemde versnippering. Veelal is de werkdruk hoog, wat automatisch inhoudt dat er keuzes gemaakt moeten worden.
Oefening
Het kan echter ook zo zijn dat de werkdruk écht te hoog is. Dit kan ten koste gaan van je plezier om te studeren en zelfs lichamelijke klachten tot gevolg hebben. In dat geval kan het verstandig zijn om je huisarts te raadplegen of om aan te kloppen bij het STU. Omgaan met spanning en stress valt namelijk te leren. Maak voor jezelf eens een lijst van alle activiteiten die je moet doen en geef daar prioriteiten in aan met behulp van de volgende stappen: 1. Wat zijn je doelen / wat wil je bereiken? 2. Wat moet je daar voor doen (welke activiteiten moeten uitgevoerd worden)? 3. Rangschik je activiteiten naar belangrijkheid. 4. Plan deze activiteiten. 15
Oefening
6. Time- en Stressmanagement
Een andere belangrijke factor in het omgaan met tijd is proberen te achterhalen waar veel tijd in gaat zitten die niet effectief is [8]. Dit zijn zogenaamde ‘tijdrovers’. Lees de onderstaande lijst door en kruis die factoren aan die voor jou gelden. O Geen doelen, prioriteiten of dagelijks werkplan O Wisselen van prioriteiten O Werk niet afmaken O Incident- of crisis management O Telefoon O Geen deadlines O Dagdromen O Hobby O Teveel in eens willen / onrealistische tijdsinschatting O Gebrek aan zelfdiscipline O Chaotisch en/of chaotische werkplek O Gezelligheid O Besluiteloosheid O Onduidelijke verwachtingen / onvoldoende informatie O Alles alleen willen doen O Teveel aandacht voor routinetaken O Email / internetten O Overhaaste beslissingen
16
!
Tijd Tip 1 O Niet kunnen luisteren O Langs elkaar heen werken Houd je niet bezig met O Medestudenten met problemen problemen die je op dat moment toch niet kunt O Activiteiten vereniging oplossen. Richt je liever op O Gebrek aan motivatie zaken waar je wel wat aan O Geen coördinatie kunt doen. O Computerspelletjes O Onvoldoende opgewassen tegen veranderingen O Geen nee kunnen zeggen O Bezoek O Overleg O Gebrekkige, overvloedige en/of onduidelijke communicatie O Uitstellen O Onderbrekingen O Televisie kijken Veel van de hiernaast genoemde tijdrovers zullen herkenbaar voor je zijn. En de meeste hiervan worden door jezelf veroorzaakt. Ook indien de tijdrovers door anderen veroorzaakt worden, ben jij zelf altijd nog diegene die hierop in kan gaan, of niet. Natuurlijk is er soms sprake van overmacht, maar dit zijn meestal incidenten. Heb je prioriteiten dus helder en maak eventueel afspraken met de mensen uit je omgeving, zodat ook zij op de hoogte zijn van jouw prioriteiten!
6. Time- en Stressmanagement 6.2. Stressmanagement Om goed om te gaan met werkdruk moet je stress kunnen hanteren. De ene persoon heeft het meer in zich dan de ander. Want waar de één spanning omzet in alertheid en moeiteloos snel schakelt tussen werkzaamheden, raakt de ander het overzicht kwijt en in “paniek”. Een te hoge werkdruk ontstaat als je weinig tijd hebt om het gevraagde (geplande) werk af te krijgen. Of je hebt het idee dat je continu op je tenen moet lopen om het gevraagde niveau te kunnen halen. Dat veroorzaakt spanning, ook wel stress genoemd. Is de spanning niet zo groot en ligt het gevraagde maar net buiten je huidige mogelijkheden, dan is het creatieve spanning. Dit zorgt ervoor dat je leert, je ontwikkelt en je mogelijkheden vergroot. Als de spanning te hoog oploopt, gaat dit ten koste van je plezier om te studeren, je creativiteit en je effectiviteit. Als de spanning te lang aanhoudt, kan dit zelfs ten koste gaan van je gezondheid. Of de werkdruk iemand teveel wordt, hangt af van een aantal factoren: 1. Je belasting: de hoeveelheid werk, het niveau van je werk, de manier waarop je ermee omgaat en de drukte in je privéleven. 2. Je draagkracht: de opleiding, vaardigheden en algemene conditie. Ook een te lage werkdruk is niet goed voor je. Als je je nooit hoeft in te spannen, krijg je net zo goed klachten. Heb je wel eens gewerkt tijdens een rustige periode, bijvoorbeeld een vakantieperiode? Als er niets te doen is, duren de dagen ontzettend lang. Is het onverwacht wel een drukke dag, dan is het eigenlijk vaak meteen teveel. Het gaat dus om de balans.
6.2.1 Draagkracht en belasting In hoeverre je werkdruk kunt hanteren, hangt af van de mate van belasting die je als persoon op je bordje hebt en je draagkracht. Belasting In een studiesituatie houd je tegelijkertijd meerdere ballen in de lucht. Elke extra bal verhoogt de belasting die op je rust, zoals: - Eén of meer bijba(a)n(en) naast je studie; - Tijdrovende hobby’s; - Huishouden; - Relaties; - Roerig privéleven, bijvoorbeeld een verhuizing. Draagkracht Draagkracht (of belastbaarheid) verschilt van persoon tot persoon en van periode tot periode. Heb je een griepje onder de leden, dan vermindert dat je draagkracht. Als je een langere tijd een hoge werkdruk hebt, vermindert dat ook je draagkracht. Dat maakt dat langdurige stress als een sneeuwbal werkt. Een te hoge belasting vermindert als het lang duurt ook je draagkracht. Onderzoek heeft uitgewezen dat vermoeidheid de belangrijkste oorzaak van klachten is. Zorg dus dat je goed uitgerust bent, een goede conditie hebt en wees alert op zaken waardoor je vermoeid en uitgeput raakt. Zo kun je stress beter hanteren.
“ Degenen die het slechtst gebruik maken van hun tijd, klagen vaak als eersten dat ze er te weinig van hebben. “ – Jean de la Bruyere –
17
6. Time- en Stressmanagement
! Tijd Tip 2 Buig negatieve gedachten om in positieve. Dus in plaats van: “Ik kan dit echt niet, het gaat me nooit lukken”, denk je: “Ik probeer het gewoon, eens kijken hoever ik kom, anders vraag ik iemand om me te helpen”.
6.2.2. Verhoog je stressbestendigheid Een beetje stress is niet erg. Het is zelfs goed voor je en helpt je beter te presteren. De kunst is om te zorgen dat de mate waarin je belast wordt (of jezelf belast) niet structureel hoger is dan je draagkracht. Daar kun je zelf van alles aan doen. Vaardigheden 1. Leer grenzen stellen: zeg vaker nee! 2. Communiceer duidelijk wat je wilt (dat kan alleen als je weet wat je wilt!). Tip: vervang voor jezelf regelmatig het woord “moeten” door “willen” en kijk of het dan nog klopt. 3. Leer om jezelf te ontspannen. Het is een misverstand om te denken dat ontspannen automatisch gebeurt als je niets doet. Zoek afleiding! 4. Leer de signalen van stress bij jezelf te herkennen, zodat je tijdig je activiteiten hierop kan aanpassen.
5. Leer time management (in de cursus Studiemanagement) en organiseer daarmee je werk zo dat het past binnen de tijd die je ervoor hebt. Zeg nee tegen alles wat teveel is. 6. Leer productief denken: vaak blijkt dat je zelf een belangrijk aandeel hebt in de gevoelens van stress. Relativeer, laat los en denk niet in rampscenario’s. Leer trucjes om jezelf bij te sturen.
! Tijd Tip 3 Trek geen overhaaste conclusies: maak onderscheid tussen wat er echt gebeurt, je gedachten erover en wat je erbij voelt. Levensstijl Ook je levensstijl heeft invloed op je stressbestendigheid, zo zullen de volgende punten je helpen deze te verhogen. 1. Zorg voor voldoende ontspanning en afleiding. 2. Doe regelmatig aan sport. 3. Eet gezond en regelmatig. 4. Rook en drink met mate, of niet. 5. Zorg voor een goede nachtrust.
! Tijd Tip 4 Je kunt een korte time out nemen. Een blokje om doet wonderen. Neem even tijd en rust.
18
6. Time- en Stressmanagement Even ontspannen… Wat voor jou werkt om te ontspannen na of tijdens een stressvolle situatie of periode, weet je zelf het beste. Niets doen werkt alleen als je al ontspannen bent. Het is in ieder geval belangrijk om afleiding te zoeken. De volgende activiteiten kunnen daarbij helpen: 1. Tijdens het studeren even een ommetje maken. 2. Tien minuten dromen over een heerlijke tropische vakantie. 3. Ontspanningsoefeningen doen. 4. Lekker koken. 5. Rustig een boek lezen. 6. Sporten.
! Tijd Tip 5 Hoe tegenstrijdig het ook lijkt, probeer vooral te ontspannen in een stresssituatie. Hierdoor kun je beter nadenken en voorkom je dat je in een opwelling gaat handelen. Om te kunnen ontspannen kun je je aandacht op je ademhaling richten. Adem rustig in en uit vanuit je buik. Als het ervaren van een (te hoge) werkdruk (eventueel in combinatie met andere stressfactoren) lang aanhoudt, kun je er klachten van krijgen. Klachten in verband met een hoge werkdruk zijn niet alleen voor watjes, de zwakkeren en nerveuze types: ieder mens heeft zijn grenzen. Integendeel zelfs: vaak branden juist de mensen die altijd net dat beetje extra geven, op een gegeven moment op. Daarom is het belangrijk te leren omgaan met stress!
6.3. Informatiestress Veel studenten en kenniswerkers lijden aan informatiestress. Van alle kanten stromen de e-mails, nieuwsbrieven, rapporten, leuke filmpjes, belangrijke weblogberichten en interessante links toe. Het opnemen en verwerken van al deze potentieel interessante informatie is vrijwel onmogelijk. En dat frustrerende besef kan weer tot stress leiden. Slim omgaan met informatiestromen leidt tot meer vrije tijd en een leeg hoofd [9, 10]. Al deze informatie, zoals inkomende e-mail berichten leiden je tijdens het studeren alleen maar af. Ook je telefoon kan zorgen voor de nodige afleiding. Je lost informatie-overbelasting op door anders, zelfbewuster en assertiever, met informatie om te gaan.
Plan een moment van de dag voor je e-mails, bijvoorbeeld een uur aan het einde van de dag en open gedurende de dag verder geen e-mails.
Wees selectief in het versturen van e-mails, want hoe meer je er zelf stuurt, hoe meer je er krijgt.
Zet je telefoon helemaal uit op de momenten dat je je echt moet concentreren op je studie.
19
7. Motivatie & Concentratie Als het studeren niet lekker loopt, kan dat verschillende oorzaken hebben. Studenten schrijven dit vaak toe aan verminderde concentratie of motivatie. Maar wat betekent dit eigenlijk? Wat zijn de werkelijke oorzaken van een gebrek aan concentratie of motivatie? Deze oorzaken kunnen worden toegeschreven aan interne factoren (de student) of externe factoren (de omgeving). Wil je je concentratie en/of motivatie verbeteren, dan is bewustwording van de werkelijke oorzaken het belangrijkste en zul je aan die oorzaken wat moeten doen. 7.1. Concentratie Concentratievermogen is de mate waarin je in staat bent je aandacht bewust te richten. Normaal gesproken zijn er twee stadia van concentratie te onderscheiden. Het eerste stadium is dat van verstrooidheid, waarbij je met je gedachten ergens anders bent. Het tweede stadium is dat van alertheid, waarin je heel geconcentreerd bent, oftewel, waarin je in een ‘flow’ zit. Dit is het gevoel ergens helemaal in op te gaan en de tijd te vergeten. Een gevoel van inspiratie en heerlijk bezig zijn. Na afloop voel je je helemaal voldaan en vol energie. Het zou heerlijk zijn om dit gevoel altijd wanneer we aan het studeren of aan het werk zijn te ervaren. Het bereiken van het stadium van flow blijkt afhankelijk te zijn van allerlei factoren [11]. 7.1.1. Interne factoren In deze paragraaf staan vier interne factoren beschreven die van invloed kunnen zijn op je motivatie en of concentratie.
20
Bioritme Studeer naar gelang je bioritme: plan je moeilijkste studieonderwerpen wanneer je mentaal op je best bent (dit moet je voor jezelf uit zien te vinden: studeer je ’s ochtends vroeg beter of juist ’s avonds na het eten?). Plan de makkelijkere taken op de tijden dat je mentaal wat minder bent. Zorg dat je van jezelf weet hoelang je geconcentreerd kunt blijven werken (10 minuten? Half uur?) en houd hier ook rekening mee! Lichamelijke conditie Een slechte lichamelijke conditie kan ook een oorzaak zijn van concentratieproblemen. Het is een oorzaak die vrij vaak voorkomt, bijvoorbeeld als je: - te weinig geslapen hebt. - een kater hebt. - grieperig of ziek bent. De beste remedie hier is simpel: eerst goed uitrusten, daarna opnieuw proberen. Rust ook niet te lang uit, dit geeft een sloom gevoel. Probeer in het normale ritme te blijven. Gedachten Gedachten hebben vaak te maken met dingen die je dwars zitten of waarover je twijfelt; je vader die in het ziekenhuis ligt, in de knoop zitten met jezelf, de studie is toch anders dan je dacht, je voelt je niet echt thuis in de nieuwe omgeving, ben ik wel goed genoeg. Praat er met iemand over of schrijf het op. Dit kan al veel helpen. Is er echt iets wat je dwars zit, dan kun je altijd contact opnemen met een van de studentenadviseurs van het STU.
7. Motivatie & Concentratie Studenten worden tijdens het studeren ook vaak afgeleid doordat ze denken aan dingen die ze nog ‘moeten’ of willen doen. Hierbij kun je denken aan boodschappen doen, klusjes voor de vereniging, uitoefenen van een hobby, op vakantie gaan, maar ook achterstand in de stof bijwerken. Het is belangrijk dat je deze actief concurrerende motieven tijdens het studeren uitschakelt. Tenslotte komt het vaak voor dat je op het moment dat je wilt beginnen uitvluchtgedachten hebt: “Het is nu half vijf, om zes uur gaan we eten… dan kan ik beter na het eten beginnen.” Studiegewoonten Concentratieproblemen kunnen ook samenhangen met studiegewoonten. Punten waar je in dit kader op kan letten, zijn:
je
Ruimte Je kunt je voorstellen dat als je kamer aan een drukke straat ligt, je meer geluidsoverlast zult hebben. Ook de plaats van je bureau in je kamer heeft invloed op je concentratie. Het is bekend dat een temperatuur van 18 ºC optimaal is om bij te studeren. Muziek op de achtergrond is niet per definitie storend, het hangt een beetje van je persoonlijke voorkeur af. Alles wat je niet nodig hebt voor het vak waar je mee bezig bent, maar toch op je bureau ligt, kan storend werken. Onderwijsstructuur Het onderwijssysteem op de universiteit is duidelijk anders dan je op de middelbare school gewend was. Ook het opbrengen van een goede concentratie bij zelfstudie (direct aan het begin van het kwartiel) is lastig. Het duurt immers nog een tijd voordat de tentamens komen, dus ervaar je nog niet zo’n druk.
1. Overzichtelijk ordenen van je aantekeningen. 2. Goed gebruik van je agenda. 3. Neem tijdens het studeren regelmatig pauze en ga dan ook echt iets anders doen. 4. Bepaal vooraf een concreet doel: wat ga je doen in dit studieblok? 5. Zorg ervoor dat je alles bij de hand hebt. 6. Werken met pen en papier helpt je de aandacht erbij te houden. 7.1.2. Externe factoren Ook externe factoren zijn van belang voor je motivatie en concentratie. hieronder staan de twee meest relevante beschreven voor het studeren.
21
7. Motivatie & Concentratie 7.1.3. Het verbeteren van de concentratie Een betere concentratie kun je af dwingen door bijvoorbeeld je studieomgeving zo in te richten dat je minder snel wordt afgeleidt of door te zorgen voor een goede lichamelijke conditie. Maar het concentreren zelf valt ook gewoon te leren door middel van oefeningen.
7.2. Motivatie Iedereen kent wel iemand die zo weinig mogelijk doet tijdens groepsopdrachten. Hij komt te laat en gaat te vroeg weg. Hij mist deadlines en doet alleen het absoluut noodzakelijke. Hij zit vaak langer koffie te drinken dan de rest, te klagen over zijn werk.
1. Tel je eigen uitademingen van 1 tot 10 en herhaal dit. Doe dit 20 minuten lang.
Iedereen kent ook wel iemand die zich voor 110 procent geeft. Hij is precies en werkt hard, en hij benadert nieuwe opdrachten met een glimlach in plaats van met geklaag. Waardoor verschillen deze twee studenten zoveel van elkaar? Het antwoord is motivatie.
2. Concentreer je tijdens een dagelijkse routineactiviteit, bijvoorbeeld ontbijten, volledig op wat je doet (in dit geval dus het klaarmaken en opeten van je ontbijt).
“Van de spanning van doen, naar de vrede van gedaan hebben.” – Julia Louis Woodruff –
22
Gemotiveerde studenten hebben de wil om te slagen, zijn gedreven om hun best te doen, ongeacht waar ze mee bezig zijn. Ongemotiveerde studenten vinden hun prestaties minder belangrijk en zijn niet meer bereid om meer te doen dan absoluut noodzakelijk is.
7. Motivatie & Concentratie 7.2.1. Wat is motivatie eigenlijk? Zoals aan het begin van dit hoofdstuk al is verteld, is de oorzaak van een gebrek aan motivatie toe te schrijven aan interne en externe factoren. Uit de psychologie [13] leren we dat motivatie wordt bepaald door de combinatie van je persoonskenmerken (intern) en de situatie (extern) waarin je studeert. Je eigen persoon speelt een grote rol: ben je leergierig, wil je graag bij de groep horen, wat zijn je toekomstverwachtingen, welk beeld heb je van jezelf en je capaciteiten? Maar ook de studiesituatie heeft een belangrijke invloed: de inhoud van de lessen, de manier waarop de lessen worden gegeven, het belang dat je ouders hechten aan je studie en een diploma, je financiële situatie, je huis(genoten), eventuele afhankelijkheid ten aanzien van je ouders enzovoort. Zo merk je al meteen dat je motivatie geen vaststaand gegeven is: je persoonlijke verwachtingen kunnen veranderen, je financiële toestand kan veranderen, lessen variëren naargelang de docent die ze geeft. Dat wil ook zeggen dat je ook aan een gebrekkige motivatie kan werken. Uit het voorgaande blijkt dat er verschillende factoren zijn die je motivatie bepalen. Een veelvoorkomende indeling is de motivatiematrix hiernaast.
Motvitatie Intrinsiek
Extrinsiek
Dit is wel een leuk en Als ik dit vak nu haal, interessant vak, hier wil ik betalen mijn ouders mijn goed voor scoren. vakantie.
Positief = stimulerend (positieve emotie zoals nieuwsgierig of betrokkenheid)
Negatief = remmend
(externe drijfveer, positieve beloning)
Ik weet dat als ik nu niet Ik ben bang voor de reactie begin, ik me straks schuldig van mijn ouders als ik voel. deze tentamenweek geen studiepunten haal. (negatieve emotie zoals (externe drijfveer, angst, onzekerheid of negatieve benadering) woede)
Je motivatie voor een bepaalde activiteit of een bepaald vak is altijd een combinatie van intrinsieke en extrinsieke motivatie. Dit betekent dat ze elkaar kunnen aanvullen of compenseren: een mindere mate van intrinsieke motivatie kun je vaak compenseren door een verhoogde mate van extrinsieke motivatie.
23
7. Motivatie & Concentratie Een kenmerk van extrinsieke motivatie is dat je deze zelf aanzienlijk kunt vergroten. Om dit te kunnen doen is het belangrijk om te weten hoe motivatie voor een bepaalde activiteit werkt. Dit proces verloopt voor iedereen en voor alle activiteiten in gelijke stappen [14]. Dit proces heet de motivatieketen en zullen we illustreren aan de hand van hardlopen. Je hebt behoefte aan een betere conditie, meer uithoudingsvermogen. Uit die behoefte komt de wens voort te gaan hardlopen. Uit ervaring weet je dat dit je ontspant en dat je uithoudingsvermogen steeds beter wordt. Je hebt dus de verwachting dat hardlopen je conditie verbetert. Je vertrouwt op het effect van hardlopen en dat geeft je de prikkel om je sportkleren aan te trekken, naar buiten te gaan en in het park te gaan joggen; je gaat het doen. Als je dan weer gedoucht achter je bureau zit, beoordeel je het effect: ja, je voelt je lekker, gefocust. En de volgende keer ben je nog gemotiveerder te gaan hardlopen en je wordt er ook steeds beter in. Zo goed, dat je steeds langere afstanden kunt lopen en zelfs overweegt de marathon te lopen! Dit voorbeeld laat zien dat je door het behalen van positieve resultaten gemotiveerd raakt. Dit werkt ook zo bij studeren wanneer positieve resultaten worden behaald. Zo niet, dan kun je ontmoedigd raken. Bij positieve resultaten ga je door, dan doe je veel en daardoor wordt de kans op verder succes groter. Bij negatieve gevolgen ben je eerder geneigd het bijltje erbij neer te gooien, dan doe je minder en dat maakt de kans op succes nog kleiner. Hoe meer positieve resultaten je haalt, des te meer je extrinsieke motivatie groeit.
24
Oefening
7. Motivatie & Concentratie 7.2.2. Hoe kan ik mijn motivatie vergroten? Kies een taak uit jouw studieplanning van deze week waarvoor je je Ruw gezegd zijn er vier factoren die de motivatie verhogen, of juist moeilijk kon motiveren. Beschrijf elke stap van bovenstaand schema volledig in rook doen opgaan [15]: bij jouw voorbeeldsituatie. 1. De waarde van een doel. Welke stap in de motivatieketen is voor jou doorslaggevend in het 2. Hoe concreet is het doel. ontbreken van motivatie? 3. De kans dat je dat doel ook kunt bereiken. -------------------------------------------------------------------------------------------4. De tijd die passeert voordat je dit doel kunt bereiken. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- De waarde van een doel Waarom is dit zo en hoe zou je dit willen veranderen? Hoe waardevol is iets? Dat is voor iedereen verschillend. Voor de ene is -------------------------------------------------------------------------------------------- het behalen van het eerste jaar een absolute must om niet levenslang -------------------------------------------------------------------------------------------- als mislukkeling door het leven te gaan, voor iemand anders is het -------------------------------------------------------------------------------------------- vinden van een vriendin cruciaal, of is een grote vriendenkring iets wat -------------------------------------------------------------------------------------------- minstens even belangrijk is als de rest. Kenmerkend voor elk doel is: hoe -------------------------------------------------------------------------------------------- waardevoller je het vindt, hoe meer je ook gaat doen (en soms: laten) om -------------------------------------------------------------------------------------------- dat doel te bereiken.
Cursus Bij het STU worden cursussen gegeven. Dit zijn trainingen waarbij je weer op de juiste manier aan het studeren wordt geholpen. Eerst door de motiverende werking van de training en daarna op eigen houtje. Meer informatie over deze trainingen zijn te vinden op de website http://w3.tue.nl/nl/diensten/stu/trainingen/ studie_en_studeergedrag/
Hoe concreet is het doel “Boeiend werk zoeken” is misschien een mooi doel, maar hier kan je jezelf niets bij voorstellen. Is dit in een bakkerij staan en brioches kneden? Is het als advocaat echtscheidingen pleiten? Of als ingenieur een brug plaatsen over de Atlantische Oceaan? Natuurlijk is het niet altijd haalbaar om een doel haarfijn te omschrijven, maar in de regel geldt: hoe concreter het doel, hoe gemotiveerder je wordt.
25
7. Motivatie & Concentratie
De tijd om een doel te bereiken Voor doelen die je snel kunt bereiken heb je doorgaans meer motivatie dan voor doelen die veraf liggen. Dit tijdsperspectief zorgt voor de meeste problemen en is steeds een bron van interne conflicten. “Lekker feesten tijdens het uitgaan” is een doel dat sneller gerealiseerd is dan “over één week het vak mechanica halen”. Vandaar dat het eerste doel meestal aantrekkelijker lijkt dan boven boeken hangen…
Doel Voorbeeld: P halen
26
Waardevol (ja/nee) ja!
Concreet (ja/nee) Nee, wat moet ik nog doen?
Oefening
Kans om dat doel te bereiken Hoe meer kans je denkt te hebben om een doel te bereiken, hoe gemotiveerder je doorgaans zal zijn. Wie op voorhand denkt dat zijn slaagkans nihil is, zal er zich ook naar gedragen. Wie zeker is dat hij nieuwe vrienden gaat vinden, heeft wellicht meer succes dan iemand die bij voorbaat denkt dat hij, zoals op het VWO, alleen door het studentenleven zal gaan.
Formuleer in het schema hieronder voor jezelf een aantal doelen en geef aan wat ze voor je betekenen en hoe gemotiveerd je er voor bent. Van welke doelen zou je je motivatie graag willen verhogen?
Haalbaar (ja/nee) Ja, het jaar is net begonnen.
Realistisch (ja/nee) Ja, als ik de vakken goed bijhoud.
Motivatie (--/-/+/++) ++
7. Motivatie & Concentratie
De acht geboden voor verandering Wanneer je aan je doelen werkt, houdt dan de acht geboden voor verandering in gedachte:
V E R A N D E R
Geloof in jezelf Zelfvertrouwen vormt de basis van zelfmotivatie [16]. Probeer zoveel mogelijk aan positieve dingen te denken en een positief zelfbeeld te ontwikkelen. Vergelijk jezelf niet voortdurend met anderen. Er is altijd wel iemand te vinden die slimmer is, iets sneller of beter kan doen, die mooier of slanker of beter gekleed is. Concentreer je liever op positieve gedachten als:
Veranderen Energie Realistisch Accepteren
- Ik vind mezelf aardig - Ik ben de moeite waard - Ik stel hoge, maar reële eisen aan mezelf - Ik neem de verantwoordelijkheid voor mijn eigen leven - Ik kan goed voor anderen zorgen - Ik heb een sterke persoonlijkheid - Als ik iets echt wil, zal ik het ook krijgen
Niet negatief Goede manieren om je zelfbeeld positief te beïnvloeden zijn: Doelgericht Enthousiasme Rustig aan
1. Maak een lijst van je positieve eigenschappen 2. Schrijf eens op welke complimenten anderen jou de afgelopen tijd hebben gemaakt 3. Denk aan positieve gebeurtenissen uit het verleden, dingen waar je met een glimlach aan terugdenkt 4. Maak een succes curriculum vitae: een overzicht van al jouw persoonlijke successen.
27
28
Maak afspraken met je omgeving Zorg voor ‘bondgenoten’. Spreek met een vriend of vriendin af om samen te gaan sporten of samen te gaan studeren. Kies bij voorkeur iemand die minder moeite heeft om aan de geplande activiteit te beginnen en vol te houden. Zo kun jij je optrekken aan je ‘bondgenoot’. Je kunt ook mensen in je omgeving vertellen over je plannen. Deze mensen zullen je waarschijnlijk uit interesse vragen hoe het met je plannen staat. Een vorm van sociale controle die je helpt in actie te blijven.
Oefening
Organiseer je werkomgeving Het ligt voor de hand, maar meestal doe je het toch niet. Organiseer je werkomgeving zodanig dat je zo veel mogelijk wordt ‘verleid’ tot studeren. Ruim je bureau op, zet je computer uit of zet je social media en je mailbox uit. Zorg dat je alles wat je nodig hebt binnen handbereik hebt en ga niet in bed of op de bank liggen om een boek
Oefening
Oefening
Het 5-minutenplan Deze oefening is speciaal voor als je moeite hebt met beginnen aan een taak. Spreek met jezelf af dat je voor slechts 5 minuten aan het bestuderen van een boek begint. Na 5 minuten bepaal je voor jezelf of je bereid bent er nog eens 5 minuten aan vast te plakken. Dit is vrijblijvend en hoeft dus niet. Vaak blijkt dat je nog best wel 5 minuten met je taak kunt doorgaan als je er eenmaal aan begonnen bent!
Oefening
Stukje-bij-beetje-benadering Dit is vooral geschikt voor wanneer je al je werk hebt opgestapeld, bijvoorbeeld het maken van Calculus-opgaven. Je spreekt met jezelf af dat je begint aan het maken van de sommen en dit volhoudt zolang het voor jezelf haalbaar is. Je begint in ieder geval aan één opgave en je zorgt dat je die maakt en begrijpt. Hierna bepaal je zelf weer of je verder gaat met de volgende som.
Oefening
7. Motivatie & Concentratie
Belonen en/of straffen Dit kun je kunstmatig of kinderachtig vinden, maar voor sommige mensen werkt het wel. Beloningen kun je kleiner of groter maken. Beloon jezelf bijvoorbeeld met een kopje koffie als je een uurtje effectief hebt gestudeerd. Of geef jezelf een avond vrijaf en ga lekker voor de TV hangen als je gedaan hebt wat je die dag had gepland. En als het niet gelukt is om je dagtaak te doen, kun je jezelf ook ‘straffen’ door bijvoorbeeld met jezelf af te spreken dat je dan die avond de keuken moet schoonmaken of dat je niet naar die ene borrel mag.
8 . Het bestuderen van studieboeken en dictaten Als beginnend student word je geconfronteerd met een flinke hoeveelheid boeken en dictaten, waarvan de docenten verwachten dat je deze al na een aantal weken college en instructies op tentamenniveau beheerst. Als je geluk hebt, zal een docent je helpen door bij aanvang van de collegecyclus je een verdeling van de leerstof over de collegeweken aan te reiken. Veel vaker zal het echter het geval zijn dat je zelf een planning moet opstellen.
De methode kent drie fasen: 1. Oriënterend doornemen 2. Grondig bestuderen 3. Overzicht creëren: de helikopterview. Deze methode wordt toegepast op het hele boek en daarbinnen op ieder hoofdstuk afzonderlijk (zie afbeelding).
Als studenten een boek gaan bestuderen, vallen vaak twee dingen op: 1. Een globale oriëntatie op het boek wordt weggelaten. Er wordt meteen begonnen met het eerste hoofdstuk of het opgegeven gedeelte. 2. Vaak wordt het boek van a tot z gelezen en na de eerste leesronde wordt, als tentamenvoorbereiding, het complete boek nog een keer gelezen in de hoop zich zo optimaal op het tentamen te hebben voorbereid. Om zo effectief mogelijk te studeren is het goed om te weten hoe je het bestuderen van een boek anders kunt aanpakken [17,18]. 8.1. De methode Om je tijd zo effectief mogelijk te gebruiken, zul je ACTIEF te werk moeten gaan. Er is een methode die zich uitermate leent voor de hoeveelheid stof waarmee jullie geconfronteerd worden.
Deze methode sluit aan bij de onthoudcurve, die in het hoofdstuk ‘leren en studeren’ aan bod is gekomen. Door deze methode van theoriebestudering te hanteren kom je, in een kort tijdsbestek, meerdere malen in aanraking met de hoofdlijnen van de leerstof.
Marion Stevens, 1e jaars Technische Innovatiewetenschappen “Ik dacht eerst dat de aanpak volgens de methode me meer tijd zou gaan kosten dan mijn huidige aanpak. Totdat ik me realiseerde dat nu juist de oriëntatiefase en helikopterview me veel minder tijd kosten dan het extra herhalen van een hoofdstuk, wat ik eerst deed.”
29
8 . Het bestuderen van studieboeken en dictaten Oriënterend doornemen Voordat je aan een boek begint, kunnen we je aanraden je eerst te oriënteren op het boek. Dit doe je door: 1. de inhoudsopgave te bekijken, deze geeft een geordend overzicht van de belangrijkste onderwerpen; 2. de inleiding te lezen, deze geeft een toelichting op de indeling en opzet van het boek; 3. een eventueel aanwezige samenvatting te lezen. Grondig bestuderen Na deze oriëntatie kun je met het bestuderen van de hoofdstukken beginnen. Dit verloopt volgens eenzelfde schema als de bestudering van het boek, alleen op een ander niveau. Dit wordt toegelicht in paragraaf 8.3.2.
Bestudering van de hoofdstukken Om de stof volgens deze methode goed te kunnen bestuderen, raden we je aan ieder hoofdstuk in stukken te verdelen. Het is de bedoeling dat je de grootte van het stuk zo kiest dat de drie fasen zonder onderbreking in een keer zijn af te werken. De tijd dat je je goed kan concentreren, neem je hiervoor als uitgangspunt. Voor de meesten geldt dat ze zich optimaal kunnen concentreren gedurende 45 tot 60 minuten. Jouw optimale concentratietijd moet je dus zien te achterhalen. Dit kan per vak verschillen. Vervolgens moet je gaan bepalen hoeveel pagina’s je in dat tijdsbestek kan bestuderen. Daar ben je snel genoeg achter. Sowieso is het verstandig af te bakenen naar hoofdstuk, paragraaf of collegestof. Ook moet je er voor zorgen dat je het betreffende hoofdstuk in 1 à 2 dagen afrondt.
Overzicht creëren Na bestudering van de totale leerstof is het belangrijk dat je een helder overzicht krijgt over de stof (zie Helikopterview §8.1.3). Een goede manier om dit te bereiken is om aan de hand van de inhoudsopgave per hoofdstuk de belangrijkste punten op te schrijven zonder in het boek te spieken. Door dit te doen, krijg je ook vaak inzicht in de samenhang tussen de verschillende hoofdstukken. Tenslotte kun je dan door het maken van oude tentamens nagaan of je de stof voldoende beheerst. “Hoe groot en lastig een probleem ook is, de verwarring neemt altijd af na een kleine stap in de richting van een oplossing. Doe iets.” – George F. Nordenholt-
30
8 . Het bestuderen van studieboeken en dictaten 8.1.1 Fase 1: Oriënterend doornemen Voordat je de stof grondig gaat bestuderen, probeer je eerst een indruk te krijgen van de te behandelen onderwerpen en van de opbouw. Tijdens de oriëntatie kun je je afvragen wat je al over het behandelde onderwerp weet en natuurlijk weer wat je erover zou willen of moeten weten. Dit is nuttig, want het heeft invloed op de wijze waarop je de volgende fase aanpakt. Je weet nu namelijk of en waar belangrijke en interessante informatie te verwachten is. Ook heb je een indruk gekregen van de moeilijkheidsgraad. Als je scherper voor ogen hebt wat je met het materiaal wilt gaan doen, kan dat een positief effect hebben op je concentratie. Om een totale indruk van het hoofdstuk te krijgen, kun je de inleiding en de slotalinea’s lezen. De rest van het hoofdstuk neem je globaal door; dit betekent dat je let op cursiveringen, onderstrepingen, schema’s, figuren en grafieken. Je kunt er ook voor kiezen van de overige alinea’s steeds de eerste en de laatste regels te lezen.
Dit alles is bedoeld om de grote lijn duidelijk te krijgen en je aandacht te winnen voor de leerstof. Als je nog niet gewend bent je te oriënteren op schriftelijk materiaal, dan raden we je aan dat -in ieder geval de eerste tijd- zo bewust mogelijk aan te pakken. Na verloop van tijd zal het een gewoonte worden. Neem al het materiaal dat je moet lezen eerst oriënterend door. Besluit je daarna om niet verder te gaan of om slechts enkele gedeelten grondig te bestuderen, dan heeft het je minder tijd gekost dan wanneer je ‘zo maar’ was begonnen met lezen. Je rondt het oriënterend doornemen af door te bepalen tot waar je de stof grondig gaat bestuderen. 8.1.2 Fase 2: Grondig bestuderen Bij deze tweede fase van het ACTIEF bestuderen van studiestof zijn potlood en papier belangrijke hulpmiddelen. Het maken van aantekeningen, schema’s, samenvattingen e.d. kan je helpen meer greep op de stof te krijgen, de hoofd- en bijzaken beter van elkaar te onderscheiden en samenhangen te zien. Ook kun je je overzicht vergroten door: -
Tineke de Jong, 2e jaars Scheikundige technologie “Juist met een oriëntatiefase en een ‘helikopter’-fase erbij bereik je dat je de stof beter begrijpt en langer onthoudt en dat je de samenhang beter ziet. Daarbij heb ik er ook meer aan bij de bestudering van een volgend hoofdstuk, bij het maken van vraagstukken, bij practica, werkgroepen enz.”
-
formules, grafieken en tabellen goed te bestuderen, deze zijn vaak een samenvatting van delen van de stof; voorbeeldvraagstukken door te rekenen; mee te denken met voorbeelden; voorspellingen te doen over de inhoud.
Actief meedenken verhoogt de concentratie!
31
8 . Het bestuderen van studieboeken en dictaten Een aantal mogelijkheden om potlood en papier te gebruiken bij het bestuderen van een tekst worden in het onderstaande besproken: a. Concretiseren Sommige studenten vinden het heel handig steeds met een paar vragen in hun achterhoofd een hoofdstuk of een boek te bestuderen. Voorbeelden van dergelijke vragen zijn: “Welke vraag probeert de auteur in deze paragraaf of hoofdstuk te beantwoorden?”, “Wat”, “Waarom”, “Hoe”, “Wanneer” e.d. Anderen vinden het fijn om abstracte kennis concreet te maken. Schrijf eens voorbeelden op van concrete toepassingen bij de leerstof of probeer de nieuw aangeleerde kennis te gebruiken om gebeurtenissen in de wereld van alledag te interpreteren. b. Onderstrepen Door te onderstrepen kun je belangrijke punten in de tekst eruit lichten. Je dwingt jezelf tot het opzoeken van de kern, wat je inzicht in de studiestof kan vergroten. Bovendien kan het onderstrepen handig zijn bij het herhalen van de stof. Let bij het onderstrepen wel op het volgende: - Onderstreep niet teveel, dus liever geen volledige zinnen, maar woorden of woordgroepen. - Onderstreep pas nadat je een paar regels (bijvoorbeeld een alinea) hebt gelezen. Je hebt dan een betere indruk welke delen de kern bevatten. - Zet geen slordige of scheve strepen. Zorg dat de tekst gemakkelijker leesbaar wordt. - Onderstreep met potlood. Dan kun je nog uitgummen als je bij nader inzien het onderstreepte deel toch minder belangrijk vond.
32
c. Het maken van aantekeningen Bij het grondig doornemen van een tekst kun je ook korte aantekeningen in je boek of dictaat maken. Je kunt bijvoorbeeld: -
de hoofdgedachten in kernwoorden weergeven; een stuk tekst in symbolen omzetten; uitleg bij een moeilijke passage plaatsen; een korte samenvatting in eigen woorden geven; vragen die bij je opkomen opschrijven; vraagtekens in de marge zetten; de opbouw verduidelijken door er signaaltekens bij te zetten (I, II, A, B, e.d.).
d. Begrippenlijsten maken Het is vaak nuttig per hoofdstuk een lijst te maken van de belangrijkste termen of begrippen. Je kunt dit beter doen ná het grondig bestuderen dan tijdens, omdat je achteraf beter kunt beoordelen wat in de lijst moet worden opgenomen. Aan de hand van de lijst kun je de stof later ook voor jezelf herhalen.
8 . Het bestuderen van studieboeken en dictaten e. Overzichten maken van formules of betrekkingen In veel natuurwetenschappelijke vakken moet je leren formules of betrekkingen toe te passen in allerlei vraagstukken of problemen. Als je daarbij steeds uitgaat van de groep belangrijkste formules of betrekkingen heeft dat grote voordelen, want het is onmogelijk alle betrekkingen uit je hoofd te leren en te onthouden wanneer ze geldig zijn. Daarnaast wordt het zoeken naar formules of betrekkingen die in een opgave nodig zijn, gemakkelijker. En bovendien, hoe minder betrekkingen je tot de belangrijkste rekent, des te vaker gebruik je ze en des te makkelijker onthoud je ze ook. Vooral de formules en betrekkingen die bij uitstek geschikt zijn als startpunt bij het maken van vraagstukken, komen in aanmerking als kernbetrekking. Je kunt de onderstaande criteria gebruiken als je in je studieboek, dictaat of collegeaantekeningen zoekt naar kernbetrekkingen: - Behoort deze formule of betrekking tot de kern van de vakinhoud? - Hoeveel stappen zijn nodig om de betrekking af te leiden? Als de afleiding lang is en de betrekking vaak gebruikt wordt, noteer deze dan als kernbetrekking. - Is de gegeven formulering de meest geschikte voor gebruik in vraagstukken? - Is de lijst volledig en staan er geen overbodigheden in? Bekijk dit ook als je met de begrippenlijst werkt.
f. Schema’s maken Sommige vakken lenen zich er beter voor dan andere, maar in het algemeen kan het schematisch in kaart brengen van de leerstof je helpen er meer grip op te krijgen. Dit geldt vooral als er veel begrippen en relaties tussen die begrippen in de tekst beschreven staan. De werkwijze die je bij het schematiseren volgt ziet er als volgt uit: 1. Lees de tekst goed door. 2. Spoor de begrippen op, die in de tekst worden toegelicht. Schrijf kort op wat erover gezegd wordt. 3. Spoor de relaties op tussen deze begrippen. 4. Maak een schema door de begrippen te omlijnen en met relatiesymbolen te verbinden. Maak het overzichtelijk door op de volgende punten te letten: - laat elk begrip slechts één keer voorkomen in het schema, - streef naar een duidelijke structuur (bijv. hiërarchisch), - voeg begrippen indien nodig samen tot 1 nieuw begrip, - voorkom kruisende en lange lijnen, - gebruik desgewenst kleuren. 5. Controleer het schema en stel het eventueel bij.
Schrijf de kernbetrekkingen en -formules op, dan kun je ze gemakkelijker opzoeken en onthouden en de verbanden beter zien. Noteer ook de aannames voor geldigheid.
33
8 . Het bestuderen van studieboeken en dictaten g. Uittreksels en samenvattingen maken Een uittreksel of samenvatting gaat verder dan een schema. Er worden niet alleen kernpunten, maar ook belangrijke details in opgenomen. Aan een goed uittreksel kun je de eis stellen, dat het je studieboek moet kunnen vervangen. Het maken van een uittreksel kost veel tijd; het is ook vaak niet nodig. Meestal is het maken van een begrippenlijst of een schema efficiënter. Maar als je een boek maar korte tijd mag lenen zit er niets anders op. Maak je een uittreksel , let dan op het volgende: - Maak het overzichtelijk. Als de opbouw van de stof je niet helemaal duidelijk is, probeer dan eerst een schema te maken. - Maak het uittreksel niet te uitgebreid. Ga na of inleidende of samenvattende gedeelten misschien zelf als uittreksel kunnen dienen. - Werk netjes. Zet in de marge of bovenaan de bladzijde steeds het paginanummer of deel van het boek, waarop het uittreksel betrekking heeft; gebruik eventueel verschillende kleuren. Om je de nieuwe manieren eigen te maken, is oefening nodig. Welke manier(en) je gebruikt, hangt natuurlijk af van je persoonlijke voorkeur, type studiemateriaal, tentameneisen en beschikbare tijd.
8.1.3 Fase 3: Overzicht creëren: de helicopterview Dit is de belangrijkste fase van deze methode, die echter meestal niet uitgevoerd wordt. Na het grondig doornemen van een hoofdstuk denken de meeste studenten: “Weer een hoofdstuk af, nog maar drie te gaan!”. Grondig doornemen is natuurlijk heel belangrijk, maar het bestudeerde blijft pas echt hangen als je even ‘boven’ de stof gaat staan en zo een overzicht creëert. Eenmaal een gedeelte bestudeerd, is het zinvol je de volgende vijf vragen te stellen: 1. Waar ging het over en wat was het belangrijkste? 2. Wat zijn in het kort de hoofdlijnen van het bestudeerde? 3. Welke formules en betrekkingen weet je nog? 4. Wat is de relatie met de rest van de stof? 5. Werd hetgeen je zelf belangrijk vond ook op het college benadrukt? Het is verstandig de antwoorden op deze vragen, zonder boek, op een A4tje te noteren. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat dit een uitgebreide samenvatting wordt; eerder om voor jezelf na te gaan in hoeverre je de stof beheerst. Je kan dit vervolgens nog vergelijken met de gemaakte aantekeningen en het boek. Als je merkt dat je bepaalde gedeelten verkeerd genoteerd hebt of zelfs belangrijke gedeelten totaal vergeten bent, moet je hier nog even aandacht aan besteden. Juist deze fase zorgt ervoor dat je bij het voorbereiden van je tentamens veel minder tijd nodig hebt! En die heb je dan toch al zo weinig!
34
9 . Snellezen en Mindmapping 9.1 Snellezen
Oefening
Hoe lees je een boek, dictaat of rapport? Vaak hebben we de neiging om gewoon op pagina één te beginnen met lezen en zo het hele boek te Wereldrecord snellezen: 3850 woorden per minuut! lezen. Resultaat: duurt lang, is saai en vaak weet je aan het eind niet meer wat je in het begin hebt gelezen. Wat veel effectiever is, is om te lezen Gemiddeld lezen Nederlanders met ongeveer 250 woorden per minuut. alsof je een legpuzzel maakt. Hiervoor kun je vier stappen doorlopen: Gebleken is dat er een correlatie bestaat tussen snel spreken en snel lezen. Een Italiaan spreekt en leest bijvoorbeeld sneller dan een Nederlander, 1. Wat is het totale beeld van het boek (bekijk buitenkant, lees terwijl een Texaan langzamer spreekt en leest. Iedereen zou 1000 woorden inhoudsopgave etc.)? per minuut moeten kunnen lezen, zonder begripverlies, maar dit vereist 2. Blader er snel doorheen en lees de makkelijkste stukjes (grafieken, wel wat training. Voor meer handige tips kun je eens kijken naar het arikel afbeeldingen, samenvattingen, mindmaps e.d.). http://lifehacking.nl/algemeen/leer-snellezen-in-6-babystapjes/. 3. Lees dan het boek als geheel (of niet). Je zult merken dat het lezen makkelijker gaat omdat je al een grof beeld hebt. Ooit is berekend dat iemand die op kantoor werkt ongeveer 5 à 6 uur bezig 4. Lees het nog een keer snel door en maak een mindmap. is met lezen. Als we dit simpel zouden kunnen versnellen, al gaan we maar van 250 naar 500 woorden per minuut, betekent dit natuurlijk nog een 1. Neem een boek, zet een alarmklok op 5 minuten en lees in enorme tijdswinst. je normale tempo. 2. Stop na 5 minuten met lezen en tel het aantal woorden Belangrijke aspecten [19]: ongeveer (tel het gemiddeld aantal woorden van de eerste 3 regels en vermenigvuldig dit met het aantal regels per pagina) 0 Houd het lichaam ontspannen en de geest alert 3. Deel de uitkomst door 5, dit is het aantal woorden per 0 Formuleer duidelijke doelstellingen minuut dat je hebt gelezen. 0 Zorg voor goed licht, bij voorkeur daglicht 4. Vertel hardop wat je hebt gelezen en stel daarbij de volgende 0 Zorg voor een actieve houding (goede stoel ed) vragen: Heb ik het gevoeld dat ik het goed heb begrepen? Heb 0 Zorg ervoor dat het boek goed openvalt en plat blijft liggen ik de belangrijkste feiten eruit gehaald? 0 Stel vooraf vast hoe lang je wilt lezen en tot hoever je wilt komen 5. Lees vervolgens dezelfde tekst nogmaals en beantwoord in het boek de volgende vragen: Heb ik het inderdaad goed begrepen? Heb ik het de eerste keer voldoende gelezen? Wat wil ik verbeteren, snelheid, begrip of beide?
35
9 . Snellezen en Mindmapping 9.2 MindMapping Wat is MindMapping (MM)? MM is eén van de technieken om je hersenen beter te gebruiken, meer informatie te verwerken, een beter overzicht te houden en sneller te leren Door meerdere plaatjes en verbindingen te maken leg je sterke(re) associaties aan [20,21].
Hoe ga je te werk? 1. A4 vel, blanco, overdwars 2. Thema in midden, minimaal 3 kleuren en maximaal 5 3. Soepele lijnen vanuit het thema 4. Verbind de lijnen vloeiend 5. Gebruik 1 woord, 1 symbool per lijn 6. Gebruik hoofd en blokletters 7. Start op 14.00, met de klok mee 8. Gebruik beelden, symbolen, kleurendimensies 9. Laat je geest de vrije loop
@ Oefening
Wanneer kun je het gebruiken? Je kunt MM gebruiken bij het maken van aantekeningen, lezen van een boek/rapport, voorbereiden van een presentatie, brainstormen of om de creativiteit te verhogen.
Wat heb je nodig? Een groot vel papier en verschillende kleuren pen/potlood
36
Maak je eigen MindMap; studeren is het thema. Zoek via Google ook meer informatie over MM op.
10. Het oplossen van vraagstukken Waarom zou je aandacht besteden aan het oplossen van vraagstukken?
1. Vraagstukken bestaan uit een toepassing van de theorie. Door het oplossen van vraagstukken leer je de mogelijkheden én beperkingen van een onderdeel van de studiestof kennen.
2. Door het oplossen van vraagstukken raak je veelal bekender met de studiestof, waardoor je die beter onthoudt, terwijl het ook je inzicht in de studiestof vergroot.
3. Veel tentamens bestaan voor een groot deel uit vraagstukken, zodat het oplossen van vraagstukken een zeer gericht onderdeel is van de voorbereiding op die tentamens. Door het oefenen met vraagstukken kun je zelf nagaan of je de stof kent op de manier waarop deze op het tentamen gevraagd wordt.
10.1 Werkwijzen voor het oplossen van vraagstukken. Ook vraagstukken maken vereist een actieve benadering. Je zult je bewust moeten afvragen hoe je een vraagstuk gaat aanpakken: vraagstukken die je tijdens je studie tegenkomt, laten zich vaak niet door ‘wat proberen en maar zien wat er van komt’ oplossen. Ook worden er in de meeste gevallen geen aanwijzingen gegeven, die je stap voor stap naar het antwoord leiden. Je zult zèlf de stappen moeten bedenken die nodig zijn om de oplossing te vinden. Het helpt, als je hierbij systematisch te werk gaat [18]. Zo voorkom je makkelijker dat je fouten maakt en het helpt je met punten scoren tijdens een tentamen. Vaak is namelijk de uitwerking meer punten waard dan de uiteindelijke uitkomst van een vraagstuk. Het gaat er bij systematisch vraagstukken oplossen niet om dat je een omvangrijke procedure opgelegd krijgt, maar dat je greep houdt op het oplossingsproces en je tijdens elke stap bewust bent waar je mee bezig bent. Fase 1: Het begrijpen van het probleem Fase 2: Het ontwerpen van een oplossingsplan Fase 3: Het uitvoeren van het oplossingsplan Fase 4: Het bestuderen van het resultaat
37
10. Het oplossen van vraagstukken Fase 1: Het begrijpen van het probleem Bij deze fase gaat het erom, dat je de probleemstelling scherp voor ogen ziet. Het is vooral belangrijk dat je de opgave nauwkeurig leest en herleest. Een veel gemaakte fout in het beginstadium van het zoeken naar een oplossing is dat men gegevens over het hoofd ziet of dat men zich vergist in de interpretatie van de gegevens. Tijdens deze fase is het belangrijk dat je antwoord vindt op de volgende vragen: Wat zijn de gegevens? Wat is het gevraagde? Het is aan te raden om je bij ieder probleem af te vragen wat de gegevens zijn, of het er voldoende zijn, of sommige ervan misschien overbodig zijn of zelfs in strijd met elkaar en wat er tenslotte precies gevraagd wordt. Wat zijn de randvoorwaarden? Is er al een waarde van de onbekende onder bepaalde condities gegeven? Kun je het probleem of een gedeelte ervan met behulp van een plaatje duidelijk maken? Kun je de woorden, begrippen of eigenschappen in symbolen omzetten? Vermijd het om numerieke gegevens in deze vorm te betrekken, omdat het toepassen van één bewerking hierop al tot gevolg kan hebben dat het resultaat niet meer te begrijpen is. Daarnaast maak je met cijfers veel makkelijker fouten dan met symbolen; denk aan schrijf- en rekenfouten. “ Beginnen is het geheim van vooruit komen. En het geheim van beginnen is uw complexe overweldigende taken in kleine hanteerbare stukken onderverdelen en met de eerste ervan beginnen. “ – Mark Twain –
38
Fase 2: Het ontwerpen van een oplossingsplan De belangrijkste en moeilijkste stap die je moet zetten om een probleem op te lossen, is uiteraard bedenken hoe je vanuit het gegevene tot het gevraagde komt. Hiervoor zul je helder en stap voor stap over de oplossingsroute nadenken en zelf deze route moeten kunnen bedenken en begrijpen. Belangrijk is echter, dat je het probleem niet in één keer volledig probeert te bevatten of op te lossen, maar dat je achtereenvolgens de volgende vragen probeert te beantwoorden: 1. Herken je het probleem? Als je het probleem in een min of meer wiskundige vorm hebt gegoten, kun je jezelf de volgende vragen stellen: ‘Heb ik dit probleem al eens gezien?’ ‘Heb ik dit probleem in een andere context gezien?’ ‘Heb ik wel eens een probleem opgelost, dat er enigszins op leek?’ Er zijn dan twee mogelijkheden: a. Je herkent het probleem op grond van de ervaring, die je hebt verkregen door het oplossen van allerlei problemen in het verleden. Als je je herinnert al eerder gelijkwaardige problemen te hebben opgelost, kun je met deze ervaring aan de slag. Je weet dan eveneens de moeilijkheidsgraad van het betreffende probleem. b. Je herkent het probleem niet. Is het probleem volledig nieuw voor je? Raak dan niet in paniek, maar realiseer je dat het probleem met de theorie, die je je hebt eigen gemaakt, op te lossen moet zijn.
10. Het oplossen van vraagstukken 2. Welk deel van de theorie moet hiervoor gebruikt worden (stellingen, formules)? Kan je het probleem in een eenvoudigere vorm herformuleren? Gebruik voor de herformulering alleen de noodzakelijke gegevens en het gevraagde. Ga na of van de gegeven probleemstelling een wiskundig geformuleerde probleemstelling gemaakt kan worden.
Fase 3: Het uitvoeren van een oplossingsplan Tijdens deze fase wordt het probleem stap voor stap opgelost. Laat alles zoveel mogelijk in formulevorm staan en vul pas op het laatst de getallen in. Let hierbij op het volgende: - Controleer iedere stap. - Is het in te zien dat de stap juist is? - Is het te bewijzen dat de stap juist is?
3. Kun je het probleem in deelproblemen ontleden? 4. Kun je het probleem of de deelproblemen gedeeltelijk oplossen? 5. Zijn alle gegevens en randproblemen gebruikt? Bepaal dan het uiteindelijke plan voor de oplossing. Dit zal vaak uit verschillende stappen of delen bestaan. Beschouw nu nog eens het probleem en de oplossingsmethode: - Heb je alle gegevens nodig? - Bij welke stap zul je bepaalde gegevens nodig hebben? - Is de volgorde van de verschillende stappen correct? - Welke stappen zullen nog moeilijkheden kunnen geven? 6. Kun je een benadering geven van het antwoord? Je kunt op basis van de gegevens een schatting van de uitkomst geven, maar ook op grond van andere criteria. Vaak kun je al zonder berekeningen – vanuit ervaring of de theorie – iets zeggen over de orde van grootte en teken van het antwoord.
Petra de Brouwer, 2ejaars Informatica “Ik dacht zelf altijd dat het verloop van een oplossingsplan voor een groot gedeelte toe te schrijven was aan een mengsel van fantasie en geluk en dat ik hier zelf weinig invloed op uit kon oefenen. Bovendien zag ik door de wirwar aan gegevens en mogelijke rekenwijzen nauwelijks enige systematiek in de oplossingsroute. Door het stap voor stap te doen en met een oplossingsplan leerde ik dat het geen kwestie is van geluk”
39
10. Het oplossen van vraagstukken Fase 4: De bestudering van het resultaat Bij deze fase gaat het erom dat je kritisch nadenkt over hetgeen je in de voorgaande fasen hebt gedaan. Een veel gemaakte fout is dat je je niet de tijd gunt voor een kritische terugblik. In feite moet je tijdens deze fase de drie voorafgaande fasen nog een keer doorlopen. Klopt er iets niet, ga dan na waarom het fout is en waar je precies de verkeerde weg bent ingeslagen, zodat je zo’n fout niet nog eens maakt. Vragen die je bij de controle kunt stellen zijn ‘Heb je het hele probleem opgelost?’ en ‘Kun je de uitkomst controleren?’. Denk hierbij aan een dimensiecheck, een vergelijking met schatting of een beschouwing van rand- of limietgevallen. Het kan nuttig zijn na te gaan of je het resultaat ook op een andere manier had kunnen verkrijgen. Soms ontdek je, wanneer je het resultaat bekijkt, dat je het probleem op een andere en misschien snellere manier had kunnen oplossen. Wijkt het resultaat nogal af van de schatting die je vooraf hebt gemaakt, ga dan na wat de oorzaak hiervan is. Wat heb je geleerd? Wanneer je het probleem correct hebt opgelost, vraag jezelf dan eens af welk soort probleem je hebt opgelost, welke oplossingsmethode je hebt toegepast en welke moeilijkheden je tijdens het oplossen bent tegengekomen. Een dergelijke nabeschouwing is nuttig, omdat het de kans verkleint dat je later bij soortgelijke problemen weer helemaal opnieuw moet beginnen (en misschien weer dezelfde fouten maakt).
40
Samenvatting Je oefenstof en je tentamens bestaan voor een groot deel uit vraagstukken. Het is daarom belangrijk dat je een werkwijze oefent, die de kans op een goede oplossing vergroot. Voor je begint met het werkelijke oplossen van een vraagstuk, zorg je dat je het probleem goed begrijpt. Daarna probeer je een plan te maken om het vraagstuk op te lossen. Het echte oplossen bestaat nu uit het uitvoeren van het plan. Als je een oplossing hebt verkregen, bestudeer je deze kritisch, zodat eventuele denk- en rekenfouten kunnen worden verbeterd. 1. Het begrijpen van het probleem (gegevens, randvoorwaarden, plaatje) 2. Het ontwerpen van een oplossingsplan (herkennen, opdelen, schatting) 3. Het uitvoeren van het oplossingsplan (controleer, inzien, bereken) 4. Het bestuderen van het resultaat (het juiste antwoord op de vraag)
11. College & Instructie volgen De hoeveelheid stof die je als eerstejaars te verwerken krijgt is zo groot dat je eerder te weinig tijd hebt dan te veel. Dit betekent dat je je tijd zo efficiënt mogelijk moet besteden. Dat is lastig en daarom gebeurt het regelmatig dat studenten achter raken en uiteindelijk in tijdnood komen doordat ze dingen dubbel doen of meerdere malen met hetzelfde bezig moeten zijn, omdat ze het telkens maar half doen.
11.1. College volgen College volgen betekent dat je niet kunt volstaan met er alleen maar te zijn en een beetje te luisteren. Integendeel: je zult intensief, actief moeten luisteren. Dat wil zeggen dat je moet proberen niet alleen mee te denken met de docent, maar, als het even kan, vooruit te lopen op zijn betoog en voor jezelf antwoord te krijgen op eventuele vragen.
Het verwerken van de studiestof doe je zowel door colleges te volgen als door het zelfstandig bestuderen van het dictaat of boek [22].
Vind je het moeilijk om jezelf te concentreren tijdens een college? Maak dan eens gebruik van de volgende tips.
Het zal vaak voorkomen dat er tijdens het college verduidelijkingen en/ of aanvullingen op het dictaat of boek gegeven worden die eventueel ook van belang zijn voor het tentamen. In dat geval is het college een belangrijke informatiebron en zeker de moeite waard om te volgen. Sommige colleges worden opgenomen als ‘videocolleges’. Deze colleges kun je via internet (nogmaals) bekijken.
o Maak bewust de keuze om een college actief te volgen. Als je de krant gaat lezen, kun je net zo goed thuis blijven. o Zorg dat je op tijd aanwezig bent, zodat je de inleiding niet mist. Anders is het vaak moeilijk de rode draad van het college op te pikken. o Ga vooraan in de ruimte zitten. Achterin is rumoerig en is het zicht soms minder. o Laat laptop, telefoon en andere afleiders thuis (of in ieder geval in je tas).
! College Tip 1 Soms geeft de docent bij de start van de collegecyclus een overzicht van de te behandelen stof per college. Vaak geeft hij aan het eind van elk college aan wat er in het volgende college behandeld gaat worden. Is dit niet het geval, vraag dit dan aan de docent.
41
11. College & Instructie volgen Efficiënt aantekeningen maken Het is belangrijk dat je je beperkt tot de hoofdzaken en het kort houdt. Je neemt dus niet automatisch alles over wat de docent op het bord schrijft. Zeker niet wanneer het letterlijk in het dictaat staat. 1. Maak je aantekeningen zo dat je je goed kunt voorbereiden op het tentamen. Het uitgangspunt zijn de tentameneisen, probeer deze aan het begin van een periode te achterhalen. Ga vervolgens na hoe de collegestof zich verhoudt tot het tentamen. Als je weet dat voorbeelden en illustraties die de docent geeft ook op het tentamen gevraagd kunnen worden, doe je er goed aan ze te noteren. Probeer oude tentamenopgaven te bemachtigen, maar controleer of ze nog representatief zijn. 2. Ga selectief te werk en schrijf alleen op wat nodig is (dat wat je moet weten voor het tentamen). Actief aantekeningen maken betekent: luisteren naar wat de docent zegt, nadenken over wat hij zegt, signaleren wat belangrijk, minder belangrijk en onbelangrijk is, hieruit selecteren wat het opschrijven waard is - dit laatste zo mogelijk in eigen bewoordingen -, ondertussen verder luisteren naar wat de docent zegt, nadenken over wat hij zegt, signaleren...enzovoort.
! College Tip 2 Soms zet de docent of professor de behandelde sheets op internet, deze kun je dan als ‘notes’ uitprinten. 3. Let daarbij op signaalwoorden als: ‘Concluderend..’, ‘Samenvattend..’, ‘Het belangrijkste is..’ en ‘Waar het eigenlijk om gaat..’. Andere signalen zijn opsommingen in de vorm van: ‘Eerste..’, ‘Tweede..’, ‘Derde..’ en tempowijziging of verandering van intonatie. 42
4. Als de docent geen enkele aanwijzing geeft over wat belangrijk is, vraag dan of hij dat tijdens het college wil aangeven. 5. Onderscheid de hoofdzaken duidelijk van de details, wanneer je deze laatste ook wilt of moet noteren. Doe dat visueel, bijvoorbeeld door voor details uitsluitend de rechterhelft van de pagina te gebruiken.
! College Tip 3 Vergelijk je aantekeningen met medestudenten, zo kun je onder andere vergelijken of de aantekeningen dezelfde hoofdlijnen hebben. 6. Houd voldoende ruimte over voor aanvullingen of correcties, die je eventueel later nog aanbrengt. En breng zelf structuur aan in je aantekeningen. Zo blijft het overzichtelijk. 7. Geef je eigen mening als zodanig een duidelijk opvallende plaats in je aantekeningen, zoals je dit ook voor de details gedaan hebt. Gebruik er bijvoorbeeld de linker (blanco) pagina voor. Houd je mening in ieder geval gescheiden van het betoog van de docent. 8. Vat zoveel mogelijk in eigen woorden samen wat de docent zegt. Oefen je erin om dat zo beknopt mogelijk te doen. Maak ook gebruik van afkortingen en symbolen, want dat spaart tijd, en oefen je erin om ze consequent te gebruiken.
! College Tip 4 Zorg dat je tijdens instructie je collegeaantekeningen bij de hand hebt, zodat je deze kunt gebruiken, aanvullen en/of corrigeren.
11. College & Instructie volgen 11.2. Instructie volgen Voor de meeste vakken die je in het eerste jaar volgt, zijn de instructies ingeroosterd. Deze zijn niet voor niets; de tentamens van die vakken bestaan voornamelijk uit opgaven. Tijdens de instructies krijg je de mogelijkheid om veel te oefenen met opgaven. Daarnaast is er gelegenheid vragen te stellen aan de instructeurs. Om de instructies optimaal te benutten is voorbereiding en verwerking achteraf van belang. Instructie volgen is meer dan alleen sommen overschrijven. Het vraagt om een eigen actieve bijdrage wil je er echt wat aan hebben. Er zijn verschillende instructievormen. Deze staan in het schema hieronder benoemd met de bijbehorende aspecten. Instructievorm
Hoe te volgen?
A. De instructeur geeft aan het begin opgaven op die Deze vorm vereist de meeste activiteit tijdens de instructie zelf. Als je naar deze instructie gaat, vervolgens door de studenten gemaakt worden. Je kunt tijdens probeer dan ook echt zelf de vraagstukken te maken voordat je de uitwerking krijgt. Eventuele de instructie vragen stellen en meestal worden de opgaven onduidelijkheden in die uitwerking kun je dan meteen oplossen. aan het eind besproken. Bij dit soort instructies denken studenten nog wel eens dat dit niet nuttig is. Dat is het inderdaad B. De instructeur benut de volledige instructietijd met het ook niet wanneer je de uitwerkingen klakkeloos overschrijft. Echter denk je met de docent mee voordoen van opgaven: hij/zij maakt de opgaven, jij schrijft ze en probeer je zijn uitleg te volgen dan heeft het wel degelijk zin. Bovendien heb je dan altijd over. een goede uitwerking op het moment dat je zelf de opgave gaat maken. Wanneer je thuis de opgaven gemaakt hebt en ze zijn goed gegaan, kun je besluiten naar de C. Zie B, met de aanvulling dat de instructeur van tevoren de instructie te gaan om je vragen te stellen. Misschien is het ook mogelijk om de docent even naar je uitwerkingen te laten kijken. Houd wel in de gaten dat je aanpak en notatie van de opgaven die hij/zij gaat uitwerken bekend maakt. uitwerkingen goed is. Vaak hebben docenten een standaardwijze van oplossen die ook op het tentamen van je verwacht wordt. Hierbij komt de aanpak vrijwel overeen met die van C. De student die de uitwerking op het bord D. De instructeur roept een student naar voren die de gevraagde schrijft, hoeft deze natuurlijk niet goed te hebben. Je kunt hier rekening mee houden bij het opgave moet uitwerken op het bord. eventueel verbeteren.
43
11. College & Instructie volgen Hieronder staat een schematische samenvatting dat je kan helpen om effectiever colleges en instructies te volgen.
College Stap 1: Oriëntatie Voor een college kun je je oriënteren op wat komen gaat door: 1. Te kijken wat er vorige keer op college behandeld is; 2. Te kijken waar aandacht aan besteed in het komende college; 3. Zelf de hoofdpunten van de nieuwe stof aan te geven; 4. De te behandelen stof globaal door te nemen en 5. Aan te geven wat je al weet van deze stof (voorkennis). Stap 2: College volgen Proberen zoveel mogelijk mee te denken met de docent. Al luisterende controleer je namelijk of: - het globale onderscheid dat je voor jezelf maakte tussen hoofd- en bijzaken klopt met het verhaal van de docent; - delen van de stof die je moeilijk leken duidelijker worden; - je antwoord krijgt op de vragen die de oriëntatie bij je opriep. Op zich werkt zo’n benadering al concentratie verhogend. Je kunt dat nog bevorderen door het luisteren te combineren met het maken van korte aantekeningen. Stap 3: Verwerken Na afloop van het college doe je er verstandig aan de behandelde stof zo snel mogelijk thuis te bestuderen. Het college zit dan nog vers in je geheugen, waardoor het bestuderen veel makkelijker gaat. Maak gebruik van je aantekeningen, maar verlies niet teveel tijd met het herschrijven ervan. Je maakt thuis opgaven en daarnaast vindt het verwerken van de collegestof bij de exacte en rekenvakken ook plaats tijdens instructie. 44
Instructie Stap 1: Voorbereiding Voor alle vormen van instructie geldt dat het verstandig is vooraf de stof door te nemen. Eventuele vragen kun je noteren. Niet dat je achteraf tegen jezelf moet zeggen: “Wat wilde ik ook al weer vragen?”.
Stap 2: Instructie Net als zoveel dingen in je studie heeft ook instructie volgen alleen zin als je het actief doet. Dit betekent in het algemeen dat je niet alleen alles overschrijft, maar ook meedenkt en de vragen stelt die in je opkomen of die je al verzameld hebt. Het is handig om vooraf te weten of er uitwerkingen van de behandelde opgaven beschikbaar zijn. Als je die namelijk hebt, kun je je concentreren op de essentie van het vraagstuk.
Stap 3: Verwerking achteraf Als je merkt dat je tijdens de instructie moeite hebt met bepaalde opgaven, is het essentieel deze opgaven vrij snel na de instructie nog eens door te werken. Als je dat niet doet, vergeet je de oplossingsmethode sneller dan je denkt. Het kost je voor het tentamen dan weer veel tijd om dit op te halen.
11. College & Instructie volgen 11.3. Practicum volgen In deze paragraaf worden de stappen beschreven die je kunt uitvoeren om zo efficiënt mogelijk een practicum te volgen. Voorbereiding 1. Zorg voor een labjournaal (en/of Excel bestand) om aantekeningen in te maken. Gebruik geen losse papieren, die raak je alleen maar kwijt. 2. Lees de beschrijving van de proef aandachtig door en schrijf eventuele problemen/onduidelijkheden op. 3. Ga na hoe ze aan formules komen en kijk of je de afleiding van de gegeven formules begrijpt. 4. Schrijf de belangrijke grootheden met hun bijbehorende eenheden op, die je voor de proef nodig hebt en zorg dat je deze tijdens de proef ook allemaal noteert. 5. Zoek van tevoren op of de stoffen waarmee je werkt gevaarlijk zijn en zo ja, kijk dan wat er moet gebeuren indien er iets fout gaat. Noteer deze gegevens duidelijk in je labjournaal. 6. Ga na of je de reactiemechanismes begrijpt en eventueel kunt benoemen. 7. Maak altijd aantekeningen bij de voorbespreking van de proef. Practicum 1. De practicumbegeleider en practicumassistent zijn er niet voor niets: vraag gerust als er iets niet duidelijk is of als je niet meer zeker weet hoe je een bepaald apparaat moet bedienen. 2. Houd je labjournaal netjes en duidelijk bij. Dit kun je bv. doen door rechts de metingen op te schrijven die je tijdens het practicum doet en links de gegevens op te schrijven die je opgezocht hebt.
3. Geef duidelijk de datum aan waarop je de proef gedaan hebt. Dit alles zorgt er voor dat, als je een verslag of een meetrapport moet maken, je alle gegevens hebt. Zo wordt het maken van het verslag een stuk gemakkelijker. Je houdt tenslotte een labjournaal voor jezelf bij, niet voor een docent! Verslagen en meetrapporten 1. Houd je zoveel mogelijk aan de indeling zoals die gegeven is in de handleiding en probeer je deze indeling eigen te maken. 2. Werk gestructureerd en zorg voor overzicht in je verslag (eventueel inhoudsopgave in je verslag). 3. Maak zo snel mogelijk nadat je een proef af hebt je meetrapport cq. verslag over deze proef. Je weet dan nog waar het over gaat en welke moeilijkheden je bent tegengekomen. Bovendien kom je dan niet in tijdnood: alle meetrapporten en verslagen moeten immers voor een bepaalde datum worden ingeleverd (meestal vlak voor de tentamens). Als je dit werk hebt laten liggen krijg je al gauw moeilijkheden met je tentamenvoorbereiding. Nabespreking verslagen en meetrapporten Maak nadat je het meetrapport of verslag hebt ingeleverd meteen een afspraak om dit na te bespreken. Maak aantekeningen van de fouten die je gemaakt hebt: je leert hier niet alleen van wat je fout hebt gedaan, maar ook begrijp je dan vaak pas waar de echte problemen zaten, waar je (bijvoorbeeld) niet aan gedacht hebt enz. Bovendien kun je naderhand nog eens terugzoeken hoe een proef ook al weer in elkaar zat.
45
12. Tentamens Om studiepunten te halen en uiteindelijk een diploma zul je behoorlijk wat tentamens moeten afleggen. Bij het afleggen van een tentamen kunnen zich een aantal problemen voordoen, waardoor je voor het tentamen geen voldoende resultaat behaalt. Veel voorkomende problemen zijn: je komt in tijdnood, je krijgt andere opgaven dan je verwacht had, het tentamen is moeilijker dan je dacht, je maakt veel slordigheidfouten, je loopt vast in de opgaven en komt er niet meer uit, de zenuwen gaan je parten spelen, enz. In sommige gevallen zal er sprake zijn van factoren, die je tentamenresultaat negatief beïnvloeden, die niet direct door jezelf beïnvloedbaar zijn (het tentamen is bovenmatig moeilijk; de studie is voor jou, gezien je studiecapaciteiten, te hoog gegrepen; je hebt veel last van tentamenvrees; e.d.). In een groot aantal gevallen echter zijn de genoemde problemen terug te voeren op de wijze waarop je je voorbereid hebt op het tentamen en je aanpak tijdens het tentamen [23].
12.1. Tijdens de collegeperiode De stof voor de diverse tentamens tijdens de collegeperiode al diepgaand bestuderen blijkt meestal een onmogelijke opgave. Beter is je tot doel te stellen de stof ‘bij te houden’. Onder ‘bijhouden’ verstaan we dan dat je tijdens de collegeperiode de gehele stof begripsmatig doorneemt. Het is dus niet nodig de stof meteen volledig te kennen, belangrijk is dat je overzicht over de stof krijgt en begrijpt waar het over gaat. Maak bovendien van alle opgaven die je maakt een zogenaamde foutenanalyse, dat wil zeggen dat je nagaat, als een opgave niet of verkeerd uitkomt, waar dat aan ligt: maak je slordigheidfouten, denkfouten, of beheers je de achterliggende theorie niet voldoende? Houd dit systematisch bij, zodat je na verloop van tijd kunt zien wat voor soort fouten je het meest maakt en in welke gedeelten van de stof. Nu kun je voor het tentamen doelgerichter studeren, doordat je weet wat je sterke en je zwakke punten zijn. Aan de zwakke punten kun je dan extra aandacht besteden.
“Met gepraat kun je geen rijst koken”
– Chinees spreekwoord –
46
12. Tentamens 12.2. De tentamenplanning Maak een aantal weken (3 à 4) voor de tentamens een globale tentamenplanning, zodat je niet op het allerlaatste moment ontdekt dat je te weinig tijd hebt om de stof voldoende voor de tentamens te bestuderen. In deze planning leg je vast hoeveel stof (aantal bladzijden, theorie, aantekeningen, aantal opgaven, oude tentamens) je per week (of dag) moet bestuderen en hoeveel tijd je daarmee kwijt denkt te zijn. Plan hierin bovendien tijd voor het herhalen van de stof en (eventueel) tijd voor het bespreken van problemen met medestudenten of een docent. Om een realistische tentamenplanning te kunnen maken moet je eerst een aantal dingen weten: - Welke stof moet je kennen voor de tentamens (dictaten, opgaven, e.d.)? - Hoeveel pagina’s, opgaven omvat deze stof? - Hoe worden de tentamens afgenomen en op welke wijze moet je de stof (dus) bestuderen (alleen de hoofdzaken of ook details, open of theorie e.d.)? - Ga na welke tentamens je in de komende tentamenperiode wilt doen en op welke dag deze afgenomen worden.
! Tentamen Tip 1 Ga voor jezelf na of het je beter ligt om van vak naar vak te werken of dat je liever de verschillende vakken afwisselt.
Maak een bewuste keuze wanneer je je inschrijft voor een tentamen. Je kiest er dus voor om dit tentamen succesvol af te ronden. Is dit realistisch? Schrijf je dan in! Is het niet realistisch dat je het tentamen zou gaan halen, schrijf je dan voor dit vak niet in en concentreer je op de vakken die je wel kunt halen!
Via de digitale leer- en werkomgeving van de TU/e, OASE, kun je veel informatie over de inhoud van een tentamen opzoeken. Stel jezelf dan de volgende vragen: 1. Hoeveel ken je al van de stof en hoe goed ken je dit? 2. Hoe snel werk je (hoeveel pagina’s theorie doe je (gemiddeld) per uur, en hoeveel opgaven)? Ga per vak na wat je nog moet doen om het vak op tentamenniveau te beheersen en schat hoeveel tijd je daarvoor nodig hebt. Denk hierbij aan: - nog te bestuderen nieuwe stof - oefenopgaven - tentamenopgaven. Kijk voor de periode tot en met de tentamens of je nog andere verplichtingen hebt die relatief veel tijd kosten. Hier moet je rekening mee houden tijdens het maken van de planning.
47
12. Tentamens Het is natuurlijk lastig om van de komende vier weken aan te geven wat je precies wanneer wilt doen. Daarom maak je eerst een globale tentamenplanning, zoals het voorbeeld hieronder.Verdeel de theorie en opgaven zoals je die geïnventariseerd hebt, per vak over de resterende weken. Vak
Week 6
Week 7
Week 8
Tentamen- Tentamenweek 1 week 2
Linaire instr. 1, 2 & instr. 4 & 5 instr. 6 & 7 proeftentamen algebra 3 herhalen herhalen herhalen tentamen maken Vervolgens kun je dit nog concreter maken door aan het eind de week een gedetailleerde planning voor de volgende week maken. Doe dit voor elke dag zo concreet mogelijk. Bijvoorbeeld: op maandag in week 6 herhaal ik de hoofdstukken 1 t/m 6 en maak ik het tentamen van november 2009. Hiervoor plan ik 4 uur voor het herhalen van de lesstof, 3 uur voor het maken van het tentamen en 1 uur voor het nakijken van het tentamen. Zorg voor voldoende ‘buffer’ tijd. Dit wil zeggen dan je een dag(deel) niets inplant, maar reserveert voor mogelijke uitloop. Als je goed op schema ligt, heb je tijdens zo’n buffer even studievrij. Loop je achter, dan gebruik je deze tijd om weer op schema te komen. Dit is een nuttig hulpmiddel stress door tijdgebrek te voorkomen.
!
Tentamen Tip 2 Probeer instructieopgaven die je nog niet zelf gemaakt hebt alsnog te maken.
48
12.2.1. Bijstellen van je tentamenplanning Natuurlijk komt je planning niet altijd uit want er zijn altijd factoren waarmee je geen rekening kunt houden zoals ziekte, onverwachte extra werkzaamheden, stof die moeilijker blijkt te zijn dan je verwacht had, etc. Door bij het maken van je planning al rekening te houden met vrije dagen (buffers) kom je niet meteen in de knoei met je tijd. Het kan soms ook zijn dat je kunt bijstellen omdat je tijd overhoudt. Dus het maken van een planning impliceert al dat je deze zal moeten bijstellen. Raak niet meteen in paniek.
Als je je hebt ingeschreven voor een tentamen, maar je gaat uiteindelijk niet, telt dit wel als een poging. Je mag voor ieder vak in principe drie keer tentamen doen. Mocht je het (om wat voor reden dan ook) niet halen moet je contact opnemen met de studieadviseur zodat diegene kan bepalen welke morgelijkheden er nog voor je zijn.
12. Tentamens Hoe stel je bij? Zolang er nog tijd overblijft om te studeren, bijvoorbeeld in de weekenden die je tot dan toe had vrijgehouden, is bijstellen geen groot probleem. Moeilijker wordt het als de extra tijd er niet meer is. Je komt dan voor een aantal keuzes te staan. Je moet bepalen wat het zwaarste weegt en dat moet je prioriteit geven. De lagere prioriteiten krijgen minder aandacht of vallen af. Kun je bijvoorbeeld een maand zonder je wekelijkse sportavond? Kun je je sociale contacten gedurende korte tijd beperken? Ook kun je je nog afvragen of je alle tentamenstof even intensief moet bestuderen. Misschien lenen sommige hoofdstukken zich er wel voor om globaal door te nemen; je zult zo de details zeker niet beheersen, maar je kunt op die manier wel achter de hoofdlijnen komen. Dit is in ieder geval beter dan de helft van de stof intensief te bestuderen en aan de andere helft helemaal geen aandacht besteden. Verder is het soms verstandig om de theorie te laten rusten en je te concentreren op het opgaven maken. Zo kom je vanzelf uit bij de hiaten in de theorie en op dat moment kun je dan besluiten dat gedeelte alsnog te bestuderen. Denk er trouwens aan dat je van een foutieve planning veel kunt leren.
!
Tentamen Tip 3 Het heeft geen zin om na eenmaal fout te plannen te concluderen dat plannen zinloos is.
12.3. Tentamengericht studeren Om tentamengericht te kunnen studeren is het van belang dat je te weten komt wat belangrijke gedeelten zijn uit de te bestuderen stof. (Probeer niet alle stof even intensief te bestuderen en alles tot op de bodem te begrijpen, dit is niet alleen onnodig, maar bovendien onmogelijk). Ga na waar de vragen van het tentamen aan worden ontleend (b.v. syllabus, boek, practicum, college e.d.) en wat voor soort vragen je kunt verwachten. Zoals al eerder gezegd is het noodzakelijk dat je informatie verzamelt over het soort tentamen dat je kunt verwachten, voordat je de stof gaat bestuderen. Je bent immers het gehele kwartiel tentamengericht bezig. Tracht bovendien na te gaan welke docent de vragen voor het tentamen opstelt. Als je van die docent een college of practicum krijgt, dan geeft hij meestal wel aan welke punten en welke benadering hij belangrijk vindt. Overleg ook van tijd tot tijd en lang genoeg van te voren met medestudenten over mogelijke benaderingen. Als je er toch niet achter kunt komen wat er precies voor een tentamen bestudeerd moet worden, of welke gedeelten uit de stof de belangrijkste zijn, is overleg met de docent soms aan te raden. Bereid je goed voor op een dergelijk overleg, zodat het voor jezelf ook echt nuttig is. Stel zo specifiek mogelijke vragen, noteer ze eventueel van te voren. Een docent heeft over het algemeen niet het geduld om met een student die met de vage vraag komt; ‘wat moet ik voor het tentamen doen’, precies na te gaan welke informatie hem ontbreekt.
49
12. Tentamens
!
Tentamen Tip 4 Een planning is niet statisch, maar dynamisch. Je zult dus regelmatig moeten bijstellen. Reserveer ook hiervoor tijd in je agenda! 12.4. Het ‘proeftentamen’ Om een tentamen met goed gevolg af te leggen moet je niet alleen de stof goed beheersen, maar ook in staat zijn dat te tonen onder omstandigheden die afwijken van hetgeen je gewend bent. Om te beginnen bestaan tentamens, in ieder geval voor een deel, uit vragen van een zwaarder kaliber dan hetgeen je op de instructies kreeg voorgeschoteld. Ze staan qua onderwerp ook niet altijd in dezelfde volgorde als het boek of dictaat dat je hebt bestudeerd. Verder zal je de vragen moeten beantwoorden/oplossen met weinig of geen hulpmiddelen en binnen een beperkte tijd. Tenslotte moet je het tijdens het tentamen vaak stellen zonder de directe zekerheid dat hetgeen je doet in werkelijkheid ook goed is. Al deze omstandigheden kunnen je prestaties nadelig beïnvloeden wanneer je daar tijdens de voorbereiding geen rekening mee hebt gehouden. Het maken van een proeftentamen betekent dat: - je bewust oefent in het oplossen van vraagstukken van het soort en kaliber dat je op het tentamen mag verwachten. - je oefent in het oplossen van dergelijke vraagstukken zonder gebruik te maken van het dictaat of een medestudent wanneer je er niet direct uitkomt.
50
- je oefent in het oplossen van dergelijke vraagstukken binnen de tijd die je er op het tentamen maximaal voor hebt. - je tijdens die voorbereiding zo nauwkeurig mogelijk probeert te werken en extra aandacht besteedt aan fouten waarvan je in het afgelopen kwartiel hebt gemerkt dat je ze nogal eens maakt (foutenanalyse). Hiervoor kan het erg nuttig zijn de tentamensituatie een of meerdere keren te simuleren. Dit betekent dat je een oud tentamen gaat maken onder omstandigheden die zoveel mogelijk lijken op een echte tentamensituatie (niveau van de opgaven en tijd). Je kan er op die manier een beter beeld van krijgen hoe je onder dergelijke omstandigheden presteert en in welke opzichten je jezelf nog zou moeten oefenen. Voor een mondeling tentamen kun je een medestudent inschakelen om je hiermee je helpen. Zo kun je oefenen in het mondeling formuleren van antwoorden. Bij sommige vakken wordt de mogelijkheid geboden om een proeftentamen te doen. Maak hier in ieder geval gebruik van. Het tentamen nabootsen is tevens een goed middel om tentamenvrees tegen te gaan. Deze berust immers vaak op het feit dat je onzeker bent over je eigen kennis of over je eigen mogelijkheid deze kennis te formuleren of toe te passen.
! Tentamen Tip 5 Het is nuttig om één- of tweemaal een ‘oud’ tentamen volledig te maken in de daarvoor gestelde tijd zonder dictaten of aantekeningen erbij te halen. Dit geeft een goede indicatie in hoeverre je de stof beheerst.
12. Tentamens
! Tentamen Tip 6 Begin tijdig met het maken van oude tentamens. Je krijgt dan snel zicht in hoe je de stof daadwerkelijk kunt reproduceren en krijg je vaardigheid in het maken van tentamens. 12.5. Het tentamen maken In laatste periode voor het tentamen is het belangrijk om: - op de hoogte te zijn van enkele praktische punten; - een overzicht van de stof te hebben; - in goede conditie te zijn. Enkele praktische punten betreffende het maken van een tentamen, zijn: 1. Weet van tevoren wanneer (datum) en waar (gebouw, zaal) het tentamen is; hoe laat het begint en hoe lang het duurt. 2. Kom goed op tijd zodat je rustig aan je tentamen kan beginnen. 3. Neem een goed lopend horloge mee, zodat je de tijd in de gaten kunt houden en optimaal kunt gebruiken. 4. Weet wat je moet (mag) meenemen naar het tentamen, zoals bijvoorbeeld schrijfgerei (reserve ballpoint), geodriehoek, (opgeladen) rekenmachine, boeken, tabellen, collegekaart, laptop, enz.. Leg deze spullen de avond voor het tentamen alvast klaar, opdat je niet in de haast vlak voor het tentamen iets vergeet. 5. Let op dat grafische rekenmachines niet altijd zijn toegestaan.
Een goed overzicht van de stof is natuurlijk allereerst mogelijk door een tijdige, gespreide en grondige bestudering van de stof. Maak het jezelf niet onnodig moeilijk door: - op het laatste moment een geheel nieuw onderdeel te bestuderen; - de laatste nacht door te studeren of - vlak voor het tentamen mogelijke vragen met medestudenten uit te wisselen. Hiervan word je namelijk alleen maar onrustig. Om op het tentamen in goede conditie te zijn is het nodig dat je levensritme (slapen, eten, studeren, ontspanning) de laatste week voor het tentamen niet te veel verstoord is. o Zorg voor een goede balans tussen INspanning en ONTspanning. o Voldoende slaap maakt het je mogelijk de rest van de tijd intensiever en actiever te studeren. o Neem de tijd om gezond te eten. o Vermijd overdadig koffie en alcoholgebruik. Ook te veel roken kan dufheid veroorzaken. o Zorg voor voldoende beweging/sport. o Zorg minimaal een uur voordat je wilt gaan slapen voor ontspanning. Zo komen je hersenen weer tot rust en heb je een betere nachtrust!
! Tentamen Tip 7 Vergeet je niet uiterlijk een week voor het begin van de tentamenperiode aan te melden voor je tentamens!
51
12. Tentamens 12.2.2 Schriftelijk tentamen 1. Oriëntatie Begin vooral niet direct aan het beantwoorden van de eerste vraag, zodra het tentamen is uitgedeeld. Neem de tijd om je eens rustig te oriënteren. Lees de aanwijzingen goed door, ga na hoeveel vragen er zijn, van welk niveau en van welke vorm, over welke onderwerpen ze gaan en wat de puntenwaardering is per vraag. 2. Het maken van een plan voor het beantwoorden Bepaal hoeveel tijd je ongeveer aan elke vraag denkt te gaan besteden en in welke volgorde je ze wilt gaan beantwoorden. Het is aan te raden om met de gemakkelijkste vraag te beginnen. Dit kan het zelfvertrouwen verhogen en je spanning doen verminderen. 3. Het beantwoorden van de vragen 1. Lees de vraag goed door. Let goed op de aanwijzingen die er bij iedere vraag gegeven worden: opsommen is iets anders dan bespreken, definiëren reikt verder dan beschrijven. Geef je rekenschap van wat er precies wordt bedoeld als er staat dat je moet: vergelijken, definiëren, beschrijven, bespreken, opsommen, kritisch beoordelen, verklaren, bewijzen, etc.. 2. Ga systematisch te werk. Maak bij uitgebreide vragen of opgaven eerst een structuurschema van de oplossing (het antwoord) op klad en schrijf het daarna uit. Zie ook Hoofdstuk 10 van dit dictaat. 3. Werk efficiënt: geef alleen antwoord op hetgeen je wordt gevraagd. 4. Formuleer je antwoorden helder, duidelijk en overzichtelijk. Sla daarbij geen (belangrijke) stappen over.
52
5. Schrijf duidelijk en leesbaar (de docent moet het kunnen lezen) maar schrijf ook niet extra mooi of netjes (dat beïnvloedt je cijfer (hopelijk) niet en het kost je veel tijd). 6. Verdeel je aandacht evenwichtig over de verschillende vragen. Houd je zoveel mogelijk aan het door jou opgestelde plan voor de beantwoording van de vragen en blijf niet te lang stilstaan bij de vragen waar je niet uitkomt. Ga door met de vragen die je makkelijker kunt oplossen! 7. Als je iets overslaat, geef dit dan duidelijk op je opgavenvel aan. Als je klaar bent voor het tijd is, lees dan alles nog eens rustig over. Het is geen verdienste om vroegtijdig weg te gaan. 4. Het herlezen en controleren van de antwoorden - Heb je alle vragen (onderdelen) beantwoord? - Heb je bij iedere opdracht gedaan wat er gevraagd werd? - Ben je bepaalde punten vergeten? - Heb je geen reken- of slordigheidsfouten gemaakt? Let ook op symbolen en eenheden, doe een dimensiecheck. - Heb je de vragen goed geïnterpreteerd? - Zijn de vragen genummerd? - Staat je naam op ieder papier?
12. Tentamens 12.2.3 Multiple choice tentamen 1. Het opstellen van een tentamenstrategie Evenals bij een tentamen met open vragen moet je je ook in dit geval eerst oriënteren en daarna een strategie bepalen. Daarbij is het erg belangrijk de aanwijzingen betreffende de puntenwaardering goed door te lezen: - Worden er punten afgetrokken voor foutieve antwoorden, raad dan alleen met de grootste voorzichtigheid, laat het eventueel zelfs achterwege. Worden er geen punten voor foutieve antwoorden afgetrokken, kies dan altijd, ook wanneer je het helemaal niet weet, een alternatief. - Wordt er een zekerheidsaanduiding verwacht, let dan op hoeveel punten een juist en een foutief zekerheidsscore-gebruik scheelt. Voor ieder individu en bij iedere moeilijkheidsgraad van de vragen is het optimale aantal zekerheidsaanduidingen anders. Het hangt vooral af van de mate waarin je geneigd bent de eigen kennis te overschatten of te onderschatten, als je het juiste aantal zult neerzetten.
2. Het beantwoorden van de vragen 1. Begin met vraag één en werk het tentamen in de aangegeven volgorde af. Sta echter niet te lang stil bij vragen waarvan je het antwoord niet direct weet. Sla deze voorlopig over, zet een streepje in de kantlijn en bekijk die later nog eens. 2. Lees de vragen heel grondig. Let op doorslaggevende woorden, zoals ‘niet’, ‘opdat’, ‘omdat’, enz. Denk goed na bij negatief geformuleerde vragen en let op dubbele ontkenningen. 3. Kies geen antwoord voordat je alle mogelijkheden hebt gelezen. 4. Nadat je alle vragen hebt doorgewerkt, begin je aan de vragen die je in eerste instantie hebt overgeslagen. Streep bij deze vragen de minst waarschijnlijke opties weg. Weet je het goede antwoord nog niet, dan kun je tussen de overgebleven alternatieven gokken. Gok echter niet als dat nadelig kan zijn vanwege de gebruikte cijferberekeningsmethode (bijv. bij puntenaftrek voor foutieve antwoorden).
- Meestal krijg je op multiple choice tentamens voor elke goed antwoord evenveel punten. Je doet er dan ook verstandig aan te beginnen met de ‘makkelijke’ vragen in plaats van je meteen vast te bijten in de ‘moeilijke’ vragen.
53
12. Tentamens 3. Het herlezen en controleren van de antwoorden Ook hier geldt grotendeels hetzelfde als voor tentamens met open vragen. Vooral bij multiple choice tentamens is het belangrijk: - dat je niet te snel ‘verbeteringen’ aanbrengt. Doe dat alleen wanneer je absoluut zeker weet dat het gekozen alternatief fout is. Vaak is het eerst gekozen antwoord het beste. - dat je, indien je vermoedt dat de antwoorden machinaal verwerkt zullen worden, controleert of je de aanwijzingen (zoals: aanstrepen, hokje zwart maken) goed hebt opgevolgd. De computer houdt immers geen rekening met je goede bedoelingen. - dat je, indien er gewerkt wordt met een los antwoordformulier, nagaat of je het juiste antwoord bij de juiste vraag hebt gezet.
12.2.4 Open boek tentamen Bij sommige vakken mag je het boek of dictaat gebruiken bij het beantwoorden van de tentamenvragen. Het ‘open boek tentamen’ is een veel gebruikte manier om je kennis te toetsen. De volgende tips kunnen handig zijn: - Denk niet te licht over het‘open boek tentamen’. Het is verstandig om het boek van tevoren goed te bestuderen. Je hebt namelijk geen tijd om tijdens je tentamen nog te gaan zoeken waar in je boek ook alweer informatie stond waarmee je de tentamenvraag misschien kan beantwoorden. Dit werkt ook stressverhogend. - In tegenstelling tot schriftelijke tentamens waar je het boek of dictaat niet bij mag gebruiken, worden bij ‘open boek tentamens’ meestal geen reproducerende vragen gesteld. Het gaat hierbij vaak om vragen waarbij je verbanden moet leggen of toepassingen moet bedenken. Dit kun je niet uit het boek halen! Maak oude tentamens om te weten hoe de vraagstelling kan zijn! - Na het bestuderen van het boek of dictaat kan het handig zijn om een eigen inhoudsopgave te maken of korte samenvattingen van elk hoofdstuk (in schema). Je kunt zo een toegankelijk zoeksysteem voor jezelf ontwerpen, zodat je zo weinig mogelijk tijd kwijt bent met het zoeken naar informatie.
54
12. Tentamens 12.2.5 Mondeling tentamen Sommige vakken worden afgerond met een mondeling tentamen. De volgende tips kunnen handig zijn: - Beschouw de examinator niet als een vijand; door dit wel te doen zul je onbewust aan angst ten prooi vallen. De meeste examinatoren zijn er niet op uit om mensen te laten zakken, zij willen voornamelijk nagaan hoeveel je weet, en sommigen hebben er zelfs plezier in er nog zoveel mogelijk uit te trekken. - Als je een vraag die de examinator stelt niet begrijpt, probeer dan niet in het wilde weg te antwoorden, maar vraag eerst om uitleg. - Voel je niet verplicht om direct een antwoord te geven. Net als bij een schriftelijk tentamen mag je best even nadenken over je antwoord. Hierdoor geef je waarschijnlijk rustiger, en vaak zelfs beter, antwoord op de vraag.
12.3 Na het tentamen Een belangrijke en uitstekende manier om er achter te komen hoe je tentamens moet doen en waarom je voor een bepaald tentamen gezakt bent, is het analyseren van een tentamen. Maak daarbij altijd gebruik van de mogelijkheid, die de docent je biedt, om je tentamen in te zien en te bespreken. Blijkt je tentamencijfer sterk af te wijken van wat je gedacht had, probeer er dan achter te komen waar dat aan ligt. Bekijk wat voor fouten je hebt gemaakt (slordigheidsfouten, denkfouten, beheerste je de stof niet voldoende) en in welk gedeelte van het tentamen of bij welk onderwerp je de meeste fouten hebt gemaakt. Probeer vooral na te gaan hoe het kwam dat je die fouten hebt gemaakt zodat je bij het volgende tentamen dezelfde fouten zoveel mogelijk kunt voorkomen.
- Het is een goede tactiek om onderwerpen, waarover je het een en ander weet, zo lang mogelijk aan bod te laten blijven. Op deze manier blijven je zwakke punten immers zo lang mogelijk buiten schot. Wanneer je van een onderwerp niets afweet, geef dat dan meteen maar toe, en verlies zo weinig mogelijk tijd met een demonstratie van onwetendheid. - Ook is het wel eens mogelijk om de examinator van een onderwerp, dat je niet helemaal ligt of waar je niet zeker over bent, op een ander onderwerp te doen overstappen. Dit kun je bijvoorbeeld doen door te vertellen dat een bepaald onderwerp je erg boeide.
55
12. Tentamens 12.4 Samenvatting A. Voorbereiding in de collegeperiode en de laatste weken Tijdens de collegeweek: - Begripsmatig doornemen van de stof, hoofd- en bijzaken onderscheiden, overzicht over de stof verkrijgen - Foutenanalyse De tentamenplanning: - Welke stof (dictaten, e.d.) - Hoeveel (pagina’s, opgaven) - Moeilijkheidsgraad - Tentamenvorm - Benodigde tijd voor de bestudering Tentamengericht studeren: - Bestudeer de stof in termen van de vraagstelling (type, niveau) die op het tentamen verwacht kan worden. Het proeftentamen: - Nabootsen van het tentamen qua niveau en tijd. Zorg voor een goede afwisseling tussen studeren, slapen en ontspanning!
56
B. De allerlaatste periode voor het tentamen Praktische punten - Waar, wanneer en hoe laat begint het en hoe lang duurt het? - Kom op tijd, zodat je een goede plek kunt uitkiezen. - Wat moet/mag je meenemen? Een goed overzicht van de stof - Werk niet de laatste nacht door. - Wissel geen vragen meer uit met medestudenten Zorg voor een goede conditie - Voldoende slaap en ontspanning. - Eet gezond en regelmatig. C. Tijdens het tentamen Soorten tentamens: - Schriftelijk - Mondeling - Open vragen - Multiple choice vragen - Open boek Tentamenstrategie 1. Overlezen (orientatie): - hoeveel vragen; - wat voor soort; - moeilijkheid; - puntenwaardering.
12. Tentamens 2.
3.
4.
Plan voor de beantwoording van de vragen: - volgorde; - tijdsindeling. Beantwoording van de vragen: - Lees de vraag goed door. - Ga systematisch te werk. - Werk efficiënt, geef alleen antwoord op wat gevraagd wordt. - Formuleer antwoorden duidelijk en overzichtelijk. - Schrijf leesbaar. - Verdeel je aandacht evenwichtig over de vragen. Herlezen en controle: - Verander pas als je weet waarom het eerdere antwoord fout is!
13. Tot slot
Hopelijk heb je na het lezen van dit dictaat meer inzicht gekregen in de mogelijkheden die er zijn om zo efficiënt mogelijk te leren. Zoals eerder gezegd, bepaal jij zelf wat voor jou werkt (of niet). Heb je verder nog vragen of opmerkingen, of zou je nog met iemand willen praten over jouw studieaanpak? Neem dan gerust contact op met het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU,
[email protected]). Veel plezier met studeren!
D. Na het tentamen Maak een foutenanalyse en neem het tentamen met de docent door.
57
Literatuulijst
[1] Ebbinghaus, H. (1885). Über das Gedachtnis. Untersuchungen zur experimentellen Psychologie. Leipzig: Duncker & Humblot. The English edition is Ebbinghaus, H. (1913). Memory. A Contribution to Experimental Psychology. New York: Teachers College, Columbia University (Reprinted Bristol: Thoemmes Press, 1999). [2] Kolb, A.Y. & Kolb D.A. (2005). Learning styles and learning spaces: Enhancing experiental learning in higher education. Academy of Management, Learning & Education, 4 (2). [3] Kolb, D.A. (1976). Management and the learning process. California Management Review, 18 (3). [4] O’Neill, J. (2000). SMART Goals, SMART Schools. Educational Leadership, 57 (5). [5] Locke, E. A. & Latham, G. P. (1990). A theory of goal setting and task performance. Upper Saddle River, NJ: Prentice Hall. [6] Mohr-Elshout, M. & Van Daalen-Kapteijns, M.M. (1986). Tactisch Studeren. Coutinho. [7] Ten Have, W. & Stevens, F. (2003). Key Management Models: The management tools and practices that will improve your business. Upper Saddle River, NJ: Pearson Education. [8] Rettig, H. (2013) If You Have a Tendency to Over-give. Retrieved May 23, 2013 from http://www.hillaryrettig.com/what-to-do-if/what-to-do-ifyou-have-a-tendency-to-overgive/ [9] Ferris, T. (2007). The 4-Hour Workweek. New York: Crown Publishing Group. [10] Lucchetti, S. (2010). The Principle of Relevance. Hong Kong: RT Publishing. [11] Csikszentmihalyi, M. (2007). De weg naar Flow. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
58
[12] Laufer, M. (2008). Concentratie; Een praktische weg naar evenwicht, effectiviteit en zelfsturing. Zeist: Uitgeverij Christofoor. [13] Franzen, G. (2008). Motivatie: denken over drijfveren sinds Darwin. Amsterdam: Uitgeverij Boom. [14] Dankers-van der Spek, M. (2007). Studieloopbaan ontwikkeling – Stagebekwaam. Amsterdam: Pearson Education Benelux. [15] Stipek, D. (1988). Motivation to learn: From theory to practice. Upper Saddle River, NJ: Prentice Hall. [16] Lens, W. & Depreeuw, E. (1998). Studiemotivatie en faalangst nader bekeken. Leuven: Universitaire Pers Leuven. [17] Mirande, M. (1981). Studeren door schematiseren. Houten: Het Spectrum. [18] Hout-Wolters, B., Jongepier, P. & Pilot, A. (1985). Studiemethoden. Houten: Het Spectrum. [19] Van den Brandhof, J.W. (2007). Gebruik je Hersens. Maastricht: BrainWare. [20] Farrand, P., Hussain, F. & Hennessy, E. (2002). Med. Educ. 36 (5): 42631. [21] Buzan, T. (2007). Mindmappen: voor een beter geheugen en creatiever denken. Upper Saddle River, NJ: Prentice Hall. [22] Van Parreren, C.F., Peeck, J. & Velema, E. (1978). Effectief studeren. Houten: Het Spectrum. [23] McMillan, K. & Weyers, J. (2007). How to succeed in exams & assessments. Upper Saddle River, NJ: Prentice Hall.